Planning-70-85.pdf
Summary
# Risicobeheer en verzekeringen in ondernemingen
Dit onderwerp behandelt de verschillende soorten verplichte en aanvullende verzekeringen die ondernemingen kunnen afsluiten om risico's te beheersen, zoals beroepsaansprakelijkheid en gewaarborgd inkomen.
### 1.1 Verplichte verzekeringen
Ondernemingen zijn verplicht bepaalde verzekeringen af te sluiten om zich te indekken tegen specifieke risico's die inherent zijn aan hun activiteiten of de tewerkstelling van personeel [1](#page=1).
#### 1.1.1 Beroepsaansprakelijkheid
Deze verzekering dekt de gevolgen van onopzettelijke beroepsfouten. Ze is vaak verplicht voor intellectuele beroepen, zoals artsen en architecten [1](#page=1).
#### 1.1.2 Brandverzekering
De brandverzekering dekt schade die veroorzaakt wordt door brand, glasbreuk en extreem weer [1](#page=1).
#### 1.1.3 Arbeidsongevallenverzekering
Deze verzekering is verplicht zodra een onderneming personeel aanwerft. Ze dekt ongevallen die zich voordoen tijdens het werk of tijdens het woon-werkverkeer [1](#page=1).
#### 1.1.4 Burgerlijke aansprakelijkheid (BA)
De BA-verzekering dekt schade die aan derden wordt berokkend door een foute handeling of vergetelheid, zowel tijdens als na het beëindigen van de activiteit. De schade kan materieel of immaterieel van aard zijn [1](#page=1).
### 1.2 Aanvullende verzekeringen
Naast de verplichte verzekeringen kunnen ondernemingen kiezen voor aanvullende verzekeringen om hun risicodekking te verhogen [1](#page=1).
#### 1.2.1 Gewaarborgd inkomen
Deze verzekering zorgt voor een inkomen wanneer de zelfstandige door ziekte of een ongeval gedeeltelijk of permanent niet meer kan werken [1](#page=1).
#### 1.2.2 Bestuurdersaansprakelijkheid
Wanneer een bestuurder wordt aangeklaagd voor wanbeleid, biedt deze verzekering dekking [1](#page=1).
#### 1.2.3 Hospitalisatieverzekering
De hospitalisatieverzekering dekt (een deel van) de kosten die gepaard gaan met een ziekenhuisopname [1](#page=1).
#### 1.2.4 Pensioenopbouw
Ondernemingen kunnen ook verzekeringen afsluiten ter ondersteuning van het pensioen van hun zaakvoerders of werknemers. Dit omvat opties zoals individueel pensioensparen en het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ). Voor het VAPZ worden de bijdragen betaald via het sociaal verzekeringsfonds [1](#page=1).
---
# Financiële analyse van de onderneming
De financiële analyse van een onderneming is cruciaal voor het beoordelen van haar financiële gezondheid en stabiliteit door middel van ratioanalyse en kasstroomanalyse [1](#page=1) [3](#page=3).
### 5.2.1 Ratioanalyse
Ratioanalyse omvat het plaatsen van gegevens uit de balans en/of winst- en verliesrekening in verhouding tot elkaar om de financiële prestaties te beoordelen [1](#page=1).
**Voordelen van ratioanalyse:**
* Maakt interne beoordeling mogelijk [1](#page=1).
* Helpt bij het vaststellen van Key Performance Indicators (KPI's), dit zijn concrete SMART-doelstellingen [1](#page=1).
* Maakt vergelijking met concurrenten mogelijk [1](#page=1).
De belangrijkste aspecten die binnen de ratioanalyse worden onderzocht, zijn liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit [1](#page=1) [2](#page=2).
#### Liquiditeit
Liquiditeit geeft aan of een onderneming haar kortlopende verplichtingen (binnen één jaar) kan voldoen [2](#page=2).
**Berekening (Current Ratio):**
De current ratio wordt berekend door de vlottende activa te delen door de kortlopende schulden [2](#page=2).
* **Vlottende activa:** Dit zijn activa die binnen een jaar kunnen worden omgezet in cash [2](#page=2).
* **Kortlopende schulden:** Dit zijn alle verplichtingen die binnen een jaar moeten worden terugbetaald [2](#page=2).
De formule is:
$$ \text{Current Ratio} = \frac{\text{Vlottende activa}}{\text{Kortlopende schulden}} $$
**Doelstelling:** De current ratio moet groter zijn dan 1, bij voorkeur hoger dan 1,2. Een te hoge ratio kan duiden op te veel cash op de rekening, wat geld is dat beter belegd of geïnvesteerd zou kunnen worden [2](#page=2).
**Gouden financieringsregel:** Langetermijninvesteringen moeten gefinancierd worden met middelen die voor een lange periode beschikbaar zijn. Kortetermijninvesteringen financieer je idealiter met kortetermijnschulden [2](#page=2).
#### Solvabiliteit
Solvabiliteit meet het vermogen van een onderneming om haar schulden op lange termijn te kunnen terugbetalen, wat ook de financiële onafhankelijkheid weerspiegelt. Het gaat om het vermogen van de onderneming om alle verplichtingen te vervullen [2](#page=2).
**Berekening:**
De solvabiliteit wordt berekend door het eigen vermogen te delen door het totale vermogen, vermenigvuldigd met 100% ] [2](#page=2).
* **Totaal vermogen:** Eigen vermogen + vreemd vermogen [2](#page=2).
De formule is:
$$ \text{Solvabiliteit} = \frac{\text{Eigen vermogen}}{\text{Totaal vermogen}} \times 100\% $$
**Doelstellingen:**
* Productieondernemingen stellen hogere eisen, ongeveer 40% ] [2](#page=2).
* Dienstverlenende ondernemingen stellen lagere eisen, ongeveer 30% ] [2](#page=2).
De gouden financieringsregel is hier ook van toepassing: activa (investeringen) op lange termijn financieren met middelen op lange termijn [2](#page=2).
