N1GR_hoorcollege_lesweek11_2526 (1).pdf
Summary
# Samengestelde zinnen: overzicht en typen
Dit onderwerp biedt een overzicht van de structuur van samengestelde zinnen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen meervoudige en complexe zinnen en de verschillende typen bijzinnen worden geïntroduceerd [4](#page=4).
### 1.1 Algemene structuur van samengestelde zinnen
Een samengestelde zin bestaat uit één of meerdere deelzinnen. Dit staat in contrast met een enkelvoudige zin, die slechts één deelzin bevat. Samengestelde zinnen worden ingedeeld in twee hoofdcategorieën: meervoudige zinnen (compound sentences) en complexe zinnen (complex sentences) [4](#page=4).
#### 1.1.1 Meervoudige zinnen (compound sentences)
Meervoudige zinnen zijn opgebouwd uit deelzinnen die nevengeschikt zijn aan elkaar. Dit betekent dat de deelzinnen qua grammaticale functie en betekenis gelijkwaardig zijn en vaak met nevenschikkende voegwoorden zoals "want" worden verbonden [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** "Ik kom niet want ik heb geen zin." [4](#page=4).
#### 1.1.2 Complexe zinnen (complex sentences)
Complexe zinnen bestaan uit een hoofdzin en één of meerdere bijzinnen die ondergeschikt zijn aan de hoofdzin. Onderschikking verwijst naar de hiërarchische relatie waarbij een bijzin afhankelijk is van een andere zinsconstructie, meestal de hoofdzin. Dit wordt vaak gemarkeerd door onderschikkende voegwoorden [12](#page=12) [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** "Ik kom niet omdat ik geen zin heb." [4](#page=4).
### 1.2 Typen bijzinnen
Bijzinnen worden onderverdeeld in finiette bijzinnen (volle bijzinnen) en infiniete bijzinnen (beknopte bijzinnen) [23](#page=23) [26](#page=26) [29](#page=29) [35](#page=35).
#### 1.2.1 Finiete bijzinnen (volle bijzinnen)
Finiete bijzinnen worden gekenmerkt door het feit dat het werkwoord in de persoonsvorm staat. Deze bijzinnen kunnen worden ingeleid door een voegwoord of een vraagwoord [23](#page=23) [26](#page=26) [29](#page=29) [35](#page=35).
* **Voegwoordbijzinnen:** Worden ingeleid door een onderschikkend voegwoord.
* GVZ (gerelateerde voegwoordelijke bijzin)
* LVZ (lokale voegwoordelijke bijzin)
* OVZ (objectieve voegwoordelijke bijzin)
* VVZ (voorwaardelijke voegwoordelijke bijzin)
* **Niet-voegwoordbijzinnen:** Worden ingeleid door een vraagwoord of een relativum.
* RZ (relatieve bijzin)
* VRZ (vraagbijzin)
#### 1.2.2 Infiniete bijzinnen (beknopte bijzinnen)
Infiniete bijzinnen bevatten een werkwoord dat niet in de persoonsvorm staat, maar in de infinitief of het deelwoord [23](#page=23) [26](#page=26) [29](#page=29) [35](#page=35).
* **BIZ (beknopte infiniete bijzin):** Een bijzin die met een infinitief wordt gevormd.
* **BDZ (beknopte deelwoordbijzin):** Een bijzin die met een deelwoord wordt gevormd.
> **Tip:** Het onderscheid tussen finiette en infiniete bijzinnen ligt in de grammaticale vorm van het werkwoord. Finiete bijzinnen hebben een werkwoord in de persoonsvorm, terwijl infiniete bijzinnen een infinitief of deelwoord gebruiken [23](#page=23) [26](#page=26) [29](#page=29) [35](#page=35).
---
# Nevenschikking in meervoudige zinnen
Nevenschikking is een constructie waarbij gelijkwaardige taalelementen, zoals woorden, woordgroepen of zinnen, worden verbonden door voegwoorden of reeksvormers, of waar dit zonder expliciete voegwoorden mogelijk is [5](#page=5).
## 2.1 Syndetische nevenschikking
Syndetische nevenschikking maakt gebruik van nevenschikkende voegwoorden om gelijkwaardige taalelementen met elkaar te verbinden. Deze voegwoorden hebben geen grammaticale functie binnen de zin zelf [6](#page=6).
