Accounting Standards
Cover
Consolidatie_les 1 -_BE_GAAP versie studenten (2).pptx
Summary
# Regelgeving rondom BE GAAP consolidatie
Hier volgt een gedetailleerd studieoverzicht van de regelgeving rondom BE GAAP consolidatie, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 1. Regelgeving rondom BE GAAP consolidatie
Dit gedeelte behandelt de wettelijke kaders en verordeningen die van toepassing zijn op de consolidatie volgens Belgische GAAP, inclusief verwijzingen naar relevante wetboeken en koninklijke besluiten.
### 1.1 Wettelijke kaders en verordeningen
De regelgeving voor consolidatie onder Belgische GAAP is gebaseerd op verschillende wetgevende teksten en besluiten.
#### 1.1.1 Wetboek van economisch recht en Wetboek van vennootschappen en verenigingen
* **Wetboek van economisch recht:** Artikel III.91 is relevant.
* **Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV):**
* Artikelen 1:11 tot 1:26
* Artikelen 3:21 tot 3:36
* Artikelen 3:76 tot 3:82
#### 1.1.2 Koninklijk Besluit tot uitvoering van het WVV
* **KB van 29 april 2019:**
* Artikelen 3:64 en 3:65
* Artikelen 3:96 tot 3:158
#### 1.1.3 Adviezen van de Commissie voor boekhoudkundige normen (CBN)
De CBN heeft diverse adviezen gepubliceerd die betrekking hebben op de consolidatiewetgeving in België.
#### 1.1.4 Europese verordeningen en besluiten
* **Europese verordening van 19 juli 2002:** Beursgenoteerde ondernemingen zijn verplicht hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen conform IFRS.
* **KB van 18 januari 2005:** Niet-beursgenoteerde ondernemingen hebben de *mogelijkheid* om hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen volgens IFRS. Deze keuze is onomkeerbaar.
### 1.2 Consolidatieplicht
#### 1.2.1 Moedervennootschap
Elke moedervennootschap is verplicht een geconsolideerde jaarrekening en een geconsolideerd jaarverslag op te stellen indien zij, alleen of gezamenlijk met andere ondernemingen, de controle uitoefent over één of meer dochterondernemingen. Dit wordt geregeld in artikel 3:23 WVV.
#### 1.2.2 Consortium
Indien een onderneming een consortium vormt met een andere onderneming, is zij verplicht een geconsolideerde jaarrekening en jaarverslag op te stellen. Dit geconsolideerde verslag moet alle ondernemingen van het consortium, alsmede hun dochterondernemingen, gemeenschappelijke dochterondernemingen en geassocieerde vennootschappen, omvatten. Dit wordt vastgelegd in artikel 3:24 WVV. De bepaling van een consortium vereist het bestaan van centrale leiding.
### 1.3 Moedervennootschap, dochtervennootschap en controlebevoegdheid
#### 1.3.1 Definities
* **Moedervennootschap (art. 1:15 WVV):** Een vennootschap die controle uitoefent over een andere vennootschap.
* **Dochteronderneming (art. 1:15 WVV):** Een vennootschap ten opzichte waarvan een controlebevoegdheid bestaat.
* **Controle (art. 1:14 WVV):** De bevoegdheid, in rechte of in feite, om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders, of op de oriëntatie van het beleid.
#### 1.3.2 Verschil tussen stemrechten en aandelenbezit
Dit onderscheid is cruciaal bij de bepaling van controle.
#### 1.3.3 Controle in rechte
Controle in rechte is onweerlegbaar en wordt vastgesteld in de volgende gevallen:
* Het bezit van de meerderheid van de stemrechten.
* Het recht om de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders te benoemen of te ontslaan.
* Het beschikken over controlebevoegdheid op basis van statuten of overeenkomsten (bv. een overheersingsovereenkomst).
* Het beschikken over de meerderheid van de stemrechten op basis van een overeenkomst met andere vennoten.
* Gezamenlijke controle.
#### 1.3.4 Controle in feite
Controle in feite is weerlegbaar en wordt vermoed indien er geen controle in rechte is. Een weerlegbaar vermoeden ontstaat in de volgende situatie:
* Ingeval van een meerderheid van de stemrechten op de twee laatste algemene vergaderingen, waarbij de resterende stemrechten breed verspreid zijn.
> **Tip:** Controle in feite impliceert dat men kan aantonen dat ondanks een schijn van controle, er in de praktijk geen beslissende invloed kan worden uitgeoefend.
#### 1.3.5 Gezamenlijke controle
* **Definitie (art. 1:18 WVV):** Controle die een beperkt aantal vennoten samen uitoefenen wanneer zij zijn overeengekomen dat beslissingen omtrent de beleidsoriëntatie van een betrokken onderneming niet zonder hun gemeenschappelijke instemming kunnen worden genomen. Dit vereist unanimiteit.
* **Gemeenschappelijke dochteronderneming:** Een onderneming ten aanzien waarvan gezamenlijke controle bestaat.
#### 1.3.6 Exclusieve controle
* **Definitie (art. 1:17 WVV):** Controle die een vennootschap alleen, of samen met een of meer van haar dochterondernemingen, uitoefent.
#### 1.3.7 Samenstelling van de controlebevoegdheid
Bij het bepalen van de controlebevoegdheid worden de volgende elementen meegenomen (art. 1:16 WVV):
* **Onrechtstreekse bevoegdheid:** Bevoegdheid via een dochteronderneming wordt bij de rechtstreekse bevoegdheid geteld.
* **Bevoegdheid van een tussenpersoon:** De bevoegdheid van een tussenpersoon wordt geacht te behoren tot de persoon die deze tussenpersoon controleert.
Volgende posten worden **niet** in rekening genomen:
* Schorsing van de stemrechten.
* Stemrechtbeperkingen.
* Stemrechten verbonden aan eigen aandelen van een dochteronderneming.
* Stemrechten verbonden aan aandelen aangehouden door (klein)dochterondernemingen.
#### 1.3.8 Consoliderende vennootschap en vennootschappen opgenomen in de consolidatie
* **Consoliderende vennootschap (art. 3:22 WVV):** De vennootschap die de geconsolideerde jaarrekening opstelt.
* **Vennootschappen opgenomen in de consolidatie (art. 3:22 WVV):**
* De consoliderende vennootschap zelf.
* Integraal geconsolideerde vennootschappen.
* Evenredig geconsolideerde vennootschappen.
* In geval van een consortium: alle vennootschappen die onder centrale leiding staan.
* **Uitzondering:** Vennootschappen waarvoor de vermogensmutatiemethode wordt toegepast, worden niet integraal of evenredig geconsolideerd.
* **Geconsolideerd geheel (consolidatiekring):** Het geheel van vennootschappen die in de consolidatie zijn opgenomen.
#### 1.3.9 Voorbeelden
* **Voorbeeld 1 – Exclusieve controle:** Betreft een situatie waar één moedervennootschap exclusieve controle uitoefent.
* **Voorbeeld 2 – Gezamenlijke controle:** Gaat over een situatie van gezamenlijke controle tussen twee moedervennootschappen, mits het bestaan van een overeenkomst om gezamenlijk het beleid te bepalen.
### 1.4 Het consortium of de horizontale groep
#### 1.4.1 Definitie van consortium (art. 1:19 WVV)
Een consortium ontstaat wanneer een vennootschap, die geen dochteronderneming is van een andere vennootschap, en één of meer andere vennootschappen (naar Belgisch of buitenlands recht), die evenmin dochterondernemingen van elkaar zijn of van één en dezelfde vennootschap, onder centrale leiding staan.
#### 1.4.2 Vermoeden van centrale leiding
* **Onweerlegbaar vermoeden:** Ontstaat uit overeenkomsten of statutaire bepalingen, of wanneer het bestuursorgaan voor het merendeel uit dezelfde personen bestaat.
* **Weerlegbaar vermoeden:** Ontstaat indien de meerderheid van de stemrechten verbonden aan hun effecten wordt gehouden door dezelfde personen (natuurlijke of rechtspersonen).
### 1.5 Geassocieerde vennootschap
#### 1.5.1 Definitie (art. 1:21 WVV)
Elke vennootschap, anders dan een dochter- of gemeenschappelijke dochteronderneming, waarin een andere vennootschap een deelneming bezit en waarin zij een *invloed van betekenis* uitoefent op de oriëntatie van het beleid.
#### 1.5.2 Invloed van betekenis
Behoudens tegenbewijs wordt invloed van betekenis vermoed indien het stemrechtenpercentage 20% of meer bedraagt.
#### 1.5.3 Deelnemingsverhouding
Een deelneming waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, heeft een drempel van 10%. Elke geassocieerde vennootschap is een deelneming waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, maar dit geldt omgekeerd niet noodzakelijk.
### 1.6 Vrijstelling van consolidatie
Er zijn verschillende situaties waarin een consolidatieplicht kan worden vrijgesteld.
#### 1.6.1 Vrijstelling omwille van subconsolidatie (art. 3:26 WVV)
Een Belgische vennootschap die één of meer andere ondernemingen controleert en zelf een dochteronderneming is op een hoger niveau, kan van consolidatie worden vrijgesteld indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
* De vennootschap is een dochter van een moederonderneming (Belgisch of buitenlands recht) die een geconsolideerde jaarrekening opstelt, laat controleren en openbaar maakt.
* Goedkeuring door negen tiende van de stemmen (NV) of acht tiende (andere vennootschapsvormen) van het totale aantal effecten. Deze goedkeuring is geldig voor twee boekjaren en kan worden hernieuwd.
* De geconsolideerde jaarrekening van de moederonderneming moet opgesteld, gecontroleerd en openbaar gemaakt zijn conform de Europese richtlijn 2013/34 of gelijkwaardig.
* Het bestuursorgaan van de vrijgestelde onderneming moet de geconsolideerde jaarrekening en het jaarverslag van de moederonderneming neerleggen binnen twee maanden na beschikbaarheid, en uiterlijk zeven maanden na boekjaarafsluiting.
* De neerlegging gebeurt in de taal waarin de vrijgestelde vennootschap haar enkelvoudige jaarrekening opstelt.
* Vermelding in de toelichting van de vrijgestelde vennootschap van de gebruikte vrijstellingsmogelijkheid en gegevens over de alternatieve informatie.
#### 1.6.2 Beperkingen voor vrijstelling omwille van subconsolidatie
Deze vrijstelling kan niet worden toegepast indien:
* Een van de geconsolideerde ondernemingen beursgenoteerd is (art. 3:27 WVV).
* De consolidatie wordt gevraagd door de ondernemingsraad, de overheid of een rechter (art. 3:28 WVV).
#### 1.6.3 Vrijstelling voor groepen van beperkte omvang (art. 3:25 W. Venn)
Een moederonderneming en haar dochterondernemingen (of consortiumvennootschappen) vormen een groep van beperkte omvang indien zij, op geconsolideerde basis, niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden:
* **Jaaromzet (excl. BTW):** 42.500.000 EUR (voor april 2024: 34.000.000 EUR).
* **Balanstotaal:** 21.250.000 EUR (voor april 2024: 17.000.000 EUR).
* **Personeelsbestand:** 250.
* **Toetsing:** De criteria worden getoetst over twee opeenvolgende boekjaren.
* **Toepassing:** De vrijstelling is van toepassing vanaf het boekjaar dat volgt op de twee boekjaren waarin de criteria werden overschreden.
#### 1.6.4 Vereenvoudigde methode voor groepen van beperkte omvang
Voor de toepassing van deze vrijstelling kunnen de grensbedragen voor omzet en balanstotaal met 20% worden verhoogd. De CBN heeft adviezen hierover gepubliceerd, onder andere over de berekening van de groottecriteria bij gezamenlijke controle.
#### 1.6.5 Beperkingen voor vrijstelling voor groepen van beperkte omvang
Deze vrijstelling kan niet worden toegepast indien:
* Een van de ondernemingen die in consolidatie is opgenomen beursgenoteerd is.
* De consolidatie wordt gevraagd door de ondernemingsraad, de overheid of een rechter.
#### 1.6.6 Vrijstelling dochterondernemingen van te verwaarlozen betekenis (art. 3:23 WVV)
Een moedervennootschap kan worden vrijgesteld van het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening indien al haar dochterondernemingen, individueel of gezamenlijk, van verwaarloosbare betekenis zijn bij de beoordeling van het geconsolideerd vermogen, de financiële positie en de geconsolideerde resultaten.
### 1.7 Consolidatiekring
De consolidatiekring omvat:
* De consoliderende vennootschap.
* Integraal opgenomen dochterondernemingen.
* Evenredig opgenomen dochterondernemingen.
* In geval van een consortium: alle vennootschappen die onder centrale leiding staan.
Niet opgenomen zijn: geassocieerde vennootschappen die volgens de vermogensmutatiemethode worden opgenomen.
#### 1.7.1 Controlepercentage en belangenpercentage
* **Controlepercentage:** Bepaalt welke vennootschappen in de consolidatiekring worden opgenomen.
* **Belangenpercentage:** Geeft het financiële belang van de moedervennootschap in het netto-vermogen en resultaat van een andere onderneming weer. Bij onrechtstreekse deelnemingen wordt het belangenpercentage verkregen door vermenigvuldiging.
#### 1.7.2 Weglating uit de consolidatiekring mits motivatie in de toelichting (art. 3:97 KB 29 april 2019)
Een dochteronderneming mag buiten consolidatie worden gelaten indien:
* De onderneming van verwaarloosbare betekenis is (beoordeling voor alle weggelaten ondernemingen).
* De effectieve controle of aanwending van het vermogen ingrijpend en duurzaam wordt beperkt.
* De benodigde gegevens zonder onevenredig hoge kosten of onverantwoorde vertraging kunnen worden verkregen.
* De aandelen uitsluitend met het oog op latere vervreemding worden gehouden (geldbelegging).
Motivatie in de toelichting is vereist voor het gebruik van deze mogelijkheid.
#### 1.7.3 Weglating uit de consolidatiekring mits opname volgens vermogensmutatiemethode en motivatie in de toelichting (art. 3:98 KB 29 april 2019)
Een dochteronderneming waarover de consoliderende vennootschap een controle in feite bezit, kan buiten consolidatie worden gelaten indien opname zou indruisen tegen het getrouwe beeld. Dit veronderstelt opname volgens de vermogensmutatiemethode en motivatie in de toelichting.
#### 1.7.4 Weglating uit de consolidatiekring mits opname volgens vermogensmutatiemethode (art. 3:99 KB 29 april 2019)
Een dochteronderneming moet buiten consolidatie worden gelaten indien:
* De onderneming in vereffening is.
* Er is beslist de onderneming stop te zetten.
* Er kan niet meer van uitgegaan worden dat het bedrijf van de onderneming wordt verdergezet.
Ook hier geldt de opname volgens de vermogensmutatiemethode en motivatie in de toelichting. Het is belangrijk dat deze vennootschappen wel worden opgenomen, maar niet geconsolideerd.
#### 1.7.5 Wijzigingen consolidatiekring
Dochnterondernemingen die buiten de consolidatiekring worden gerealiseerd, worden vanaf de datum van realisatie niet langer opgenomen. Indien de samenstelling van het geconsolideerd geheel in de loop van het boekjaar aanzienlijk wijzigt, moet de toelichting informatie bevatten die een zinvolle vergelijking met voorgaande jaren mogelijk maakt (art. 3:102 KB 29 april 2019).
### 1.8 Consolidatietechnieken
De belangrijkste consolidatietechnieken zijn:
* Integrale consolidatie.
* Proportionele consolidatie.
De vermogensmutatiemethode is een waarderingsmethode, geen consolidatiemethode.
### 1.9 Integrale consolidatie
#### 1.9.1 Toepassingsgebied
Moedervennootschap en dochteronderneming.
#### 1.9.2 Werkwijze
Alle elementen van het actief en passief, alle opbrengsten en kosten, alsook alle rechten en verplichtingen van moeder- en dochteronderneming worden integraal (100%) opgenomen. Onderlinge saldi en transacties worden integraal geëlimineerd.
#### 1.9.3 Consolidatie van de balans
* Groepswaarderingsregels.
* Herwerkt eigen vermogen.
* Eliminatie van deelnemingen en belangen van derden.
* Eliminatie van onderlinge vorderingen en schulden.
* Eliminatie van winsten en verliezen die begrepen zijn in de waarde van een actief.
Een uitzondering op integrale eliminatie is mogelijk, waarbij eliminatie a rato van het belangenpercentage plaatsvindt.
#### 1.9.4 Consolidatie van de resultatenrekening
* Groepswaarderingsregels.
* Resultaatbestemming anders dan dividend.
* Belastingvrije reserve.
* Eliminatie van onderlinge opbrengsten en kosten.
* Eliminatie van winsten en verliezen die begrepen zijn in de waarde van een actief.
* Gerealiseerde meer- of minwaarden op deelnemingen.
* Dividenden.
* Waardeverminderingen.
* Aandeel derden in het resultaat.
Ook hier kan eliminatie a rato van het belangenpercentage plaatsvinden.
#### 1.9.5 Eenvoudig voorbeeld
* **Gegeven:** Verwerving van 100% van de aandelen van dochteronderneming D door moedervennootschap M op 1 januari 20N1, met een aanschaffingswaarde van 123.000 EUR. Eind 20N1 heeft D een schuld van 20.000 EUR ten opzichte van M.
* **Gevraagd:** Horizontaal consolidatieblad.
---
# Consolidatieplicht en de definitie van controle
Dit gedeelte behandelt de voorwaarden die leiden tot een consolidatieplicht, waarbij de focus ligt op de definities van moeder- en dochterondernemingen en de verschillende vormen van controle.
## 2. Consolidatieplicht en de definitie van controle
Elke moedervennootschap is verplicht een geconsolideerde jaarrekening en een geconsolideerd jaarverslag op te stellen indien zij, alleen of gezamenlijk, één of meerdere dochterondernemingen controleert. Wanneer ondernemingen een consortium vormen, moeten zij eveneens een geconsolideerde jaarrekening en jaarverslag opstellen die alle ondernemingen binnen het consortium omvat, alsook hun dochterondernemingen, gemeenschappelijke dochterondernemingen en geassocieerde vennootschappen.
### 2.1 Moedervennootschap, dochteronderneming en controlebevoegdheid
* **Moedervennootschap** (art. 1:15 WVV): Een vennootschap die controle uitoefent over een andere vennootschap.
* **Dochteronderneming** (art. 1:15 WVV): Een vennootschap ten aanzien waarvan een controlebevoegdheid bestaat.
* **Controle** (art. 1:14 WVV): De bevoegdheid, in rechte of in feite, om een beslissende invloed uit te oefenen op de benoeming van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders, of op de oriëntatie van het beleid.
#### 2.1.1 Verschillende vormen van controle
**Controle in rechte** wordt als onweerlegbaar beschouwd en kan voortvloeien uit:
* Het bezit van de meerderheid van de stemrechten.
* Het recht om de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders te benoemen of te ontslaan.
* De controlebevoegdheid gebaseerd op statuten of overeenkomsten (zoals een overheersingsovereenkomst).
* Het bezit van de meerderheid van de stemrechten op basis van een overeenkomst met andere vennoten.
**Controle in feite** is weerlegbaar en wordt aangenomen indien er geen controle in rechte is. Een weerlegbaar vermoeden van controle in feite ontstaat bij het bezit van de meerderheid van de stemrechten op de twee voorgaande algemene vergaderingen.
> **Voorbeeld:** Een aandeelhouder bezit 40% van de aandelen, terwijl de resterende 60% verspreid is over veel kleine aandeelhouders. In dit geval kan er sprake zijn van controle in feite.
**Gezamenlijke controle** (art. 1:18 WVV) is de controle die een beperkt aantal vennoten samen uitoefent wanneer zij overeengekomen zijn dat beslissingen over de beleidsoriëntatie van een betrokken onderneming slechts met gemeenschappelijke instemming genomen kunnen worden. Een onderneming ten aanzien waarvan gezamenlijke controle bestaat, wordt een **gemeenschappelijke dochteronderneming** genoemd.
**Exclusieve controle** (art. 1:17 WVV) is de controle die een vennootschap alleen of samen met een of meer van haar dochterondernemingen uitoefent.
#### 2.1.2 Samenstelling van de controlebevoegdheid
Bij het bepalen van de controlebevoegdheid worden de volgende elementen meegeteld (art. 1:16 WVV):
* Onrechtstreekse bevoegdheid via een dochteronderneming wordt opgeteld bij de rechtstreekse bevoegdheid.
