productbeleid samenvatting 2.docx
Summary
# Producthiërarchie en differentiatie
Hieronder volgt een gedetailleerd overzicht van de producthiërarchie en differentiatie, opgesteld als een examengerichte studiegids.
## 1. Producthiërarchie en differentiatie
Dit onderwerp verkent de gestructureerde opbouw van productassortimenten, van de breedste behoefte tot het meest specifieke product, en hoe bedrijven hun producten onderscheiden van concurrenten.
### 1.1 Producthiërarchie
De producthiërarchie biedt een gestructureerde manier om productassortimenten op te bouwen, gaande van de meest algemene behoefte tot het individuele product (SKU). Dit helpt bij het organiseren en beheren van een divers productaanbod.
#### 1.1.1 Niveaus van de producthiërarchie
De producthiërarchie kan worden onderverdeeld in de volgende niveaus, van breed naar specifiek:
* **Behoeftefamilie (Need family)**
Dit is het breedste niveau en beschrijft de fundamentele reden waarom een product bestaat. Het omvat de algemene behoefte van de consument.
* *Voorbeeld:* "Voeding" als algemene behoefte waarbinnen alle eet- en drinkproducten vallen.
* **Productfamilie (Product family)**
Binnen een algemene behoefte worden producten gegroepeerd op basis van de bredere categorie waartoe ze behoren.
* *Voorbeeld:* "Zuivel" als productfamilie binnen de behoefte "voeding", inclusief melk, yoghurt, kaas en room.
* **Productklasse (Product class)**
Dit niveau splitst de productfamilie verder op in groepen met vergelijkbare functies of eigenschappen.
* *Voorbeeld:* "Melkproducten" als productklasse binnen zuivel, omvattende producten die hoofdzakelijk uit melk bestaan zoals melk, chocolademelk en karnemelk.
* **Productlijn (Product line)**
Een productlijn bestaat uit gerelateerde producten die een bedrijf aanbiedt en die een vergelijkbare functie vervullen of op dezelfde doelgroep gericht zijn.
* *Voorbeeld:* "Drinkmelk" als productlijn binnen melkproducten, inclusief volle, halfvolle, magere en lactosevrije melk.
* **Producttype (Product type)**
Dit is een specifieke variant binnen een productlijn, onderscheiden door concrete kenmerken.
* *Voorbeeld:* "Volle melk" als producttype binnen de drinkmelk-productlijn.
* **Artikel / SKU (Item / Stock Keeping Unit)**
Dit is het meest specifieke niveau, vertegenwoordigd door het individuele product dat fysiek in een winkel te vinden is, met een unieke barcode.
* *Voorbeeld:* "Campina volle melk 1L" als specifiek artikel met een unieke SKU.
### 1.2 Productdifferentiatie
Productdifferentiatie verwijst naar de strategieën die bedrijven gebruiken om hun producten te onderscheiden van die van concurrenten. Dit gebeurt door het benadrukken van kenmerken die het product uniek, aantrekkelijker of beter passend maken voor een specifieke doelgroep. Zelfs binnen dezelfde productcategorie kunnen producten significant verschillen.
#### 1.2.1 Methoden van productdifferentiatie
Er zijn diverse manieren waarop producten van elkaar gedifferentieerd kunnen worden:
* **Functioneel verschil**
Verschillen in de functionaliteit, prestaties of technische capaciteiten van een product.
* *Voorbeeld:* Een smartphone met een batterijduur van drie dagen versus een die slechts één dag meegaat; Coca-Cola Zero (zonder suiker) versus reguliere Coca-Cola (met suiker).
* **Design / esthetiek**
Onderscheid door middel van vormgeving, uiterlijk, kleur, stijl, of de algehele merkuitstraling.
* *Voorbeeld:* De iconische vorm en branding van een Coca-Cola fles onderscheidt zich van een huismerk verpakking.
* **Prestatie / kwaliteit**
Verschillen in de mate van duurzaamheid, betrouwbaarheid, gebruikte materialen en de algemene prestaties van het product.
* *Voorbeeld:* Een premium smartphone met een krachtige processor en hoogwaardige materialen ten opzichte van een budgetmodel met lagere prestaties.
* **Features / extra's**
Extra functies of opties die een product aantrekkelijker maken dan standaardmodellen.
* *Voorbeeld:* Een waterdichte telefoon, een laptop met touchscreen, een duurdere lens voor een camera.
* **Verpakking**
De verpakking kan de zichtbaarheid, herkenbaarheid en het gebruiksgemak van een product beïnvloeden.
* *Voorbeeld:* Een felgekleurde verpakking voor "shelf impact", de driehoekige verpakking van Toblerone, of de bus van Pringles.
* **Service- en garantieverschil**
Onderscheid door extra dienstverlening voor, tijdens of na de aankoop.
* *Voorbeeld:* Installatieservice bij levering van een product, of een uitgebreid retourrecht.
#### 1.2.2 Kwaliteitsdimensies
Kwaliteit kan worden beoordeeld aan de hand van verschillende dimensies die verder gaan dan alleen de basisfunctie:
* **Functionele kwaliteit:** Doet het product wat het moet doen?
* **Technische kwaliteit:** Hoe duurzaam en betrouwbaar is het product?
* **Esthetische kwaliteit:** Hoe is het design en de 'look & feel'?
* **Consistente kwaliteit:** Wordt er altijd dezelfde ervaring geboden?
* **Servicekwaliteit:** Hoe is de after-sales service, garantie en het retourbeleid?
### 1.3 Consumentengedrag en productdifferentiatie
Het consumentengedrag, met name de "Consumer Buying Behavior Matrix", verklaart hoe consumenten aankoopbeslissingen nemen op basis van de betrokkenheid en de waargenomen verschillen tussen merken.
#### 1.3.1 Factoren voor consumentengedrag
Twee belangrijke factoren bepalen het koopgedrag:
* **Betrokkenheid (Involvement)**
De mate van belang die de klant hecht aan de aankoop, gemeten aan de hand van risico (financieel, emotioneel, functioneel), de bereidheid om tijd en moeite te investeren in de keuze, en hoe "groot" de aankoop aanvoelt.
* *Hoge betrokkenheid:* Aankoop van een auto, laptop, verzekering, dure meubels.
* *Lage betrokkenheid:* Aankoop van tandpasta, snacks, schoonmaakmiddelen.
* **Verschil tussen merken (Brand differentiation)**
De mate waarin merken binnen een productcategorie van elkaar lijken of juist sterk verschillen. Dit bepaalt of de keuze complex of routinematig is.
* *Veel verschil:* Auto's, smartphones, kledingmerken.
* *Weinig verschil:* Zout, suiker, toiletpapier.
#### 1.3.2 Vier typen consumentengedrag
Op basis van deze twee factoren kunnen vier typen consumentengedrag worden onderscheiden:
1. **Complex buying behavior**
* *Kenmerken:* Hoge betrokkenheid + grote verschillen tussen merken. Consumenten nemen veel tijd voor vergelijking, lopen hoge risico's en zoeken veel informatie.
* *Voorbeelden:* Auto kopen, laptop kiezen.
* *Retailimpact:* Vereist veel advies, gedetailleerde productinformatie en testmogelijkheden.