### 2.1.1 Nevenschikkende voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden kunnen worden onderverdeeld in verschillende categorieën op basis van hun betekenis:
* **Aaneenschakelend (conjunctie):** Deze voegwoorden verbinden elementen die op elkaar volgen of naast elkaar staan zonder een specifieke tegenstelling of reden aan te geven. Voorbeelden zijn `en` en `noch` [7](#page=7).
* Voorbeeld: Hij is mooi **en** pienter [7](#page=7).
* Voorbeeld: Ze hadden tijd **noch** lust [7](#page=7).
* Voegwoorden zoals `of` kunnen ook een aaneenschakelende functie hebben, met name bij keuze [7](#page=7).
* Voorbeeld: In het weekend gaan we naar het Kröller-Müller Museum **of** naar het Van Gogh-museum in Amsterdam [7](#page=7).
* **Tegenstellend:** Deze voegwoorden duiden op een contrast of tegenstelling tussen de nevengeschikte elementen [7](#page=7).
* Voorbeeld: Ik heb geen bruine **maar** een witte piano [7](#page=7).
* Voorbeeld: Mag ik u beleefd, **doch** dringend verzoeken het auditorium te verlaten [7](#page=7).
* **Redengevend:** Deze voegwoorden geven een reden of gevolg aan [7](#page=7).
* Voorbeeld: Ik kom niet **want** ik ben ziek [7](#page=7).
* Voorbeeld: Het regent, **dus** ik blijf binnen [7](#page=7).
### 2.1.2 Reeksvormers
Reeksvormers zijn paren van voegwoorden die een reeks van gelijkwaardige elementen markeren. Vaak impliceren ze een keuze (disjunctie) [8](#page=8).
* Voorbeeld: Je moet **of** Duits **of** Frans kiezen [8](#page=8).
* Voorbeeld: **Of** hij staat ergens in de file **of** hij is onze afspraak vergeten [8](#page=8).
* Varianten met `ofwel` bestaan ook: **Ofwel** staat hij ergens in de file **ofwel** is hij onze afspraak vergeten [8](#page=8).
## 2.2 Asyndetische nevenschikking
Asyndetische nevenschikking, ook wel asyndeton genoemd, treedt op wanneer gelijkwaardige taalelementen naast elkaar worden geplaatst zonder expliciete bindwoorden. De verbinding kan impliciet zijn of door middel van leestekens, zoals komma's, worden aangegeven [9](#page=9).
* Voorbeeld: Je vindt er melk, boter, brood,... [9](#page=9).
* Voorbeeld: Hij kwam, hij zag, hij overwon [9](#page=9).
## 2.3 Samentrekking
Samentrekking is een taaleconomisch principe dat voorkomt bij nevenschikkingen. Het houdt in dat een gelijkvormig, gelijkbetekenend of gelijkfunctioneel deel aan het einde van de reeks wordt weggelaten als het al aan het begin van de reeks is genoemd, of omgekeerd. Dit principe kan toegepast worden op woordniveau, woordgroepniveau en zinsniveau [10](#page=10).
### 2.3.1 Voorwaarden voor samentrekking
Voor een correcte samentrekking in nevenschikkingen gelden de volgende voorwaarden [11](#page=11):
* **Gelijke vorm:** De elementen die worden samengevoegd, moeten dezelfde grammaticale vorm hebben.
* Voorbeeld dat niet werkt: *Ze heeft een hoge functie in het bedrijf, maar er ook hard voor gewerkt*. (Functie is een zelfstandig naamwoord, gewerkt is een werkwoord) [11](#page=11).
* **Gelijke betekenis:** De delen die samengevoegd worden, moeten dezelfde betekenis hebben in hun context.
* **Gelijke functie:** De te nevenschikken elementen moeten dezelfde syntactische functie vervullen binnen de zin.
* Voorbeeld dat niet werkt: *De burgemeester nam de microfoon en het woord*. (Microfoon is lijdend voorwerp, woord kan ook, maar de constructie voelt niet optimaal) [11](#page=11).
* **Gelijke plaats:** De nevenschikkende elementen moeten op vergelijkbare posities in de zin staan om een correcte samentrekking mogelijk te maken.