* De bevoegdheid van een tussenpersoon wordt geacht te behoren tot de persoon die de tussenpersoon aanstelt.
Volgende elementen worden **niet** in rekening genomen:
* Schorsing van de stemrechten.
* Stemrechtbeperkingen.
* Stemrechten verbonden aan eigen aandelen van de dochteronderneming.
* Stemrechten verbonden aan aandelen aangehouden door (klein)dochterondernemingen.
### 2.2 Het consortium of de horizontale groep
Een consortium (art. 1:19 WVV) ontstaat wanneer een vennootschap en één of meer andere vennootschappen, die geen dochterondernemingen van elkaar zijn noch van een gemeenschappelijke derde partij, onder centrale leiding staan.
Centrale leiding wordt onweerlegbaar vermoed indien:
* Dit voortvloeit uit overeenkomsten of statutaire bepalingen.
* Het bestuursorgaan voor het merendeel uit dezelfde personen bestaat.
Centrale leiding wordt weerlegbaar vermoed indien:
* De meerderheid van de stemrechten verbonden aan de effecten in handen is van dezelfde personen.
### 2.3 Geassocieerde vennootschap
Een **geassocieerde vennootschap** (art. 1:21 WVV) is elke vennootschap, anders dan een dochter- of gemeenschappelijke dochteronderneming, waarin een andere vennootschap een deelneming bezit en waarop zij een **invloed van betekenis** uitoefent op de oriëntatie van het beleid.
Invloed van betekenis wordt behoudens tegenbewijs vermoed indien het stemrechtpercentage 20% of meer bedraagt. Elke geassocieerde vennootschap is een deelneming waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, maar omgekeerd is dit niet altijd het geval.
### 2.4 Vrijstelling van consolidatie
Er zijn verschillende vrijstellingen van de consolidatieplicht mogelijk:
#### 2.4.1 Vrijstelling omwille van subconsolidatie
Een Belgische vennootschap die dochter is van een hoger gelegen moedervennootschap kan van consolidatie worden vrijgesteld indien:
* De moederonderneming (Belgisch of buitenlands) een geconsolideerde jaarrekening opstelt, laat controleren en openbaar maakt.
* De vrijstelling wordt goedgekeurd door negen tiende van de stemmen (of acht tiende voor andere vennootschapsvormen). Deze goedkeuring is geldig voor twee boekjaren en kan hernieuwd worden.
* De geconsolideerde jaarrekening van de moederonderneming voldoet aan de Europese richtlijn 2013/34 of een gelijkwaardige regelgeving.
* De geconsolideerde jaarrekening van de moederonderneming wordt neergelegd samen met die van de vrijgestelde vennootschap.
* Er een vermelding in de toelichting is over het gebruik van deze vrijstellingsmogelijkheid.
Deze vrijstelling kan niet worden toegepast indien een van de geconsolideerde ondernemingen beursgenoteerd is, of indien de consolidatie gevraagd wordt door de ondernemingsraad, de overheid of een rechter.
#### 2.4.2 Vrijstelling voor groepen van beperkte omvang
Een moederonderneming vormt met haar dochterondernemingen een groep van beperkte omvang indien de geconsolideerde cijfers niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden (art. 1:26 WVV):
* Jaaromzet (excl. BTW): 42.500.000 euro (voor april 2024: 34.000.000 euro).
* Balanstotaal: 21.250.000 euro (voor april 2024: 17.000.000 euro).
* Personeelsbestand: 250.
De toetsing gebeurt over twee opeenvolgende boekjaren. De vrijstelling is van toepassing vanaf het boekjaar volgend op de twee boekjaren waarin de criteria werden overschreden.
Een vereenvoudigde methode kan worden toegepast door de grensbedragen van omzet en balanstotaal met 20% te verhogen.
Deze vrijstelling kan niet worden toegepast indien een van de geconsolideerde ondernemingen beursgenoteerd is, of indien de consolidatie gevraagd wordt door de ondernemingsraad, de overheid of een rechter.
#### 2.4.3 Vrijstelling dochterondernemingen van te verwaarlozen betekenis
Indien de dochterondernemingen individueel of gezamenlijk van verwaarloosbare betekenis zijn voor het geconsolideerd vermogen, de financiële positie en de geconsolideerde resultaten, kan de moedervennootschap vrijgesteld worden van de consolidatieplicht (art. 3:23 WVV).
### 2.5 Consolidatiekring
De consolidatiekring omvat de consoliderende vennootschap, integraal opgenomen dochterondernemingen en evenredig opgenomen dochterondernemingen. In geval van een consortium worden alle ondernemingen onder centrale leiding opgenomen. Geassocieerde vennootschappen worden opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode.
#### 2.5.1 Bepaling van het controlepercentage en belangenpercentage
Het **controlepercentage** bepaalt welke vennootschappen in de consolidatiekring worden opgenomen. Het **belangenpercentage** geeft het financiële belang van de moedervennootschap weer in het netto-vermogen en resultaat van een andere onderneming. Bij onrechtstreekse deelneming wordt het belangenpercentage verkregen door vermenigvuldiging.
#### 2.5.2 Weglating uit de consolidatiekring
Een dochteronderneming mag buiten consolidatie gelaten worden (art. 3:97 KB 29 april 2019) onder bepaalde voorwaarden:
* Indien de onderneming van te verwaarlozen betekenis is.
* Indien de effectieve controle of de aanwending van het vermogen ingrijpend en duurzaam wordt beperkt.
* Indien de benodigde gegevens niet zonder onevenredige kosten of vertraging verkregen kunnen worden.
* Indien de aandelen uitsluitend worden aangehouden met het oog op latere vervreemding (geldbelegging).
Deze weglatingen moeten gemotiveerd worden in de toelichting.
Indien een dochteronderneming over een controle in feite beschikt, kan deze buiten consolidatie gelaten worden indien de opname indruist tegen het beginsel van het getrouw beeld (art. 3:98 KB 2019). Dit veronderstelt de opname volgens de vermogensmutatiemethode en motivering in de toelichting.
Een dochteronderneming **moet** buiten consolidatie worden gelaten indien ze in vereffening is, er een beslissing is genomen om de onderneming stop te zetten, of wanneer het bedrijf van de onderneming niet meer wordt verdergezet (art. 3:99 KB 2019). In deze gevallen is opname volgens de vermogensmutatiemethode wel vereist.
#### 2.5.3 Wijzigingen in de consolidatiekring
Do
---
# Consortia en geassocieerde vennootschappen
Dit deel behandelt de regels voor het opstellen van geconsolideerde jaarrekeningen voor consortia en horizontale groepen, evenals de kenmerken en implicaties van geassocieerde vennootschappen.
### 3.1 Consolidatieplicht
Elke moedervennootschap moet een geconsolideerde jaarrekening en een geconsolideerd jaarverslag opstellen indien zij alleen of gezamenlijk de controle uitoefent over één of meer dochterondernemingen.
Een consortium is een samenwerkingsverband tussen twee of meer ondernemingen die geen dochterondernemingen van elkaar zijn of van één en dezelfde derde partij, maar die onder centrale leiding staan. Elke onderneming die deel uitmaakt van een consortium, is verplicht een geconsolideerde jaarrekening op te stellen waarin alle ondernemingen van het consortium, alsmede hun dochterondernemingen, gemeenschappelijke dochterondernemingen en geassocieerde vennootschappen, worden opgenomen.
### 3.2 Moedervennootschap, dochtervennootschap en controlebevoegdheid
* **Moedervennootschap** (art. 1:15 WVV): Een vennootschap die controle uitoefent over een andere vennootschap.
* **Dochteronderneming** (art. 1:15 WVV): Een vennootschap ten opzichte waarvan een controlebevoegdheid bestaat.
* **Controle** (art. 1:14 WVV): De bevoegdheid, in rechte of in feite, om beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders, of op de oriëntatie van het beleid.
#### 3.2.1 Controle in rechte
Controle in rechte is onweerlegbaar en kan blijken uit:
* Het bezit van de meerderheid van de stemrechten.
* Het recht om de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders te benoemen of te ontslaan.
* Controlebevoegdheid op basis van statuten of overeenkomsten, zoals een overheersingsovereenkomst.
* Het beschikken over de meerderheid van de stemrechten op basis van een overeenkomst met andere vennoten.
* Gezamenlijke controle.
#### 3.2.2 Controle in feite
Controle in feite is weerlegbaar en kan worden aangenomen indien er geen controle in rechte is. Een weerlegbaar vermoeden van controle in feite ontstaat in geval van een meerderheid van de stemrechten op de twee laatste algemene vergaderingen, waarbij de resterende stemrechten verspreid zijn onder andere aandeelhouders.
> **Tip:** Controle in feite is een belangrijk concept omdat het de mogelijkheid biedt om consolidatieverplichtingen te onderkennen, zelfs als de formele rechten hiertoe ontbreken.
#### 3.2.3 Gezamenlijke controle
* **Gezamenlijke controle** (art. 1:18 WVV): Controle die een beperkt aantal vennoten samen uitoefenen wanneer zij overeengekomen zijn dat beslissingen omtrent de beleidsoriëntatie niet zonder hun gemeenschappelijke instemming kunnen worden genomen.
* **Gemeenschappelijke dochteronderneming**: Een onderneming ten aanzien waarvan gezamenlijke controle bestaat.
#### 3.2.4 Exclusieve controle
* **Exclusieve controle** (art. 1:17 WVV): Controle die een vennootschap alleen of samen met één of meer van haar dochterondernemingen uitoefent.
#### 3.2.5 Samenstelling van de controlebevoegdheid
Om de controlebevoegdheid te bepalen, wordt rekening gehouden met:
* Onrechtstreekse bevoegdheid via een dochteronderneming, die wordt meegeteld bij de rechtstreekse bevoegdheid.
* De bevoegdheid van een tussenpersoon die geacht wordt in bezit te zijn van een andere persoon.
Niet in rekening gehouden wordt met:
* Schorsing van de stemrechten.
* Stemrechtbeperkingen.
* Stemrechten verbonden aan eigen aandelen van de dochtervennootschap.
* Stemrechten verbonden aan aandelen aangehouden door (klein)dochterondernemingen.
#### 3.2.6 De consoliderende vennootschap en de consolidatiekring
* **Consoliderende vennootschap** (art. 3:22 WVV): De vennootschap die de geconsolideerde jaarrekening opstelt.
* **Vennootschappen opgenomen in de consolidatie** (art. 3:22 WVV): De consoliderende vennootschap, inclusief integraal en evenredig geconsolideerde vennootschappen. Vennootschappen die volgens de vermogensmutatiemethode worden opgenomen, worden hier niet onder gerekend voor de consolidatiekring.
* **Geconsolideerd geheel (consolidatiekring)**: Het geheel van vennootschappen die in consolidatie zijn opgenomen.
### 3.3 Het consortium of de horizontale groep
Een consortium of horizontale groep ontstaat wanneer een vennootschap en één of meer andere vennootschappen, die geen dochterondernemingen van elkaar zijn of van dezelfde derde, onder centrale leiding staan.
Centrale leiding wordt onweerlegbaar vermoed indien:
* Dit voortvloeit uit overeenkomsten of statutaire bepalingen.
* Het bestuursorgaan van de betrokken vennootschappen grotendeels uit dezelfde personen bestaat.
Centrale leiding wordt, behoudens tegenbewijs (weerlegbaar), vermoed indien de meerderheid van de stemrechten verbonden aan de effecten van deze vennootschappen wordt gehouden door dezelfde personen.
### 3.4 Geassocieerde vennootschap
* **Geassocieerde vennootschap** (art. 1:21 WVV): Elke andere vennootschap dan een dochteronderneming of gemeenschappelijke dochteronderneming, waarin een andere vennootschap een deelneming bezit en waarin zij een invloed van betekenis uitoefent op de oriëntatie van het beleid.
"Invloed van betekenis" wordt behoudens tegenbewijs vermoed indien het stemrechtenpercentage 20% of meer bedraagt. Elke geassocieerde vennootschap is een deelneming waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, maar omgekeerd is dit niet noodzakelijk het geval.
### 3.5 Vrijstelling van consolidatie
#### 3.5.1 Vrijstelling omwille van subconsolidatie
Een Belgische vennootschap die dochter is van een hogere moederonderneming, kan vrijgesteld worden van de consolidatieplicht indien voldaan is aan de volgende voorwaarden (art. 3:26 WVV):
* De moederonderneming (Belgisch of buitenlands) stelt een geconsolideerde jaarrekening op, laat deze controleren en publiceert deze.
* Goedkeuring door negen tiende van het aantal stemmen verbonden aan het totale aantal effecten (NV, of acht tiende voor andere vennootschapsvormen). Deze goedkeuring is geldig voor twee boekjaren en kan worden hernieuwd.
* De geconsolideerde jaarrekening van de moederonderneming wordt opgesteld, gecontroleerd en openbaar gemaakt conform de Europese richtlijn 2013/34 of gelijkwaardig.
* Het bestuursorgaan van de vrijgestelde onderneming legt de geconsolideerde jaarrekening en het geconsolideerd jaarverslag van de moederonderneming neer binnen twee maanden na verkrijgbaarheid en uiterlijk zeven maanden na afsluiting van het boekjaar. De neerlegging gebeurt in de taal waarin de vrijgestelde vennootschap haar enkelvoudige jaarrekening opstelt.
* De vrijstelling wordt vermeld in de toelichting van de vrijgestelde onderneming, met gegevens over de alternatief verstrekte geconsolideerde informatie.
Deze vrijstelling kan niet worden toegepast indien:
* Een van de ondernemingen beursgenoteerd is (art. 3:27 WVV).
* De consolidatie gevraagd wordt door de ondernemingsraad, de overheid of een rechter (art. 3:28 WVV).
#### 3.5.2 Vrijstelling voor groepen van beperkte omvang
Een groep (moeder met dochters, of vennootschappen in consortium) kan van consolidatieplicht worden vrijgesteld indien zij op geconsolideerde basis niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt (art. 3:25 WVV, art. 1:26 WVV):
* Jaaromzet (exclusief BTW): 42.500.000 EUR (voor april 2024: 34.000.000 EUR).
* Balanstotaal: 21.250.000 EUR (voor april 2024: 17.000.000 EUR).
* Personeelsbestand: 250.
De toetsing gebeurt over twee achtereenvolgende boekjaren. De vrijstelling kan worden toegepast vanaf het boekjaar dat volgt op de twee boekjaren waarin de criteria werden overschreden.
Bij de beoordeling van de vrijstelling voor groepen van beperkte omvang worden geconsolideerde cijfers gehanteerd. Een vereenvoudigde methode laat toe de grensbedragen van omzet en balanstotaal met 20% te verhogen.
Deze vrijstelling kan niet worden toegepast indien:
* Een van de ondernemingen beursgenoteerd is.
* De consolidatie gevraagd wordt door de ondernemingsraad, de overheid of een rechter.
#### 3.5.3 Vrijstelling dochterondernemingen van te verwaarlozen betekenis
Moederondernemingen worden vrijgesteld van het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening indien al hun dochterondernemingen individueel of samen van te verwaarlozen betekenis zijn in het kader van de beoordeling van het geconsolideerd vermogen, de financiële positie en de geconsolideerde resultaten (art. 3:23 WVV).
### 3.6 Consolidatiekring
De consolidatiekring omvat:
* De consoliderende vennootschap.
* Integraal opgenomen dochterondernemingen.
* Evenredig opgenomen dochterondernemingen.
* In geval van consortium: alle ondernemingen die onder centrale leiding staan.
Geassocieerde vennootschappen die volgens de vermogensmutatiemethode worden opgenomen, maken geen deel uit van de consolidatiekring voor integrale of proportionele consolidatie.
#### 3.6.1 Weglating uit de consolidatiekring
Een dochteronderneming mag buiten consolidatie worden gelaten (art. 3:97 KB 29 april 2019) indien:
* De onderneming van te verwaarlozen betekenis is (dit geldt voor alle ondernemingen die op deze basis worden weggelaten).
* De effectieve controle of de aanwending van het vermogen ingrijpend en duurzaam wordt beperkt.
* De benodigde gegevens niet zonder onevenredig hoge kosten of onverantwoorde vertraging kunnen worden verkregen.
* De aandelen uitsluitend met het oog op latere vervreemding worden gehouden (geldbelegging).
In deze gevallen dient de motivering voor de weglating in de toelichting te worden opgenomen.
Een dochteronderneming waarover de consoliderende vennootschap een controle in feite bezit, kan buiten consolidatie worden gelaten indien de opname ervan indruist tegen het beginsel van het getrouw beeld (art. 3:98 KB 2019). De opname volgens de vermogensmutatiemethode is in dit geval wel vereist, met motivering in de toelichting.
Een dochteronderneming moet buiten consolidatie worden gelaten indien zij:
* In vereffening is.
* Er een beslissing is genomen om de onderneming stop te zetten.
* Er niet meer van uitgegaan kan worden dat het bedrijf van de onderneming wordt voortgezet (art. 3:99 KB 2019).
Ook in deze gevallen is de opname van de dochteronderneming volgens de vermogensmutatiemethode vereist.
#### 3.6.2 Wijzigingen in de consolidatiekring
Dochterondernemingen die gedurende het boekjaar buiten de consolidatiekring worden gerealiseerd, worden vanaf de datum van realisatie niet langer opgenomen in de consolidatie. Indien de samenstelling van het geconsolideerd geheel aanmerkelijk wijzigt, dient de toelichting inlichtingen te bevatten die een zinvolle vergelijking met de geconsolideerde jaarrekeningen van vorige boekjaren mogelijk maken (art. 3:102 KB 29 april 2019).
### 3.7 Consolidatiemethodes
De belangrijkste consolidatiemethodes zijn:
* Integrale consolidatie
* Proportionele consolidatie
De vermogensmutatiemethode wordt beschouwd als een waarderingsmethode, geen consolidatiemethode.
#### 3.7.1 Integrale consolidatie
**Toepassingsgebied:** Moedervennootschap en haar dochterondernemingen.
**Werkwijze:** Alle activa, passiva, opbrengsten en kosten, evenals alle rechten en verplichtingen van de moeder- en dochteronderneming worden voor 100% opgenomen. Onderlinge saldi en transacties worden integraal geëlimineerd.
**Consolidatie van de balans:**
* Groepswaarderingsregels worden toegepast.
* Het eigen vermogen van de dochter wordt geherwerkt.
* Eliminatie van de deelneming van de moedervennootschap.
* Eliminatie van belangen van derden.
* Eliminatie van onderlinge vorderingen en schulden.
* Eliminatie van winsten en verliezen die begrepen zijn in de waarde van een actief.
Uitzonderingen op integrale eliminatie zijn mogelijk, waarbij eliminatie a rato van het belangenpercentage kan worden toegepast.
**Consolidatie van de resultatenrekening:**
* Groepswaarderingsregels worden toegepast.
* De resultatenbestemming anders dan dividend en de belastingvrije reserve worden geconsolideerd.
* Eliminatie van onderlinge opbrengsten en kosten.
* Eliminatie van winsten en verliezen die begrepen zijn in de waarde van een actief.
Gerealiseerde meer- of minwaarden op deelnemingen, dividenden, waardeverminderingen en het aandeel van derden in het resultaat worden correct verwerkt. Uitzonderingen op integrale eliminatie zijn mogelijk, waarbij eliminatie a rato van het belangenpercentage kan worden toegepast.
> **Voorbeeld:** Een moederonderneming M verwerft 100% van de aandelen van dochter D voor 123.000 EUR op 1 januari 20N1. Eind 20N1 heeft D een schuld van 20.000 EUR ten opzichte van M. Bij integrale consolidatie worden de activa en passiva van D volledig opgenomen. De schuld van 20.000 EUR tussen D en M wordt geëlimineerd in de geconsolideerde balans.
#### 3.7.2 Proportionele consolidatie
Proportionele consolidatie wordt toegepast in specifieke gevallen, zoals bij een gemeenschappelijke dochteronderneming of bij gezamenlijke controle waar de activa en passiva pro rata het belang worden opgenomen. De specifieke toepassingsregels zijn afhankelijk van de situatie en het controlepercentage.
### 3.8 De geconsolideerde jaarrekening
De geconsolideerde jaarrekening bestaat uit:
* De geconsolideerde balans.
* De geconsolideerde resultatenrekening.
De documentatie bevat ook details over consolidatietechnieken en de aanvulling van het rekeningstelsel.
