Hoofdstuk 6 Algemene Verpleegkundige.pdf-summary.pdf
Summary
# Definitie en indeling van medicatie
Dit onderwerp introduceert de definitie van een medicijn en verkent de verschillende classificatiemethoden die worden toegepast om medicatie in te delen.
### 1.1 Definitie van medicatie
Een medicijn, ook wel geneesmiddel genoemd, is een stoffelijk middel dat geregistreerd is met het doel genezing te bewerkstelligen of te bevorderen [4](#page=4).
### 1.2 Indeling van medicatie
Medicijnen kunnen op diverse manieren worden onderverdeeld, namelijk:
* Naar voorschriftplichtigheid [4](#page=4).
* Als generisch of merknaam geneesmiddel [4](#page=4).
* Naar werking [4](#page=4).
* Naar toedieningsvorm [4](#page=4).
### 1.3 Voorschriftplichtige versus vrije medicatie
Over het algemeen schrijft een arts een geneesmiddel voor, dat vervolgens door de apotheker aan de patiënt wordt verstrekt [4](#page=4).
#### 1.3.1 Voorschriftplichtige medicatie
Deze medicijnen mogen slechts onder specifieke voorwaarden en aan bepaalde patiëntengroepen worden voorgeschreven. De diagnose van de arts is hierbij essentieel om het meest geschikte geneesmiddel te selecteren. Elk innoverend geneesmiddel is initieel voorschriftplichtig, waardoor de arts de heilzame effecten en bijwerkingen kan opvolgen [4](#page=4).
> **Tip:** Het is cruciaal voor verpleegkundigen om te begrijpen waarom medicijnen voor specifieke patiënten worden voorgeschreven en om vertrouwd te zijn met gangbare doseringen om mogelijke fouten op recepten te herkennen [4](#page=4).
#### 1.3.2 Vrij verkrijgbare medicatie (OTC)
Vrij verkrijgbare geneesmiddelen, ook wel OTC-geneesmiddelen ('over the counter') genoemd, zijn bedoeld voor het voorkomen of behandelen van goedaardige en voorbijgaande symptomen of kwalen. Hoewel vrij verkrijgbaar, moeten ook deze medicijnen voldoen aan strenge eisen op het gebied van kwaliteit, doeltreffendheid en veiligheid. Ze zijn uitsluitend in de apotheek verkrijgbaar [5](#page=5).
> **Tip:** Patiënten mogen OTC-geneesmiddelen slechts gedurende een beperkte periode gebruiken [5](#page=5).
#### 1.3.3 Wanneer is overleg met een arts noodzakelijk bij OTC-medicatie?
Consultatie van een arts is aan te raden of noodzakelijk in de volgende gevallen [5](#page=5):
* Als de geneesmiddelen geen verbetering van de toestand opleveren binnen de termijn die in de bijsluiter staat vermeld [5](#page=5).
* Wanneer de toestand van de patiënt verergert en/of de patiënt ernstige pijn lijdt [5](#page=5).
* Bij het optreden van bijwerkingen [5](#page=5).
Na verloop van tijd kan een laboratoriumaanvraag leiden tot het bestempelen van een voorschriftplichtig geneesmiddel als vrij verkrijgbaar, mits het veilig wordt geacht [5](#page=5).
### 1.4 Generische versus originele geneesmiddelen
Een generisch geneesmiddel is essentieel gelijkwaardig aan een origineel geneesmiddel (het referentiegeneesmiddel). Het onderscheid ligt in het type dossier waarop de vergunning voor in de handel brengen is verleend [5](#page=5).
#### 1.4.1 Originele geneesmiddelen
De vergunning voor een origineel geneesmiddel is gebaseerd op een volledig dossier, inclusief kwaliteitsgegevens en resultaten van toxicologische, farmacologische en klinische studies. Alternatief kan dit gebaseerd zijn op gepubliceerde wetenschappelijke literatuur als het werkzame bestanddeel al minstens 10 jaar binnen de Europese Unie in de medische praktijk wordt gebruikt. Originele geneesmiddelen bevatten een patent, doorgaans van 10 jaar [5](#page=5).
> **Tip:** Verpleegkundigen hebben de verantwoordelijkheid om medicijnen veilig toe te dienen en moeten vragen van patiënten over de werking en bijwerkingen kunnen beantwoorden. Zij kunnen hiervoor het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (BCFI) raadplegen. De toediener van het medicijn moet een bekwame, geschoolde en bevoegde professional zijn [6](#page=6).
---
# Toedieningsvormen en -methoden van medicatie
Dit deel behandelt de diverse vormen waarin medicatie kan voorkomen en de specifieke methoden voor toediening via verschillende routes, met de nadruk op de praktische aspecten en verpleegkundige interventies [9](#page=9).
### 3.1 Categorieën van toediening
Medicatie kan worden onderverdeeld in lokale en systemische toediening [9](#page=9).
* **Lokale toediening:** Gericht op een specifiek lichaamsdeel of gebied. Voordelen zijn een hoge concentratie van het medicijn en minder kans op bijwerkingen, omdat het niet of slechts gedeeltelijk in het bloed wordt opgenomen. Voorbeelden zijn zalven, crèmes, strooipoeders voor de huid, zuigtabletten, gorgeldranken, vaginale zetpillen, neus-, oor- en oogdruppels/-zalven, klysma's en rectale zetpillen voor lokale werking, en inhalatie [9](#page=9).
* **Systemische toediening:** Waarbij het medicijn via het bloed door het hele lichaam verspreidt [9](#page=9).
* **Enteraal:** Via het maagdarmkanaal [9](#page=9).
* **Oraal:** Opname vindt plaats via de slijmvliezen van het maagdarmkanaal. Medicijnen die op een nuchtere maag worden ingenomen, worden sneller en vollediger geresorbeerd, maar de kans op bijwerkingen is groter. De opname vindt hoofdzakelijk plaats in de dunne darm [9](#page=9).
* **Rectaal:** Medicijnen ingebracht als zetpil of klysma kunnen via het rectum in het bloed komen voor een algemene werking. Dit is een alternatief als orale toediening niet mogelijk of wenselijk is [9](#page=9).
* **Parenteraal:** Alle toedieningswijzen buiten het maagdarmkanaal. Dit omvat intraveneus, intramusculair, subcutaan en intradermaal [9](#page=9).
* **Sublinguaal:** Onder de tong. Opname via het mondslijmvlies voor snelle werking en omzeiling van maag en lever. Enkel werkzame stoffen in zeer kleine hoeveelheden en die goed door slijmvliezen dringen, zijn geschikt [9](#page=9).
