Cover
Mulai sekarang gratis Les 6B
Summary
# Inleiding tot financiële analyse van een onderneming
Financiële analyse van een onderneming is het proces waarbij gegevens worden verzameld en geëvalueerd om de financiële toestand van een bedrijf te beoordelen en advies te verstrekken ter ondersteuning van beslissingen [2](#page=2).
### 1.1 Het doel en de gegevens voor financiële analyse
Het primaire doel van financiële analyse is om inzicht te verkrijgen in de financiële toestand van een onderneming, teneinde een oordeel te vormen en advies te kunnen geven. Deze analyse wordt ondersteund door specifieke gegevens die van cruciaal belang zijn voor het beoordelingsproces [2](#page=2).
#### 1.1.1 Benodigde gegevens
De benodigde gegevens voor financiële analyse zijn voornamelijk afkomstig uit de volgende documenten:
* Jaarrekening [2](#page=2).
* Jaarverslag [2](#page=2).
* Controleverslag [2](#page=2).
Deze documenten bieden de informatie die noodzakelijk is om de financiële situatie van de onderneming te kunnen evalueren [2](#page=2).
#### 1.1.2 Informatie die de analyse ondersteunt
De informatie die uit de bovengenoemde documenten wordt verkregen, dient ter ondersteuning van beslissingen. Het stelt analisten in staat om de financiële gezondheid van de onderneming te doorgronden [2](#page=2).
### 1.2 Stappen in het financiële analyseproces
Het proces van financiële analyse omvat een gestructureerde reeks stappen, beginnend met de verzameling van de ruwe data en eindigend met een onderbouwd oordeel en advies [2](#page=2).
#### 1.2.1 De zes stappen van de analyse
Het analyseproces kan worden onderverdeeld in de volgende zes stappen:
1. **Analyse van de jaarrekening, het jaarverslag en het controleverslag** [2](#page=2).
2. **Herwerking van de balans en winst- en verliesrekening, of herziene analyse en vergelijkende analyse** [2](#page=2).
3. **Kasstromenanalyse** [2](#page=2).
4. **Ratioanalyse**, inclusief de analyse van toegevoegde waarde, rendabiliteit, solvabiliteit en liquiditeit [2](#page=2).
5. **Modellen voor succes en falen** [2](#page=2).
6. **Conclusie**: Vorming van een oordeel en advies [2](#page=2).
> **Tip:** Begrijp de rol van elk van deze stappen in het bredere analytische kader. Elke stap bouwt voort op de vorige om een steeds completer beeld te vormen [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Een bedrijf met gezonde winstmarges (rendabiliteit) kan nog steeds liquiditeitsproblemen ondervinden als de debiteuren niet tijdig betalen. De ratioanalyse helpt dergelijke discrepanties te identificeren [2](#page=2).
---
# Interpretatie van financiële gegevens en sectorale groeperingen
Dit deel behandelt de interpretatie van financiële gegevens door middel van verschillende vergelijkingsmethoden en legt uit hoe sectorale groeperingen, gebaseerd op NACE-BEL-codes, worden toegepast.
### 2.1 Methodes voor financiële interpretatie
#### 2.1.1 Goed/slecht classificatie
De classificatie van financiële prestaties kan als "goed" of "slecht" worden beschouwd, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen maximaal/minimaal en optimaal [3](#page=3).
#### 2.1.2 Absolute maatstaven
Absolute financiële maatstaven zijn over het algemeen niet te rechtvaardigen, aangezien ze vaak geen theoretische basis hebben en er geen empirisch bewijs is om ze te ondersteunen [3](#page=3).
#### 2.1.3 Vergelijking in de tijd
Vergelijking van financiële gegevens over tijd is een descriptieve methode die helpt bij het identificeren van systematische patronen en het maken van voorspellingen [3](#page=3).
#### 2.1.4 Vergelijking tussen vennootschappen
Financiële gegevens kunnen ook worden vergeleken tussen verschillende vennootschappen, waarbij rekening wordt gehouden met factoren zoals sector, grootte en regio. De Balanscentrale van de Nationale Bank van België (NBB) biedt online statistieken uit jaarrekeningen, toegankelijk via NBB.Stat [3](#page=3).
### 2.2 Statistische populatie voor financiële analyse
De statistische populatie voor financiële analyse omvat jaarrekeningen die opgesteld en neergelegd zijn volgens het volledige of verkorte model. Uitgesloten van deze populatie zijn de jaarrekeningen van vennootschappen [4](#page=4):
* uit de financiële sector of onderworpen aan specifieke bepalingen vanwege de aard van hun activiteiten [4](#page=4).
* met een maatschappelijke zetel in België maar met een activiteit die voornamelijk in het buitenland plaatsvindt [4](#page=4).
* die in vereffening zijn [4](#page=4).
Jaarrekeningen van buitenlandse vennootschappen met activiteiten in België die vrijwillig volgens een standaardmodel worden neergelegd, maken wel deel uit van de populatie [4](#page=4).