2. **Dissonance-reducing buying behavior**
* *Kenmerken:* Hoge betrokkenheid + weinig merkverschillen. De keuze is belangrijk, maar producten lijken op elkaar. Consumenten kunnen achteraf spijt hebben ("dissonantie"). Prijs, beschikbaarheid en aanbevelingen spelen een grote rol.
* *Voorbeelden:* Laminaatvloeren, wasmachines die erg op elkaar lijken.
* *Retailimpact:* Nadruk op service, vertrouwen, "best choice" labels en goede returnpolicies.
3. **Variety-seeking buying behavior**
* *Kenmerken:* Lage betrokkenheid + grote merkverschillen. Consumenten wisselen vaak van merk voor de variatie, nieuwsgierigheid of door promoties.
* *Voorbeelden:* Snacks, frisdrank, shampoo.
* *Retailimpact:* Promoties, wisselende displays en limited editions zijn zeer effectief.
4. **Habitual buying behavior**
* *Kenmerken:* Lage betrokkenheid + weinig merkverschillen. Consumenten kopen op automatische piloot, gebaseerd op gewoonte, prijs of beschikbaarheid.
* *Voorbeelden:* Zout, melk, tandpasta.
* *Retailimpact:* Schapplaatsing is cruciaal. Private labels en prijsperceptie zijn belangrijk.
Deze gedragsmatrix vormt de basis voor strategische beslissingen op het gebied van assortimentsdiepte, promotie, schapindeling en de rol van een categorie binnen een winkel.
> **Tip:** Het begrijpen van deze vier koopgedragstypen helpt retailers om hun productaanbod, prijsstrategieën en marketingeffectief af te stemmen op de consument.
---
# Consumentenkoopgedrag en categoriebeheer
Dit deel van de studiehandleiding verkent de verschillende typen consumentenkoopgedrag en hoe retailers categorieën beheren om winstgevendheid en klantwaarde te optimaliseren, inclusief het 8-stappenmodel van Nielsen.
### 2.1 Producthiërarchie en -differentiatie
Een producthiërarchie helpt bedrijven om hun assortiment logisch op te bouwen, van breed naar specifiek. De niveaus zijn:
* **Behoeftefamilie**: De algemene behoefte die een product vervult (bv. voeding).
* **Productfamilie**: Grote categorieën binnen een behoefte (bv. zuivel).
* **Productklasse**: Groepen met vergelijkbare functies of eigenschappen (bv. melkproducten).
* **Productlijn**: Gerelateerde producten met dezelfde functie of gericht op dezelfde doelgroep (bv. drinkmelk).
* **Producttype**: Een specifieke variant binnen een productlijn (bv. volle melk).
* **Item/SKU**: Het individuele product met barcode (bv. Campina volle melk 1L).
Productdifferentiatie zorgt ervoor dat producten zich onderscheiden van concurrenten. Dit kan op de volgende manieren:
* **Functioneel verschil**: Verschillen in wat het product kan (bv. batterijduur smartphone).
* **Design/esthetiek**: Uiterlijk, vormgeving, kleur of merkuitstraling (bv. iconische Coca-Cola fles).
* **Prestatie/kwaliteit**: Hoe goed het product is, duurzaamheid, materialen (bv. premium vs. basis smartphone).
* **Features/extra's**: Extra functies of opties (bv. waterdichte telefoon).
* **Verpakking**: Beïnvloedt opvallendheid, herkenbaarheid en gebruiksgemak (bv. Pringles-bus).
* **Service- & garantieverschil**: Dienstverlening vóór, tijdens of na aankoop (bv. installatie bij levering).
Kwaliteit kan worden beoordeeld op verschillende dimensies:
* **Functionele kwaliteit**: Doet het wat het moet doen.
* **Technische kwaliteit**: Duurzaamheid, betrouwbaarheid.
* **Esthetische kwaliteit**: Design, look & feel.
* **Consistente kwaliteit**: Altijd dezelfde ervaring.
* **Servicekwaliteit**: After-sales, retour, garantie.
### 2.2 Consumentenkoopgedrag
De consumentenkoopgedragsmatrix analyseert aankoopbeslissingen op basis van betrokkenheid (involvement) en verschil tussen merken.
* **Betrokkenheid (involvement)**: Hoe belangrijk de aankoop is, het risico (financieel, emotioneel, functioneel) en de bereidheid om tijd en moeite te investeren.
* Hoge betrokkenheid: Auto, laptop, verzekering.
* Lage betrokkenheid: Tandpasta, snacks, schoonmaakmiddelen.
* **Verschil tussen merken (brand differentiation)**: Hoe sterk merken op elkaar lijken of hoe duidelijk ze van elkaar verschillen.
* Veel verschil: Auto's, smartphones, kledingmerken.
* Weinig verschil: Zout, suiker, toiletpapier.
Vier typen consumentenkoopgedrag:
1. **Complex buying behavior**
* **Kenmerken**: Hoge betrokkenheid + grote verschillen tussen merken. Klant neemt veel tijd voor vergelijking vanwege hoge risico's. Sterke behoefte aan informatie, reviews en advies.
* **Voorbeelden**: Auto kopen, laptop kiezen, meubilair kiezen bij verhuizing.
* **Gedrag**: Lezen, reviews kijken, vergelijken, advies vragen.
* **Retailimpact**: Veel advies, fysieke showrooms, gedetailleerde productinformatie, testmogelijkheden, premium displays. Vaak shopping of specialty goods.
2. **Dissonance-reducing buying behavior**
* **Kenmerken**: Hoge betrokkenheid + weinig merkverschillen. Keuze is belangrijk, maar producten lijken sterk op elkaar. Klant vreest spijt na aankoop (dissonantie). Keuze gebaseerd op prijs, beschikbaarheid, aanbevelingen of 'gevoel'.
* **Voorbeelden**: Laminaatvloeren, wasmachines, verfsoorten.
* **Gedrag**: Snel kiezen, maar achteraf twijfelen.
* **Retailimpact**: Klant begeleiden in selectie, 'best choice' labels, garantie benadrukken, goede retourpolicy. Service en vertrouwen zijn cruciaal.
3. **Variety-seeking buying behavior**
* **Kenmerken**: Lage betrokkenheid + grote merkverschillen. Aankoop is niet belangrijk, maar klant wisselt graag van merk voor variatie, nieuwsgierigheid of promoties.
* **Voorbeelden**: Snacks, frisdrank, shampoo.
* **Gedrag**: Uitproberen, afwisselen, experimenteren.
* **Retailimpact**: Promoties zijn zeer effectief, wisselende displays, limited editions, schapopbouw moet keuze en plezier uitstralen. Categories met 'excitement' en seizoensproducten.
4. **Habitual buying behavior**
* **Kenmerken**: Lage betrokkenheid + weinig merkverschillen. Klant denkt niet na over de aankoop, koopt op automatische piloot, gebaseerd op prijs, beschikbaarheid of routine.
* **Voorbeelden**: Zout, melk, tandpasta (altijd dezelfde), toiletpapier.
* **Gedrag**: Automatisch kopen, gebaseerd op routine of beschikbaarheid.