* **Transdermaal:** Via de huid voor systemische opname. Medicijnen in zalven of pleisters worden opgenomen door het onderhuids bindweefsel en komen zo in de bloedbaan [9](#page=9).
### 3.2 Geneesmiddelenvormen
Medicatie komt in diverse vormen, elk met specifieke eigenschappen en toepassingen [9](#page=9).
#### 3.2.1 Poeder
Vaak verpakt in zakjes die opgelost moeten worden in water. Kan uitwendig worden gebruikt als strooipoeder of geïnhaleerd worden [10](#page=10).
#### 3.2.2 Capsule of gelule
Bestaat uit twee hulsjes van gelatine die het geneesmiddel bevatten. De gelatine lost op in de maag, waardoor het medicijn vrijkomt. Soms kan het medicijn uit de capsule gehaald worden (altijd navragen). Maagzuurbestendige capsules lossen op in de darm [10](#page=10).
#### 3.2.3 Tablet en dragée
Ontstaat door het persen van een poedermengsel. Moeten doorgeslikt worden of kunnen in water worden opgelost. Verschillende soorten zijn bruistabletten, oplostabletten, zuigtabletten, sublinguale tabletten en smelttabletten. Een dragée is een tablet met een suiker- of laklaagje, vaak om de smaak te camoufleren. Enteric coated tabletten hebben een laagje dat niet in maagzuur oplost om ontleding door maagzuur of irritatie van het maagslijmvlies te voorkomen. Retard tabletten (controlled release) geven het geneesmiddel met gereguleerde snelheid vrij, waardoor minder frequente inname nodig is. Gestanste tabletten kunnen worden gebroken, andere mogen enkel gesneden worden mits bepaalde voorwaarden [10](#page=10).
#### 3.2.4 Drank: oplossing, suspensie en emulsie
* **Oplossing:** Geneesmiddel homogeen verdeeld in een oplosmiddel (meestal water). Elke dosis bevat dezelfde hoeveelheid medicijn [10](#page=10).
* **Siroop:** Een oplossing met minimaal 2/3 suiker [10](#page=10).
* **Suspensie:** Geneesmiddel kan niet worden opgelost en is fijn vermalen verdeeld in de vloeistof. Een verdikkingsmiddel wordt toegevoegd om uitzakken te voorkomen. Moet geschud worden voor gebruik [10](#page=10).
* **Emulsie:** Kleine oliedruppeltjes verdeeld in water, met een stabilisator (emulgator). Moet geschud worden voor gebruik [10](#page=10).
#### 3.2.5 Druppels
Oplossingen met het geneesmiddel in sterk geconcentreerde vorm. Kunnen oraal, oculair (oogdruppels), auraal (oordruppels), nasaal (neusdruppels) worden toegediend. Vloeibare vormen kunnen ook als sprays worden toegediend, bestaande uit microscopisch kleine druppeltjes. Via een doseeraerosol of vernevelaar kunnen druppels geïnhaleerd worden [11](#page=11).
#### 3.2.6 Infuus en injectievloeistof
* **Infuus:** Grote hoeveelheid vloeistof (vanaf 50 ml) die intraveneus wordt toegediend, eventueel via een pompsysteem [11](#page=11).
* **Injecties:** Kleine hoeveelheden (0,1 tot enkele ml) die uit een ampul of spuit komen. Gevriesdroogde ampullen worden voor injectie gereedgemaakt met een steriel oplosmiddel [11](#page=11).
#### 3.2.7 Zalf en crème
* **Zalf:** Vet of olie met het geneesmiddel in poedervorm [11](#page=11).
* **Pasta:** Gehalte aan poeder is meer dan 50% [11](#page=11).
* **Crème:** Mengsel van olie en water met een emulgator. Het water verdampt, de olie en het medicijn blijven achter [11](#page=11).
Afhankelijk van de huidaandoening wordt gekozen voor zalf (droge huid) of crème (nattende huid). Hygiëne is belangrijk: bij voorkeur tubes gebruiken, de uitstroomopening niet laten aanraken, spatels gebruiken, openingsdatum noteren [11](#page=11).
#### 3.2.8 Transdermale toedieningssystemen (TTS)
Huidpleisters die het geneesmiddel continu en met dezelfde snelheid aan de bloedbaan afgeven. Voornamelijk gebruikt voor pijnstilling, nicotinepleisters en hormonale substitutie. Niet doorknippen tenzij aangegeven. Risico op bijwerkingen en overdosering is hoger bij patiënten <50 kg. Warmte kan opname versnellen en de dosering ontregelen. Bij aanbrengen: huid moet schoon, droog, haarloos en intact zijn. Pleister op een andere plaats aanbrengen dan de vorige. Pleisters moeten onbeschadigd gebruikt worden; een beschadigde pleister kan een overdosis veroorzaken. Pleisters met folie mogen niet gebruikt worden bij MRI-scans vanwege het risico op brandwonden [11](#page=11).
#### 3.2.9 Zetpil en klysma
* **Zetpil (suppositorium):** Kegelvormig en smelt bij lichaamstemperatuur. Kan rectaal of vaginaal (andere vorm) worden toegediend. Kan plaatselijk of systemisch werken. Rectaal ongeveer 4 cm diep inbrengen, voorbij de anale spier [12](#page=12).
* **Klysma (lavement):** Vloeibare toediening voor plaatselijke werking [12](#page=12).
* **Rectiole/microklysma:** Kan systemisch werken [12](#page=12).
#### 3.2.10 Implantaten
Vorm van toediening om lange tijd een constante bloedspiegel te verkrijgen. Meestal een tablet van werkzame stof onder de huid ingebracht. Alleen toepasbaar voor stoffen die in zeer kleine hoeveelheden (microgrammen) per dag nodig zijn. Voorbeelden zijn antibioticakralen en het subdermaal anticonceptief staafje (Implanon®) [12](#page=12).
### 3.3 Toediening via slijmvliezen
Toediening via slijmvliezen omzeilt vaak de eerste leverpassage, wat kan leiden tot snellere opname en effect [12](#page=12).
#### 3.3.1 Sublinguaal
Toediening onder de tong. Medicijn laten smelten; niet doorslikken, eten, roken of drinken tot volledige inname. Snelle opname en snel effect [12](#page=12).
#### 3.3.2 Buccaal
Toediening via de wangzak. Vaak gebruikt bij patiënten die minder goed aanspreekbaar zijn, bijvoorbeeld bij epileptische insulten of pijn. Vormen: spray, lolly, tablet op applicator, druppels op lepeltje. De binnenkant van de wangzak moet droog gemaakt worden. Niet rechtstreeks met druppelaar toedienen om overdosering te voorkomen [12](#page=12).