### 2.3 Sectorale groeperingen
#### 2.3.1 NACE-BEL-codes
Elke vennootschap wordt geïdentificeerd door een NACE-BEL-code met 5 cijfers. Deze codes structureren de economische activiteiten op verschillende niveaus [5](#page=5):
* **Secties:** Aangeduid met letters, bijvoorbeeld C voor Industrie [5](#page=5).
* **Afdelingen:** Gedefinieerd door 2 cijfers, bijvoorbeeld 10 voor de vervaardiging van voedingsmiddelen [5](#page=5).
* **Groepen:** Gedefinieerd door 3 cijfers, bijvoorbeeld 10.8 voor de vervaardiging van andere voedingsmiddelen [5](#page=5).
* **Klassen:** Gedefinieerd door 4 cijfers, bijvoorbeeld 10.83 voor de verwerking van thee en koffie [5](#page=5).
* **Subklassen:** Gedefinieerd door 5 cijfers, bijvoorbeeld 10.830 voor de verwerking van thee en koffie [5](#page=5).
Een online bron voor het terugvinden van deze codes is https://trendstop.knack.be/ [5](#page=5).
#### 2.3.2 Groeperingen voor statistieken
Voor statistische doeleinden worden sectorale groeperingen gehanteerd, onderverdeeld in hoofdgroeperingen (PU) en detailgroeperingen (DE). Er bestaat een verklarende nota die de relatie tussen de NACE-BEL-code en deze sectorale groeperingen uitlegt, beschikbaar op www.nbb.be [6](#page=6).
> **Voorbeeld:** Voor Koffie Rombouts NV (NACE-BEL-code 10.830) kunnen de volgende groeperingen relevant zijn:
> * PU 270: Vervaardiging van voedings- en genotsmiddelen (met uitzondering van zetmeel en voeders voor dieren) [6](#page=6).
> * PU 2850: Andere verwerkende industrieën [6](#page=6).
> * DE15: Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken [6](#page=6).
### 2.4 Gepubliceerde statistieken
#### 2.4.1 Globalisaties en ratio's
De gepubliceerde statistieken betreffen globalisaties van rubrieken, wat niet gelijkstaat aan geconsolideerde rekeningen. Daarnaast worden financiële ratio's van vennootschappen gepubliceerd [7](#page=7).
> **Tip:** De ratio's worden gepresenteerd voor het volledig model, het verkort model en het micromodel, alsook voor alle modellen samen [7](#page=7).
#### 2.4.2 Spreiding in kwartielen
Voor 21 financiële ratio's is de spreiding in kwartielen beschikbaar. Het handboek vermeldt 19 van deze ratio's (6 rentabiliteitsratio's, 6 liquiditeitsratio's en 1 solvabiliteitsratio), hoewel de benamingen kunnen afwijken [7](#page=7).
Tabel 9.1 in het handboek geeft een overzicht van de financiële ratio's die gepubliceerd worden door de Balanscentrale van de Nationale Bank van België [8](#page=8).
---
# Analyse van de toegevoegde waarde en rendabiliteit
Dit onderwerp duikt in de analyse van de financiële prestaties van een onderneming door te kijken naar de toegevoegde waarde, de rendabiliteit van verkopen en de rendabiliteit van activa, met behulp van diverse financiële ratio's en vergelijkingen met sectornormen [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13).
### 3.1 Analyse van de toegevoegde waarde
De analyse van de toegevoegde waarde richt zich op hoe de onderneming waarde creëert en hoe deze waarde verdeeld wordt over verschillende stakeholders. Belangrijke indicatoren hierbij zijn de aandelen van verschillende kostenposten en inkomsten in de totale toegevoegde waarde (TW) [10](#page=10).
#### 3.1.1 Verdeling van de toegevoegde waarde
De verdeling van de toegevoegde waarde wordt geanalyseerd aan de hand van diverse percentages ten opzichte van de TW [10](#page=10).
* **Aandeel van het personeel in de TW:** Dit meet welk deel van de gecreëerde waarde aan de werknemers toekomt in de vorm van lonen en salarissen. In 20X3 bedroeg dit 48.1%, een daling ten opzichte van 64.0% in 20X2 en 55.2% in 20X1. De sectorkwartielen voor 20X3 geven aan dat de onderneming met 44.9% (Q1) relatief gunstig scoort in vergelijking met de hogere kwartielen van 61.9% (Q2) en 76.4% (Q3) [10](#page=10).
* **Aandeel van de recurrente niet-kaskosten van bedrijfsaard excl. voorzieningen voor pensioenen en subsidies in de TW:** Deze ratio toont het aandeel van operationele kosten die geen directe kasuitgave zijn (zoals afschrijvingen) in de TW. Dit aandeel was 19.1% in 20X3, significant lager dan 34.1% in 20X2, maar hoger dan 27.5% in 20X1. In de sector lag dit aandeel tussen 10.0% (Q1) en 23.7% (Q3) [10](#page=10).