---
# Vrijstellingen van de consolidatieplicht
Dit onderdeel behandelt de specifieke scenario's waarin een vennootschap kan worden vrijgesteld van de verplichting om een geconsolideerde jaarrekening op te stellen.
### 4.1 Algemene bepalingen inzake consolidatieplicht
Vooraleer de vrijstellingen te bespreken, is het essentieel om de basis van de consolidatieplicht te begrijpen. Een moedervennootschap moet een geconsolideerde jaarrekening opstellen indien zij alleen of gezamenlijk één of meer dochterondernemingen controleert. Een consortium, waarbij meerdere vennootschappen onder centrale leiding staan, heeft eveneens een consolidatieplicht. Controle wordt gedefinieerd als de bevoegdheid om beslissende invloed uit te oefenen op het beleid, hetzij in rechte (bezit meerderheid stemrechten, recht om bestuurders te benoemen/ontslaan, controle op basis van statuten/overeenkomsten, meerderheid stemrechten via overeenkomst met andere vennoten) of in feite (weerlegbaar vermoeden bij meerderheid stemrechten op de laatste twee algemene vergaderingen). Gezamenlijke controle ontstaat wanneer een beperkt aantal vennoten samen de controle uitoefent en beslissingen alleen met gemeenschappelijke instemming kunnen worden genomen.
### 4.2 Vrijstelling omwille van subconsolidatie
Een Belgische vennootschap die zelf een dochteronderneming is van een hoger gelegen moederonderneming, kan vrijgesteld worden van de consolidatieplicht indien aan een reeks voorwaarden is voldaan.
#### 4.2.1 Voorwaarden voor vrijstelling omwille van subconsolidatie
* De vennootschap moet dochter zijn van een moederonderneming (Belgisch of buitenlands) die een geconsolideerde jaarrekening opstelt, laat controleren en openbaar maakt.
* De vrijstelling moet worden goedgekeurd door negen tiende van het aantal stemmen verbonden aan het totale aantal effecten (voor NV) of acht tiende (voor andere vennootschapsvormen). Deze goedkeuring is slechts geldig voor twee boekjaren en kan hernieuwd worden.
* De geconsolideerde jaarrekening van de moederonderneming moet opgesteld, gecontroleerd en openbaar gemaakt zijn conform de Europese richtlijn 2013/34 of een gelijkwaardig regime.
* Het bestuursorgaan van de vrijgestelde onderneming moet de geconsolideerde jaarrekening en het geconsolideerd jaarverslag van de moederonderneming neerleggen binnen twee maanden na beschikbaarheid en uiterlijk zeven maanden na afsluiting van het boekjaar. De neerlegging gebeurt in de taal waarin de enkelvoudige jaarrekening van de vrijgestelde vennootschap wordt opgesteld.
* De vrijgestelde onderneming moet in de toelichting van haar enkelvoudige jaarrekening de vrijstelling vermelden, inclusief gegevens over de alternatief verstrekte geconsolideerde informatie.
#### 4.2.2 Uitzonderingen op de vrijstelling omwille van subconsolidatie
De vrijstelling omwille van subconsolidatie kan niet worden toegepast indien:
* Een van de te consolideren ondernemingen beursgenoteerd is.
* De consolidatie wordt gevraagd door de ondernemingsraad, de overheid of de rechter.
### 4.3 Vrijstelling voor groepen van beperkte omvang
Een groep van vennootschappen (moeder-dochter of consortium) kan worden vrijgesteld van consolidatie indien zij op geconsolideerde basis niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt:
* Jaaromzet (exclusief BTW): 42.500.000 euro (voor april 2024: 34.000.000 euro)
* Balanstotaal: 21.250.000 euro (voor april 2024: 17.000.000 euro)
* Personeelsbestand: 250
#### 4.3.1 Toepassing van de groottecriteria
De toetsing gebeurt over twee opeenvolgende boekjaren. De vrijstelling kan toegepast worden vanaf het boekjaar dat volgt op de twee boekjaren waarin de criteria werden overschreden.
#### 4.3.2 Vereenvoudigde methode en gezamenlijke controle
Voor het bepalen of een vrijstelling voor groepen van beperkte omvang van toepassing is, kunnen geconsolideerde cijfers worden gebruikt. Daarnaast kan een vereenvoudigde methode worden toegepast waarbij de grensbedragen voor omzet en balanstotaal met 20% worden vermeerderd. Bij gezamenlijke controle kan de berekening van de groottecriteria complexer zijn en wordt verduidelijkt door adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen.
#### 4.3.3 Uitzonderingen op de vrijstelling voor groepen van beperkte omvang
De vrijstelling voor groepen van beperkte omvang kan niet worden toegepast indien:
* Een van de te consolideren ondernemingen beursgenoteerd is.
* De consolidatie wordt gevraagd door de ondernemingsraad, de overheid of de rechter.
### 4.4 Vrijstelling dochterondernemingen van verwaarloosbare betekenis
Een moederonderneming kan worden vrijgesteld van het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening indien al haar dochterondernemingen individueel of gezamenlijk van verwaarloosbare betekenis zijn. De beoordeling van verwaarloosbare betekenis heeft betrekking op het geconsolideerd vermogen, de financiële positie en de geconsolideerde resultaten.
> **Tip:** Deze vrijstelling is bedoeld om de administratieve last te verminderen voor groepen met dochterondernemingen die dermate klein zijn dat ze de totale financiële positie en resultaten van de groep nauwelijks beïnvloeden.
### 4.5 Weglating uit de consolidatiekring
Onder bepaalde omstandigheden mag een dochteronderneming buiten de consolidatiekring gelaten worden, met de verplichting tot motivatie in de toelichting.
#### 4.5.1 Weglating wegens verwaarloosbare betekenis of beperking van controle
Een dochteronderneming mag worden weggelaten indien:
* De onderneming van verwaarloosbare betekenis is (deze beoordeling geldt voor alle ondernemingen die op deze basis worden weggelaten).
* De effectieve controle of de aanwending van het vermogen ingrijpend en duurzaam wordt beperkt.
* De benodigde gegevens niet zonder onevenredig hoge kosten of onverantwoorde vertraging kunnen worden verkregen.
* De aandelen uitsluitend met het oog op latere vervreemding worden gehouden (geldbelegging).
> **Belangrijk:** Bij weglating omwille van verwaarloosbare betekenis of beperking van controle, moeten de gegevens van deze dochterondernemingen worden opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode en dit moet gemotiveerd worden in de toelichting.
#### 4.5.2 Weglating wegens stopzetting of vereffening
Een dochteronderneming moet buiten consolidatie worden gelaten indien:
* De onderneming in vereffening is.
* Er een beslissing is genomen om de onderneming stop te zetten.
* Er niet langer van uitgegaan kan worden dat het bedrijf van de onderneming wordt voortgezet.
> **Let op:** Zelfs wanneer een dochteronderneming buiten de consolidatiekring wordt gelaten omwille van stopzetting of vereffening, dient zij wel opgenomen te worden volgens de vermogensmutatiemethode, met dien verstande dat ze niet geconsolideerd wordt.
#### 4.5.3 Wijzigingen in de consolidatiekring
Dochterondernemingen die buiten de consolidatiekring worden gerealiseerd, worden vanaf de datum van realisatie niet langer geconsolideerd. Indien de samenstelling van het geconsolideerd geheel aanzienlijk wijzigt gedurende het boekjaar, moet de toelichting informatie bevatten die een zinvolle vergelijking met vorige boekjaren mogelijk maakt.
---
# Consolidatiekring en consolidatiemethodes
Dit gedeelte bespreekt de bepaling van de consolidatiekring, de vaststelling van controle- en belangenpercentages, en introduceert de verschillende consolidatiemethodes, met specifieke aandacht voor integrale en proportionele consolidatie.
### 5.1 Consolidatieplicht
In het Belgisch recht is er een consolidatieplicht voor moederondernemingen en voor ondernemingen die een consortium vormen.
#### 5.1.1 Moederonderneming en dochteronderneming
* **Moedervennootschap** (art. 1:15 WVV): Een vennootschap die controle uitoefent over een andere vennootschap.
* **Dochteronderneming** (art. 1:15 WVV): Een vennootschap ten opzichte waarvan een controlebevoegdheid bestaat.
* **Controle** (art. 1:14 WVV): De bevoegdheid, in rechte of in feite, om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders, of op de oriëntatie van het beleid.
#### 5.1.2 Vaststelling van controle
Controle kan op twee manieren worden vastgesteld:
* **Controle in rechte (onweerlegbaar):**
* Bezitten van de meerderheid van de stemrechten.
* Het recht om de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders te benoemen of te ontslaan.
* Beschikken over controlebevoegdheid op basis van statuten of overeenkomsten (overheersingsovereenkomst).
* Beschikken over de meerderheid van de stemrechten op basis van een overeenkomst met andere vennoten.
* Gezamenlijke controle.
* **Controle in feite (weerlegbaar):**
* Wordt vermoed indien er geen controle in rechte is, maar wel de meerderheid van de stemrechten op de twee laatste algemene vergaderingen werd gehouden. Dit vermoeden is weerlegbaar.
#### 5.1.3 Gezamenlijke controle en consortium
* **Gezamenlijke controle** (art. 1:18 WVV): Controle die een beperkt aantal vennoten samen uitoefenen doordat zij overeengekomen zijn dat beleidsbeslissingen niet zonder gemeenschappelijke instemming kunnen worden genomen (unanimiteit is vereist).
* **Gemeenschappelijke dochteronderneming**: Een onderneming ten aanzien waarvan gezamenlijke controle bestaat.
* **Consortium** (art. 1:19 WVV): Een groep ondernemingen die onder centrale leiding staan, waarbij geen van de ondernemingen dochteronderneming is van een andere binnen de groep, noch van een derde onder centrale leiding.
* Centrale leiding wordt **onweerlegbaar** vermoed indien dit voortvloeit uit overeenkomsten of statutaire bepalingen, of wanneer het bestuursorgaan voor het merendeel uit dezelfde personen bestaat.
* Centrale leiding wordt **weerlegbaar** vermoed indien de meerderheid van de stemrechten wordt gehouden door dezelfde personen.
#### 5.1.4 Samenstelling van controlebevoegdheid
Bij het bepalen van de controlebevoegdheid wordt rekening gehouden met:
* Onrechtstreekse bevoegdheid via een dochteronderneming (wordt bij de rechtstreekse bevoegdheid geteld).
* Bevoegdheid van een tussenpersoon (wordt geacht in het bezit te zijn van de eindpersoon).
Niet in aanmerking genomen worden:
* Opschorting van stemrechten.
* Stemrechtbeperkingen.
* Stemrechten verbonden aan eigen aandelen van de dochteronderneming.
* Stemrechten verbonden aan aandelen aangehouden door (klein)dochterondernemingen.
#### 5.1.5 Vrijstelling van consolidatie
Ondernemingen kunnen onder bepaalde voorwaarden van de consolidatieplicht worden vrijgesteld:
* **Vrijstelling omwille van subconsolidatie** (art. 3:26 WVV): Een Belgische dochteronderneming van een buitenlandse of Belgische moederonderneming die een geconsolideerde jaarrekening opstelt, controleert en openbaar maakt, kan vrijgesteld worden indien aan specifieke voorwaarden wordt voldaan, zoals goedkeuring door een gekwalificeerd deel van de aandeelhouders en het neerleggen van de geconsolideerde jaarrekening van de moederonderneming. Deze vrijstelling geldt voor maximaal twee boekjaren en kan worden vernieuwd.
* **Uitzonderingen**: Vrijstelling kan niet worden toegepast indien een onderneming in de groep beursgenoteerd is, of indien consolidatie wordt gevraagd door de ondernemingsraad, overheid of rechter.
* **Vrijstelling voor groepen van beperkte omvang** (art. 3:25 WVV): Een groep kan als van beperkte omvang worden beschouwd indien de geconsolideerde cijfers (op basis van het boekjaar dat volgt op twee opeenvolgende boekjaren waarin de criteria werden overschreden) niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden:
* Jaaromzet (exclusief BTW): 42.500.000 dollars.
* Balanstotaal: 21.250.000 dollars.
* Personeelsbestand: 250.
* **Vereenvoudigde methode**: De grensbedragen voor omzet en balanstotaal kunnen met 20% verhoogd worden.
* **Uitzonderingen**: Vrijstelling kan niet worden toegepast indien een onderneming in de groep beursgenoteerd is, of indien consolidatie wordt gevraagd door de ondernemingsraad, overheid of rechter.
* **Vrijstelling dochterondernemingen van te verwaarlozen betekenis** (art. 3:23 WVV): Een moederonderneming kan vrijgesteld worden indien haar dochterondernemingen individueel of samen van verwaarloosbare betekenis zijn voor de beoordeling van het geconsolideerd vermogen, de financiële positie en de geconsolideerde resultaten.
### 5.2 De consolidatiekring
De consolidatiekring omvat het geheel van vennootschappen dat in de consolidatie wordt opgenomen. Deze bestaat uit:
* De consoliderende vennootschap.
* Integraal opgenomen dochterondernemingen.
* Evenredig opgenomen dochterondernemingen.
* In geval van een consortium: alle ondernemingen die onder centrale leiding staan.
Geassocieerde vennootschappen worden doorgaans niet opgenomen in de kring, maar wel verwerkt via de vermogensmutatiemethode.
#### 5.2.1 Controlepercentage en belangenpercentage
* **Controlepercentage**: Bepaalt welke vennootschappen in de consolidatiekring worden opgenomen.
* **Belangenpercentage**: Geeft het financiële belang van de moederonderneming weer in het netto-vermogen en het resultaat van een dochteronderneming. Dit wordt verkregen door vermenigvuldiging bij onrechtstreekse deelnemingen.
#### 5.2.2 Weglatingen uit de consolidatiekring
Een dochteronderneming mag buiten consolidatie gelaten worden (art. 3:97 KB 29 april 2019) mits motivatie in de toelichting, indien:
* De onderneming van verwaarloosbare betekenis is.
* De effectieve controle of de aanwending van het vermogen ingrijpend en duurzaam wordt beperkt.
* De benodigde gegevens niet zonder onevenredig hoge kosten of onverantwoorde vertraging verkregen kunnen worden.
* De aandelen uitsluitend met het oog op latere vervreemding worden gehouden (geldbelegging).
Een dochteronderneming waarover controle in feite bestaat, mag buiten consolidatie gelaten worden (art. 3:98 KB 29 april 2019) indien opname indruist tegen het getrouw beeld. Dit vereist opname via de vermogensmutatiemethode en motivatie in de toelichting.
Een dochteronderneming moet buiten consolidatie gelaten worden (art. 3:99 KB 2019) indien zij in vereffening is, er een beslissing is om de onderneming stop te zetten, of indien het bedrijf niet langer wordt voortgezet. In deze gevallen is opname via de vermogensmutatiemethode vereist.
#### 5.2.3 Wijzigingen in de consolidatiekring
Wanneer de samenstelling van het geconsolideerd geheel in de loop van het boekjaar aanmerkelijk wijzigt, moet de toelichting informatie bevatten die een zinvolle vergelijking met vorige boekjaren mogelijk maakt (art. 3:102 KB 29 april 2019).
### 5.3 Consolidatiemethodes
De volgende consolidatiemethodes worden onderscheiden:
#### 5.3.1 Integrale consolidatie
Deze methode wordt toegepast voor moeder-dochterrelaties.
* **Werkwijze**: Alle elementen van het actief en passief, opbrengsten en kosten, rechten en verplichtingen van de moeder- en dochteronderneming worden integraal (100%) opgenomen.
* **Eliminatie**: Onderlinge saldi, transacties, vorderingen, schulden, en winsten/verliezen in activa worden integraal geëlimineerd. De deelneming van de moeder in de dochter wordt geëlimineerd tegen het eigen vermogen van de dochter.
* **Aandeel derden**: Het aandeel van derden in het eigen vermogen en resultaat van de dochteronderneming wordt in mindering gebracht.
* **Resultatenrekening**: Onderlinge opbrengsten en kosten, en winsten/verliezen in activa worden geëlimineerd. Gerealiseerde meer- of minwaarden op deelnemingen, dividenden en waardeverminderingen worden verwerkt.
* **Uitzondering op integrale eliminatie**: Eliminatie kan ook a rato van het belangenpercentage worden toegepast in specifieke gevallen.
> **Tip:** De integrale consolidatie heeft tot doel een economisch één geheel voor te stellen.
#### 5.3.2 Proportionele consolidatie
Deze methode wordt toegepast wanneer er sprake is van gemeenschappelijke controle, zoals in consortia.
* **Werkwijze**: De activa, passiva, opbrengsten en kosten van de gecontroleerde entiteit worden voor het deel van de controle (het controlepercentage) opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening.
* **Eliminatie**: Onderlinge saldi en transacties worden geëlimineerd, maar enkel pro rata het controlepercentage.
> **Tip:** Proportionele consolidatie weerspiegelt het aandeel van de consoliderende partij in de gecontroleerde entiteit, wat nuttig is bij gezamenlijke beheersstructuren.
#### 5.3.3 Vermogensmutatiemethode
De vermogensmutatiemethode is geen consolidatiemethode, maar een waarderingsmethode. Deze methode wordt gebruikt voor geassocieerde vennootschappen en voor dochterondernemingen die om specifieke redenen buiten de consolidatiekring worden gelaten maar wel worden opgenomen in de toelichting.
* **Werkwijze**: De deelneming in de geassocieerde vennootschap wordt in de balans gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs, aangepast met het deel van het resultaat (positief of negatief) dat na de verwerving door de deelnemende vennootschap is gerealiseerd. De winsten en verliezen uit transacties tussen de deelnemende vennootschap en de geassocieerde vennootschap worden eveneens pro rata geëlimineerd.
> **Tip:** Deze methode wordt toegepast wanneer er sprake is van een "invloed van betekenis" (meestal 20% of meer van de stemrechten) maar geen controle.
### 5.4 Geassocieerde vennootschap
* **Geassocieerde vennootschap** (art. 1:21 WVV): Elke vennootschap die geen dochter- of gemeenschappelijke dochteronderneming is, waarin een andere vennootschap een deelneming bezit en waarop zij een invloed van betekenis uitoefent op de oriëntatie van het beleid.
* **Invloed van betekenis**: Wordt vermoed indien het stemrechtenpercentage 20% of meer bedraagt.
* **Deelnemingsverhouding**: Elke geassocieerde vennootschap is een deelneming waarmee een deelnemingsverhouding bestaat. Het omgekeerde is niet altijd waar.
---
# De geconsolideerde jaarrekening en voorbeelden
Dit deel behandelt de structuur van de geconsolideerde jaarrekening, met inbegrip van de balans en resultatenrekening, en illustreert de concepten met diverse praktische voorbeelden.
### 6.1 Regelgeving en reikwijdte van consolidatie
#### 6.1.1 Belgische GAAP regelgeving
De consolidatiewetgeving in België is gebaseerd op:
* Artikel III.91 van het Wetboek van economisch recht.
* De artikelen 1:11 tot 1:26, 3:21 tot 3:36 en 3:76 tot 3:82 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019.
* De artikelen 3:64 en 3:65, 3:96 tot 3:158 van het Koninklijk Besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het voormelde wetboek.
Daarnaast heeft de Commissie voor boekhoudkundige normen meerdere adviezen gepubliceerd met betrekking tot de consolidatiewetgeving in België.
#### 6.1.2 Europese regelgeving
Europese beursgenoteerde ondernemingen zijn verplicht hun geconsolideerde jaarrekening op te maken conform IFRS (International Financial Reporting Standards). Niet-beursgenoteerde ondernemingen hebben de mogelijkheid om hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen volgens IFRS, wat een onomkeerbare keuze is.
#### 6.1.3 Consolidatieplicht
* **Moedervennootschap:** Elke moedervennootschap moet een geconsolideerde jaarrekening en jaarverslag opstellen indien zij, alleen of gezamenlijk, één of meer dochterondernemingen controleert (artikel 3:23 WVV).
* **Consortium:** Elke onderneming die een consortium vormt, moet een geconsolideerde jaarrekening en jaarverslag opstellen waarin alle ondernemingen van het consortium, alsook hun dochterondernemingen, gemeenschappelijke dochterondernemingen en geassocieerde vennootschappen, worden opgenomen (artikel 3:24 WVV). Dit geldt wanneer de vennootschappen onder centrale leiding staan.
