Cover
Mulai sekarang gratis *2a) Tubulaire functie reabsorptie en secretie.pdf
Summary
# Tubulaire reabsorptie, secretie en excretie
Dit onderdeel beschrijft de vitale processen van tubulaire reabsorptie, secretie en excretie die plaatsvinden in de nieren, met een focus op de mechanismen achter natriumtransport en de rol van diverse transporters in deze processen.
### 1.1 Algemene principes van nierfunctie
De nieren ontvangen een aanzienlijk deel van het hartdebiet, namelijk 20-25% of ongeveer 600 ml plasma per minuut. Van dit gefilterde plasma wordt 120 ml per minuut beschouwd als de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR). De proximale tubulus speelt een cruciale rol in de reabsorptie van vele stoffen. Actief transport, dat energie (ATP) vereist, is hierbij essentieel, met name voor natrium. Wanneer natrium actief wordt gereabsorbeerd, volgen andere stoffen, zoals anionen, vanzelf. Dit transport creëert een negatieve lading in het tubuluslumen en een positievere lading in het interstitium. Water wordt vervolgens via osmose naar het interstitium getransporteerd, een proces dat geen ATP vereist [1](#page=1).
### 1.2 Tubulaire reabsorptie
Reabsorptie kan op twee manieren plaatsvinden:
* **Epitheliaal transport (transcellulair transport):** Stoffen passeren zowel de apicale als de basolaterale membraan van de tubulaire epitheelcellen [1](#page=1).
* **Paracellulaire weg:** Stoffen bewegen door de cel-cel juncties tussen aangrenzende cellen [1](#page=1).
#### 1.2.1 Actief transport van natrium
De concentratie van natrium is hoog in het lumen en het interstitium, maar laag in de tubulaire cellen. Wanneer er op het apicale oppervlak natriumkanalen aanwezig zijn, stroomt natrium de cel in, gedreven door de elektrochemische gradiënt. Aan de basolaterale zijde bevindt zich de $\text{Na}^+\text{K}^+\text{ATPase pump}$. Deze pomp vereist ATP om natrium actief naar het interstitium te transporteren, waardoor kalium ook tegen zijn concentratiegradiënt in de cel wordt getrokken [1](#page=1).
#### 1.2.2 Symport met natrium
Sommige kanalen transporteren natrium de cel in, en tegelijkertijd wordt een andere molecule, zoals glucose, mee naar binnen getrokken tegen zijn concentratiegradiënt in. Dit mechanisme, bekend als symport, wordt bijvoorbeeld gebruikt door de $\text{SGLT}$ (sodium-glucose cotransporter). Aan de basolaterale zijde verlaten deze moleculen de cel via $\text{GLUT}$ transporters, wat geen energie vereist [2](#page=2).
Moleculen die door $\text{Na}^+$-afhankelijk transport worden gereabsorbeerd omvatten:
* Glucose [2](#page=2).
* Lactaat [2](#page=2).
* Aminozuren [2](#page=2).
* Citraat en $\alpha$-ketoglutaraat [2](#page=2).
* Fosfaat en sulfaat [2](#page=2).
Andere moleculen worden op verschillende manieren gereabsorbeerd:
* **Ureum:** Passieve reabsorptie via de paracellulaire weg [2](#page=2).
* **Plasmaproteïnen:** Receptor-gemedieerde endocytose, waarbij megaline een belangrijk transporteiwit is [2](#page=2).
#### 1.2.3 Saturatie en renale drempel
Wanneer de concentratie van een bepaalde stof in het plasma laag is, kunnen de tubuli deze volledig reabsorberen. Echter, er is een maximum aan de hoeveelheid stof die per minuut gereabsorbeerd kan worden, bekend als het transportmaximum ($T_{\text{max}}$). De renale drempel is de plasmaconcentratie van een stof waarbij de tubuli nog net de maximale hoeveelheid kunnen reabsorberen. Boven deze drempel kunnen de tubuli de stof niet meer volledig reabsorberen, waardoor deze in de urine terechtkomt [2](#page=2).
* **Filtratie van glucose:** De filtratie van glucose kan niet satureren, in tegenstelling tot de reabsorptie [2](#page=2).