* **Aandeel van de FKVV excl. subsidies in de TW:** Dit vertegenwoordigt het aandeel van financiële kosten, exclusief subsidies, in de TW. Het fluctueerde van 7.9% in 20X1 naar 13.7% in 20X2 en 12.7% in 20X3. De sectorcijfers (Q1: 0.6%, Q2: 2.2%, Q3: 5.8%) suggereren dat de onderneming een relatief hoog aandeel financiële kosten had, vooral in vergelijking met de lagere kwartielen [10](#page=10).
* **Aandeel van de belastingen in de TW:** Dit meet het percentage van de TW dat aan belastingen wordt afgedragen. Dit aandeel was 3.6% in 20X3, een stijging ten opzichte van 1.4% in 20X2 en 1.7% in 20X1 [10](#page=10).
* **Aandeel van de toegevoegde winst of verlies in de TW:** Dit percentage geeft aan welk deel van de TW resteert als winst (of verlies) na aftrek van alle andere kosten en belastingen. In 20X3 was dit 16.5%, een forse verbetering ten opzichte van een verlies van -13.2% in 20X2, en ook hoger dan de 7.7% in 20X1 [10](#page=10).
#### 3.1.2 Productiviteits- en rendabiliteitsindicatoren
Naast de verdeling van de waarde, zijn ook de absolute waarden en efficiëntie van waardecreatie relevant [11](#page=11).
* **Bruto toegevoegde waarde per werknemer:** Deze indicator meet de economische waarde die elke werknemer gemiddeld genereert. Deze steeg van 56.8 duizend euro in 20X1 naar 50.3 duizend euro in 20X2 en verder naar 69.2 duizend euro in 20X3. De sector (Q1: 62.9 duizend euro, Q2: 83.1 duizend euro, Q3: 123.8 duizend euro) laat zien dat de onderneming in 20X3 rond het eerste kwartiel presteerde qua waardecreatie per werknemer [11](#page=11).
* **Bruto toegevoegde waardemarge:** Dit is de brutowinst als percentage van de omzet, wat een indicator is van de prijszettingskracht en kostenefficiëntie op productieniveau. De marge bedroeg 16.4% in 20X1, daalde naar 12.2% in 20X2 en steeg naar 13.7% in 20X3. De sectorcijfers (Q1: 13.9%, Q2: 23.8%, Q3: 35.7%) plaatsen de onderneming in 20X3 in het eerste kwartiel [11](#page=11).
* **Rotatie van de vaste bedrijfsactiva in de waarde van de productie:** Deze ratio meet hoe efficiënt vaste activa worden ingezet om productie te genereren. De rotatie verbeterde gestaag van 4.64 in 20X1 naar 6.26 in 20X2 en 8.79 in 20X3 [11](#page=11).
* **Vaste bedrijfsactiva per werknemer:** Dit geeft de investering in vaste activa per werknemer weer. Deze waarde daalde van 74.9 duizend euro in 20X1 naar 66.0 duizend euro in 20X2 en 57.3 duizend euro in 20X3, wat kan duiden op een efficiënter gebruik of desinvesteringen [11](#page=11).
* **Personeelskosten per werknemer:** Zowel de jaarlijkse kosten (33.3 duizend euro in 20X3) als de urenkosten (19.72 euro in 20X3) stegen licht door de jaren heen. Het aantal uren per werknemer bleef stabiel rond de 1680-1690 uur [11](#page=11).
* **Investeringsgraad:** Dit percentage (10.3% in 20X3) geeft de verhouding weer tussen investeringen en de toegevoegde waarde. De investeringsgraad was hoger in de voorgaande jaren (14.8% in 20X2, 23.1% in 20X1). De sectorcijfers laten een investeringsgraad zien tussen 6.6% (Q1) en 23.2% (Q3) in 20X3 [11](#page=11).
* **Overheidssubsidiëringsgraad:** Dit percentage (1.1% in 20X3) geeft de mate van overheidssteun weer ten opzichte van de TW. Deze was stabieler in de voorgaande jaren (1.6% in 20X1 en 20X2) [11](#page=11).
### 3.2 Analyse van de rendabiliteit van de verkopen
De rendabiliteit van de verkopen evalueert hoe winstgevend de onderneming is uit haar verkoopactiviteiten. Dit wordt gemeten door te kijken naar verschillende winstmarges [12](#page=12).
* **Brutoverkoopmarge voor belastingen:** Dit is de winst na aftrek van de directe kostprijs van de verkopen, exclusief belastingen, als percentage van de omzet. Deze marge schommelde tussen 4.2% in 20X2 en 7.2% in 20X1, met 6.9% in 20X3. De sectorcijfers voor 20X3 (Q1: 3.4%, Q2: 7.3%, Q3: 13.2%) plaatsen de onderneming in 20X3 in het tweede kwartiel [12](#page=12).
* **Nettoverkoopmarge voor belastingen:** Dit is de winst na aftrek van alle bedrijfskosten, exclusief belastingen, als percentage van de omzet. Deze marge was erg laag in 20X2 (0.3%), herstelde naar 2.9% in 20X1 en verbeterde naar 4.5% in 20X3. De sectorcijfers (Q1: 0.9%, Q2: 3.0%, Q3: 7.6%) suggereren dat de onderneming in 20X3 beter presteerde dan het eerste kwartiel, maar nog ruimte had tot het derde kwartiel [12](#page=12).