#### 6.1.4 Moedervennootschap, dochtervennootschap en controlebevoegdheid
* **Moedervennootschap:** Een vennootschap die controle uitoefent over een andere vennootschap (artikel 1:15 WVV).
* **Dochteronderneming:** Een vennootschap ten opzichte waarvan een controlebevoegdheid bestaat (artikel 1:15 WVV).
* **Controle:** De bevoegdheid, in rechte of in feite, om beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders, of op de oriëntatie van het beleid (artikel 1:14 WVV).
**Controle in rechte:** Dit is een onweerlegbaar bezit van de meerderheid van de stemrechten, het recht om de meerderheid van de bestuurders te benoemen of te ontslaan, controlebevoegdheid op basis van statuten of overeenkomsten (overheersingsovereenkomst), of het bezit van de meerderheid van de stemrechten op basis van een overeenkomst met andere vennoten. Ook gezamenlijke controle valt hieronder.
**Controle in feite:** Dit is een weerlegbaar vermoeden indien geen controle in rechte aanwezig is, bijvoorbeeld bij het bezit van de meerderheid van de stemrechten over de laatste twee algemene vergaderingen, waarbij de resterende stemrechten verspreid zijn.
* **Gezamenlijke controle:** Controle die een beperkt aantal vennoten samen uitoefenen wanneer zij zijn overeengekomen dat beleidsbeslissingen niet zonder gemeenschappelijke instemming kunnen worden genomen (artikel 1:18 WVV).
* **Gemeenschappelijke dochteronderneming:** Een onderneming ten aanzien waarvan gezamenlijke controle bestaat.
* **Exclusieve controle:** Controle die een vennootschap alleen of samen met een of meer van haar dochterondernemingen uitoefent (artikel 1:17 WVV).
**Samenstelling van controlebevoegdheid:**
* Onrechtstreekse bevoegdheid via een dochteronderneming wordt bij de rechtstreekse bevoegdheid geteld.
* Bevoegdheid van een tussenpersoon wordt geacht in bezit te zijn van de persoon die deze tussenpersoon aanstelt.
**Niet-rekening houdende met:**
* Schorsing van de stemrechten.
* Stemrechtbeperkingen.
* Stemrechten verbonden aan eigen aandelen van een dochtervennootschap of aandelen aangehouden door haar (klein)dochterondernemingen.
* **Consoliderende vennootschap:** De vennootschap die de geconsolideerde jaarrekening opstelt (artikel 3:22 WVV).
* **Vennootschappen opgenomen in de consolidatie:** De consoliderende vennootschap, inclusief integraal en evenredig geconsolideerde vennootschappen. Vennootschappen met toepassing van de vermogensmutatiemethode worden hier niet opgenomen.
* **Geconsolideerd geheel (consolidatiekring):** Het geheel van vennootschappen die in consolidatie zijn opgenomen.
#### 6.1.5 Het consortium of de horizontale groep
Een consortium bestaat wanneer een vennootschap enerzijds en één of meer andere vennootschappen anderzijds, die geen dochterondernemingen zijn van elkaar noch van dezelfde derde vennootschap, onder centrale leiding staan.
**Onweerlegbaar vermoeden van centrale leiding:**
* Wanneer dit voortvloeit uit overeenkomsten of statutaire bepalingen.
* Wanneer het bestuursorgaan voor het merendeel uit dezelfde personen bestaat.
**Weerlegbaar vermoeden van centrale leiding:**
* Wanneer de meerderheid van de stemrechten verbonden aan hun effecten wordt gehouden door dezelfde personen (natuurlijke of rechtspersonen).
#### 6.1.6 Geassocieerde vennootschap
Een geassocieerde vennootschap is elke andere vennootschap dan een dochter- of gemeenschappelijke dochteronderneming waarin een vennootschap een deelneming bezit en waarover zij een invloed van betekenis uitoefent op de beleidsoriëntatie (artikel 1:21 WVV).
**Invloed van betekenis:** Behoudens tegenbewijs wordt dit vermoed indien het stemrechtpercentage 20% of meer bedraagt. Elke geassocieerde vennootschap is een deelneming waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, maar omgekeerd is dit niet noodzakelijk het geval.
#### 6.1.7 Vrijstelling van consolidatie
Er zijn verschillende vrijstellingsmogelijkheden voor de consolidatieplicht.
##### 6.1.7.1 Vrijstelling omwille van subconsolidatie
Een Belgische vennootschap die andere ondernemingen controleert en zelf dochter is van een hogere entiteit, kan vrijgesteld worden indien aan de volgende voorwaarden is voldaan (artikel 3:26 WVV):
* De vennootschap is dochter van een moederonderneming die een geconsolideerde jaarrekening opstelt, laat controleren en openbaar maakt.
* De vrijstelling wordt goedgekeurd door negen tiende van de stemmen (of acht tiende voor andere vennootschapsvormen), geldig voor twee boekjaren en hernieuwbaar.
* De geconsolideerde jaarrekening van de moederonderneming moet opgesteld zijn, gecontroleerd en openbaar gemaakt volgens de Europese richtlijn 2013/34 of gelijkwaardig.
* Het bestuursorgaan van de vrijgestelde onderneming legt de geconsolideerde jaarrekening en jaarverslag van de moederonderneming neer binnen twee maanden na verkrijgbaarheid en uiterlijk zeven maanden na boekjaar afsluiting.
* De jaarrekening wordt neergelegd in de taal waarin de enkelvoudige jaarrekening wordt opgesteld.
* De vrijgestelde onderneming vermeldt het gebruik van deze vrijstellingsmogelijkheid in de toelichting, inclusief gegevens over de alternatief verstrekte geconsolideerde informatie.
**Deze vrijstelling kan niet worden toegepast indien:**
* Een van de geconsolideerde ondernemingen beursgenoteerd is (artikel 3:27 WVV).
* Consolidatie wordt gevraagd door de ondernemingsraad, overheid of rechter (artikel 3:28 WVV).
##### 6.1.7.2 Vrijstelling voor groepen van beperkte omvang
Een moederonderneming en haar dochterondernemingen, of de vennootschappen van een consortium, kunnen vrijgesteld worden indien zij op geconsolideerde basis niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden (artikel 3:25 W.Venn. en 1:26 WVV):
* Jaaromzet (excl. BTW): 42.500.000 euro (voor april '24: 34.000.000 euro)
* Balanstotaal: 21.250.000 euro (voor april '24: 17.000.000 euro)
* Personeelsbestand: 250
De toetsing gebeurt over twee opeenvolgende boekjaren. De vrijstelling is van toepassing vanaf het boekjaar volgend op de twee boekjaren waarin de criteria werden overschreden.
Voor de bepaling van de groottecriteria worden geconsolideerde cijfers gehanteerd. Een vereenvoudigde methode met een verhoging van de grensbedragen van de omzet en het balanstotaal met 20% kan ook worden toegepast.
**Deze vrijstelling kan niet worden toegepast indien:**
* Een van de geconsolideerde ondernemingen beursgenoteerd is.
* Consolidatie wordt gevraagd door de ondernemingsraad, overheid of rechter.
##### 6.1.7.3 Vrijstelling dochterondernemingen van te verwaarlozen betekenis
Een moederonderneming is vrijgesteld van het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening indien al haar dochterondernemingen individueel of gezamenlijk van te verwaarlozen betekenis zijn voor de beoordeling van het geconsolideerd vermogen, de financiële positie en de geconsolideerde resultaten (artikel 3:23 WVV).
### 6.2 Consolidatiekring
De consolidatiekring omvat:
* De consoliderende vennootschap.
* Integraal opgenomen dochterondernemingen.
* Evenredig opgenomen dochterondernemingen.
* In geval van een consortium: alle ondernemingen die onder centrale leiding staan.
Geassocieerde vennootschappen die volgens de vermogensmutatiemethode worden opgenomen, maken geen deel uit van de consolidatiekring.
#### 6.2.1 Controlepercentage en belangenpercentage
* **Controlepercentage:** Bepaalt de consolidatiekring.
* **Belangenpercentage:** Geeft het financiële belang van een moedervennootschap weer in het netto-vermogen en het resultaat van een andere onderneming. Bij onrechtstreekse deelnemingen wordt het belangpercentage verkregen door vermenigvuldiging.
#### 6.2.2 Weglating uit de consolidatiekring
Een dochteronderneming mag buiten consolidatie gelaten worden (artikel 3:97 KB 29 april 2019) indien:
* De onderneming van te verwaarlozen betekenis is (beoordeeld voor alle op deze basis weggelaten ondernemingen).
* De effectieve controle of de aanwending van het vermogen ingrijpend en duurzaam wordt beperkt.
* De benodigde gegevens voor consolidatie niet zonder onevenredig hoge kosten of onverantwoorde vertraging verkregen kunnen worden.
* De aandelen van de dochteronderneming uitsluitend met het oog op latere vervreemding worden gehouden (geldbelegging).
In deze gevallen moet de weglating gemotiveerd worden in de toelichting.
Een dochteronderneming waarover de consoliderende vennootschap een controle in feite bezit, kan buiten consolidatie gelaten worden (artikel 3:98 KB 29 april 2019) indien de opname ervan indruist tegen het getrouw beeld. Dit veronderstelt wel de opname volgens de vermogensmutatiemethode en motivatie in de toelichting.
Een dochteronderneming moet buiten consolidatie worden gelaten (artikel 3:99 KB 29 april 2019) indien:
* De onderneming in vereffening is.
* Er een beslissing is genomen om de onderneming stop te zetten.
* Er niet meer van uitgegaan kan worden dat het bedrijf van de onderneming wordt voortgezet.
Ook in deze gevallen is opname volgens de vermogensmutatiemethode vereist, waarbij het belangrijk is dat deze vennootschappen wel worden opgenomen, maar niet geconsolideerd.
#### 6.2.3 Wijzigingen consolidatiekring
Dochterondernemingen die buiten de consolidatiekring worden gerealiseerd, worden vanaf die datum niet langer opgenomen. Indien de samenstelling van het geconsolideerd geheel aanzienlijk wijzigt in de loop van het boekjaar, moet de toelichting informatie bevatten om een zinvolle vergelijking met vorige boekjaren mogelijk te maken (artikel 3:102 KB 29 april 2019).
### 6.3 Consolidatiemethodes
De belangrijkste consolidatiemethodes zijn:
* Integrale consolidatie.
* Proportionele consolidatie.
De vermogensmutatiemethode is een waarderingsmethode, geen consolidatiemethode.
#### 6.3.1 Integrale consolidatie
**Toepassingsgebied:** Moedervennootschap en haar dochteronderneming.
**Werkwijze:**
* Alle elementen van het actief en passief, alle opbrengsten en kosten, en alle rechten en verplichtingen van moeder- en dochteronderneming worden integraal (100%) opgenomen.
* Onderlinge saldi en transacties worden integraal geëlimineerd.
**Consolidatie van de balans:**
* Groepswaarderingsregels worden herwerkt.
* Eigen vermogen: eliminatie van de deelneming (moeder) en het eigen vermogen van de dochter.
* Eliminatie van de belangen van derden.
* Eliminatie van onderlinge vorderingen en schulden.
* Eliminatie van winsten en verliezen die begrepen zijn in de waarde van een actief.
* Uitzondering: eliminatie kan a rato van het belangenpercentage gebeuren.
**Consolidatie van de resultatenrekening:**
* Groepswaarderingsregels worden toegepast.
* Resultaatbestemming anders dan dividend.
* Belastingvrije reserve.
* Eliminatie van onderlinge opbrengsten en kosten.
* Eliminatie van winsten en verliezen die begrepen zijn in de waarde van een actief.
* Gerealiseerde meer- of minwaarden op deelnemingen.
* Dividenden.
* Waardeverminderingen.
* Aandeel derden in het resultaat.
* Uitzondering: eliminatie kan a rato van het belangenpercentage gebeuren.
> **Voorbeeld (Eenvoudig):**
> Gegeven: Verwerving van 100% van de aandelen van D door M op 1 januari 20N1 voor 123.000 euro. Eind 20N1 heeft D een schuld van 20.000 euro ten opzichte van M.
> Gevraagd: Horizontaal consolidatieblad.
### 6.4 Voorbeelden
De documentatie bevat diverse voorbeelden die de toepassing van consolidatieprincipes illustreren, waaronder:
* Rechtstreekse deelneming.
* Rechtstreekse en onrechtstreekse deelneming.
* Eigen aandelen.
* Weglatingen uit consolidatie.
* Meervoudig stemrecht.
> **Voorbeeld (Meervoudig stemrecht):**
> Onderneming M bezit 4.950 aandelen van onderneming A. Hieraan zijn 5.450 stemrechten verbonden. Het totaal aantal aandelen van onderneming A bedraagt 10.000, met 10.800 daaraan verbonden stemrechten.
### 6.5 De geconsolideerde jaarrekening
De geconsolideerde jaarrekening bestaat uit de geconsolideerde balans en de geconsolideerde resultatenrekening.
#### 6.5.1 De geconsolideerde balans
De geconsolideerde balans presenteert de activa en passiva van de geconsolideerde groep als één economische entiteit.
#### 6.5.2 De geconsolideerde resultatenrekening
De geconsolideerde resultatenrekening toont de opbrengsten en kosten van de geconsolideerde groep voor een bepaalde periode.
### 6.6 Consolidatietechnieken
De belangrijkste technieken zijn integrale consolidatie en proportionele consolidatie. De vermogensmutatiemethode wordt gebruikt voor waardering, niet voor consolidatie.
#### 6.6.1 Aanvulling van het rekeningstelsel
Voor een correcte consolidatie kan het noodzakelijk zijn het rekeningstelsel aan te vullen met specifieke rekeningen die betrekking hebben op de consolidatieverrichtingen, zoals eliminatieposten en correcties.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Belgische GAAP (BE GAAP) | Een stelsel van boekhoudkundige regels en normen die van toepassing zijn in België voor het opstellen van jaarrekeningen, met inbegrip van geconsolideerde jaarrekeningen. |
| Wetboek van economisch recht | Een verzameling wetten die de economische activiteiten en de regelgeving daaromtrent in België omvat. Artikel III.91 verwijst hierin waarschijnlijk naar specifieke consolidatiebepalingen. |
| Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) | De wetgeving die de oprichting, het beheer en de ontbinding van vennootschappen en verenigingen in België regelt. De artikelen 1:11-1:26, 3:21-3:36 en 3:76-3:82 bevatten bepalingen over consolidatie. |
| Koninklijk Besluit (KB) van 29 april 2019 | Een uitvoerend besluit ter implementatie van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, dat gedetailleerde regels bevat met betrekking tot consolidatie, zoals de artikelen 3:64, 3:65, 3:96-3:158. |
| Commissie voor boekhoudkundige normen (CBN) | Een adviesorgaan dat normen en richtlijnen ontwikkelt op het gebied van boekhouding en jaarrekeningen in België, inclusief consolidatie. |
| IFRS (International Financial Reporting Standards) | Een internationaal erkend stelsel van boekhoudnormen die worden gebruikt voor het opstellen van financiële overzichten, met name door beursgenoteerde ondernemingen. |
| Moedervennootschap | Een vennootschap die controle uitoefent over een andere vennootschap (dochteronderneming), zowel in rechte als in feite. |
| Dochteronderneming | Een vennootschap ten opzichte waarvan een moedervennootschap controlebevoegdheid uitoefent. |
| Controle | De bevoegdheid, in rechte of in feite, om beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van bestuurders of zaakvoerders, of op de oriëntatie van het beleid van een vennootschap. |
| Centrale leiding | Een concept dat aangeeft dat een groep van vennootschappen onder één centraal beleid opereert, wat relevant is voor de consolidatie van consortia en horizontale groepen. |
| Consortium | Een groep van vennootschappen die onder centrale leiding staan, ook al zijn ze geen dochterondernemingen van elkaar of van één en dezelfde vennootschap. |
| Geassocieerde vennootschap | Een vennootschap waarin een andere vennootschap een deelneming bezit en waarop zij een invloed van betekenis uitoefent op de beleidsoriëntatie, zonder dat er sprake is van controle of gezamenlijke controle. |
| Invloed van betekenis | Een vermoeden van invloed op de beleidsoriëntatie van een vennootschap, dat ontstaat indien een vennootschap een stemrechtpercentage van 20% of meer bezit. |
| Consolidatiekring | Het geheel van vennootschappen die in de geconsolideerde jaarrekening worden opgenomen, bestaande uit de consoliderende vennootschap, integraal en evenredig opgenomen dochterondernemingen. |
| Integrale consolidatie | Een consolidatiemethode waarbij alle activa, passiva, opbrengsten, kosten, rechten en verplichtingen van de moeder- en dochterondernemingen voor 100% worden opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening, waarna onderlinge saldi en transacties worden geëlimineerd. |
| Proportionele consolidatie | Een consolidatiemethode die wordt toegepast bij gezamenlijke controle, waarbij de activa, passiva, opbrengsten en kosten van de betreffende vennootschap worden opgenomen naar rato van het belangenpercentage van de consoliderende vennootschap. |
| Vermogensmutatiemethode | Een waarderingsmethode (geen consolidatiemethode) waarbij de deelneming in een dochteronderneming wordt gewaardeerd op basis van het eigen vermogen van de dochteronderneming, aangepast met de boekwaarde van de deelneming. |
| Belangenpercentage | Het financiële belang dat een moedervennootschap heeft in het netto-vermogen en het resultaat van een andere onderneming, verkregen door vermenigvuldiging bij onrechtstreekse deelnemingen. |
Cover
Consolidatie les 2 - BE GAAP versie studenten (4).pptx
Summary
# Consolidatieplicht en controlebevoegdheden
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding over de consolidatieplicht en controlebevoegdheden, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 1. Consolidatieplicht en controlebevoegdheden
Dit gedeelte verkent de basisprincipes van consolidatie, waaronder de entiteiten die een consolidatieplicht hebben en hoe controlebevoegdheden, zowel juridisch als feitelijk, worden beoordeeld.
### 1.1 Consolidatieplicht: wie moet consolideren?
In het kader van de consolidatie is de kernvraag wie verplicht is om financiële overzichten te consolideren. Hoewel het document zich voornamelijk richt op de methoden en eliminaties binnen consolidatie, impliceert de context dat entiteiten die controle uitoefenen over andere entiteiten een dergelijke plicht hebben. De verdere uitwerking in het document focust op de *hoe* van consolidatie, aannemende dat de *wie* reeds is vastgesteld op basis van controle.
### 1.2 Controlebevoegdheden: juridische vs. feitelijke controle
De beoordeling van controle is cruciaal voor het bepalen van de consolidatieplicht. Controle kan zowel juridisch als feitelijk worden uitgeoefend.
* **Juridische controle** refereert aan de bevoegdheden die voortvloeien uit wettelijke bepalingen, zoals stemrecht op de algemene vergadering van aandeelhouders.
* **Feitelijke controle** kan bestaan, zelfs wanneer de juridische controle beperkt is. Dit kan blijken uit bijvoorbeeld contractuele afspraken, de samenstelling van het bestuur, of andere invloedrijke factoren die de besluitvorming van een dochteronderneming sturen. Het document benadrukt het belang van beide aspecten bij de beoordeling van controle, hoewel de specifieke criteria voor het vaststellen van deze controle buiten het directe toepassingsgebied van dit specifieke gedeelte vallen.
### 1.3 Consolidatiepercentage versus belangenpercentage
Het is van belang om onderscheid te maken tussen het consolidatiepercentage en het belangenpercentage van de groep.
* Het **consolidatiepercentage** bepaalt welk deel van de activa, passiva, opbrengsten en kosten van de dochteronderneming wordt opgenomen in de geconsolideerde cijfers. Bij integrale consolidatie wordt doorgaans 100% van de posten opgenomen, ongeacht het uiteindelijke belang van de groep.
* Het **belangenpercentage** (ook wel aandeel van derden genoemd) reflecteert het gedeelte van het eigen vermogen en resultaat van de dochteronderneming dat niet toebehoort aan de moedermaatschappij of de groep. Dit percentage wordt gebruikt om het belang van minderheidsaandeelhouders correct weer te geven in de geconsolideerde financiële overzichten.
### 1.4 Uitsluitingen uit de consolidatiekring
Niet elke entiteit waarin een groep een belang heeft, hoeft noodzakelijkerwijs geconsolideerd te worden. Er kunnen redenen zijn om bepaalde dochterondernemingen uit te sluiten van de consolidatie. Hoewel het document de specifieke gronden voor uitsluiting niet uitgebreid behandelt, kan men denken aan situaties waarin:
* De controle beperkt of tijdelijk is.
