Naamloos document.docx
Summary
# Studie van de stam
Dit gedeelte behandelt de vocabulaire gerelateerd aan verschillende lichaamssystemen en medische termen, inclusief Latijnse en Griekse voorvoegsels en hun betekenissen.
### 1.1 Cardiovasculair stelsel
* **card-, cardi-**: verwijst naar het hart.
* Voorbeelden: endocard (binnenwand hart), myocard (hartspier), pericard (hartvlies).
* **vas-**: verwijst naar een vat.
* Voorbeelden: vasectomie (wegnemen van een vat), vasoconstrictie (vernauwing van een vat).
* **vascul-**: verwijst naar een bloedvat.
* **angi-**: verwijst naar een bloedvat.
* Voorbeeld: angiografie (röntgenonderzoek van bloedvaten).
* **arteri-**: verwijst naar een slagader.
* Voorbeeld: arteriografie.
* **ven-**: verwijst naar een ader.
* Voorbeeld: venectomie.
* **fleb- (phleb-)**: verwijst naar een ader.
* Voorbeelden: flebitis (aderontsteking), flebalgie (aderpijn).
### 1.2 Bloed- en lymfestelsel
* **hem-, hemat-**: verwijst naar bloed.
* Voorbeelden: hematocyt (bloedcel), hematologie (leer van bloed).
* **aden-**: verwijst naar een klier.
* Voorbeelden: adenitis (klierontsteking), adenopathie (klierziekte).
* **lymf-**: verwijst naar lymfe.
* Voorbeeld: lymphangitis (lymfevatontsteking).
* **splen-**: verwijst naar de milt.
* Voorbeelden: splenectomie (wegnemen van de milt), splenomegalie (vergrote milt).
### 1.3 Respiratoir stelsel
* **trache-**: verwijst naar de luchtpijp.
* Voorbeeld: tracheitis (ontsteking van de luchtpijp).
* **bronch-**: verwijst naar een luchtpijpvertakking.
* Voorbeeld: bronchitis.
* **pneum-, pneumon-**: verwijst naar de long.
* Voorbeeld: pneumologie (leer van longaandoeningen).
* **pulmon-**: verwijst naar de long.
* Voorbeelden: pulmonalis (longslagader), pulmonitis (longontsteking).
* **pleur-**: verwijst naar het longvlies.
* Voorbeeld: pleuritis.
* **-pnoe**: verwijst naar ademhaling.
* Voorbeelden: apnoe (afwezigheid van ademhaling), dyspnoe (moeilijke ademhaling), polypnoe (snelle ademhaling), orthopnoe (ademhalen in rechtopstaande positie).
### 1.4 Spijsverteringsstelsel
* **labi-**: verwijst naar de lip.
* Voorbeeld: labialis.
* **oesofag-**: verwijst naar de slokdarm.
* Voorbeeld: oesofagitis (ontsteking van de slokdarm).
* **gastr-**: verwijst naar de maag.
* Voorbeelden: gastritis, gastrectomie.
* **enter-**: verwijst naar de darm.
* Voorbeeld: enteritis (darmontsteking).
* **duoden-**: verwijst naar de twaalfvingerige darm.
* Voorbeeld: duodenitis.
* **ile-**: verwijst naar de kronkeldarm.
* Voorbeeld: ileitis.
* **appendic-**: verwijst naar de appendix.
* Voorbeelden: appendicitis, appendectomie.
* **hepat-**: verwijst naar de lever.
* Voorbeelden: hepatitis, hepatomegalie (vergrote lever).
### 1.5 Urogenitaal stelsel
* **ur-**: verwijst naar urine.
* Voorbeeld: uremie (verhoogde ureumconcentratie in het bloed).
* **vagin-**: verwijst naar de vagina.
* Voorbeeld: vaginitis.
* **men-**: verwijst naar maand of menstruatie.
* Voorbeelden: menorragie (hevig menstrueel bloedverlies), amenorree (afwezigheid van menstruatie).
* **gynec-**: verwijst naar vrouw.
* Voorbeeld: gynaecologie.
* **andr-**: verwijst naar man.
* Voorbeeld: androgeen (mannelijk hormoon).
### 1.6 Zenuwstelsel
* **neur-**: verwijst naar een zenuw.
* Voorbeelden: neuritis, neurologie.
* **encefal-**: verwijst naar de hersenen.
* Voorbeeld: encefalogram.
* **cerebr-**: verwijst naar de hersenen.
* Voorbeeld: cerebrospinaal.
* **myel-**: verwijst naar het ruggenmerg.
* Voorbeeld: poliomyelitis.
* **mening-**: verwijst naar het hersenvlies.
* Voorbeeld: meningitis.
* **psych-**: verwijst naar geest of ziel.
* Voorbeeld: psychiatrie.
### 1.7 Osteomusculair stelsel
* **oste-**: verwijst naar bot.
* Voorbeelden: osteitis (botontsteking), osteoom (botgezwel).
* **my-, muscul-**: verwijst naar spier.
* Voorbeelden: myalgie (spierpijn), intramusculair (binnen de spier).
* **artr-**: verwijst naar een gewricht.
* Voorbeelden: artritis (gewrichtsontsteking), artrose (gewrichtsslijtage), artroscopie (kijkonderzoek van gewricht).
* **ten-**: verwijst naar pees.
* Voorbeeld: tendinitis (peesontsteking).
* **spondyl-**: verwijst naar wervel.
* Voorbeelden: spondylitis (wervelontsteking), spondylartrose (slijtage wervelgewricht).
* **rachi-**: verwijst naar de wervelkolom.