#### 3.3.3 Oculair (oog)
* **Oogdruppels:** Voor diagnostische, therapeutische of perioperatieve doeleinden. Altijd controleren of het etiket "voor uitwendig gebruik: oogdruppels" vermeldt. Oog inspecteren en reinigen indien nodig. Hoofd naar achter en naar boven kijken. Flesje niet het oog laten raken; druppel in het midden van de conjunctivale zak laten vallen. Oog sluiten en lichte druk uitoefenen thv traanbuisje. Bij meerdere druppels, 5 minuten wachten tussen de druppels. Indien druppels en zalf: eerst druppels. Datum van start noteren op flesje; na opening 1 maand houdbaar. Traanbuis ten minste 1 minuut dichtdrukken om opname in het lichaam te voorkomen. Nooit rechtstreeks druppelflesje in wangzak, vanwege slechte zichtbaarheid dosering [13](#page=13).
* **Oogzalf:** Bij korstvorming eerst oog reinigen. Tube tussen handen verwarmen voor gemakkelijker gebruik. Streepje zalf van ongeveer 1 cm in het middelste derde deel van de conjunctivale zak. Na aanbrengen oog sluiten en bewegen; korte tijd wazig zien. Traankanaal hoeft niet dichtgedrukt te worden [13](#page=13).
* **Oogirrigatie:** Verwijderen van schadelijke stoffen en stofdeeltjes. Niet in oog wrijven. Oog spoelen met water met een oogspoeldopje [13](#page=13).
#### 3.3.4 Auraal (oor)
Meestal voor infecties van de uitwendige gehoorgang. Oordruppels niet direct uit de koelkast toedienen. Oor schoonmaken met wattenstokje. Patiënt op zij leggen met te behandelen oor naar boven. Druppels vanop afstand in gehoorgang laten vallen, oorschelp naar boven en naar achter trekken. 5 à 10 minuten blijven liggen, lichte druk op oorklepje en aan het oor trekken. Warme medicijnen toedienen om duizelingen te voorkomen [13](#page=13).
#### 3.3.5 Nasaal (neus)
Toediening als druppels, spray of zalf. Indicatie: decongestie, antibioticazalf. Xylometazoline neusdruppels kunnen een rebound effect geven bij langdurig gebruik. Medicijnen zijn steriel en patiëntgebonden. Achterover kijken, neus eerst snuiten of reinigen. Eén neusgat dichtknijpen en 1 cm boven het andere neusgat indruppelen. Neusspray: eerste keer paar maal in de lucht sprayen om de spraykamer te vullen. Neuszalf op een wattenstaafje aanbrengen, neusvleugels dichtknijpen en masseren. Hoofd achterover houden om te voorkomen dat medicatie eruit loopt [14](#page=14).
#### 3.3.6 Rectaal
Soorten: zetpil, rectiole/microklysma, klysma. Gebruikt bij slikstoornissen, misselijkheid, maagklachten, lokale toediening, of om de darmen leeg te maken. Houding: Sims-houding. Kan voor lokale of systemische toepassing zijn. Zetpil ongeveer 4 cm diep inbrengen, voorbij de anale spier. Bed- en kledijbescherming is noodzakelijk [14](#page=14).
#### 3.3.7 Vaginaal
Vaginale zetpil = ovule. Vaginale crème wordt aangebracht met een applicator. Houding: Sims-houding of gynaecologische houding. 15 minuten blijven liggen. Wordt aangebracht met een applicator (persoonlijk, zeker crème). Ovule of crème diep inbrengen met applicator (minimaal 5 cm diep). Bij voorkeur voor het slapengaan toedienen [14](#page=14).
### 3.4 Toediening via de luchtwegen: Pulmonaal
Medicatie wordt rechtstreeks in de luchtwegen ingeademd voor lokaal effect. Voordelen: sneller werken, op de juiste plaats, lager dosis nodig, gemakkelijker toe te dienen, beperkt effect op het volledige lichaam. Indicaties: bronchospasmen, piepende ademhaling, astma, COPD, allergische reacties. Soorten medicatie: bronchodilatantia, steroïden, mucolytica, antibiotica [14](#page=14).
De volgorde van toediening is cruciaal [14](#page=14):
1. Kortwerkende bronchodilatantia.
2. Langwerkende bronchodilatantia en/of combinatiepreparaten.
3. Inhalatiecorticosteroïden.
Dit zorgt ervoor dat de luchtwegen geopend zijn, zodat de ontstekingsremmers optimaal kunnen werken [15](#page=15).
#### 3.4.1 Toedieningsapparatuur
De keuze van inhalator hangt af van patiëntkenmerken, inhalatorkenmerken en algemene voorwaarden [15](#page=15).
* **Droogpoederinhalator:** Medicijn in poedervorm, in capsules of in de inhalator zelf. Vereist goede handmotoriek, inademingskracht en het vermogen om de adem 5-10 seconden in te houden. Techniek: Rechte rug, hoofd licht achterover, tong naar beneden, toestel laden, krachtig inademen, adem inhouden, langzaam uitademen. Voorbeelden: Turbohaler, Discus, Aeroliser, Handihaler [16](#page=16).
* **Doseeraerosol (zonder voorzetkamer):** Spuitbusje met gasvormige oplossing. Vereist goede knijpkracht en hand-mondcoördinatie. Techniek: Beschermdop verwijderen, schudden, rechtop zitten, mondstuk goed sluiten, langzaam inademen en tegelijk indrukken, adem inhouden. Complexe techniek [16](#page=16).
* **Doseeraerosol met voorzetkamer (spacer):** Maakt toediening eenvoudiger en effectiever. Geen hand-mondcoördinatie nodig; inhouden van de adem niet essentieel. Techniek: Inhalator schudden, in voorzetkamer plaatsen, mondstuk sluiten, inhalator indrukken, rustig in- en uitademen in de voorzetkamer (5-10 keer). Kan het percentage medicijn dat de kleine luchtwegen bereikt verhogen. Reiniging is belangrijk: onderdelen in water met afwasmiddel, laten drogen (niet afdrogen met doek) [16](#page=16).
* **Vernevelaar:** Vernevelt vloeibare medicatie tot zeer fijne druppeltjes. Gebruikt bij patiënten met ernstige astma/COPD of cystische fibrose. Medicatie (bv. Ventolin®) wordt aangelengd tot 3-4 ml vloeistof. Werkt met perslucht of zuurstof (6-8 liter/minuut). Duur: 10-15 minuten. Een residu van 0,6 ml is normaal. Zowel masker als pijpje geven hetzelfde resultaat. Bij corticoïden: na inhalatie gezicht reinigen en drogen. Reinigen: dagelijks met water en detergent, wekelijks ontsmetten (koken of vaatwasser) [16](#page=16).