* Een dochteronderneming wordt aangehouden uitsluitend met het oog op latere doorverkoop.
* De informatie niet tijdig en betrouwbaar kan worden verkregen.
### 1.5 Verschillende consolidatiemethoden
Het document introduceert het concept van verschillende consolidatiemethoden, waarbij de focus in het verstrekte materiaal ligt op de **integrale consolidatie** volgens Belgische GAAP.
#### 1.5.1 Integrale consolidatie (BE GAAP)
Bij integrale consolidatie worden alle elementen van de balans en de resultatenrekening van de moeder- en dochteronderneming voor 100% opgenomen.
##### 1.5.1.1 Toepassingsgebied moederonderneming en dochteronderneming
Integrale consolidatie is van toepassing wanneer een moederonderneming controle uitoefent over een dochteronderneming. De definitie van moeder- en dochteronderneming is hierbij cruciaal.
##### 1.5.1.2 Werkwijze
* **Balansconsolidatie:** Alle activa en passiva worden integraal opgenomen. Groepswaarderingsregels worden toegepast om de activa en passiva van de dochteronderneming correct te waarderen. Het eigen vermogen van de dochteronderneming wordt herwerkt. De deelneming van de moedermaatschappij in de dochteronderneming wordt geëlimineerd tegen het eigen vermogen van de dochteronderneming. Belangen van derden (minderheidsbelangen) en onderlinge vorderingen en schulden worden eveneens geëlimineerd. Ook winsten en verliezen die begrepen zijn in de waarde van een actief (intragroepsverliezen/winsten) worden geëlimineerd.
* **Uitzondering op integrale eliminatie:** Soms kan eliminatie plaatsvinden a rato van het belangenpercentage, wat de complexiteit van de consolidatie verhoogt.
* **Resultatenrekeningconsolidatie:** Alle opbrengsten en kosten worden integraal opgenomen. Resultaatbestemmingen anders dan dividenden (bijvoorbeeld toevoeging aan reserves) worden geconsolideerd. Belastingvrije reserves worden verwerkt. Onderlinge opbrengsten en kosten worden geëlimineerd. Net als bij de balans worden winsten en verliezen die begrepen zijn in de waarde van een actief geëlimineerd. Gerealiseerde meer- of minwaarden op deelnemingen, dividenden en waardeverminderingen worden correct verwerkt. Het aandeel van derden in het resultaat wordt apart weergegeven.
* **Uitzondering op integrale eliminatie:** Ook hier kan eliminatie a rato van het belangenpercentage mogelijk zijn.
##### 1.5.1.3 Eenvoudig voorbeeld van integrale consolidatie
* **Gegeven:** M verwerft 100% van de aandelen van D op 1 januari 20N1 voor 123.000 euro. Op 31 december 20N1 heeft D een schuld van 20.000 euro ten aanzien van M.
* **Gevraagd:** Horizontaal consolidatieblad.
* De verwerving van 100% impliceert dat de activa en passiva van D volledig in de consolidatie van M worden opgenomen. De schuld van D aan M van 20.000 euro zal bij de consolidatie van de balans worden geëlimineerd, aangezien het een intragroepsverplichting betreft.
### 1.6 Het consolidatieverschil (BE GAAP)
Het consolidatieverschil ontstaat wanneer de kostprijs van de deelneming (aanschaffingswaarde) niet gelijk is aan het eigen vermogen van de dochteronderneming op de datum van verwerving.
#### 1.6.1 Begrip en oorzaken
Het consolidatieverschil is het verschil tussen de boekwaarde van de deelneming van de groep in het eigen vermogen van de dochteronderneming en de aanschaffingswaarde van die deelneming.
* **Positief consolidatieverschil (goodwill):** Kan ontstaan door onderwaardering van de activa, overwaardering van de passiva, verwachte gunstige toekomstige resultaten, of strategische keuzes.
* **Negatief consolidatieverschil (badwill):** Kan ontstaan door overwaardering van de activa, onderwaardering van de passiva, of verwachte ongunstige toekomstige resultaten.
#### 1.6.2 Toewijzing consolidatieverschillen
Consolidatieverschillen worden zoveel mogelijk toegerekend aan de activa en passiva van de dochteronderneming.
* **Eerste consolidatieverschil:** Aanschaffingswaarde minus boekhoudkundig eigen vermogen van de dochteronderneming.
* **Tweede consolidatieverschil:** Aanschaffingswaarde van het verworven aandeel minus het eigen vermogen van de dochteronderneming via toewijzing aan specifieke activa en passiva.
#### 1.6.3 Bepaling consolidatieverschil
De bepaling van het consolidatieverschil omvat de volgende stappen:
1. **Bepalen aanschaffingswaarde (AW):** De kostprijs van de verwerving van de deelneming.
2. **Bepalen overgenomen eigen vermogen (EV):** Het netto-actief van de dochteronderneming op de datum van verwerving. Dit wordt bepaald via herwerking van de boekhoudkundige waarden conform groepswaarderingsregels en eventueel fiscale geïnspireerde waarderingsregels. Hierbij wordt rekening gehouden met boekwaarde, eventuele waardeverminderingen, en vreemde valuta.
3. **Toewijzing consolidatieverschil:** Het verschil tussen de AW en het overgenomen EV wordt toegewezen aan activa en passiva. Latente belastingen en pre-acquisitieresultaten worden hierbij meegenomen.
Het consolidatieverschil wordt bepaald op de datum van verwerving, hoewel afwijkingen mogelijk zijn bij de eerste consolidatie.
#### 1.6.4 Boekhoudkundige verwerking consolidatieverschil
* **Positief consolidatieverschil:** Wordt opgenomen op het actief in de rubriek 'Positieve consolidatieverschillen' (goodwill). Dit wordt afgeschreven volgens een passend afschrijvingsplan. Indien de afschrijvingsperiode langer is dan 5 jaar, is een motivering in de toelichting vereist. De afschrijvingen gaan ten laste van het bedrijfsresultaat of financieel resultaat.
* **Negatief consolidatieverschil:** Wordt opgenomen onder het eigen vermogen in de rubriek 'Negatieve consolidatieverschillen'. Dit geldt voor de duur van de participatie. Indien het negatieve consolidatieverschil te verklaren is door verwachte negatieve resultaten die zich daadwerkelijk voordoen, kan het in het resultaat worden genomen.
#### 1.6.5 Compensatie van consolidatieverschillen
Compensatie van positieve en negatieve consolidatieverschillen is verboden, tenzij ze betrekking hebben op dezelfde dochteronderneming, in welk geval compensatie verplicht is. Een eenmaal bepaald consolidatieverschil blijft onveranderd, met uitzondering van afschrijvingen, inresultaatname van negatieve consolidatieverschillen, en wijzigingen in het belangenpercentage.
### 1.7 Belangen van derden (BE GAAP)
Bij integrale consolidatie worden alle activa en passiva, opbrengsten en kosten, en rechten en verplichtingen opgenomen, zelfs als de moederonderneming niet alle aandelen bezit. Dit wordt gecorrigeerd door de weergave van 'Belangen van derden'.
* Het gedeelte van het resultaat van een dochteronderneming dat wordt toegerekend aan aandelen die niet door de moederonderneming of de groep worden aangehouden, wordt opgenomen onder de post 'Aandeel van derden'. Dit is geen deel van het eigen vermogen van de groep, maar een aparte weergave van het belang van minderheidsaandeelhouders.
### 1.8 Consolidatie van de resultaatverwerking (BE GAAP)
Dit omvat de verwerking van winsten en de correctie van het resultaat op groepsniveau.
#### 1.8.1 Winstbestemmingstabel
Een winstbestemmingstabel consolideert de winstbestemmingen van de moeder- en dochterondernemingen, rekening houdend met eventuele eliminaties van intragroepsverrichtingen.
#### 1.8.2 Voorbeeld 1: Consolideren van winst en resultaatcorrecties
* **Situatie:** Vennootschap D is een 80%-dochter van M. Beide ondernemingen maakten winst. D keerde 2.000 euro tantièmes uit aan derden-bestuurders. Er vonden eliminaties plaats ten gevolge van onderlinge verrichtingen.
* De consolidatie van de resultaatverwerking zal rekening houden met het aandeel van M in de winst van D, de tantièmes betaald aan derden (die de winst van D verminderen), en de impact van de intragroepseliminaties op het geconsolideerde resultaat.
### 1.9 Eliminatie van vorderingen en schulden
Onderlinge saldi van vorderingen en schulden tussen entiteiten binnen de groep moeten worden geëlimineerd om een correct beeld te geven van de financiële positie van de groep ten opzichte van externe partijen.
#### 1.9.1 Principe
Alle onderlinge saldi van vorderingen en schulden worden geëlimineerd. Eventuele verschillen die voortvloeien uit administratieve organisatie of consolidatiewerkzaamheden worden nauwkeurig onderzocht.
#### 1.9.2 Voorbeeld: Eliminatie van intragroepschulden en -vorderingen
* **Gegeven:** M heeft een vordering op D1 van 100.000 euro. M heeft een vordering op D2 wegens een lening van 400.000 euro. D1 heeft een handelsschuld bij D2 van 20.000 euro.
* **Afstemming en consolidatiejournaal:** Deze posten worden in de consolidatiejournaalboekingen geëlimineerd om de totale groepsbalans te zuiveren van interne transacties.
### 1.10 Eliminatie in de resultatenrekening
Onderlinge opbrengsten en kosten binnen de groep moeten worden geëlimineerd om te voorkomen dat deze tweemaal worden geboekt en om een realistisch beeld van de externe opbrengsten en kosten te verkrijgen.
#### 1.10.1 Principe
Net als bij vorderingen en schulden, worden ook onderlinge opbrengsten en kosten geëlimineerd.
#### 1.10.2 Voorbeeld: Eliminatie van intragroepsopbrengsten en -kosten
* **Gegeven:** M verkocht grondstoffen voor 200.000 euro aan D1 en 250.000 euro aan D2. D2 rekende 75.000 euro huur aan M aan. D1 rekende 5.000 euro rente aan D2 aan.
* **Afstemming en consolidatiejournaal:** Deze intragroepsopbrengsten en -kosten worden geëlimineerd in de consolidatiejournaalboekingen.
### 1.11 Eliminaties met impact op balans en resultatenrekening
Bepaalde intragroepsverrichtingen hebben directe gevolgen voor zowel de balans als de resultatenrekening.
#### 1.11.1 Winsten en verliezen begrepen in de waarde van een actief
Dit betreft bijvoorbeeld intragroepsverkopen van vaste activa of goederen die nog deel uitmaken van de voorraad bij de kopende partij.
#### 1.11.2 Gerealiseerde intragroeps meer- en minwaarden op deelnemingen
Winsten of verliezen die ontstaan bij de verkoop van een deelneming tussen groepsentiteiten.
#### 1.11.3 Dividenden
Intragroepsdividenden moeten worden geëlimineerd.
#### 1.11.4 Waardeverminderingen op deelnemingen
Waardeverminderingen op deelnemingen tussen groepsentiteiten moeten ook worden geëlimineerd.
### 1.12 Eliminatie van het resultaat bij verkoop van vaste activa
Winsten of verliezen die ontstaan bij de verkoop van vaste activa binnen de groep worden geëlimineerd in de consolidatie.
* **Meerwaarde gerealiseerd tijdens boekjaar / vorige boekjaren:** Indien een vast actief wordt verkocht binnen de groep, wordt de gerealiseerde meerwaarde geëlimineerd. Afschrijvingen op basis van de verkoopprijs door de kopende partij moeten ook worden aangepast.
* **Voorbeeld:** M verkoopt een machine aan D. De verkoopprijs is hoger dan de boekwaarde van M. De meerwaarde wordt geëlimineerd. De afschrijvingen door D op basis van de verkoopprijs worden gecorrigeerd om rekening te houden met de oorspronkelijke kostprijs van M en de resterende gebruiksduur.
### 1.13 Eliminatie bij onderlinge verkopen van goederen die tot de voorraden behoren
Winsten die nog niet gerealiseerd zijn ten opzichte van derden, doordat goederen binnen de groep worden verkocht en nog deel uitmaken van de voorraden van de kopende partij, moeten worden geëlimineerd.
* **Kopende onderneming heeft alle goederen al doorverkocht:** Indien de kopende onderneming alle goederen reeds heeft doorverkocht aan externe partijen, is de winst gerealiseerd en hoeft deze niet meer geëlimineerd te worden.
* **Kopende onderneming heeft nog niet alle goederen doorverkocht:** De nog niet gerealiseerde winst in de eindvoorraad wordt geëlimineerd. Dit vereist een consolidatiejournaal om de voorraad te corrigeren en de winst te crediteren.
### 1.14 Eliminatie van intragroepsdividenden
Dividenden die door een dochteronderneming aan haar moederonderneming worden uitgekeerd, worden geëlimineerd om dubbele weergave van winsten te voorkomen.
* **Voorbeeld:** Indien M een deelneming van 80% heeft in D en D een dividend uitkeert aan M, wordt dit dividend in de consolidatie geëlimineerd. Als niet alle dividenden zijn uitbetaald, of indien ze door de genieter nog niet zijn geboekt, zijn specifieke consolidatieboekingen vereist.
### 1.15 Eliminatie van waardevermindering op deelnemingen
Waardeverminderingen die binnen de groep op deelnemingen worden geboekt, moeten in de consolidatie worden geëlimineerd indien ze geen realiteit zijn ten opzichte van externe partijen.
* **Voorbeeld:** Indien M een waardevermindering boekt op haar deelneming in D, en deze waardevermindering is ingegeven door interne factoren die niet extern gerealiseerd zijn, dan dient deze in de consolidatie te worden geëlimineerd. Dit kan een impact hebben op de winstbestemmingstabel en de resultaatbestemming.
### 1.16 Uitgestelde belastingen en belastinglatenties
Uitgestelde belastingen en belastinglatenties ontstaan door tijdelijke verschillen tussen de fiscale en boekhoudkundige waardering van activa en passiva.
#### 1.16.1 Uitgestelde belastingen en belastinglatenties (artikel 3:119 KB van 29 april 2019)
* **Permanente verschillen:** Verschillen die nooit meer zullen verdwijnen.
* **Tijdelijke verschillen:** Verschillen die in de toekomst zullen verdwijnen.
* **Actieve belastinglatentie of uitgestelde belastingvordering:** Ontstaat wanneer de fiscale winst lager is dan de boekhoudkundige winst, wat leidt tot een toekomstige belastingbesparing.
* **Passieve belastinglatentie of uitgestelde belastingschuld:** Ontstaat wanneer de fiscale winst hoger is dan de boekhoudkundige winst, wat leidt tot een toekomstige extra belasting.
* **Overdraagbare verliezen:** Fiscale verliezen die in de toekomst verrekend kunnen worden.
#### 1.16.2 Voorbeelden
* **Voorbeeld 1 – Belastingslatenties ten gevolge van verschillen in afschrijvingen:** Wanneer een actief in de boekhouding anders wordt afgeschreven dan fiscaal, ontstaat een tijdelijk verschil. Dit resulteert in een uitgestelde belastingschuld of -vordering. De boekingen in 20N1 en 20N2 tonen hoe deze latenties worden verwerkt en hoe ze in de daaropvolgende jaren worden geactualiseerd.
* **Voorbeeld 2 – Actieve versus passieve belastinglatenties:** Illustreert de boekingen voor zowel actieve als passieve belastinglatenties in de consolidatiejournaal en hun impact op de winstbestemmingstabel.
* **Voorbeeld 3 – Verkoop van een vast actief binnen de groep met winst:** Wanneer een vast actief met winst wordt verkocht binnen de groep, ontstaat er een verschil tussen de boekhoudkundige winst en de fiscale realisatie. Dit vereist een consolidatiejournaal om de latente belasting op de ongerealiseerde intragroepsmeerwaarde te verwerken. De analyse van de gegevens en de consolidatieboekingen tonen de impact op de balans en de resultatenrekening.
---
# Integrale consolidatie volgens Belgische GAAP
Dit gedeelte behandelt de integrale consolidatiemethode onder Belgische GAAP, waarbij de balans en resultatenrekening van de dochteronderneming volledig worden opgenomen in die van de moederonderneming, met specifieke eliminaties en correcties.
### 2.1 Toepassingsgebied van de integrale consolidatie
De integrale consolidatiemethode wordt toegepast door de moederonderneming op haar dochterondernemingen. Dit houdt in dat alle elementen van de balans (activa, passiva, eigen vermogen), alle opbrengsten en kosten van de resultatenrekening, en alle rechten en verplichtingen van zowel de moeder- als de dochteronderneming integraal (100%) worden opgenomen.
### 2.2 Werkwijze voor de balans
Bij de integrale consolidatie van de balans worden de volgende stappen doorlopen:
* **Groepswaarderingsregels:** Activa en passiva van de dochteronderneming worden herwerkt naar de groepswaarderingsregels.
* **Overgenomen eigen vermogen:** Het eigen vermogen van de dochteronderneming wordt herwerkt.
* **Eliminatie van de deelneming:** De boekwaarde van de deelneming van de moeder in de dochter wordt geëlimineerd tegen het overgenomen eigen vermogen van de dochter.
* **Eliminatie van belangen van derden:** Het deel van het eigen vermogen dat niet tot de groep behoort (belangen van derden) wordt uitgedrukt.
* **Eliminatie van onderlinge vorderingen en schulden:** Saldi tussen de moeder en dochter (en tussen dochters onderling) worden volledig geëlimineerd.
* **Eliminatie van winsten en verliezen in activa:** Winsten of verliezen die begrepen zijn in de waarde van een actief dat intragroeps werd overgedragen, worden geëlimineerd.
Een uitzondering op de integrale eliminatie is mogelijk, waarbij eliminaties pro rata het belangenpercentage van de moederonderneming worden toegepast.
### 2.3 Werkwijze voor de resultatenrekening
De consolidatie van de resultatenrekening omvat:
* **Groepswaarderingsregels:** Opbrengsten en kosten worden herwerkt naar de groepswaarderingsregels.
* **Resultaatbestemming anders dan dividend:** Winstbestemmingen van de dochter die geen dividend zijn, worden behandeld.
* **Belastingvrije reserves:** Belastingvrije reserves worden geëlimineerd.
* **Eliminatie van onderlinge opbrengsten en kosten:** Transacties tussen groepsvennootschappen worden volledig geëlimineerd.
* **Eliminatie van winsten en verliezen in activa:** Gedeelten van winsten of verliezen die nog niet gerealiseerd zijn met externe partijen en in de waarde van activa zijn begrepen, worden geëlimineerd.
Specifieke elementen die aandacht vereisen, zijn:
* Gerealiseerde meer- of minwaarden op deelnemingen.
* Dividenden.
* Waardeverminderingen.
* Aandeel van derden in het resultaat.
Ook hier is een uitzondering op de integrale eliminatie mogelijk, waarbij eliminaties pro rata het belangenpercentage van de moederonderneming worden toegepast.
### 2.4 Het consolidatieverschil
Het consolidatieverschil ontstaat wanneer de verwervingsprijs van een deelneming niet overeenkomt met het reële eigen vermogen van de dochteronderneming op de datum van verwerving.
#### 2.4.1 Bepaling van het consolidatieverschil
Het consolidatieverschil wordt berekend als het verschil tussen de aanschaffingswaarde van de deelneming en het overgenomen eigen vermogen van de dochteronderneming, na herwerking volgens groepswaarderingsregels en eventuele aanpassingen voor latente belastingen en pre-acquisitieresultaten.
$$
\text{Consolidatieverschil} = \text{Aanschaffingswaarde deelneming} - \text{Overgenomen netto-actief (EW)}
$$
Het overgenomen eigen vermogen wordt bepaald na herwerking van de activa en passiva volgens de waarderingsregels van de groep. Dit kan ook rekening houden met fiscale geïnspireerde waarderingsregels.
#### 2.4.2 Boekhoudkundige verwerking van het consolidatieverschil
* **Positief consolidatieverschil (goodwill):** Dit wordt opgenomen op de actiefzijde van de geconsolideerde balans onder de rubriek 'Positieve consolidatieverschillen'. Het wordt afgeschreven volgens een passend afschrijvingsplan. Indien de afschrijvingsperiode langer is dan vijf jaar, is een motivering in de toelichting vereist. De afschrijvingen worden ten laste genomen van het bedrijfsresultaat of het financieel resultaat.
