cursustekst welbevinden en betrokkenheid op school (met arcering).pdf
Summary
# Het belang van welbevinden en betrokkenheid in het onderwijs
Dit onderwerp benadrukt de essentiële rol van welbevinden en betrokkenheid van leerlingen als voorwaarden voor optimaal leren en persoonsvorming, en beschrijft hoe leerkrachten deze kunnen bevorderen en signaleren [2](#page=2).
### 1.1 De rol van welbevinden en betrokkenheid als condities voor leren
Leerkrachten streven ernaar dat leerlingen hun lesdoelstellingen bereiken door middel van gerichte tussenstapjes en oefenkansen, met een focus op 'rijpende inzichten en vaardigheden'. Twee cruciale voorwaarden die vervuld moeten zijn voor optimaal leren zijn het welbevinden en de betrokkenheid van de leerlingen. Leerkrachten fungeren als opvoeder en leerprocesbegeleider, met de mogelijkheid en verantwoordelijkheid om deze condities te monitoren, te bevorderen en te signaleren wanneer leerlingen dreigen te stagneren in hun ontwikkeling [11](#page=11) [2](#page=2).
> **Tip:** Het onderscheid tussen globaal waarnemen en gerichter observeren is belangrijk bij het inschatten van welbevinden en betrokkenheid [2](#page=2).
#### 1.1.1 Welbevinden
Welbevinden wordt beschreven als een bijzondere toestand van het gevoelsleven, gekenmerkt door signalen van voldoening en genieten. Leerlingen met een goed of hoog welbevinden voelen zich doorgaans gelukkig, kunnen plezier maken, zijn ontspannen, zelfverzekerd en energiek, en zijn goed in voeling met zichzelf. Hoewel ze ook negatieve gevoelens kunnen ervaren, zoals boosheid of verdriet, kunnen ze hier over het algemeen goed mee omgaan en gebeurtenissen een plaats geven [5](#page=5) [6](#page=6).
De basisbehoeften die cruciaal zijn voor het waarborgen van welbevinden omvatten:
* Lichamelijke behoeften [6](#page=6).
* Behoefte aan affectie, warmte en tederheid [6](#page=6).
* Behoefte aan veiligheid, duidelijkheid en continuïteit [6](#page=6).
* Behoefte aan erkenning en bevestiging [6](#page=6).
* Behoefte om zichzelf als kundig te ervaren [6](#page=6).
* Behoefte aan zingeving en aan morele waarde [6](#page=6).
Wanneer aan deze basisbehoeften is voldaan, leidt dit sneller tot een hoger welbevinden. Kort samengevat is welbevinden een toestand waarbij een persoon ontspannen is, voldoening ervaart, openstaat voor de omgeving en zichzelf is, omdat de situatie tegemoetkomt aan basisbehoeften, er een positief zelfbeeld is, men in voeling is met zichzelf en verbonden is met anderen, wat resulteert in een goede emotionele ontwikkeling [6](#page=6).
Goed welbevinden is een belangrijke voorwaarde voor betrokkenheid bij leeractiviteiten op school [6](#page=6).
#### 1.1.2 Betrokkenheid
Leerlingen met een goede of hoge betrokkenheid vertonen concentratie en gedrevenheid bij leertaken, worden opgeslokt door de activiteit en ervaren diepgaand leren. Ze kunnen de tijd en hun omgeving vergeten omdat de opdracht interessant en op maat is, waardoor het volbrengen een intrinsiek doel op zich wordt [7](#page=7).
Kort samengevat is betrokkenheid een bijzondere kwaliteit van menselijke activiteit, herkenbaar aan geconcentreerd, aangehouden en tijdvergeten bezig zijn. Hierbij stelt de persoon zich open, voelt zich gemotiveerd en geboeid, legt intense mentale activiteit aan de dag en maakt veel energie vrij, met grote voldoening. Dit komt doordat de activiteit aansluit bij de exploratiedrang en interesse, en zich aan de grens van individuele mogelijkheden situeert, wat leidt tot duurzaam leren [7](#page=7).
#### 1.1.3 Factoren die welbevinden en betrokkenheid beïnvloeden
Verschillende factoren kunnen leiden tot een laag welbevinden en, bijgevolg, lage betrokkenheid. Voorbeelden hiervan zijn pesterijen op school, ouderlijke echtscheidingen, of langdurig zieke primaire opvoeders, wat kan leiden tot een groter risico op stagnatie in de ontwikkeling van het kind [7](#page=7).