#### 3.4.2 Nevenwerkingen en preventie
* **Systemisch:** Tremor, misselijkheid, tachycardie, hartkloppingen, nervositeit, hartritmestoornissen [17](#page=17).
* **Lokaal:** Mondcandidiase, heesheid (door inhalatiecorticoïden), hoestbuien (door drijfgas), oogirritatie (door masker) [17](#page=17).
**Preventie:** Mond spoelen met water (niet inslikken), gebruik van een inhalatiekamer/spacer, pijpje i.p.v. masker (goed afsluiten) [17](#page=17).
### 3.5 Toediening via injectie (parenteraal)
Injecteren omvat het inspuiten van vloeistof in de huid (intracutaan), onderhuids bindweefsel (subcutaan), in een spier (intramusculair) of in een ader (intraveneus) [17](#page=17).
**Indicaties voor injectie:**
* Stoffen die slecht worden opgenomen via darmen of huid [17](#page=17).
* Patiënt is niet in staat medicatie op andere wijze in te nemen (bv. bewustzijnsdaling) [17](#page=17).
* Slikproblemen [17](#page=17).
* Medicatie moet snel werken (bv. allergische reactie) [17](#page=17).
* Constante spiegels in het bloed nodig (bv. pijnmedicatie, insuline) [17](#page=17).
Bij subcutane en intramusculaire injectie vindt resorptie plaats via capillairen naar de bloedbaan. Intra-arteriële en intraveneuze injectie brengen medicatie direct in de bloedbaan met onmiddellijke werking [17](#page=17).
### 3.6 Verpleegkundige interventies en procedures
* Handen wassen of desinfecteren; vermijd direct (huid)contact met medicijn [17](#page=17).
* Patiënt helpen in een geschikte houding [17](#page=17).
* Vitale parameters controleren bij eerste toediening, hemodynamische instabiliteit of verminderd bewustzijn [17](#page=17).
* Medicatie toedienen volgens de "regel van vijf" [17](#page=17).
* Toedienlijst aftekenen of noteren en bevindingen rapporteren [17](#page=17).
---
# Veilig medicatietoedienen
Veilig medicatietoedienen is een essentieel onderdeel van patiëntenzorg dat gericht is op het voorkomen van fouten door het nauwgezet volgen van regels en procedures [18](#page=18) [19](#page=19).
### 3.1 Het medicatievoorschrift
Het medicatievoorschrift, idealiter schriftelijk of digitaal, is de basis voor medicatietoediening en komt steeds van een arts. Bij onleesbare voorschriften moet navraag gedaan worden. Mondelinge voorschriften zijn alleen toegestaan in noodgevallen. Voorschriften kunnen een begin- en einddatum hebben, eenmalig zijn, of 'zo nodig' worden voorgeschreven. Regelmatige controle met de arts is noodzakelijk, zeker bij polyfarmacie. De verpleegkundige blijft verantwoordelijk voor de voorbereiding en toediening, in samenwerking met de apotheek [18](#page=18).
Receptuurfouten kunnen voortkomen uit:
* Onduidelijke afkortingen [18](#page=18).
* Onleesbaar handschrift [18](#page=18).
* Verkeerd geplaatste of vergeten komma's, bijvoorbeeld 2 in plaats van 0,2 [18](#page=18).
* Mondeling gegeven voorschriften [18](#page=18).
* Onvolledige voorschriften [18](#page=18).
* Onduidelijkheid over de hoeveelheid tabletten, zoals "tweemaal daags 1" versus "1 keer per dag 2" [18](#page=18).
### 3.2 De verantwoordelijkheid van de verpleegkundige
De verpleegkundige moet beschikken over adequate kennis van medicatie, inclusief toedieningswijze, werking, aandachtspunten, bijwerkingen en dosering. Bij twijfel kan men het BCFI of een apotheek raadplegen. Na toediening moet de medicatie altijd afgetekend worden in het patiëntendossier. Bij de eerste toediening van medicatie is observatie van de patiënt en het rapporteren van bevindingen essentieel [19](#page=19).
### 3.3 De regel van vijf voor veilig medicatietoedienen
De regel van vijf is een fundamenteel principe voor veilige medicatietoediening, waarbij vijf elementen zorgvuldig gecontroleerd moeten worden [19](#page=19):
#### 3.3.1 De juiste patiënt
Patiëntidentificatie gebeurt aan de hand van naam en geboortedatum. Binnen een instelling wordt dit aangevuld met kamer- en bednummer, en een identiteitsarmband. Barcodes op recept en polsband kunnen worden gebruikt voor automatische registratie of foutmeldingen [19](#page=19).
#### 3.3.2 Het juiste medicijn
Het aanvraagformulier moet vergeleken worden met de medicijnverpakking. Er moet rekening gehouden worden met het verschil tussen generieke en merknaam, en de houdbaarheidsdatum moet gecontroleerd worden. Aandacht is nodig voor medicijnnamen die op elkaar lijken. De verpleegkundige dient op de hoogte te zijn van de werking, dosering, toedieningswijze en bijwerkingen [19](#page=19).
#### 3.3.3 Het juiste tijdstip
Medicatie toedienen tot 30 minuten voor of na het voorgeschreven tijdstip wordt als aanvaardbaar beschouwd. Het juiste tijdstip is belangrijk voor het bereiken van de juiste bloedspiegel. Er wordt onderscheid gemaakt tussen toediening voor, tijdens of na de maaltijd [19](#page=19).
#### 3.3.4 De juiste manier van toedienen
Dit omvat de correcte toedieningsvorm (bijvoorbeeld tablet, drank, injectie), de juiste toedieningsweg (bijvoorbeeld intramusculair, oraal, rectaal) en de juiste toedieningswijze. Goede instructie aan de patiënt is essentieel. Een verandering van de toedieningswijze vereist een aanpassing van het voorschrift door de arts [20](#page=20).
#### 3.3.5 De juiste dosis
De dosis definieert de hoeveelheid medicijn die per keer ingenomen moet worden. Doseringen kunnen uitgedrukt worden in diverse eenheden, zoals milligram (mg), microgram (µg), eenheden (E/ml) en milligram per milliliter (mg/ml). Een dubbele controle van de dosering is aan te raden. Voor medicatie per injectie of infuus is een dubbele controle door een andere verpleegkundige verplicht. In sommige instellingen is deze dubbele controle ook vereist voor orale medicatie. De verpleegkundige moet op de hoogte zijn van gebruikelijke doseringen en om verduidelijking vragen bij afwijkende voorschriften [20](#page=20).