* Voorbeeld: rachialgie (pijn in de wervelkolom).
* **lumb-**: verwijst naar de lenden.
* Voorbeeld: lumbalgie (pijn in de lenden).
* **cox-**: verwijst naar de heup.
* Voorbeeld: coxartrose (slijtage van het heupgewricht).
* **crur-**: verwijst naar been.
* Voorbeeld: Ischiocrurale spieren (hamstrings, achterzijde van het dijbeen).
* **gon-**: verwijst naar de knie.
* Voorbeeld: gonartrose (slijtage van het kniegewricht).
* **pod-**: verwijst naar voet.
* Voorbeeld: podologie (voetkunde).
* **brachi-**: verwijst naar arm.
* Voorbeeld: brachialgie (pijn in de arm).
* **chir-**: verwijst naar hand.
* Voorbeeld: chirurgie.
* **dactyl-**: verwijst naar vinger.
* Voorbeeld: dactylografie.
* **thorac-**: verwijst naar de borstkas.
* Voorbeeld: thoracotomie (insnijding in de borstkas).
### 1.8 Dermatologie
* **dermat-, derm-**: verwijst naar de huid.
* Voorbeeld: dermatitis (huidontsteking).
* **cut-**: verwijst naar de huid.
* Voorbeeld: subcutaan (onder de huid).
### 2. Studie van het prefix (voorvoegsel)
#### 2.1 Aantal / hoeveelheid
* **hemi- / semi-**: half
* Voorbeeld: hemiplegie (verlamming van een lichaamshelft).
* **uni- / mono-**: één
* Voorbeeld: unilateral (eenzijdig).
* **bi-, di-**: twee
* Voorbeeld: biceps (tweehoofdige spier).
* **tri-**: drie
* Voorbeeld: trigemini (drieling).
* **oligo-**: weinig
* Voorbeeld: oligomenorree (weinig menstruaties).
* **pollakis**: dikwijls
* **poly-, multi-**: veel
* Voorbeeld: polyurie (veel plassen).
* **pan-**: alles
* Voorbeeld: pancreas (alvleesklier - letterlijk 'al het vlees', verwijzend naar de organische aard ervan).
#### 2.2 Afmeting
* **brachy-**: kort
* Voorbeeld: brachycardie (trage hartslag).
* **dolicho-**: lang
* Voorbeeld: dolichocefalie (lang hoofd).
* **micro-**: klein
* **macro- / mega-**: groot
#### 2.3 Gelijkenis / verschil
* **auto-**: zelf
* **homo-, iso-**: gelijk
* **hetero-**: anders
* **anti-**: tegen
#### 2.4 Graad
* **hypo-**: te weinig
* **hyper-**: te veel
* **isch-**: tekort, gebrek
* **dys-**: stoornis, moeilijk
* **eu-**: goed
#### 2.5 Kleur
* **chlor-**: groen
* **cyan-**: blauw
* **erytr-**: rood
* **leuk-**: wit
* **melan-**: zwart
* **poli-**: grijs
* **xanth-**: geel
#### 2.6 Ontkenning
* **a-, an-**: zonder
* **in-, im-**: niet
#### 2.7 Plaats
* **intra-, endo-**: binnen
* **exo-, ecto-, extra-**: buiten
* **ad-**: naar toe
* **ab-**: weg van
* **para-**: naast
* **epi-, supra-**: op, boven
* **sub-, infra-, hypo-**: onder
* **ante-, pre-, pro-**: voor
* **post-, retro-**: achter
* **peri-, circum-**: rondom
* **inter-, meso-**: tussen
* **dia-, trans-**: doorheen
* **ana-**: omhoog, opnieuw
* **cata-**: naar beneden
* **co, con, cum, -**: samen
* **syn-, sym-**: samen
* **ortho-**: recht, normaal
#### 2.8 Snelheid
* **brady-**: traag
* **tachy-**: snel
#### 2.9 Tijd
* **ante-, pre-, pro-**: voor (in de tijd)
* **post-**: na
* **meta-**: na, verandering
### 3. Studie van het suffix (achtervoegsel)
* **-algesie**: verdwijnen van pijn
* Voorbeeld: analgesie (geen pijn).
* **-algie**: pijn
* Voorbeelden: neuralgie (zenuwpijn), myalgie (spierpijn).
* **-alis**: betreffend
* Voorbeeld: arteria pulmonalis (longslagader).
* **-ase / -asis**: aanwezigheid van iets
* Voorbeeld: cholelithiasis (aanwezigheid van galstenen).
* **-kèle / -coele**: breuk, zak
* Voorbeeld: varicokèle (spataderbreuk).
* **-cied / -cide**: doden
* Voorbeeld: bactericide (bacteriedodend).
* **-dese / -desis**: vastmaken
* Voorbeeld: artrodese (vastzetten van een gewricht).
* **-ectasie / -ectasis**: verwijding
* Voorbeeld: bronchiëctasie (verwijding van de bronchiën).
* **-ectomie**: wegnemen, uitsnijden
* Voorbeeld: gastrectomie (wegnemen van de maag).
* **-emese / -emesis**: braken
* Voorbeeld: hematemese (bloedbraken).
* **-emie**: bloed(waarde)
* Voorbeeld: glycemie (hoeveelheid suiker in het bloed).
* **-exerese**: wegnemen
* Voorbeeld: exerese van een tumor.
* **-fagie**: eten
* Voorbeeld: polyfagie (veel eten).
* **-fiel / -filie**: aangetrokken tot
* Voorbeeld: hydrofiel (wateraantrekkend).
* **-fobie**: vrees
* Voorbeeld: claustrofobie (angst voor gesloten ruimtes).