#### Rentabiliteit
Rentabiliteit meet de mate waarin een onderneming een positief bedrijfsresultaat behaalt in verhouding tot de ingezette middelen, en hoeveel waarde er gecreëerd wordt voor de aandeelhouders [3](#page=3).
**Berekeningsstappen en definities:**
1. **Brutowinstmarge:** Bedrijfsopbrengsten – kosten van handelsgoederen [3](#page=3).
2. **EBITDA (Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation, and Amortization):** Brutowinstmarge – overheadkosten. Dit is een maatstaf voor operationele winstgevendheid, zonder de invloed van afschrijvingen en de financierings-/belastingstructuur [3](#page=3).
3. **EBIT (Earnings Before Interest and Taxes):** EBITDA – afschrijvingen en waardeverminderingen. Dit is de winst vóór aftrek van rente en belastingen, maar na afschrijvingen [3](#page=3).
4. **Nettoresultaat:** EBIT – interesten en taksen [3](#page=3).
**Winstmarge (Netto winstmarge):** Resultaat na belastingen / bedrijfsopbrengsten) x 100 [3](#page=3).
### 5.2.2 Kasstroomanalyse
Kasstroomanalyse, ook wel cashflow genoemd, biedt een overzicht van de inkomsten en uitgaven, oftewel de in- en uitstroom van contant geld [3](#page=3).
#### Directe kassastroomanalyse
Deze analyse focust op de werkelijke contante ontvangsten en uitgaven [3](#page=3).
**Berekening:**
Ontvangsten – uitgaven + beginsaldo – eindsaldo. Dit is vergelijkbaar met wat men op bankafschriften ziet [3](#page=3).
**Voordelen:**
* Geeft een duidelijk en gedetailleerd beeld van de werkelijke kasstromen en geldbewegingen [3](#page=3).
* Is makkelijk te begrijpen [3](#page=3).
**Nadelen:**
* Vereist een gedetailleerde administratie van alle contante inkomsten en uitgaven [3](#page=3).
* Houdt geen rekening met boekhoudkundige verplichtingen en toekomstige uitgaven [3](#page=3).
Om deze nadelen te ondervangen, kan indirecte kassastroomanalyse worden gebruikt, die vertrekt vanuit de boekhouding, bijvoorbeeld de EBITDA [3](#page=3).
### 5.4 De financieringsbehoefte
De financieringsbehoefte is het geldbedrag dat een bedrijf nodig heeft om zijn activiteiten te financieren en zijn strategische doelstellingen te bereiken [3](#page=3).
---
# Financieringsbehoefte en -vormen
Dit deel bespreekt de verschillende financieringsbehoeften (lange- en kortetermijn) van een bedrijf en de diverse bronnen en vormen van financiering, zoals eigen vermogen, vreemd vermogen en subsidies.
### 3.1 De financieringsbehoefte van een onderneming
De financieringsbehoefte is het geldbedrag dat een bedrijf nodig heeft om zijn activiteiten te financieren en zijn strategische doelstellingen te bereiken. Bij het bepalen van de financieringsbehoefte worden in essentie twee vragen gesteld: wat is de verhouding tussen eigen vermogen en schulden binnen het bedrijf, en hoe kunnen de kosten van deze financiering tot een minimum worden beperkt [3](#page=3) [4](#page=4)?
#### 3.1.1 Lange- of kortetermijnfinancieringsbehoefte
De financieringsbehoefte van een bedrijf hangt af van de levensfase waarin het zich bevindt, aangezien elke fase specifieke uitdagingen en doelen kent die invloed hebben op de hoeveelheid en het type financiering dat nodig is. Een startende onderneming, die zich nog niet heeft kunnen bewijzen, zal bijvoorbeeld moeilijker een lening kunnen krijgen bij een bank en zal voornamelijk eigen vermogen moeten gebruiken [4](#page=4).
##### 3.1.1.1 Langetermijnfinancieringsbehoefte
De langetermijnfinancieringsbehoefte is gericht op investeringen in vaste activa en duurzame groei. Dit omvat materiële vaste activa (zoals voertuigen, vastgoed, machines) en immateriële vaste activa (zoals software, licenties). Er wordt verwacht dat deze investeringen over een langere periode waarde zullen opleveren, en er worden alternatieven afgewogen om kosten en risico's te spreiden, bijvoorbeeld door huur of leasing in plaats van aankoop. Huur is flexibeler en minder risicovol, terwijl aankoop na verloop van tijd meer waarde kan opleveren door kapitaalappreciatie [4](#page=4).
Financiering van langetermijnmiddelen kan overwogen worden door alternatieven te benutten die de kosten spreiden, zoals leasing van bedrijfswagens of het huren van bedrijfspanden in plaats van deze aan te kopen. Bij huur is er meer flexibiliteit en minder risico, maar bij aankoop kan een gebouw snel worden omgezet in cash bij verkoop, en moet rekening gehouden worden met de waardestijging van vastgoed over tijd [4](#page=4).
##### 3.1.1.2 Kortetermijnfinancieringsbehoefte
De kortetermijnfinancieringsbehoefte is gericht op het financieren van dagelijkse operationele uitgaven. Dit omvat [4](#page=4):
1. **Voorraad:** Er moet rekening gehouden worden met de voorraadrotatie, oftewel hoe snel de voorraad kan worden verkocht [4](#page=4).
2. **Handelsvorderingen:** Dit zijn verkoopfacturen die nog moeten worden betaald door klanten. Het aanbieden van lange betaaltermijnen kan een interessante verkoopsvoorwaarde zijn, maar vergroot het risico op late of niet-betaling. Idealiter is de betalingstermijn van leveranciers langer dan die van klanten [4](#page=4).
3. **Minimale cashreserve:** Er moet een bepaald bedrag aan cash in de onderneming worden aangehouden. Een te grote reserve levert geen rendement op, terwijl een te lage reserve tot financiële problemen kan leiden [4](#page=4).
