H1 Het bedrijf.pptx
Summary
# Wat is een organisatie en een bedrijf
Hier is een gedetailleerde samenvatting voor het onderwerp "Wat is een organisatie en een bedrijf", gebaseerd op de verstrekte documentatie, perfect voor een examenstudiehandleiding.
## 1. Wat is een organisatie en een bedrijf
Dit onderdeel definieert de kernconcepten van organisaties en bedrijven, belicht hun kenmerken, onderlinge relaties en de structuur die hun doelgerichte samenwerking vormgeeft.
### 1.1 De organisatie als concept
Een organisatie wordt gedefinieerd als een geheel waarin mensen op een doelbewuste manier samenwerken om specifieke doelstellingen te verwezenlijken. Dit doel kan variëren van economische, maatschappelijke, culturele tot sociale waarde. De kern wordt gevormd door structuur, samenwerking en doelgerichtheid. Kortom, een organisatie bestaat uit mensen, middelen, afspraken en een doel.
#### 1.1.1 Kenmerken van een organisatie
Organisaties kenmerken zich door:
* **Groep mensen:** Opgebouwd rondom een of meer gemeenschappelijke en specifieke doelen.
* **Bewust gecoördineerd en doelgerichte structuur:** Deze structuur stelt mensen in staat hun werk uit te voeren.
* **Open en flexibele structuur (organisch):** Minder precieze taakafbakening, kan een eenvoudig netwerk van losse relaties zijn.
* **Traditionele structuur (mechanistisch/bureaucratisch):** Duidelijk omschreven regels, voorschriften en werkwijzen.
Samenvattend verwijst het begrip organisatie naar een eenheid met specifieke doelen, die uit mensen bestaat en een structuur heeft om deze doelen te bereiken. Organisaties zijn voortdurend in verandering door evoluties in de omgeving, zoals de groeiende afhankelijkheid van e-business en de rol van ICT.
> **Tip:** De structuur van een organisatie kan sterk variëren, van zeer flexibel tot strikt hiërarchisch. De keuze hangt af van het type werk, de doelen en de omgeving.
> **Voorbeeld:** Een traditioneel transportbedrijf met strikte instructies van bovenaf versus een modern logistiek bedrijf waar chauffeurs feedback geven via apps en teams samenwerken aan oplossingen.
#### 1.1.2 Systeembenadering van organisaties
Een organisatie wordt gezien als een systeem dat relaties onderhoudt met zijn omgeving.
* **Input:** De organisatie neemt input op uit zijn omgeving, zoals arbeid, kapitaal, grondstoffen, informatie en technologie.
* **Transformatieproces:** Deze input wordt getransformeerd binnen de organisatie.
* **Output:** De getransformeerde input wordt weer afgegeven aan de omgeving in de vorm van goederen en diensten.
De organisatie wordt beïnvloed door haar omgeving (economisch, juridisch, technologisch, sociaal, cultureel). De organisatie kan op haar beurt ook de omgeving beïnvloeden, bijvoorbeeld via reclame of lobbying.
### 1.2 Het bedrijf en de onderneming
Niet elke organisatie streeft winst na. Een organisatie die waarde verkoopt met als doel winst te maken, wordt een **bedrijf** genoemd. De termen **onderneming** en **bedrijf** worden in de praktijk vaak synoniem gebruikt, maar "onderneming" benadrukt meer het ondernemersrisico en de vermogensstructuur, terwijl "bedrijf" meer kan verwijzen naar technische productie-eenheden zoals fabrieken.
#### 1.2.1 Ondernemingsvormen en vermogensstructuur
Wanneer mensen een bedrijf oprichten, maken ze keuzes over samenwerking, financiering en risicoverdeling. Deze keuzes beïnvloeden de structuur, winstverdeling en het financiële risico van de oprichters.
* **Vennootschapsvormen:** Vaak gekozen om duidelijke afspraken te maken. Een vennootschap is in feite een contract dat de bijdrage van vennoten, besluitvorming en winstverdeling vastlegt.
* **Aansprakelijkheid:** Een belangrijk aspect is de aansprakelijkheid van de oprichters bij financiële problemen of faillissementen. Sommige vennootschapsvormen beschermen het privé-vermogen (beperkte aansprakelijkheid), terwijl andere vormen oprichters persoonlijk verantwoordelijk stellen voor bedrijfsschulden (onbeperkte aansprakelijkheid).
* **Beperkte aansprakelijkheid:** NV, BV, CVBA, Comm.V (voor stille vennoten).
* **Onbeperkte aansprakelijkheid:** VOF, CVOA, Comm.V (voor werkende vennoten).
* **Andere organisatievormen:** Zoals vzw's of overheidsinstellingen, die niet primair op winst gericht zijn.