* **-geen / -genese**: ontstaan, vorming
* Voorbeeld: osteogenese (botvorming).
* **-graaf / -grafie / -gram**: registratie, afbeelding
* Voorbeeld: radiografie (röntgenfoto).
* **-iatrie**: geneeskunde
* Voorbeeld: pediatrie (kinderheelkunde).
* **-itis**: ontsteking
* Voorbeeld: bronchitis (ontsteking van de bronchiën).
* **-lalie**: spraak
* Voorbeeld: dyslalie (spraakstoornis).
* **-logie / -loog**: studie / specialist
* Voorbeeld: cardiologie (studie van hartaandoeningen).
* **-lyse**: ontbinding, afbraak
* Voorbeeld: hemolyse (afbraak van rode bloedcellen).
* **-manie**: drang
* Voorbeeld: kleptomanie (drang om te stelen).
* **-megalie**: vergroting
* Voorbeeld: hepatomegalie (vergroting van de lever).
* **-metrie**: meten
* Voorbeeld: spirometrie (meten van de longfunctie).
* **-odynie**: pijn
* Voorbeeld: coccygodynie (pijn aan het stuitbeen).
* **-oid**: lijkend op
* Voorbeeld: mucoïd (slijmachtig).
* **-oom / -oma**: gezwel
* Voorbeeld: lipoom (vetgezwel).
* **-ose / -osis**: toestand
* Voorbeeld: trombose (toestand van bloedstolling).
* **-paat / -pathie**: lijden, aandoening
* Voorbeeld: neuropathie (aandoening van de zenuwen).
* **-penie**: tekort
* Voorbeeld: cytopenie (tekort aan cellen).
* **-pexie / -pexis**: fixatie
* Voorbeeld: hysteropexie (vasthechten van de baarmoeder).
* **-plasie / -plastie**: vorming, herstel
* Voorbeeld: neoplasie (nieuwvorming van weefsel).
* **-plegie**: verlamming
* Voorbeeld: hemiplegie (verlamming van een lichaamshelft).
* **-poiese / -poiesis**: vorming
* Voorbeeld: hematopoiese (vorming van bloedcellen).
* **-ptose / -ptosis**: verzakking
* Voorbeeld: blefaroptose (verzakking van het ooglid).
* **-ptysie / -ptysis**: spuwen
* Voorbeeld: hemoptysie (bloed spuwen).
* **-ree / -rhee**: vloeien
* Voorbeeld: diarree (dunne ontlasting).
* **-rafie / -raphie**: hechting
* Voorbeeld: myorrafie (hechten van een spier).
* **-ragie / -rrhagie**: hevige bloeding
* Voorbeeld: hemorragie (hevige bloeding).
* **-scopie**: onderzoek met een kijkinstrument
* Voorbeeld: gastroscopie (onderzoek van de maag met een kijkbuis).
* **-stase / -stasis**: ophouden
* Voorbeeld: hemostase (het stelpen van een bloeding).
* **-stomie**: kunstmatige verbinding
* Voorbeeld: colostomie (kunstmatige uitgang voor de darm).
* **-therapie**: behandeling
* Voorbeeld: kinesitherapie (behandeling door beweging).
* **-tomie**: insnijding
* Voorbeeld: laparotomie (insnijding in de buikwand).
* **-tonie**: spanning
* Voorbeeld: atonie (spanningsloosheid, slapte).
* **-trofie**: voeding, volume
* Voorbeelden: atrofie (afname van weefsel), hypertrofie (toename van weefsel).
* **-troop**: gericht op
* Voorbeeld: neurotroop (gericht op het zenuwstelsel).
* **-urie**: urine
* Voorbeeld: hematurie (bloed in de urine).
* **-pathie**: aandoening
* Voorbeeld: neuropathie.
* **-Cardiopathie**: het lijden van een hartaandoening.
---
# Studie van het prefix (voorvoegsel)
Dit gedeelte verklaart de betekenis en het gebruik van diverse voorvoegsels die worden gebruikt om hoeveelheid, afmeting, gelijkenis, graad, kleur, ontkenning, plaats, snelheid en tijd aan te duiden in medische terminologie.
### 5.1 Hoeveelheid en aantal
Prefixen die duiden op de hoeveelheid of het aantal van iets:
* **hemi- / semi-**: half
* *Voorbeeld*: hemiplegie (verlamming van een halve lichaamszijde).
* **uni- / mono-**: één
* *Voorbeeld*: unilateral (aan één zijde).
* **bi-, di-**: twee
* *Voorbeeld*: biceps (een spier met twee aanhechtingspunten).
* **tri-**: drie
* *Voorbeeld*: trigemini (de drielingzenuw).
* **oligo-**: weinig
* *Voorbeeld*: oligomenorree (een te zeldzame menstruatie).
* **pollakis**: dikwijls
* **poly-, multi-**: veel
* *Voorbeeld*: polyurie (een overmatige urineproductie).
* **pan-**: alles
* *Voorbeeld*: pancreas (de alvleesklier).
### 5.2 Afmeting
Prefixen die de grootte of afmeting aangeven:
* **brachy-**: kort
* *Voorbeeld*: brachycardie (een trage hartslag).
* **dolicho-**: lang
* *Voorbeeld*: dolichocefalie (een langgerekte schedelvorm).