* **Normale plasmaglucose:** De normale range van plasmaglucose is 70-140 mg/100 ml. Binnen deze range kunnen de tubuli alle glucose reabsorberen, zodat er normaal gesproken geen glucose in de urine aanwezig is [3](#page=3).
* **Hoge bloedsuikerspiegel:** Bij een verhoogde bloedsuikerspiegel wordt er meer glucose gereabsorbeerd [3](#page=3).
* **Diabetes:** Bij ernstig verhoogde suikerspiegels, zoals bij diabetes, proberen de tubuli maximaal te reabsorberen, maar bereiken ze saturatie, wat resulteert in glucose in de urine. De renale drempel voor glucose ligt op 180 mg/100 ml plasma [3](#page=3).
> **Tip:** Onthoud dat excretie wordt gedefinieerd als filtratie minus reabsorptie ($ \text{Excretie} = \text{filtratie} - \text{reabsorptie} $). Boven de renale drempel wordt de reabsorptie een constante waarde [3](#page=3).
### 1.3 Secretie
Secretie is het actieve proces waarbij moleculen vanuit het extracellulaire vocht naar het lumen van het nefron worden getransporteerd. Dit verhoogt de excretie van stoffen door het nefron. Secretie is belangrijk voor zowel endogene als exogene stoffen, waaronder medicatie en voedingsstoffen. Het speelt een sleutelrol in homeostatische processen, zoals de regulatie van $\text{K}^+$ en $\text{H}^+$ [3](#page=3).
* **Competitieve processen:** Secretie kan competitief zijn, omdat één transporter voor verschillende stoffen kan worden gebruikt. Transporters hebben vaak een brede specificiteit, wat kan leiden tot competitie tussen stoffen die dezelfde transporter willen gebruiken. Een voorbeeld hiervan is de competitie tussen penicilline en probenecid, die door dezelfde transporter worden gesecreteerd [3](#page=3).
#### 1.3.1 Organic Anion Transporter (OAT)
De $\text{OAT}$ functioneert via tertiair actief transport, wat inhoudt dat er twee stappen nodig zijn voor de initiële energiedreven stap en een derde stap voor de reabsorptie van de stof [4](#page=4).
1. **$\text{Na}^+\text{K}^+\text{ATPase pump}$:** Deze pomp zorgt voor een lage natriumconcentratie in de cellen [4](#page=4).
2. **Natriumdicarboxylase:** Aan de luminale en basolaterale zijde bevinden zich transportmoleculen, zoals natriumdicarboxylase, die dicarboxylaten de cel in trekken [4](#page=4).
3. **Gefacilliteerde diffusie:** Organische zuren worden vervolgens via gefacilliteerde diffusie de cel in gebracht [4](#page=4).
### 1.4 Excretie en klaring
De excretie van een stof wordt berekend met de formule: $ \text{Excretie} = \text{filtratie} - \text{reabsorptie} + \text{secretie} $ [4](#page=4).
* **Klaring:** Dit is de snelheid waarmee een stof uit het lichaam verdwijnt door excretie of metabolisatie. Klaring is een niet-invasieve methode om de GFR te meten [4](#page=4).
### 1.5 Voorbeelden uit de klinische praktijk
#### 1.5.1 SGLT2 en diabetes
$\text{SGLT2}$ inhibitoren zijn medicijnen die de reabsorptie van glucose in de proximale tubulus remmen [4](#page=4).
* **Effecten:**
* Ze verlagen de renale drempel voor glucose excretie naar ongeveer 90 mg/dl, waardoor deze sneller wordt bereikt [4](#page=4).
* Dit leidt tot een verhoogde glucose excretie [4](#page=4).
* Het primaire doel is de reductie van plasma glucose, wat essentieel is voor de behandeling van diabetes [4](#page=4).
* **Nadelen:** Er is een verhoogd risico op urineweginfecties en genitale schimmelinfecties [4](#page=4).
* **Bijkomende gunstige effecten:**
* Antiproteïnurische en nefroprotectieve effecten, zowel bij diabetische nefropathie als andere vormen van proteïnurische nierinsufficiëntie [4](#page=4).
* Verbetering van de prognose bij hartfalen [4](#page=4).
