PROFESSIONELE COMUNNICATIE.pdf
Summary
# Zakelijke en professionele communicatie
Zakelijke en professionele communicatie omvat de fundamenten van effectieve interactie in een professionele context, zowel mondeling als schriftelijk, met speciale aandacht voor klachtenbehandeling en de structuur van zakelijke communicatie.
## 1. Zakelijke en professionele communicatie
Zakelijke communicatie richt zich op de effectieve uitwisseling van informatie binnen een professionele omgeving. Dit omvat zowel mondelinge als schriftelijke vormen van communicatie. Een belangrijk aspect binnen zakelijke communicatie is de klachtenbehandeling, waarbij het doel is om in gelijkwaardigheid een gesprek aan te gaan met de klant, wat kan leiden tot snelle en effectieve oplossingen zonder compensatie [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [5](#page=5) [7](#page=7).
### 1.1 Mondelinge zakelijke communicatie
Mondelinge zakelijke communicatie is een essentieel onderdeel van professionele interactie. Binnen dit domein speelt de mondelinge klachtenbehandeling een cruciale rol. De kern hiervan is het aangaan van een gesprek op gelijkwaardige voet met de klant [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5).
> **Tip:** Ga in gelijkwaardigheid in gesprek met de klant. Niet onderdanig en niet als overheerser, maar als mens. Je zal verbaasd zijn hoeveel klachten snel en zonder compensatie kunnen worden opgelost [5](#page=5).
### 1.2 Schriftelijke zakelijke communicatie
Schriftelijke zakelijke communicatie omvat een breed scala aan tekstsoorten die gebruikt worden in professionele contexten. Deze tekstsoorten zijn ontworpen om informatie duidelijk en gestructureerd over te brengen [7](#page=7).
#### 1.2.1 Gangbare tekstsoorten in zakelijke communicatie
De volgende tekstsoorten vallen onder schriftelijke zakelijke communicatie:
* E-mail [7](#page=7).
* Brief [7](#page=7).
* Fax [7](#page=7).
* Notulen/verslag [7](#page=7).
* Folder & brochure [7](#page=7).
* Vacature & motivatiebrief [7](#page=7).
* Direct mail & nieuwsbrief [7](#page=7).
* Persbericht [7](#page=7).
* Website [7](#page=7).
* Memo [7](#page=7).
* Advertentie [7](#page=7).
* Uitnodiging [7](#page=7).
#### 1.2.2 NBN-normen in zakelijke communicatie
De NBN-normen zijn relevant voor zakelijke communicatie. Deze normen dragen bij aan de professionaliteit en standaardisatie van schriftelijke uitingen [8](#page=8).
### 1.3 Opbouw van zakelijke communicatie
De opbouw van zakelijke communicatie is gestructureerd en volgt specifieke principes om effectiviteit te garanderen. Dit omvat de organisatie van informatie en de presentatie daarvan op een manier die de boodschap helder overbrengt [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
---
# Schriftelijke communicatie: e-mail en brieven
Dit gedeelte van de studiehandleiding behandelt de specifieke regels en etiquette voor het schrijven van zakelijke e-mails en brieven, met aandacht voor structuur, formulering en inhoud.
## 2. Schriftelijke communicatie: e-mail en brieven
### 2.1 Inleiding tot schriftelijke zakelijke communicatie
Schriftelijke zakelijke communicatie omvat diverse tekstsoorten, waaronder e-mails, brieven, faxen, notulen, verslagen, folders, brochures, vacatures, motivatiebrieven, direct mails, nieuwsbrieven, persberichten, website-inhoud, memo's, advertenties en uitnodigingen. Dit deel richt zich specifiek op de e-mail en de brief als belangrijke middelen voor zakelijke correspondentie [7](#page=7).
### 2.2 De zakelijke e-mail
#### 2.2.1 Doel en doelgroep van een e-mail
Bij het opstellen van een zakelijke e-mail is het cruciaal om stil te staan bij het doel en de doelgroep [15](#page=15).
* **Geschiktheid als communicatiemiddel:** Is e-mail het meest geschikte middel als een snelle reactie of antwoord vereist is [16](#page=16)?
* **Inhoud:** Is de inhoud van de boodschap geschikt voor e-mail [16](#page=16)?
* **Geadresseerden:** Maak doordacht gebruik van het aan-, cc- en bcc-veld en beperk het aantal geadresseerden indien mogelijk [16](#page=16).
* **Persoonlijke aanspreking:** Spreek de lezer persoonlijk aan [16](#page=16).
* **Perspectief en toon:** Maak weloverwogen gebruik van het ik- en wij-perspectief en kies consequent voor een formele of informele toon [17](#page=17).
#### 2.2.2 Structuur van een zakelijke e-mail
Een duidelijke structuur is essentieel voor een effectieve e-mail [18](#page=18).
* **Onderwerpsregel:** Kies een duidelijke en concrete onderwerpsregel [18](#page=18).
* **Kern van de boodschap:** Plaats de kern van de boodschap in de eerste alinea [19](#page=19).
* **Visuele scanbaarheid:** Maak de mail visueel scanbaar [19](#page=19).
* **Hanteerbare informatie:** Maak grote hoeveelheden informatie behapbaar [19](#page=19).
#### 2.2.3 Formulering in een zakelijke e-mail
De formulering moet helder en toegankelijk zijn [20](#page=20).
* **Kort en bondig:** Formuleer kort en bondig [20](#page=20).
* **Concreet en direct:** Formuleer concreet en direct [20](#page=20).
* **Vermijd raadsels:** Schrijf niet in raadsels [20](#page=20).
* **Gewoonemensentaal:** Gebruik gangbare taal [21](#page=21).
#### 2.2.4 Toetsing van een zakelijke e-mail
Voor het versturen dient de e-mail grondig gecontroleerd te worden [22](#page=22).
* Zijn de geadresseerden correct [22](#page=22)?
* Is het onderwerp duidelijk [22](#page=22)?
* Is de bijlage correct [22](#page=22)?
* Werken alle links [22](#page=22)?
* Bevat de eerste alinea de kern van de boodschap [22](#page=22)?
* Zijn er geen spel-, tik- of taalfouten [22](#page=22)?
#### 2.2.5 Antwoorden op zakelijke e-mails
Bij het beantwoorden van e-mails gelden specifieke regels [23](#page=23).
* **'Allen beantwoorden':** Gebruik dit alleen als het relevant is dat alle geadresseerden op de hoogte zijn van de reactie [23](#page=23).
* **Verwachte antwoordtijd:** Laat de afzender weten wanneer hij een antwoord kan verwachten als dit langer zal duren [23](#page=23).
* **Reactie op vragen:** Stuur altijd een antwoord op een vraag, ook als u er niet op in kunt of wilt gaan [23](#page=23).
* **Afwezigheidsbericht:** Stel een afwezigheidsbericht in als u één of meer dagen afwezig bent [23](#page=23).
#### 2.2.6 Nettiquette voor e-mail
Nettiquette omvat gedragsregels voor het e-mailen [26](#page=26).
1. Duidelijk onderwerp [27](#page=27).
2. Passende aanspreking en correcte naam [27](#page=27).
3. Duidelijke vraag of mededeling [27](#page=27).
4. Voldoende context, maar niet te veel [27](#page=27).
5. Geen tikfouten of andere slordigheden [27](#page=27).
6. Passende toon en stijl [27](#page=27).
7. Afsluiten met "Met vriendelijke groeten" [27](#page=27).
8. Vermelden van voornaam, achternaam en klasgroep [27](#page=27).
9. Bijlagen altijd met een begeleidend mailtje [27](#page=27).
10. Bijlagen met een duidelijke, lezersgerichte naam [27](#page=27).
### 2.3 De zakelijke brief
#### 2.3.1 Bestanddelen van een zakelijke brief
Een zakelijke brief kent een gestructureerde opbouw met diverse onderdelen [45](#page=45).
* **Briefhoofd:** Bevat de contactgegevens van de afzender [45](#page=45).
* **Adresveld:** Het adres van de geadresseerde [45](#page=45).
* **Plaats en datum:** De plaats van verzending en de datum. De plaats en datum komen rechts, hetzij tegen de rechterkantlijn, hetzij als onderdeel van de kenmerken [30](#page=30) [31](#page=31) [45](#page=45).
* **Kenmerken:** Vaak een verwijzing of referentie [45](#page=45).
* **Onderwerp:** Een duidelijke omschrijving waar de brief over gaat. De correcte schrijfwijze van het onderwerp kan variëren, bijvoorbeeld "uw woonkrediet" [32](#page=32) [33](#page=33) [45](#page=45).
* **Aanspreking:** De aanhef van de brief. Voor zakelijke correspondentie zijn geadresseerde aansprekingen zoals "Geachte heer Van Dyck" of "Beste Jaak" gangbaar [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37) [45](#page=45).
* **Tekstblok:**
* **Inleiding:** Geeft de reden van de brief aan (waarom?) [45](#page=45).
* **Middenstuk:** Bevat de kern van de boodschap (wat?) [45](#page=45).
* **Slot:** Specificeert de gewenste actie, termijn of verdere informatie (wanneer, hoe, waar?) [45](#page=45).
* **Slotformule:** De afsluiting van de brief. Bij een formele, zakelijke brief die begint met "Geachte heer Van Dyck", is de standaard afsluiting "Hoogachtend". Als een brief begint met "Beste Jaak", sluit men af met "Met vriendelijke groeten" [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [45](#page=45).
* **Ondertekening:** De handtekening van de afzender [45](#page=45).
* **Bijlagevermelding:** Geeft aan dat er bijlagen zijn toegevoegd [45](#page=45).
> **Tip:** Canvas kan bronnen bevatten voor het verbeteren van zakelijke brieven [43](#page=43).
#### 2.3.2 Voorbeelden en correcties
Voorbeelden van e-mails die de toepassing van deze regels illustreren, zijn beschikbaar. Ook voorbeelden van zakelijke e-mails en brieven worden getoond [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [15](#page=15).