#### 3.1.2 Beslissingscriteria voor de financieringsbeslissing
De juiste financieringstermijn en de juiste financieringsvorm kiezen is cruciaal [5](#page=5).
* Langetermijninvesteringen, zoals gebouwen of machines, moeten worden gefinancierd met permanente middelen: eigen vermogen plus lang vreemd vermogen [5](#page=5).
* Kortetermijnbehoeften, zoals voorraden of tijdelijke projecten, worden gefinancierd met leningen op korte termijn, zoals kredietlijnen of kaskredieten [5](#page=5).
Extra richtlijnen voor financieringsbeslissingen omvatten:
1. **Beperkte vlottende activa > VV op KT (= positief NBK):** Een beperkt vlottend activa in verhouding tot het vreemd vermogen op korte termijn duidt op een gezonde situatie [5](#page=5).
2. **Gezonde solvabiliteit:** Een goede verhouding tussen eigen vermogen en totaal vermogen is belangrijk [5](#page=5).
3. **Fiscaal voordeel:** Afwegen welk financieringsvorm fiscaal het meest interessant is. Momenteel is vreemd vermogen vaak interessanter dan eigen vermogen, omdat rente op schulden aftrekbaar is, terwijl dividenduitkeringen beperkter aftrekbaar zijn [5](#page=5).
4. **ESG-criteria (environmental, social, governance):** Duurzaamheidsrichtlijnen kunnen de toegang tot financiering vergemakkelijken als aan de criteria wordt voldaan [5](#page=5).
### 3.2 Financieringsvormen
Er zijn drie hoofdbronnen voor financiering: eigen vermogen, vreemd vermogen en subsidies [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 3.2.1 Eigen vermogen – financieringsbron 1
Eigen vermogen is het geld en/of de goederen die bij of na de oprichting door de eigenaren/aandeelhouders zijn ingebracht, plus ingehouden winsten min geleden verliezen. Investeren met eigen vermogen wordt autofinanciering genoemd en is risicodragend, omdat er geen garantie is op rendement. Winst kan worden gereserveerd of uitgekeerd aan aandeelhouders [5](#page=5).
**Voordelen van eigen vermogen:**
* Het is een renteloze schuld [6](#page=6).
* Voldoende eigen vermogen vormt een buffer voor moeilijke tijden [6](#page=6).
* Het is een voorwaarde om vreemd vermogen aan te trekken en krediet te verkrijgen, wat vooral belangrijk is voor startende ondernemingen [6](#page=6).
**Nadelen van eigen vermogen:**
* Zeggenschap en een deel van de winst moeten worden afgestaan aan investeerders [6](#page=6).
* Investeerders willen een hoger rendement vanwege het grote risico, wat de financiering duurder maakt [6](#page=6).
**Samenstelling van eigen vermogen:**
* Inbreng in speciën: geld ingebracht door oprichters/aandeelhouders [6](#page=6).
* Inbreng in natura: goederen zoals gebouwen, uitrusting, machines, voertuigen [6](#page=6).
* Opgehouden winsten: winst die in het bedrijf blijft in plaats van wordt uitgekeerd als dividend [6](#page=6).
* Reserves: gereserveerde, nog niet uitgekeerde winsten uit vorige boekjaren [6](#page=6).
* Overgedragen winst: winst uit vorig boekjaar waar nog geen bestemming aan is gegeven [6](#page=6).
**Financieringsvormen van eigen vermogen:**
1. **Oprichters:** Inbreng bij de aanvang van de onderneming [6](#page=6).
2. **Bootstrapping:** Interne besparingen gebruiken om investeringen mogelijk te maken, bijvoorbeeld door zelfbedieningsconcepten die personeelskosten verlagen [6](#page=6).
3. **3F (Family, Friends, Fools/Fans):** Informele investeerders uit het persoonlijke netwerk van de ondernemer, zoals bij een win-winlening die familie/vrienden stimuleert te investeren met fiscaal voordeel [6](#page=6).
4. **Business angels:** Rijke ondernemers die investeren in start-ups met geld, kennis en netwerk, maar wel een aandeel in de onderneming willen [6](#page=6).
5. **Durfkapitaalfondsen (venture capital):** Investeerders die risicokapitaal injecteren in veelbelovende startende bedrijven in ruil voor een tijdelijk aandeel [6](#page=6).
6. **Crowdfunding:** Geld ophalen bij het grote publiek, waarbij individuen kleine bedragen investeren in ruil voor aandelen [6](#page=6).
7. **Cofinanciering:** Een combinatie van verschillende financieringsvormen [6](#page=6).
#### 3.2.2 Vreemd vermogen – financieringsbron 2
Vreemd vermogen is externe financiering in de vorm van schulden aan leveranciers (handelsschulden) of kredietverstrekkers (financiële schulden) . Dit vermogen is altijd tijdelijk beschikbaar en moet worden terugbetaald, met rentevergoeding [6](#page=6).
**Loopduur van vreemd vermogen:**
* **Korte termijn:** ≤ 1 jaar [7](#page=7).
* **Lange termijn:** > 1 jaar [7](#page=7).
**Klassieke bancaire financiering:**
Banken of financiële instellingen lenen geld aan de onderneming in ruil voor rentes. Soms verlangen banken ook waarborg [7](#page=7).
**Financieringsvormen van vreemd vermogen:**
* **Korte termijn:**
1. **Kaskrediet:** Een flexibele kredietlijn om tijdelijke tekorten op te vangen tot een vooraf bepaald bedrag [7](#page=7).
2. **Vaste voorschotten:** Kortlopende lening met vaste rente voor tijdelijke tekorten, die op de einddatum in één keer wordt terugbetaald [7](#page=7).
3. **Overbruggingskredieten:** Korte lening om tijdelijke financieringstekorten te overbruggen in afwachting van verwachte inkomsten op korte termijn [7](#page=7).