* **Negatief consolidatieverschil (badwill):** Dit wordt opgenomen onder het eigen vermogen van de geconsolideerde balans in de rubriek 'Negatieve consolidatieverschillen'. Dit bedrag blijft behouden voor de duur van de participatie. Het wordt in het resultaat genomen indien dit te verklaren is door verwachte negatieve resultaten die zich voordoen.
#### 2.4.3 Compensatie en wijzigingen
Het compenseren van positieve en negatieve consolidatieverschillen is verboden, tenzij ze betrekking hebben op dezelfde dochteronderneming; in dat geval is compensatie verplicht.
Een consolidatieverschil, eenmaal bepaald, blijft onveranderd, behalve door:
* Afschrijvingen op positieve consolidatieverschillen.
* Inresultaatname van negatieve consolidatieverschillen.
* Wijzigingen in het belangenpercentage in de dochteronderneming (verhoging of verlaging).
### 2.5 Belangen van derden
Bij integrale consolidatie wordt het volledige eigen vermogen van de dochteronderneming opgenomen, ook indien de moederonderneming niet 100% van de aandelen bezit. Het gedeelte van het eigen vermogen dat niet tot de groep behoort, wordt uitgedrukt als 'Belangen van derden' en wordt niet als eigen vermogen van de groep voorgesteld.
Het aandeel van derden in het resultaat van een dochteronderneming, dat niet wordt toegerekend aan aandelen die wel door de moederonderneming of de groep worden aangehouden, wordt opgenomen onder de post 'Aandeel van derden' in de geconsolideerde resultatenrekening.
### 2.6 Eliminatie van vorderingen en schulden
Onderlinge saldi van vorderingen en schulden tussen groepsvennootschappen worden integraal geëlimineerd. Dit geldt zowel voor de balans (onderlinge vorderingen en schulden) als voor de resultatenrekening (onderlinge opbrengsten en kosten). Eventuele overblijvende verschillen na deze eliminatie kunnen wijzen op administratieve organisatieproblemen.
### 2.7 Eliminatie in de resultatenrekening
Onderlinge opbrengsten en kosten tussen groepsvennootschappen worden geëlimineerd om ervoor te zorgen dat de geconsolideerde resultatenrekening enkel transacties met externe partijen weerspiegelt. Dit omvat onder andere verkopen van goederen, leveren van diensten, en het aanrekenen van rente of huur.
### 2.8 Eliminaties met impact op balans en resultatenrekening
Naast onderlinge vorderingen en schulden, en opbrengsten en kosten, zijn er andere eliminaties die impact hebben op zowel de balans als de resultatenrekening:
* **Winsten en verliezen begrepen in de waarde van een actief:** Indien een actief intragroeps is verkocht, wordt de niet-gerealiseerde winst of het niet-gerealiseerde verlies dat nog in de waarde van dat actief schuilt, geëlimineerd. Dit geldt voor activa die nog deel uitmaken van de voorraden of die als vaste activa worden aangehouden.
* **Gerealiseerde intragroep meer- en minwaarden op deelnemingen:** Bij de verkoop van een deelneming aan een andere groepsvennootschap worden de gerealiseerde meer- of minwaarden geëlimineerd.
* **Dividenden:** Intragroepsdividenden worden geëlimineerd.
* **Waardeverminderingen op deelnemingen:** Waardeverminderingen die binnen de groep zijn geboekt, worden geëlimineerd indien ze niet slaan op een externe gebeurtenis.
#### 2.8.1 Eliminatie van het resultaat bij verkoop van vaste activa
Bij de verkoop van een vast actief binnen de groep wordt het verschil tussen de verkoopprijs en de boekwaarde van het actief, zijnde de winst of het verlies, geëlimineerd. Deze eliminatie is nodig omdat het actief nog steeds eigendom is van de groep. De amortisatie van het actief na de verkoop moet ook worden aangepast om het effect van de intragroepsverkoop te neutraliseren.
> **Tip:** Bij de eliminatie van winsten op verkochte vaste activa die nog deel uitmaken van het actief van de kopende entiteit, wordt de winst geëlimineerd. De latere afschrijvingen door de kopende entiteit zullen gebaseerd zijn op de herwaardeerde verkoopprijs, terwijl de oorspronkelijke afschrijvingen door de verkopende entiteit nog intact blijven. Dit leidt tot een verschil dat gecorrigeerd moet worden.
#### 2.8.2 Eliminatie bij onderlinge verkopen van goederen die tot de voorraden behoren
Wanneer goederen intragroeps worden verkocht en deze nog deel uitmaken van de voorraden van de kopende onderneming aan het einde van het boekjaar, moet de nog niet-gerealiseerde winst of het nog niet-gerealiseerde verlies worden geëlimineerd. Dit geldt voor de eindvoorraad. Indien de goederen echter al door de kopende onderneming zijn doorverkocht aan een externe partij, wordt de winst of het verlies volledig geëlimineerd, aangezien de realisatie met een externe partij heeft plaatsgevonden.
#### 2.8.3 Eliminatie van intragroepsdividenden
Dividenden die door een dochteronderneming aan haar moederonderneming (of aan een andere groepsvennootschap) worden uitgekeerd, worden geëlimineerd in de geconsolideerde resultatenrekening. Dit om te voorkomen dat dividenden tweemaal worden verrekend, aangezien het dividend reeds deel uitmaakte van het resultaat van de dochter die reeds integraal was opgenomen.
#### 2.8.4 Eliminatie van waardeverminderingen op deelnemingen
Indien er intragroepsverrichtingen zijn die leiden tot een waardevermindering op een deelneming, dient deze correct te worden geëlimineerd. Dit is met name relevant wanneer een dochteronderneming een waardevermindering op aandelen van de moederonderneming boekt, of vice versa.
### 2.9 Uitgestelde belastingen en belastinglatenties
Uitgestelde belastingen en belastinglatenties worden berekend op tijdelijke verschillen tussen de fiscale en boekhoudkundige waardering van activa en passiva.
* **Tijdelijke verschillen:** Deze ontstaan wanneer de boekhoudkundige en fiscale behandeling van een transactie of situatie verschillend is en dit verschil in de toekomst zal worden vereffend.
* **Actieve belastinglatentie (uitgestelde belastingvordering):** Ontstaat wanneer de fiscale winst hoger is dan de boekhoudkundige winst, wat leidt tot een toekomstige belastingbesparing.
* **Passieve belastinglatentie (uitgestelde belastingschuld):** Ontstaat wanneer de boekhoudkundige winst hoger is dan de fiscale winst, wat leidt tot een toekomstige extra belastingbetaling.
Bij consolidatie moeten deze latenties worden meegenomen om de totale belastinglast van de groep correct weer te geven. Dit is met name van belang bij intragroepsverkopen, afschrijvingsverschillen, en waardeverminderingen.
> **Voorbeeld:** Wanneer een moederonderneming een vast actief verkoopt aan haar dochteronderneming met winst, en de dochter het actief vervolgens met een hogere boekwaarde afschrijft dan fiscaal is toegestaan, ontstaat er een tijdelijk verschil. Dit verschil leidt tot een passieve belastinglatentie in de geconsolideerde boekhouding.
Bij de eliminatie van winsten of verliezen uit intragroepsverkopen van vaste activa, is het cruciaal om rekening te houden met de impact op de uitgestelde belastingen. De winst die wordt geëlimineerd, kan een aanleiding zijn voor het ontstaan van uitgestelde belastingen of de correctie van bestaande latenties.
---
# Eliminatietechnieken in de consolidatie
Dit gedeelte behandelt de essentiële eliminatietechnieken die cruciaal zijn voor een correcte consolidatie, inclusief de aanpak van onderlinge vorderingen en schulden, resultaten uit intragroepstransacties, winsten en verliezen op vaste activa, en intragroepsdividenden.
### 3.1 Principe van eliminatie
Eliminatietechnieken zijn noodzakelijk om de financiële overzicht te presenteren alsof de groep één enkele economische entiteit is. Hierbij worden alle intragroepsverrichtingen en -saldi uit de geconsolideerde cijfers verwijderd om dubbeltellingen en misleidende informatie te vermijden.
### 3.2 Eliminatie van vorderingen en schulden
Onderlinge saldi van vorderingen en schulden tussen moeder- en dochterondernemingen, of tussen dochterondernemingen onderling, moeten integraal geëlimineerd worden in de geconsolideerde balans. Dit geldt ongeacht of de vordering of schuld al dan niet een financiële verrichting betreft.
> **Tip:** Een nauwkeurige afstemming van de saldi is cruciaal om te bepalen of er nog onopgeloste verschillen bestaan die nader onderzoek vereisen.
#### 3.2.1 Voorbeeld: Eliminatie van vorderingen en schulden
Stel, moedervennootschap M consolideert dochterondernemingen D1 en D2. Op 31 december 20N1 zijn er de volgende onderlinge relaties:
* M heeft een vordering op D1 van 100.000,00 euro.
* M heeft een vordering op D2 wegens een lening van 400.000,00 euro.
* D1 heeft een handelsschuld bij D2 van 20.000,00 euro.
De consolidatiejournaalposten zouden deze vorderingen en schulden elimineren.
### 3.3 Eliminatie in de resultatenrekening
Net zoals bij balansposten, moeten ook resultaten die voortkomen uit intragroepsverrichtingen geëlimineerd worden. Dit omvat bijvoorbeeld winsten of verliezen op verkochte goederen, intresten op leningen en huurinkomsten/-kosten tussen groepsondernemingen.
#### 3.3.1 Voorbeeld: Eliminatie in de resultatenrekening
Een moedervennootschap M consolideert dochterondernemingen D1 en D2. Op 31 december 20N1 zijn er de volgende intragroepsrelaties in de resultatenrekeningen:
* M verkocht goederen aan D1 voor 200.000,00 euro en aan D2 voor 250.000,00 euro.
* D2 heeft huur aan M aangerekend voor 75.000,00 euro.
* D1 heeft interest aan D2 aangerekend voor een onderlinge lening van 5.000,00 euro.
De consolidatiejournaalposten zullen deze opbrengsten en kosten elimineren.
### 3.4 Eliminaties met impact op balans en resultatenrekening
Bepaalde transacties hebben gevolgen voor zowel de balans als de resultatenrekening. Hieronder vallen de eliminatie van winsten en verliezen die begrepen zijn in de waarde van een actief, intragroepswinsten op deelnemingen, en dividenden.
#### 3.4.1 Eliminatie van het resultaat bij verkoop van vaste activa
Wanneer een vast actief binnen de groep wordt verkocht, moet de intragroepsmeer- of minderwaarde geëlimineerd worden. Dit geldt voor zowel meerwaarden die tijdens het huidige boekjaar als in vorige boekjaren zijn gerealiseerd. Ook de impact op toekomstige afschrijvingen moet meegenomen worden.
> **Tip:** De eliminatie van de intragroepsmeerwaarde in het jaar van verkoop vermindert de boekwaarde van het actief naar de oorspronkelijke kostprijs voor de groep, en corrigeert de afschrijvingen. Latere afschrijvingen door de verkrijgende partij moeten ook worden aangepast.
##### 3.4.1.1 Voorbeeld: Eliminatie van het resultaat bij verkoop van vaste activa
Vennootschap M (80% belang in D) verkoopt een machine aan D.
* Aankoop door M: 1.200.000,00 euro.
* Afschrijving door M (5 jaar lineair): 240.000,00 euro per jaar.
* Verkoop aan D in 20N1: 1.000.000,00 euro (machine was 60% afgeschreven).
* Resterende gebruiksduur D: 4 jaar.
De oorspronkelijke meerwaarde voor M is 1.000.000,00 euro (verkoopprijs) - (1.200.000,00 euro * 40% resterende boekwaarde) = 520.000,00 euro.
De consolidatieboekingen zullen deze meerwaarde en de bijbehorende correctie van afschrijvingen elimineren. De netto-impact op het resultaat van de groep in 20N1 is de eliminatie van de meerwaarde minus de extra afschrijving door D vergeleken met M.
##### 3.4.1.2 Consolidatiejournaal
In het jaar van verkoop (20N1):
* Debiteren: Eigen vermogen (intragroepsmeerwaarde op vaste activa)
* Crediteren: Vaste activa (het verschil tussen de verkoopprijs en de resterende boekwaarde voor de groep)
* Crediteren: Resultaat (de extra afschrijving door D t.o.v. M)
In de volgende jaren (bv. 20N2-20N5), zal de correctie op de afschrijvingen worden geëlimineerd.
#### 3.4.2 Eliminatie bij onderlinge verkopen van goederen die tot de voorraden behoren
Winsten of verliezen op intragroepsverkopen van goederen die nog in de voorraad zitten bij de einddatum van de consolidatie, moeten worden geëlimineerd.
> **Tip:** Als de kopende onderneming alle goederen al heeft doorverkocht, is er geen intragroepsresultaat meer te elimineren in de eindvoorraad. Echter, als een deel van de goederen nog in voorraad is, moet het niet-gerealiseerde winstbestanddeel worden afgeboekt.
##### 3.4.2.1 Voorbeeld: Nog niet alle goederen doorverkocht
Een moedervennootschap M verkoopt goederen aan dochteronderneming D voor 100.000,00 euro, met een winstmarge van 20%. Op de balansdatum heeft D nog voor 40.000,00 euro aan deze goederen op voorraad. Het intragroepsresultaat op deze nog niet verkochte goederen is 20% van 40.000,00 euro = 8.000,00 euro.
De consolidatiejournaalpost elimineert deze niet-gerealiseerde winst:
* Debiteren: Voorraden (het niet-gerealiseerde winstbestanddeel)
* Crediteren: Winst op verkopen binnen de groep
#### 3.4.3 Eliminatie van intragroepsdividenden
Dividenden die door een dochteronderneming aan de moederonderneming worden uitgekeerd, moeten geëlimineerd worden. Dit zorgt ervoor dat de geconsolideerde winst niet wordt verhoogd met dividenden die binnen de groep worden uitgekeerd.
##### 3.4.3.1 Voorbeeld: Eliminatie van intragroepsdividenden
Dochteronderneming D keert een dividend uit van 10.000,00 euro aan moederonderneming M.
De consolidatiejournaalpost elimineert dit dividend:
* Debiteren: Eigen vermogen (dividenduitkering door dochter)
* Crediteren: Ontvangen dividenden (door moeder)
Indien niet alle dividenden werden uitgekeerd of door de genieter zijn geboekt, zijn er aanpassingen nodig om dit correct te verwerken.
#### 3.4.4 Eliminatie van waardevermindering op deelnemingen
Waardeverminderingen op deelnemingen die een moederonderneming heeft geboekt op haar investering in een dochteronderneming, moeten worden geëlimineerd indien deze waardeverminderingen voortkomen uit intragroepsverliezen die nog niet tot uiting komen in de geconsolideerde resultaten.
##### 3.4.4.1 Voorbeeld: Eliminatie van waardevermindering op deelnemingen
Moeder M boekt een waardevermindering op haar deelneming in dochter D van 5.000,00 euro wegens intragroepsverliezen die nog niet volledig geëlimineerd zijn in de consolidatie.
De consolidatiejournaalpost elimineert deze waardevermindering:
* Debiteren: Waardevermindering op deelnemingen (door moeder)
* Crediteren: Eigen vermogen (correctie van de waardevermindering)
Dit wordt verder verwerkt in de winstbestemmingstabel.
### 3.5 Uitgestelde belastingen en belastinglatenties
Bij het toepassen van eliminatietechnieken kunnen tijdelijke verschillen ontstaan die leiden tot de noodzaak van het boeken van uitgestelde belastingen (actieve belastinglatenties of vorderingen) en passieve belastinglatenties (schulden). Dit is in lijn met de Belgische regelgeving.
> **Tip:** Let goed op permanente verschillen versus tijdelijke verschillen. Alleen tijdelijke verschillen kunnen leiden tot uitgestelde belastingen.
#### 3.5.1 Voorbeeld 1: Belastinglatenties ten gevolge van verschil in afschrijvingen
Indien een activa door M sneller wordt afgeschreven dan door D, ontstaat er een tijdelijk verschil. Dit kan leiden tot een passieve belastinglatentie.
##### 3.5.1.1 Boekingen in 20N1
* Bij M: Eliminatie van de meerwaarde op de verkochte machine.
* Correctie van de afschrijvingen om de intrinsieke waarde voor de groep te behouden.
* Boeking van de passieve belastinglatentie op de meerwaarde.
##### 3.5.1.2 Boekingen in 20N2
* Boeking van de correctie op de afschrijvingen om de oorspronkelijke afschrijvingen te reflecteren.
* Ontboeking van een deel van de passieve belastinglatentie.
#### 3.5.2 Voorbeeld 2: Actieve versus passieve belastinglatenties
Verschillen in boekhoudkundige en fiscale waardering kunnen leiden tot zowel actieve als passieve belastinglatenties, afhankelijk van de aard van het verschil en de richting ervan.
#### 3.5.3 Voorbeeld 3: Verkoop van een vast actief binnen de groep met winst
Bij de verkoop van een vast actief met winst binnen de groep, ontstaat er een tijdelijk verschil tussen de boekwaarde voor de groep en de fiscale waarde. Dit vereist de boeking van een uitgestelde belastinglatentie.
> **Tip:** Analyseer zorgvuldig de impact van elke intragroepstransactie op zowel de balans als de resultatenrekening, en identificeer de eventuele belastinggevolgen. Zorg voor consistente consolidatieboekingen over de jaren heen.
---
# Uitgestelde belastingen en belastinglatenties
Deze sectie behandelt de analyse van uitgestelde belastingen en belastinglatenties binnen de consolidatie, inclusief hun definities, de soorten verschillen die ertoe leiden, en praktische voorbeelden van boekingen.
### 4.1 Definities en Oorzaken
Uitgestelde belastingen en belastinglatenties zijn relevant in de consolidatiepraktijk, met name in de context van Belgische GAAP, conform artikel 3:119 van het Koninklijk Besluit van 29 april 2019. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen permanente verschillen en tijdelijke verschillen.
* **Permanente verschillen**: Deze verschillen zijn van aard dat ze in de toekomst niet meer kunnen worden gecorrigeerd. Ze hebben geen impact op uitgestelde belastingen.
* **Tijdelijke verschillen**: Dit zijn verschillen die in de loop van toekomstige perioden zullen worden teruggedraaid of die voortvloeien uit de combinatie van boekhoudkundige en fiscale waarderingsregels. Deze verschillen creëren de basis voor uitgestelde belastingen.
Tijdelijke verschillen kunnen leiden tot:
* **Actieve belastinglatentie (uitgestelde belastingvordering)**: Ontstaat wanneer de boekhoudkundige winst hoger is dan de fiscale winst, of wanneer er een verwachting is van toekomstige fiscale voordelen.
* **Passieve belastinglatentie (uitgestelde belastingschuld)**: Ontstaat wanneer de fiscale winst hoger is dan de boekhoudkundige winst, of wanneer er een verwachting is van toekomstige fiscale lasten.
* **Overdraagbare verliezen**: Fiscale verliezen die in de toekomst kunnen worden verrekend met toekomstige winsten.
### 4.2 Oorzaken van Tijdelijke Verschillen
Tijdelijke verschillen die leiden tot uitgestelde belastingen en belastinglatenties kunnen voortkomen uit diverse situaties, waaronder:
* **Verschillen in afschrijvingen**: Wanneer de boekhoudkundige afschrijvingsmethode of levensduur afwijkt van de fiscale methode of levensduur.
* **Niet-gerealiseerde winsten/verliezen op intragroepstransacties**: Bij verkoop van activa binnen de groep waar nog geen externe realisatie heeft plaatsgevonden.
* **Waardeverminderingen**: Boekhoudkundige waardeverminderingen die fiscaal niet direct aftrekbaar zijn.
* **Verschillen in opbrengsten- en kostenherkenning**: Tussen boekhoudkundige en fiscale regels.
### 4.3 Praktische Voorbeelden van Boekingen
De impact van tijdelijke verschillen op de consolidatie wordt gerealiseerd door specifieke boekingen die uitgestelde belastingen creëren.
#### 4.3.1 Voorbeeld 1: Belastingslatenties door Verschil in Afschrijvingen
Stel, vennootschap M koopt een machine voor 1.200.000 dollars. Boekhoudkundig wordt deze machine lineair afgeschreven over 5 jaar, wat resulteert in een jaarlijkse afschrijving van 240.000 dollars. Fiscaal gezien mag de machine echter versneld worden afgeschreven in 3 jaar, met een jaarlijkse afschrijving van 400.000 dollars.