* **micro-**: klein
* **macro- / mega-**: groot
### 5.3 Gelijkenis en verschil
Prefixen die relaties van gelijkheid of ongelijkheid aangeven:
* **auto-**: zelf
* **homo-, iso-**: gelijk
* **hetero-**: anders
* **anti-**: tegen
### 5.4 Graad
Prefixen die een bepaalde graad of intensiteit aanduiden:
* **hypo-**: te weinig, onder
* **hyper-**: te veel, boven
* **isch-**: tekort, gebrek
* **dys-**: stoornis, moeilijk
* *Voorbeeld*: dyspnoe (moeilijke ademhaling).
* **eu-**: goed, normaal
* *Voorbeeld*: eupnoe (normale ademhaling).
### 5.5 Kleur
Prefixen die specifieke kleuren aanduiden:
* **chlor-**: groen
* **cyan-**: blauw
* **erytr-**: rood
* **leuk-**: wit
* **melan-**: zwart
* **poli-**: grijs
* **xanth-**: geel
### 5.6 Ontkenning
Prefixen die een gebrek aan of het tegenovergestelde aanduiden:
* **a-, an-**: zonder
* *Voorbeeld*: apnoe (afwezigheid van ademhaling).
* **in-, im-**: niet
* *Voorbeeld*: inactief (niet werkzaam).
### 5.7 Plaats
Prefixen die de locatie of positie aangeven:
* **intra-, endo-**: binnen
* *Voorbeeld*: intramusculair (binnen de spier).
* **exo-, ecto-, extra-**: buiten
* *Voorbeeld*: exogeen (van buitenaf komend).
* **ad-**: naar toe
* **ab-**: weg van
* **para-**: naast
* **epi-, supra-**: op, boven
* *Voorbeeld*: epiglottis (het strotklepje).
* **sub-, infra-, hypo-**: onder
* *Voorbeeld*: subcutaan (onder de huid).
* **ante-, pre-, pro-**: voor
* *Voorbeeld*: prefix (voorvoegsel).
* **post-, retro-**: achter
* *Voorbeeld*: postoperatief (na een operatie).
* **peri-, circum-**: rondom
* *Voorbeeld*: pericard (het hartzakje).
* **inter-, meso-**: tussen
* *Voorbeeld*: intercostaal (tussen de ribben).
* **dia-, trans-**: doorheen
* *Voorbeeld*: transdermaal (door de huid heen).
* **ana-**: omhoog, opnieuw
* **cata-**: naar beneden
* **co, con, cum, syn-, sym-**: samen
* *Voorbeeld*: conjunctivitis (oogontsteking, letterlijk 'samengekomen oog').
### 5.8 Snelheid
Prefixen die de snelheid aangeven:
* **brady-**: traag
* *Voorbeeld*: bradycardie (trage hartslag).
* **tachy-**: snel
* *Voorbeeld*: tachycardie (snelle hartslag).
### 5.9 Tijd
Prefixen die de temporele relatie aangeven:
* **ante-, pre-, pro-**: voor (in de tijd)
* **post-**: na
* **meta-**: na, verandering
* *Voorbeeld*: metabolisme (stofwisseling, de veranderingen in het lichaam).
---
# Studie van het suffix (achtervoegsel)
Dit deel van de studie gids behandelt de betekenis van diverse achtervoegsels die frequent voorkomen in medische terminologie, met focus op termen die pijn, aanwezigheid, verwijdering, ontsteking, bloedwaarden, vorming, onderzoek, meting, vergroting en aandoeningen aanduiden.
### 3.1 Algemene betekenissen van suffixen
Suffixen geven essentiële informatie over de aard van een medische conditie, procedure of kenmerk. Hieronder volgt een overzicht van veelvoorkomende achtervoegsels en hun specifieke betekenissen:
#### 3.1.1 Suffixen gerelateerd aan pijn en aandoeningen
* **-algesie**: duidt op het verdwijnen van pijn.
* Voorbeeld: `analgesie` (geen pijn).
* **-algie**: geeft pijn aan.
* Voorbeeld: `neuralgie` (zenuwpijn), `myalgie` (spierpijn).
* **-itis**: geeft een ontsteking aan.
* Voorbeeld: `bronchitis` (ontsteking van de bronchiën), `gastritis` (maagonsteking).
* **-ose / -osis**: duidt op een toestand of proces, vaak chronisch.
* Voorbeeld: `trombose` (bloedstolselvorming), `artrose` (gewrichtsslijtage).
* **-paat / -pathie**: duidt op een ziekte, aandoening of lijden.
* Voorbeeld: `neuropathie` (zenuwziekte), `cardiopathie` (hartziekte).
* **-odynie**: duidt op pijn, specifiek aan een lichaamsdeel.
* Voorbeeld: `coccygodynie` (pijn in het stuitbeen).
#### 3.1.2 Suffixen gerelateerd aan aanwezigheid en tekorten
* **-ase / -asis**: geeft de aanwezigheid van iets aan.
* Voorbeeld: `cholelithiasis` (aanwezigheid van galstenen).
* **-penie**: duidt op een tekort.
* Voorbeeld: `cytopenie` (tekort aan cellen).
#### 3.1.3 Suffixen gerelateerd aan verwijdering en ingrepen
* **-ectomie**: geeft het wegnemen of uitsnijden van een orgaan of weefsel aan.
* Voorbeeld: `gastrectomie` (wegnemen van de maag), `appendectomie` (wegnemen van de appendix).
* **-exerese**: staat voor het wegnemen.
* Voorbeeld: `exerese van een tumor`.
* **-dese / -desis**: betekent het vastmaken van structuren.
* Voorbeeld: `artrodese` (het vastzetten van een gewricht).
* **-pexie / -pexis**: staat voor fixatie of het vasthechten.
* Voorbeeld: `hysteropexie` (het vasthechten van de baarmoeder).
* **-rafie / -raphie**: duidt op het hechten.