### 3.4 Controles en algemene veiligheidsmaatregelen
Het toedienen van medicatie is complex en risicovol, met mogelijke onverwachte en ernstige bijwerkingen [20](#page=20).
#### 3.4.1 Rapportage na toedienen
Na toediening moeten de volgende gegevens in het patiëntendossier worden vastgelegd:
* Naam van het toegediende geneesmiddel [20](#page=20).
* Dosis [20](#page=20).
* Toedieningswijze, -weg en -vorm [20](#page=20).
* Tijdstip van toediening [20](#page=20).
* Eventuele reactie van de patiënt op het geneesmiddel [20](#page=20).
#### 3.4.2 Parametercontrole en allergieën
Parametercontrole is belangrijk bij bepaalde medicatie, bijvoorbeeld de bloeddruk bij bloeddrukverlagende medicatie. Deze controles worden genoteerd in het verpleegkundig dossier. Indien een patiënt allergisch of overgevoelig is, wordt dit genoteerd in het medische en verpleegkundige dossier. Een allergische reactie kan leiden tot een levensbedreigende anafylactische shock, waarvoor de juiste noodprocedure gevolgd moet worden [20](#page=20).
#### 3.4.3 Dubbele controle
Dubbele controle van medicatie is essentieel, met name bij medicijnen met een hoog risico op blijvend letsel bij verkeerde dosering of toediening, zoals insuline of cytostatica. Dit geldt ook voor risicovolle toedieningswijzen. Dubbele controle is vereist voor medicijnen die naar oordeel van de apotheker een onacceptabel risico vormen bij verkeerde dosering [21](#page=21).
#### 3.4.4 Veiligheidsmaatregelen in de praktijk
* Medicatie dient in een specifieke kast bewaard te worden, met verdovingsmiddelen achter slot en grendel [21](#page=21).
* Gevaarlijke medicatie mag niet in een medicatiekar bewaard worden [21](#page=21).
* Medicatievoorbereiding gebeurt in een rustige omgeving [21](#page=21).
* Zorg dat de verpleegkundige niet gestoord wordt tijdens medicatietoediening; in sommige ziekenhuizen draagt de verpleegkundige een 'niet storen' jasje [21](#page=21).
* Medicatie en de medicatiekar mogen nooit onbeheerd achtergelaten worden [21](#page=21).
* Intraveneus toe te dienen medicatie dient apart van andere medicatie bewaard te worden [21](#page=21).
* Gebruik het barcodesysteem voor correcte identificatie [21](#page=21).
* De berekening voor dosering en klaargemaakte gevaarlijke medicijnen moeten gecontroleerd worden door een andere verpleegkundige [21](#page=21).
* Zorg voor veilige verwerking van medicatieafval [21](#page=21).
* Controleer of de patiënt de medicatie daadwerkelijk heeft ingenomen [21](#page=21).
* Meld fouten onmiddellijk aan de verantwoordelijke verpleegkundige en de arts, en observeer de patiënt op bijwerkingen [21](#page=21).
* Verstrek volledige instructies aan patiënten over thuisgebruik van medicatie [21](#page=21).
* Etiketteer alle klaargemaakte geneesmiddelen duidelijk met patiëntnaam, geneesmiddel, dosis, eventueel oplosmiddel, datum en tijd van bereiden [21](#page=21).
### 3.5 Medicatie voorbereiden: controleren en uitzetten
Bij het klaarmaken van medicatie doorlopen verpleegkundigen diverse stappen [21](#page=21).
#### 3.5.1 Gegevens verzamelen
* Verzeker u ervan dat de medicatie op het voorschrift, het medicatieoverzicht en de etiketten op de verpakking overeenkomen [22](#page=22).
* Wees op de hoogte van de gewenste therapeutische werking, bijwerkingen en negatieve reacties van het medicijn [22](#page=22).
* Verzeker u ervan dat er geen ongewenste interacties of contra-indicaties zijn voor de toediening (allergie, laboratoriumwaarden, vitale parameters, onveilige dosis) [22](#page=22).
* Stel uzelf op de hoogte van de regel van vijf met betrekking tot het medicijn [22](#page=22).
* Ga na of u de dosering van het toe te dienen medicijn moet berekenen [22](#page=22).
#### 3.5.2 Geneesmiddelendistributiesystemen
Een geneesmiddelendistributiesysteem is een verpakking waarin medicijnen per patiënt zijn verdeeld per toedieningstijdstip. De apotheek vult dit systeem en is verantwoordelijk voor de inhoud, wat de eerste controle waarborgt. Medicatie uit een dergelijk systeem hoeft doorgaans niet dubbel gecontroleerd te worden [22](#page=22).
##### 3.5.2.1 Medicijnrollen
Medicijnrollen worden door apothekers samengesteld met geautomatiseerde distributiesystemen. Medicijnen zijn per patiënt en per toedieningstijdstip in plastic zakjes verpakt en aan elkaar geseald. Dit systeem voorkomt uitzetfouten. Nadelen zijn dat enkel hele tabletten verpakt kunnen worden, andere toedieningsvormen niet mogelijk zijn en het minder geschikt is bij veel medicatiewisselingen [22](#page=22).
##### 3.5.2.2 Medicijnwagen of kar
Een medicijnwagen of kar is handig in ziekenhuizen en bevat lades met medicijnen per patiënt per tijdseenheid. De wagen wordt meegenomen naar de patiënt, waarbij medicijnen en patiëntidentificatie gecontroleerd worden. Medicatie wordt pas uit de verpakking gehaald bij inname. De kar kan soms afgesloten worden [22](#page=22).
##### 3.5.2.3 Medicijndozen
Medicijndozen bevatten hokjes voor een week en worden handmatig gevuld. Dit maakt ze gevoeliger voor fouten en wordt voornamelijk aangeraden in de thuissituatie voor zelfmedicatie [22](#page=22).
#### 3.5.3 Toedienlijst en medicatieschema
Een (digitale) toedienlijst is een schema voor registratie van medicatietoediening. Deze lijst moet het volgende bevatten [22](#page=22):
* Naam van elk geneesmiddel [23](#page=23).
* Bij merkgeneesmiddelen ook de stofnaam [23](#page=23).
* Duidelijke vermelding van de sterkte en dosering [23](#page=23).
* Vermelding van het tijdstip van inname [23](#page=23).
* Ruimte voor aftekening van elke toediening [23](#page=23).
* Aanduiding indien pletten noodzakelijk is [23](#page=23).
De taal op de toedienlijst dient duidelijk, helder en zonder afkortingen te zijn. Medicijnen die sterk op elkaar lijken of klinken, dienen aangeduid te worden [23](#page=23).