* **Diabetische nefropathie:** In het geval van diabetes kan er 'hyperfiltratie' optreden. Dit komt doordat vasodilatatie in de nieren de druk verhoogt [4](#page=4).
---
# De rol van natriumtransport bij reabsorptie
Dit onderdeel beschrijft hoe natrium actief wordt getransporteerd en hoe dit de reabsorptie van andere moleculen, zoals glucose en aminozuren, faciliteert via symportmechanismen.
### 2.1 Actief transport van natrium
De nieren ontvangen ongeveer 20-25% van het hartdebiet, wat neerkomt op circa 600 ml plasma per minuut. Van dit volume wordt 120 ml per minuut gefilterd, wat de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) vormt. Reabsorptie vindt voornamelijk plaats in de proximale tubulus [1](#page=1).
#### 2.1.1 Energieafhankelijk natriumtransport
Natrium wordt actief gereabsorbeerd, een proces dat energie in de vorm van ATP vereist. Dit actieve transport zorgt ervoor dat het luminale compartiment van de tubulus negatiever wordt en het interstitium positiever. Als gevolg hiervan worden anionen ook gereabsorbeerd, wat leidt tot een hogere concentratie van stoffen in het interstitium. Water volgt vervolgens via osmose naar het interstitium, een proces dat geen ATP vereist en spontaan plaatsvindt [1](#page=1).
#### 2.1.2 Transportmechanismen
Epitheliaal transport kan op twee manieren plaatsvinden:
* **Transcellulair transport**: Stoffen passeren zowel het apicale als het basolaterale membraan van de tubulaire epitheelcellen [1](#page=1).
* **Paracellulaire weg**: Stoffen bewegen door de cel-cel juncties tussen aangrenzende cellen [1](#page=1).
#### 2.1.3 De Na$^+$K$^+$ ATPase pomp
Aan de basolaterale zijde van de tubulaire cellen bevindt zich de Na$^+$K$^+$ ATPase pomp. Deze pomp verbruikt ATP om natriumionen actief vanuit de cel naar het interstitium te transporteren. Tegelijkertijd trekt deze pomp kaliumionen, tegen hun concentratiegradiënt in, de cel in [1](#page=1).
> **Tip:** Het actieve transport van natrium is de drijvende kracht achter de reabsorptie van veel andere stoffen, omdat het gradiënten creëert voor zowel ionen als water.
### 2.2 Secundair actief transport: Symport met natrium
Secundair actief transport maakt gebruik van de elektrochemische gradiënt van natrium die is opgebouwd door de Na$^+$K$^+$ ATPase pomp [1](#page=1).
#### 2.2.1 Symport mechanismen
Kanalen die natriumionen naar binnen laten, kunnen tegelijkertijd andere moleculen meenemen tegen hun concentratiegradiënt in. Dit proces wordt symport genoemd. Een bekend voorbeeld is de SGLT (Sodium-Glucose cotransporter) die natrium en glucose samen de cel in transporteert. Aan de basolaterale zijde worden deze stoffen vervolgens via GLUT-transporters de cel uit gelaten zonder energieverbruik [2](#page=2).
#### 2.2.2 Moleculen gereabsorbeerd door Na-afhankelijk transport
Verschillende moleculen worden gereabsorbeerd met behulp van natrium-afhankelijk transport, waaronder:
* Glucose [2](#page=2).
* Lactaat [2](#page=2).
* Aminozuren [2](#page=2).
* Citraat en alfa-ketoglutaraat [2](#page=2).
* Fosfaat en sulfaat [2](#page=2).
### 2.3 Andere reabsorptieprocessen en saturatie
#### 2.3.1 Reabsorptie van ureum en plasma-eiwitten
* Ureum wordt passief gereabsorbeerd via de paracellulaire weg [2](#page=2).
* Plasma-eiwitten worden gereabsorbeerd via receptor-gemedieerde endocytose, waarbij megaline een belangrijk transporteiwit is [2](#page=2).
#### 2.3.2 Saturatie en renale drempel
Bij lage concentraties van een bepaalde stof in het plasma kunnen de tubuli deze stof volledig reabsorberen. Echter, er wordt een maximum bereikt, het transportmaximum (Tm), wat de maximale hoeveelheid van een stof is die per minuut door de tubuli kan worden gereabsorbeerd. De renale drempel is de plasmaconcentratie van een stof waarbij de tubuli nog de maximale hoeveelheid kunnen reabsorberen. Als de plasmaconcentratie deze drempel overschrijdt, kunnen de tubuli de stof niet meer volledig reabsorberen en wordt er een plateau bereikt [2](#page=2).