* Voorbeeld dat niet werkt: *Vorige maand werd hij even vrijgelaten, maar zit nu opnieuw in de gevangenis*. (De tijdsindicatie "Vorige maand" geldt niet voor het tweede deel) [11](#page=11).
* Voorbeeld dat niet werkt: *Ik heb vandaag het eerste deel van het boek gelezen en morgen de rest*. (De tijdsindicatie "vandaag" geldt niet voor het tweede deel) [11](#page=11).
> **Tip:** Samentrekking kan leiden tot compactere en elegantere zinnen, maar wees alert op de voorwaarden om grammaticale fouten te vermijden. Controleer altijd of de vorm, betekenis, functie en plaats van de te nevenschikken delen overeenkomen.
---
# Onderschikking in complexe zinnen
Onderschikking in complexe zinnen beschrijft de structuur waarbij een hoofdzin wordt aangevuld met één of meer bijzinnen die afhankelijk zijn van de hoofdzin, en waarbij de relatie tussen hoofd- en bijzinnen centraal staat [12](#page=12) [13](#page=13).
### 3.1 Structuur van complexe zinnen
Een complexe zin bestaat uit een hoofdzin en minstens één bijzin. De bijzin is afhankelijk van de hoofdzin en vult deze aan [12](#page=12).
#### 3.1.1 Hoofdzin en bijzin
* **Hoofdzin:** Een zin die op zichzelf kan staan en een complete gedachte uitdrukt [12](#page=12).
* **Bijzin:** Een zin die niet op zichzelf kan staan en grammaticaal afhankelijk is van de hoofdzin [12](#page=12).
#### 3.1.2 Vormen van onderschikking
Er zijn twee hoofdtypen van onderschikking, gebaseerd op de volgorde van de zinsdelen:
1. **Afhankelijke zin met hoofdzinsvolgorde:** De bijzin heeft, net als een hoofdzin, de gebruikelijke volgorde van onderwerp gevolgd door persoonsvorm. Dit type bijzin wordt vaak ingeleid door voegwoorden of andere verbindingswoorden [15](#page=15).
2. **Zelfstandige zin met bijzinvolgorde:** De bijzin heeft de typische volgorde van een bijzin, waarbij de persoonsvorm achteraan staat. Dit type bijzin is vaak zelfstandig te interpreteren, hoewel het grammaticaal afhankelijk is [19](#page=19).
### 3.2 Afhankelijke zin met hoofdzinsvolgorde
Bij dit type bijzin staat de persoonsvorm direct na het voegwoord (of het eerste element van de bijzin) [15](#page=15).
#### 3.2.1 Directe rede
Directe rede kan worden beschouwd als een voorbeeld waarbij de aangehaalde zin een soort 'secundaire hoofdzin' is, ingeleid door een aanhalingsteken of voegwoord [15](#page=15).
> **Voorbeeld:** Ik zeg: ‘Het is somber weer.’ [15](#page=15).
#### 3.2.2 De TVV-groep
De TVV-groep omvat bijzinnen die een bepaalde relatie met de hoofdzin uitdrukken. Deze groep omvat toegeving, voorwaarde en vergelijking [15](#page=15).
##### 3.2.2.1 Toegeving
Een bijzin van toegeving drukt iets uit dat gebeurt *ondanks* wat in de hoofdzin wordt vermeld [16](#page=16).
> **Voorbeeld:** Hoewel hij zijn excuses heeft aangeboden, blijft een ontslag zeker tot de mogelijkheden behoren [16](#page=16).
Alternatieve formuleringen die ook een bijzin van toegeving uitdrukken en de hoofdzinsvolgorde behouden zijn:
* Al heeft hij zijn excuses aangeboden, een ontslag blijft zeker tot de mogelijkheden behoren [16](#page=16).
* Hij mag dan zijn excuses aangeboden hebben, een ontslag blijft zeker tot de mogelijkheden behoren [16](#page=16).
* Laat hij nog zijn excuses aangeboden hebben, een ontslag blijft zeker tot de mogelijkheden behoren [16](#page=16).
In deze gevallen wordt de bijzin (BZ) gevolgd door een hoofdzin met inversie (persoonsvorm voor onderwerp) [16](#page=16).
##### 3.2.2.2 Voorwaarde
Een bijzin van voorwaarde geeft de omstandigheid aan waaronder de hoofdzin waar is of zal zijn [17](#page=17).
