Cursus motorische ontwikkeling 1 didactiek 2025 - 2026.pdf
Summary
# Formuleren van opdrachten
Dit onderdeel van de cursus focust op de effectieve formulering van opdrachten voor kleuters, met specifieke aandacht voor taalgebruik, tempo, articulatie en woordenschat om de cognitieve ontwikkeling en het bewegingsantwoord van het kind te faciliteren.
### 1.1 Taalgebruik
Correct taalgebruik is essentieel bij het formuleren van opdrachten voor kleuters, omdat dit direct gekoppeld is aan hun kennis en begrip. Door middel van het bewegingsantwoord van de kleuter kan de leerkracht vaststellen of de gebruikte woorden en begrippen correct zijn begrepen, wat inzicht geeft in de cognitieve ontwikkeling [3](#page=3).
* **Bondigheid:** Opdrachten moeten kort en bondig zijn, aangezien kleuters een beperkte aandachtsspanne hebben voor lange uitleg [3](#page=3).
* **Aanspreektaal:** Gebruik directe aanspreektaal om duidelijk te maken dat de opdracht gericht is op het kind. In plaats van "alle kleuters leggen het touwtje voor de voeten," is het effectiever om te zeggen: "Je legt het touwtje voor je voeten" [3](#page=3).
* **Handelen koppelen aan woord:** Het uitvoeren van de beweging blijft belangrijker dan de verbale instructie, omdat kleuters handelen aan woorden koppelen. Incorrect taalgebruik kan leiden tot een verkeerde betekenis van woorden [3](#page=3).
### 1.2 Tempo en articulatie
Het tempo en de duidelijkheid van de uitspraak zijn cruciaal voor het begrip van kleuters, wiens denk- en reactietijd trager zijn dan die van volwassenen [3](#page=3).
* **Langzaam en duidelijk uitspreken:** Opdrachten moeten traag en duidelijk worden uitgesproken om de kleuter de tijd te geven te verwerken [3](#page=3).
* **Concentratie en aandacht:** Het geven van verbale opdrachten vereist veel concentratie en aandacht van de kleuter. Het is daarom belangrijk om hierin niet te overdrijven [3](#page=3).
* **Afwisseling:** Binnen een activiteit moet er afwisseling zijn tussen moeilijk te begrijpen opdrachten en eenvoudige, reeds bekende opdrachten, wat neerkomt op een afwisseling tussen experiment en opdracht. Een demonstratie (demo) die een opdracht begeleidt, verhoogt de duidelijkheid aanzienlijk [3](#page=3).
* **Afspraken vooraf:** Zorg ervoor dat alle afspraken worden gemaakt voordat de kinderen beginnen met oefenen, bijvoorbeeld: "Wanneer ik op de handtrom sla, stop je met spelen en kom je bij mij…" [3](#page=3).
### 1.3 Woordenschat
Het gebruik van woorden met concrete betekenis voor de kleuter is van groot belang.
> **Tip:** Vervang abstracte of te algemene termen door concretere, tot de verbeelding sprekende woorden die aansluiten bij de leefwereld van kleuters.
Abstracte termen (te vermijden)Concretere alternatieven (te gebruiken)De ruimteDe turnzaal, het bos, ...De rij, het gelidHet treintjeDe cirkelDe kringCirkels maken met de armenKringen makenPer twee gaan staanZoek een vriendjeGebruik eerst je linkerbeen, dan je rechter bij de jongste kleutersEerst één been, dan het andere beenLoop naar daar…Gerichte aanwijzing (de boomstam)
* * *
# Voorbereiding en begeleiding van bewegingsactiviteiten
Dit gedeelte behandelt de voorbereiding en begeleiding van diverse bewegingsactiviteiten binnen de kleuterschool, waaronder opvulmomenten, hoeken/speelzones en begeleide activiteiten, met gedetailleerde richtlijnen voor elke fase [12](#page=12) [5](#page=5) [8](#page=8).
### 2.1 Voorbereiding opvulmomenten
#### 2.1.1 Voorbereidingsfiche opvulmomenten
Het sjabloon voor opvulmomenten wordt gebruikt voor de voorbereiding van een bewegingsmoment. Het bevat de volgende essentiële onderdelen [5](#page=5):
* **Titel**: Hier wordt de titel van het spel genoteerd [5](#page=5).
* **Benodigde materialen**: Een gedetailleerde opsomming van alle benodigde materialen om het spel te begeleiden, zo concreet mogelijk geformuleerd [5](#page=5).