* Voorbeeld: `myorrafie` (het hechten van een spier).
* **-stomie**: geeft een kunstmatige opening of verbinding aan.
* Voorbeeld: `colostomie` (een kunstmatige uitgang voor de darm).
* **-tomie**: geeft een insnijding of het doornemen aan.
* Voorbeeld: `laparotomie` (een insnijding in de buikwand).
#### 3.1.4 Suffixen gerelateerd aan bloed en vloeistoffen
* **-emie**: geeft een bloedwaarde of de aanwezigheid van iets in het bloed aan.
* Voorbeeld: `glycemie` (suikergehalte in het bloed), `uremie` (aanwezigheid van ureum in het bloed).
* **-urie**: duidt op de urine.
* Voorbeeld: `hematurie` (bloed in de urine).
* **-ptysie / -ptysis**: verwijst naar spuwen.
* Voorbeeld: `hemoptysie` (het spuwen van bloed).
* **-ree / -rhee**: geeft het vloeien of afscheiden aan.
* Voorbeeld: `diarree` (dunne ontlasting, letterlijk 'doorstromen').
* **-emese / -emesis**: duidt op braken.
* Voorbeeld: `hematemese` (bloedbraken).
* **-ragie / -rrhagie**: geeft een hevige bloeding aan.
* Voorbeeld: `hemorragie` (een bloeding).
#### 3.1.5 Suffixen gerelateerd aan vorming en ontwikkeling
* **-geen / -genese**: verwijst naar het ontstaan of de vorming.
* Voorbeeld: `osteogenese` (botvorming).
* **-plasie / -plastie**: duidt op vorming, herstel of reconstructie.
* Voorbeeld: `neoplasie` (nieuwvorming van weefsel), `rhinoplastie` (neuscorrectie).
* **-poiese / -poiesis**: staat voor vorming.
* Voorbeeld: `hematopoiese` (vorming van bloedcellen).
* **-trofie**: verwijst naar voeding, groei of volume.
* Voorbeeld: `atrofie` (afname van weefselvolume), `hypertrofie` (toename van weefselvolume).
#### 3.1.6 Suffixen gerelateerd aan onderzoek en meting
* **-scopie**: duidt op onderzoek met een kijkinstrument.
* Voorbeeld: `gastroscopie` (onderzoek van de maag met een scoop).
* **-metrie**: verwijst naar het meten.
* Voorbeeld: `spirometrie` (meten van de longfunctie).
* **-graaf / -grafie / -gram**: geeft registratie, afbeelding of een opname aan.
* Voorbeeld: `radiografie` (röntgenfoto), `elektrocardiogram` (hartfilmpje).
#### 3.1.7 Suffixen gerelateerd aan vergroting en afwijkingen
* **-megalie**: geeft vergroting aan.
* Voorbeeld: `hepatomegalie` (vergrote lever), `splenomegalie` (vergrote milt).
* **-ectasie / -ectasis**: duidt op verwijding.
* Voorbeeld: `bronchiëctasie` (verwijding van de bronchiën).
* **-ptose / -ptosis**: staat voor verzakking.
* Voorbeeld: `blefaroptose` (hangend ooglid).
* **-plegie**: geeft verlamming aan.
* Voorbeeld: `hemiplegie` (verlamming van een lichaamshelft).
* **-fagie**: betekent eten.
* Voorbeeld: `polyfagie` (overmatige eetlust).
* **-fobie**: duidt op angst of vrees.
* Voorbeeld: `claustrofobie` (angst voor besloten ruimtes).
* **-fiel / -filie**: geeft aan dat iets wordt aangetrokken tot.
* Voorbeeld: `hydrofiel` (wateraantrekkend).
* **-lalie**: verwijst naar spraak.
* Voorbeeld: `dyslalie` (spraakstoornis).
* **-manie**: duidt op een drang of obsessie.
* Voorbeeld: `kleptomanie` (steeldrang).
* **-oid**: betekent gelijkend op.
* Voorbeeld: `mucoïd` (slijmachtig).
* **-tonie**: verwijst naar spanning.
* Voorbeeld: `atonie` (gebrek aan spanning, slapte).
* **-iaal / -alis**: betekent 'betreffend' of 'behorend tot'.
* Voorbeeld: `arteria pulmonalis` (longslagader).
#### 3.1.8 Suffixen gerelateerd aan medische disciplines
* **-iatrie**: duidt op geneeskunde of behandeling.
* Voorbeeld: `pediatrie` (kindergeneeskunde).
* **-logie / -loog**: verwijst naar studie of een specialist.
* Voorbeeld: `cardiologie` (studie van het hart), `cardioloog` (hartspecialist).
#### 3.1.9 Suffixen gerelateerd aan andere specifieke betekenissen
* **-cied / -cide**: betekent doden.
* Voorbeeld: `bactericide` (bacteriedodend).
* **-kèle / -coele**: duidt op een breuk of zak.
* Voorbeeld: `varicokèle` (spataderbreuk).
* **-lyse**: verwijst naar ontbinding of afbraak.
* Voorbeeld: `hemolyse` (afbraak van rode bloedcellen).
* **-stase / -stasis**: geeft aan dat iets ophoudt.
* Voorbeeld: `hemostase` (het stelpen van bloedingen).
* **-therapie**: betekent behandeling.
* Voorbeeld: `kinesitherapie` (behandeling door beweging).
* **-troop**: geeft aan dat iets gericht is op.
* Voorbeeld: `neurotroop` (gericht op het zenuwstelsel).