* **Middellange termijn:**
4. **Bedrijfskapitaalkredieten:** Lening om werkkapitaal en dagelijkse bedrijfsvoering te financieren en kasstromen te beheren [7](#page=7).
* **Lange termijn:**
5. **Investeringskredieten:** Langlopende lening voor de aankoop van vaste activa, vaak met vaste rente [7](#page=7).
6. **Termijnkredieten:** Langlopende lening met een vooraf bepaalde looptijd en rentevoet, gebruikt voor grote investeringen [7](#page=7).
7. **Roll-overkredieten:** Flexibele lening waarbij de rente periodiek wordt aangepast aan de markrente en die verschillende aflossingsplannen heeft [7](#page=7).
**Alternatieve financieringsvormen:**
Deze zijn met name voor startende ondernemingen die geen sterke kredietwaardigheid hebben [7](#page=7).
1. **Leasing:** Het bedrijf gebruikt materiële activa van een leasemaatschappij zonder ze te kopen. De leasemaatschappij blijft eigenaar, terwijl het bedrijf betaalt voor het gebruiksrecht [7](#page=7).
2. **Crowdlending:** Een vorm van crowdfunding waarbij een bedrijf geld leent van meerdere kleine investeerders via een online platform, wat voordeliger kan zijn dan een traditionele banklening [7](#page=7).
3. **Overheidsleningen:** Leningen verstrekt door de overheid ter ondersteuning van specifieke beleidsdoelen (bv. start-ups, innovatie), vaak tegen gunstige voorwaarden [7](#page=7).
4. **Factoring:** Het verkopen van openstaande facturen aan een factor die de verwerking met de eindklant overneemt, om snel cash geld in de onderneming te krijgen [8](#page=8).
5. **Financiering door energy service companies (ESCO’s):** ESCO’s bieden financiering voor energiebesparende projecten. De kosten van de investering worden betaald uit de besparingen die de projecten opleveren [8](#page=8).
**Voordelen van vreemd vermogen:**
* Geen zeggenschap wordt afgestaan zoals bij aandeelhouders [8](#page=8).
* Relatief soepel, met veel vormen en combinaties mogelijk [8](#page=8).
**Nadelen van vreemd vermogen:**
* Rente en aflossingen drukken op de liquiditeit [8](#page=8).
#### 3.2.3 Subsidies – financieringsbron 3
Subsidies zijn een aparte financieringsvorm en vallen niet onder klassiek eigen of vreemd vermogen [8](#page=8).
**Kenmerken van subsidies:**
* **Niet-terugbetaalbaar:** Tenzij subsidievoorwaarden worden geschonden [8](#page=8).
* **Geen eigendom of zeggenschap:** De verstrekker krijgt geen eigendom of zeggenschap [8](#page=8).
* **Specifieke projecten:** Meestal toegekend voor projecten met maatschappelijke meerwaarde, zoals innovatie, duurzaamheid, sociale projecten of cultuur [8](#page=8).
* **Strikte voorwaarden:** Er zijn altijd strikte voorwaarden en vaak een rapporteringsverplichting over het gebruik en de resultaten [8](#page=8).
**Voorbeeld:** De KMO-portefeuille biedt financiële steun voor de aankoop van diensten die de kwaliteit van een onderneming verbeteren, zoals opleidingen en adviesdiensten (bv. opstellen van een marketingstrategie). Kleine ondernemingen krijgen 30% steun, middelgrote 20%, met een maximum van 7.500 euro per jaar [8](#page=8).
### 3.3 Basisprincipes van kostencalculatie
Kosten zijn doelmatig ingezette productiemiddelen om tot een product of dienst te komen, wat verschilt van uitgaven, welke directe uitgaande geldstromen zijn [8](#page=8).
---
# Kostenbeheersing en budgettering
Kostenbeheersing en budgettering omvatten strategieën voor het beheersen van uitgaven, het opstellen van financiële plannen (budgetten) en het analyseren van afwijkingen tussen geplande en werkelijke resultaten om de effectiviteit en efficiëntie van een onderneming te bevorderen.
### 4.1 Basisprincipes van kostencalculatie
Om kosten effectief te kunnen beheersen, is het cruciaal om een helder onderscheid te maken tussen verschillende kostentypes [9](#page=9).
#### 4.1.1 Kosten versus uitgaven
* **Uitgaven:** Dit zijn directe geldstromen die de onderneming verlaat [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Kosten:** Dit zijn de doelmatige inzetten van productiemiddelen om tot een product of dienst te komen. Niet alle kosten zijn uitgaven en vice versa. Bijvoorbeeld, de aankoop van grondstoffen is een uitgave, maar pas wanneer deze worden gebruikt, worden ze een kost. Afschrijvingen op machines zijn kosten, maar geen directe uitgaven op het moment van afschrijving [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 4.1.2 Kaskosten en niet-kaskosten
* **Kaskosten:** Kosten die tevens uitgaven zijn, zoals personeelskosten of kosten voor diensten en diverse goederen [9](#page=9).
* **Niet-kaskosten:** Kosten die geen directe uitgaven zijn, zoals afschrijvingen en waardeverminderingen [9](#page=9).
#### 4.1.3 Vaste, semivariabele en variabele kosten
* **Vaste kosten:** Onaantastbaar door de productieomvang of bedrijfsdrukte. Voorbeelden zijn huur, verzekeringen, afschrijvingen en salarissen van administratief personeel [9](#page=9).
* **Variabele kosten:** Direct afhankelijk van de productieomvang of bedrijfsdrukte. Voorbeelden zijn grondstoffen, verpakkingen, verkoopcommissie en energieverbruik gerelateerd aan de output [9](#page=9).
* **Semivariabele kosten:** Kosten met zowel een vast als een variabel element. Een basisabonnement voor internet met extra dataverbruik, of een elektriciteitsfactuur met een vast basisbedrag plus een verbruikstarief, zijn voorbeelden [9](#page=9).