> **Voorbeeld:** Een e-mail ter bevestiging van een hotelreservering bevat specifieke details zoals de reserveringsperiode, prijs per kamer, annuleringsvoorwaarden, inchecktijd en de vraag om een creditcardnummer voor garantie. Het correcte onderwerp is duidelijk en de aanspreking is formeel ("Geachte heer Claes"). De afsluiting is "Hoogachtend" [15](#page=15).
---
# Lezen, schematiseren en samenvatten
Dit onderdeel behandelt de vaardigheden van effectief lezen, het organiseren van informatie door middel van schema's en het synthetiseren van teksten tot beknopte samenvattingen [58](#page=58) [59](#page=59).
### 3.1 Leesstrategieën
Effectief lezen omvat het ontwikkelen van strategieën die het begrip en de verwerking van informatie verbeteren. Het proces van lezen brengt meerdere voordelen met zich mee [60](#page=60) [61](#page=61) [64](#page=64).
### 3.2 Schematiseren
Schematiseren is een methode om informatie te structureren en te organiseren. Het proces van schematiseren bestaat uit drie stappen [67](#page=67):
1. Sleutelbegrippen opzoeken [70](#page=70).
2. Relaties tussen de sleutelbegrippen leggen [70](#page=70).
3. Sleutelbegrippen en relaties logisch ordenen in een totaalschema [70](#page=70).
#### 3.2.1 Tips voor schematiseren
* Na het lezen van een hoofdstuk geeft een schema een goed overzicht van de opbouw [71](#page=71).
* Voor sommigen helpt schematiseren om beter te concentreren [71](#page=71).
* Goede schema's worden gekenmerkt door een groot handschrift, veel ruimte, overzichtelijkheid en een onderscheid tussen hoofdzaken en bijzaken, wat kan worden aangegeven door onderstreping of markering [71](#page=71).
* Het is nuttig om schema's bij te houden [71](#page=71).
* Het blad kan in landschapformaat worden gebruikt [71](#page=71).
* Eén schema per hoofdstuk is een aanbevolen richtlijn [71](#page=71).
* Een eigen inhoudsopgave kan worden toegevoegd [71](#page=71).
* Verwijzingen naar andere delen van de cursus of samenvatting kunnen tussen haakjes worden geplaatst [71](#page=71).
* Symbolen kunnen worden gebruikt om verbanden aan te duiden [71](#page=71).
* Eventueel kunnen mnemotechnische middelen worden ingezet [71](#page=71).
#### 3.2.2 Soorten schema's
Verschillende soorten schema's kunnen worden gebruikt om informatie te organiseren:
* **De inhoudsopgave:** Biedt een gestructureerd overzicht van de onderwerpen [72](#page=72).
* **De boomstructuur:** Illustreert hiërarchische relaties tussen concepten [73](#page=73).
* **De tabel:** Geschikt voor woordenschat, definities of vergelijkingen, met kolommen zoals 'Soorten', 'Kenmerken' en 'Voorbeelden' [74](#page=74).
* **De vierkolommentechniek:** Bevat kolommen voor 'Centraal thema', 'Vraagstelling', 'Kernbegrippen' en 'Details, verbanden' [75](#page=75).
* **De mindmap:** Een visuele weergave van ideeën en hun onderlinge verbindingen, beginnend vanuit een centraal concept [76](#page=76) [77](#page=77).
#### 3.2.3 Opdrachten en voorbeelden schematiseren
Er zijn diverse opdrachten en voorbeelden uitgewerkt om het schematiseren te oefenen, zoals het maken van een mindmap over een toeristisch onderwerp het schematiseren van een radiojournaal en het schematisch samenvatten van een artikel over pesten [68](#page=68) [69](#page=69) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [81](#page=81).
### 3.3 Samenvatten
Samenvatten is het creëren van een beknopte weergave van de inhoud van een tekst [82](#page=82) [83](#page=83) [84](#page=84).
#### 3.3.1 Definitie van samenvatten
Een samenvatting is een beknopte weergave van de inhoud van een tekst, die in volledige zinnen is geformuleerd [84](#page=84).
#### 3.3.2 Aanpak van samenvatten
Het proces van samenvatten omvat meerdere stappen:
1. **Oriënterend en globaal lezen:**
* Noteer titel, auteur en bron [85](#page=85).
* Lees de inleiding, het slot en de tussentitels [85](#page=85).
* Bepaal de tekstsoort, het tekstdoel, de inhoud en de structuur [85](#page=85).
2. **Intensief lezen:**
* Bepaal de inleiding, het middenstuk en het slot [85](#page=85).
* Vaststellen van de hoofdgedachte [85](#page=85).
* Aanduiden van signaal- en verwijswoorden [85](#page=85).
* Opzoeken van onbekende woorden [85](#page=85).
3. **Tekstanalyse en schema:** Analyseer de tekst en structureer de informatie met behulp van een schema [85](#page=85).
#### 3.3.3 Kladversie van de samenvatting
Bij het opstellen van een kladversie van de samenvatting is het belangrijk om:
* De originele titel, auteur en datum te vermelden [86](#page=86).
* De volgorde van de alinea's te mogen wijzigen, mits de samenhang behouden blijft [86](#page=86).
* Voorbeelden alleen op te nemen als ze de verstaanbaarheid verhogen [86](#page=86).
* Herhalingen te vermijden [86](#page=86).
* Geen tussentitels te gebruiken [86](#page=86).
* Geen zinnen letterlijk over te nemen [86](#page=86).
* Objectief te blijven [86](#page=86).
* De richtlijn van maximaal een kwart van de brontekst aan te houden [86](#page=86).
#### 3.3.4 Controle en correctie van de samenvatting
Na het opstellen van de kladversie dient deze gecontroleerd en gecorrigeerd te worden op de volgende punten:
* Is de samenvatting niet te lang [87](#page=87)?
* Is er geen belangrijke informatie vergeten [87](#page=87)?
* Zijn er geen spelfouten [87](#page=87)?
* Begrijpt iemand die de brontekst niet gelezen heeft de inhoud [87](#page=87)?
* Is de samenvatting objectief [87](#page=87)?
#### 3.3.5 Signaalwoorden
Signaalwoorden geven de relatie tussen verschillende delen van een tekst aan en zijn cruciaal voor zowel het begrijpen als het samenvatten van teksten. Ze worden gecategoriseerd naar de relatie die ze aanduiden, zoals opsomming, tijd, reden, oorzaak, gevolg, conclusie, tegenstelling, doel, voorwaarde, veronderstelling, toegeving en beperking [90](#page=90).
**Tabel met signaalwoorden:**
| Relatie | Signaalwoorden |
| :----------- | :----------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Opsomming | en, in de eerste, tweede,... plaats, ten eerste, tweede,... ten slotte, niet alleen... maar ook, bovendien, daarnaast, eveneens, daarbij, voorts |
| Tijd | voordat, vooraleer, tot(dat), na(dat), toen, als, wanneer, terwijl, zolang, zodra, sinds, nu, sindsdien, dan |
| Reden | omdat, aangezien, want, om deze reden, op grond van, immers, namelijk, trouwens |
| Oorzaak | doordat, de oorzaak hiervan is |
| Gevolg | zodat, hieruit volgt, bijgevolg, daardoor, hierdoor, dus |
| Conclusie | het komt erop neer dat, dus, bijgevolg, dan ook, kortom |
| Tegenstelling| maar, terwijl, daar staat tegenover, toch, enerzijds... anderzijds, echter, daarentegen, integendeel |
| Doel | opdat |
| Voorwaarde | als, indien |
| Veronderstelling| tenzij, mits |
| Toegeving | hoewel, al, althans, tenminste |
| Beperking | nochtans, desondanks, overigens |
#### 3.3.6 Opdracht tijdens de les
De opdracht tijdens de les omvat de volgende stappen:
1. Zoek een sectorspecifiek tijdschrift- of krantenartikel van minimaal één A4 [91](#page=91).
2. Vermeld de bron van de tekst op de correcte manier (conform hoofdstuk 'Rapporteren') [91](#page=91).
3. Duid de inleiding, het middenstuk, het slot en de alinea's in het artikel aan [91](#page=91).
4. Duid de kernzin in elke alinea aan [91](#page=91).
5. Duid signaalwoorden aan [91](#page=91).
6. Benoem het centrale thema en de hoofdgedachte [91](#page=91).
7. Zoek de betekenis op van minstens vijf moeilijke woorden [91](#page=91).
8. Maak van de tekst een duidelijk structuurschema [91](#page=91).
9. Vat het artikel samen en post de samenvatting op Canvas [91](#page=91).
10. Geef twee medestudenten feedback op hun samenvatting [91](#page=91).
11. Herwerk de eigen samenvatting op basis van de feedback [91](#page=91).
12. Voeg in het portfolio versie 1 van de samenvatting, de feedback van medestudenten en versie 2 van de samenvatting toe [91](#page=91).
---
# Rapporteren en bronvermelding
Dit deel behandelt de essentiële aspecten van het opstellen van zakelijke rapporten, inclusief de structuur, opmaak en de correcte manier van citeren en bronvermelding volgens de APA-normen .
### 4.1 Inleiding tot rapporteren
Rapporteren houdt in dat men een verslag schrijft met een zakelijke inhoud die zo objectief mogelijk wordt weergegeven. Dit betekent het vermijden van positief of negatief geladen woordkeuzes, hoewel een persoonlijk standpunt wel in de conclusie toegelicht kan worden. Rapporten kunnen variëren van beknopte verslagen van één tot twee pagina's tot uitgebreide verslagen voor specifieke doeleinden. Een rapport wordt gezien als een objectieve weergave van zakelijke inhoud .
### 4.2 Rapportonderdelen
Uitvoerige rapporten volgen een specifieke structuur met vaste onderdelen. Deze onderdelen worden hieronder toegelicht :
#### 4.2.1 Omslag
De omslag beschermt het rapport met stevig materiaal en dient om de aandacht te trekken en het onderwerp en de auteur kenbaar te maken .
#### 4.2.2 Blanco blad
Dit is een ongenummerde pagina die niet meetelt voor de paginering .