> **Tip:** Leer de meest voorkomende achtervoegsels uit je hoofd. Ze vormen de sleutel tot het begrijpen van talloze medische termen zonder dat je elke term afzonderlijk hoeft te memoriseren. Focus op de betekenis en de context waarin ze worden gebruikt.
> **Voorbeeld:** Als je de term `hepatomegalie` tegenkomt, ontleed deze dan: `hepat-` (lever) + `-megalie` (vergroting). Dit leidt direct tot de betekenis "vergrote lever". Op dezelfde manier, `dermat-` (huid) + `-itis` (ontsteking) = `dermatitis` (huidontsteking).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Cardiovasculair stelsel | Het stelsel dat verantwoordelijk is voor het transport van bloed en lymfe door het lichaam, inclusief het hart en bloedvaten. |
| Vasectomie | Een chirurgische ingreep waarbij de zaadleiders worden doorgesneden of afgebonden om sterilisatie bij mannen te bewerkstelligen. |
| Vasoconstrictie | Het vernauwen van bloedvaten, wat kan leiden tot een verhoogde bloeddruk of verminderde bloedtoevoer naar een bepaald gebied. |
| Angiografie | Een diagnostische beeldvormende techniek die gebruikmaakt van contrastvloeistof en röntgenstraling om bloedvaten zichtbaar te maken. |
| Arteriegrafie | Een specifieke vorm van angiografie gericht op het in beeld brengen van slagaders. |
| Flebitis | Ontsteking van een ader, vaak gepaard gaande met pijn, roodheid en zwelling. |
| Hematocyt | Een cel die in het bloed voorkomt, zoals een rode bloedcel of een witte bloedcel. |
| Hematologie | De medische discipline die zich bezighoudt met de studie van bloed, bloedziekten en het bloedvormende weefsel. |
| Adenitis | Ontsteking van een klier, wat zich kan uiten als zwelling en pijn in het getroffen gebied. |
| Lymphangitis | Ontsteking van de lymfevaten, vaak veroorzaakt door een infectie, wat leidt tot pijnlijke zwelling en rode strepen. |
| Splenectomie | De chirurgische verwijdering van de milt, meestal uitgevoerd vanwege beschadiging, vergrootte omvang of ziekte. |
| Splenomegalie | Een abnormale vergroting van de milt, die diverse oorzaken kan hebben, waaronder infecties en bloedaandoeningen. |
| Tracheitis | Ontsteking van de luchtpijp, wat kan leiden tot hoesten en ademhalingsproblemen. |
| Bronchitis | Ontsteking van de bronchiën, de vertakkingen van de luchtpijp naar de longen, vaak gepaard gaand met hoesten en slijmvorming. |
| Pneumologie | Het medische specialisme dat zich bezighoudt met de diagnose en behandeling van ziekten van de luchtwegen en longen. |
| Pleuritis | Ontsteking van het longvlies, het dunne membraan dat de longen omgeeft en de binnenkant van de borstwand bekleedt, wat leidt tot pijn bij ademhalen. |
| Apnoe | Een tijdelijke stopzetting van de ademhaling, zowel tijdens de slaap als door andere oorzaken. |
| Dyspnoe | Een subjectief gevoel van kortademigheid of ademhalingsmoeilijkheden. |
| Polypnoe | Een abnormaal snelle ademhalingsfrequentie, vaak een reactie op ziekte of stress. |
| Orthopnoe | Ademhalingsmoeilijkheden die optreden in liggende houding en verlichten bij rechtop zitten of staan. |
| Gastrectomie | De chirurgische verwijdering van (een deel van) de maag, meestal als behandeling voor maagkanker of ernstige maagzweren. |
| Enteritis | Ontsteking van de dunne darm, vaak veroorzaakt door infecties, wat leidt tot diarree en buikpijn. |
| Duodenitis | Ontsteking van de twaalfvingerige darm (duodenum), het eerste deel van de dunne darm direct na de maag. |
| Appendicitis | Ontsteking van het wormvormig aanhangsel (appendix), een veelvoorkomende chirurgische noodsituatie. |
| Appendectomie | Chirurgische verwijdering van het wormvormig aanhangsel (appendix), de standaardbehandeling voor appendicitis. |
| Hepatitis | Ontsteking van de lever, vaak veroorzaakt door virussen, alcoholmisbruik of auto-immuunziekten. |
| Hepatomegalie | Een abnormale vergroting van de lever, die kan wijzen op diverse leveraandoeningen of andere systemische ziekten. |
| Uremie | Een toxische toestand die ontstaat door het ophopen van afvalstoffen, met name ureum, in het bloed als gevolg van nierfalen. |
| Vaginitis | Ontsteking van de vagina, vaak veroorzaakt door infecties of hormonale veranderingen, met symptomen als jeuk en afscheiding. |
| Menorragie | Hevige of langdurige menstruatiebloedingen die verder gaan dan de normale menstruatiecyclus. |
| Amenorree | Het uitblijven van menstruatie bij vrouwen die normaal gesproken wel menstrueren, met diverse mogelijke oorzaken. |
| Gynaecologie | Het medische specialisme dat zich bezighoudt met de gezondheid van het vrouwelijke voortplantingssysteem. |
| Androgeen hormoon | Mannelijke geslachtshormonen, zoals testosteron, die een rol spelen bij de ontwikkeling en instandhouding van mannelijke geslachtskenmerken. |