* **Evenwichtsverkoopbedrag:** Dit is het verkoopbedrag dat nodig is om alle kosten te dekken, oftewel het break-even punt. Dit bedrag fluctueerde: 86.475 duizend euro in 20X1, 122.559 duizend euro in 20X2 en 116.288 duizend euro in 20X3 [12](#page=12).
* **Veiligheidsmarge:** Dit geeft aan met hoeveel procent de verkopen kunnen dalen voordat de onderneming verlieslatend wordt. Deze marge was zwak in 20X2 (1.7%), verbeterde aanzienlijk in 20X3 naar 26.9% (van 14.6% in 20X1) [12](#page=12).
* **Graad van operationele hefboom:** Deze ratio meet hoe gevoelig de operationele winst is voor veranderingen in de omzet. De graad was extreem hoog in 20X2 (57.62), wat duidt op een zeer hoge gevoeligheid, mogelijk door hoge vaste kosten. In 20X3 normaliseerde dit naar 3.72, wat nog steeds een aanzienlijke hefboomwerking impliceert, vergeleken met 6.86 in 20X1 [12](#page=12).
### 3.3 Analyse van de rendabiliteit van de activa
De rendabiliteit van de activa beoordeelt hoe efficiënt de onderneming haar activa inzet om winst te genereren. Hierbij wordt gekeken naar zowel het totaal van de activa als specifiek de bedrijfsactiva [13](#page=13).
#### 3.3.1 Rendabiliteit van het totaal van de activa
Deze ratio's meten de winstgevendheid ten opzichte van alle bezittingen van de onderneming [13](#page=13).
* **Brutorendabiliteit van het totaal van de activa (Bruto ROA):** Dit is de operationele winst voor rente en belastingen, gedeeld door het totaal van de activa. Deze verbeterde van 10.1% in 20X1 naar 7.3% in 20X2 en verder naar 14.9% in 20X3. In de sector lag deze ratio in 20X3 tussen 5.4% (Q1) en 17.5% (Q3) [13](#page=13).
* **Nettorendabiliteit van het totaal van de activa (Netto ROA):** Dit is de nettowinst gedeeld door het totaal van de activa. Deze was 4.1% in 20X1, zeer laag in 20X2 (0.3%) en herstelde sterk naar 9.9% in 20X3. De sectorcijfers voor 20X3 (Q1: 1.6%, Q2: 4.6%, Q3: 10.7%) plaatsen de onderneming in 20X3 tussen het tweede en derde kwartiel [13](#page=13).
#### 3.3.2 Rendabiliteit van de bedrijfsactiva
Deze ratio's richten zich specifiek op de winstgevendheid gegenereerd uit de operationele kernactiviteiten [13](#page=13).
* **Brutorendabiliteit van de bedrijfsactiva:** De operationele winst voor rente en belastingen, gedeeld door de operationele activa. Deze ratio toont een stijgende trend van 14.4% in 20X1 naar 10.6% in 20X2 en 21.5% in 20X3 [13](#page=13).
* **Nettorendabiliteit van de bedrijfsactiva:** De nettowinst gedeeld door de operationele activa. Deze klom van 5.8% in 20X1, naar 0.6% in 20X2, om vervolgens sterk te verbeteren naar 13.8% in 20X3 [13](#page=13).
#### 3.3.3 Efficiëntie van de activa (omloopsnelheid)
Deze ratio's meten hoe efficiënt de onderneming haar activa gebruikt om omzet te genereren [13](#page=13).
* **Rotatie van de bedrijfsactiva:** Omzet gedeeld door de gemiddelde bedrijfsactiva. Deze is gestegen van 2.01 in 20X1 naar 2.51 in 20X2 en 3.10 in 20X3, wat duidt op een verbeterde efficiëntie in het genereren van omzet met de operationele activa [13](#page=13).
* **Rotatie van de vaste bedrijfsactiva:** Omzet gedeeld door de gemiddelde vaste activa. Deze ratio vertoont een stijgende trend: 4.55 in 20X1, 6.23 in 20X2 en 8.81 in 20X3. Dit bevestigt de verbeterde efficiëntie van vaste activa [13](#page=13).
* **Rotatie van de vlottende bedrijfsactiva:** Omzet gedeeld door de gemiddelde vlottende activa. Deze omloopsnelheid is ook verbeterd, van 3.59 in 20X1 naar 4.21 in 20X2 en 4.78 in 20X3 [13](#page=13).
> **Tip:** Bij de analyse van toegevoegde waarde is het cruciaal om niet alleen naar de absolute cijfers te kijken, maar ook naar de verhoudingen en trends over meerdere perioden. Vergelijkingen met sectorgemiddelden bieden context om te beoordelen of de prestaties bovengemiddeld, gemiddeld of ondergemiddeld zijn.
> **Tip:** De lage nettoverkoopmarges en netto rendabiliteit van activa in 20X2 wijzen op een moeilijk jaar. De sterke herstel in 20X3 toont echter veerkracht en verbeterde operationele controle. Analyseer de oorzaken van de fluctuaties in de operationele hefboom om risico's te identificeren.