### 1.2 Het belang van signaleren en aanpak
De variabelen welbevinden en betrokkenheid bieden leerkrachten directe feedback over wat ze observeren bij leerlingen en maken het mogelijk om hier scores aan toe te kennen. Leerkrachten kunnen hun didactische beslissingen aanpassen op basis van deze signalen, bijvoorbeeld door extra leermateriaal te voorzien, instructies anders aan te bieden, of rustige werkplekken te creëren [5](#page=5) [7](#page=7).
Ferre Laevers benadrukt dat een stijging in welbevinden en betrokkenheid leidt tot een hogere onderwijskwaliteit, rekening houdend met drie factoren: aanpak, proces en effect [11](#page=11).
* **Aanpak:** Dit omvat de didactische aanpak van de leerkracht en diens keuzes, zoals aansluiting bij de leefwereld van leerlingen, duidelijke en op maat gemaakte opdrachten, en differentiërende maatregelen. De leerkracht legt hierbij veel nadruk op het creëren van een positieve en stimulerende leeromgeving [11](#page=11).
* **Proces (welbevinden en betrokkenheid):** Dit zijn de twee condities die vervuld moeten zijn voor optimaal leren. Door observatie en reflectie op deze procesvariabelen kunnen leerprocesbegeleiders de effecten van hun onderwijspraktijken beter begrijpen en verbeteren [11](#page=11).
* **Effect:** De uitkomst van de onderwijsactiviteiten [11](#page=11).
Een belangrijk kenmerk van welbevinden en betrokkenheid is dat de feedback die zij geven aan de leerkracht vrijwel onmiddellijk beschikbaar is. Dit stelt leerkrachten in staat om tijdig bij te sturen en te beoordelen of hun interventies succesvol zijn, zonder te hoeven wachten tot het einde van het schooljaar [11](#page=11).
> **Example:** Een leerkracht die het werkelijkheidsgehalte van materiaal verhoogt, het aanbod verbreedt, keuzemogelijkheden aanbiedt die aansluiten bij interesses, of het zelfvertrouwen van leerlingen met faalangst versterkt, kan het welbevinden en de betrokkenheid tijdens een leeractiviteit verhogen [11](#page=11).
---
# Observatie- en registratiemethoden voor welbevinden en betrokkenheid
Dit deel behandelt concrete technieken en instrumenten die leerkrachten kunnen inzetten om het welbevinden en de betrokkenheid van leerlingen systematisch waar te nemen en te registreren [3](#page=3).
### 2.1 Gerichte observatie
Gericht observeren houdt in dat de leerkracht met volle aandacht en een specifieke focus kijkt naar het welbevinden en de betrokkenheid van leerlingen. Dit vereist dat de leerkracht zich niet bezighoudt met andere taken zoals instructie geven, lesgeven, of nakijken, maar zich volledig concentreert op het waarnemen. Observatie is een vorm van onderzoek doen waarbij de leerkracht een zo juist mogelijke betekenis probeert te geven aan wat hij waarneemt [3](#page=3).
#### 2.1.1 Planning van observatie
Voorafgaand aan een observatiemoment bepaalt de leerkracht:
* Wat er gericht waargenomen wordt (welke leerling, welke situaties) [3](#page=3).
* Wanneer dit zal gebeuren (geschikte momenten) [3](#page=3).
* Hoe de observatie georganiseerd wordt (bv. tijdens zelfstandig werken, met een andere leerkracht, of met behulp van een videocamera) [3](#page=3).
* Waar de observator het beste kan zitten [3](#page=3).
* Of de betrokkenen de aanwezigheid van de observator mogen merken [3](#page=3).
* Hoe de observaties het best vastgelegd kunnen worden [3](#page=3).
#### 2.1.2 Registratieformulieren
Tijdens gerichte observaties worden registratieformulieren gebruikt om het waargenomen gedrag van de leerling vast te leggen. Op basis van deze registraties worden interpretaties gemaakt en na verloop van tijd conclusies getrokken [3](#page=3).
### 2.2 Registratiewijzen
Er zijn verschillende mogelijke registratiewijzen om het welbevinden en de betrokkenheid van leerlingen vast te leggen.