* **Jaar 1:**
* Boekhoudkundige afschrijving: $240.000$ dollars
* Fiscale afschrijving: $400.000$ dollars
* Verschil: $160.000$ dollars (fiscale afschrijving is hoger)
* Dit creëert een tijdelijk verschil dat leidt tot een **passieve belastinglatentie**. Bij een belastingtarief van 25% bedraagt de latentie $160.000 \text{ dollars} \times 25\% = 40.000$ dollars.
**Boeking in 20N1:**
* Debet: Resultaat (fiscale last) $40.000$ dollars
* Credit: Passieve belastinglatentie $40.000$ dollars
* **Jaar 2:**
* Boekhoudkundige afschrijving: $240.000$ dollars
* Fiscale afschrijving: $400.000$ dollars
* Verschil: $160.000$ dollars
**Boeking in 20N2:**
* Debet: Resultaat (fiscale last) $40.000$ dollars
* Credit: Passieve belastinglatentie $40.000$ dollars
* **Jaar 3:**
* Boekhoudkundige afschrijving: $240.000$ dollars
* Fiscale afschrijving: $400.000$ dollars
* Verschil: $160.000$ dollars
**Boeking in 20N3:**
* Debet: Resultaat (fiscale last) $40.000$ dollars
* Credit: Passieve belastinglatentie $40.000$ dollars
* **Jaar 4:**
* Boekhoudkundige afschrijving: $240.000$ dollars
* Fiscale afschrijving: $0$ dollars (fiscale afschrijving is voltooid)
* Verschil: $240.000$ dollars (boekhoudkundige afschrijving is hoger)
* Dit keert het verschil om en leidt tot een **actieve belastinglatentie**. De voorheen gecreëerde passieve latenties worden hierdoor ontmanteld.
**Boeking in 20N4:**
* Debet: Actieve belastinglatentie $120.000$ dollars
* Credit: Resultaat (fiscale baten) $120.000$ dollars
* **Jaar 5:**
* Boekhoudkundige afschrijving: $240.000$ dollars
* Fiscale afschrijving: $0$ dollars
* Verschil: $240.000$ dollars
**Boeking in 20N5:**
* Debet: Actieve belastinglatentie $120.000$ dollars
* Credit: Resultaat (fiscale baten) $120.000$ dollars
> **Tip:** De consolidatieboeking van uitgestelde belastingen corrigeert het resultaat van de groep door de fiscale impact van tijdelijke verschillen te weerspiegelen, zodat de totale belastinglast van de groep correct wordt weergegeven.
#### 4.3.2 Voorbeeld 2: Actieve versus Passieve Belastinglatenties
In dit voorbeeld wordt gekeken naar twee scenario's die leiden tot respectievelijk een actieve en een passieve belastinglatentie.
* **Scenario A: Passieve belastinglatentie**
Een dochteronderneming heeft een opbrengst geboekt in de boekhouding, maar deze is fiscaal pas volgend jaar belastbaar. Dit resulteert in een lagere fiscale winst in het lopende jaar en een verwachte hogere fiscale winst in de toekomst.
* Boekhoudkundige winst > Fiscale winst in het lopende jaar.
* Ontstaat een **passieve belastinglatentie**.
* **Scenario B: Actieve belastinglatentie**
Een dochteronderneming heeft een voorziening gevormd voor een potentiële juridische kost, die boekhoudkundig ten laste is genomen. Fiscaal is deze kost echter pas aftrekbaar wanneer deze effectief wordt betaald. Dit resulteert in een hogere fiscale winst in het lopende jaar. Bovendien kunnen er, indien de dochteronderneming fiscale verliezen kan overdragen, actieve belastinglatenties ontstaan gerelateerd aan deze verliezen.
* Fiscale winst > Boekhoudkundige winst in het lopende jaar.
* Ontstaat een **actieve belastinglatentie**.
**Consolidatiejournaal voor een passieve latentie:**
* Debet: Resultaat (fiscale last)
* Credit: Passieve belastinglatentie
**Consolidatiejournaal voor een actieve latentie (gerelateerd aan voorziening):**
* Debet: Actieve belastinglatentie
* Credit: Resultaat (fiscale baten)
**Consolidatiejournaal voor een actieve latentie (gerelateerd aan overdraagbare verliezen):**
* Debet: Actieve belastinglatentie
* Credit: Resultaat (fiscale baten)
#### 4.3.3 Voorbeeld 3: Verkoop van een Vast Actief binnen de Groep met Winst
Stel dat moedermaatschappij M een deelneming van 80% heeft in dochteronderneming D. In het boekjaar 20N1 verkoopt M een machine aan D voor 1.000.000 dollars. De machine werd door M aangekocht voor 1.200.000 dollars en was reeds voor 60% afgeschreven. M's lineaire afschrijving over 5 jaar betekent dat de boekwaarde bij verkoop 480.000 dollars was ($1.200.000 \times (1 - 60\%)$). De gerealiseerde meerwaarde voor M is dus $1.000.000 - 480.000 = 520.000$ dollars.
D schrijft de machine af over een resterende gebruiksduur van 4 jaar.
* **Analyse:**
* **Boekhoudkundig:** De meerwaarde van $520.000$ dollars is door M als winst geboekt. De afschrijving door D bedraagt $1.000.000 / 4 = 250.000$ dollars per jaar. Als de machine niet intragroeps was verkocht, zou de afschrijving door M $1.200.000 / 5 = 240.000$ dollars per jaar zijn geweest. Het verschil in afschrijving in jaar 1 is $250.000 - 240.000 = 10.000$ dollars. Dit creëert een tijdelijk verschil.
* **Fiscaal:** Er wordt aangenomen dat de fiscale regels de boekhoudkundige realisatie van de meerwaarde volgen, maar dat er ook correcties komen voor de afschrijvingen.
* **Latente belasting:** Bij een belastingtarief van 25% ontstaat een latente belasting op de niet-gerealiseerde meerwaarde en een correctie op de afschrijvingen.
* **Consolidatiejournaal in 20N1:**
Om de niet-gerealiseerde meerwaarde en de impact op de afschrijvingen te elimineren, worden de volgende boekingen gemaakt:
1. **Eliminatie van de niet-gerealiseerde meerwaarde:**
De winst van 520.000 dollars die M heeft geboekt, moet worden geëlimineerd, omdat deze nog niet extern is gerealiseerd.
* Debet: Gerealiseerde winst op vaste activa $520.000$ dollars
* Credit: Gekochte vaste activa (door D) $520.000$ dollars
2. **Correctie van de afschrijvingen:**
Het verschil in afschrijvingen (250.000 dollars door D versus 240.000 dollars door M) is 10.000 dollars. Dit verschil is een gevolg van de intragroepstransactie. De extra afschrijving door D moet worden tenietgedaan.
* Debet: Gekochte vaste activa (door D) $10.000$ dollars
* Credit: Afschrijvingen op vaste activa $10.000$ dollars
3. **Boeking van de latente belastingen:**
De meerwaarde van 520.000 dollars is fiscaal herkend door M. De correctie van de afschrijvingen door D vermindert de fiscale winst. De impact op de latente belasting is:
* Latente belasting op de meerwaarde: $520.000 \times 25\% = 130.000$ dollars (passieve latentie).
* Latente belasting op het verschil in afschrijvingen: $10.000 \times 25\% = 2.500$ dollars (actieve latentie).
* Netto latente belasting: $130.000 - 2.500 = 127.500$ dollars.
* Debet: Resultaat (fiscale last) $127.500$ dollars
* Credit: Passieve belastinglatentie $130.000$ dollars
* Credit: Actieve belastinglatentie $2.500$ dollars
> **Belangrijk:** Bij verkoop van activa binnen de groep moet niet alleen de winst/het verlies worden geëlimineerd, maar ook de impact op toekomstige afschrijvingen en de hieruit voortvloeiende uitgestelde belastingen.
#### 4.3.4 Eliminatie van de Latente Belasting bij Volledige Realisatie
Wanneer de activa die intragroeps werden verkocht, volledig zijn afgeschreven of verkocht aan een derde partij, wordt de latente belasting die eerder is geboekt, ontmanteld. In het voorbeeld van de machine:
* **Consolidatiejournaal in 20N2:**
* De machine wordt door D verder afgeschreven. Het verschil in afschrijving tussen D en M is 10.000 dollars.
* Debet: Gekochte vaste activa (door D) $10.000$ dollars
* Credit: Afschrijvingen op vaste activa $10.000$ dollars
* De latente belasting gerelateerd aan het verschil in afschrijvingen wordt ontmanteld: $10.000 \times 25\% = 2.500$ dollars.
* Debet: Passieve belastinglatentie $2.500$ dollars
* Credit: Resultaat (fiscale baten) $2.500$ dollars
* **Consolidatiejournaal in 20N3 en 20N4:**
Dezelfde boeking als in 20N2 wordt herhaald om het verschil in afschrijvingen te verwerken en de bijbehorende latente belastingen te ontmantelen.
* **Ontmanteling van de rest van de latente belasting:**
Nadat de machine volledig is afgeschreven door D, en de latente belasting op het verschil in afschrijvingen is verwerkt, blijft de latente belasting op de oorspronkelijke meerwaarde over om ontmanteld te worden. Dit gebeurt naarmate de machine wordt afgeschreven door D, waarbij de boekwaarde van de machine door D de historische kostprijs van M benadert.
> **Let op:** De ontmanteling van latente belastingen moet nauwkeurig worden gevolgd in de consolidatiejournaals over meerdere jaren, afhankelijk van de gebruiksduur van het actief.
### 4.4 Integratie met de Winstbestemmingstabel
Uitgestelde belastingen beïnvloeden zowel de winstbestemmingstabel als de consolidatieboekingen. Ze corrigeren het resultaat van de groep voor de fiscale impact van tijdelijke verschillen, zodat de netto winst na belastingen van de geconsolideerde entiteit correct wordt weergegeven.
Bij het verwerken van de impact van uitgestelde belastingen, worden de consolidatieboekingen doorgevoerd die de balans en de resultatenrekening van de groep aanpassen, teneinde de economische realiteit van de groep als één geheel weer te geven. Dit omvat zowel de correctie van het belastbaar resultaat als de weerspiegeling van de impact op de balansposten, zoals uitgestelde belastingvorderingen of -schulden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Consolidatieplicht | De wettelijke verplichting voor bepaalde ondernemingen, met name moederondernemingen, om hun financiële staten samen te voegen met die van hun dochterondernemingen om een geconsolideerd beeld van de groep te geven. |
| Controlebevoegdheden | De macht om het financiële en operationele beleid van een onderneming te sturen, wat essentieel is om te bepalen of er sprake is van een dochteronderneming voor consolidatiedoeleinden. Dit kan zowel juridisch (via stemrecht) als feitelijk (via invloed) worden uitgeoefend. |
| Integrale consolidatie | Een methode van consolidatie waarbij 100% van de activa, passiva, opbrengsten en kosten van de dochteronderneming worden opgenomen in de geconsolideerde financiële staten van de moederonderneming, ongeacht het controlepercentage. |
| Consolidatieverschil | Het verschil dat ontstaat bij consolidatie tussen de boekwaarde van de deelneming in een dochteronderneming en het deel van het eigen vermogen van die dochter dat aan de moedermaatschappij toebehoort. Dit kan positief (goodwill) of negatief zijn. |
| Belangen van derden | Het deel van het geconsolideerde eigen vermogen en resultaat dat toebehoort aan aandeelhouders of andere partijen die geen deel uitmaken van de moederonderneming of de groep. Dit wordt apart gepresenteerd in de geconsolideerde balans en resultatenrekening. |
| Eliminatie | Het proces waarbij intragroepsmutaties, zoals onderlinge vorderingen, schulden, opbrengsten en kosten, uit de geconsolideerde financiële staten worden verwijderd om een zuiver beeld te geven van de financiële positie en prestaties van de groep ten opzichte van externe partijen. |
| Onderlinge saldi | Vorderingen en schulden die bestaan tussen twee of meer ondernemingen binnen dezelfde groep. Deze moeten worden geëlimineerd bij consolidatie om dubbeltellingen te voorkomen. |
| Intragoepstransacties | Transacties die plaatsvinden tussen entiteiten binnen dezelfde groepsstructuur, zoals de verkoop van goederen of diensten, leningen, of verhuur. Deze transacties worden geëlimineerd om de geconsolideerde cijfers te vereenvoudigen. |
| Gerealiseerde meer- of minwaarden | Winsten of verliezen die voortvloeien uit de verkoop van activa tussen ondernemingen binnen een groep. Deze moeten worden geëlimineerd tot het deel dat toebehoort aan de groep, tenzij de activa aan een externe partij zijn verkocht. |
| Uitgestelde belastingen | Belastingverplichtingen of -vorderingen die voortvloeien uit tijdelijke verschillen tussen de boekhoudkundige waarde en de fiscale waarde van activa en passiva. Deze worden verwerkt om een getrouw beeld te geven van de toekomstige belastinglasten of -voordelen. |
| Belastinglatentie | Een passieve belastinglatentie is een verwachte belastingverplichting in de toekomst, vaak gerelateerd aan tijdelijke verschillen. Een actieve belastinglatentie is een verwachte belastingvordering. |
| Goodwill | Een positief consolidatieverschil dat ontstaat wanneer de betaalde prijs voor een overname van een dochteronderneming hoger is dan de reële waarde van het netto-actief van die dochter. Het vertegenwoordigt de immateriële waarde zoals merknaam, reputatie, etc. |
| Eigen vermogen (EV) | Het verschil tussen de activa en de passiva van een onderneming, wat de waarde vertegenwoordigt die toebehoort aan de eigenaars (aandeelhouders). Bij consolidatie wordt het eigen vermogen van de dochteronderneming herwerkt naar groepswaarderingsregels. |
Cover
Samenvatting Consolidatie 3 ACF 2025 - 2026.pdf
Summary
# Introduction to consolidated financial statements
A consolidated financial statement provides a comprehensive view of the financial performance and position of a group of interconnected companies as if they were a single economic entity [ ](#page=1) [1](#page=1).
### 1.1 Legal framework in Belgium
In Belgium, the preparation of consolidated financial statements is governed by specific legal provisions:
* **General accounting law:** Articles III.82-III.95 of the Belgian Economic Code (Wetboek van Economisch Recht - WER) [ ](#page=1) [1](#page=1).
* **Implementing decree for the WER:** Royal Decree of 21 October 2018, concerning the implementation of the WER [ ](#page=1) [1](#page=1).
* **Companies and Associations Code (Wetboek van vennootschappen en Verenigingen - WVV):** Articles 3:21-3:82 [ ](#page=1) [1](#page=1).
* **Implementing decree for the WVV:** Royal Decree of 29 April 2019, concerning the implementation of the WVV, specifically Articles 3:96-3:158 [ ](#page=1) [1](#page=1).
> **Tip:** For the exam, remember that consolidation in Belgium is legally regulated by the Wetboek van Economisch Recht and the Wetboek van vennootschappen en Verenigingen, outlining who must consolidate and how a consolidated financial statement is prepared [ ](#page=1) [1](#page=1).
### 1.2 Purpose and importance of consolidated reporting
Consolidated financial statements offer a wealth of information, providing a superior insight into the solvency, liquidity, and profitability of a group of interconnected companies compared to what could be obtained from individual financial statements [ ](#page=1). Many companies build their operations through collaboration with other entities, entering into agreements and/or holding capital participation or contributions, which can lead to an affiliation relationship [ ](#page=1). An affiliation relationship is defined as the link between companies that are interconnected through ownership or control [ ](#page=1) [1](#page=1).
### 1.3 Role of IFRS standards
Since 1 January 2015, publicly listed companies in the European Union are obligated to prepare their consolidated financial statements in accordance with the standards and interpretations approved by the IASB (International Accounting Standards Board) [ ](#page=1). Examples of such listed companies in Belgium include Colruyt, Barco, and Proximus, all of which are required to prepare consolidated financial statements [ ](#page=1). The primary goal of adopting these standards is the harmonization of external financial reporting within the EU [ ](#page=1) [1](#page=1).
Key IFRS and IAS standards relevant to consolidation include:
* IFRS 3: Business Combinations [ ](#page=1) [1](#page=1).
* IFRS 11: Joint Arrangements [ ](#page=1) [1](#page=1).
* IAS 28: Investments in Associates and Joint Ventures [ ](#page=1) [1](#page=1).
* IAS 27: Separate Financial Statements [ ](#page=1) [1](#page=1).
* IAS 36: Impairment of Assets [ ](#page=1) [1](#page=1).
* IAS 38: Intangible Assets [ ](#page=1) [1](#page=1).
> **Tip:** Understand the abbreviations: IAS stands for International Accounting Standards, IASB for International Accounting Standards Board, and IFRS for International Financial Reporting Standards [ ](#page=1) [1](#page=1).
### 1.4 Interested stakeholders
A broad range of stakeholders are interested in the financial information presented in consolidated financial statements. These include, but are not limited to:
* Customers [ ](#page=1) [1](#page=1).
* Banks [ ](#page=1) [1](#page=1).
* Suppliers [ ](#page=1) [1](#page=1).
* Employees [ ](#page=1) [1](#page=1).
* Government authorities [ ](#page=1) [1](#page=1).
* Company management and directors [ ](#page=1) [1](#page=1).
* All other stakeholders [ ](#page=1) [1](#page=1).
---
# Reasons for and principles of consolidated financial statements
Consolidated financial statements are prepared to present a group of companies as a single economic entity, providing a more accurate picture of the group's overall financial position and performance than individual company statements [2](#page=2).
### 2.1 Reasons for preparing consolidated financial statements
The primary reason for preparing consolidated financial statements is to represent a group of companies as a single economic entity. This approach is necessary because the individual financial statements of parent and subsidiary companies do not accurately reflect the group's overall solvency, liquidity, and profitability. By treating the group as one entity, stakeholders gain a correct view of its financial health [2](#page=2).
**Key objectives and concepts:**
* **Economic entity concept:** The group is viewed as a single economic unit, not merely a collection of separate legal entities [2](#page=2).
* **Informational tool:** Consolidated financial statements serve purely as an information tool to provide an economic overview of the group. They are not intended for legal or fiscal purposes, as taxation is calculated based on individual company financial statements [2](#page=2).
* **Enhanced information:** Consolidated statements offer more comprehensive information than simply summing individual statements, leading to a more accurate economic representation [2](#page=2).
* **Elimination of intercompany transactions:** All transactions between group companies must be eliminated to avoid double-counting and to reflect the group as a single entity. For example, a debt owed by one subsidiary to the parent company is removed from the consolidated balance sheet [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Replacement of investment in subsidiary:** The parent company's historical cost of investment in a subsidiary is replaced by the subsidiary's net assets and results, with necessary adjustments [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 2.1.1 Integral consolidation
Integral consolidation is applied when a parent company owns 100% of a subsidiary. In this process [2](#page=2):
* The parent company's investment in the subsidiary (historical cost) is eliminated [3](#page=3).
* The subsidiary's assets and liabilities are fully included in the consolidated balance sheet as if they belonged to a single company [3](#page=3).
* The subsidiary's equity (capital and results) is not presented separately but is incorporated into the group's total equity [3](#page=3).
**Example of integral consolidation:**
If Parent M owns 100% of Subsidiary D and purchased shares for 200,000.00, the consolidated balance sheet will eliminate M's investment in D and combine the assets and liabilities of both companies [2](#page=2).
#### 2.1.2 Analysis of the difference between acquisition cost and intrinsic value
During consolidation, the difference between the acquisition cost of a subsidiary's shares and the intrinsic value of the subsidiary's net assets at the acquisition date is analyzed. This difference may result in a consolidation difference [3](#page=3).
**Example:**
Parent M paid 7,000.00 for an 80% stake in Subsidiary D. D's net assets at acquisition were 65,500.00. The intrinsic value of M's share was 6,500.00 * 80% = 5,200.00. This results in a positive consolidation difference of 1,800.00 (7,000.00 - 5,200.00) [3](#page=3).
#### 2.1.3 Reserve policy neutrality
The reserve policy of a subsidiary does not affect the determination of the group's consolidated results. How a subsidiary distributes its profits internally has no impact on the overall group performance shown in the consolidated financial statements [3](#page=3).