* **Doelen in eigen woorden**: De doelen die kleuters met het bewegingsmoment bereiken, geformuleerd in eigen woorden. Het is aan te raden deze te baseren op de decretale doelstellingen bewegingsopvoeding [5](#page=5).
* **Omschrijving van de opvulmomenten en mogelijke varianten**:
* De volgorde waarin het spel wordt aangeboden [5](#page=5).
* De impulsen die de leerkracht geeft [5](#page=5).
* Varianten: Bij elk bewegingsmoment moeten minimaal twee varianten genoteerd worden [5](#page=5).
#### 2.1.2 Voorbeeld voorbereiding opvulmomenten
### 2.2 Voorbereiding hoek/speelzone
#### 2.2.1 Voorbereidingsfiche hoek/speelzone
Dit sjabloon wordt gebruikt voor de voorbereiding van een bewegingshoek. De onderdelen die specifiek zijn voor bewegingsopvoeding worden hier behandeld, terwijl andere onderdelen gelijkaardig zijn aan die van andere leerdomeinen en verplicht in te vullen zijn [8](#page=8).
**Decretale ontwikkelingsdoelen:** De ontwikkelingsdoelen van bewegingsopvoeding zijn onderverdeeld in drie rubrieken [8](#page=8):
1. **MC**: Motorische competentie (bewegingsdoel) [8](#page=8).
2. **GVL**: Gezonde en veilige levensstijl (persoonsdoel) [8](#page=8).
3. **SF&ZC**: Sociaal functioneren en zelfconcept (persoonsdoel) [8](#page=8).
#### 2.2.2 Voorbeeld voorbereidingsfiche hoek/speelzone
### 2.3 Voorbereiding begeleide activiteit
Het sjabloon ‘voorbereidingsfiche begeleide activiteit’ wordt gebruikt voor de voorbereiding van:
* Een begeleide activiteit beweging in de klas [12](#page=12).
* Een begeleide activiteit beweging in de zaal of buiten [12](#page=12).
* Een begeleide activiteit tikspelen [12](#page=12).
* Een begeleide activiteit met klein materiaal [12](#page=12).
#### 2.3.1 Voorbereidingsfiche begeleide activiteit
Ook hier komen de specifiek voor bewegingsopvoeding relevante onderdelen aan bod [12](#page=12).
**Decretale ontwikkelingsdoelen:** De ontwikkelingsdoelen van bewegingsopvoeding zijn onderverdeeld in drie rubrieken [12](#page=12):
1. **MC**: Motorische competentie (bewegingsdoel) [12](#page=12).
2. **GVL**: Gezonde en veilige levensstijl (persoonsdoel) [12](#page=12).
3. **SF&ZC**: Sociaal functioneren en zelfconcept (persoonsdoel) [12](#page=12).
Er dient minimaal één bewegingsdoel en minimaal één persoonsdoel geselecteerd te worden, waarbij de leerkracht erop moet letten niet te veel doelstellingen te selecteren en zich te focussen op de doelen waar effectief aan gewerkt wordt tijdens de activiteit [12](#page=12).
**Fasen van de begeleide activiteit:**
* **Inleiding/impressie**: Deze fase bevat de volgende elementen [12](#page=12):
* **Opstelling klaar maken**: Het speelterrein wordt bij voorkeur op voorhand in orde gebracht. Indien dit niet mogelijk is, maakt de leerkracht duidelijke afspraken met de kleuters en brengt het terrein snel in orde, indien mogelijk met hulp van de kleuters. Gedurende dit proces behoudt de leerkracht contact met de kleuters door met hen te praten [12](#page=12).
* **Een korte inleiding**: De kleuteronderwijzer wekt de nieuwsgierigheid en interesse van de kleuters voor de komende activiteit. Bij spellen met fantasiebeelden kunnen deze hier kort worden geïntroduceerd, zonder dat dit ten koste gaat van de bewegingstijd [12](#page=12).
* **Verkenning van het terrein**: De leerkracht gebruikt de namen van plaatsen en opstellingen die in het spel aan bod komen en laat de kleuters hiermee kennismaken via een eenvoudig, intensief spel dat aansluit bij de 'speelkriebel' [12](#page=12).
* **Verkenning van het materiaal**: De leerkracht zorgt voor een snelle en prettige manier om het materiaal uit te delen of op te stellen en maakt daarbij direct afspraken over wat wel en niet met het materiaal mag gebeuren [12](#page=12).
* **Verkenning van de bewegingsvorm**: De leerkracht zoekt een speelse manier om kleuters vertrouwd te maken met de houdingen en bewegingen die in het spel voorkomen [13](#page=13).