#### 2.2.1 Open registratiesysteem
Bij een open registratiesysteem wordt het verloop van de observatie in eigen bewoordingen weergegeven, met aandacht voor gebeurtenissen, anekdotes, handelingen en interacties. Dit systeem wordt gebruikt voor het noteren van observaties over een individuele leerling [3](#page=3).
> **Example:**
> Een leerkracht observeert een leerling genaamd Thomas die huilend naar de rij komt, iets in zijn zak houdt, en niet reageert op medeleerlingen. De leerkracht noteert dit gedrag en vermoedt dat Thomas zich bedreigd voelt of gepest wordt. Na verdere observatie waarbij Thomas de knikkers uit zijn broekzak haalt en over de speelplaats laat rollen, interpreteert de leerkracht dat Thomas mogelijk gepest werd of zelf pestte, en dat een medeleerling hem verdedigde [3](#page=3) [4](#page=4).
Er kan ook een open registratiesysteem gehanteerd worden aan de hand van een logboek voor groepsobservatie, waarbij observaties omtrent bijvoorbeeld participatie bij groepswerk worden genoteerd per leerling [4](#page=4).
#### 2.2.2 Semi-gesloten registratiesysteem
Een semi-gesloten registratiesysteem maakt gebruik van bijvoorbeeld een checklist voor ontwikkelingsdomeinen. Hierbij wordt aangegeven of er wel of niet bewijsmateriaal is voor specifieke items [5](#page=5).
> **Example:**
> Voor het domein schrijfmotorische ontwikkeling kan een checklist items bevatten zoals "Toont voorkeurhand", "Heeft een correcte schijfhouding", en "Hanteert een goede pincetgreep". De leerkracht kruist aan of deze gedragingen waargenomen worden [5](#page=5).
#### 2.2.3 Registratie van welbevinden en betrokkenheid
De mate van welbevinden en betrokkenheid van leerlingen geeft leerkrachten inzicht of hun didactische beslissingen effectief zijn en bijdragen aan de groei van de leerlingen [5](#page=5).
* **Welbevinden:** Kinderen met een hoog welbevinden voelen zich doorgaans gelukkig, kunnen plezier maken, zijn ontspannen, zelfverzekerd en energiek. Ze zijn goed in voeling met zichzelf en weten om te gaan met negatieve gevoelens, vinden er woorden voor en kunnen gebeurtenissen een plaats geven [5](#page=5).
* **Betrokkenheid:** Betrokkenheid op een leeractiviteit of leertaak kan relatief snel gescoord worden. De Leuvens Betrokkenheidsschaal kent vijf niveaus, waarbij niveau 1 staat voor geen betrokkenheid en niveau 5 voor maximale betrokkenheid. Niveau 3 betekent dat de leerling wel meedoet en aandacht heeft, maar de gewenste energie en concentratie mist [8](#page=8).
### 2.3 Andere manieren om welbevinden en betrokkenheid te peilen
Het is niet altijd mogelijk of nodig om alle leerlingen uitgebreid te registreren [9](#page=9).
#### 2.3.1 De 360-graden-blik of -scantechniek
Ferre Laevers stelt voor om de schalen van welbevinden en betrokkenheid in eerste instantie op groepsniveau te hanteren, met de "minigids-schalen" als een soort "bril". Door de klasgroep te scannen – waarbij de leerkracht in 10 tot 15 seconden een beeld krijgt van de "temperatuur" van de klasgroep en de leerlingen – kan de leerkracht zien hoe het met de leerlingen gaat en welke kinderen zich eventueel verloren voelen. Dit helpt patronen te herkennen en dient als toetssteen voor de effectiviteit van het leerprocesbegeleiding en opvoeding. De leerkracht beantwoordt de vraag: 'Als ik voor elke leerling de laatste drie weken voor ogen haal, hoeveel betrokkenheid en welbevinden heb ik op een vijf- of driepuntenschaal dan gezien?' [9](#page=9).
#### 2.3.2 Systematische observatie van individuele leerlingen
Bij het observeren van welbevinden en betrokkenheid op individueel niveau wordt systematischer en dieper gewerkt. Bij leerlingen met verlaagd welbevinden en betrokkenheid kijkt de leerkracht naar verschillende ontwikkelingsdomeinen om een globaal beeld te krijgen, talenten te zien, en beslissingen te nemen voor de leerling [9](#page=9).