> **Voorbeeld:** Als het overmorgen mooi weer is, dan gaan we naar zee [17](#page=17).
Andere manieren om een voorwaardelijke bijzin met hoofdzinsvolgorde te formuleren zijn:
* Is het overmorgen mooi weer, dan gaan we naar zee [17](#page=17).
* Mocht het overmorgen mooi weer zijn, dan gaan we naar zee [17](#page=17).
##### 3.2.2.3 Vergelijking
Een bijzin van vergelijking stelt de handeling of toestand in de hoofdzin gelijk aan of in contrast met iets anders [18](#page=18).
> **Voorbeeld:** Ze gedraagt zich alsof ze de wijsheid in pacht heeft [18](#page=18).
Andere vormen van een vergelijkende bijzin met hoofdzinsvolgorde zijn:
* Ze gedraagt zich of ze heeft de wijsheid in pacht [18](#page=18).
* Ze gedraagt zich als had ze de waarheid in pacht [18](#page=18).
### 3.3 Zelfstandige zin met bijzinvolgorde
Dit type constructie lijkt qua vorm op een bijzin (persoonsvorm achteraan) maar kan semantisch als een op zichzelf staande zin worden beschouwd. Het wordt ook wel "insubordinatie" genoemd [19](#page=19).
> **Voorbeeld:** Dat ze daar nu nooit iets over gezegd heeft [19](#page=19)!
---
# Speciale types samengestelde zinnen
Dit onderwerp behandelt specifieke constructies van samengestelde zinnen, namelijk balansschikking en correlatieve schikking, die bijzondere grammaticale en semantische kenmerken vertonen [20](#page=20) [21](#page=21).
### 4.1 Balansschikking
Balansschikking is een type samengestelde zin met specifieke kenmerken die de relatie tussen de deelzinnen bepalen [20](#page=20).
* **Kenmerken van de eerste deelzin:**
* De eerste deelzin bevat altijd een negatie- of restrictie-element [20](#page=20).
* Weglating van dit negatie- of restrictie-element leidt tot een ongrammaticale of betekenisloze constructie [20](#page=20).
* **Volgorde van de deelzinnen:**
* De volgorde van de deelzinnen kan niet worden omgedraaid [20](#page=20).
* **Onmogelijkheid van bepaalde constructies:**
* Constructies met de reeksvormers 'of... of' en 'ofwel... ofwel' zijn niet mogelijk binnen deze schikking [20](#page=20).
* Het stellen van een ja/nee-vraag voor beide deelzinnen is eveneens onmogelijk [20](#page=20).
> **Voorbeeld:**
> "Je kunt nergens meer komen of je wordt lastiggevallen."
> Hier is de eerste deelzin ("Je kunt nergens meer komen") duidelijk een restrictie, en de volgorde kan niet omgekeerd worden [20](#page=20).
### 4.2 Correlatieve schikking
Correlatieve schikking drukt de wederzijdse afhankelijkheid tussen twee bijzinnen uit, waarbij de ene gebeurtenis of toestand direct gerelateerd is aan de andere [21](#page=21).
* **Uitdrukkingsvormen:**
* De meest voorkomende vormen zijn "hoe... hoe", "hoe... des te", en "zo... zo" [21](#page=21).
* Soms wordt ook de constructie "(des te... des te)" gebruikt [21](#page=21).
* **Betekenis:**
* Deze constructie benadrukt een graduele toename of afname in beide elementen, of een directe parallel [21](#page=21).
* **Variaties in zinsbouw:**
* **Zonder inversie:** "Hoe beter ik jou ken, hoe meer ik van je hou." (BZ BZ) [22](#page=22).
* **Met inversie in de tweede deelzin:** "Hoe beter ik jou ken, hoe meer hou ik van je." (BZ HZ inversie) [22](#page=22).
* **Met 'des te' en zonder inversie:** "Hoe beter ik jou ken, des te meer ik van je hou." (BZ BZ) [22](#page=22).
* **Met 'des te' en met inversie in de tweede deelzin:** "Hoe beter ik jou ken, des te meer hou ik van je." (BZ HZ inversie) [22](#page=22).
* **Met 'zo... zo' en inversie:** "Zo aardig het voor één keer is, zo vervelend wordt het op den duur." (BZ HZ inversie) [22](#page=22).