#### 4.1.4 Directe en indirecte kosten
* **Directe kosten:** Kosten die direct toewijsbaar zijn aan een specifiek product of dienst. Deze zijn meestal variabel. Bij een onderneming die één product aanbiedt, worden alle kosten als direct beschouwd [9](#page=9).
* **Indirecte kosten:** Kosten die niet direct aan een product of dienst te koppelen zijn. Deze zijn meestal vast. Bij meerdere producten worden zowel directe als indirecte kosten geïnduceerd, wat de berekening complexer maakt en verdeelsleutels vereist [9](#page=9).
> **Tip:** Het onderscheid tussen directe en indirecte kosten enerzijds en vaste en variabele kosten anderzijds is niet altijd een-op-een. Inzicht in deze kostentypes is essentieel voor optimalisatie, wat leidt tot lagere kosten en een hogere winstgevendheid [9](#page=9).
### 4.2 Kostenbeheersing
Kostenbeheersing is cruciaal voor het verhogen van winstmarges, het aanbieden van concurrerende prijzen bij gelijkblijvende kwaliteit, en het creëren van een stabiele positie in tijden van crisis, wat bijdraagt aan de levensvatbaarheid van de onderneming. Twee kerninstrumenten voor kostenbeheersing zijn budgettering en verschillenanalyse [10](#page=10).
#### 4.2.1 Het budgetteringsproces
Budgettering is het proces van het opstellen van een financieel actieplan voor een periode, meestal één jaar. Het vertaalt strategische doelstellingen naar concrete cijfers, inclusief verwachte inkomsten en uitgaven [10](#page=10).
**Functies van budgettering:**
* **Actieplan:** Geeft concrete taken en meetbare doelen aan elke afdeling [10](#page=10).
* **Taakopdracht:** Definieert specifieke verantwoordelijkheden voor afdelingshoofden [10](#page=10).
* **Machtiging tot uitvoering:** Afdelingshoofden krijgen budget en de bevoegdheid om doelen te bereiken, en zijn verantwoordelijk voor de resultaten [10](#page=10).
* **Controlemiddel:** Evalueert of doelstellingen binnen het budget zijn behaald, met mogelijke beloningen bij succes of verantwoording bij tegenvallende resultaten [10](#page=10).
**Stappen bij het opstellen van een budget:**
1. **Verkoopbudget:** Een schatting van de verwachte verkopen, die fungeert als basis voor het gehele budgetteringsproces en de inkomstenstroom voorspelt [10](#page=10).
2. **Investeringsbudget:** Bepaalt de behoefte aan vaste activa zoals gebouwen, machines en nieuwe technologieën [10](#page=10).
3. **Kostenbudget:** Een inschatting van aankopen en/of productiekosten, inclusief beginvoorraden. Dit omvat zowel directe als indirecte kosten [10](#page=10).
4. **Liquiditeitsbudget:** Een begroting van inkomens- en uitgavenstromen gedurende het jaar, die inzicht geeft in kasstromen, mogelijke tekorten of overschotten, en de financieringsbehoefte [10](#page=10).
5. **Masterbudget:** De samenvatting van alle deelbudgetten, die een globaal beeld geeft van de verwachte financiële prestaties, investeringen en financiering [10](#page=10).
6. **Gebudgetteerde balans en resultatenrekening:** Geeft de verwachte financiële positie en prestatie aan het einde van de budgetperiode weer [11](#page=11).
#### 4.2.2 Systemen van kostenbudgettering
Er bestaan verschillende systemen om kosten te budgetteren, elk met specifieke toepassingen:
* **Vaste budgettering:** Een vast totaalbedrag voor een bepaalde periode, ongeacht de bedrijfsactiviteit. Geschikt voor kosten die onafhankelijk zijn van bedrijfsdrukte of waarbij prestaties moeilijk meetbaar zijn, zoals bij de boekhoud- of marketingafdeling [11](#page=11).
* **Variabele budgettering:** Het budget is gebaseerd op het volume van de gepresteerde prestaties. Dit is toepasbaar wanneer er een duidelijke, meetbare relatie is tussen kosten en geleverde prestaties, zoals bij grondstoffen die toenemen met de productie [11](#page=11).
* **Gemengde budgettering:** Combineert een vast budget voor vaste kosten met een variabel budget voor variabele kosten. Dit is nuttig waar vaste kosten constant zijn en variabele kosten meegroeien met de prestaties, zoals bij de huur van een pand (vast) en grondstoffen (variabel) [11](#page=11).
* **Flexibele budgettering:** Het budget wordt periodiek aangepast aan actuele normen, wat ideaal is in dynamische omgevingen met wisselende drukte, zoals bij een restaurant waar voedselinkopen en personeelskosten aangepast worden aan het aantal reserveringen [11](#page=11).
> **Tip:** **Budget slack** treedt op wanneer afdelingen inkomsten onderschatten of kosten overschatten om budgetten makkelijker te halen. Dit creëert een buffer, maar kan de werkelijke prestaties verdoezelen [12](#page=12).
#### 4.2.3 De verschillenanalyse
De verschillenanalyse onderzoekt afwijkingen tussen de standaardkostprijs (voorcalculatie) en de werkelijke kosten (nacalculatie). Positieve afwijkingen zijn gunstig, negatieve vereisen bijsturing [12](#page=12).
**Basisbegrippen voor de analyse:**
* $P_s$: Standaardprijs per eenheid (opgesteld bij budgettering) [12](#page=12).
* $P_w$: Werkelijke prijs per eenheid [12](#page=12).
* $Q_s$: Standaardhoeveelheid voor de geplande productie [12](#page=12).
* $Q_{s(w)}$: Standaardhoeveelheid voor de werkelijke productie [12](#page=12).
* $Q_w$: Werkelijk verbruikte hoeveelheid [12](#page=12).