> **Tip:** Het onderscheid tussen juridische en relationele contracten is vaak vloeiend. In KMO's of bij lokale handelaren spelen relationele contracten gebaseerd op vertrouwen een grotere rol dan in industriële omgevingen waar meer zaken contractueel worden vastgelegd.
#### 1.2.2 De balans van een onderneming
De balans is een cruciaal financieel document dat de volgende aspecten weergeeft:
* **Activa:** De middelen die een onderneming bezit. Dit omvat:
* **Vaste Activa:** Materiële (terreinen, gebouwen) en Immateriële Vaste Activa (merknaam, goodwill), en Financiële Vaste Activa (deelnemingen).
* **Vlottende (Courante) Activa:** Voorraden en liquide middelen (kas, bank). Voldoende vlottende activa zijn essentieel voor de **liquiditeit** (mogelijkheid om schulden op korte termijn te betalen).
* **Passiva:** Hoe de middelen zijn gefinancierd. Dit omvat:
* **Eigen Vermogen (EV):** Middelen van vennoten of aandeelhouders. Dit vormt een buffer voor de terugbetaling van vreemd vermogen.
* **Vreemd Vermogen (VV):** Geleend geld. Dit wordt onderverdeeld in:
* **Lange termijn (>1 jaar):** VVLT (bv. obligaties, leningen).
* **Korte termijn (≤1 jaar):** VVKT (bv. leveranciersschulden).
Het vreemd vermogen moet worden terugbetaald en wordt vergoed via rente, terwijl het eigen vermogen wordt vergoed via dividend (winstuitkering). De verhouding tussen EV en VV bepaalt de **solvabiliteit** (zekerheid van schulden op lange termijn). De verhouding van de winst ten opzichte van het eigen vermogen (W/EV) drukt de **rentabiliteit** uit.
> **Voorbeeld:** Transportbedrijf FastMove NV. Oprichters brengen €50.000 eigen geld in. Ze lenen €30.000 van de bank. Ze hebben €10.000 aan goederen en €5.000 op de bank. De totale activa (€50.000 + €30.000 + €10.000 + €5.000 = €95.000) moeten gelijk zijn aan de totale passiva (€50.000 EV + €30.000 VV = €80.000), met nog een gat van €15.000 dat nog verder uitgewerkt moet worden in een volledige balans.
### 1.3 Instituties
Instituties zijn de 'spelregels' van een samenleving; formele of informele regels en gevestigde systemen die structuur geven aan sociale interacties. Ze bieden het kader waarbinnen organisaties en bedrijven opereren.
Voorbeelden van instituties zijn:
* Markt- en marktregulerende instanties (bv. Europese Centrale Bank, FAVV).
* Geld als ruilmiddel.
* Maten en gewichten (meter, kilogram).
* Verkeersreglementen.
* Wetgeving (arbeid, inkomensverdeling, consumentenbescherming).
* Typecontracten (arbeidscontract, huurcontract).
Organisaties proberen deze instituties te beïnvloeden via **lobbying**.
> **💡 Kort gezegd:** Een bedrijf is een speler in een spel, terwijl een institutie de regels van dat spel bepaalt. Bedrijven kunnen nooit volledig los van instituties functioneren.
> **Transport & Logistiek voorbeeld:** Bedrijven zoals Port of Antwerp-Bruges of DHL Express opereren binnen de instituties van de Belgische Staat, de Europese Unie, internationale handelsakkoorden en sociale wetgeving.
### 1.4 Vertrouwen binnen organisaties
Vertrouwen is essentieel om een economie draaiende te houden. Op basis van vertrouwen bouwt een bedrijf relaties op met klanten, leveranciers en werknemers. Vertrouwen is ook belangrijk voor het imago en de merknaam van een bedrijf.
* **Juridische vs. relationele contracten:** Hoewel juridische contracten belangrijk zijn, spelen relationele contracten gebaseerd op vertrouwen een cruciale rol in de bedrijfsvoering en versterken ze zichzelf tijdens de uitvoering.
* **Vertrouwensbreuk:** Schade aan vertrouwen kan grote gevolgen hebben, zoals aangetoond door de financiële crisis van 2008-2009, die de containertrafiek in de haven van Antwerpen significant beïnvloedde.
### 1.5 Stakeholders versus shareholders
* **Shareholders (aandeelhouders):** Personen die aandelen bezitten en kapitaal hebben ingebracht in ruil voor eigendom. Hun hoofdbelang is financieel rendement (dividend, koerswinst) en het laten stijgen van de waarde van het bedrijf.
* **Stakeholders (belanghebbenden):** Iedere persoon of groep die invloed heeft op het bedrijf of erdoor wordt beïnvloed. Dit kunnen interne partijen zijn (werknemers, management) of externe partijen (klanten, leveranciers, gemeenschap, overheid). Hun belangen zijn niet altijd puur financieel, maar kunnen ook sociaal, ecologisch of wettelijk zijn.