* **Retailimpact**: Klant koopt 'wat er staat', schapplaatsing is cruciaal. Private labels werken zeer goed. Prijsperceptie bepaalt winkelkeuze. Sterk voor prijsstrategie & private label. Traffic builder-producten.
### 2.3 Categoriebeheer
Categoriebeheer houdt in dat retailers productgroepen beheren als kleine 'bedrijfjes' om meer waarde voor de klant en betere winstgevendheid te realiseren. Klanten denken in categorieën, niet in individuele producten.
**2.3.1 Assortimentsbeheer**
Assortimentsbeheer focust op breedte, diepte, lengte en consistentie van het assortiment:
* **Breedte**: Aantal productcategorieën.
* **Diepte**: Aantal varianten binnen één productcategorie.
* **Lengte**: Totaal aantal producten (SKU's).
* **Consistentie**: Mate van samenhang tussen productcategorieën.
**A/B/C-analyse**:
* **A-artikelen**: Cruciaal, klanten komen hiervoor naar de winkel. Meer voorraad, centrale positie.
* **B-artikelen**: Gemiddeld belangrijk. Optimaliseren, juiste varianten behouden.
* **C-artikelen**: Laagste omzetbijdrage, veel SKU's, lage omloopsnelheid. Schrappen, verplaatsen of vervangen door huismerk.
Deze analyse optimaliseert tijd, geld en ruimte, voorkomt dode voorraad en zorgt voor hogere omzet en marge.
**2.3.2 Rol van categorieën**
Elke categorie heeft een specifieke rol in de winkel:
* **Traffic builder**: Trekt klanten naar de winkel (bv. frisdrank).
* **Routinecategorie**: Dagelijkse aankopen met stabiele rotatie (bv. brood).
* **Excitement category**: Verleidt klanten, nieuw of trendy (bv. speciale snacks).
* **Destination category**: Klanten komen specifiek voor dit product (bv. topmerken koffie, fietsen).
**2.3.3 KPI's binnen category management**
Key Performance Indicators (KPI's) meten de prestaties van een categorie:
* **Omzet per categorie**: Totale geldopbrengst.
* **Marge/brutowinst**: Winst per product in de categorie.
* **Rotatie (turnover rate)**: Hoe snel producten verkocht en aangevuld worden.
* **Sales per meter rekruimte**: Omzet per meter schap.
* **Out-of-stock percentage**: Hoe vaak producten uitverkocht zijn (doel < ±3–5%).
* **Marktaandeel binnen categorie**: Verkoop ten opzichte van de totale markt.
**2.3.4 Het 8-stappenmodel van Nielsen**
Dit model biedt een systematische aanpak voor category management:
1. **Categorie definiëren**: Bepalen welke producten bij de categorie horen.
2. **Rol bepalen**: Toekennen van een strategische rol aan de categorie (bv. traffic builder).
3. **Prestatie meten**: Analyseren van KPI's (omzet, marge, rotatie, etc.).
4. **Doelen & strategie**: Stellen van concrete doelen en bepalen van strategieën (prijs, promotie, ruimte).
5. **Tactieken**: Concreet plannen van acties (assortiment, prijzen, schapindeling).
6. **Implementatie**: Uitvoeren van de plannen op de winkelvloer.
7. **Evaluatie**: Vergelijken van resultaten met de doelstellingen.
8. **Bijsturen**: Aanpassen van het beleid voor continue verbetering.
**2.3.5 Productrollen**
Retailers gebruiken productrollen om de bijdrage van elk product aan het assortiment te bepalen:
* **Core products**: Het hart van het assortiment, altijd beschikbaar.
* **Convenience products**: Bieden comfort of snelheid.
* **Seasonal products**: Relevant in specifieke periodes.
* **Impulsproducten**: Onverwachte aankopen, vaak bij de kassa.
* **Complementaire producten**: Vullen elkaar aan en stimuleren cross-selling.
* **Add-on / up-sell producten**: Premium of grotere varianten voor extra omzet.
* **Traffic products**: Trekken klanten naar de winkel.
* **Substitute producten**: Alternatieven indien het originele product niet beschikbaar is.
* **Price image products**: Beïnvloeden het prijsniveau van de winkel.
**2.3.6 Category captaincy**
Een samenwerking tussen een retailer en een leidend merk binnen een productcategorie (bv. Coca-Cola voor frisdrank). De category captain deelt marktdata, schapvoorstellen, innovaties, promotieplannen en advies over space allocation.
**2.3.7 Private label strategy**
Private labels (huismerken) zijn eigendom van de retailer en bieden verschillende niveaus om aan diverse klantbehoeften en prijspunten te voldoen:
* **Value/Basic**: Goedkoopste keuze, basisfunctionaliteit.
* **Core/Standaard**: Goede kwaliteit tegen een scherpe prijs.
* **Premium**: Hogere kwaliteit, luxe producten.
* **Lifestyle/Thematic**: Gericht op specifieke behoeften (bio, vegan, kids, etc.).
Strategische voordelen van private labels:
* **Hogere marge**: Meer winst per schapmeter.
* **Differentiatie**: Onderscheid van concurrenten met unieke producten.
* **Klantentrouw**: Sterke huismerken zorgen dat klanten terugkomen.
* **Positionering versterken**: Versterkt de merkidentiteit van de retailer.
* **Prijsperceptie sturen**: Beïnvloedt het prijsimago van de winkel.
**2.3.8 Productstaat & ERP/voorraadstatus**
* **Productstaat**: Administratieve en commerciële status (actief, EOL, nieuw, inactief).
* **ERP/voorraadstatus**: Logistieke en beschikbaarheidsstatus (leverbaar, voorraad, lead time, backorder, dropshipping).
Een PIM-systeem (Product Information Management) beheert productdata zoals naam, beschrijving, specificaties, foto's en EAN-codes, essentieel voor kanalen, filters, SEO en cross-sell/up-sell.
**2.3.9 Cross-sell & Up-sell**
* **Up-sell**: Klant verleiden tot een duurdere of uitgebreidere versie (bv. grotere verpakking, premium variant).
* **Cross-sell**: Aanbieden van aanvullende producten die passen bij de aankoop (bv. chips en dips).
Deze strategieën worden ondersteund door recommendation engines en basket building in e-commerce om de gemiddelde bestelwaarde en conversie te verhogen.
**2.3.10 Kano-model**
Dit model beschrijft de impact van productkenmerken op klanttevredenheid:
* **Basisfactoren**: Verwachte kenmerken die niet ontbreken mogen.
* **Prestatiefactoren**: Hoe beter het kenmerk, hoe tevredener de klant.
* **Wow-factoren**: Onverwachte extra's die positief verrassen.
**2.3.11 Positionering**
De unieke plek die een merk of product inneemt in het hoofd van de consument, gebaseerd op perceptie van prijs versus kwaliteit, merkbeleving en concurrentieanalyse.
**2.3.12 Merken & labels**
* **A-merken**: Bekende merken met sterke reputatie en vaak hogere prijs.
* **Huismerken**: Eigendom van de retailer, variërend van budget tot premium.
* **White labels (generiek)**: Merkloze, puur functionele en goedkope producten.