> **Example:** Hoewel de filtratie van glucose niet kan satureren, kan de reabsorptie ervan wel degelijk het transportmaximum bereiken. Bij een te hoge glucoseconcentratie in het bloed (bijvoorbeeld bij diabetes mellitus) kan de reabsorptiecapaciteit van de tubuli overschreden worden, waardoor glucose in de urine verschijnt [2](#page=2).
---
# Saturatie en renale drempel
Dit hoofdstuk behandelt hoe de reabsorptie van stoffen, met name glucose, kan satureren en introduceert het concept van de renale drempel, relevant voor aandoeningen zoals diabetes.
### 3.1 Reabsorptieprocessen en saturatie
De nieren reabsorberen continu verschillende moleculen uit het filtraat naar het bloed. Voor moleculen die via natrium-afhankelijk transport worden gereabsorbeerd, zoals glucose, lactaat, aminozuren, citraat, alfa-ketoglutaraat, fosfaat en sulfaat, is dit proces afhankelijk van specifieke transporteiwitten zoals SGLT (op de apikale zijde) en GLUT (op de basolaterale zijde). Ureum wordt passief via de paracellulaire weg gereabsorbeerd, terwijl plasma-eiwitten via receptor-gemedieerde endocytose worden teruggehaald [2](#page=2).
#### 3.1.1 Het concept van transportmaximum
Wanneer de concentratie van een bepaalde stof in het plasma laag is, kunnen de tubuli deze efficiënt volledig reabsorberen. Echter, er is een limiet aan de hoeveelheid stof die per tijdseenheid gereabsorbeerd kan worden door de tubuli. Dit maximum wordt het transportmaximum ($T_{max}$) genoemd [2](#page=2).
#### 3.1.2 De renale drempel
De renale drempel is de plasmaconcentratie van een stof waarbij de tubuli hun maximale reabsorptiecapaciteit bereiken. Boven deze drempel kan de tubulus de stof niet meer volledig reabsorberen, wat leidt tot excreptie van de stof in de urine (#page=2, 3). De filtratie van een stof, zoals glucose, kan niet satureren, maar de reabsorptie ervan wel [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 3.1.3 Glucose reabsorptie en diabetes
In normale omstandigheden varieert de plasmaglucose tussen 70-140 mg/100 ml, een range waarin de tubuli alle glucose ruim kunnen reabsorberen, waardoor er geen glucose in de urine verschijnt. Bij een verhoogde bloedsuikerspiegel wordt er meer glucose gereabsorbeerd, maar bij zeer hoge spiegels, zoals bij suikerziekte (diabetes), kunnen de tubuli door saturatie de glucose niet meer volledig reabsorberen. De renale drempel voor glucose ligt bij ongeveer 180 mg/100 ml plasma [3](#page=3).
#### 3.1.4 Excretie formule
De excretie van een stof kan worden uitgedrukt met de volgende formule:
$$ \text{Excretie} = \text{Filtratie} - \text{Reabsorptie} $$ [3](#page=3).
Boven de renale drempel wordt de reabsorptie een constante waarde [3](#page=3).
### 3.2 Secretie
Secretie is het actieve proces waarbij moleculen vanuit het extracellulaire vocht naar het lumen van het nefron worden getransfereerd. Toenemende secretie versterkt de excretie van zowel endogene als exogene stoffen, zoals medicatie. Secretie speelt een belangrijke rol in homeostatische processen, met name voor kalium ($K^+$) en waterstofionen ($H^+$). Secretie kan een competitief proces zijn doordat transporters een brede specificiteit hebben en door verschillende stoffen gebruikt kunnen worden, zoals bij penicilline en probenecid die dezelfde transporter delen [3](#page=3).