| Neuritis | Ontsteking van een zenuw, wat kan leiden tot pijn, gevoelloosheid of verlamming in het gebied dat door de zenuw wordt geïnnerveerd. |
| Neurologie | Het medische specialisme dat zich bezighoudt met de diagnose en behandeling van ziekten van het zenuwstelsel. |
| Encefalogram | Een grafische weergave van de elektrische activiteit van de hersenen, ook bekend als een EEG (elektro-encefalogram). |
| Cerebrospinaal | Verwijst naar zowel de hersenen (cerebrum) als het ruggenmerg (spinaal). |
| Poliomyelitis | Een virale infectieziekte die de zenuwcellen in het ruggenmerg aantast en kan leiden tot verlamming. |
| Meningitis | Ontsteking van de hersenvliezen, de membranen die de hersenen en het ruggenmerg omgeven, vaak veroorzaakt door een infectie. |
| Psychiatrie | Het medische specialisme dat zich bezighoudt met de diagnose, behandeling en preventie van psychische stoornissen. |
| Osteitis | Ontsteking van botweefsel, vaak veroorzaakt door infectie of andere ziekteprocessen. |
| Osteoom | Een goedaardige bottumor, bestaande uit botweefsel. |
| Myalgie | Spierpijn, die kan variëren van mild en plaatselijk tot ernstig en wijdverbreid. |
| Intramusculair | Binnen in een spier gelegen of toegediend, zoals een intramusculaire injectie. |
| Artritis | Ontsteking van een gewricht, wat leidt tot pijn, zwelling, stijfheid en beperkte beweeglijkheid. |
| Artrose | Een degeneratieve gewrichtsaandoening waarbij het kraakbeen in een gewricht verslechtert, wat leidt tot pijn en stijfheid. |
| Artroscopie | Een minimaal invasieve chirurgische procedure om de binnenkant van een gewricht te onderzoeken en te behandelen met behulp van een kleine camera en instrumenten. |
| Tendinitis | Ontsteking van een pees, vaak veroorzaakt door overbelasting of herhaalde bewegingen, wat leidt tot pijn en gevoeligheid. |
| Spondylitis | Ontsteking van de wervels, wat kan leiden tot pijn en stijfheid in de wervelkolom. |
| Rachialgie | Pijn in de wervelkolom. |
| Lumbalgie | Pijn in de onderrug, ook wel spit genoemd. |
| Coxartrose | Slijtage van het heupgewricht, gekenmerkt door pijn en stijfheid in de heup. |
| Crur | Been. |
| Gonartrose | Slijtage van het kniegewricht, gekenmerkt door pijn en stijfheid in de knie. |
| Podologie | De studie en behandeling van aandoeningen van de voet. |
| Brachialgie | Pijn in de arm. |
| Chirurgie | Het medische vakgebied dat zich bezighoudt met de behandeling van ziekten en verwondingen door middel van handmatige of instrumentele technieken. |
| Dactylografie | Het schrijven met de vingers, zoals typen. |
| Thoracotomie | Een chirurgische opening van de borstkas, gebruikt voor toegang tot de organen in de borstholte. |
| Dermatologie | Het medische specialisme dat zich bezighoudt met de diagnose en behandeling van huidaandoeningen. |
| Subcutaan | Gelegen direct onder de huid. |
| Hemiplegie | Verlamming van één lichaamshelft, meestal veroorzaakt door een beroerte of hersenletsel. |
| Unilateral | Aan één zijde gelegen of beperkt tot één zijde. |
| Biceps | Een spier met twee koppen, zoals de biceps brachii in de bovenarm. |
| Trigemini | Verwijst naar drie structuren, zoals de drie takken van de nervus trigeminus in het gezicht. |
| Oligomenorree | Een menstruatiecyclus met een abnormaal lange duur tussen de menstruaties, of een gering aantal menstruaties per jaar. |
| Pollakisurie | Frequent urineren, met korte intervallen tussen de toiletbezoeken. |
| Polyurie | Abnormaal grote hoeveelheden urineproductie. |
| Pancreas | De alvleesklier, een orgaan dat zowel spijsverteringsenzymen als hormonen produceert. |
| Brachycardie | Een abnormaal trage hartslag. |
| Dolichocefalie | Een langwerpige schedelvorm, waarbij de lengte van de schedel groter is dan de breedte. |
| Micro | Klein. |
| Macro | Groot. |
| Mega | Zeer groot. |
| Auto | Zelf. |
| Homo | Gelijk. |
| Iso | Gelijk. |
| Hetero | Anders. |
| Anti | Tegen. |
| Hypo | Te weinig, onder. |
| Hyper | Te veel, boven. |
| Isch | Tekort, gebrek. |
| Dys | Stoornis, moeilijk. |
| Eu | Goed, normaal. |
| Chlor | Groen. |
| Cyan | Blauw. |
| Erytr | Rood. |
| Leuk | Wit. |
| Melan | Zwart. |
| Poli | Grijs. |
| Xanth | Geel. |
| A | Zonder. |
| An | Zonder. |
| In | Niet. |
| Im | Niet. |
| Intra | Binnen. |
| Endo | Binnen. |
| Exo | Buiten. |
| Ecto | Buiten. |
| Extra | Buiten. |
| Ad | Naar toe. |
| Ab | Weg van. |
| Para | Naast. |
| Epi | Op, boven. |
| Supra | Boven. |
| Sub | Onder. |
| Infra | Onder. |
| Hypo | Onder. |
| Ante | Voor. |
| Pre | Voor. |
| Pro | Voor. |
| Post | Achter, na. |
| Retro | Achter. |
| Peri | Rondom. |
| Circum | Rondom. |
| Inter | Tussen. |
| Meso | Tussen. |
| Dia | Doorheen. |
| Trans | Doorheen. |
| Ana | Omhoog, opnieuw. |
| Cata | Naar beneden. |
| Co | Samen. |
| Con | Samen. |
| Cum | Samen. |
| Syn | Samen. |
| Sym | Samen. |