**Brand equity frameworks (bv. Aaker)**, zoals merkbekendheid, merkloyaliteit, waargenomen kwaliteit, merkassociaties en unieke merkactiva, verklaren de extra waarde die een merk toevoegt.
**2.3.13 Innovatie & productontwikkeling**
Het proces omvat ideeën bedenken, screenen, testen en commercialiseren. Succesvolle innovaties, zoals Nespresso, spelen in op specifieke klantbehoeften en creëren nieuwe markten (blue ocean). Mislukkingen, zoals Google Glass, ontstaan vaak door te veel vooruitstrevendheid of een gebrek aan marktreptheid.
**2.3.14 Blue ocean vs red ocean**
* **Red Ocean**: Bestaande markten met veel concurrentie en prijsgevechten.
* **Blue Ocean**: Nieuwe marktruimte met weinig concurrentie en ruimte voor innovatie.
**2.3.15 Product failures**
Producten die op de markt mislukken door diverse redenen, zoals slechte timing, ongeschikt design of verkeerde marketing.
**2.3.16 Sustainability**
Het ontwikkelen en verkopen van producten met minder milieu-impact, door concepten als ecodesign, duurzame verpakkingen, herbruikbaarheid en het verminderen van de CO2-footprint van transport.
**2.3.17 Reviews & social proof**
93% van de consumenten leest reviews. Producten met hogere beoordelingen verkopen beter. User-Generated Content (UGC) versterkt vertrouwen.
**2.3.18 Golden Circle (Why – How – What)**
Dit model verklaart succes door te focussen op de 'waarom' (missie), de 'hoe' (manier van werken) en de 'wat' (product/dienst). Bedrijven die hun missie duidelijk communiceren, bouwen sterkere merkbinding op.
### 2.4 Retailbeleid en de Retailmix
**Retailbeleid** is de overkoepelende strategie van een winkel. Het beantwoordt vragen over doelgroep, imago en winkeloperatie. De **Retailmix** concreteert dit beleid:
* **Productbeleid**: Assortiment, merken, huismerken, innovaties. Cruciaal omdat andere P's hierop aansluiten.
* **Prijsbeleid**: Prijsstrategie, promoties, prijsperceptie.
* **Plaats/distributie**: Locatie, logistiek, online/offline verkoop.
* **Promotie/communicatie**: Reclame, social media, loyaliteitsprogramma's.
* **Personeel**: Service, klantgerichtheid, training.
* **Presentatie**: Winkelinrichting, schapindeling, visual merchandising.
Het productbeleid is de kern en beïnvloedt direct imago, klantloyaliteit en winst. Het heeft ook een sterke koppeling met de andere onderdelen van de retailmix, zoals prijs, plaats, promotie, personeel en presentatie.
---
# Productbeleid en merkstrategieën
**3. Productbeleid en merkstrategieën**
Dit onderwerp verkent de strategische benaderingen van retailers op het gebied van productaanbod, met een focus op het bouwen van sterke merken, het navigeren in concurrerende markten en het innoveren voor duurzame groei.
### 3.1 Producthiërarchie en differentiatie
De producthiërarchie biedt een gestructureerde manier om een assortiment op te bouwen, van algemene behoeften tot specifieke producten.
* **Behoeftefamilie:** De breedste categorie, die de algemene reden voor het bestaan van een product beschrijft (bv. voeding).
* **Productfamilie:** Een groepering van producten binnen een behoeftefamilie (bv. zuivel).
* **Productklasse:** Een verdere onderverdeling op basis van vergelijkbare functies of eigenschappen (bv. melkproducten).
* **Productlijn:** Gerelateerde producten van een bedrijf die dezelfde functie vervullen of op dezelfde doelgroep gericht zijn (bv. drinkmelk).
* **Producttype:** Een specifieke variant binnen een productlijn, onderscheiden door concrete kenmerken (bv. volle melk).
* **Item/SKU:** Het meest specifieke niveau, het individuele product in de winkel (bv. Campina volle melk 1L).
Productdifferentiatie omvat alle manieren waarop een product zich onderscheidt van concurrenten. Dit kan op basis van:
* **Functioneel verschil:** Verschillen in wat het product kan of presteert (bv. batterijduur, zuiverheid).
* **Design/esthetiek:** De vormgeving, kleur, stijl of merkuitstraling (bv. iconische flesvorm).
* **Prestatie/kwaliteit:** De duurzaamheid, gebruikte materialen en algehele prestaties (bv. premium vs. basis smartphone).
* **Features/extra’s:** Extra functies die waarde toevoegen (bv. waterdichtheid, touchscreen).
* **Verpakking:** Invloed op opvallendheid, herkenbaarheid en gebruiksgemak (bv. Toblerone driehoekige verpakking).
* **Service-& garantieverschil:** Dienstverlening vóór, tijdens of na aankoop (bv. installatieservice, retourrecht).
Kwaliteit kan worden beoordeeld op verschillende dimensies: functioneel, technisch, esthetisch, consistent en servicekwaliteit.
### 3.2 Consumentenkoopgedrag
Het consumentenkoopgedragsmodel analyseert aankoopbeslissingen op basis van betrokkenheid (hoe belangrijk de aankoop is) en merkverschillen.
* **Hoge betrokkenheid + grote merkverschillen (Complex buying behavior):** Klanten vergelijken uitgebreid vanwege hoge risico's (financieel, emotioneel, functioneel). Retailers bieden veel advies, fysieke showrooms en gedetailleerde informatie.
* **Hoge betrokkenheid + weinig merkverschillen (Dissonance-reducing buying behavior):** Keuze is belangrijk, maar producten lijken sterk op elkaar. Klanten zijn bang voor spijt en baseren hun keuze op prijs, beschikbaarheid of aanbevelingen. Retailers begeleiden de selectie en benadrukken garantie.
* **Lage betrokkenheid + grote merkverschillen (Variety-seeking buying behavior):** Aankoop is niet belangrijk, maar klanten wisselen graag van merk voor variatie of nieuwsgierigheid. Promoties en wisselende displays zijn effectief.
* **Lage betrokkenheid + weinig merkverschillen (Habitual buying behavior):** Klanten kopen op automatische piloot, gebaseerd op gewoonte, prijs of beschikbaarheid. Schapplaatsing en private labels zijn cruciaal.
Het koopgedragsmodel vormt de basis voor assortimentsdiepte, promotie- en schapstrategieën.
### 3.3 Assortimentsbeheer en Category Management
* **Assortimentsbeheer** omvat breedte (aantal categorieën), diepte (varianten per categorie), lengte (totaal aantal SKU's) en consistentie (samenhang). De A/B/C-analyse helpt bij het prioriteren van producten op basis van hun bijdrage aan omzet en winst.
* **Category Management** benadert productgroepen als mini-bedrijfjes om waarde voor de klant en winstgevendheid voor de retailer te maximaliseren. Klanten denken in categorieën, niet in individuele producten.
* **KPI's** zoals omzet per categorie, marge, rotatie, sales per meter, out-of-stock percentage en marktaandeel helpen prestaties te meten.
* Het **8-stappenmodel van Nielsen** biedt een systematisch proces voor categoriebeheer: definiëren, rol bepalen, prestatie meten, doelen stellen, tactieken uitwerken, implementeren, evalueren en bijsturen.