Bedrijven streven er steeds meer naar om rekening te houden met de belangen van alle stakeholders, omdat dit op lange termijn ook kan bijdragen aan de waardecreatie voor shareholders.
> **Voorbeeld:** Het credo van Johnson & Johnson plaatst eerst de patiënt (klant), dan de medewerkers, dan de maatschappij, en pas daarna de aandeelhouderswaarde.
> **Werkopdracht:** Bij het afsluiten van een contract tussen een koekjesfabriek (bv. Lu Mondelez) en een supermarktketen (bv. Colruyt), moeten de belangen van verschillende stakeholders (klantendienstmedewerker, productieafdeling, klant) worden afgewogen. Afspraken over prijs, leveringsvolumes, kwaliteit en diversiteit van producten zullen discussie oproepen, waarbij een balans gevonden moet worden tussen de behoeften van de klant en de capaciteiten van de producent.
---
# Bedrijf en omgeving
Dit onderwerp verkent de dynamische relatie tussen een organisatie, specifiek een bedrijf, en de externe factoren waarmee het continu interageert.
### 2.1 De organisatie als systeem
Een organisatie wordt beschouwd als een open systeem dat input uit zijn omgeving opneemt, deze transformeert, en vervolgens output teruggeeft aan diezelfde omgeving. Dit systeem is onderhevig aan invloeden vanuit diverse omgevingsfactoren, waaronder economische, juridische, technologische, sociale en culturele aspecten.
> **Tip:** Het systeemdenken, waarbij een organisatie als een open systeem wordt gezien dat continu interacteert met zijn omgeving, is een fundamenteel concept dat door deze cursus heen loopt.
#### 2.1.1 Input, transformatie en output
* **Input:** De organisatie neemt middelen op uit de omgeving, zoals arbeid, kapitaal, grondstoffen, informatie en technologie.
* **Transformatieproces:** Deze input wordt intern verwerkt en omgezet in bruikbare goederen of diensten.
* **Output:** De resulterende goederen en diensten worden vervolgens aan de omgeving geleverd.
#### 2.1.2 Invloeden vanuit de omgeving
De omgeving oefent significante invloed uit op de organisatie. Enkele voorbeelden zijn:
* **Economische invloeden:** De economische conjunctuur (hoog- of laagconjunctuur) beïnvloedt de prestaties en winstgevendheid, met name voor luxeproducten.
* **Juridische invloeden:** Wetgeving, zoals die met betrekking tot productaansprakelijkheid, speelt een cruciale rol.
* **Technologische invloeden:** Uitvindingen en technologische innovaties, zoals ICT, drijven veranderingen aan.
* **Sociale en culturele invloeden:** Maatschappelijke normen, zoals de omgang met onzekerheid of culturele waarden (bv. het verbod op rente in sommige culturen), beïnvloeden de bedrijfsvoering.
De organisatie kan op haar beurt ook de omgeving beïnvloeden, bijvoorbeeld door middel van reclame of lobbying.
### 2.2 Organisatie versus Bedrijf
* **Organisatie:** Een algemene term voor een eenheid waarin mensen doelbewust samenwerken om specifieke doelen te bereiken. Dit kan economische, maatschappelijke, culturele of sociale waarde omvatten. Kenmerken zijn een groep mensen, een doelbewuste structuur en doelgerichtheid.
* **Bedrijf/Onderneming:** Een organisatie die waarde verkoopt met als primair doel winst te maken. Het onderscheid ligt vaak in de focus: 'onderneming' benadrukt ondernemersrisico en vermogensstructuur, terwijl 'bedrijf' kan verwijzen naar technische productie-eenheden.
#### 2.2.1 Voorbeelden uit de praktijk
* **Traditioneel transportbedrijf:** Kenmerkt zich door een hiërarchische structuur, weinig inspraak, veel papierwerk en het vasthouden aan bestaande procedures ("We doen dit altijd al zo.").
* **Modern logistiek bedrijf:** Maakt gebruik van technologie voor flexibele aanpassing, stimuleert feedback en samenwerking tussen afdelingen, en richt zich op klantgerichtheid en efficiëntie door realtime informatie.
### 2.3 Ondernemingsvormen en vermogensstructuur
De oprichting van een bedrijf brengt keuzes met zich mee over samenwerking, financiering en risicoverdeling. Vennootschapsvormen bieden hierbij structuur en duidelijkheid.
#### 2.3.1 Vennootschappen als contracten
Een vennootschap kan worden gezien als een contract tussen oprichters dat bijdragen, besluitvorming en winstverdeling regelt. De keuze van de vennootschapsvorm heeft directe invloed op de aansprakelijkheid van de oprichters, met name hun privé-vermogen in geval van financiële problemen.