* **Verkenning van de fantasiebeelden**: Indien fantasiebeelden in het spel gebruikt worden, probeert de leerkracht deze ook in deze fase al toe te passen [13](#page=13).
* **Kern**:
* **Speelkriebel = effectieve spel**: De 'speelkriebel' wordt toegelicht op basis van de inleiding, met duidelijke instructies over wat de kleuters moeten doen. De begeleiding die de leerkracht geeft om het spel in goede banen te leiden, zoals signalen geven of muziek opzetten, moet duidelijk vermeld worden [13](#page=13).
* **Variaties**: Bij elk spel moeten minimaal drie variaties voorzien worden. Variaties zijn noodzakelijk om [13](#page=13):
* Het spel aan te passen aan het niveau (bewegingsvorm, spelinzicht, ruimtelijk inzicht, samenwerking) [13](#page=13).
* De betrokkenheid van de kleuters hoog te houden, door het spel te laten aansluiten bij het thema en de belangstelling via materiaal, bewegingsvorm of fantasiebeelden [13](#page=13).
Variaties kunnen bekomen worden door de volgende factoren te wijzigen [13](#page=13):
1. **Het materiaal**: Het wijzigen van materiaal kan houdingen en bewegingen veranderen (bv. effect van een blok versus een mat op evenwicht, grootte van een bal op oog-handcoördinatie). Het bijbrengen van materiaal kan nieuwe bewegingsvormen uitlokken (bv. ballon met krantenstok) [13](#page=13).
2. **De ruimte, het terrein**: De grootte en vorm van de ruimte beïnvloeden de intensiteit en complexiteit (bv. verkleinen van ruimte bij werpspelen, afstand bij horen) [13](#page=13).
3. **De opstelling**: Het veranderen van de opstelling kan een andere ruimtelijke of bewegingservaring creëren (bv. bal doorgeven in een kring versus rij) [13](#page=13).
4. **De houdings- of bewegingsvorm**: Het wijzigen hiervan kan zinvol zijn om nieuwe bewegingservaringen te bieden, mits deze betekenisvol blijven voor de kinderen (bv. kruipen op handen en voeten in een tikspel is niet altijd betekenisvol) [14](#page=14).
5. **De fantasiebeelden**: Andere bewegingen kunnen uitgelokt worden, mits dit aansluit bij de belevenis- en betekeniswereld van de kinderen. Het binnen eenzelfde spel veranderen van fantasiebeeld kan verwarrend zijn, maar een ander spel met andere fantasiebeelden kan wel [14](#page=14).
6. **De spelregels**: Het toevoegen of weglaten van regels kan de complexiteit verhogen of verlagen, maar dit moet geleidelijk gebeuren om verwarring te vermijden [14](#page=14).
Variaties moeten altijd logisch ingepast worden [14](#page=14):
* In haalbare, logische stappen van gemakkelijk naar moeilijk of omgekeerd, met zorg voor een logische opbouw en zonder te veel tegelijk te wijzigen [14](#page=14).
* Met vlotte overgangen om de spelsfeer niet te breken, bijvoorbeeld door kleine, geleidelijke ingrepen in plaats van grote veranderingen in opstelling of materiaal [14](#page=14).
* **Afronding**:
* **Afronding laatste spelbeurt**: Aankondigen wanneer het spel de laatste keer gespeeld wordt, zodat kleuters zich kunnen voorbereiden [14](#page=14).
* **Rustgevend spel**: De activiteit wordt afgesloten met een opdracht of spel waarbij kleuters rustig worden, bij voorkeur aansluitend bij de fantasiebeelden en materialen van de 'speelkriebel' [14](#page=14).
* **Opruimen materiaal**: Samen met de kleuters het materiaal opruimen, waarbij specifieke opdrachten kunnen worden gegeven [14](#page=14).
**Bestanden/bijlage:** De organisatie van de activiteit wordt als bijlage toegevoegd, met de focus op beweging. Dit bevat [15](#page=15):
* Minimaal één schema van de opstelling van materialen en kleuters, met aanduiding van de plaats van de leerkracht. Dit kan getekend of digitaal gemaakt worden en ingevoegd worden [15](#page=15).
* Er wordt telkens een nieuw schema gemaakt wanneer de opstelling verandert of materialen worden weggenomen of bijgevoegd [15](#page=15).
* Bij elk schema wordt de verandering in opstelling en/of materialen genoteerd die nodig was om tot de huidige organisatie te komen [15](#page=15).
* De titel van de bijlage is: organisatie ‘naam van het spel’ [15](#page=15).