### 3.6 Medicatiefouten
Medicatiefouten dienen altijd gemeld te worden om signalering en interventie mogelijk te maken. De meeste instellingen hebben hiervoor protocollen [23](#page=23).
#### 3.6.1 Oorzaken van medicatiefouten
Veelvoorkomende oorzaken zijn:
* Verkeerd medicijn klaarmaken [23](#page=23).
* Verkeerde dosis klaarmaken [23](#page=23).
* Rekenfouten [23](#page=23).
* Oplosfouten [23](#page=23).
* Onvoldoende hygiënische voorzorgsmaatregelen bij klaarmaken [23](#page=23).
* Geen controle door een tweede persoon van risicomedicatie [23](#page=23).
* Fouten in het voorschrift (onleesbaar, onduidelijke afkortingen, verkeerde komma's, onvolledige recepten, mondelinge voorschriften) [23](#page=23).
#### 3.6.2 Omgaan met een medicatiefout
Bij een medicatiefout dient altijd de arts verwittigd te worden. De patiënt moet geobserveerd worden op mogelijke reacties of bijwerkingen. Tevens dient de fout gemeld te worden aan de instelling voor kwaliteitszorg [23](#page=23).
### 3.7 Orale toediening (per os - PO)
Orale toediening is een van de minst ingrijpende en meest gangbare manieren van medicatietoediening. De opname gebeurt voornamelijk in de dunne darm, maar kan ook al in de mond of maag beginnen. Het medicijn passeert de darmwand en de lever alvorens via het bloed de werkplek te bereiken [23](#page=23).
> **Tip:** Zorg ervoor dat de patiënt alert is en niet misselijk of braakt bij orale toediening [18](#page=18).
> **Tip:** Bij vloeibare medicatie uit een fles, noteer de datum van opening en giet de vloeistof in een maatpotje [18](#page=18).
> **Tip:** Vermijd het vermalen van medicatie indien mogelijk, aangezien niet alle medicatie vermalen mag worden (bv. speciale coating, verlengde werking, kritische dosis). Sublinguale tabletten mogen niet geplet worden [18](#page=18).
> **Tip:** Gebruik de regel van vijf consequent bij elke medicatietoediening [19](#page=19).
> **Tip:** Wees extra alert op medicijnen met vergelijkbare namen om fouten te voorkomen [19](#page=19).
> **Tip:** Bij twijfel over medicatie, raadpleeg altijd een collega, de apotheek of het BCFI [19](#page=19).
> **Tip:** Controleer altijd de houdbaarheidsdatum van medicatie [19](#page=19).
> **Tip:** Zorg voor duidelijke communicatie met de patiënt over de medicatie en de toediening ervan [20](#page=20).
> **Tip:** Houd rekening met mogelijke interacties tussen medicatie, voedsel, dranken (zoals grapefruitsap, melkproducten) en genotsmiddelen (zoals alcohol) bij orale toediening [18](#page=18).
> **Tip:** Observeer de patiënt na de eerste toediening van een nieuw medicijn [19](#page=19).
> **Tip:** Dubbele controle is cruciaal voor risicomedicatie en risicovolle toedieningswijzen [21](#page=21).
> **Tip:** Meld medicatiefouten onmiddellijk om te leren en verbeteringen door te voeren [21](#page=21).
> **Tip:** Zorg voor veilige verwerking van medicatieafval [21](#page=21).
> **Tip:** Gebruik de regel van vijf ook bij het klaarmaken van medicatie [22](#page=22).
> **Tip:** Medicatie uit een geneesmiddelendistributiesysteem zoals medicijnrollen of medicijnkarren, vereist doorgaans geen dubbele controle door de verpleegkundige, omdat de apotheek de eerste controle heeft uitgevoerd [22](#page=22).
> **Tip:** Zorg dat de taal op de toedienlijst helder is en zonder afkortingen [23](#page=23).
---
# Specifieke overwegingen rond medicatie
Dit gedeelte behandelt cruciale contextuele aspecten van medicatiegebruik, waaronder dosering, interacties, bijwerkingen, medicatie tijdens zwangerschap en terugbetalingsmodaliteiten [24](#page=24).
### 4.1 Medicatie en voorschriftplicht
Innovatieve geneesmiddelen zijn initieel enkel op voorschrift verkrijgbaar, zodat de arts de heilzame effecten en bijwerkingen kan evalueren. Na vaststelling van veiligheid kunnen deze medicijnen als vrije medicatie worden bestempeld [24](#page=24).
### 4.2 Dosering van geneesmiddelen
Een correcte dosering is essentieel voor de effectiviteit en veiligheid van medicatie [24](#page=24).
* **Subtherapeutische dosering:** Te weinig medicatie leidt tot weinig tot geen effect [24](#page=24).
* **Toxische dosering:** Te veel medicatie kan leiden tot schadelijke, toxische effecten [24](#page=24).
De correcte dosering is terug te vinden in de wetenschappelijke bijsluiter [24](#page=24).
#### 4.2.1 Individuele aanpassing van dosering
Individuele aanpassing van de dosering is noodzakelijk op basis van factoren zoals leeftijd, ziekte en genetische aanleg [25](#page=25).
* **Kinderen:** Bij pasgeborenen is de afbraak en uitscheiding van geneesmiddelen traag, maar dit normaliseert binnen de eerste maanden. De gevoeligheid van eindorganen kan sterk verschillen, en het lichaamsgewicht is een belangrijke factor voor de dosering. Er bestaan geen eenduidige formules om doseringen voor kinderen te berekenen op basis van volwassen doseringen, maar gewicht geeft een betere benadering dan leeftijd [25](#page=25).
* **Ouderen:** Veroudering kan leiden tot vertraagde afbraak en, belangrijker nog, verminderde renale excretie. Dit kan leiden tot medicatie-ophoping indien de dosis niet wordt aangepast [25](#page=25).
* **Ziektetoestanden:** Nierinsufficiëntie (verminderde verwijdering) en leverlijden (vertraagde afbraak) kunnen een dosis aanpassing noodzakelijk maken [25](#page=25).
#### 4.2.2 Nauwe therapeutische marge
Bij geneesmiddelen met een nauwe therapeutische marge, waarbij het verschil tussen de werkzame en toxische dosis klein is, kan regelmatige concentratiebepaling in het bloed nuttig zijn. Voorbeelden hiervan zijn immuunonderdrukkende geneesmiddelen en anti-epileptica [25](#page=25).