> **Tip:** Ferre Laevers gelooft niet in het voortdurend aanvinken van lijsten voor de hele klasgroep of in registratiesystemen met veel planlast. Wel pleit hij ervoor dat schoolteams onderzoeken wie er in de klasgroepen uitspringt, waarbij interpretaties gebaseerd moeten zijn op observaties vanuit verschillende invalshoeken en, indien mogelijk, door meerdere begeleiders [9](#page=9).
#### 2.3.3 Kindgesprekken en vragenlijsten
Kindgesprekken op school zijn van onschatbare waarde om het welbevinden van leerlingen te peilen. Daarnaast bestaan er vragenlijsten voor leerlingen over hun welbevinden, waarvan de resultaten op klas- en schoolniveau geanalyseerd en gesynthetiseerd kunnen worden als zelfevaluatietool [9](#page=9).
> **Example:**
> Vragenlijsten kunnen items bevatten zoals:
> * Thuis in mijn vrije tijd [9](#page=9):
> * speel ik in de tuin [9](#page=9).
> * speel ik binnen: waar [9](#page=9)?
> * speel ik spelletjes op de computer/i-pad/laptop/… [9](#page=9).
> * Mijn huiswerk maak ik [9](#page=9):
> * alleen [9](#page=9).
> * met een mama of papa [9](#page=9).
> * met een oma of opa [9](#page=9).
> * met een broer of zus [9](#page=9).
> * met anderen [9](#page=9)?
> * Heb ik een leuke klas? Geef een score. (1 = heel slecht en 10 = super leuk) [10](#page=10).
> * Mijn klas is leuk omdat … [10](#page=10).
> * Mijn klas is niet zo leuk omdat … [10](#page=10).
> * Voel ik me goed in de klas? Geef een score. (1 = heel slecht en 10 = heel goed) [10](#page=10).
Het analyseren van de mate van welbevinden door het schoolbeleid is een standaardonderdeel van schooldoorlichtingen. De Onderwijsinspectie stelt onlinevragenlijsten ter beschikking met items zoals: "Ik kom graag naar school", "Ik zit graag in de klas", "Ik speel graag op de speelplaats", "Ik voel me alleen op school", en "De leerkrachten zijn vriendelijk tegen de leerlingen" [10](#page=10).
---
# Factoren die onderwijskwaliteit beïnvloeden
Volgens Ferre Laevers wordt onderwijskwaliteit bepaald door drie samenhangende factoren: de aanpak van de leerkracht, het proces van welbevinden en betrokkenheid bij de leerlingen, en het uiteindelijke leereffect [11](#page=11).
### 3.1 De drie factoren in detail
#### 3.1.1 De aanpak (factor 1)
De factor 'aanpak' omvat de didactische werkwijze van de leerkracht en alle keuzes die hieraan ten grondslag liggen. Dit omvat onder andere de aansluiting bij de leefwereld van de leerlingen, het formuleren van duidelijke opdrachten op maat en het toepassen van gedifferentieerde maatregelen. De leerkracht dient deze didactische beslissingen voortdurend te heroverwegen en legt daarbij sterk de nadruk op het creëren van een positieve en stimulerende leeromgeving voor de leerling. De relationele benadering van de leerlingen door de leerkracht heeft eveneens invloed op het leereffect [11](#page=11) [12](#page=12).
> **Tip:** Een leerkracht kan de aanpak continu aanpassen op basis van de directe feedback verkregen uit de procesvariabelen welbevinden en betrokkenheid [11](#page=11) [12](#page=12).
#### 3.1.2 Het proces: welbevinden en betrokkenheid (factor 2)
Welbevinden en betrokkenheid van de leerlingen zijn cruciale voorwaarden voor optimaal leren. Deze twee procesvariabelen geven directe feedback aan de leerkracht. Een lage betrokkenheid in een klasgroep, bijvoorbeeld, is onmiddellijk zichtbaar, waardoor de leerkracht niet hoeft te wachten tot het einde van het schooljaar om bij te sturen. Meer nog, aanpassingen in de aanpak kunnen tijdens of direct na de uitvoering ervan geëvalueerd worden op hun succes. Deze holistische benadering richt zich zowel op de emotionele als de cognitieve ontwikkeling van leerlingen [11](#page=11).