#### 2.3.1.1 Voorbeeld voorbereiding bewegingsspel in de klas
#### 2.3.1.2 Richtlijnen bij het begeleiden van (bewegingsspelen in de klas)
* Zorg dat het spel vlot kan beginnen door een snelle opstelling te kiezen en de kinderen eerst op te stellen alvorens de speluitleg te geven [20](#page=20).
* Controleer of al het materiaal aanwezig en makkelijk bereikbaar is [20](#page=20).
* Leg het spel uit in logische volgorde, met korte, duidelijke zinnen, waarbij telkens maar één werkwoord voorkomt [20](#page=20).
* Spreek rustig, duidelijk, expressief en enthousiast, en kijk de kinderen aan [20](#page=20).
* Toon eventueel tijdens de uitleg wat er moet gebeuren [20](#page=20).
* Speel eventueel een proefspelletje om te controleren of de kleuters het spel begrepen hebben [20](#page=20).
* Probeer alle kleuters gedurende het hele spel actief te betrekken door hen aan te spreken, aan te kijken en te benoemen wat ze doen [20](#page=20).
* Laat kleuters nooit lang uitgeschakeld zijn; één beurt overslaan is voldoende [20](#page=20).
* Stel je zo op dat je altijd alle kleuters kunt zien [20](#page=20).
* Eindig tijdig, terwijl de kinderen nog enthousiast zijn, en kondig het einde vooraf aan zodat kinderen zich kunnen voorbereiden [20](#page=20).
#### 2.3.1.3 Voorbeeld voorbereiding bewegingsspel in de zaal
#### 2.3.1.4 Richtlijnen begeleiding bewegingsspel in de zaal
* Voor het binnengaan van de zaal, communiceer wat er van de kleuters verwacht wordt bij het binnenkomen [26](#page=26).
* Zet het terrein en materiaal indien mogelijk op voorhand klaar. Indien niet, breng dit dan vlug in orde bij aanvang, maak duidelijke afspraken en betrek de kleuters hierbij [26](#page=26).
* Stel de kleuters eerst op in de spelopstelling door middel van een spel of speelse opdracht [26](#page=26).
* Geef de speluitleg in korte, duidelijke zinnen [26](#page=26).
* Toon enthousiasme door een dynamische houding en stemgebruik [26](#page=26).
* Spreek luid maar zonder te roepen en gebruik duidelijk hoorbare signalen [26](#page=26).
* Formuleer opdrachten als uitnodigingen in plaats van strenge bevelen [26](#page=26).
* Gebruik fantasievormen enkel wanneer ze een meerwaarde bieden [26](#page=26).
* Duid de terreingrenzen duidelijk aan [26](#page=26).
* Speel eventueel een proefspel [26](#page=26).
* Spreek het start- en eindsignaal duidelijk af [26](#page=26).
* Positioneer je zo dat je alle kleuters kunt zien en zij jou kunnen zien [26](#page=26).
* Tijdens het spel is de rol van de leerkracht arbitreren, stimuleren en observeren. Varieer wanneer het spel te goed of net niet goed vlot [26](#page=26).
* Laat kinderen nooit te lang wachten en betrek hen zo vlug mogelijk terug bij het spel [26](#page=26).
* Dwing kinderen niet om mee te spelen; onderzoek de reden en probeer hen wel te betrekken [26](#page=26).
* Kondig het einde op voorhand aan en eindig tijdig om het spel niet 'stuk te spelen' [26](#page=26).
* Gebruik een duidelijk eindsignaal en eindig kordaat [26](#page=26).
* Ruim het materiaal op, eventueel samen met de kleuters [26](#page=26).
* Verzamel de kleuters, maak resultaten bekend, bespreek het spel en peil naar ervaringen [26](#page=26).
* Zorg dat de kleuters de zaal rustig verlaten [26](#page=26).
#### 2.3.1.5 Voorbeeld voorbereiding tikspel
#### 2.3.1.6 Richtlijnen begeleiden van tikspelen
De algemene richtlijnen voor het begeleiden van bewegingsspelen in de zaal zijn ook van toepassing op tikspelen. Specifieke aandachtspunten voor tikspelen zijn [32](#page=32):
* **Begeleiden van het tikken**:
* Geef de tikker een duidelijk kenmerk dat aansluit bij het thema, kleuters aanspreekt en hen niet hindert [32](#page=32).
* Kies een gepast, logisch en pedagogisch verantwoord fantasiebeeld dat stimuleert maar niet bang maakt [32](#page=32).
* De leerkracht kan zelf tikker zijn, wat aangewezen is bij jongste kleuters of ter ondersteuning van het spelbegrip [32](#page=32).