* **Rollen van categorieën** variëren: Traffic builder, Routinecategorie, Excitement category, Destination category.
* **Productrollen** beschrijven de bijdrage van elk product: Core products, Convenience products, Seasonal products, Impulsproducten, Complementaire producten, Add-on/up-sell producten, Traffic products, Substitute producten, Price image products.
* **Category Captaincy** is een samenwerking tussen een retailer en een leidend merk om beleid voor een categorie te verbeteren, met voordelen zoals marktdata, schapvoorstellen en innovatie-inzichten.
### 3.4 Private label strategieën
Private labels (huismerken) zijn eigendom van de retailer en bouwen merkwaarde op. Een typische architectuur omvat:
* **Value/Basic:** De goedkoopste optie met focus op lage prijs en eenvoud.
* **Core/Standaard:** De betrouwbare keuze voor de meerderheid, met goede kwaliteit tegen een scherpe prijs.
* **Premium:** Hogere kwaliteit, luxueuze producten voor klanten die meer willen betalen.
* **Lifestyle/Thematic:** Gericht op specifieke behoeften zoals biologisch, vegan, of 'free-from'.
Private labels bieden strategische voordelen zoals hogere marges, differentiatie, klantentrouw, versterkte positionering en het sturen van prijsperceptie.
### 3.5 Productdata en e-commerce strategieën
Effectief productbeheer vereist dat zowel de productstaat (administratieve/commerciële status) als de ERP/voorraadstatus (logistieke/beschikbaarheidsstatus) bekend zijn.
* **Productdata/PIM-systeem:** Een Product Information Management (PIM) systeem beheert alle productinformatie, van naam en beschrijving tot specificaties, media en SEO-data, en zorgt voor consistente informatie over alle verkoopkanalen.
* **Cross-sell & Up-sell:**
* **Up-sell** verleidt klanten tot een duurdere of uitgebreidere versie van een product (bv. grotere verpakking, premium variant).
* **Cross-sell** biedt aanvullende producten die passen bij de aankoop (bv. chips en dips, koffie en filters). Recommendation engines en basket building strategieën verhogen de gemiddelde bestelwaarde.
### 3.6 Kano-model en merkpositionering
* Het **Kano-model** onderscheidt drie soorten productfactoren:
* **Basisfactoren:** Verwachte kenmerken die niet voor extra tevredenheid zorgen, maar ontbreken niet mag.
* **Prestatiefactoren:** Hoe beter het kenmerk, hoe tevredener de klant.
* **Wow-factoren:** Onverwachte extra's die positief verrassen.
* **Positionering** definieert hoe een merk of product in het consumentenhoofd wordt gezien ten opzichte van concurrenten, beïnvloed door prijs-kwaliteitperceptie, merkbeleving en concurrentieanalyse.
* **Merken en labels** omvatten A-merken, huismerken en white labels (generiek).
* **Brand equity** is de extra waarde die een merk toevoegt, gemeten aan de hand van:
* **Merkbekendheid (Awareness):** Hoe snel en gemakkelijk het merk herkend wordt.
* **Merkloyaliteit (Loyalty):** Hoe trouw klanten blijven.
* **Waargenomen kwaliteit (Perceived Quality):** Subjectieve indruk van kwaliteit.
* **Merkassociaties (Associations):** Gevoelens en waarden die met het merk verbonden zijn.
* **Unieke merkactiva (Other Brand Assets):** Moeilijk te kopiëren elementen die kracht geven.
### 3.7 Innovatie en marktstrategieën
* **Innovatie en productontwikkeling** volgt een proces van idee, screening, testen en commercialisatie. Succesvolle innovaties zoals Nespresso voldoen aan een klantbehoefte met een slim concept en sterke merkbeleving.
* **Blue Ocean vs. Red Ocean:**
* **Red Ocean:** Bestaande markten met hevige concurrentie en lage marges.
* **Blue Ocean:** Nieuwe marktruimte gecreëerd met weinig concurrentie en ruimte voor innovatie.
* **Product failures** zoals Google Glass of New Coke illustreren de risico's van productontwikkeling.
* **Sustainability** richt zich op milieuvriendelijke producten en processen, zoals ecodesign, duurzame verpakkingen en hergebruik.
* **Reviews & social proof** zijn cruciaal; consumenten lezen reviews en hogere beoordelingen leiden tot betere verkoop. User-Generated Content (UGC) versterkt vertrouwen.
* De **Golden Circle (Why – How – What)** benadrukt dat bedrijven die hun 'waarom' communiceren, sterker zijn in merkbinding.
### 3.8 Retailbeleid en de Retailmix
* **Retailbeleid** is de overkoepelende strategie van een winkel, gericht op doelgroep, imago en operationele organisatie.
* De **Retailmix** concretiseert dit beleid, met **Productbeleid** als eerste en meest cruciale schakel, beïnvloedend prijs, plaatsing, promotie, personeel en presentatie. Een breed of diep assortiment, huismerken en productrollen hebben directe impact op het imago, de klantloyaliteit en de winstgevendheid van de retailer.
---
# Retailbeleid en de retailmix
Hieronder vindt u een gedetailleerd overzicht van "Retailbeleid en de retailmix", met speciale aandacht voor het productbeleid, opgesteld als een studiegids.
## 4. Retailbeleid en de retailmix
Retailbeleid vormt de overkoepelende strategie van een retailer, waarin de positionering in de markt en de weg naar succes centraal staan, waarbij de retailmix de concrete uitvoering hiervan definieert, met productbeleid als fundament.
### 4.1 De retailmix
De retailmix is een set van middelen en keuzes die een winkel gebruikt om zijn strategie uit te voeren en bestaat uit zes elementen: product, prijs, plaats, promotie, personeel en presentatie.
#### 4.1.1 Productbeleid als fundament van de retailmix
Productbeleid is de eerste en meest cruciale schakel in de retailmix, aangezien alle andere beleidskeuzes (zoals prijs, promotie en presentatie) afhankelijk zijn van wat de winkel aanbiedt. Het bepaalt het assortiment, de merken, huismerken en innovaties, en beïnvloedt direct het imago, de klantloyaliteit en de winstgevendheid van de retailer.
#### 4.1.2 De Producthiërarchie
De producthiërarchie helpt bedrijven om hun assortiment logisch op te bouwen, gaande van de breedste behoefte tot het meest specifieke product:
* **Need family (behoeftefamilie):** Het breedste niveau, dat de algemene behoefte van consumenten beschrijft (bv. voeding).
* **Product family (productfamilie):** Groepering van producten binnen een behoeftefamilie op basis van grote categorieën (bv. zuivel).
* **Product class (productklasse):** Onderverdeling van een productfamilie in groepen met vergelijkbare functies of eigenschappen (bv. melkproducten).
* **Product line (productlijn):** Een groep gerelateerde producten van een bedrijf die dezelfde functie hebben of op dezelfde doelgroep gericht zijn (bv. drinkmelk).
* **Product type (producttype):** Een specifieke variant binnen een productlijn, onderscheiden op basis van concrete kenmerken (bv. volle melk).