#### 4.2.3 Titelpagina
De titelpagina bevat essentiële standaardgegevens van het rapport, zoals de titel en ondertitel, de naam van de auteur(s), de naam van de organisatie (school), de indieningsdatum, klas, projectgroep, academiejaar en de naam van de tutor. Deze pagina wordt niet genummerd, maar telt wel mee voor de totale paginering .
#### 4.2.4 Woord vooraf
Dit facultatieve onderdeel geeft het algemene kader aan, legt uit waarom het werk is gemaakt en biedt ruimte voor dankbetuigingen aan medewerkers en ondersteuners. Het kan persoonlijk en origineel geschreven worden .
#### 4.2.5 Inhoudsopgave
Een rapport langer dan drie pagina's dient een inhoudsopgave te hebben. De decimale indeling zorgt voor een duidelijk overzicht van hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen, met achter elke titel het paginanummer. De decimale indeling moet niet verder gaan dan vier cijfers (bijvoorbeeld 1.1.1.1). De inhoudsopgave zelf valt niet onder de decimale indeling, maar vermeldt wel andere onderdelen zoals de lijst met figuren/tabellen, de bronnenlijst en de bijlagen .
#### 4.2.6 Lijst met figuren/tabellen (facultatief)
Deze lijst volgt na de inhoudsopgave en presenteert een overzicht van alle figuren en tabellen met hun bijbehorende paginanummers .
#### 4.2.7 Lijst met afkortingen (facultatief)
Niet-gangbare afkortingen worden alfabetisch gerangschikt op een apart blad. In de tekst wordt een afkorting de eerste keer voluit geschreven, gevolgd door de afkorting tussen haakjes; daarna wordt enkel de afkorting gebruikt .
#### 4.2.8 Inleiding
De inleiding moet het onderwerp, de werkwijze en de structuur van het rapport duidelijk maken en de lezer aanzetten tot verder lezen. Er mag geen besluit in de inleiding worden geformuleerd; in plaats daarvan wordt aangegeven wat onderzocht zal worden .
#### 4.2.9 Middenstuk
Het middenstuk is de uitwerking van het onderwerp zoals aangekondigd in de inleiding en bevat de feiten waarop conclusies en aanbevelingen gebaseerd zijn. Het dient logisch en overzichtelijk te worden gestructureerd in hoofdstukken, paragrafen en alinea's .
##### 4.2.9.1 Structuur
Elk belangrijk onderdeel krijgt een hoofdstuk op een nieuwe pagina. Lange hoofdstukken kunnen kort worden samengevat aan het einde. Het middenstuk kan literatuuronderzoek, de beschrijving van het onderzoek (hypothesen, methoden, resultaten, interpretatie) en de formulering van besluiten bevatten .
##### 4.2.9.2 Illustratiemateriaal
Belangrijke figuren en tabellen worden in het rapport opgenomen om uitspraken te lichten, terwijl aanvullende informatie in de bijlagen komt. Er moet altijd vanuit de tekst naar illustratiemateriaal worden verwezen. Figuren en grafieken worden geïdentificeerd met nummering, titel en bron onder de figuur. Tabellen worden geïdentificeerd met nummering, titel en bron boven de tabel. Zelf opgestelde figuren of tabellen vereisen geen bronvermelding .
##### 4.2.9.3 Voetnoten
Voetnoten kunnen verklarend zijn, met extra uitleg over het onderwerp, of dienen als bronvermelding (Chicagostijl) .
#### 4.2.10 Conclusies en aanbevelingen
Dit deel vat het rapport bondig samen, presenteert besluiten uit onderzoeksgegevens en kan toekomstperspectieven of nog op te lossen problemen bevatten. Nieuwe informatie mag hier niet worden aangereikt. De inleiding en conclusie moeten op elkaar afgestemd zijn .
#### 4.2.11 Bronnenlijst
De bronnenlijst (ook literatuurlijst of referentielijst genoemd) bevat een uniforme, alfabetische opsomming van alle geraadpleegde bronnen. Deze lijst staat aan het einde van het rapport, voor de bijlagen, en de paginering loopt door. Hanteer recente, nuttige en hoogwaardige documentatie, en wees voorzichtig met internetbronnen .
##### 4.2.11.1 Bronvermelding in de tekst: citeren, parafraseren en verwijzen
Het is essentieel om een duidelijk onderscheid te maken tussen eigen tekst en tekst van anderen om plagiaat te voorkomen .
* **Citeren:** Letterlijk overnemen van tekst wordt tussen dubbele aanhalingstekens geplaatst. Achter het citaat vermeld je de achternaam van de auteur en het publicatiejaar tussen haakjes. Als er iets uit het citaat wordt weggelaten, gebruik je een driepuntenteken tussen haakjes `(...)` .
* **Parafraseren:** Het samenvatten van de uitspraken van een auteur in eigen woorden. Als de auteursnaam al in de tekst is vermeld, volstaat het jaartal tussen haakjes. Anders worden auteur en jaartal tussen haakjes geplaatst .
De referentie wordt direct na de aangehaalde ideeën geplaatst, bij een volledige alinea na die alinea, en bij meerdere alinea's over dezelfde bron na elke alinea .
##### 4.2.11.2 Bronvermelding in de bronnenlijst
De bronnenlijst bevat een alfabetische opsomming van alle geraadpleegde bronnen, waaronder boeken, tijdschriften, rapporten, eindwerken en naslagwerken .
* **Algemene structuur:** Volg de APA-stijl consequent voor een uniforme weergave. Noteer alle gegevens van bronnen, inclusief internetbronnen en de datum van raadpleging, tijdens het schrijven van het rapport .
* **Niet-digitale werken:**
* **Boek van één auteur:** Familienaam auteur, initialen voornaam auteur. (jaartal publicatie). Titel boek. Naam uitgeverij .
* **Boek van meerdere auteurs:** Volg de volgorde van de namen in de bron. Gebruik een ampersand (&) voor de laatste auteur. Bij meer dan zes auteurs: alleen de eerste auteur vermelden gevolgd door "et al." .
* **Vertaling:** Familienaam, initialen voornaam auteur. (jaartal publicatie). Titel. (Vertaald door initialen van vertaler. Familienaam vertaler). Naam uitgeverij .
* **Tijdschriftartikel:** Auteur, A. (jaartal publicatie). Titel artikel. Naam Tijdschrift, jaargang(nummer), paginabereik .
* **Krantenartikel:** Auteur, A. (jaar, dag maand). Titel van het artikel. Naam krant, paginabereik .
* **Rapport, syllabus, brochure:** Auteur, A. (jaartal publicatie). Titel publicatie [vorm van publicatie. Naam uitgeverij .
* **Digitale werken:**
* **Webpagina, auteur bekend:** Familienaam auteur (of bedrijf, instelling), initialen voornaam auteur. (jaartal publicatie). Titel publicatie. Geraadpleegd op dag maand jaar via volledige URL (geen punt op het einde) .
* **Webpagina, titel onbekend:** Eerste woord(en) van URL. (jaartal publicatie). URL. Geraadpleegd op dag maand jaar .
* **Webpagina, auteur onbekend:** De organisatie wordt genoemd. Als deze ook ontbreekt, begint de beschrijving met de titel .
* **Tijdschriftartikel (digitaal):** Familienaam auteur, initialen voornaam auteur. (jaartal publicatie). Titel artikel. Titel tijdschrift, jaargang(nummer), paginabereik. Geraadpleegd op dag maand jaar via volledige URL .
* **Tekstbestand (word, excel, pdf):** Auteur, A. (jaartal publicatie). Titel document. Geraadpleegd op dag maand jaar via http://www... .
* **E-boek:** Volgens dezelfde regels als niet-digitale boeken, met URL en datum van raadpleging .
* **Wikipagina:** Titel Wikipagina. (jaartal publicatie). Wikipedia. Geraadpleegd op dag maand jaar via volledige URL .
* **Persoonlijke communicatie:**
* **Interview op locatie:** Familienaam auteur, initialen voornaam auteur. (datum). (functie informant). (thema gesprek). Persoonlijke communicatie [interview. Firma, locatie .
* **E-mail:** .
* **Hoorcollege:** .
* **Sociale media:**
* **Tweet:** Twitternaam. (jaar, dag maand). Eerste regels bericht [tweet. Twitter. Geraadpleegd op dag maand jaar via URL .
* **Blog, forum:** Blognaam. (Jaar, dag maand). Eerste regel bericht. [blog of forum. Geraadpleegd op dag maand jaar via URL .
* **YouTube:** Familienaam persoon of organisatie, initialen voornaam auteur. (Jaar, dag maand). Titel video. [video. YouTube. Geraadpleegd op dag maand jaar via URL .
**Cursivering in bronnenlijst:** Titels van boeken, e-boeken, tijdschriften (incl. jaargang), syllabus, scriptie, PowerPointpresentatie, brochure, rapport, krant, website en sociale media worden cursief geschreven. Titels van tijdschriftartikelen, artikelen uit boeken of op websites, webpagina's en de eerste regel van tweets, blogs of forums worden recht geschreven .
#### 4.2.12 Bijlage(n)
Bijlagen dienen ter illustratie of toelichting en moeten in de tekst worden vermeld. Elke bijlage krijgt een paginanummer. De bijlagen worden vermeld in de inhoudsopgave en op een aparte lijst. De gebruikte bronnen uit de bijlagen worden alfabetisch opgenomen in de hoofdbronnenlijst .
### 4.3 Voorbereiding, indeling en afwerking van het rapport
Het opstellen van een rapport omvat verschillende fasen: materiaal verzamelen en selecteren, een rapportstructuur opstellen, de eerste kladversie schrijven, een tweede schrijfronde maken, de laatste schrijfronde uitvoeren en het rapport afwerken en indienen .
#### 4.3.1 Materiaal verzamelen en selecteren
Denk na over het doel (informeren, instrueren, overtuigen, activeren), het onderwerp (centrale vraag), het publiek (kennisniveau, houding) en de randvoorwaarden (tijd, mogelijkheden) .