* Wissel de tikker regelmatig af. Geef verschillende kleuters de kans om tikker te zijn en laat niet te lang dezelfde tikker aan de beurt, zodat aangetikte kleuters niet te lang inactief blijven [32](#page=32).
* Moedig de tikker aan en vestig de aandacht op het doel om zoveel mogelijk kleuters aan te tikken [32](#page=32).
* **Begeleiding van de aangetikten**:
* Geef aangetikte kleuters een plaats van waaruit ze het spel goed kunnen overzien, meestal aan de zijkant van het terrein [32](#page=32).
* Kies de plaats zo dat deze de kleuters niet te sterk afleidt of aantrekt, om te vermijden dat aangetikt zijn aantrekkelijker wordt dan meespelen [32](#page=32).
* Laat kleuters niet te lang aan de kant; wissel regelmatig, maar ook niet te snel, van tikker [32](#page=32).
* Houd contact met hen, praat met hen, moedig hen aan het spel te volgen en ga zelf in de buurt staan [32](#page=32).
* Arbitreer correct: sta erop dat aangetikte kleuters echt aan de kant gaan en uit het spel blijven tot jij teken geeft om terug mee te doen [32](#page=32).
* Tel de aangetikten voor ze terug in het spel komen, laat de kleuters zelf tellen in de juiste volgorde [32](#page=32).
* Kies de nieuwe tikker pas nadat de aangetikten terug in het spel zijn [32](#page=32).
#### 2.3.1.7 Voorbeeld lesvoorbereiding klein materiaal
#### 2.3.1.8 Richtlijnen bij het begeleiden van spel met klein materiaal
* Gebruik bij activiteiten met klein materiaal geen fantasiebeelden, omdat het materiaal op zich voldoende stimuleert en fantasiebeelden het geheel vaak onduidelijk en onrealistisch maken [38](#page=38).
* Leg of zet al het materiaal op voorhand klaar [38](#page=38).
* Spreek eerst af wat de kleuters mogen doen en wanneer en hoe ze moeten ophouden met spelen [38](#page=38).
* Zorg voor een aantrekkelijke manier om het materiaal aan te bieden of uit te delen, en zorg dat het uitdelen vlug kan gebeuren om wachttijd te minimaliseren [38](#page=38).
* Wissel zelf regelmatig af tussen meespelen en observeren en stimuleren [38](#page=38).
* Verander de opdracht nadat de kleuters uitgespeeld zijn [38](#page=38).
* Gebruik een duidelijk hoorbaar signaal [38](#page=38).
* Vraag kleuters eventueel suggesties, maar laat dit niet te lang duren [38](#page=38).
* Wacht niet te lang als kleuters niet direct iets weten; breng hen dan zelf op een idee [38](#page=38).
* Formuleer je impuls zo dat het kleuters op nieuwe ideeën brengt [38](#page=38).
* Let op de opstelling en het ruimtegebruik, zorg voor voldoende bewegingsruimte en variatie hierin [38](#page=38).
* Organiseer het opruimen zo dat het rustig kan verlopen [38](#page=38).
* * *
# Voorbeelden en richtlijnen voor specifieke bewegingsspelen
Dit onderdeel behandelt de praktische voorbereiding en begeleiding van diverse bewegingsspelen, waaronder tikspelen en spellen met klein materiaal, voor kleuters.
## 3 Voorbeelden en richtlijnen voor specifieke bewegingsspelen
### 3.1 Bewegingsspelen in de klas
#### 3.1.1 Voorbeeld voorbereiding bewegingsspel in de klas (Organisatie dirigentje)
Het spel "dirigentje" wordt voorbereid met kleuters die in een kring zitten om iedereen goed te kunnen zien [19](#page=19).
#### 3.1.2 Richtlijnen bij het begeleiden van bewegingsspelen in de klas
Om bewegingsspelen in de klas effectief te begeleiden, zijn de volgende richtlijnen essentieel:
* **Snelle start:** Zorg voor een snelle start door een opstelling te kiezen die direct kan worden ingenomen en kinderen eerst te laten opstellen alvorens de uitleg te beginnen [20](#page=20).
* **Materiaal:** Zorg dat al het benodigde materiaal aanwezig en makkelijk bereikbaar is [20](#page=20).
* **Speluitleg:** Leg het spel uit in logische volgorde, met korte, duidelijke zinnen die bij voorkeur slechts één werkwoord bevatten [20](#page=20).
* **Communicatie:** Spreek rustig, duidelijk, expressief en enthousiast, en maak oogcontact met de kinderen [20](#page=20).