* **Beperkte aansprakelijkheid:** Vormen zoals NV, BV en CVBA beschermen het privé-vermogen van de vennoten tot aan hun inbreng.
* **Onbeperkte aansprakelijkheid:** Vormen zoals VOF en CVOA stellen vennoten persoonlijk verantwoordelijk voor bedrijfsschulden.
#### 2.3.2 De balans als financieel overzicht
De balans is een cruciaal financieel document dat de middelen (activa) en de financiering daarvan (passiva) van een onderneming weergeeft.
* **Activa:** De bezittingen van de onderneming.
* **Vaste Activa:** Materiële (gebouwen), immateriële (merknaam) en financiële (deelnemingen) vaste activa.
* **Vlottende Activa (Courante Activa):** Voorraden en liquide middelen (in kas of op bank). Voldoende vlottende activa zijn essentieel voor de liquiditeit, oftewel het vermogen om kortetermijnschulden te voldoen.
* **Passiva:** De financiering van de activa.
* **Eigen Vermogen (EV):** De middelen ingebracht door vennoten of aandeelhouders. Dit fungeert als buffer voor het vreemd vermogen.
* **Vreemd Vermogen (VV):** Geleend geld, onderverdeeld in langetermijn- (VVLT) en kortetermijn- (VVKT) schulden. Vreemd vermogen wordt vergoed met rente, terwijl eigen vermogen wordt vergoed met dividend (winstverdeling).
> **Tip:** Een hogere verhouding van Eigen Vermogen ten opzichte van Vreemd Vermogen duidt op een hogere solvabiliteit van de onderneming, wat betekent dat het bedrijf zekerder is van het kunnen voldoen van haar schulden op lange termijn.
De verhouding van de winst ten opzichte van het eigen vermogen ($W/EV$) drukt de rentabiliteit van de onderneming uit.
### 2.4 Instituties en het ondernemingskader
Instituties, ook wel de 'spelregels' genoemd, vormen het kader waarbinnen organisaties en bedrijven opereren. Dit zijn formele of informele regels en gewoontes die sociale interacties structureren.
#### 2.4.1 Voorbeelden van instituties
* Marktregulerende instanties (bv. Europese Centrale Bank, FAVV).
* Meetstandaarden (meter, kilogram).
* Verkeersreglementen.
* Wetgeving inzake arbeid, consumentenbescherming, etc.
* Contractuele afspraken (arbeidscontract, huurcontract).
Organisaties proberen deze instituties te beïnvloeden via lobbyen.
> **Tip:** Een bedrijf is te vergelijken met een 'speler' in een spel, terwijl instituties de 'spelregels' definiëren die de context van operatie bepalen. Een bedrijf kan nooit volledig los van instituties functioneren.
### 2.5 Vertrouwen en contracten
Vertrouwen is essentieel voor het functioneren van een economie en de opbouw van relaties tussen bedrijven, klanten, leveranciers en werknemers. Dit vertrouwen draagt bij aan het imago en de 'corporate brand' van een bedrijf.
#### 2.5.1 Juridische versus relationele contracten
Bedrijfsvoering kan worden gezien als het onderhouden van een bundel van contracten.
* **Juridische contracten:** Schriftelijk vastgelegde afspraken die juridische consequenties hebben.
* **Relationele contracten:** Samenwerkingsvormen die door partijen via samenwerking en vertrouwen in stand worden gehouden. Deze contracten versterken zichzelf tijdens de uitvoering.
Niet alle aspecten van een relatie kunnen in juridische contracten worden vastgelegd; veel verloopt stilzwijgend op basis van vertrouwen en respect. Vertrouwensbreuken kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor bedrijven, zoals te zien is in de financiële crisis van 2008.
> **Voorbeeld:** De financiële sector heeft in de periode 2000-2007 sterk geleund op juridische contracten en het zich juridisch indekken tegen risico's, wat uiteindelijk leidde tot een verlies van vertrouwen, eerst tussen banken onderling en daarna bij het grote publiek.
### 2.6 Stakeholders versus Shareholders
* **Shareholders (Aandeelhouders):** Personen die aandelen bezitten en kapitaal hebben ingebracht. Hun hoofdbelang is financieel rendement (dividend, koerswinst) en de waardestijging van het bedrijf. Ze hebben vaak stemrecht en hun inbreng is primair financieel.
* **Stakeholders (Belanghebbenden):** Elke persoon of groep die invloed heeft op het bedrijf of erdoor wordt beïnvloed. Dit kunnen zowel interne (werknemers, management) als externe (klanten, leveranciers, overheid, gemeenschap) partijen zijn. De belangen van stakeholders zijn niet altijd puur financieel; ze kunnen ook sociaal, ecologisch of wettelijk van aard zijn.