#### 3.1.3 Het effect (factor 3)
Het leereffect is het resultaat van de onderwijspraktijken, beïnvloed door de aanpak en het proces van welbevinden en betrokkenheid. Observatie en reflectie op welbevinden en betrokkenheid stellen leerprocesbegeleiders in staat de effecten van hun onderwijspraktijken beter te begrijpen en te verbeteren, met als doel de ontwikkeling van leerlingen te bevorderen [11](#page=11).
### 3.2 De onderlinge samenhang van de factoren
De drie factoren – aanpak, proces (welbevinden en betrokkenheid) en effect – zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door de procesvariabelen (welbevinden en betrokkenheid) te observeren en hierop te reflecteren, kunnen leerkrachten inzicht krijgen in de effecten van hun didactische aanpak en deze gericht verbeteren. Dit cyclische proces stelt hen in staat om interventies snel bij te stellen en de leerontwikkeling van leerlingen optimaal te ondersteunen. De feedback verkregen uit het welbevinden en de betrokkenheid is direct, wat een snelle bijsturing van de aanpak mogelijk maakt [11](#page=11) [12](#page=12).
> **Voorbeeld:** Een leerkracht past zijn aanpak aan door het gebruik van boeiender materiaal om het werkelijkheidsgehalte te verhogen. Hij observeert dat hierdoor het welbevinden en de betrokkenheid van de leerlingen toenemen, wat leidt tot een beter leereffect. Hij kan dit direct waarnemen en de aanpak eventueel verder verfijnen ] [11](#page=11) [12](#page=12).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Welbevinden | Een bijzondere toestand van het gevoelsleven, gekenmerkt door signalen van voldoening, genieten, deugd beleven, ontspanning, innerlijke rust, vitaliteit, openheid en spontaniteit, voortkomend uit het voldoen aan basisbehoeften, een positief zelfbeeld, zelfinzicht en verbondenheid met anderen, wat resulteert in een gave emotionele ontwikkeling. |
| Betrokkenheid | Een bijzondere kwaliteit van menselijke activiteit die zich uit in geconcentreerd, aangehouden en tijdvergeten bezig zijn, waarbij de persoon gemotiveerd en geboeid is, intense mentale activiteit toont en veel energie vrijmaakt, omdat de activiteit aansluit bij de exploratiedrang, interesse en individuele mogelijkheden, wat leidt tot duurzaam leren. |
| Persoonsvorming | Het proces van de totale ontwikkeling van een individu, waarbij aandacht wordt besteed aan cognitieve, (psycho)motorische en dynamisch-affectief-sociale leerdoelen, met als doel een harmonische en evenwichtige ontwikkeling van de persoonlijkheid. |
| Leerprocesbegeleider | Een leerkracht of professional die verantwoordelijk is voor het begeleiden van het leerproces van leerlingen, met speciale aandacht voor hun welbevinden en betrokkenheid, teneinde de leerresultaten te optimaliseren. |
| Didactische aanpak | De manier waarop een leerkracht lesgeeft en leertrajecten ontwerpt, inclusief de gemaakte keuzes op het gebied van lesmateriaal, opdrachten, differentiatie en de aansluiting bij de leefwereld van de leerlingen, met als doel een positieve en stimulerende leeromgeving te creëren. |
| Observatie | Een gerichte en gefocuste waarneming van gedrag of situaties, waarbij de observator de tijd neemt om betekenis te geven aan wat hij ziet, vaak ondersteund door registratieformulieren om observaties vast te leggen en interpretaties te maken. |
| Registratieformulieren | Hulpmiddelen die gebruikt worden tijdens observaties om systematisch informatie te verzamelen over het gedrag van leerlingen, zoals open notaties, anekdotes, handelingen en interacties, of checklists voor specifieke ontwikkelingsdomeinen. |
| Basisbehoeften | Fundamentele psychologische noden die vervuld moeten worden om welbevinden te waarborgen, waaronder lichamelijke behoeften, behoefte aan affectie, veiligheid, erkenning, kundigheid en zingeving. |
| Levensdoelstellingen | Specifieke, meetbare doelen die leerkrachten stellen om leerlingen te helpen bij het bereiken van gewenste leerresultaten en gedragsveranderingen. |
| Signaalfunctie | De rol van een leerkracht of begeleider om te waarschuwen wanneer het leren of de ontwikkeling van leerlingen dreigt te stagneren, vaak gebaseerd op signalen van laag welbevinden of betrokkenheid. |