### 4.3 Medicatie en zwangerschap
De veiligheid van medicatie tijdens zwangerschap kan nooit volledig gegarandeerd worden. Voor slechts weinig geneesmiddelen is een nadelig effect op het ongeboren kind bewezen. Vaak is er onvoldoende informatie beschikbaar, met name voor recent geïntroduceerde medicijnen. Indien medicatie noodzakelijk is, dienen de voor- en nadelen voor moeder en kind te worden afgewogen. Bij voorkeur kiest men voor medicijnen die reeds langdurig en frequent gebruikt zijn tijdens de zwangerschap zonder suggesties van schadelijkheid, zoals paracetamol bij koorts of pijn, en penicillines bij infecties. Er is toenemende aandacht voor behavioural teratologie, d.w.z. langetermijneffecten op hersenen en gedrag [25](#page=25).
#### 4.3.1 Tijdsafhankelijk effect tijdens zwangerschap
Het moment van toediening tijdens de zwangerschap is cruciaal [25](#page=25):
* **Eerste trimester:** Een verhoogd risico op misvormingen (teratogeniteit) is bewezen voor bepaalde geneesmiddelen, zoals anti-epileptica [26](#page=26).
* **Tweede en derde trimester:** Sommige geneesmiddelen kunnen leiden tot groeistoornissen, functionele stoornissen, of orgaantoxiciteit, bijvoorbeeld NSAID's [26](#page=26).
* **Laatste weken van zwangerschap:** Problemen kort na de geboorte zijn beschreven bij het gebruik van bepaalde medicijnen, zoals hypnotica [26](#page=26).
* **Kort voor de bevalling:** Medicatie kan invloed hebben op de weeën (bv. beta2-mimetica) of bloedverlies (bv. acetylsalicylzuur, bepaalde NSAID's) [26](#page=26).
* **Tijdens de bevalling:** Acute problemen bij de pasgeborene kunnen optreden door bepaalde lokale en systemische anesthetica [26](#page=26).
### 4.4 Medicatie en bijwerkingen
Een bijwerking is elke reactie die schadelijk en onbedoeld is en optreedt bij gebruikelijke doseringen voor profylaxe, diagnose, of therapie. Elk geneesmiddel kan ongewenste effecten veroorzaken, die over het algemeen ondergeschikt zijn aan de therapeutische werking. Hoewel vaak weinig ernstig, kunnen zeer ernstige, levensbedreigende reacties optreden [26](#page=26).
#### 4.4.1 Oorzaken van bijwerkingen
Bijwerkingen kunnen voortkomen uit verschillende factoren [26](#page=26):
* **Het geneesmiddel zelf (specifieke bijwerkingen):** Bijvoorbeeld droge mond en urineretentie bij anticholinergica, wat verklaard kan worden door hun werking op het parasympathisch zenuwstelsel [26](#page=26).
* **Patiënt-specifieke eigenschappen (aspecifieke bijwerkingen):** Zoals overgevoeligheid of allergieën, bijvoorbeeld een allergie aan penicillines [26](#page=26).
* **Combinatie met andere stoffen:** Interacties met andere geneesmiddelen, alcohol, tabak, of voeding [26](#page=26).
### 4.5 Interacties tussen gelijktijdig toegediende medicaties en met voedsel
Interacties treden op wanneer verschillende stoffen (geneesmiddelen, voeding, alcohol) elkaars werking beïnvloeden. Deze interacties kunnen gedurende de gehele "reis" van een geneesmiddel door het lichaam plaatsvinden, van opname tot respons. Interacties kunnen synergetisch (versterkend) of antagonistisch (tegenwerkend) zijn. Een mogelijke interactie is zelden een contra-indicatie. Nauwgezette opvolging van de patiënt is aan te raden, en soms is een dosis aanpassing nodig [26](#page=26).
### 4.6 Terugbetalingsmodaliteiten van geneesmiddelen
De terugbetalingsmodaliteiten bepalen in welke mate de verplichte verzekering tussenkomt in de kosten van geneesmiddelen. Sommige geneesmiddelen worden volledig terugbetaald. Voor andere geneesmiddelen dient de patiënt remgeld te betalen (het persoonlijk aandeel) [27](#page=27).
Er bestaan 7 terugbetalingscategorieën (A, B, C, Cs, Cx, Fa, Fb) [27](#page=27):
* **Categorie A:** Omvat "de levensnoodzakelijke specialiteiten" en wordt volledig terugbetaald [27](#page=27).
* **Categorie B:** Omvat "therapeutisch belangrijke farmaceutische specialiteiten" en wordt grotendeels terugbetaald [27](#page=27).
* **Categorie C (inclusief Cs en Cx):** Omvat "geneesmiddelen bestemd voor symptomatische behandeling" en wordt slechts gedeeltelijk terugbetaald, in afnemende mate van C over Cs tot Cx [27](#page=27).
* **Categorieën Fa en Fb:** Behandelen hospitaalgeneesmiddelen waarvoor een vast bedrag voor terugbetaling voorzien is [27](#page=27).
Het remgeldplafond is het maximumbedrag dat een patiënt betaalt aan remgeld voor een geneesmiddel dat is terugbetaald in categorie B of C [27](#page=27).
> **Tip:** De website pletmedicatie.be bevat informatie over het pletten van medicatie. Voor farmaceutische informatie kan de website pharmaka.bcfi.be geraadpleegd worden [24](#page=24).
> **Tip:** Zorg dat patiënten alert zijn, een slikreflex hebben, geen misselijkheid of braken vertonen en geen aspiratiegevaar lopen bij orale medicatietoediening. Controleer of de patiënt de medicatie volledig inslikt. Schrijf de datum op de fles bij opening van een nieuwe fles. Vloeistoffen mogen ingenomen worden met een drank naar keuze, maar wees voorzichtig met fruitsap [24](#page=24).
> **Tip:** Wees alert op mogelijke verontreiniging in hulpmiddelen, verwisseling van medicatie, interacties met voedingsmiddelen en de invloed op de smaak van voeding. Bij het pletten of openen van medicatie kunnen risico's ontstaan zoals verandering van werking, verontreiniging, verwisseling, interacties met voeding, huidcontact voor de zorgverlener en smaakveranderingen [24](#page=24).
> **Tip:** Vergeet niet dat de veiligheid van medicatie tijdens zwangerschap nooit volledig gegarandeerd kan worden en er vaak onvoldoende informatie beschikbaar is voor recent geïntroduceerde medicijnen [25](#page=25).
> **Tip:** Bijwerkingen zijn elke reactie die schadelijk en onbedoeld is en optreedt bij gebruikelijke doseringen. Hoewel vaak weinig ernstig, kunnen zeer ernstige, levensbedreigende reacties optreden [26](#page=26).