#### 4.3.2 Rapportstructuur opstellen
Een rapportstructuur (schema, mindmap) dient als kapstok om het doel te bereiken en niets essentieels over te slaan. Gebruik kopjes en tussenkopjes voor grotere delen, en paragrafen en subparagrafen voor kleinere delen. Een alinea is een afgerond geheel met een kernzin, bij voorkeur 75 woorden (ongeveer 6 zinnen) en maximaal 200 woorden. Leg verbanden tussen alinea's met signaal- en verwijswoorden .
#### 4.3.3 Eerste versie schrijven
Schrijf snel en associatief, gebruik steekwoorden en begin met wat het gemakkelijkst is. Een samenvatting per hoofdstuk kan helpen bij het ordenen van gedachten .
#### 4.3.4 Tweede schrijfronde
Controleer de tekst op correcte formuleringen, logische opbouw, volledigheid van feiten, taal en stijl. Zorg voor een duidelijke structuur met representatieve kopjes en tussenkopjes .
#### 4.3.5 Laatste schrijfronde
Werk de tekst af met een interessante inleiding en een treffend slot. Zorg voor een overzichtelijke bladschikking met ruime marges, voldoende witregels, correcte literatuurverwijzingen, paginanummering en voeg illustratiemateriaal en eventueel bijlagen toe .
#### 4.3.6 Afwerken
Evalueer de tekst kritisch en durf zinnen en voorbeelden te schrappen. Laat iemand anders de tekst nauwkeurig nalezen op tik- en spelfouten .
### 4.4 Opmaak
Eenvormigheid in opmaak is cruciaal, ook bij meerdere auteurs. Volg hierbij de BIN-normen .
#### 4.4.1 Lettertype
Gebruik een courant en gemakkelijk leesbaar lettertype zoals Arial, Verdana of Times New Roman. De gehele tekst, inclusief kopjes en titels, dient in hetzelfde lettertype te zijn opgesteld; vermijd fantasierijke lettertypes .
#### 4.4.2 Lettergrootte
Zorg voor een vlot leesbare tekst (bijvoorbeeld Times New Roman 12, Arial 11, Verdana 10). De basistekst heeft dezelfde grootte, kopjes mogen groter zijn om op te vallen, en kop- en voettekst zijn kleiner. Soms kan een kleinere lettergrootte gebruikt worden voor voorbeelden of om de bladspiegel overzichtelijk te maken .
#### 4.4.3 Marges
De linkermarge dient 33 mm te zijn (40 mm bij inbinden). De boven-, rechter- en ondermarge zijn 20 mm .
#### 4.4.4 Uitlijningen
Teksten worden bij voorkeur niet uitgelijnd, omdat niet-uitgelijnde teksten sneller te lezen zijn .
#### 4.4.5 Paginanummering, kop- en voetteksten
Paginanummers zijn Arabische cijfers zonder punt bovenaan rechts. De eerste pagina's (titelblad, woord vooraf, inhoudsopgave, inleiding) worden niet genummerd. Kop- en voetteksten staan op dezelfde regel als het paginanummer en zijn kleiner .
#### 4.4.6 Alineaopmaak
Alinea's beginnen tegen de linkermarge met regelafstand 1 binnen de alinea. Na een leesteken (punt, vraagteken, uitroepteken) volgt op dezelfde regel de volgende zin, met één spatie. Tussen alinea's wordt een witregel geplaatst voor een duidelijk onderscheid, in plaats van inspringen .
##### 4.4.6.1 Kopjes
De opmaak van kopjes beklemtoont de hiërarchie. Kopjes van hetzelfde niveau hebben dezelfde opmaak. Verdere onderverdelingen hebben een andere lettergrootte en/of weergave, waarbij de opvallendheid afneemt naarmate de onderverdeling dieper gaat .
##### 4.4.6.2 Opsommingen
Gebruik zo weinig mogelijk opsommingen in doorlopende tekst. Bij het gebruik van opsommingstekens, plaats deze tegen de linkermarge, met een insprong voor de tekst op gelijke hoogte. Korte begrippen eindigen op een komma, grotere tekstdelen of zinnen op een puntkomma. De opsomming eindigt met een punt. De numerieke indeling wordt best niet verder dan vier niveaus doorgezet .
### 4.5 Plagiaat
Plagiaat is het overnemen van andermans werk (tekst, ideeën, afbeeldingen) en dit als eigen werk presenteren. Het kan bewust of onbewust gebeuren .
#### 4.5.1 Voorkomen van plagiaat
Plagiaat kan worden voorkomen door correct te citeren bij letterlijke overname, en volledig en correct te refereren bij parafraseren of samenvatten van ideeën. Een referentielijst volgens het APA-systeem is hierbij essentieel .
#### 4.5.2 Gevolgen van plagiaat
De gevolgen van plagiaat kunnen variëren van een boete of ontslag tot uitsluiting of een nul voor het werkstuk of examen .
### 4.6 Hulpmiddelen
Voor hulp bij bronvermelding en opmaak kan gebruik worden gemaakt van online tools zoals Scribbr.nl en de APA-generator in Word .
### 4.7 Check-up bronvermelding
* Alle bronvermeldingen in de tekst moeten terug te vinden zijn in de bronnenlijst en vice versa .
* De tekst moet duidelijk onderscheid maken tussen eigen werk en werk gebaseerd op andere bronnen .
* Citaten staan tussen aanhalingstekens en de bronvermelding bevat auteur en jaartal .
* De bronnenlijst is alfabetisch, consistent en staat na de hoofdtekst en voor de bijlagen .
### 4.8 Voorbeeld van een inhoudsopgave
Een gedetailleerde voorbeeldinhoudsopgave illustreert de structuur van een rapport, inclusief hoofdstukken, paragrafen en sub-paragrafen met bijbehorende paginanummers .
### 4.9 Voorbeeld van een titelpagina
Een voorbeeld van een titelpagina toont de vereiste elementen zoals titel, ondertitel, auteurs, school, datum, klas, groep, tutor en academiejaar .
---
# Spellingsregels en taalcorrectheid
Hier is een gedetailleerde en omvattende studiegids voor de "Spellingsregels en taalcorrectheid", gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 5. Spellingsregels en taalcorrectheid
Dit onderwerp behandelt de essentiële Nederlandse spellingsregels, inclusief de correcte toepassing van werkwoorden, voorzetsels, hoofdletters, en de nuances van woordensamenstelling en afbreking, met als doel de algemene taalcorrectheid te verbeteren.
### 5.1 Algemene Principes van de Nederlandse Spelling
De Nederlandse spelling is primair gebaseerd op de standaarduitspraak, aangevuld met de nevenprincipes van gelijkvormigheid en etymologie .
#### 5.1.1 Standaarduitspraak
Woorden worden gespeld volgens de klanken die hoorbaar zijn in de standaarduitspraak. Indien er meerdere standaarduitspraken zijn, is er doorgaans slechts één spelling. Soms wordt een vormvariant ook in de spelling weergegeven .
#### 5.1.2 Gelijkvormigheid
Woorden en woorddelen worden zoveel mogelijk op dezelfde manier gespeld. Dit principe zorgt voor consistentie, zelfs als de uitspraak afwijkt. Voorbeelden zijn "bloed" (zoals in "bloeden") en "heb" (zoals in "hebben") .
#### 5.1.3 Etymologie
Veel woorden behouden hun spelling gebaseerd op hun oorsprong (uitspraak of taal van herkomst). Dit principe kan leiden tot afwijkingen van de uitspraakregels .
### 5.2 Klinkers
#### 5.2.1 Enkele of dubbele klinker
De spelling van klinkers wordt beïnvloed door het verschil tussen korte en lange klinkers en open en gesloten lettergrepen .
* **Lange klinkers /aa/, /ee/, /oo/, /uu/:** Dubbel in gesloten lettergrepen, enkel in open lettergrepen. Uitzonderingen bestaan, met name bij leenwoorden .
* Voorbeeld: `baas` (gesloten), `bazen` (open) .
* **Lange klinker /ee/:** Dubbel aan het einde van woorden, in samenstellingen en verbogen vormen, tenzij het een leenwoord betreft dat eindigt op -ese(r), -isch, of -isme .
* **Lange klinker /oo/:** Altijd dubbel voor de medeklinker `ch` .
* **Lange klinker /uu/:** Altijd enkel voor de medeklinker `w` .
* **Verkleinwoorden op -tje:** Dubbele klinker bij een lange klinker die met één teken wordt geschreven. De `é` verliest daarbij zijn accent .
* **Lange klinker /ie/:** Gespeld als `-ie-` in gesloten lettergrepen, beklemtoonde open lettergrepen en aan het einde van een woord. Veel uitzonderingen (leenwoorden, achtervoegsel `-isch`) .
* **Lange klinker /ie/ in open lettergrepen zonder hoofdklemtoon:** Gespeld als `-i-` .
* **Afleidingen/verbogen/vervoegde vormen van grondwoorden op `-ie`:** `-ieë-` indien de `-ie` beklemtoond is, `-ië-` indien onbeklemtoond .
* **Eind-i in verkleinvormen, voor `-ster`, en in werkwoordsvormen:** Wordt `-ie-` .
#### 5.2.2 Gebruik van accenttekens
Accenttekens worden gebruikt om uitspraak of klemtoon aan te geven .
* **Franse leenwoorden:** Accenttekens alleen indien noodzakelijk voor de Nederlandse uitspraak. Het Franse voorzetsel `à` behoudt het accent .
* **Woorden die Frans aanvoelen:** Alle uitspraaktekens blijven behouden, inclusief de `î` en `û` .
* **Hoofdletters:** Uitspraaktekens op hoofdletters blijven behouden indien technisch mogelijk .
* **Nederlandse woorden:** Soms een accent op de `e` voor de juiste uitspraak (`é` voor /ee/, `è` voor /è/) .
* **Telwoord `een`:** Accentteken indien het ook als lidwoord gelezen kan worden, of om verkeerde lezing te voorkomen .
* **Klemtoonteken (`´`):** Gebruikt voor nadruk op een woord of woorddeel. Bij klinkers met twee of meer letters, worden de eerste twee letters beklemtoond. Wordt ook gebruikt om de juiste klemtoon in een context aan te geven, indien nodig om verkeerde lezing te voorkomen .