**Soorten verschillen:**
1. **Prijsverschil (prijsvariatie):** Ontstaat wanneer de werkelijke prijs ($P_w$) afwijkt van de standaardprijs ($P_s$) voor de werkelijke verbruikte hoeveelheid ($Q_w$) [12](#page=12).
* Formule: Prijsverschil = $(P_s - P_w) \times Q_w$ [12](#page=12).
* Als $P_w > P_s$: nadelig prijsverschil (werkelijke prijs hoger dan gepland).
* Als $P_w < P_s$: voordelig prijsverschil (werkelijke prijs lager dan gepland).
> **Voorbeeld:**
> Standaardprijs per kg ($P_s$): 12 euro/kg.
> Werkelijke prijs per kg ($P_w$): 10 euro/kg.
> Werkelijk verbruikte hoeveelheid ($Q_w$): 20.000 kg.
> Prijsverschil = $(12 - 10) \times 20.000 \text{ kg} = 40.000 \text{ euro}$. Dit is een voordelig prijsverschil [12](#page=12) [13](#page=13).
2. **Hoeveelheidsverschil (efficiëntieverschil):** Vergelijkt de standaardhoeveelheid voor de werkelijke productie ($Q_{s(w)}$) met de werkelijke verbruikte hoeveelheid ($Q_w$), gewaardeerd tegen de standaardprijs ($P_s$) [13](#page=13).
* Formule: Efficiëntieverschil = $(Q_{s(w)} - Q_w) \times P_s$ [13](#page=13).
* Als $Q_w > Q_{s(w)}$: nadelig hoeveelheidsverschil (meer verbruikt dan normaal).
* Als $Q_w < Q_{s(w)}$: voordelig hoeveelheidsverschil (minder verbruikt dan normaal, efficiënter).
> **Voorbeeld:**
> Standaardhoeveelheid voor werkelijke productie ($Q_{s(w)}$): 25.000 kg.
> Werkelijk verbruikte hoeveelheid ($Q_w$): 20.000 kg.
> Standaardprijs per kg ($P_s$): 12 euro/kg.
> Efficiëntieverschil = $(25.000 - 20.000) \times 12 \text{ euro/kg} = 60.000 \text{ euro}$. Dit is een voordelig hoeveelheidsverschil [13](#page=13).
3. **Budgetcontrole en budgetverschil:** Dit is het verschil tussen de totale toegestane kosten voor de werkelijke productie en de totale werkelijke kosten [13](#page=13).
* Formule Budgetcontrole: $(Q_{s(w)} \times P_s) - (Q_w \times P_w)$ [13](#page=13).
* Budgetverschil = Hoeveelheidsverschil + Prijsverschil [13](#page=13).
* Een positieve uitkomst duidt op een voordelige variant, een negatieve op een nadelige [13](#page=13).
> **Voorbeeld:**
> Totale toegestane kost = $25.000 \text{ kg} \times 12 \text{ euro/kg} = 300.000 \text{ euro}$.
> Totale werkelijke kost = $20.000 \text{ kg} \times 10 \text{ euro/kg} = 200.000 \text{ euro}$.
> Verschil = $300.000 - 200.000 = 100.000 \text{ euro}$ (voordelige variant).
> Budgetcontrole = $60.000 \text{ euro} + 40.000 \text{ euro} = 100.000 \text{ euro}$ (voordelige variant) [13](#page=13).
**Nut van de verschillenanalyse:**
* **Budgetcontrole:** Vergelijkt de werkelijkheid met het budget en rapporteert afwijkingen [14](#page=14).
* **Oorzaakanalyse:** Identificeert de redenen achter de afwijkingen [14](#page=14).
* **Bevordert effectiviteit:** Zorgt ervoor dat doelen doelgericht worden nagestreefd [14](#page=14).
* **Bevordert efficiëntie:** Stimuleert het minimaliseren van input voor maximale output, en spreekt verantwoordelijken aan bij inefficiënties [14](#page=14).
* **Leren uit werkmethoden:** Kennisuitwisseling en verbetering van processen [14](#page=14).
Dit alles vormt een omvattend informatiesysteem voor het management [14](#page=14).
#### 4.2.4 Introductie tot lean management
Lean management is gericht op het organiseren van processen om maximale waarde voor de klant te creëren en verspilling te elimineren. Het is gebaseerd op gedeelde verantwoordelijkheid en continu verbeteren [14](#page=14).
**Vijf stappen van lean management:**
1. **Identificeer de behoefte van de klant:** Wat waarde toevoegt voor de klant [14](#page=14).
2. **Breng de waardestroom in kaart:** Identificeer waar waarde wordt gecreëerd en elimineer niet-waardetoevoegende activiteiten (verspilling) [14](#page=14).
3. **Creëer flow:** Optimaliseer processen die waarde opleveren voor een snellere en efficiëntere doorstroming [14](#page=14).
4. **Creëer pull:** Produceer alleen wanneer er vraag is van de klant (just-in-time) [14](#page=14).
5. **Streef naar perfectie:** Zorg dat producten perfect voldoen aan de klantbehoeften door voortdurend te leren en te verbeteren [14](#page=14).
> **Voorbeeld:** De "daily stand-up" is een dagelijkse korte meeting om de voortgang en eventuele hindernissen te bespreken in een lean management omgeving [14](#page=14).
### 4.3 Verkoopbeslissingen
De verkoopprijs wordt berekend als: Kostprijs + winstmarge + btw = verkoopprijs. Strategieën om de bedrijfsvoering te optimaliseren zijn onder andere cost-based pricing en buyer-based pricing [14](#page=14).
#### 4.3.1 Cost-based pricing
Dit is een methode van mark-up pricing, waarbij de winstmarge direct op de kostprijs wordt gebaseerd [14](#page=14).
---
# Strategie en marketing
Dit onderwerp introduceert het strategisch managementproces, de Golden Circle van Simon Sinek, stappen in strategische planning, en verkoop- en prijsstrategieën.