> **Voorbeeld:**
> De zin "Hoe beter ik jou ken, hoe meer ik van je hou" illustreert dat de mate van kennis direct gerelateerd is aan de mate van affectie. De intensiteit van de ene component beïnvloedt de intensiteit van de andere [21](#page=21) [22](#page=22).
---
# Beknopte bijzinnen en deelwoordzinnen
Beknopte bijzinnen, ook wel infinitiefzinnen (BIZ) en deelwoordzinnen (BDZ) genoemd, zijn bijzinstructuren die geen persoonsvorm of subject hebben, maar wel een hoofdzin- of bijzinfunctie kunnen vervullen [23](#page=23) [26](#page=26) [29](#page=29) [35](#page=35).
### 5.1 Infinitiefzinnen (BIZ)
Een beknopte infinitiefzin (BIZ) wordt gekenmerkt door het gebruik van "te" gevolgd door een infinitief. Deze zinnen hebben geen subject en geen persoonsvorm, maar wel een zogenaamde "zinrest" (ZR) [36](#page=36).
#### 5.1.1 Indeling van BIZ op basis van het bindwoord
BIZ-constructies kunnen worden ingedeeld op basis van het bindwoord dat eraan voorafgaat of impliciet aanwezig is:
* **BIZ-G (met grammaticaal bindwoord):** Deze bijzinnen beginnen met een grammaticaal bindwoord zoals "om" en dit bindwoord is vaak weglaatbaar [36](#page=36).
> **Voorbeeld:** Hij raadde me aan (om) veel oefeningen te maken [36](#page=36).
* **BIZ-L (met logisch bindwoord):** Hierbij wordt gebruik gemaakt van een voorzetsel dat niet weglaatbaar is en als een logisch bindwoord fungeert, zoals "door" of "na" [36](#page=36).
> **Voorbeeld:** Ik heb het vraagstuk opgelost door goed na te denken [36](#page=36).
> **Voorbeeld:** Ik heb het vraagstuk opgelost om een goede indruk te maken [36](#page=36).
* **BIZ-V (met vragend bindwoord):** Deze bijzinnen worden ingeleid door een vragend bindwoord [36](#page=36).
> **Voorbeeld:** Ik wist niet wie te bellen [36](#page=36).
> **Voorbeeld:** Ik wist niet hoe dat op te lossen [36](#page=36).
#### 5.1.2 Geen beknopte infinitiefzinnen
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen echte BIZ en andere constructies die op het eerste gezicht op een infinitiefzin lijken:
* **Korte-infinitiefconstructie (KIC):** Dit zijn constructies waarbij een infinitief met "bomen hakken" als onderwerp fungeert, wat gelijk staat aan een volle bijzin zoals "dat hij bomen hakt" [37](#page=37).
> **Voorbeeld:** Bomen hakken is zijn lust en zijn leven [37](#page=37).
* **Syntactische nominalisering:** Hierbij wordt een werkwoord omgezet in een zelfstandig naamwoord, vaak voorafgegaan door "het" en met een specifieke functie binnen de zin [37](#page=37).
> **Voorbeeld:** Het bomen hakken is zijn lust en zijn leven [37](#page=37).
* **Lexicale nominalisering:** Dit betreft de omzetting van een werkwoord naar een zelfstandig naamwoord dat al een eigen woord is, zoals "annulering" [37](#page=37).
> **Voorbeeld:** Het annuleren van dat evenement was een dure zaak [37](#page=37).
> **Voorbeeld:** De annulering van dat evenement was een dure zaak [37](#page=37).
### 5.2 Deelwoordzinnen (BDZ)
Een beknopte deelwoordzin (BDZ) wordt gevormd door een onvoltooid of voltooid deelwoord en kan, indien het deelwoord een aanvulling heeft, een hoofdzin- of bijzinfunctie vervullen [38](#page=38).
#### 5.2.1 Kenmerken van BDZ
* **Aanwezigheid van een aanvulling:** Cruciaal voor een BDZ is dat er een aanvulling aanwezig is bij het deelwoord. Zonder aanvulling is het geen beknopte deelzin [38](#page=38).
> **Voorbeeld:** Luid toegejuicht door al haar supporters liep ze het veld op. (Hier is "door al haar supporters" de aanvulling bij "toegejuicht") [38](#page=38).