* **Demonstratie:** Toon tijdens de uitleg wat er moet gebeuren en speel eventueel een proefspelletje om te controleren of de kinderen het begrepen hebben [20](#page=20).
* **Actieve participatie:** Betrek alle kleuters continu bij het spel door hen aan te spreken, aan te kijken en te laten verwoorden wat ze doen [20](#page=20).
* **Minimale uitschakeling:** Zorg ervoor dat kinderen nooit langdurig uitgeschakeld zijn; één beurt overslaan is voldoende [20](#page=20).
* **Positie van de leerkracht:** Positioneer jezelf zodanig dat je altijd alle kleuters kunt zien [20](#page=20).
* **Tijdig einde:** Eindig het spel terwijl de kinderen nog enthousiast zijn, niet wanneer ze moe zijn, en kondig het einde tijdig aan zodat kinderen zich kunnen voorbereiden [20](#page=20).
### 3.2 Bewegingsspelen in de zaal
#### 3.2.1 Voorbeeld voorbereiding bewegingsspel in de zaal (Organisatie in de boot)
Voor het spel "in de boot" wordt het volgende voorbereid:
* **Inleiding:** Geen specifieke voorbereidingen genoemd [22](#page=22).
* **Kern:** Het spel "speelkriebel" met variaties. Variaties omvatten het toevoegen van hoepels in verschillende kleuren het toevoegen van matten en het afbakenen van een tikzone ("haai") [24](#page=24).
* **Afronding:** De opstelling kan blijven staan en kleuters kunnen op de banken gaan zitten [25](#page=25).
#### 3.2.2 Richtlijnen begeleiding bewegingsspel in de zaal
Bij het begeleiden van bewegingsspelen in de zaal gelden de volgende richtlijnen:
* **Intrede zaal:** Communiceer vooraf wat er van de kleuters verwacht wordt bij het betreden van de zaal [26](#page=26).
* **Voorbereiding terrein en materiaal:** Zet het terrein en materiaal indien mogelijk op voorhand klaar. Indien dit niet mogelijk is, breng dit dan vlug in orde en betrek de kleuters hierbij door te vertellen wat je doet [26](#page=26).
* **Opstelling:** Zet de kleuters eerst in de spelopstelling via een speelse opdracht [26](#page=26).
* **Speluitleg:** Geef de uitleg in korte, duidelijke zinnen [26](#page=26).
* **Enthousiasme:** Toon enthousiasme door een dynamische houding en stemgebruik [26](#page=26).
* **Stemgebruik:** Spreek luid maar zonder te roepen en gebruik duidelijk hoorbare signalen [26](#page=26).
* **Opdrachten:** Formuleer opdrachten als uitnodigingen in plaats van bevelen [26](#page=26).
* **Fantasievormen:** Gebruik fantasievormen alleen als ze meerwaarde bieden [26](#page=26).
* **Speelkriebel:** Toon en verwoord de "speelkriebel" [26](#page=26).
* **Terreingrenzen:** Duid de terreingrenzen duidelijk aan [26](#page=26).
* **Proefspel:** Speel eventueel een proefspel [26](#page=26).
* **Signalen:** Spreek het start- en eindsignaal duidelijk af [26](#page=26).
* **Visuele controle:** Positioneer jezelf zodat je alle kleuters kunt zien en zij jou [26](#page=26).
* **Tijdens het spel:** Arbitreer, stimuleer en observeer. Varieer wanneer het spel goed of juist niet goed vlot [26](#page=26).
* **Minimale wachttijd:** Laat kinderen niet te lang wachten en betrek ze zo vlug mogelijk terug bij het spel [26](#page=26).
* **Participatie:** Dwing kinderen niet om mee te spelen; probeer hen wel te betrekken [26](#page=26).
* **Einde van het spel:** Kondig het einde op voorhand aan en eindig tijdig. Gebruik een duidelijk eindsignaal en eindig kordaat [26](#page=26).
* **Opruimen:** Ruim het materiaal op, eventueel samen met de kleuters [26](#page=26).
* **Afsluiting:** Verzamel de kleuters, maak resultaten bekend, bespreek het spel en peil naar ervaringen [26](#page=26).
* **Verlaten zaal:** Zorg dat de kleuters de zaal rustig verlaten [26](#page=26).
### 3.3 Tikspelen
#### 3.3.1 Voorbeeld voorbereiding tikspel (Apenboom)
De voorbereiding voor het tikspel "apenboom" omvat:
* **Inleiding:** Twee zones afbakenen aan één kant van de zaal en een bank in het midden van de zaal tegen de muur plaatsen [30](#page=30).