### 5.3 Medeklinkers
#### 5.3.1 Gelijkvormigheid in de spelling
Dit principe zorgt ervoor dat woorden en woorddelen consequent worden gespeld .
* **Stemloze medeklinkers /p/, /t/, /ch/:** Aan het einde van een woord/lettergreep/stam van een werkwoord worden ze als b, d, g geschreven indien deze stemhebbend worden uitgesproken bij verlenging .
* Voorbeeld: `boord` (verlenging `boorden`) .
* **Stemloze medeklinkers /f/, /s/:** Worden altijd als `f` en `s` geschreven aan het einde van een woord/lettergreep/stam, zelfs indien ze stemhebbend worden uitgesproken bij verlenging. Uitzonderingen zijn leenwoorden, letterwoorden en verkortingen .
* **Dubbele medeklinker in samenstellingen en afleidingen:** Behoud de dubbele medeklinker als de eindmedeklinker van het linkerdeel gelijk is aan de beginmedeklinker van het rechterdeel of een tussenletter krijgt .
* **Achtervoegsel `-s` of uitgang `-s` (overtreffende trap):** Wordt weggelaten als het grondwoord eindigt op een `s` of een sisklank .
* **Meervouds-s:** Wordt weggelaten bij grondwoorden die eindigen op een niet-uitgesproken `s` .
* **Bezits-s:** Wordt een apostrof indien het grondwoord eindigt op een `s` of een sisklank .
#### 5.3.2 Enkele of dubbele medeklinker
Deze regels gelden voor ongelede woorden en woorddelen, afleidingen, en verbogen en vervoegde vormen .
* **Dubbele medeklinker na een korte klinker:** Gebruik een dubbel teken indien op die medeklinker nog een klinker volgt .
* Voorbeeld: `ballon` (korte `o` gevolgd door `l` en dan weer een klinker) .
* **Combinaties met el, em, en, er, es, et, ig, ik, il, it:** Schrijf een enkel teken indien deze combinaties worden uitgesproken met een toonloze `/ə/` of verzwakte `/i/` en er nog een klinker op volgt .
* **Combinaties met -aard en -achtig:** Altijd een enkel teken .
* **Enkele medeklinker na een lange klinker in een open lettergreep:** Schrijf een enkel teken .
### 5.4 Werkwoordspelling
#### 5.4.1 Stam en tegenwoordige tijd
De stam van een werkwoord is de infinitief zonder `-en` (of `-n`). Regels voor enkele/dubbele klinkers en medeklinkers gelden ook voor de stam .
* **Eerste persoon enkelvoud:** Gebruik de stam. Bij infinitieven op `-ven` of `-zen` wordt `/v/` of `/z/` geschreven als `-f` of `-s` .
* **Tweede en derde persoon enkelvoud:** Stam + `-t`. Geen extra `-t` indien de stam al op `-t` eindigt .
* **Inversie (vraagzinnen, zinsdelen vóór het onderwerp):** Geen `-t` bij `je` of `jij` als onderwerp .
* **Eerste, tweede, derde persoon meervoud:** Stam + `-en` (zelfde als infinitief) .
#### 5.4.2 Verleden tijd
Onderscheid tussen regelmatige en onregelmatige werkwoorden .
* **Regelmatige werkwoorden:**
* **Stam eindigt op stemloze medeklinker (`t, k, f, s, ch, p` of /sj/):** Stam + `-te(n)` .
* **Andere gevallen:** Stam + `-de(n)` .
* **Werkwoorden op `-ten` of `-den`:** Krijgen `-tte` of `-dde` in de verleden tijd .
* **Onregelmatige werkwoorden:** Hebben een aparte verledentijdsstam; `-en` voor meervoud. Soms `-t` voor `ge`/`gij` .
#### 5.4.3 Voltooid deelwoord
Onderscheid tussen regelmatige en onregelmatige werkwoorden .
* **Regelmatige werkwoorden:**
* **Verleden tijd eindigt op `-te(n)`:** Stam + `-t` .
* **Verleden tijd eindigt op `-de(n)`:** Stam + `-d` .
* **Geen extra `-t` of `-d` indien de stam al op `-t` of `-d` eindigt** .
* **Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord:** Wordt verbogen als een bijvoeglijk naamwoord (kan `-e` krijgen), maar de eindmedeklinker wordt niet verdubbeld .
#### 5.4.4 Engelse werkwoorden
Vervoeging gebeurt volgens de regels voor regelmatige Nederlandse werkwoorden .
* **Stam:** Gelijk aan de Engelse infinitief zonder `to`. Behoud de `e` indien de Engelse stam op `e` eindigt .
* **Dubbele medeklinker:** Enkel indien de voorafgaande klinker op zijn Engels wordt uitgesproken .
* **Verdubbel de `o` en verwijder eind-`e`:** Bij lange `/oo/` in de laatste uitgesproken Engelse lettergreep .
* **`-el`:** Indien de Engelse stam op `-le` eindigt .
* **Uitzonderingen:** Bij Engelse werkwoorden met een stam die op twee manieren kan worden uitgesproken, zijn vormen met `-t` en `-d` (verleden tijd/voltooid deelwoord) beide correct .
* **Uitspraak-`e`:** Blijft in de stam maar telt niet mee voor de vervoegingsregel .
### 5.5 Zelfstandige naamwoorden
#### 5.5.1 Bezitsvormen
* **Hoofdregel:** Bezits-`s` aan het grondwoord vast .
* **Apostrof (`’`) voor bezits-`s`:**
* Grondwoord eindigt op `s` of sisklank .
* Combinatie zonder apostrof leidt tot verkeerde uitspraak (lange klinker met één teken) .
* Initiaalwoorden, cijfers, losse letters, bijzondere tekens, en hoofdletter-letterwoorden .
#### 5.5.2 Meervouden
* **Hoofdregel:** Meervoudsuitgang aan het grondwoord vast .
* **Apostrof (`’`) voor `-s`:**
* Combinatie zonder apostrof leidt tot verkeerde uitspraak (lange klinker met één teken, `y` na medeklinker) .
* Initiaalwoorden, cijfers, losse letters, bijzondere tekens, combinaties ervan, en hoofdletter-letterwoorden .
* **Meervouds-n:** Bij zelfstandig gebruikte woorden die naar personen verwijzen, en die eindigen op `alle, beide, degene, enkele, meeste, sommige, vele` .
* **Meervoud op `-ieën` of `-iën`:** Afhankelijk van de klemtoon op de `-ie` in het meervoud .
#### 5.5.3 Verkleinwoorden
* **Hoofdregel:** Achtervoegsel aan het grondwoord vast .
* **Verdwijnende `g`:** Bij verkleinwoorden met `-kje` .
* **Verdwijnende `j`:** Bij verkleinwoorden van woorden die eindigen op `-sj` of `-tsj` .
* **Vernederlandsing van Franse grondwoorden:** Bij verkleinwoorden op `-ade, -ave, -ffe, -ine, -ppe, -tte, -ule, -ure, -ute` indien de eind-`e` niet wordt uitgesproken .
* **Dubbele klinkerteken:** In verkleinwoorden op `-tje` indien het grondwoord eindigt op een lange klinker met één teken geschreven .
* **Apostrof (`’`) in verkleinwoorden:**
* Grondwoord eindigt op `y` na medeklinker of `u` uitgesproken als `/oe/` .
* Initiaalwoorden, cijfers, losse letters, bijzondere tekens, combinaties ervan, en hoofdletter-letterwoorden/verkortingen .
### 5.6 Hoofdletters
* **Eerste woord van een zin:** Altijd met een hoofdletter .
* **Eerste woord van een zin na apostrof:** Met een hoofdletter .
* **Zinnen beginnend met cijfer/symbool:** Geen hoofdletter .
* **Eigennaam:** Met hoofdletter; soortnaam met kleine letter .
* **Persoonsnamen:** Voor- en familienamen, initialen met hoofdletter. Behoud dit in bezitsvormen, verkleinwoorden en meervouden .
* **Belgische familienamen:** Voorzetsels/lidwoorden volgen register/ID-kaart .
* **Nederlandse familienamen:** Voorzetsels/lidwoorden klein indien voornaam/initiaal/andere familienaam voorafgaat .
* **Personificaties van abstracte begrippen:** Met hoofdletters .
* **Persoonsnamen als soortnaam:** Kleine letter indien niet meer naar de persoon zelf verwijzend, maar naar eigenschappen, zaken, producten, etc. .
* **Uitzondering:** Hoofdletter indien persoonsnaam een artistiek/ambachtelijk product aanduidt .
* **Samenstellingen met persoonsnamen:** Hoofdletter indien naam nog rechtstreeks naar persoon verwijst; klein indien soortnaam .
* **Aan- en afleidingen van persoonsnamen:** Klein, tenzij `-achtig` en naam verwijst nog rechtstreeks naar persoon .
* **Aanspreekvormen, functiebenamingen, titulatuur:** Klein (soortnamen) .
* **Bijzonder respect/protocolaire formule:** Hoofdletters mogelijk .
* **Voornaamwoorden `u` en `uw`:** Klein .
* **Heilige namen en begrippen:** Hoofdletter .
* **`god` (niet het hoogste wezen):** Klein .
* **Samenstellingen met heilige namen:** Hoofdletter indien naam nog rechtstreeks verwijst; klein indien soortnaam .
* **Afleidingen van heilige namen:** Klein .
* **Namen van godsdienstige praktijken/voorwerpen:** Klein .
* **Namen van heilige boeken:** Hoofdletter voor de tekst; klein voor een exemplaar .
* **Aardrijkskundige namen:** Hoofdletter voor plaatsen, rivieren, streken, bergen, landen, woestijnen, hemellichamen, sterrenbeelden .
* **Uitzonderingen:** `aarde`, `maan`, `zon` in niet-wetenschappelijke teksten klein .
* **Aardrijkskundige namen als soortnaam:** Klein voor zaken, producten, dier-/plantensoorten, personen met eigenschappen .