* **Item/SKU:** Het meest specifieke niveau, het individuele product zoals te vinden in het winkelrek met een unieke barcode (bv. Campina volle melk 1L).
#### 4.1.3 Productdifferentiatie
Productdifferentiatie houdt in dat bedrijven hun producten onderscheidend maken van concurrenten door kenmerken te benadrukken die het product aantrekkelijker maken of beter laten aansluiten bij een specifieke doelgroep. Dit kan op verschillende manieren:
* **Functioneel verschil:** Verschillen in de prestaties of technische functies van een product (bv. batterijduur van een smartphone, zuiverheid van frisdrank).
* **Design/esthetiek:** Verschillen in uiterlijk, vormgeving, kleur, stijl of merkuitstraling (bv. iconische flesvorm van Coca-Cola).
* **Prestatie/kwaliteit:** Verschillen in hoe goed het product is, hoe lang het meegaat, of de gebruikte materialen (bv. premium vs. basis smartphones).
* **Features/extra’s:** Extra functies of opties die het product aantrekkelijker maken (bv. waterdichte telefoon, touchscreen laptop).
* **Verpakking:** De verpakking die opvallendheid, herkenbaarheid en gebruiksgemak beïnvloedt (bv. Toblerone driehoekige verpakking, Pringles-bus).
* **Service-\& garantieverschil:** Verschillen in dienstverlening vóór, tijdens of na aankoop (bv. installatie bij levering, lang retourrecht).
#### 4.1.4 Kwaliteitsdimensies
Kwaliteit kan op verschillende dimensies worden beoordeeld:
* **Functionele kwaliteit:** Of het product doet wat het moet doen.
* **Technische kwaliteit:** Duurzaamheid en betrouwbaarheid.
* **Esthetische kwaliteit:** Design, look & feel.
* **Consistente kwaliteit:** Altijd dezelfde ervaring.
* **Servicekwaliteit:** After-sales, retour, garantie.
#### 4.1.5 De Consumentenkoopgedragsmatrix
Dit model verklaart hoe consumenten aankoopbeslissingen nemen op basis van twee factoren: betrokkenheid en het verschil tussen merken.
* **Betrokkenheid (involvement):** Hoe belangrijk de aankoop is voor de klant, het ervaren risico (financieel, emotioneel, functioneel), en de bereidheid om tijd en moeite te investeren.
* Hoge betrokkenheid: auto, laptop, verzekering.
* Lage betrokkenheid: tandpasta, snacks.
* **Verschil tussen merken (brand differentiation):** Hoe sterk de merken op elkaar lijken of hoe duidelijk de verschillen zijn.
* Veel verschil: auto's, smartphones, kleding.
* Weinig verschil: zout, suiker, toiletpapier.
**Vier types koopgedrag:**
1. **Complex buying behavior:** Hoge betrokkenheid + grote verschillen tussen merken. Klanten nemen veel tijd om te vergelijken en zoeken veel informatie.
* **Retailimpact:** Veel advies, fysieke showrooms, gedetailleerde productinformatie.
2. **Dissonance-reducing buying behavior:** Hoge betrokkenheid + weinig merkverschillen. Keuze is belangrijk, maar producten lijken sterk op elkaar; klanten zijn bang voor spijt na aankoop.
* **Retailimpact:** Begeleiding in selectie, nadruk op garantie en retourbeleid.
3. **Variety-seeking buying behavior:** Lage betrokkenheid + grote merkverschillen. Aankoop is niet belangrijk, maar klant varieert graag uit nieuwsgierigheid of door promoties.
* **Retailimpact:** Promoties, wisselende displays, limited editions, schapopbouw die keuze en fun uitstraalt.
4. **Habitual buying behavior:** Lage betrokkenheid + weinig merkverschillen. Klant denkt niet na over de aankoop en koopt op automatische piloot.
* **Retailimpact:** Schapplaatsing is cruciaal, private labels werken goed, prijsperceptie bepaalt winkelkeuze.
#### 4.1.6 Assortimentsbeheer
Assortimentsbeheer omvat de breedte (aantal productcategorieën), diepte (aantal varianten binnen een categorie), lengte (totaal aantal SKU's) en consistentie (mate van samenhang) van het assortiment.
* **A/B/C-analyse:** Een methode om producten te categoriseren op basis van hun omzetbijdrage en rotatie (A = topverkopers, B = gemiddeld, C = zwakke rotatie). Dit helpt bij het optimaliseren van voorraad, schapruimte en investeringen.
#### 4.1.7 Category Management
Category management benadert productgroepen als 'kleine bedrijfjes' om zowel klantwaarde als retailerwinstgevendheid te verhogen.
* **Doel:** Klanten voorzien van het juiste assortiment, prijs en plaats op het schap, wat leidt tot minder dode voorraad en betere verkoop.
* **KPI's:** Belangrijke prestatiemetingen zijn omzet per categorie, marge/brutowinst, rotatie (turnover rate), sales per meter rekruimte, out-of-stock percentage en marktaandeel binnen de categorie.
* **Het 8-stappen model van Nielsen:**
1. **Categorie definiëren:** Bepalen welke producten bij de categorie horen.
2. **Rol bepalen:** Toekennen van een specifieke rol aan elke categorie (bv. traffic builder, routine, excitement, destination).
3. **Prestatie meten:** Analyseren van KPI's om sterktes en zwaktes te identificeren.
4. **Doelen & strategie:** Concrete doelen stellen en strategieën bepalen (bv. prijs, promotie, ruimte).
5. **Tactieken:** Concreet plannen van acties voor assortiment, prijzen en schapindeling.
6. **Implementatie:** Uitvoeren op de winkelvloer.
7. **Evaluatie:** Vergelijken van resultaten met doelstellingen.
8. **Bijsturen:** Dynamisch aanpassen van beleid.
#### 4.1.8 Productrollen binnen het Assortiment
Retailers gebruiken productrollen om de bijdrage van producten aan het assortiment en de klantbeleving te bepalen:
* **Core products (kernproducten):** Essentieel, altijd beschikbaar (bv. melk, brood).
* **Convenience products (gemaksproducten):** Bieden comfort of snelheid (bv. kant-en-klare salades).
* **Seasonal products (seizoensproducten):** Relevant voor specifieke periodes (bv. zomerdrankjes).
* **Impulsproducten:** Onverwachte aankopen, vaak bij de kassa (bv. kauwgom).
* **Complementaire producten:** Vullen elkaar aan, stimuleren cross-selling (bv. koffiefilters bij koffie).
* **Add-on / up-sell producten:** Duurdere of uitgebreidere varianten voor extra omzet.
* **Traffic products (trekkers):** Trekken klanten naar de winkel (bv. populaire A-merken).
* **Substitute producten (vervangproducten):** Alternatieven indien het origineel niet beschikbaar is.
* **Price image products (prijsbeeld/image producten):** Communiceren het prijsniveau van de winkel (bv. basisproducten voor budgetimago).
#### 4.1.9 Category Captaincy
Een retailer werkt soms samen met een category captain (leidend merk) om marktdata, schapvoorstellen, innovaties, promotieplannen en space allocation adviezen te verkrijgen.