> **Voorbeeld:** Luid lachend met die mop vertrokken ze huiswaarts. (Hier is "met die mop" de aanvulling bij "lachend") [38](#page=38).
#### 5.2.2 Geen beknopte deelzin
Als er geen aanvulling is bij het deelwoord, spreken we niet van een beknopte deelzin [38](#page=38).
> **Voorbeeld:** Lachend vertrokken ze huiswaarts. (Hier is "lachend" een bijwoordelijke bepaling, geen BDZ) [38](#page=38).
---
# Analyse van samengestelde zinnen met rechthoekendiagrammen
Dit onderwerp introduceert de methode van rechthoekendiagrammen om de structuur van samengestelde zinnen visueel te ontleden, waarbij deelzinnen, hun niveaus, typen en functies worden geïdentificeerd [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43).
### 6.1 Concept van rechthoekendiagrammen
Rechthoekendiagrammen zijn een visuele tool om de grammaticale structuur van complexe zinnen te representeren. Ze helpen bij het identificeren van hoofd- en bijzinnen, hun onderlinge afhankelijkheden en hun specifieke rollen binnen de totale zinsconstructie [39](#page=39) [40](#page=40).
### 6.2 Stappenplan voor het maken van rechthoekendiagrammen
Het proces voor het analyseren van een samengestelde zin met rechthoekendiagrammen omvat vier duidelijke stappen [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43).
#### 6.2.1 Stap 1: Bepaal de deelzinnen
De eerste stap is het identificeren van alle deelzinnen in de samengestelde zin. Een deelzin is te herkennen aan de aanwezigheid van een persoonsvorm (ook wel Z Werkwoord of ZR genoemd). Elke ZR correspondeert met één deelzin [41](#page=41).
#### 6.2.2 Stap 2: Bepaal het niveau van de deelzinnen
Na het identificeren van de deelzinnen, wordt hun niveau bepaald [41](#page=41).
* **Hoofdzin (niveau 0):** Een hoofdzin wordt beschouwd als een zelfstandige zin en krijgt niveau 0 toegewezen. Dit is de basis of "stam" van de samengestelde zin [41](#page=41) [43](#page=43).
* **Bijzinnen (niveau 1, 2, 3, etc.):** Bijzinnen zijn afhankelijk van een andere deelzin en krijgen een niveau toegewezen dat hun afhankelijkheid aangeeft. Het niveau wordt bepaald door te kijken van welke hogere deelzin de specifieke deelzin afhankelijk is [41](#page=41).
**Nevenschikking:** Nevenschikkende voegwoorden verbinden twee deelzinnen op hetzelfde niveau. In het diagram worden deze deelzinnen op een aparte regel tussen de zinnen geplaatst, gescheiden door een streep. Hoewel elke deelzin een eigen rechthoek krijgt, worden nevengeschikte zinnen die op hetzelfde niveau worden verbonden, samen in één rechthoek geplaatst. Het niveaucijfer wordt links van de rechthoek geplaatst [41](#page=41).
**Onderbroken zinnen:** Een getal tussen haakjes, bijvoorbeeld geeft aan dat een deelzin eerder is begonnen en hier verdergaat na een onderbreking [1](#page=1) [41](#page=41).
#### 6.2.3 Stap 3: Bepaal het zinstype
De derde stap betreft het bepalen van het type van elke deelzin. Dit type, zoals bijvoorbeeld mededelend, wordt onderaan links in de rechthoek geschreven [40](#page=40) [42](#page=42).
#### 6.2.4 Stap 4: Bepaal de zinsfunctie
De laatste stap is het bepalen van de functie van elke deelzin [43](#page=43).
* **Hoofdzin (STAM):** De hoofdzin op niveau 0 heeft de functie STAM [43](#page=43).
* **Functie van bijzinnen:** Om de functie van een bijzin te bepalen, wordt gekeken naar de deelzin op het niveau daarboven. Vervolgens wordt het valentieschema van het zinswerkwoord van die hogere deelzin gevormd [43](#page=43).
> **Voorbeeld:** Bij de zin "dat je maar beter niet meer te intensief traint tussendoor", die dient als direct object (DO) bij het werkwoord "toegeven" uit de hoofdzin, wordt het valentieschema van "toegeven" gevormd. Het zinsdeel "dat je maar beter niet meer te intensief traint tussendoor" vervult de functie van direct object in de hoofdzin [40](#page=40) [43](#page=43).