* **Kern:** Een "dierenverzorger" aanduiden als tikker en herkenbaar maken [30](#page=30).
* **Variant 1:** Meerdere tikkers aanduiden [30](#page=30).
* **Variant 2 + 3:** Matjes leggen en eventueel de "apenkooi" verplaatsen [30](#page=30).
* **Afronding:** Alle kleuters op een matje en de apenkooi kan eventueel al weg [31](#page=31).
#### 3.3.2 Richtlijnen begeleiding tikspelen
De algemene richtlijnen voor het begeleiden van bewegingsspelen in de zaal zijn ook van toepassing op tikspelen. Specifieke aandachtspunten voor tikspelen zijn:
* **Begeleiden van het tikken:**
* **Kenmerk tikker:** Geef de tikker een duidelijk kenmerk dat aansluit bij het thema, de kleuters aanspreekt en hen niet hindert bij het lopen [32](#page=32).
* **Fantasiebeeld:** Kies een gepast fantasiebeeld dat logisch en pedagogisch verantwoord is, stimuleert tot wegrennen maar niet te bang maakt [32](#page=32).
* **Leerkracht als tikker:** De leerkracht kan zelf tikker zijn, wat nuttig is bij jongste kleuters of om het spel te verduidelijken [32](#page=32).
* **Afwisseling tikker:** Wissel de tikker regelmatig af. Begin met een tikker met spelinzicht en geef daarna diverse kleuters de kans. Voorkom dat dezelfde tikker te lang aan de beurt is, wat leidt tot te lange inactiviteit van aangetikte kinderen [32](#page=32).
* **Aanmoediging tikker:** Moedig de tikker aan om zoveel mogelijk kleuters aan te tikken [32](#page=32).
* **Begeleiding van de aangetikten:**
* **Zicht op spel:** Geef aangetikte kinderen een plaats waar ze het spel goed kunnen overzien, meestal aan de zijkant van het terrein [32](#page=32).
* **Afleiding minimaliseren:** Kies een plaats die de kinderen niet te sterk afleidt of aantrekt. Vermijd dat aangetikt zijn aantrekkelijker wordt dan meespelen, wat het laten worden van de volgende tikker kan bemoeilijken [32](#page=32).
* **Niet te lang aan de kant:** Laat kinderen niet te lang aan de kant staan. Wissel regelmatig af, maar niet te snel [32](#page=32).
* **Contact onderhouden:** Houd contact met de aangetikte kinderen door met hen te praten, hen aan te moedigen het spel te volgen en zelf in hun buurt te gaan staan [32](#page=32).
* **Correct arbitreren:** Sta erop dat aangetikte kinderen aan de kant blijven tot jij toestemming geeft om terug mee te doen [32](#page=32).
* **Tellen:** Tel de aangetikte kinderen voordat ze terug in het spel komen. Laat de kleuters meetellen in de juiste volgorde [32](#page=32).
* **Nieuwe tikker kiezen:** Kies de nieuwe tikker pas nadat de aangetikte kinderen terug in het spel zijn [32](#page=32).
### 3.4 Spellen met klein materiaal
#### 3.4.1 Voorbeeld lesvoorbereiding klein materiaal (Ballen rollen)
De voorbereiding voor het spel "ballen rollen" met klein materiaal omvat:
* **Inleiding:** Elke kleuter krijgt een bal [37](#page=37).
* **Kern:** Kegels in de zaal toevoegen [37](#page=37).
* **Speelkriebel:** Kleuters gaan achter een lijn staan en twee ballenvangers worden aangeduid [37](#page=37).
* **Variant 2 en 3:** Kleuren ballen worden toegevoegd [37](#page=37).
* **Afronding:** Alle kegels wegnemen en kleuters zitten met bal in de zaal [37](#page=37).
#### 3.4.2 Richtlijnen bij het begeleiden van spel met klein materiaal
Bij het begeleiden van spellen met klein materiaal zijn de volgende richtlijnen van belang:
* **Geen fantasiebeelden:** Gebruik geen fantasiebeelden, aangezien het materiaal op zich voldoende stimuleert. Fantasiebeelden kunnen het geheel onduidelijk en onrealistisch maken [38](#page=38).
* **Materiaal klaarleggen:** Leg of zet al het materiaal op voorhand klaar [38](#page=38).
* **Afspraken:** Spreek eerst af wat de kleuters mogen doen en wanneer/hoe ze moeten stoppen [38](#page=38).