> **Voorbeeld:** Het credo van Johnson & Johnson plaatst eerst de patiënt (klant), dan de medewerkers, dan de maatschappij, en ten slotte de aandeelhouderswaarde. Dit illustreert een stakeholdergerichte benadering waarbij het welzijn van bredere groepen primair is.
Werknemers, leveranciers en klanten worden als belangrijke stakeholders beschouwd vanwege hun bijdrage aan de operationele continuïteit, kennisdeling en loyaliteit. Ook de gemeenschap waarin een bedrijf opereert, is een belangrijke stakeholder.
---
# Ondernemingsvormen en vermogensstructuur
Dit deel verkent de verschillende juridische en financiële structuren van ondernemingen, inclusief vennootschapsvormen, aansprakelijkheid en de interpretatie van de balans (activa en passiva).
### 3.1 Organisatie versus bedrijf/onderneming
Een organisatie is een algemene term voor een geheel waarin mensen op een doelbewuste manier samenwerken om specifieke doelstellingen te verwezenlijken. Deze doelstellingen kunnen economisch, maatschappelijk, cultureel of sociaal van aard zijn. Kenmerken van een organisatie zijn:
* Een groep mensen met gemeenschappelijke en specifieke doelen.
* Een bewust gecoördineerde en doelgerichte structuur.
* Middelen en afspraken om het doel te bereiken.
De structuur van een organisatie kan variëren van open en flexibel ('organisch') tot meer traditioneel met duidelijke regels ('mechanistisch' of 'bureaucratisch').
Een **bedrijf** of **onderneming** is een specifieke vorm van organisatie die waarde verkoopt om winst te maken. De term 'onderneming' legt meer nadruk op het ondernemersrisico en de vermogensstructuur, terwijl 'bedrijf' kan verwijzen naar technische productie-eenheden zoals fabrieken.
Organisaties worden gezien als systemen die relaties onderhouden met hun omgeving. Ze nemen input (arbeid, kapitaal, grondstoffen) op uit de omgeving, transformeren deze en geven output (goederen, diensten) weer af. Ze worden beïnvloed door economische, juridische, technologische, sociale en culturele factoren in hun omgeving.
Een **institutie** daarentegen, verwijst naar de 'spelregels' (formele of informele regels en gewoontes) die structuur geven aan sociale interacties en het kader bepalen waarbinnen organisaties opereren, zoals marktregels, wetgeving en verkeersreglementen.
### 3.2 Ondernemingsvormen en aansprakelijkheid
Bij het oprichten van een bedrijf maken mensen keuzes over samenwerking, financiering en risicoverdeling. Deze keuzes beïnvloeden de structuur van het bedrijf, de winstverdeling en het financiële risico van de oprichters. Vaak wordt gekozen voor een **vennootschapsvorm**, wat neerkomt op een contract tussen de oprichters waarin bijdragen, besluitvorming en winstverdeling worden vastgelegd.
Een cruciaal aspect bij de keuze van een ondernemingsvorm is de **aansprakelijkheid**: de mate waarin oprichters persoonlijk risico lopen bij financiële problemen of faillissementen.
* **Beperkte aansprakelijkheid**: Het privé-vermogen van de oprichters is afgescheiden van het vermogen van de vennootschap. Schuldeisers kunnen in beginsel alleen beslag leggen op het vennootschapsvermogen. Voorbeelden zijn de Naamloze Vennootschap (NV), Besloten Vennootschap (BV) en Coöperatieve Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid (CVBA). Ook de stille vennoten in een Commanditaire Vennootschap (Comm.V) hebben beperkte aansprakelijkheid.
* **Onbeperkte aansprakelijkheid**: De vennoten zijn persoonlijk verantwoordelijk voor de schulden van het bedrijf, wat betekent dat schuldeisers beslag kunnen leggen op hun privé-vermogen. Voorbeelden zijn de Vennootschap onder Firma (VOF) en Coöperatieve Vennootschap met Onbeperkte Aansprakelijkheid (CVOA). De werkende vennoten in een Commanditaire Vennootschap (Comm.V) hebben onbeperkte aansprakelijkheid.
Andere organisatievormen zoals Verenigingen zonder Winstoogmerk (VZW) en overheidsinstellingen zijn niet primair op winst gericht.
#### 3.2.1 Verschillende vennootschapsvormen (België)
* **NV (Naamloze Vennootschap)**: Aandelen zijn vrij overdraagbaar.
* **BV (Besloten Vennootschap)**: Kan ook door één persoon worden opgericht.
* **CVBA (Coöperatieve Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid)**.
* **VOF (Vennootschap onder Firma)**: Onbeperkte aansprakelijkheid.
* **CVOA (Coöperatieve Vennootschap met Onbeperkte Aansprakelijkheid)**.
* **Comm.V (Commanditaire Vennootschap)**: Bestaat uit werkende (onbeperkt aansprakelijke) en stille (beperkt aansprakelijke) vennoten.