### 6.1 Het strategisch managementproces
Het strategisch managementproces omvat het bepalen van de algemene richting en doelstellingen van een bedrijf voor de lange termijn (meestal 3 tot 5 jaar). Dit proces, ook wel strategische planning genoemd, bepaalt welke richting een bedrijf wil inslaan en hoe het die wil bereiken [16](#page=16).
Kernbeslissingen binnen de strategische planning omvatten:
* **Marktkeuze**: Welke markten wil het bedrijf betreden (bijvoorbeeld business-to-consumer of business-to-business, de Chinese of Amerikaanse markt) [16](#page=16)?
* **Doelstellingen**: Wat zijn de ambities op het gebied van marktaandeel, winstgevendheid en klanttevredenheid [16](#page=16)?
* **Middeleninzet**: Hoe worden kapitaal en andere middelen, zoals personeel, ingezet om de gestelde doelen te realiseren [16](#page=16)?
#### 6.1.1 De Golden Circle van Simon Sinek
De Golden Circle van Simon Sinek verklaart hoe inspirerende leiders en organisaties communiceren en opereren, door te starten met het 'waarom' [16](#page=16).
* **Waarom?**: Dit betreft de bestaansreden van de onderneming, de drijfveren en de diepere doelstellingen. Het antwoord op de vraag: "Waarom doen we wat we doen?" [16](#page=16).
* **Hoe?**: Dit beschrijft het proces, de werkwijze en de unieke manier van aanpak om het 'waarom' te realiseren. Hierin komt de unique selling proposition (USP) naar voren [16](#page=16).
* **Wat?**: Dit is het tastbare resultaat van het 'waarom', zoals producten, diensten, winst, maar ook het vervullen van klantbehoeften [16](#page=16).
#### 6.1.2 Stappen in strategische planning
Het proces van strategische planning volgt doorgaans de volgende stappen [16](#page=16):
1. Een bedrijfsmissie definiëren [16](#page=16).
2. Bedrijfsdoelstellingen en -doelen bepalen [16](#page=16).
3. Een portfolio van activiteiten samenstellen [16](#page=16).
4. Marketingstrategieën en andere functionele strategieën toepassen [16](#page=16).
### 6.2 Verkoopbeslissingen en prijsstrategieën
Verkoopprijzen worden in de basis berekend aan de hand van de formule: kostprijs + winstmarge + btw = verkoopprijs. Er zijn verschillende strategieën om de bedrijfsvoering te optimaliseren op basis van prijsstelling [14](#page=14).
#### 6.2.1 Cost-based pricing (kostprijsgebaseerde prijsstelling)
Bij cost-based pricing, ook wel mark-up pricing genoemd, wordt de prijs bepaald door een winstmarge toe te voegen aan de kostprijs [14](#page=14).
* **Voorbeeld SmartDesk 360**:
* De integrale standaard verkoopkostprijs per stuk is 500 euro, berekend door alle kosten te delen door het totale aantal te verkopen stuks (2.500) [15](#page=15).
* Het management streeft naar een winstmarge van 30% [15](#page=15).
* De margedeel is 30% van 500 euro, wat neerkomt op 150 euro [15](#page=15).
* De verkoopprijs exclusief btw wordt dan 500 euro + 150 euro = 650 euro [15](#page=15).
* Met 21% btw komt de definitieve verkoopprijs inclusief btw op 786,50 euro [15](#page=15).
#### 6.2.2 Buyer-based pricing (klantgebaseerde prijsstelling)
Bij buyer-based pricing wordt niet gestart vanuit de kostprijs, maar vanuit wat de klant bereid is te betalen voor het aanbod. Het basisidee is dat de prijs wordt bepaald door de *perceived value* (gepercipieerde waarde) bij de klant [15](#page=15).
* **Target costing**: Hierbij ligt de verkoopprijs al vast voordat de productie start. Via marktonderzoek wordt bepaald wat de klant maximaal wil betalen. Tijdens de productie moet het bedrijf binnen deze vastgelegde maximale kostprijs blijven. Soms moeten producten aangepast worden om hieraan te voldoen [15](#page=15).
* Het kan voorkomen dat de effectieve waarde en de verkoopprijs omgekeerd evenredig evolueren [15](#page=15).
* **Voorbeeld taxirit**:
* Een taxirit overdag kost 15 euro [15](#page=15).
* 's Nachts kost dezelfde rit 20 euro (nachttarief) [15](#page=15).
* Voor de klant is er een meerwaarde omdat hij/zij 's nachts veilig thuisgebracht wordt, waardoor de bereidheid om meer te betalen toeneemt. Echter, voor de ondernemer kunnen de kosten lager zijn door minder verkeer en een kortere rit met minder brandstofverbruik [15](#page=15).
**Voordelen van buyer-based pricing**:
* Afstemming op de marktvraag [15](#page=15).
* Mogelijkheid om de prijs te verhogen door een hogere belevingswaarde te creëren [15](#page=15).
* Potentieel voor hogere winsten [15](#page=15).
**Nadelen van buyer-based pricing**:
* Risico op overpricing [15](#page=15).
* Vereist een grotere investering van arbeid, tijd en geld (mensen en organisatie) [15](#page=15).
### 6.3 Lean management principes
Lean management is een benadering om processen zo te organiseren dat maximale waarde voor de klant wordt gecreëerd en alle verspilling wordt geëlimineerd. Het is gebaseerd op twee principes [14](#page=14):
1. Gedeelde verantwoordelijkheid en gedeeld leiderschap in teams [14](#page=14).
2. Continu verbeteren: voortdurend zoeken naar betere processen [14](#page=14).
**Vijf stappen in lean management**:
1. **Identificeer de behoefte van de klant**: Wat is waardevol voor de klant [14](#page=14)?