* **Aanbieden materiaal:** Zorg voor een aantrekkelijke manier om het materiaal aan te bieden of uit te delen [38](#page=38).
* **Snel uitdelen:** Zorg dat het uitdelen snel kan gebeuren om wachttijd te voorkomen [38](#page=38).
* **Afwisseling leerkracht:** Wissel regelmatig af tussen meespelen, observeren en stimuleren [38](#page=38).
* **Opdrachten veranderen:** Verander de opdracht wanneer kleuters de huidige uitgespeeld hebben [38](#page=38).
* **Signalen:** Gebruik een duidelijk hoorbaar signaal [38](#page=38).
* **Suggesties vragen:** Vraag kleuters eventueel om suggesties, maar laat dit niet te lang duren [38](#page=38).
* **Initiatief leerkracht:** Wacht niet te lang als kleuters niet direct iets weten; breng hen dan zelf op ideeën [38](#page=38).
* **Impuls formuleren:** Formuleer je impulsen zo dat ze kleuters op nieuwe ideeën brengen [38](#page=38).
* **Opstelling en ruimtegebruik:** Let op de opstelling en het ruimtegebruik, en zorg voor voldoende bewegingsruimte [38](#page=38).
* **Variatie:** Zorg voor voldoende variatie in opstelling, ruimtegebruik, verplaatsing (ter plaatse of bewegend) en bewegingsfijnheid (fijnere of globalere bewegingen) [38](#page=38).
* **Opruimen:** Organiseer het opruimen zo dat het rustig kan verlopen [38](#page=38).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Didactiek | De didactiek is het vakgebied dat zich bezighoudt met de theorie en praktijk van het onderwijs. Het omvat de principes en methoden die gebruikt worden om leerprocessen te ontwerpen, te implementeren en te evalueren. |
| Motorische ontwikkeling | Dit verwijst naar het proces van groei en verandering in de bewegingsvaardigheden van een persoon gedurende het leven, van eenvoudige reflexen tot complexe gecoördineerde bewegingen. |
| Opvulmomenten | Korte, geplande activiteiten die bedoeld zijn om de tijd tussen geplande lessen of activiteiten nuttig te vullen, vaak gericht op beweging of een korte oefening. |
| Voorbereidingsfiche | Een gestandaardiseerd document dat gebruikt wordt om een les, activiteit of spel gedetailleerd te plannen, inclusief doelen, materialen, procedure en evaluatiecriteria. |
| Decretale doelstellingen | Officiële, wettelijk vastgelegde leerdoelen of ontwikkelingsdoelen die door het onderwijsbeleid zijn bepaald en waaraan onderwijsinstellingen zich moeten houden. |
| Motorische competentie (MC) | De vaardigheid om bewegingen uit te voeren met controle, efficiëntie en aanpassingsvermogen in verschillende situaties. Dit is een kernaspect van bewegingsopvoeding. |
| Gezonde en veilige levensstijl (GVL) | Doelstellingen die gericht zijn op het bevorderen van gezond gedrag, preventie van ongevallen en het aanleren van veilige omgang met het eigen lichaam en de omgeving. |
| Sociaal functioneren en zelfconcept (SF&ZC) | Doelstellingen die betrekking hebben op de sociale interactie, samenwerking, zelfwaardering en het ontwikkelen van een positief zelfbeeld bij kinderen. |
| Impulsen | Korte, duidelijke instructies of aanmoedigingen die door de leerkracht worden gegeven om een activiteit te starten, voort te zetten, aan te passen of te beëindigen. |
| Varianten | Verschillende aanpassingen of toevoegingen aan een bestaand spel of activiteit om deze uitdagender, gemakkelijker, meer betrokken of anders te maken, teneinde tegemoet te komen aan diverse leerbehoeften. |
| Speelkriebel | Het effectieve spel of de kernactiviteit van een les, waar de kleuters daadwerkelijk deelnemen aan de geplande bewegingsopdracht of het spel. |
| Spelsfeer | De algemene emotionele en sociale atmosfeer tijdens een spel, gekenmerkt door betrokkenheid, plezier en een gevoel van samenhang onder de deelnemers. |
| Tikspel | Een activiteit waarbij één of meerdere spelers, de 'tikkers', andere spelers proberen aan te tikken, die dan mogelijk een bepaalde consequentie ondergaan, zoals zelf tikker worden of tijdelijk uit het spel gaan. |
| Klein materiaal | Hulpmiddelen van beperkte omvang, zoals ballen, kegels, hoepels, die gebruikt worden ter ondersteuning van bewegingsactiviteiten om specifieke vaardigheden te oefenen of variatie te creëren. |