* **VZW (Vereniging zonder Winstoogmerk)**: Winst maken is niet het hoofddoel.
### 3.3 Vermogensstructuur: de balans
De vermogensstructuur van een onderneming wordt weerspiegeld in de balans, een belangrijk financieel document. De balans toont:
* **Activa**: Welke middelen een onderneming bezit.
* **Passiva**: Hoe deze middelen gefinancierd zijn.
De balans maakt onderscheid tussen:
* **Eigen vermogen (EV)**: Middelen afkomstig van vennoten of aandeelhouders.
* **Vreemd vermogen (VV)**: Geleend geld.
Activa en passiva moeten altijd gelijk zijn.
#### 3.3.1 Passiefzijde van de balans
De passiefzijde geeft weer hoe de onderneming gefinancierd is:
* **Eigen Vermogen (EV)**: Inbreng van vennoten/aandeelhouders. Vormt een buffer voor de terugbetaling van vreemd vermogen. De verhouding Winst/EV drukt de rentabiliteit uit.
* **Vreemd Vermogen (VV)**: Schulden aan derden.
* **Vreemd Vermogen Lange Termijn (VVLT)**: Schulden met een looptijd langer dan één jaar (bv. obligaties, lange leningen).
* **Vreemd Vermogen Korte Termijn (VVKT)**: Schulden met een looptijd korter dan of gelijk aan één jaar (bv. leveranciersschulden).
VV moet altijd worden terugbetaald en wordt vergoed met intrest. EV wordt in principe niet terugbetaald, tenzij bij liquidatie, en wordt vergoed met dividend (winstdeling). Een hoger EV ten opzichte van VV maakt de onderneming 'solvabeler', wat betekent dat de kans groter is dat ze haar schulden kan nakomen.
#### 3.3.2 Actiefzijde van de balans
De actiefzijde toont de middelen die de onderneming heeft aangekocht met het eigen en vreemd vermogen:
* **Vaste Activa (VA)**: Middelen die duurzaam voor de onderneming bestemd zijn.
* **Materiële Vaste Activa**: Terreinen, gebouwen, machines, etc.
* **Immateriële Vaste Activa**: Merknaam, goodwill, patenten, etc.
* **Financiële Vaste Activa**: Deelnemingen in andere bedrijven, langlopende leningen aan derden.
* **Vlottende (courante) Activa (CA)**: Middelen die slechts tijdelijk voor de onderneming bestemd zijn en die snel kunnen worden omgezet in geld.
* **Voorraden**: Grondstoffen, goederen in bewerking, afgewerkte producten.
* **Liquide middelen**: Geld in kas of op bankrekeningen.
Voldoende vlottende activa zijn essentieel voor de 'liquiditeit' van de onderneming, d.w.z. haar vermogen om schulden op korte termijn te betalen.
> **Tip:** Een balans lezen en interpreteren geeft inzicht in de financiële gezondheid en de verdeling van risico's en middelen binnen een onderneming.
#### 3.3.3 Voorbeeld van een balans
**Transportbedrijf FastMove NV:**
* **Oprichters brengen in**: 50.000 dollars eigen geld.
* **Lening bank**: 30.000 dollars voor een tweede vrachtwagen.
* **Voorraden (goederen)**: 10.000 dollars (brandstof, materiaal, kantoorbenodigdheden).
* **Liquide middelen (bank)**: 5.000 dollars.
Op de balans zou dit als volgt worden weergegeven:
| Passiva | Bedrag (dollars) | Activa | Bedrag (dollars) |
| :---------------------- | :--------------- | :----------------------------------- | :--------------- |
| **Eigen Vermogen** | 50.000 | **Vaste Activa** | |
| Eigen vermogen | 50.000 | Vrachtwagens | 30.000 |
| **Vreemd Vermogen** | 30.000 | **Vlottende Activa** | 15.000 |
| Banklening | 30.000 | Voorraden | 10.000 |
| | | Liquide middelen (bank) | 5.000 |
| **Totaal Passiva** | **80.000** | **Totaal Activa** | **80.000** |
### 3.4 Vertrouwen en contracten in bedrijfsvoering
Bedrijfsvoering berust sterk op **vertrouwen**. Vertrouwen is essentieel voor relaties met klanten, leveranciers, werknemers en andere belanghebbenden. Dit vertrouwen bouwt een bedrijfsimago en een corporate brand op.
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen:
* **Juridische contracten**: Formeel vastgelegde afspraken met juridische consequenties.
* **Relationele contracten**: Meer informele afspraken gebaseerd op vertrouwen, respect en gedeelde verwachtingen. Deze contracten versterken zichzelf tijdens de uitvoering ervan.