* **Namen van windstreken:** Klein, tenzij verwijzend naar geografisch/economisch/politiek gebied, of deel van aardrijkskundige naam .
* **Namen van talen en dialecten:** Hoofdletter. Afgeleide namen behouden hoofdletters van aardrijkskundige naam .
* **Negatieve waardering/afgeleide zelfstandige naamwoorden/werkwoorden:** Klein .
* **Elementen (hoog, laat, middel, nieuw, oud, plat, standaard, vroeg):** Hoofdletter in taal-/dialectnaam; klein bij situering in tijd .
* **Namen van volkeren, etnische en religieuze groepen:** Hoofdletter voor specifieke volkeren/leden; klein indien soortnaam (bv. levensgenieter) .
* **Spotnamen/bijnamen:** Klein .
* **Overkoepelende namen etnische groepen:** Klein .
* **Aanhangers religieuze stroming:** Klein .
* **Namen artistieke, culturele, maatschappelijke, religieuze stromingen:** Klein (soortnamen) .
* **Stijlperiodes in wetenschappelijke literatuur:** Hoofdletter mogelijk .
* **Aanhangers van stromingen:** Klein .
* **Kunstenaarscollectieven:** Hoofdletters .
* **Namen van dagen, feestdagen, periodes, historische gebeurtenissen:**
* **Dagdelen, dagen, maanden, seizoenen:** Klein .
* **Officiële feest-/bijzondere dagen:** Hoofdletter; niet-officiële/informele klein .
* **Historische, geologische periodes:** Klein (wetenschappelijke literatuur: hoofdletter mogelijk) .
* **Jaarlijkse religieuze periodes:** Klein .
* **Historische gebeurtenissen (uniek):** Hoofdletter (eigennamen) .
* **Namen van instanties, bedrijven, organisaties, gebouwen, merken:** Hoofdletter. Lidwoorden/voorzetsels/voegwoorden klein .
* **Donorprincipe:** Schrijfwijze zoals door instantie zelf gebruikt .
* **Soortnaam:** Klein indien gebruikt voor omschrijving, niet-officiële naam, meervoud .
* **Niet unieke instanties/bestuursorganen:** Klein (soortnamen) .
* **Merknamen:** Hoofdletter, tenzij naamgever andere schrijfwijze koos of als soortnaam gebruikt .
* **Werkwoorden afgeleid van merknamen:** Klein .
* **Titels van boeken, films, onderscheidingen, evenementen:**
* **Eerste woord van titel:** Hoofdletter; naslagwerken kunnen alle betekenisvolle woorden met hoofdletter hebben .
* **Krantes/tijdschriften:** Schrijfwijze van oprichter/redactie volgen .
* **Artistieke onderscheidingen en evenementen:** Hoofdletters .
* **Duitse woorden:**
* **Zelfstandige naamwoorden (soortnamen):** Klein .
* **Zelfstandige naamwoorden (eigennamen):** Hoofdletter .
* **Duitse woordgroepen:** Duitse spelling behouden .
* **Letteraanduidingen in samenstellingen:** Hoofdletter indien letter vorm van zaak weergeeft of ordening/classificatie/evaluatie aangeeft .
### 5.7 Tussenletters
#### 5.7.1 Tussenletters -e- en -en- in samenstellingen
* **Geen tussenletter:** Behoud schrijfwijze linkerdeel als dat al op `-en` eindigt .
* **Tussenletter `-en-`:** Als linkerdeel zelfstandig naamwoord is met meervoud op `-en` (maar niet `-es`); of als het verwijst naar een persoon/zaak uniek in de context, of een versterkende betekenis heeft als bijvoeglijk naamwoord .
* **Tussenletter `-e-`:** In andere gevallen, of als het linkerdeel zelfstandig naamwoord is zonder meervoud, enkel meervoud op `-es`, of eindigt op doffe `-e` met meervoud op `-en` en `-s`; of als het linkerdeel een bijvoeglijk naamwoord is; of afgeleid van een werkwoordsstam .
* **Uitzonderingen:** Woorden met `ape, bere, boorde, pikke, rete, reuze, steke` als versterkend linkerdeel krijgen `-e-`; versteende samenstellingen; woorden met `hel, maan, zon, lievevrouwe`; vrouwelijke persoonsnamen afgeleid van mannelijke op `-en` + `-e`; oude naamvalsvormen .
#### 5.7.2 Tussenletters -e- en -en- in afleidingen
* **Geen tussenletter:** Behoud schrijfwijze grondwoord indien dat al op `-en` eindigt .
* **Tussenletter `-e-`:** Bij achtervoegsels `-lijk`, `-lijks`, `-loos` .
* **Tussenletter `-en-`:** Bij achtervoegsels `-achtig`, `-dom`, `-schap` als grondwoord zelfstandig naamwoord is met meervoud op `-en` (niet `-es`); anders `-e-` .
#### 5.7.3 Tussenletter -s-
* **Tussenletter `-s-`:** Indien gehoord, of als het tweede deel van de samenstelling begint met een `s`-klank (analogie), of in specifieke gevallen waar keuze mogelijk is. Ook indien het rechterdeel met een sisklank begint en de tussenklank `/s/` in vergelijkbare samenstellingen hoorbaar is .
* **Geen tussenletter:** Indien het linkerdeel/grondwoord al op `s` eindigt, of bij `alleszins, enigszins, geenszins` .
### 5.8 Aaneenschrijven, Van elkaar schrijven, Met koppelteken
#### 5.8.1 Aaneenschrijven
* **Hoofdregel:** Samenstellingen en afleidingen worden aaneengeschreven. Ook samenstellingen met een woordgroep van bijvoeglijk naamwoord + zelfstandig naamwoord .
* **Koppelteken:** Optioneel om leesbaarheid te vergroten .
* **Klinkerbotsing:** Koppelteken verplicht bij samenstellingen (bv. `auto-ongeluk`), trema bij ongelede woorden/afleidingen (bv. `poëzie`) .
* **Samenkoppelingen:** Koppelteken tussen de delen (bv. `kant-en-klaar`) .
* **Gelijkwaardige delen:** Koppelteken tussen de delen (bv. `zwart-wit`) .
* **Combinaties met eigennamen:** Aaneenschrijven als linkerdeel; koppelteken indien eigennaam rechterdeel is of bij klinkerbotsing .
* **Namen van talen/dialecten:** Aaneenschrijven tenzij linkerdeel afgeleid is van samengestelde aardrijkskundige naam (koppelteken) .
* **Getallen/telwoorden/breuken:** Aaneengeschreven tot `duizend`; spatie na `duizend` en voor `miljoen`, `miljard`, etc. Rangtelwoorden volgens zelfde principe .
* **Combinaties met cijfers/letters/symbolen:** Koppelteken (bv. `e-mail`, `T-shirt`, `@-teken`) .
* **Combinaties met initiaalwoorden/letterwoorden/verkortingen:** Koppelteken bij initiaalwoorden (bv. `pc-gebruik`); aaneengeschreven bij letterwoorden/verkortingen (bv. `aidspatiënt`) .
* **Bijzondere voor-/nabepalingen:** Koppelteken achter bepaalde voorbepalingen (bv. `adjunct-directeur`) en vóór bepaalde nabepalingen (bv. `secretaris-generaal`) .
* **Combinaties met voorzetsels/bijwoorden:** Aaneengeschreven voornaamwoordelijke bijwoorden (bv. `eraan`, `erover`) .
* **Woordgroepen uit andere talen:** Zoals in herkomsttaal; koppelteken in samenstellingen/afleidingen (bv. `a-capellakoor`) .
* **Samentrekking:** Weglatingsstreepje indien deel van woord is weggelaten (bv. `eet- en drinkgedrag`); geen streepje bij weggelaten volledig woord .
* **Woordgroep of samenstelling:** Meestal los, tenzij betekenis afwijkt of veelvuldig gebruik. Bij twijfel woordenboek raadplegen .
#### 5.8.2 Met koppelteken
* **Leesbaarheid vergroten:** Facultatief koppelteken bij samenstellingen .
* **Klinkerbotsing:** Verplicht koppelteken bij samenstellingen .
* **Samenkoppelingen:** Koppelteken tussen delen .
* **Gelijkwaardige delen:** Koppelteken tussen delen .
* **Combinaties met eigennamen:** Koppelteken indien eigennaam rechterdeel is of bij klinkerbotsing .
* **Aardrijkskundige namen met windstreken/gelijke delen/samenkoppeling:** Koppelteken .
* **Combinaties met cijfers/letters/symbolen:** Koppelteken .
* **Engelse woorden:** Koppelteken bij klinkerbotsing, woordgroepen als linkerdeel van samenstelling, Engelse voorzetselbijwoorden als rechterdeel, `no`/`non` als linkerdeel, samengestelde afleidingen .
* **Bijzondere voor-/nabepalingen:** Koppelteken na bepaalde voorbepalingen en vóór bepaalde nabepalingen .
* **Tekens:** Koppelteken met rest van samenstelling (bv. `A4-formaat`); spatie bij categorieën (bv. `formule 1`) .
#### 5.8.3 Van elkaar schrijven
* **Woordgroep:** Normaal gesproken los, tenzij betekenis afwijkt of veelvuldig gebruik .
* **Straatnamen:** Meestal aaneengeschreven, tenzij eerste deel uit verschillende elementen bestaat .
* **Engelse bijvoeglijk naamwoord + zelfstandig naamwoord:** Los bij meer dan één lettergreep (bv. `compact disc`); aaneen indien één klemtoon (bv. `blacklight`) .
* **Bijzonderheden:** Sommige combinaties aan elkaar (bv. `dankzij`), andere los (bv. `onder meer`). Let op betekenisverschil .
### 5.9 Afbreking van woorden
* **Hoofdregel 1:** Afbreken op grens tussen delen van samenstelling/afleiding, of tussen grondwoord en uitgang/achtervoegsel .
* **Hoofdregel 2:** In ongelede woorden, afbreken op hoorbare grenzen .
* **Beperkingsregel:** Geen klinker of medeklinker isoleren .
* **Apostrof:** Weglaten bij afbreking op de plaats van de apostrof .