**Functie van zinsdeelstukken:** Ook zinsdeelstukken binnen een bijzin, zoals bijvoeglijke nabepalingen, kunnen een specifieke functie hebben [43](#page=43).
> **Voorbeeld:** In de zin "Het meisje dat ik net heb gesproken, komt nu naar me toe", fungeert "dat ik net heb gesproken" als een bijvoeglijke bepaling die het zelfstandig naamwoord "meisje" nader specificeert [43](#page=43).
> **Tip:** Het correct identificeren van de persoonsvorm is cruciaal voor het bepalen van het aantal deelzinnen. Let goed op werkwoorden die vervoegd zijn [41](#page=41).
> **Tip:** Bij het bepalen van de functie van een bijzin, is het nuttig om eerst de bijzin zelf te isoleren en vervolgens te kijken hoe deze zich verhoudt tot het overkoepelende zinswerkwoord [43](#page=43).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Samengestelde zin | Een zin die uit twee of meer deelzinnen bestaat. Deze kunnen zowel nevengeschikt als onderschikt zijn. |
| Meervoudige zin | Een samengestelde zin waarin twee of meer gelijkwaardige deelzinnen naast elkaar staan, verbonden door nevenschikkende voegwoorden of reeksvormers. |
| Complexe zin | Een samengestelde zin die bestaat uit een hoofdzin en een of meer afhankelijke bijzinnen die een specifieke functie vervullen ten opzichte van de hoofdzin. |
| Nevenschikking | Het naast elkaar plaatsen van gelijkwaardige zinsdelen of zinnen, vaak met behulp van nevenschikkende voegwoorden zoals "en", "maar", "of". |
| Onderschikking | Het verbinden van een afhankelijke bijzin aan een hoofdzin, waarbij de bijzin een specifieke grammaticale functie vervult ten opzichte van de hoofdzin. |
| Nevenschikkend voegwoord | Een voegwoord dat twee gelijkwaardige zinsdelen of zinnen verbindt, zoals "en", "maar", "want", "dus". Deze hebben geen grammaticale functie binnen de zin. |
| Reeksvormer | Een combinatie van woorden die nevenschikking aanduiden, zoals "of... of" en "ofwel... ofwel", waarbij de functie positioneel is. |
| Asyndetische nevenschikking | Nevenschikking zonder gebruik van expliciete voegwoorden, waarbij de gelijkwaardige leden door interpunctie of een natuurlijke pauze worden gescheiden. |
| Afhankelijke zin | Een bijzin die grammaticaal afhankelijk is van een hoofdzin en niet zelfstandig kan voorkomen. |
| Hoofdzin | Een volwaardige zin die op zichzelf kan staan en een complete gedachte uitdrukt. In een complexe zin is de bijzin afhankelijk van de hoofdzin. |
| Bijzinsvolgorde | De woordvolgorde die kenmerkend is voor een bijzin, waarbij de persoonsvorm van het werkwoord meestal achteraan staat. |
| Hoofdzinvolgorde | De woordvolgorde die kenmerkend is voor een hoofdzin, waarbij de persoonsvorm van het werkwoord op de tweede plaats staat (inversie mogelijk). |
| Beknopte bijzin | Een bijzin zonder onderwerp en persoonsvorm, maar met een overblijfsel van een hoofdzin- of bijzinstructuur, vaak uitgedrukt met een infinitief of deelwoord. |
| Infinitiefzin | Een beknopte bijzin die wordt gevormd met "te" plus een infinitief, en die een specifieke functie kan hebben zoals een lijdend voorwerp of bepaling. |
| Deelwoordzin | Een beknopte bijzin die is opgebouwd uit een deelwoord (onvoltooid of voltooid), vaak gebruikt om een tijdsrelatie, omstandigheid of reden aan te geven. |
| Rechthoekendiagram | Een visuele methode om de structuur van samengestelde zinnen te analyseren en weer te geven, waarbij deelzinnen in afzonderlijke rechthoeken worden geplaatst op verschillende niveaus. |
| Zinsfunctie | De grammaticale rol die een woord, woordgroep of deelzin vervult binnen een grotere zinsconstructie, zoals onderwerp, lijdend voorwerp, of bepaling. |