---
# Analyse van de rendabiliteit van het eigen vermogen en solvabiliteit
Deze sectie onderzoekt de rendabiliteit van het eigen vermogen middels diverse ratio's, evenals de solvabiliteit van de onderneming aan de hand van schuld- en onafhankelijkheidsgraden [14](#page=14) [15](#page=15).
### 4.1 Rendabiliteit van het eigen vermogen
De rendabiliteit van het eigen vermogen geeft weer hoe winstgevend de onderneming is ten opzichte van het geïnvesteerde eigen vermogen. Hierbij wordt gekeken naar zowel de brutorendabiliteit als de netterendabiliteit, vóór en na belastingen [14](#page=14).
#### 4.1.1 Kernratio's
* **Nettorendabiliteit van het EV voor belastingen (%)**: Meet het rendement op het eigen vermogen vóór aftrek van belastingen [14](#page=14).
* 20X3: 20.3% [14](#page=14).
* 20X2: -9.1% [14](#page=14).
* 20X1: 6.6% [14](#page=14).
* **Nettorendabiliteit van het EV na belastingen (%)**: Geeft het rendement op het eigen vermogen na aftrek van belastingen weer [14](#page=14).
* 20X3: 18.0% [14](#page=14).
* 20X2: -9.1% [14](#page=14).
* 20X1: 6.6% [14](#page=14).
* **Brutorendabiliteit van het EV na belastingen (%)**: Toont het rendement op het eigen vermogen vóór aftrek van rentekosten, maar na belastingen [14](#page=14).
* 20X3: 34.2% [14](#page=14).
* 20X2: 14.8% [14](#page=14).
* 20X1: 24.9% [14](#page=14).
#### 4.1.2 Hefboomratio's
De hefboomratio's analyseren de invloed van financiële hefboomwerking op de rendabiliteit van het eigen vermogen [14](#page=14).
* **Financiële hefboommultiplicator (x)**: Meet hoeveel het resultaat na belastingen verandert bij een verandering in het resultaat vóór belastingen en rentekosten [14](#page=14).
* 20X3: 2.06 [14](#page=14).
* 20X2: -30.71 [14](#page=14).
* 20X1: 1.60 [14](#page=14).
* **Graad van financiële hefboom (x)**: De verhouding tussen het totaal vermogen en het eigen vermogen. Dit geeft aan welk deel van de activa is gefinancierd met vreemd vermogen ten opzichte van het eigen vermogen [14](#page=14).
* 20X3: 1.59 [14](#page=14).
* 20X2: -0.11 [14](#page=14).
* 20X1: 1.89 [14](#page=14).
* **Graad van totale hefboom (x)**: Combineert de operationele en financiële hefboom om de totale impact op de winstgevendheid te meten [14](#page=14).
* 20X3: 5.6 [14](#page=14).
* 20X2: -9.70 [14](#page=14).
* 20X1: 13.41 [14](#page=14).
* **Graad van operationele hefboom (x)**: Meet de gevoeligheid van de winst voor veranderingen in de omzet [14](#page=14).
* 20X3: 3.72 [14](#page=14).
* 20X2: 57.62 [14](#page=14).
* 20X1: 6.86 [14](#page=14).
#### 4.1.3 Sectormatige vergelijking (20X3)
| Ratio | Q1 | Q2 | Q3 |
| :--------------------------------------- | :---- | :---- | :---- |
| Nettorendabiliteit van het EV na belastingen (%) | 1.8 | 7.8 | 17.7 | [14](#page=14).
| Brutorendabiliteit van het EV na belastingen (%) | 10.0 | 22.7 | 39.5 | [14](#page=14).
> **Tip:** Vergelijk de eigen resultaten met sectorgemiddelden (kwartielen) om te beoordelen of de onderneming goed presteert ten opzichte van concurrenten [14](#page=14).
### 4.2 Solvabiliteit
Solvabiliteit verwijst naar het vermogen van een onderneming om aan haar financiële verplichtingen te voldoen, zowel op korte als op lange termijn. Dit wordt geanalyseerd aan de hand van schuldgraden en onafhankelijkheidsgraden [15](#page=15).
#### 4.2.1 Kernratio's
* **Algemene schuldgraad (%)**: Het percentage van het totaal vermogen dat gefinancierd is met vreemd vermogen [15](#page=15).
* 20X3: 69.3% [15](#page=15).
* 20X2: 70.7% [15](#page=15).
* 20X1: 67.1% [15](#page=15).
* **Algemene graad van financiële onafhankelijkheid (%)**: Het percentage van het totaal vermogen dat gefinancierd is met eigen vermogen. Dit is het spiegelbeeld van de algemene schuldgraad [15](#page=15).
* 20X3: 30.7% [15](#page=15).
* 20X2: 29.3% [15](#page=15).
* 20X1: 32.9% [15](#page=15).
* **Langetermijnschuldgraad (%)**: Geeft aan welk deel van het totaal vermogen gefinancierd is met langetermijnvreemd vermogen [15](#page=15).