#### 4.1.10 Private Label Strategy
Private labels (huismerken) zijn strategisch voor retailers om hogere marges, differentiatie, klantloyaliteit, een sterkere positionering en een beter prijsimago te realiseren. Retailers ontwikkelen vaak een architectuur van verschillende niveaus huismerken:
* **Value/Basic:** Laagste prijs, basisfunctionaliteit.
* **Core/Standaard:** Goede kwaliteit tegen een scherpe prijs.
* **Premium:** Hogere kwaliteit, luxueuzere producten.
* **Lifestyle/Thematic:** Gericht op specifieke behoeften (bv. Bio, Vegan, Kids).
#### 4.1.11 Productstaat en ERP/voorraadstatus
Een product kan goed beheerd worden wanneer zowel de administratieve/commerciële productstaat (actief, EOL, nieuw, inactief) als de logistieke/beschikbaarheidsstatus (leverbaar, voorraad, lead time, backorder, dropshipping) bekend zijn.
* **PIM-systeem (Product Information Management):** Beheert alle productinformatie zoals naam, beschrijving, attributen, specificaties, media, USP's, EAN-codes, categorie-tagging en SEO-data.
#### 4.1.12 Cross-sell & Up-sell
* **Up-sell:** Klanten verleiden tot een duurdere of uitgebreidere versie van het product.
* **Cross-sell:** Extra producten aanbieden die passen bij de aankoop.
* **Retailimpact:** Recommendation engines en basket building verhogen de gemiddelde bestelwaarde en conversie.
#### 4.1.13 Productfoto's, Verpakking & Visuals
Productpresentatie, inclusief verpakking en online visuals, is cruciaal voor marketing en klantperceptie.
#### 4.1.14 Kano-model
Dit model onderscheidt drie soorten productkenmerken:
* **Basisfactoren:** Verwachte kenmerken die niet voor extra tevredenheid zorgen, maar het ontbreken ervan wel leidt tot ontevredenheid.
* **Prestatiefactoren:** Hoe beter het kenmerk, hoe tevredener de klant.
* **Wow-factoren:** Onverwachte extra's die positief verrassen.
#### 4.1.15 Positionering
Positionering is hoe een merk of product in het hoofd van de consument wordt gezien, rekening houdend met prijs vs. kwaliteit, merkbeleving en concurrentieanalyse.
#### 4.1.16 Merken & Labels
* **A-merken:** Bekende merken met sterke reputatie en vaak hogere prijs.
* **Huismerken:** Eigendom van de retailer, variërend van budget tot premium.
* **White labels (generiek):** Merkloze, puur functionele en vaak zeer goedkope producten.
#### 4.1.17 Brand Equity Frameworks
Brand equity is de extra waarde die een merk toevoegt. De 5 dimensies volgens Aaker zijn: merkbekendheid, merkloyaliteit, waargenomen kwaliteit, merkassociaties en unieke merkactiva.
#### 4.1.18 Innovatie & Productontwikkeling
Het proces omvat idee, screening, test en commercialisatie. Succesvolle innovaties voldoen aan een behoefte, zoals Nespresso. Mislukkingen kunnen komen door te futuristische concepten of slechte timing, zoals Google Glass.
#### 4.1.19 Blue Ocean vs. Red Ocean
* **Red Ocean:** Bestaande markten met veel concurrentie en lage marges.
* **Blue Ocean:** Nieuwe marktruimte met weinig concurrentie, waar innovatie centraal staat.
#### 4.1.20 Sustainability (Duurzaamheid)
Het ontwikkelen en verkopen van producten met minder impact op milieu en samenleving, door middel van ecodesign, duurzame verpakkingen, herbruikbaarheid en CO2-reductie.
#### 4.1.21 Reviews & Social Proof
Online reviews en user-generated content (UGC) zijn cruciaal voor consumentenbeslissingen en hebben een significante impact op verkoop.
#### 4.1.22 Golden Circle (Why – How – What)
Bedrijven die hun missie (Why) duidelijk communiceren, gevolgd door hun aanpak (How) en aanbod (What), zijn vaak succesvoller in het creëren van merkbinding.
### 4.2 Koppeling Productbeleid met de Andere Onderdelen van de Retailmix
Het productbeleid heeft een directe impact op de andere elementen van de retailmix:
* **Prijsbeleid:** De breedte en diepte van het assortiment bepalen de mogelijke prijspunten. Huismerken bieden ruimte voor hogere marges en beïnvloeden het prijsimago.
* **Plaats/Distributie:** Een breed assortiment vereist meer opslag en logistiek. Het assortiment moet aansluiten bij de locatie (bv. buurtwinkel vs. hypermarkt).
* **Promotie/Communicatie:** Nieuwe producten vereisen intensieve promotie, terwijl topverkopers (A-producten) vaak centraal staan in campagnes.
* **Personeel:** Klanten die advies nodig hebben (bv. bij shopping goods) vereisen goed geïnformeerd personeel, terwijl personeel bij gemaksproducten snelheid en beschikbaarheid moet garanderen.
* **Presentatie:** De breedte en diepte van het assortiment worden vertaald naar de winkelvloer via category management, schapindeling en visual merchandising.
De keuze voor een bepaald productbeleid (bv. smal assortiment bij Aldi/Colruyt of een breed assortiment bij Delhaize) heeft een directe invloed op het imago van de retailer (eenvoudig en goedkoop, of luxe en kwalitatief).