> **Tip:** Houd rekening met de 7 terugbetalingscategorieën van geneesmiddelen en het concept van het remgeldplafond [27](#page=27).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Geneesmiddel | Een stoffelijk middel dat wordt gebruikt om genezing te bewerkstelligen of te bevorderen en dat wettelijk is geregistreerd. |
| Voorschriftplichtig | Een geneesmiddel dat uitsluitend op voorschrift van een arts mag worden verkregen, vaak vanwege de noodzaak van medisch toezicht en diagnose. |
| OTC-geneesmiddel | Over-the-counter medicijn, vrij verkrijgbaar in de apotheek voor de behandeling van goedaardige en voorbijgaande symptomen, met strenge eisen aan kwaliteit, doeltreffendheid en veiligheid. |
| Generisch geneesmiddel | Een geneesmiddel dat essentieel gelijkwaardig is aan een origineel geneesmiddel, maar na het vervallen van het patent wordt geproduceerd en doorgaans goedkoper is. |
| Origineel geneesmiddel | Het referentiegeneesmiddel dat oorspronkelijk op de markt is gebracht, vaak beschermd door een patent, en waarvoor een volledig onderzoeks- en ontwikkelingsdossier is ingediend. |
| Farmacokinetiek | De studie van hoe het lichaam een geneesmiddel absorbeert, distribueert, metaboliseert en elimineert. Dit proces bepaalt de concentratie van het geneesmiddel in het lichaam over tijd. |
| Farmacodynamiek | De studie van de effecten van een geneesmiddel op het lichaam en de mechanismen waarmee deze effecten worden veroorzaakt. Dit omvat hoe het medicijn werkt op moleculair, cellulair en orgaanniveau. |
| Absorptie | Het proces waarbij een geneesmiddel vanuit de toedieningsplaats in de bloedbaan terechtkomt en zich verspreidt door het lichaam. |
| Distributie | De verdeling van een geneesmiddel vanuit de bloedbaan naar verschillende weefsels en organen in het lichaam. |
| Metabolisatie | De chemische omzetting van een geneesmiddel in het lichaam, meestal in de lever, tot actieve of inactieve metabolieten. Dit proces beïnvloedt de duur en intensiteit van de werking van het geneesmiddel. |
| Eliminatie | Het proces waarbij het lichaam een geneesmiddel en zijn metabolieten uitscheidt, voornamelijk via de nieren (urine) en de lever (gal). |
| Systemische werking | Een geneesmiddel dat via de bloedbaan het hele lichaam bereikt en effect heeft op verschillende organen of systemen. |
| Lokale werking | Een geneesmiddel dat specifiek op de plaats van toediening werkt, zonder of met minimale opname in de systemische circulatie. |
| Parenterale toediening | Toediening van medicatie buiten het maag-darmkanaal om, bijvoorbeeld via injecties (subcutaan, intramusculair, intraveneus). |
| Transdermale toediening | Toediening van medicatie via de huid, meestal in de vorm van pleisters, om een systemisch effect te bereiken met continue afgifte. |
| Medicatievoorschrift | Een document van een arts of andere bevoegde zorgverlener waarin staat welke medicatie aan een patiënt moet worden toegediend, inclusief dosis, frequentie en toedieningswijze. |
| Bijwerking | Elke schadelijke en onbedoelde reactie op een geneesmiddel die optreedt bij normale gebruiks-doseringen. |
| Interactie | Wanneer verschillende stoffen (geneesmiddelen, voedsel, alcohol) elkaars werking beïnvloeden, wat kan leiden tot versterking (synergetisch) of tegenwerking (antagonistisch). |
| Regel van vijf | Een controlemethode om medicatiefouten te voorkomen, bestaande uit het controleren van het juiste medicijn, de juiste patiënt, het juiste tijdstip, de juiste manier van toedienen en de juiste dosis. |
| Medicatiefout | Een fout die optreedt tijdens het proces van medicatievoorschrijven, bereiden, afleveren of toedienen, met mogelijke gevolgen voor de patiënt. |
| Geneesmiddelendistributiesysteem | Een systeem waarbij medicijnen voor individuele patiënten worden voorbereid en verpakt op naam, gescheiden per toedieningstijdstip, vaak door de apotheek. |
| Enteraal | Toediening via het maagdarmkanaal. |
| Oraal | Opname vindt plaats via de slijmvliezen van het maagdarmkanaal; medicijnen die op een nuchtere maag worden ingenomen, worden sneller en vollediger geresorbeerd. |
| Rectaal | Medicijnen ingebracht als zetpil of klysma kunnen via het rectum in het bloed komen voor een algemene werking; een alternatief als orale toediening niet mogelijk is. |
| Sublinguaal | Toediening onder de tong, met opname via het mondslijmvlies voor snelle werking en omzeiling van maag en lever. |
| Buccaal | Toediening via de wangzak, vaak gebruikt bij patiënten die minder goed aanspreekbaar zijn. |
| Oculair | Toediening in het oog, bijvoorbeeld met oogdruppels of oogzalf voor diagnostische of therapeutische doeleinden. |
| Auraal | Toediening in het oor, meestal voor infecties van de uitwendige gehoorgang met behulp van oordruppels. |
| Nasaal | Toediening in de neus als druppels, spray of zalf, bijvoorbeeld voor decongestie of als antibioticazalf. |
| Pulmonaal | Toediening via de luchtwegen door inhalatie, voor lokaal effect bij aandoeningen zoals astma of COPD. |
| Injectie | Het inspuiten van vloeistof in de huid (intracutaan), onderhuids bindweefsel (subcutaan), in een spier (intramusculair) of in een ader (intraveneus). |
| Subtherapeutische dosering | Te weinig medicatie die leidt tot weinig tot geen effect. |
| Toxische dosering | Te veel medicatie die kan leiden tot schadelijke, toxische effecten. |
| Nauwe therapeutische marge | Een klein verschil tussen de werkzame en toxische dosis van een geneesmiddel, waarbij regelmatige concentratiebepaling in het bloed nuttig kan zijn. |
| Teratogeniteit | Het verhoogde risico op misvormingen van het ongeboren kind door blootstelling aan bepaalde geneesmiddelen tijdens de zwangerschap. |
| Behavioural teratologie | Langetermijneffecten van medicatiegebruik tijdens de zwangerschap op de hersenen en het gedrag van het kind. |
| Synergetisch | Een interactie waarbij de werking van stoffen elkaar versterkt. |
| Antagonistisch | Een interactie waarbij de werking van stoffen elkaar tegenwerkt. |
| Remgeld | Het persoonlijk aandeel dat een patiënt betaalt voor een terugbetaald geneesmiddel. |