* 20X3: 34.3% [15](#page=15).
* 20X2: 53.3% [15](#page=15).
* 20X1: 50.6% [15](#page=15).
* **Langetermijngraad van financiële onafhankelijkheid (%)**: Het deel van het totaal vermogen dat is gefinancierd met eigen vermogen en langetermijnliabiliteiten [15](#page=15).
* 20X3: 65.7% [15](#page=15).
* 20X2: 46.7% [15](#page=15).
* 20X1: 49.4% [15](#page=15).
* **Netto financiële schuldgraad (x)**: De verhouding tussen de netto financiële schuld (vreemd vermogen min liquide middelen) en het eigen vermogen [15](#page=15).
* 20X3: 0.91 [15](#page=15).
* 20X2: 1.44 [15](#page=15).
* 20X1: 1.24 [15](#page=15).
* **Zelffinancieringsgraad (%)**: Meet welk deel van de investeringen gefinancierd is uit eigen middelen (winst uit operationele activiteiten) [15](#page=15).
* 20X3: 11.7% [15](#page=15).
* 20X2: 8.5% [15](#page=15).
* 20X1: 11.5% [15](#page=15).
#### 4.2.2 Dekkingsratio's (door cashflow)
Deze ratio's meten het vermogen van de cashflow om diverse financiële verplichtingen te dekken [15](#page=15).
* **Dekking FKVV door het nettoresultaat (x)**: Verhouding tussen het nettoresultaat en het fondsenkapitaal (eigen vermogen en langetermijnschulden) [15](#page=15).
* 20X3: 2.70 [15](#page=15).
* 20X2: 0.10 [15](#page=15).
* 20X1: 2.12 [15](#page=15).
* **Dekking van het totaal VV door de cashflow (%)**: De mate waarin de totale kasstroom de totale vreemde verplichtingen kan afdekken [15](#page=15).
* 20X3: 15.1% [15](#page=15).
* 20X2: 6.1% [15](#page=15).
* 20X1: 12.2% [15](#page=15).
* **Dekking van het VVLT door de cashflow (%)**: Geeft aan hoeveel van de langetermijnvreemde verplichtingen door de cashflow gedekt wordt [15](#page=15).
* 20X3: 65.4% [15](#page=15).
* 20X2: 13.0% [15](#page=15).
* 20X1: 24.3% [15](#page=15).
* **Dekking van schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen door de cashflow (x)**: De verhouding tussen de cashflow en de op korte termijn vervallende langetermijn schulden [15](#page=15).
* 20X3: 0.75 [15](#page=15).
* 20X2: 0.61 [15](#page=15).
* 20X1: 2.19 [15](#page=15).
* **Dekking van het netto financieel VV door de cashflow (%)**: Hoeveel van de netto financiële schuld kan worden afgelost met de cashflow [15](#page=15).
* 20X3: 37.4% [15](#page=15).
* 20X2: 10.2% [15](#page=15).
* 20X1: 20.1% [15](#page=15).
#### 4.2.3 Sectormatige vergelijking (20X3)
| Ratio | Q1 | Q2 | Q3 |
| :---------------------------------------- | :---- | :---- | :---- |
| Algemene graad van financiële onafhankelijkheid (%) | 22.2 | 40.8 | 63.0 | [15](#page=15).
> **Tip:** Een hoge graad van financiële onafhankelijkheid en een lage schuldgraad duiden op een solide solvabiliteitspositie, wat het vertrouwen van externe financiers vergroot. De cashflowdekkingsratio's zijn cruciaal om de operationele liquiditeit en het vermogen om schulden te beheren te beoordelen [15](#page=15).
---
# Analyse van de liquiditeit en kasstromen
Deze sectie behandelt de analyse van de liquiditeit van een onderneming, inclusief het nettobedrijfskapitaal, de current ratio, de acid test, en de rotatie van voorraden, vorderingen en schulden.
### 5.1 Liquiditeitsparameters
Liquiditeit verwijst naar het vermogen van een onderneming om aan haar kortetermijnverplichtingen te voldoen. Belangrijke indicatoren hiervoor zijn het nettobedrijfskapitaal, de current ratio en de acid test [16](#page=16).
#### 5.1.1 Nettobedrijfskapitaal
Het nettobedrijfskapitaal is een maatstaf voor het verschil tussen het kortetermijnactief en de kortetermijnpassief van een onderneming. Een positief nettobedrijfskapitaal duidt op een gezonde liquiditeitspositie, terwijl een negatief nettobedrijfskapitaal kan wijzen op mogelijke liquiditeitsproblemen [16](#page=16).
* **20X3:** -5286 [16](#page=16).
* **20X2:** 4238 [16](#page=16).
* **20X1:** 5607 [16](#page=16).
De nettobedrijfskapitaalbehoefte toont het geïnvesteerde bedrag in het operationele proces [16](#page=16).
* **20X3:** 3781 [16](#page=16).
* **20X2:** 10454 [16](#page=16).
* **20X1:** 10435 [16](#page=16).