> **Tip:** Begrijp dat het productbeleid niet losstaat van de andere elementen van de retailmix. Een coherente strategie waarbij alle "P's" op elkaar zijn afgestemd, is essentieel voor succes.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Producthiërarchie | Een gestructureerde opbouw van een assortiment, variërend van de algemene behoefte van de consument tot het individuele, specifieke product (SKU), met niveaus zoals behoeftefamilie, productfamilie, productklasse, productlijn, producttype en item/SKU. |
| Productdifferentiatie | Het proces waarbij bedrijven hun producten onderscheiden van die van concurrenten door unieke kenmerken te benadrukken, zoals functionaliteit, design, kwaliteit, extra features of verpakking, om aantrekkelijker te worden voor een specifieke doelgroep. |
| Functioneel verschil | Verschillen in de prestaties of technische mogelijkheden van een product, zoals de batterijduur van een smartphone of de zuiverheid van een frisdrank, die directe invloed hebben op hoe het product werkt of gebruikt wordt. |
| Kwaliteitsdimensies | Meerdere aspecten waarop de kwaliteit van een product kan worden beoordeeld, waaronder functionele kwaliteit (doet het wat het moet doen), technische kwaliteit (duurzaamheid, betrouwbaarheid), esthetische kwaliteit (design), consistente kwaliteit (ervaring) en servicekwaliteit (after-sales). |
| Consumentenkoopgedrag matrix | Een model dat de aankoopbeslissingen van consumenten classificeert op basis van twee hoofdfactoren: de betrokkenheid (hoe belangrijk de aankoop is en het risico dat ermee gemoeid is) en het verschil tussen merken (hoeveel de producten van elkaar verschillen). |
| Hoge betrokkenheid | Een situatie waarin een aankoop belangrijk wordt geacht door de consument, vaak vanwege hoge financiële, emotionele of functionele risico's, wat leidt tot een grotere behoefte aan informatie en zorgvuldige overweging bij de besluitvorming. |
| Dissonantie-reducerend koopgedrag | Een aankoopgedrag waarbij de consument een product kiest dat belangrijk is maar weinig verschilt van concurrenten, wat kan leiden tot twijfel achteraf (dissonantie) en waarbij prijs, beschikbaarheid en aanbevelingen vaak doorslaggevend zijn. |
| Variety-seeking buying behavior | Een koopgedrag waarbij de consument, ondanks lage betrokkenheid en weinig risico, graag variatie zoekt door regelmatig van merk te wisselen, gedreven door nieuwsgierigheid, plezier of promoties. |
| Habitual buying behavior | Een aankoopgedrag waarbij consumenten zonder veel nadenken of overweging producten kopen, vaak op basis van routine, gewoonte, prijs of beschikbaarheid, typisch voor producten met lage betrokkenheid en weinig merkverschillen. |
| Assortimentsbeheer | Het strategisch beheren van de breedte, diepte, lengte en consistentie van het productaanbod van een winkel om de winstgevendheid, klanttevredenheid en het imago te optimaliseren, vaak ondersteund door analyses zoals de A/B/C-analyse. |
| A/B/C-analyse | Een methode voor assortimentsbeheer waarbij producten worden geclassificeerd op basis van hun omzetbijdrage en belangrijkheid voor de klant (A-artikelen: cruciaal; B-artikelen: gemiddeld; C-artikelen: laag), om voorraad, schapruimte en marketinginspanningen te optimaliseren. |
| Category management | De praktijk waarbij retailers productgroepen beheren als zelfstandige "bedrijfjes" om zowel de klantwaarde (juiste assortiment, prijs, plaatsing) als de winstgevendheid (minder dode voorraad, betere verkoop) te verbeteren, omdat consumenten denken in categorieën. |
| KPI's (Key Performance Indicators) | Meetbare indicatoren die worden gebruikt om de prestaties van een productcategorie te evalueren, zoals omzet, marge, rotatie, sales per meter rekruimte, out-of-stock percentage en marktaandeel, om bijsturing mogelijk te maken. |
| 8-stappen model van Nielsen | Een systematisch proces voor retailers om categorieën strategisch te beheren, beginnend bij het definiëren van de categorie, het bepalen van de rol, het meten van prestaties, het stellen van doelen en strategieën, het bepalen van tactieken, de implementatie, evaluatie en continue bijsturing. |
| Productrollen (retail) | Verschillende functies die een product kan vervullen binnen het assortiment van een retailer, zoals kernproducten (altijd verwacht), gemaksproducten (snelheid), seizoensproducten (tijdelijk), impulsproducten (onverwacht), complementaire producten (aanvullend), add-on/up-sell producten (meerwaarde), traffic products (trekkers) en prijsbeeldproducten (imago). |
| Category captaincy | Een samenwerkingsverband tussen een retailer en een leidend merk binnen een productcategorie, waarbij het merk (de captain) de retailer ondersteunt met marktdata, schapvoorstellen, innovatie-inzichten, promotieplannen en adviezen over ruimteallocatie om de categorie beter te beheren. |
| Private label strategy | Een strategie waarbij retailers eigen merken (huismerken) ontwikkelen en aanbieden, vaak met verschillende prijs- en kwaliteitsniveaus (value, core, premium, lifestyle), om hogere marges, differentiatie, klantloyaliteit en een gestuurd prijsimago te realiseren. |
| Productstaat | De administratieve en commerciële status van een product, die aangeeft of het actief is voor verkoop, nieuw, inactief of aan het einde van zijn levenscyclus (EOL), en of alle benodigde productinformatie compleet is in een PIM-systeem. |
| ERP/voorraadstatus | De logistieke en beschikbaarheidsstatus van een product, die aangeeft of het geleverd kan worden, de huidige voorraadniveaus, levertijden, backorders en of dropshipping mogelijk is, cruciaal voor een efficiënt beheer door retailers en groothandels. |
| PIM-systeem (Product Information Management) | Een systeem dat alle productinformatie beheert, zoals productnamen, beschrijvingen, specificaties, ingrediënten, foto's, EAN-codes en allergenen, om consistentie te waarborgen over alle verkoopkanalen (webshop, app, etc.). |
| Cross-sell & Up-sell | Strategieën om de verkoop te verhogen: cross-selling biedt aanvullende producten aan die passen bij de aankoop, terwijl up-selling de klant verleidt tot de aankoop van een duurdere of uitgebreidere versie van het product. |
| Kano-model | Een model dat drie soorten productkenmerken onderscheidt op basis van hun impact op klanttevredenheid: basisfactoren (verwacht, ontbreken is een probleem), prestatiefactoren (hoe beter, hoe tevredener) en wow-factoren (onverwachte verrassingen die positief verrassen). |
| Positionering | De manier waarop een merk of product in het hoofd van de consument wordt waargenomen en hoe het zich onderscheidt van concurrenten, vaak gebaseerd op de perceptie van prijs versus kwaliteit, merkbeleving en concurrentieanalyse. |
| Brand equity | De extra waarde die een merk toevoegt aan een product door merkbekendheid, loyaliteit, waargenomen kwaliteit, merkassociaties en unieke merkactiva, waardoor consumenten het product boven dat van concurrenten verkiezen, zelfs als de productkenmerken vergelijkbaar zijn. |
| Innovatie & productontwikkeling | Het proces van het bedenken, screenen, testen en commercialiseren van nieuwe producten of diensten om te voldoen aan klantbehoeften of om nieuwe markten te creëren (blue ocean strategie), met als doel concurrentievoordeel te behalen. |
| Blue ocean vs red ocean | Concepten die de marktomgeving beschrijven: Red Oceans zijn bestaande, concurrerende markten met prijsgevechten en lage marges, terwijl Blue Oceans nieuwe, onontgonnen markten zijn met weinig concurrentie en ruimte voor innovatie en hogere marges. |
| Sustainability (Duurzaamheid) | Het ontwerpen, produceren en verkopen van producten en diensten op een manier die minimale impact heeft op het milieu en de samenleving, met aandacht voor ecodesign, duurzame verpakkingen, hergebruik, CO2-reductie en cradle-to-cradle principes. |
| Golden Circle (Why – How – What) | Een model dat de kern van succesvolle bedrijven verklaart door te focussen op 'waarom' ze bestaan (missie), 'hoe' ze dit waarmaken (strategie) en 'wat' ze concreet aanbieden (producten/diensten), wat leidt tot sterkere merkbinding en succes. |
| Retailbeleid | De overkoepelende strategie van een retailer die bepaalt hoe de winkel zich positioneert in de markt, wie de doelgroep is, welk imago wordt uitgestraald en hoe de winkeloperatie is georganiseerd, vaak concreet gemaakt via de retailmix. |
| Retailmix | Een set van middelen en keuzes die een retailer gebruikt om zijn beleid uit te voeren, bestaande uit productbeleid, prijsbeleid, plaats/distributie, promotie/communicatie, personeel en presentatie, waarbij productbeleid de eerste en meest cruciale schakel is. |