| Ortho | Recht, normaal. |
| Brady | Traag. |
| Tachy | Snel. |
| Meta | Na, verandering. |
| Analgesie | Het verdwijnen of afwezigheid van pijn. |
| Algie | Pijn. |
| Neuralgie | Pijn die langs de baan van een zenuw loopt. |
| Arteria pulmonalis | De slagader die bloed van het hart naar de longen transporteert. |
| Cholelithiasis | De aanwezigheid van galstenen in de galblaas of galwegen. |
| Varicokèle | Een spataderbreuk in de balzak (scrotum) rondom de zaadstreng. |
| Bactericide | Een stof of proces dat bacteriën doodt. |
| Arthrodese | Een chirurgische procedure om een gewricht permanent vast te zetten, vaak om pijn of instabiliteit te verminderen. |
| Bronchiëctasie | Een chronische aandoening waarbij de luchtwegen in de longen permanent verwijd en beschadigd zijn, wat leidt tot ophoping van slijm en infecties. |
| Gastrectomie | De chirurgische verwijdering van een deel of de gehele maag. |
| Hematemese | Het braken van bloed, wat kan wijzen op bloedingen in het spijsverteringskanaal. |
| Glycemie | De concentratie van glucose (suiker) in het bloed. |
| Exerese | De chirurgische verwijdering van een weefsel of gezwel. |
| Polyfagie | Overmatige eetlust of overmatig eten. |
| Hydrofiel | Aantrekkend tot water; de eigenschap van stoffen die gemakkelijk water opnemen of ermee mengen. |
| Claustrofobie | Een intense angst voor afgesloten of kleine ruimtes. |
| Osteogenese | Het proces van botvorming of de ontwikkeling van botten. |
| Radiografie | Een medische beeldvormingstechniek die gebruikmaakt van röntgenstralen om beelden van de binnenkant van het lichaam te creëren. |
| Pediatrie | Het medische specialisme dat zich richt op de gezondheid en ziekten van kinderen. |
| Cardiologie | Het medische specialisme dat zich bezighoudt met de diagnose en behandeling van hartziekten. |
| Hemolyse | De afbraak van rode bloedcellen, waarbij hemoglobine vrijkomt. |
| Kleptomanie | Een psychische stoornis gekenmerkt door een dwangmatige drang om te stelen, ondanks dat de gestolen goederen niet nodig zijn. |
| Hepatomagalie | Een abnormale vergroting van de lever. |
| Spirometrie | Een longfunctieonderzoek dat de hoeveelheid lucht meet die een persoon kan in- en uitademen. |
| Coccygodynie | Pijn in het stuitbeen (os coccygis), vaak veroorzaakt door trauma of langdurig zitten. |
| Mucoïd | Slijmachtig of lijkend op slijm. |
| Lipoom | Een goedaardige tumor bestaande uit vetweefsel. |
| Trombose | De vorming van een bloedstolsel (trombus) in een bloedvat, wat de bloedstroom kan belemmeren. |
| Neuropathie | Een aandoening van de perifere zenuwen, die kan leiden tot pijn, gevoelloosheid, tintelingen of zwakte. |
| Cytopenie | Een tekort aan bloedcellen, zoals rode bloedcellen, witte bloedcellen of bloedplaatjes. |
| Hysteropexie | Een chirurgische procedure om de baarmoeder vast te hechten aan de buikwand, vaak om verzakking te corrigeren. |
| Neoplasie | Een abnormale, ongecontroleerde groei van weefsel, wat kan leiden tot de vorming van een tumor (kwaadaardig of goedaardig). |
| Hemiplegie | Verlamming van één lichaamshelft. |
| Hematopoiese | Het proces van de vorming van bloedcellen in het beenmerg. |
| Blefaroptose | Een hangend bovenste ooglid, wat het gezichtsveld kan belemmeren. |
| Hemoptysie | Het ophoesten van bloed, wat kan wijzen op ernstige aandoeningen van de luchtwegen of longen. |
| Diarree | Dunne, waterige ontlasting die vaker voorkomt dan normaal. |
| Myorrafie | Het chirurgisch hechten van een beschadigde spier. |
| Hemorragie | Een hevige bloeding, uitwendig of inwendig. |
| Gastroscopie | Een medisch onderzoek waarbij een flexibele buis met een camera (gastroscoop) wordt ingebracht via de mond om de slokdarm, maag en twaalfvingerige darm te bekijken. |
| Hemostase | Het proces van het stoppen van bloedingen, zowel natuurlijk als door medische interventie. |
| Colostomie | Een chirurgische procedure waarbij een opening (stoma) in de dikke darm (colon) naar buiten wordt geleid, meestal om ontlasting op te vangen. |
| Kinesitherapie | Fysiotherapie die zich richt op bewegingstherapie om mobiliteit, functie en welzijn te verbeteren. |
| Laparotomie | Een chirurgische opening van de buikwand, gebruikt voor toegang tot de buikorganen. |
| Atonie | Gebrek aan normale spierspanning, wat leidt tot slapte of verlies van functie. |
| Atrofie | Afname van het volume of de massa van een weefsel of orgaan, vaak als gevolg van ziekte, gebrek aan gebruik of veroudering. |
| Hypertrofie | Een toename van het volume van een orgaan of weefsel door vergroting van de individuele cellen. |
| Neurotroop | Stoffen of agentia die een specifieke affiniteit hebben voor zenuwweefsel. |
| Hematurie | De aanwezigheid van bloed in de urine. |
| Cardiopathie | Een aandoening die het hart treft; ziekte van het hart. |