Niet alle aspecten van een relatie kunnen in een juridisch contract worden voorzien. Stilzwijgende afspraken, gebaseerd op vertrouwen, zijn vaak cruciaal. Schending van vertrouwen kan leiden tot grote problemen en financiële gevolgen, zoals te zien was in de financiële crisis van 2008, waarbij het vertrouwen tussen banken onderling verdween.
### 3.5 Stakeholders versus shareholders
* **Shareholders (aandeelhouders)**: Personen die aandelen bezitten. Ze hebben kapitaal ingebracht in ruil voor eigendom en verwachten financieel rendement (dividend of koerswinst). Hun hoofdbelang is winst en waardestijging van het bedrijf. Ze hebben vaak stemrecht.
* **Stakeholders (belanghebbenden)**: Iedere persoon of groep die invloed heeft op het bedrijf of erdoor beïnvloed wordt. Dit kunnen zowel interne (werknemers, management) als externe partijen (klanten, leveranciers, overheid, buurtbewoners, banken, vakbonden, milieuorganisaties) zijn. De belangen van stakeholders zijn niet altijd puur financieel; ze kunnen ook sociaal, ecologisch of wettelijk van aard zijn.
> **Voorbeeld**: Het credo van Johnson & Johnson stelt eerst de patiënt (klant) centraal, dan de medewerkers, dan de maatschappij, en pas daarna de aandeelhouderswaarde. Dit illustreert een stakeholdergerichte aanpak.
Bij het aangaan van contracten, zoals een leveringscontract tussen een producent (bv. koekjesfabriek Lu) en een retailer (bv. Colruyt), komen zowel de belangen van de leverancier als de klant (stakeholders) aan bod, met potentieel discussie over prijs, leveringshoeveelheid, kwaliteit en levertijden.
---
# Vertrouwen, contracten en stakeholders
Dit onderwerp belicht het cruciale belang van vertrouwen in bedrijfsvoering, het onderscheid tussen juridische en relationele contracten, en de rol van diverse belanghebbenden (stakeholders) ten opzichte van aandeelhouders.
### 4.1 Het belang van vertrouwen in bedrijfsvoering
Vertrouwen is een essentiële pijler om een economie draaiende te houden. Bedrijven bouwen relaties op met klanten, leveranciers en werknemers op basis van vertrouwen. Dit draagt niet alleen bij aan soepele samenwerkingen, maar is ook van groot belang voor het imago en de 'corporate brand' van een bedrijf. Een sterk imago, opgebouwd door geïnvesteerd te hebben in de merknaam, wordt rendabel gehouden door het vertrouwen van klanten te behouden.
> **Tip:** Vertrouwen is niet iets wat vanzelfsprekend is; het moet actief worden opgebouwd en onderhouden.
### 4.2 Juridische versus relationele contracten
De relatie tussen partijen binnen een bedrijf kan worden beschouwd als een bundel van relationele contracten, mede gebaseerd op vertrouwen.
* **Relationeel contract:** Dit is een vorm van samenwerking of coördinatie die door de betrokken partijen via samenwerking in stand wordt gehouden. Een relationeel contract versterkt zichzelf tijdens de uitvoering ervan. Vertrouwen moet dus opgebouwd worden. Veel elementen in een relatie verlopen stilzwijgend, gebaseerd op vertrouwen en respect, en kunnen niet volledig juridisch worden vastgelegd.
* **Juridisch contract:** Een aantal elementen binnen de relatie zijn wel juridisch vastgelegd. Dit is vaak het geval in meer industriële omgevingen of wanneer er sprake is van risico op 'valsspelen', vooral bij eenmalige transacties met onbekende partijen. De aanwezigheid van sociale media kan echter ook een rem vormen op bedrog.
> **Voorbeeld:** De relatie met een lokale bakker is voornamelijk relationeel, gebaseerd op dagelijks vertrouwen. Een groot internationaal transportcontract daarentegen zal veel meer juridische clausules bevatten om de leveringsvoorwaarden en aansprakelijkheden te waarborgen.
Het onderscheid tussen juridische en relationele contracten kan soms vaag zijn. In het MKB (Midden- en Kleinbedrijf) is de relatie met de klant vaak meer relationeel van aard. Echter, mensen, managers en klanten kunnen in de loop der tijd veranderen (bijvoorbeeld door overnames of erfopvolging), wat het aangewezen maakt om bepaalde elementen van de relatie toch contractueel vast te leggen.
Vertrouwensbreuken kunnen grote gevolgen hebben. Denk aan de financiële crisis van 2008, waarbij het vertrouwen tussen banken onderling instortte, wat uiteindelijk leidde tot een verdwijning van het vertrouwen van het grote publiek en een negatieve impact had op de economie, zoals geïllustreerd door de containertrafiek in de haven van Antwerpen.
### 4.3 Stakeholders versus shareholders
Bedrijven houden steeds meer rekening met 'stakeholders', de mensen waarmee ze relationele en andere contracten – oftewel vertrouwensrelaties – hebben.