* **Trema:** Weglaten op eerste letter na afbreking .
* **Koppelteken:** Geen extra streepje bij afbreking op plaats van koppelteken .
* **Misleidend woordbeeld:** Voorkomen bij afbreking .
* **Lettercombinaties:** Specifieke regels voor combinaties als `cch`, `ci`, `dia`, `dj`, `gn`, `ll`, `ñ`, `nc`, `ng`, `nj`, `nk`, `oy`, `pan-`, `pro-`, `qua`, `que`, `qui`, `quo`, `-scoop`, `-scopie`, `-scopisch`, `scri`, `sh`, `si`, `sj`, `sp`, `spl`, `spr`, `st`, `str`, `ti`, `trans-`, `ts`, `tsj`, `tz`, `uy`, `w`, `x`, `y`, `zz` [373-378](#page=373-378).
### 5.10 Veelvoorkomende Taalfouten en Stijlfouten
#### 5.10.1 Veelvoorkomende taalfouten (geïllustreerd met voorbeelden)
* **Woord aan elkaar schrijven:** Zo veel mogelijk aan elkaar schrijven, bv. `Erasmushogeschool` [208-210](#page=208-210). Uitzondering: letterwoorden met streepje (bv. `btw-tarief`) .
* **Te lange zinnen:** Maximaal 15-25 woorden per zin, maximaal 2 gedachten/ideeën per zin [216-218](#page=216-218).
* **Congruentie werkwoorden:** Onderwerp en persoonsvorm moeten in getal overeenkomen [230-232](#page=230-232). Specifieke regels voor geografische namen, instellingen, breuken, percenten, `een aantal`/`een groep`, opsommingen [232-233](#page=232-233).
* **Verkeerd voorzetsel:** Woorden als `rekening houden`, `afhangen`, `verbaasd`, `aanpassen` hebben specifieke vaste voorzetsels [237-238](#page=237-238).
* **Werkwoord op de verkeerde plaats:** In bijzinnen, die beginnen met voegwoorden, staan de werkwoorden achteraan [241-242](#page=241-242).
* **Zin beginnen met voegwoorden:** Mag niet tenzij er een hoofdzin op volgt (bv. `Omdat ik ziek ben, blijf ik thuis`) .
* **Werkwoordspelling (nu/vroeger):** Onderscheid tussen presens (`gebeurt`) en perfectum (`is gebeurd`) [249-258](#page=249-258).
* **`die` versus `dat`:** `die` voor `de`-woorden, `dat` voor `het`-woorden [263-265](#page=263-265).
* **Adjectief spelling:** Adjectief krijgt `-e` bij `de`-woorden en bij `een`/`geen`/`elk`/`welk` + `de`-woord. Geen `-e` bij `het`-woorden [269-270](#page=269-270).
* **`u` versus `uw` en `jou` versus `jouw`:** `u` is het persoonlijk voornaamwoord, `uw` is het bezittelijk voornaamwoord (zoals `mijn`, `zijn`) [275-277](#page=275-277). `jou` is het persoonlijk voornaamwoord, `jouw` is het bezittelijk voornaamwoord .
* **Hoofdlettergebruik:** Diverse regels voor begin van zin, eigennamen, aardrijkskundige namen, talen, volkeren, dagen, feesten, bedrijven etc. [284-286](#page=284-286), [290-291](#page=290-291), [292-293](#page=292-293).
* **`men`:** Gebruikt als onderwerp, vooral in formeel taalgebruik .
* **Actieve versus passieve zinnen:** Afwisselen voor dynamiek [298-299](#page=298-299).
#### 5.10.2 Veelvoorkomende stijlfouten
* Pleonasme & tautologie .
* Ontspoorde zin .
* Barbarisme (germanisme, gallicisme, anglicisme) .
* Archaïsme .
* Contaminatie .
* Dubbele ontkenning .
* **Geografische benamingen:** Gebruik de juiste benaming (bv. `Gibraltarees` i.p.v. `Gibraltarisch`) [302-303](#page=302-303).
### 5.11 Woordensamenstelling en Afbreking
#### 5.11.1 Woordensamenstelling
* **Basisprincipes:** Samenstellingen bestaan uit twee delen die zelfstandig kunnen voorkomen (bv. `keukentafel`) .
* **Tussenletters:** Regels voor `-s-`, `-e-` en `-en-` zijn complex en afhankelijk van meervoudsvormen, klank, en betekenis [341-343](#page=341-343).
* **Koppelteken:** Gebruikt bij klinkerbotsing, leesbaarheid, samenkoppelingen, gelijkwaardige delen, combinaties met eigennamen, talen/dialecten, cijfers/letters/symbolen, initiaalwoorden/letterwoorden/verkortingen, bijzondere voor-/nabepalingen, en Engelse woorden [345-357](#page=345-357).
* **Engelse samenstellingen:** Principes lijken op Nederlandse, maar met specifieke regels voor klinkerbotsing, woordgroepen, en voorzetselbijwoorden [361-366](#page=361-366).
#### 5.11.2 Afbreking van woorden
* **Regels:** Afbreken op grens tussen delen van samenstelling/afleiding, of tussen grondwoord en uitgang. Geen isolatie van klinkers of medeklinkers. Specifieke regels voor lettercombinaties [370-378](#page=370-378).
* **Vermijden:** Splitsen zoveel mogelijk vermijden om fouten te voorkomen en leesbaarheid te bevorderen .
### 5.12 Conclusie: Controle en Verbetering
* **Lees teksten na:** Lees ze luidop voor, controleer zinslengte en logische samenhang .
* **Gebruik spellingcontrole:** Zet de spellingscontrole aan en controleer de taalinstellingen in tekstverwerkers [283, 382-388](#page=283, 382-388). Houd er rekening mee dat spellingscontrole niet alle fouten (bv. congruentie, woordensamenstelling) herkent .
* **Raadpleeg bronnen:** Gebruik woordenboeken, taaladvieswebsites (zoals `woordenlijst.org`, `taaladvies.net`, `taaltelefoon.be`) en naslagwerken bij twijfel (#page=314, 381) .
---
Dit studiemateriaal biedt een grondige basis voor het beheersen van Nederlandse spellingsregels en taalcorrectheid. Succes met studeren!
---
# Klachtenafhandeling en casestudy
Dit onderdeel behandelt de afhandeling van klachten, inclusief een illustratieve casus en richtlijnen voor het beantwoorden van klachten.
### 6.1 Zakelijke communicatie en klachtenbehandeling
Zakelijke communicatie omvat de focus op klachtenbehandeling, zowel mondeling als via e-mail en briefuitwisseling [2](#page=2).
### 6.2 Mondelinge klachtenbehandeling
Bij mondelinge klachtenbehandeling is het belangrijk om een gelijkwaardig gesprek met de klant aan te gaan. Dit betekent niet onderdanig of overheersend zijn, maar als mens benaderen. Vaak kunnen klachten hiermee snel en zonder compensatie worden opgelost [5](#page=5).
### 6.3 Casus: hilarische klachtenbrief
Een opmerkelijk voorbeeld van een klachtenbrief betreft de Australische blogger Rich Wisken, die een hilarische brief schreef na een vlucht naast een 'baby-nijlpaard'. Hij beschreef de vlucht met een medepassagier die last had van overgewicht en onaangenaam rook, waarbij hij het gevoel had 'onder' de passagier te zitten. De stewardessen, die hij denigrerend 'Babbelaar 1, Babbelaar 2 en Giechelaartje' noemde, konden of wilden hem niet helpen en boden geen andere plaats aan. Wisken gaf aan dat de vlucht hem nog lang zou bijblijven vanwege fysieke klachten die hij eraan overhield [53](#page=53).
### 6.4 Taal: zakelijke brief/klachtenbrief
De structuur en inhoud van een zakelijke brief, specifiek een klachtenbrief, is een belangrijk aspect van zakelijke communicatie [54](#page=54).
### 6.5 Beantwoording klachtenbrief
Het beantwoorden van een klachtenbrief vereist een gestructureerde aanpak, die bestaat uit drie delen:
* **Inleiding:**
* Omschrijving van de klacht en/of het verzoek [55](#page=55).
* Het doel van de brief [55](#page=55).
* **Kern:**
* Reacties en acties van uw kant [55](#page=55).
* Toon begrip voor de situatie en excuseer u [55](#page=55).
* Leg de oorzaak van het probleem uit [55](#page=55).
* Geef aan hoe het bedrijf die fout in de toekomst zal vermijden [55](#page=55).
* **Slot:**
* Laat weten dat u beschikbaar bent voor verdere vragen [55](#page=55).