#### 3.2.1 Organic anion transporter (OAT)
De organic anion transporter (OAT) werkt via tertiair actief transport, bestaande uit twee stappen en een derde stap voor reabsorptie van de stof. De eerste stap is de Na+/K+-ATPase die de intracellulaire natriumconcentratie laag houdt. De tweede stap betreft transportmoleculen (natriumdicarboxylase) aan de luminale en basolaterale zijde die dicarboxylaten naar de cel trekken. De derde stap transporteert organische zuren naar binnen via gefaciliteerde diffusie [4](#page=4).
#### 3.2.2 Totale excretie formule
De algemene formule voor excretie is:
$$ \text{Excretie} = \text{Filtratie} - \text{Reabsorptie} + \text{Secretie} $$ [4](#page=4).
### 3.3 Klinische praktijkvoorbeelden
#### 3.3.1 SGLT2 en diabetes
SGLT2-inhibitoren zijn medicijnen die de reabsorptie van glucose in de proximale tubulus remmen. Dit verlaagt de renale drempel voor glucose excretie (naar ongeveer 90 mg/dl), waardoor de tubuli sneller een plateau bereiken en de glucose excretie toeneemt. Het primaire doel is het verlagen van de plasmasuikerspiegel bij diabetes [4](#page=4).
> **Tip:** Ondanks het risico op urineweginfecties en genitale schimmelinfecties, hebben SGLT2-inhibitoren bijkomende gunstige effecten getoond, zoals antiproteinurie, nefroprotectie, en verbetering van de prognose bij hartfalen [4](#page=4).
Bij diabetische nefropathie kan "hyperfiltratie" optreden als gevolg van vasodilatatie in de nieren, wat de druk verhoogt [4](#page=4).
#### 3.3.2 Klaring
Klaring is de snelheid waarmee een stof uit het lichaam verdwijnt door excretie of metabolisatie. Het is een niet-invasieve methode om de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) te meten [4](#page=4).
---
# Klinische toepassingen van tubulaire processen
Dit gedeelte behandelt praktische toepassingen van tubulaire processen in de nier, met speciale aandacht voor de interactie van medicijnen met deze mechanismen, zoals SGLT2 inhibitoren bij diabetes en de interactie tussen penicilline en probenecid [4](#page=4) [5](#page=5).
### 4.1 SGLT2 inhibitoren en diabetes
SGLT2 (Sodium-glucose cotransporter 2) is een belangrijk eiwit dat zich bevindt in de proximale tubulus van de nieren en verantwoordelijk is voor de reabsorptie van glucose uit de voorurine terug in het bloed. SGLT2 inhibitoren zijn een klasse medicijnen die specifiek de werking van SGLT2 remmen [4](#page=4).
#### 4.1.1 Werkingsmechanisme en effecten
* **Remming van glucose reabsorptie:** Door SGLT2 te blokkeren, wordt de reabsorptie van glucose in de proximale tubulus verminderd [4](#page=4).
* **Verlaging van de renale drempel:** De renale drempel voor glucose excretie is de plasmaconcentratie waarbij glucose in de urine verschijnt (normaal rond 90 mg/dl). SGLT2 inhibitoren verlagen deze drempel, wat betekent dat glucose al bij lagere plasmaconcentraties in de urine wordt uitgescheiden [4](#page=4).
* **Toegenomen glucose excretie:** Het netto-effect is een significante toename van de glucose-uitscheiding via de urine [4](#page=4).
#### 4.1.2 Therapeutisch doel en neveneffecten
* **Diabetesbehandeling:** Het primaire doel van SGLT2 inhibitoren is het verlagen van de plasma glucoseconcentraties bij patiënten met diabetes mellitus [4](#page=4).
* **Nadelen:** Gebruikers van SGLT2 inhibitoren hebben een verhoogd risico op urineweginfecties en genitale schimmelinfecties [4](#page=4).
#### 4.1.3 Bijkomende gunstige effecten
Naast hun glykemische effecten hebben SGLT2 inhibitoren ook andere belangrijke voordelen laten zien:
* **Antiproteïnurisch en nefroprotectief:** Ze verminderen de hoeveelheid eiwit in de urine (proteïnurie) en beschermen de nieren, zowel bij diabetische nefropathie als bij andere vormen van proteïnurische nierinsufficiëntie [4](#page=4).
* **Verbetering van hartfalen prognose:** Studies tonen aan dat SGLT2 inhibitoren de prognose bij patiënten met hartfalen verbeteren [4](#page=4).