Het nettokas over de jaren heen laat zien hoe de cashpositie evolueert [16](#page=16).
* **20X3:** -9067 [16](#page=16).
* **20X2:** -6216 [16](#page=16).
* **20X1:** -4828 [16](#page=16).
#### 5.1.2 Current ratio (werkkapitaalratio)
De current ratio meet de verhouding tussen het kortetermijnactief en het kortetermijnpassief. Een ratio hoger dan 1 wordt over het algemeen als wenselijk beschouwd, omdat dit aangeeft dat de onderneming meer kortetermijnactiva bezit dan kortetermijnverplichtingen [16](#page=16).
$$ \text{Current ratio} = \frac{\text{Vlottende activa}}{\text{Vreemd vermogen op korte termijn}} $$
* **20X3:** 0,87 [16](#page=16).
* **20X2:** 1,16 [16](#page=16).
* **20X1:** 1,24 [16](#page=16).
**Sectorkwartielen voor 20X3:**
* Q1: 0.93 [16](#page=16).
* Q2: 1.36 [16](#page=16).
* Q3: 2.21 [16](#page=16).
> **Tip:** Vergelijk de current ratio van de onderneming met die van sectorgenoten om te beoordelen of de liquiditeitspositie sterk of zwak is ten opzichte van de markt.
#### 5.1.3 Acid test (quick ratio)
De acid test is een strengere liquiditeitsmaatstaf dan de current ratio, omdat deze de voorraden uitsluit van de kortetermijnactiva. Dit komt doordat voorraden als minder liquide worden beschouwd. Een acid test van 1 of hoger wordt als comfortabel beschouwd [17](#page=17).
$$ \text{Acid test} = \frac{\text{Vlottende activa} - \text{Voorraden}}{\text{Vreemd vermogen op korte termijn}} $$
* **20X3:** 0,54 [16](#page=16).
* **20X2:** 0,67 [16](#page=16).
* **20X1:** 0,69 [16](#page=16).
**Sectorkwartielen voor 20X3:**
* Q1: 0.63 [16](#page=16).
* Q2: 1.05 [16](#page=16).
* Q3: 1.82 [16](#page=16).
> **Tip:** Een lage acid test in vergelijking met de current ratio kan duiden op een grote afhankelijkheid van de verkoop van voorraden voor het voldoen aan kortetermijnverplichtingen.
### 5.2 Rotatie van activa en passiva
Naast de absolute liquiditeitsratio's is het ook belangrijk om de efficiëntie van het beheer van werkkapitaalcomponenten te analyseren door middel van rotatie-indicatoren [17](#page=17).
#### 5.2.1 Rotatie van voorraden
De rotatie van voorraden meet hoe vaak de voorraad gedurende een periode wordt verkocht en vervangen. Een hogere rotatie duidt op een efficiënter voorraadbeheer, terwijl een lage rotatie kan wijzen op trage verkoop of overtollige voorraad [17](#page=17).
$$ \text{Rotatie van de voorraden} = \frac{\text{Omzet}}{\text{Gemiddelde voorraad}} $$
* **20X3:** 11.12 [17](#page=17).
* **20X2:** 9.56 [17](#page=17).
* **20X1:** 7.75 [17](#page=17).
De dagen dat voorraden gemiddeld worden aangehouden, geven de duur aan dat een product in voorraad ligt [17](#page=17).
* **20X3:** 33 [17](#page=17).
* **20X2:** 38 [17](#page=17).
* **20X1:** 47 [17](#page=17).
> **Let op:** De tabel vermeldt de rotatie van aangekochte & geproduceerde voorraden niet expliciet [17](#page=17).
#### 5.2.2 Rotatie van handelsvorderingen
De rotatie van handelsvorderingen meet hoe snel de onderneming de openstaande facturen van klanten incasseert. Een hogere rotatie duidt op een snelle incassering van debiteuren [17](#page=17).
$$ \text{Rotatie van de handelsvorderingen} = \frac{\text{Omzet (op krediet)}}{\text{Gemiddelde handelsvorderingen}} $$
* **20X3:** 10.68 [17](#page=17).
* **20X2:** 9.87 [17](#page=17).
* **20X1:** 9.61 [17](#page=17).
De dagen klantenkrediet geven de gemiddelde periode aan die klanten nodig hebben om hun facturen te betalen [17](#page=17).
* **20X3:** 34 [17](#page=17).
* **20X2:** 37 [17](#page=17).
* **20X1:** 38 [17](#page=17).
**Sectorkwartielen voor 20X3 (Dagen klantenkrediet):**
* Q1: 28 [17](#page=17).
* Q2: 45 [17](#page=17).
* Q3: 60 [17](#page=17).
> **Belangrijk:** Een snelle incassering van debiteuren verbetert de cashflow van de onderneming.
#### 5.2.3 Rotatie van handelsschulden
De rotatie van handelsschulden meet hoe snel de onderneming haar leveranciers betaalt. Een lagere rotatie (langer betalen) kan de kaspositie verbeteren, maar moet in evenwicht blijven om goede relaties met leveranciers te behouden [17](#page=17).
$$ \text{Rotatie van de handelsschulden} = \frac{\text{Inkoopwaarde van de omzet}}{\text{Gemiddelde handelsschulden}} $$
* **20X3:** 7.62 [17](#page=17).