2. **Breng de waardestroom in kaart**: Waar in het proces wordt waarde gecreëerd (ontwerp, levering, service)? Alles wat geen waarde oplevert (verspilling) moet worden geëlimineerd [14](#page=14).
3. **Creëer flow**: Optimaliseer processen die waarde opleveren, zodat ze sneller en efficiënter verlopen [14](#page=14).
4. **Creëer pull**: Produceer alleen wanneer er vraag is vanuit de klant (just-in-time) [14](#page=14).
5. **Streef naar perfectie**: Het product moet perfect voldoen aan de behoeften van de klant, wat continue leer- en verbeterprocessen vereist [14](#page=14).
> **Tip**: Een voorbeeld van een lean management praktijk is de "daily stand-up", een korte dagelijkse meeting om de voortgang en eventuele hindernissen te bespreken [14](#page=14).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Risicobeheer | Het proces van het identificeren, beoordelen en prioriteren van risico's, gevolgd door de gecoördineerde toepassing van middelen om de kans op en/of impact van ongewenste gebeurtenissen te minimaliseren. |
| Beroepsaansprakelijkheid | Een verzekering die de financiële gevolgen dekt van aansprakelijkheid die voortvloeit uit beroepsfouten, nalatigheid of vergissingen tijdens de uitoefening van een specifiek beroep. |
| Burgerlijke aansprakelijkheid (BA) | Een verzekering die de schade dekt die een verzekerde veroorzaakt aan derden door een foutieve handeling of nalatigheid tijdens of na de beëindiging van een activiteit, zowel materieel als immaterieel. |
| Gewaarborgd inkomen | Een verzekering die voorziet in een periodieke uitkering wanneer een persoon door ziekte of een ongeval tijdelijk of permanent niet meer kan werken en daardoor inkomen misloopt. |
| Jaarrekening | Een formele weergave van de financiële prestaties en positie van een onderneming over een bepaalde periode, bestaande uit de balans, de winst- en verliesrekening en het kasstroomoverzicht. |
| Financiële analyse | Het proces van het evalueren van de financiële gezondheid, stabiliteit en prestaties van een onderneming door middel van de analyse van financiële gegevens, zoals balansen en winst- en verliesrekeningen. |
| Ratioanalyse | Een methode binnen de financiële analyse die de relatie tussen verschillende financiële posten uit de jaarrekening onderzoekt om de liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit van een onderneming te beoordelen. |
| Liquiditeit | De mate waarin een onderneming in staat is om aan haar kortetermijnverplichtingen te voldoen, doorgaans beoordeeld aan de hand van de verhouding tussen vlottende activa en kortetermijnschulden. |
| Solvabiliteit | Het vermogen van een onderneming om aan al haar financiële verplichtingen, zowel op korte als op lange termijn, te voldoen; het geeft de financiële onafhankelijkheid aan. |
| Rentabiliteit | De mate waarin een onderneming winst genereert in verhouding tot de ingezette middelen, wat aangeeft hoeveel waarde er wordt gecreëerd voor de aandeelhouders. |
| Kassastroomanalyse | Het in kaart brengen en analyseren van de in- en uitgaande geldstromen (cashflow) van een onderneming over een bepaalde periode, om inzicht te krijgen in de liquide middelen. |
| Financieringsbehoefte | Het totale geldbedrag dat een bedrijf nodig heeft om zijn operationele activiteiten, investeringen en strategische doelstellingen te kunnen realiseren. |
| Eigen vermogen | Het deel van het vermogen van een onderneming dat toebehoort aan de eigenaren of aandeelhouders, bestaande uit ingebracht kapitaal en ingehouden winsten. |
| Vreemd vermogen | De schulden van een onderneming aan externe partijen, zoals banken, leveranciers of obligatiehouders, die in de toekomst moeten worden terugbetaald, meestal met rente. |
| Subsidies | Niet-terugbetaalbare financiële bijdragen die door overheden of andere organisaties worden verstrekt voor specifieke doelen, zoals innovatie, duurzaamheid of het ondersteunen van bepaalde sectoren. |
| Kostencalculatie | Het proces van het bepalen van de kosten die gemoeid zijn met het produceren van goederen of het leveren van diensten, essentieel voor prijsstelling en winstgevendheid. |
| Vaste kosten | Kosten die onafhankelijk zijn van de productie- of afzethoeveelheid en die periodiek moeten worden gemaakt, zoals huur, salarissen van vast personeel en afschrijvingen. |
| Variabele kosten | Kosten die direct verband houden met de productie- of afzethoeveelheid en die variëren naarmate de output verandert, zoals grondstoffen en directe arbeid. |
| Budgettering | Het opstellen van een financieel plan (budget) voor een toekomstige periode, waarin verwachte inkomsten en uitgaven worden geraamd om strategische doelstellingen te realiseren en prestaties te monitoren. |
| Verschillenanalyse | Een methode binnen de management accounting die afwijkingen tussen geplande (standaard)kosten en werkelijke kosten onderzoekt om de oorzaken te achterhalen en bijsturing mogelijk te maken. |
| Lean management | Een managementfilosofie gericht op het maximaliseren van klantwaarde door het elimineren van verspilling in processen, gebaseerd op continue verbetering en teamwerk. |
| Cost-based pricing | Een prijsstrategie waarbij de verkoopprijs wordt bepaald door de kostprijs van een product of dienst te verhogen met een gewenste winstmarge. |
| Buyer-based pricing | Een prijsstrategie waarbij de verkoopprijs wordt bepaald op basis van de waarde die de klant aan het product of de dienst toekent, in plaats van primair op de kostprijs. |
| Bedrijfsstrategie | Een langetermijnplanning die de algemene richting, doelstellingen en de manier waarop een onderneming haar middelen zal inzetten om concurrentievoordeel te behalen, bepaalt. |
| Marketingstrategie | Een plan dat beschrijft hoe een bedrijf zijn producten of diensten zal promoten, verkopen en distribueren om specifieke marktdoelstellingen te bereiken. |