* **Mechanisme bij diabetische nefropathie:** In het geval van diabetische nefropathie kan 'hyperfiltratie' optreden, waarbij de druk in de nieren toeneemt door vasodilatatie, wat schadelijk is. SGLT2 inhibitoren kunnen dit effect tegengaan [4](#page=4).
### 4.2 Penicilline en probenecid: interactie met tubulaire transport
De interactie tussen penicilline en probenecid is een klassiek voorbeeld van hoe tubulaire transportmechanismen de farmacokinetiek van medicijnen kunnen beïnvloeden [5](#page=5).
#### 4.2.1 Penicilline's renale eliminatie
* **Filtratie en secretie:** Penicilline wordt na toediening zowel door de glomerulus gefilterd als actief gesecreteerd in de proximale tubulus. Dit betekent dat de nieren erop gericht zijn om penicilline zo snel mogelijk uit het lichaam te verwijderen [5](#page=5).
* **Secretie via OAT:** Penicilline wordt, net als veel andere organische zuren, gesecreteerd via organische anion transporters (OAT) [5](#page=5).
#### 4.2.2 Probenecid als OAT-inhibitor
* **Historische context:** Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er een tekort aan penicilline. Men ontdekte dat probenecid, een stof die oorspronkelijk werd gebruikt voor de behandeling van jicht, de excretie van penicilline kon vertragen [5](#page=5).
* **Mechanisme:** Probenecid werkt als een competitieve inhibitor van de organische anion transporters (OAT). Door de OAT-kanalen te bezetten, vermindert probenecid de secretie van penicilline in de proximale tubulus [5](#page=5).
* **Resultaat:** Dit leidt tot een langere werkingsduur van penicilline doordat het langer in de bloedbaan blijft circuleren [5](#page=5).
#### 4.2.3 Uricosurisch effect van probenecid
* **Jichtbehandeling:** Probenecid heeft ook een uricosurisch effect, wat betekent dat het de uitscheiding van urinezuur bevordert [5](#page=5).
* **Dubbel mechanisme:** Hoewel urinezuur niet primair wordt gesecreteerd via de OAT-transporteurs waar probenecid op werkt, remt probenecid ook de reabsorptie van urinezuur in de tubulus. Dit gecombineerde effect verhoogt de uiteindelijke excretie van urinezuur [5](#page=5).
#### 4.2.4 Probenecid als 'masking agent' voor doping
* **Verboden stof:** Probenecid staat op de lijst van verboden middelen door sportorganisaties omdat het kan worden gebruikt als een 'masking agent' [5](#page=5).
* **Onderdrukking van dopingdetectie:** Als sporters anabole steroïden of andere dopingmiddelen gebruiken, worden deze uitgescheiden in de urine. Door tegelijkertijd probenecid in te nemen, blijft het dopingmiddel langer in het bloed en wordt het minder snel of niet gedetecteerd in de urine [5](#page=5).
---
> **Tip:** Begrijpen hoe medicijnen interageren met specifieke transportmechanismen in de tubulus is cruciaal voor het optimaliseren van therapie en het begrijpen van mogelijke bijwerkingen of interacties [4](#page=4) [5](#page=5).