* **Stakeholder:** Een stakeholder is iedere persoon of groep die invloed heeft op het bedrijf of door het bedrijf wordt beïnvloed. Stakeholders zijn niet noodzakelijk eigenaars of investeerders. Ze kunnen interne of externe partijen zijn. Hun belangen zijn vaak niet enkel financieel, maar kunnen ook sociaal, ecologisch of wettelijk van aard zijn.
* **Voorbeelden van interne stakeholders:** werknemers, managers, aandeelhouders.
* **Voorbeelden van externe stakeholders:** klanten, leveranciers, de overheid, buurtbewoners, banken, vakbonden, milieuorganisaties.
* **Shareholder (aandeelhouder):** Een shareholder is iemand die aandelen bezit van een onderneming. Zij hebben kapitaal ingebracht in ruil voor eigendom en verwachten financieel rendement (dividend of koerswinst). Hun hoofdbelang is het laten stijgen van de winst en de waarde van het bedrijf.
> **Voorbeeld:** Bij Johnson & Johnson (JNJ) wordt het credo gehanteerd dat eerst de patiënt (klant) komt, dan de medewerkers, daarna de maatschappij. Als deze drie in orde zijn, volgt de aandeelhouderswaarde bijna vanzelf. Dit illustreert een stakeholder-georiënteerde benadering.
Werknemers zijn belangrijke stakeholders, aangezien hun loyaliteit en know-how cruciaal zijn voor het bedrijf. Leveranciers en klanten zijn eveneens belangrijk voor de continuïteit en de efficiëntie van de samenwerking. Ook de gemeenschap waarin het bedrijf opereert, is een stakeholder, zoals de problematiek rond PFOS aantoont.
Instituties, zoals markten en marktregulerende instanties (bv. FOD Mobiliteit, Europese Unie), de overheid, en wetgeving, vormen de 'spelregels' waarbinnen bedrijven opereren. Bedrijven proberen deze instituties soms te beïnvloeden via lobbying. Een bedrijf kan nooit volledig los van deze instituties functioneren, aangezien zij de context bepalen waarin bedrijven bestaan.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Organisatie | Een entiteit die bestaat uit mensen, middelen en afspraken die doelbewust samenwerken om specifieke doelen te bereiken, ongeacht of deze economisch, maatschappelijk, cultureel of sociaal van aard zijn. |
| Bedrijf | Een specifieke vorm van organisatie die waarde verkoopt met als primair oogmerk het genereren van winst. Het is een eenheid die deelneemt aan economische activiteit. |
| Instituties | Formele of informele regels, gewoontes en gevestigde systemen die structuur geven aan sociale interacties en het kader bepalen waarbinnen organisaties en bedrijven opereren; ook wel "spelregels" genoemd. |
| Stakeholder | Een persoon of groep die invloed heeft op of beïnvloed wordt door de werking van een organisatie; dit omvat aandeelhouders, klanten, medewerkers, leveranciers, de gemeenschap, enzovoort. |
| Aandeelhouder (Shareholder) | Een persoon die aandelen bezit van een onderneming, kapitaal heeft ingebracht in ruil voor eigendom, en financieel rendement verwacht zoals dividend of koerswinst. |
| Eigen Vermogen (EV) | De middelen die door de vennoten of aandeelhouders in de onderneming zijn ingebracht; het vormt een buffer voor de terugbetaling van vreemd vermogen en bepaalt mede de solvabiliteit. |
| Vreemd Vermogen (VV) | Geld dat de onderneming heeft geleend van externe partijen en dat op termijn moet worden terugbetaald, vaak vergoed onder de vorm van interest; het kan op lange termijn (VVLT) of korte termijn (VVKT) zijn. |
| Balans | Een financieel document dat de activa (bezittingen) en passiva (financiering) van een onderneming weergeeft, waarbij de totale activa altijd gelijk moeten zijn aan de totale passiva. |
| Activa | De bezittingen van een onderneming, onderverdeeld in vaste activa (materieel, immaterieel, financieel) en vlottende activa (voorraden, liquide middelen), die nodig zijn voor de bedrijfsvoering en liquiditeit. |
| Passiva | De financieringsbronnen van een onderneming, bestaande uit eigen vermogen en vreemd vermogen, die aangeven hoe de activa zijn gefinancierd. |
| Relationeel Contract | Een vorm van samenwerking of coördinatie tussen partijen die door wederzijds vertrouwen en samenwerking in stand wordt gehouden en zichzelf versterkt tijdens de uitvoering; het vult juridische contracten aan met stilzwijgende afspraken. |
| Lobbying | De activiteit waarbij belangengroepen proberen invloed uit te oefenen op politieke besluitvormers en wetgeving, vaak om de belangen van hun organisatie te behartigen. |