* Sluit vriendelijk af [55](#page=55).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Zakelijke communicatie | Communicatie die plaatsvindt binnen een professionele of commerciële context, gericht op het bereiken van zakelijke doelen. |
| Professionele communicatie | Communicatie binnen een werkcontext, die specifiek gericht is op het effectief en efficiënt uitwisselen van informatie tussen professionals. |
| Mondelinge communicatie | Het overbrengen van boodschappen via gesproken taal, wat zowel formele presentaties als informele gesprekken kan omvatten. |
| Schriftelijke communicatie | Het overbrengen van boodschappen via geschreven teksten, zoals e-mails, brieven, rapporten en memo's. |
| Klachtenbehandeling | Het proces van het ontvangen, analyseren en oplossen van klachten van klanten of belanghebbenden, met als doel tevredenheid te herstellen. |
| E-mail | Een elektronisch bericht dat via een computernetwerk wordt verzonden, vaak gebruikt voor zakelijke en persoonlijke communicatie. |
| Brief | Een geschreven boodschap die per post of digitaal wordt verzonden, met een formele of informele toon, afhankelijk van de relatie met de ontvanger. |
| NBN-normen | Belgische normen die richtlijnen geven voor de opmaak en structuur van documenten, waaronder zakelijke brieven en rapporten. |
| Netiquette | De regels voor gepast gedrag en etiquette bij het communiceren via het internet, met name in e-mails en online forums. |
| Aanspreking | De manier waarop iemand wordt begroet of aangesproken in geschreven of gesproken communicatie, zoals 'Geachte heer' of 'Beste klant'. |
| Slotformule | De afsluitende groet in een zakelijke brief of e-mail, zoals 'Met vriendelijke groeten' of 'Hoogachtend'. |
| Signaalwoorden | Woorden of woordgroepen die de structuur en de relatie tussen zinnen en alinea's aangeven, zoals 'echter', 'daarom', 'ten eerste'. |
| Schematiseren | Het proces van het visueel representeren van informatie door middel van schema's, mindmaps of tabellen om de structuur en relaties te verduidelijken. |
| Samenvatten | Het beknopt weergeven van de belangrijkste informatie uit een langere tekst, waarbij de kernboodschap behouden blijft. |
| Inleiding | Het begin van een verslag, paper of presentatie, waarin het onderwerp, het doel en de opbouw worden geïntroduceerd om de lezer te informeren en te interesseren. |
| Middenstuk | Het centrale deel van een tekst, waarin de informatie gedetailleerd wordt uitgewerkt en geanalyseerd. |
| Conclusie | Het sluitstuk van een tekst, waarin de belangrijkste bevindingen worden samengevat en een persoonlijk standpunt of aanbevelingen kunnen worden gegeven. |
| Bronvermelding | Het correct aangeven van de geraadpleegde bronnen in een tekst, zowel in de lopende tekst (bv. met auteur en jaartal) als in een literatuurlijst. |
| Plagiaat | Het letterlijk of parafraseren van andermans werk zonder correcte bronvermelding, wat wordt beschouwd als fraude. |
| Citeren | Het letterlijk overnemen van tekst uit een bron, waarbij de tekst tussen aanhalingstekens wordt geplaatst en de bron wordt vermeld. |
| Parafraseren | Het in eigen woorden weergeven van de ideeën of informatie uit een bron, waarbij de bron wel correct vermeld moet worden. |
| APA-systeem | Een specifieke stijl voor bronvermelding, ontwikkeld door de American Psychological Association, die wereldwijd veel wordt gebruikt in academische publicaties. |
| Bijlage | Aanvullend materiaal dat ter ondersteuning of toelichting wordt toegevoegd aan een rapport of verslag, maar niet essentieel is voor de kernboodschap. |
| Lettertype | De stijl van de letters die worden gebruikt in een tekst, zoals Arial, Times New Roman of Verdana, die de leesbaarheid en professionele uitstraling beïnvloeden. |
| Lettergrootte | De afmeting van de letters in een tekst, die de leesbaarheid en visuele hiërarchie bepaalt, met aanbevelingen voor basistekst, koppen en voetteksten. |
| Marges | De witte ruimte rondom de tekst op een pagina, die zorgt voor een overzichtelijke bladspiegel en professionele uitstraling. |
| Uitlijning | De manier waarop tekst op een pagina wordt uitgelijnd, waarbij linksuitlijning vaak de voorkeur heeft boven blokuitlijning voor betere leesbaarheid. |
| Paginanummering | Het nummeren van de pagina's in een document, wat essentieel is voor de navigatie en het terugvinden van informatie. |
| Alineaopmaak | De opmaak van alinea's, inclusief witregels tussen alinea's, inspringen en de plaatsing van kopjes, om de tekst visueel aantrekkelijk en overzichtelijk te maken. |
| Opsomming | Het presenteren van een lijst van items met behulp van opsommingstekens of nummering om informatie geordend en duidelijk weer te geven. |
| Congruentie | De overeenkomst tussen het onderwerp en de persoonsvorm van een zin in getal (enkelvoud of meervoud), wat cruciaal is voor correcte zinsbouw. |
| Voorzetsel | Een woord dat de relatie tussen een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord en andere delen van de zin aangeeft, zoals 'in', 'op', 'van' of 'met'. |
| Werkwoordspelling | De correcte schrijfwijze van werkwoorden, inclusief de vervoeging in verschillende tijden en personen, en het correct gebruik van voltooid deelwoorden. |
| Hoofdletters | Het gebruik van hoofdletters aan het begin van zinnen, voor eigennamen, en in specifieke gevallen om nadruk te leggen of correctheid te garanderen. |
| Tussenletters | Letters die worden toegevoegd in samenstellingen of afleidingen, zoals -s-, -e-, -en- of -n-, om de uitspraak of etymologie te respecteren. |
| Aaneenschrijven | Het samenvoegen van twee of meer woorden tot één nieuw woord, zoals in samenstellingen en afleidingen, volgens specifieke spellingregels. |
| Koppelteken | Een verbindingsstreepje dat wordt gebruikt in samenstellingen of woordgroepen om klinkerbotsing te vermijden, de leesbaarheid te vergroten of specifieke betekenissen aan te duiden. |
| Trema | Twee puntjes op een klinker die aangeven dat deze apart moet worden uitgesproken, met specifieke regels voor gebruik in Nederlandse en vreemde woorden. |
| Verkortingen | Verkorte vormen van woorden die als gewone woorden worden uitgesproken, zoals 'prof' voor professor of 'wifi' voor wireless fidelity. |
| Afkortingen | Verkorte vormen van woorden of woordgroepen, die vaak met punten worden geschreven, zoals 'bv.' voor bijvoorbeeld of 'etc.' voor et cetera. |
| Symbolen | Genormeerde notaties van wetenschappelijke begrippen, eenheden of valuta, die zonder punten worden geschreven, zoals 'km' voor kilometer of '€' voor euro. |
| Initiaalwoorden | Verkorte vormen die uit beginletters bestaan en letter voor letter worden uitgesproken, zoals 'pc' voor personal computer of 'btw' voor belasting over de toegevoegde waarde. |
| Letterwoorden | Verkorte vormen die uit beginletters bestaan en als een gewoon woord worden uitgesproken, zoals 'laser' of 'vip'. |
| Homoniemen | Woorden die hetzelfde klinken maar een verschillende spelling en betekenis hebben, zoals 'reis' en 'reizen' of 'boom' en 'boom'. |
| Tweeklanken | Combinaties van twee klinkerklanken die als één klank worden uitgesproken, zoals 'ei', 'ij', 'ou', 'au' en 'ui'. |
| Medeklinker | Klanken die worden gevormd door een vernauwing van de luchtweg, geschreven met medeklinkers zoals b, c, d, f, g, etc. |
| Klinker | Klanken die vrij door de mond kunnen stromen, geschreven met klinkers zoals a, e, i, o, u. |
| Stam | Het deel van een werkwoord dat overblijft na het weglaten van de uitgang '-en' of '-n', en dat wordt gebruikt voor vervoegingen in de tegenwoordige tijd. |
| Infinitief | De onbepaalde wijs van een werkwoord, de basisvorm zoals 'werken' of 'antwoorden'. |
| Verleden tijd | De werkwoordstijd die aangeeft dat een handeling in het verleden heeft plaatsgevonden. |
| Voltooid deelwoord | De vorm van een werkwoord die samen met een hulpwerkwoord (hebben, zijn) de voltooide tijden vormt, zoals 'gewerkt' of 'gezien'. |
| Gebiedende wijs | De werkwoordsvorm die wordt gebruikt om een bevel of verzoek uit te drukken, zoals 'Werk!' of 'Antwoord!'. |
| Zelfstandig naamwoord | Een woord dat verwijst naar personen, zaken, plaatsen of begrippen, zoals 'tafel', 'man', 'Amsterdam' of 'geluk'. |
| Bijvoeglijk naamwoord | Een woord dat een eigenschap of kenmerk van een zelfstandig naamwoord beschrijft, zoals 'groot', 'mooi' of 'snel'. |
| Werkwoord | Een woord dat een handeling, staat of gebeurtenis uitdrukt, zoals 'lopen', 'zijn' of 'vallen'. |
| Voornaamwoord | Een woord dat een zelfstandig naamwoord vervangt, zoals 'ik', 'jij', 'hij', 'zij', 'het' of 'zij'. |
| Apostrof | Een leesteken dat wordt gebruikt om het weglaten van letters aan te geven, zoals in 's ochtends, of om bezit aan te duiden, zoals in 'oma's tas'. |
| Verkortings- of afkortingsteken | De punt die aan het einde van een afgekort woord wordt geplaatst, zoals in 'bv.' of 'etc.'. |
| Afbreekteken | Een streepje dat aan het einde van een regel wordt geplaatst om aan te geven dat een woord is afgebroken en op de volgende regel verdergaat. |
| Aanhalingstekens | Leestekens die worden gebruikt om directe rede, citaten of woorden met een speciale betekenis aan te geven, zoals ‘…’ of “…”. |
| Klinkerbotsing | Situaties waarin twee opeenvolgende klinkerletters tot verschillende lettergrepen behoren en mogelijk als één klank worden gelezen, wat wordt opgelost met een koppelteken of trema. |
| Woordgroep | Een combinatie van woorden die bij elkaar horen maar niet als één woord worden geschreven, zoals 'klein kind' of 'heavy metal'. |
| Samenstelling | Een nieuw woord gevormd door de combinatie van twee of meer bestaande woorden, die aaneengeschreven worden, zoals 'keukentafel'. |
| Afleiding | Een woord dat wordt gevormd door een grondwoord te combineren met voor- of achtervoegsels, zoals 'onschuldig' van 'schuld'. |
| Lettergreep | Een klankgroep binnen een woord die wordt uitgesproken, zoals in 'ta-fel' of 'bo-ter-ham'. |
| Etymologie | De studie van de oorsprong en ontwikkeling van woorden. |
| Gelijkvormigheid | Het principe in spelling waarbij woorden en woorddelen zo veel mogelijk op dezelfde manier worden gespeld, zelfs als de uitspraak verschilt. |
| Standaarduitspraak | De uitspraak van een woord zoals die algemeen wordt aanvaard in een bepaalde taal of regio. |
| Leenwoorden | Woorden die uit een andere taal zijn overgenomen en in de Nederlandse spelling zijn aangepast. |
| Vaste voorzetsels | Combinaties van voorzetsels met andere woorden die een specifieke grammaticale functie hebben en altijd op dezelfde manier worden geschreven, zoals 'aandacht besteden aan'. |