> **Voorbeeld:** Stel je een patiënt voor met diabetes die ook hartfalen heeft. Een SGLT2 inhibitor kan hier een dubbel voordeel bieden: het verbetert de bloedsuikercontrole én helpt de symptomen van hartfalen te verlichten [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Een arts die penicilline voorschrijft aan een patiënt met jicht kan ervoor kiezen om probenecid toe te voegen om de effectiviteit van de penicilline te verlengen, maar moet zich bewust zijn van het verhoogde risico op urinezuur-gerelateerde complicaties als de jicht niet goed wordt behandeld [5](#page=5).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Tubulaire reabsorptie | Het proces waarbij nuttige stoffen uit het filtraat in de nierbuisjes terug in het bloed worden opgenomen. Dit gebeurt via epitheliale en paracellulaire wegen en kan actief of passief verlopen. |
| Glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) | De hoeveelheid plasma die per minuut wordt gefilterd door de glomeruli in de nieren. Dit is een belangrijke indicator voor de nierfunctie en wordt geschat op ongeveer 120 ml/min in dit document. |
| Actief transport | Een proces waarbij stoffen tegen hun concentratiegradiënt in worden getransporteerd, wat energie vereist in de vorm van ATP. Een voorbeeld is de actieve reabsorptie van natrium. |
| Osmose | De beweging van watermoleculen door een semi-permeabel membraan, van een gebied met een lagere concentratie opgeloste stoffen naar een gebied met een hogere concentratie opgeloste stoffen. Dit proces is passief en wordt gebruikt voor waterreabsorptie. |
| Epitheliaal transport (transcellulair transport) | De passage van stoffen door de apicale en basolaterale membranen van tubulaire epitheelcellen om van het lumen naar het interstitium te komen. |
| Paracellulaire weg | Een transportroute waarbij stoffen tussen twee naburige tubulaire epitheelcellen door de cel-cel juncties migreren. |
| Na+K+ATPase | Een enzym dat zich aan de basolaterale zijde van tubulaire cellen bevindt en natriumionen actief naar het interstitium pompt, terwijl het kaliumionen in de cel trekt. Dit proces verbruikt ATP en handhaaft de natriumgradiënt. |
| Symport met natrium | Een type cotransport waarbij natriumionen samen met een ander molecuul, zoals glucose of aminozuren, via dezelfde transporter celinwaarts worden getrokken, profiterend van de elektrochemische gradiënt van natrium. |
| SGLT | Natrium-glucose cotransporter, een proteïne die natrium en glucose samen de cel in transporteert. |
| GLUT | Glucose transporter, een proteïne die glucose via gefaciliteerde diffusie de cel uit transporteert aan de basolaterale zijde. |
| Saturatie | Het punt waarop de transportcapaciteit van de tubuli voor een specifieke stof wordt bereikt; de tubuli kunnen niet meer van die stof reabsorberen per tijdseenheid, zelfs als de concentratie in het plasma stijgt. |
| Renale drempel | De plasmaconcentratie van een stof waarbij de tubuli de maximale hoeveelheid per minuut reabsorberen; wanneer de concentratie boven deze drempel komt, treedt er excretie van de stof op. |
| Excretie | De totale hoeveelheid van een stof die door de nieren uit het lichaam wordt verwijderd. Het wordt berekend als filtratie minus reabsorptie plus secretie. |
| Colloid osmotische druk | De druk die wordt uitgeoefend door eiwitten, zoals albumine, in het bloedplasma. Deze eiwitten worden nauwelijks gefilterd en trekken water terug naar de bloedbaan, wat belangrijk is voor het handhaven van het bloedvolume. |
| Secretie | Het proces waarbij moleculen vanuit het extracellulaire vocht actief naar het lumen van het nefron worden getransporteerd. Dit proces kan endogene of exogene stoffen omvatten en is belangrijk voor homeostase en het verwijderen van afvalstoffen. |
| Organic anion transporter (OAT) | Een groep transporters die organische anionen (negatief geladen moleculen) over celmembranen transporteren, vaak betrokken bij secretieprocessen. |
| Klaring | De maat voor de snelheid waarmee een stof uit het plasma wordt verwijderd door excretie of metabolisatie. Het is een niet-invasieve methode om de GFR te meten. |
| SGLT2 inhibitoren | Medicijnen die de reabsorptie van glucose in de proximale tubulus remmen door de SGLT2-transporters te blokkeren. Dit leidt tot verhoogde glucose-excretie en een lagere bloedsuikerspiegel. |
| Diabetische nefropathie | Nierbeschadiging die optreedt als gevolg van langdurige diabetes, vaak gekenmerkt door hyperfiltratie en proteïnurie. |
| Hyperfiltratie | Een verhoogde glomerulaire filtratiesnelheid, vaak gezien in de vroege stadia van diabetische nefropathie, wat kan bijdragen aan verdere nierbeschadiging. |
| Uricosurisch | Een stof die de uitscheiding van urinezuur bevordert door de reabsorptie ervan in de nierbuisjes te remmen. |
| Masking agent | Een stof die wordt gebruikt om de detectie van andere verboden stoffen, zoals doping, te bemoeilijken door hun eliminatie of uitscheiding te vertragen of te veranderen. |