* **20X2:** 8.3 [17](#page=17).
* **20X1:** 8.49 [17](#page=17).
De dagen leverancierskrediet geven de gemiddelde periode aan die de onderneming nodig heeft om haar leveranciers te betalen [17](#page=17).
* **20X3:** 48 [17](#page=17).
* **20X2:** 44 [17](#page=17).
* **20X1:** 43 [17](#page=17).
**Sectorkwartielen voor 20X3 (Dagen leverancierskrediet):**
* Q1: 32 [17](#page=17).
* Q2: 50 [17](#page=17).
* Q3: 71 [17](#page=17).
> **Analys tip:** Vergelijk de dagen klantenkrediet met de dagen leverancierskrediet. Als de onderneming langer wacht op betaling van klanten dan dat ze zelf betaalt, heeft dit een positief effect op het werkkapitaal.
#### 5.2.4 Nettokasratio
De nettokasratio, uitgedrukt in percentage, geeft de verhouding weer tussen het nettokas en de omzet. Een negatieve ratio duidt op een kasuitstroom ten opzichte van de omzet [17](#page=17).
* **20X3:** -25.9 [17](#page=17).
* **20X2:** -20.5 [17](#page=17).
* **20X1:** -16.9 [17](#page=17).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Financiële Analyse | Een systematische beoordeling van de financiële toestand en prestaties van een onderneming, gebaseerd op financiële overzichten en andere relevante gegevens, met als doel gefundeerde beslissingen te ondersteunen. |
| Jaarrekening | Een verzameling van financiële overzichten die de financiële positie, de resultaten en de kasstromen van een onderneming over een bepaalde periode weergeven. |
| Jaarverslag | Een rapport dat, naast de jaarrekening, kwalitatieve informatie bevat over de activiteiten, de strategie, de resultaten, de financiële toestand en de vooruitzichten van een onderneming. |
| Controleverslag | Een verklaring van een onafhankelijke auditor over de getrouwheid en de realiteit van de gepresenteerde financiële overzichten van een onderneming. |
| Kasstromenanalyse | Een methode om de instroom en uitstroom van liquide middelen van een onderneming te analyseren gedurende een specifieke periode, om inzicht te krijgen in de financiële flexibiliteit. |
| Ratioanalyse | Een techniek die financiële ratio's berekent en interpreteert om de financiële gezondheid, prestaties en risico's van een onderneming te beoordelen door middel van vergelijkingen. |
| Toegevoegde waarde (TW) | Het verschil tussen de waarde van de geproduceerde goederen of diensten en de waarde van de verbruikte inputs, die de productiviteit en winstgevendheid van een onderneming weerspiegelt. |
| Rendabiliteit | De mate waarin een onderneming in staat is winst te genereren ten opzichte van de ingezette middelen, zoals verkopen, activa of eigen vermogen. |
| Solvabiliteit | Het vermogen van een onderneming om op lange termijn aan haar financiële verplichtingen te voldoen, vaak gemeten aan de hand van de verhouding tussen eigen vermogen en schulden. |
| Liquiditeit | Het vermogen van een onderneming om op korte termijn aan haar betalingsverplichtingen te voldoen, wat duidt op de beschikbaarheid van voldoende direct inzetbare middelen. |
| NACE-BEL-code | Een gestandaardiseerde classificatiecode die wordt gebruikt om economische activiteiten te categoriseren, gebaseerd op de Europese NACE-classificatie, aangepast voor België. |
| Sectorkwartielen | Statistische verdelingen die de prestaties van ondernemingen binnen een specifieke sector weergeven, waarbij de waarden worden ingedeeld in vier gelijke groepen (kwartielen) voor vergelijkingsdoeleinden. |
| Brutoverkoopmarge | Het verschil tussen de verkopen en de directe kosten van de verkochte goederen of diensten, uitgedrukt als percentage van de verkopen. |
| Nettoverkoopmarge | Het resultaat na aftrek van alle kosten (inclusief belastingen) van de verkopen, uitgedrukt als percentage van de verkopen, wat de algemene winstgevendheid van de verkoopactiviteit aangeeft. |
| Algemene schuldgraad | De verhouding tussen het totale vreemd vermogen van een onderneming en het totale vermogen, uitgedrukt als percentage, die de mate van financiering door schulden weergeeft. |
| Nettobedrijfskapitaal | Het verschil tussen de vlottende activa (exclusief liquide middelen) en de kortetermijnschulden van een onderneming, wat duidt op de operationele liquiditeit. |
| Current ratio | Een liquiditeitsratio die de verhouding weergeeft tussen de totale vlottende activa en de kortetermijnschulden, om de kortetermijnfinanciële stabiliteit te beoordelen. |
| Acid test (Snelle ratio) | Een strengere liquiditeitsratio die de verhouding weergeeft tussen de direct liquide activa (vlottende activa exclusief voorraden) en de kortetermijnschulden. |