**Example:**
If Parent M and Subsidiary D have profits, the distribution of these profits (e.g., to reserves or capital remuneration) within D does not alter the total consolidated reserves or capital [3](#page=3).
#### 2.1.4 Elimination of intercompany transactions
All transactions between companies within the group must be eliminated. This ensures that the group is presented as a single economic entity [3](#page=3) [4](#page=4).
**Example:**
If Subsidiary D owes Parent M 100,000.00 due to intercompany transactions, this debt and the corresponding receivable are eliminated from the consolidated financial statements [4](#page=4).
> **Tip:** The purpose of eliminating intercompany transactions is to present the group's position and performance as if it were a single entity, free from internal dealings that do not involve external parties.
#### 2.1.5 Disadvantages of consolidated financial statements
While beneficial, consolidated financial statements have limitations:
* **Limited scope:** Only financially quantifiable activities are recorded; budgets and non-financial information are excluded [4](#page=4).
* **Comparability issues:** For diversified companies, summing dissimilar items can lead to a lack of comparability (e.g., consolidated revenue) [4](#page=4).
* **Masking of negative results:** Negative results from certain subsidiaries within the group may become invisible after consolidation [4](#page=4).
### 2.2 Basic principles of consolidated financial statements
Several fundamental accounting principles guide the preparation of consolidated financial statements:
#### 2.2.1 Continuity
The assumption is that the entity has an indefinite life. If there is significant uncertainty about the company's continued existence, this must be reported, and valuation rules may need to be adjusted. If solvency is threatened, assets like R20 should be fully depreciated, and provisions for closure costs should be made [4](#page=4).
**Adjusting valuation rules under threat of continuity:**
* Start-up costs must be fully depreciated [4](#page=4).
* Assets are valued at their probable realizable value [4](#page=4).
* Additional write-downs or accelerated depreciation are booked [4](#page=4).
* Provisions are made for costs associated with ceasing operations, such as professional fees and social liabilities [4](#page=4).
> **Tip:** When significant uncertainties exist regarding a company's future, disclosure and adjustment of valuation methods are mandatory.
#### 2.2.2 Consistent valuation rules
The group must apply consistent valuation rules across all its entities. Any deviations from these group valuation rules require thorough justification [4](#page=4).
#### 2.2.3 Consistency
There must be consistency in the list of companies included in the consolidation. Significant changes in the composition of the group require disclosures that enable meaningful comparison [5](#page=5).
#### 2.2.4 Prohibition of offsetting
Debts and credits, rights and obligations, and revenues and expenses must be presented separately, not netted against each other. This principle applies to consolidated financial statements as well [5](#page=5).
**Exception:** Positive and negative consolidation differences for a single subsidiary are permitted to be offset [5](#page=5).
> **Example:** In individual financial statements, you cannot offset receivables from customers against payables to those same customers. This applies similarly to consolidated statements.
#### 2.2.5 Prudence principle
This principle dictates that:
* **Costs and losses:** Should be recognized as soon as there is a reasonable suspicion that they will arise, without waiting for certainty. For instance, a decrease in the market price of an asset below its carrying amount is sufficient reason to book a write-down [5](#page=5).
* **Revenues and profits:** Should only be recognized when their realization is sufficiently certain; mere suspicion is not enough [5](#page=5).
* **Intragroup transactions:** Profits from transactions between group companies are not considered realized until the asset is sold to a third party outside the group [5](#page=5).
**Consequence in consolidation:** Intragroup profits are eliminated in the consolidated financial statements. A profit is only recognized when it is effectively realized with respect to third parties [5](#page=5).
**Example:**
If Company A sells goods to Company B (its subsidiary) for 200.00 with a cost price of 150.00:
* If B sells all goods to an external party, the consolidated profit reflects the sale to the third party [5](#page=5).
* If B sells only 50% of the goods to an external party, only 50% of the profit is recognized in the consolidated statements [5](#page=5).
#### 2.2.6 Historical cost
Assets are generally valued at their historical cost, less accumulated depreciation and impairment losses. In consolidated financial statements, this principle is interpreted as the historical cost for the group as a whole [6](#page=6).
**Example:**
If Parent M sells a machine to its subsidiary D, the machine is still presented at its original historical cost for the group in the consolidated financial statements, ignoring the intercompany sale [6](#page=6).
#### 2.2.7 Fair presentation
Individual financial statements aim to provide a true and fair view of the company's assets, financial position, and results. In consolidated statements, the interests of third parties must also be clearly presented [6](#page=6).
### 2.3 Provisions for listed companies
#### 2.3.1 Who prepares consolidated financial statements according to IFRS
Listed companies are obligated to prepare consolidated financial statements. The management body may also voluntarily choose to do so, a decision that is irrevocable [6](#page=6).
#### 2.3.2 Why prepare consolidated financial statements according to IFRS
The objective of preparing consolidated financial statements according to IFRS is to harmonize external financial reporting, fostering an integrated and efficient European capital market [6](#page=6).
---
# Definitions and scope of consolidation
This section defines the core concepts and establishes the boundaries for preparing consolidated financial statements.
### 3.1 The consolidated financial statement and consolidation scope
A consolidated financial statement (CFS) represents the financial position, performance, and cash flows of a group of entities as if they were a single economic entity. This involves eliminating intercompany transactions and balances to present a true and fair view, disregarding legal distinctions between group companies. The consolidation scope, also known as the consolidation perimeter, encompasses the consolidating entity and all its subsidiary companies [7](#page=7).
#### 3.1.1 Definition of a consolidated financial statement
The consolidated financial statement is a set of financial statements for all individual companies within a group, where all intercompany relationships are eliminated to depict the group as an economic unit. The primary goal is to provide a true and fair view of the consolidated group's assets, financial position, and results [7](#page=7).
#### 3.1.2 The consolidation perimeter
The consolidation perimeter includes the consolidating company and all its controlled subsidiaries, forming a group together. Control is the essential criterion for determining inclusion in the consolidation perimeter [16](#page=16) [7](#page=7).
### 3.2 Related companies, parent, and subsidiary companies
The definitions of related companies, parent companies, and subsidiary companies are crucial for establishing the consolidation scope [8](#page=8).
#### 3.2.1 Related companies
Related companies include:
* Entities over which a company exercises control [8](#page=8).
* Entities that exercise control over a company [8](#page=8).
* Entities with which a company forms a consortium [8](#page=8).
* Other entities under the control of the previously described entities, to the knowledge of the management body [8](#page=8).
#### 3.2.2 Parent company (consolidating company)
A parent company is any entity that controls one or more other entities. The control is typically exercised through voting rights, giving the parent decisive influence over the subsidiary's policy [8](#page=8).
#### 3.2.3 Subsidiary company
A subsidiary company is an entity over which another entity (the parent) has control [10](#page=10).
### 3.3 Control
Control is the fundamental concept that determines inclusion in the consolidation scope. It signifies the power to direct the relevant activities of an entity [10](#page=10).
#### 3.3.1 Control according to Belgian regulations
Under Belgian regulations, control can be exclusive or joint [8](#page=8).
* **Exclusive control:** This is control exercised by an entity alone or together with one or more of its subsidiaries over another entity [8](#page=8).
* **Example:** Company M owns 80% of the voting rights in Company D. M can independently appoint the majority of directors and decides alone on D's policy. M exercises exclusive control over D [8](#page=8).
* **Example with subsidiary:** Company M owns 40% of the voting rights in X, and its subsidiary D owns 20%. Together, M and D hold 60%, granting M exclusive control over X [8](#page=8).
* **Joint control:** This is control exercised jointly with one or more non-related entities [8](#page=8).
* **Example:** Company A owns 50% of the voting rights in C, and Company B owns the other 50%. Decisions on C's policy require the consent of both A and B, meaning they exercise joint control [8](#page=8).
* **Example with contractual joint control:** Company X holds 30% of voting rights in Y, and Company Z holds another 30%. A shareholders' agreement dictates that significant policy decisions require unanimous consent, leading to joint control by X and Z [8](#page=8).
#### 3.3.2 Control under consolidation legislation
Control under consolidation legislation considers both legal and de facto control (#page=8, 9) [8](#page=8) [9](#page=9).
* **De jure control (Control in law):** This is irrevocably presumed if:
* Control arises from holding the majority of voting rights attached to shares [9](#page=9).
* A shareholder has the right to appoint or dismiss the majority of directors [9](#page=9).
* A shareholder possesses control rights by virtue of the company's articles of association or agreements [9](#page=9).
* A shareholder, based on an agreement with other shareholders, holds the majority of voting rights [9](#page=9).
* In cases of joint control [9](#page=9).
An **irrevocable presumption** exists when a company holds the majority of voting rights, it is conclusively presumed to exercise control. The calculation of voting rights considers direct and indirect control via subsidiaries. Shareholder agreements can also establish majority voting rights. The number of voting rights is adjusted for treasury shares and shares held by subsidiaries [9](#page=9).
* **De facto control (Control in fact):** This is rebuttably presumed if it results from factual situations [9](#page=9).
* **Example:** A shareholder has exercised voting rights representing the majority of total voting rights at the last two general meetings [9](#page=9).
#### 3.3.3 Control according to IFRS 10
IFRS 10 defines control as having the following three elements:
* **Power over the investee:** The investor has existing rights that give it the current ability to direct the relevant activities [10](#page=10).
* **Exposure, or rights, to variable returns:** The investor is exposed to, or has rights to, variable returns from its involvement with the investee [10](#page=10).
* **Ability to use power to affect returns:** The investor has the ability to use its power over the investee to affect the amount of its returns [10](#page=10).
This is a broader concept than decisive influence. The emphasis is on the ability to significantly influence the investee's returns [11](#page=11).
### 3.4 Associated company
An associated company is any entity other than a subsidiary or a joint venture in which an investor holds an interest and exercises significant influence over the orientation of its policy [9](#page=9).
#### 3.4.1 Significant influence
Significant influence is presumed from holding 20% or more of the voting rights. This indicates influence but not the ability to determine policy, representing a limited, non-dominant influence. Associated companies are accounted for using the equity method (also referred to as the equity method or proportionate method) and are not included in the consolidation perimeter [9](#page=9).
> **Tip:** The relationship can be summarized as: < 20% = Influence, 20% - 50% = Significant Influence (Associated Company), > 50% = Control (Subsidiary, included in consolidation) [9](#page=9).
### 3.5 Consortium and the presumption of central management
A consortium is formed when one or more Belgian companies, which are not subsidiaries of each other or of the same entity, are under central management [10](#page=10).
#### 3.5.1 Central management
Central management is irrevocably presumed if it arises from agreements between entities or from statutory provisions. It is also presumed if the management bodies consist of the same individuals [10](#page=10).
* **Example:** A family business is split into smaller companies, with family members remaining as directors in each and having agreements on certain matters, suggesting central management [10](#page=10).
* **Example:** In Alfa and Beta companies, if a majority of Alfa's directors also sit on Beta's board, central management is presumed, forming a consortium. However, if the majority of directors are not the same, central management cannot be concluded based on this argument [21](#page=21) [22](#page=22).
#### 3.5.2 The consolidation technique for a consortium
The primary consolidation technique for a consortium is the equity method (or proportionate method). Eliminations of participations against the corresponding share in equity, or third-party interests in results or equity, do not occur if there is no affiliation between the consortium companies [12](#page=12).
### 3.6 Scope of consolidation
The scope of consolidation defines which entities must be included in the consolidated financial statements.
#### 3.6.1 Consolidation obligation in vertical structures
Every parent company controlling one or more subsidiaries (alone or jointly) MUST prepare consolidated financial statements and an annual report. Control of even a single subsidiary triggers the consolidation obligation. Holding minority stakes without control, even with significant influence, does not create a consolidation obligation [12](#page=12).
#### 3.6.2 Consolidation obligation in horizontal structures (Consortium)
Every entity belonging to a consortium must prepare consolidated financial statements. The members of the consortium decide collectively who is best suited to prepare them. The same principles and rules as for vertical groups apply, including uniform valuation rules [12](#page=12).
#### 3.6.3 Determining the consolidation perimeter
The consolidation perimeter consists of the consolidating company and all its controlled subsidiaries, regardless of their legal domicile, or all companies under central management forming a consortium [16](#page=16).
**Steps to determine the consolidation perimeter:**
1. **Examine the percentage of participation:** This includes direct and indirect holdings. Indirect control through a subsidiary is added to direct control (#page=9, 16) [16](#page=16) [9](#page=9).
2. **Determine if the participation percentage leads to control:** Control percentage is vital for deciding which companies are included and which consolidation method is used [16](#page=16).
3. **Assess the interest percentage:** This is important for the technical execution of consolidation once control is established [16](#page=16).
**Control Percentage and Consolidation Method:**
* **Control % $\ge$ 50%:** Full consolidation (integral method). The subsidiary is included in the consolidation perimeter [17](#page=17).
* **Joint Control (Joint Venture):** Proportionate or proportional consolidation is used for the common subsidiary. Common subsidiaries are part of the consolidation perimeter [17](#page=17).
* **Control % $\ge$ 20% and < 50% (Significant Influence):** The investee is included using the equity method (vermogensmutatiemethode) if significant influence is exercised by an entity within the consolidation perimeter. However, the associated company itself does not belong to the consolidation perimeter [17](#page=17).
* **Example:** M owns 80% of A, and A owns 35% of B. The consolidation perimeter includes M and A because M controls A. B is an associated company of A and will be accounted for using the equity method, not included in the perimeter [17](#page=17).
* **Example:** D owns 25% of X. X is an associated company of D, but since D is not part of a consolidation perimeter, no action is required [17](#page=17).
#### 3.6.4 Interest percentage
The interest percentage represents the direct and indirect stake in the net assets and results of the involved entity. It is used for consolidation calculations and indicates the relative importance within the group [19](#page=19).
* **Integral Consolidation:** Used to determine the group's interest and third-party interest [19](#page=19).
* **Proportionate Consolidation:** Applied to common subsidiaries based on the interest percentage [19](#page=19).
* **Equity Method (Vermogensmutatiemethode):** Equity of the associated company is recognized at the interest percentage as a financial fixed asset [19](#page=19).
**Calculation of Interest Percentage:**
* **Direct Participation:** Interest percentage equals control percentage [19](#page=19).
* **Indirect Participation:** Calculated by multiplying successive control percentages [19](#page=19).
* **Example:** M owns 70% of A. The initial equity of A was 320,000.00. M's share of the equity is 70% of 320,000.00 = 224,000.00. If M paid 200,000.00, this results in a negative consolidation difference of 24,000.00 (paid less than book value) [19](#page=19).
* **Example:** If A makes a profit of 10,000.00, M's share is 7,000.00 (70%) added to group reserves, and 3,000.00 (30%) to third-party interests [19](#page=19).
#### 3.6.5 Exclusions from the consolidation perimeter
Entities can be excluded from consolidation under specific circumstances.
* **Optional Exclusions:** A subsidiary can be excluded if:
* It is of negligible significance, and its inclusion would not impact consolidated results [20](#page=20).
* Significant and permanent restrictions materially hinder effective control or asset utilization [20](#page=20).
* Inclusion involves disproportionate costs or undue delays [20](#page=20).
* The shares are held solely for subsequent disposal [20](#page=20).
The de-consolidation date is determined similarly to the consolidation date [20](#page=20).
* **Factual Exclusions:** Such entities are neither consolidated nor accounted for using the equity method; their inclusion is made in the consolidated balance sheet under "other companies" [20](#page=20).
* **Mandatory Exclusions:** Exclusion is mandatory if including a subsidiary over which de facto control exists would contravene the principle of a true and fair view. Subsidiaries in liquidation, those ceasing operations, or unable to continue their business are not included in the consolidation perimeter [20](#page=20).
#### 3.6.6 Changes in the composition of the consolidation perimeter
If the composition of the consolidated group undergoes a significant change during the financial year, the notes must provide information allowing for a meaningful comparison of consecutive financial statements [20](#page=20).
### 3.7 Exemptions from consolidation
Exemptions from consolidation exist under certain conditions, particularly in Belgian law and IFRS.
#### 3.7.1 Exemption from sub-consolidation
An exemption from sub-consolidation may apply to a parent company if it is itself a subsidiary of another parent company that prepares, audits, and publishes consolidated financial statements [14](#page=14).
* **Conditions for exemption:**
* Approval by the general meeting of shareholders with a majority of 90% (for NV) or 80% (for other companies), valid for two years and renewable [15](#page=15).
* The exempted entity and its subsidiaries are included in the higher-level parent's consolidated financial statements [15](#page=15).
* The higher-level parent prepares, audits, and publishes consolidated statements according to EU directives or equivalent regulations [15](#page=15).
* The management of the exempted entity files the higher-level parent's consolidated statements within specified timeframes [15](#page=15).
* Notes in the exempted entity's separate financial statements must disclose the exemption, identify the parent, and provide details on filing and compliance [15](#page=15).
* **Exemption does not apply if:**
* Any entity to be consolidated is listed on a stock exchange [15](#page=15).
* Consolidation is requested by the works council, government, or a court [15](#page=15).
This exemption also extends to consortia [15](#page=15).
#### 3.7.2 Exemption for small groups (limited scope)
An undertaking is exempt from preparing consolidated financial statements if it belongs to a group of limited size, not exceeding more than one of the following criteria:
* Balance sheet total: 17,000,000.00 [15](#page=15).
* Revenue (excluding VAT): 34,000,000.00 [15](#page=15).
* Average number of employees: 250 [15](#page=15).
These criteria are tested at the closing date of the consolidating financial statement based on the last prepared financial statements of the entities to be consolidated. If more than one criterion is exceeded for two consecutive years, consolidation becomes mandatory. The calculation can also be based on simple aggregation, increasing the criteria by 20%. This exemption also applies to consortia [15](#page=15).
> **Note:** IFRS does not address exemptions for small groups (#page=15, 21) [15](#page=15) [21](#page=21).
#### 3.7.3 IFRS specific provisions for listed companies
IFRS does not mandate consolidation for horizontal groups. Exemptions for sub-parent companies are more strictly defined for listed companies [21](#page=21).
* **Conditions for listed companies:**
* Must be a 100% subsidiary of another entity, with minority shareholders informed and no objections raised [21](#page=21).
* Its debt instruments or shares are not listed [21](#page=21).
* No plans for a stock exchange listing [21](#page=21).
* Its ultimate or intermediate parent prepares and publishes consolidated financial statements [21](#page=21).
The exclusion of subsidiaries held for disposal is not permitted under IFRS [21](#page=21).
### 3.8 Voluntary consolidation
An entity without a consolidation obligation, or an exempted entity, may voluntarily prepare consolidated financial statements on its own initiative. All legal consolidation and financial statement requirements must be met in such cases [21](#page=21).
---
# Consolidation techniques and differences
This section outlines the various methods used for consolidating financial statements, focusing on integral, proportional, and equity methods, alongside specific adjustments for goodwill/badwill, intragroup transactions, dividends, and pre/post-acquisition profits.
### 4.1 The integral consolidation method
The integral consolidation method is applied when a parent company has exclusive control over other entities [26](#page=26).
#### 4.1.1 Working method
This method involves combining all assets, liabilities, revenues, and expenses from the individual financial statements of the parent and its subsidiaries to create the consolidated financial statements, as if they were a single entity. Key steps include [26](#page=26):
* **Combining financial statements:** Summing up all assets, liabilities, revenues, and expenses from the individual financial statements [26](#page=26).
* **Eliminations:** Adjustments are made to remove the effects of intragroup transactions and balances. This includes:
* Eliminating the carrying amount of the investment in the subsidiary against the parent's share of the subsidiary's equity [26](#page=26).
* Determining the minority interest's share of the net profit [26](#page=26).
* Determining the minority interest's share of the net assets of the consolidated subsidiaries [26](#page=26).
**Basis rules for integral consolidation:**
* **Uniform valuation rules:** All assets and liabilities, as well as rights and obligations, of the entities within the group must be valued uniformly. If this is not the case, valuation rules must be adjusted for consolidation purposes to ensure a consistent basis across the group [26](#page=26).
* **Interest percentage:** The first consolidation is performed based on the ownership percentage. The parent's share of the net assets of the subsidiary is determined based on this percentage at the date of first consolidation [26](#page=26).
* **Net assets of the subsidiary to be eliminated:** This is calculated as the carrying amount of the subsidiary's assets minus its provisions and liabilities. Adjustments for uniform valuation rules may impact equity. If shares are acquired during the financial year, the equity to be eliminated includes the result of the financial year up to the acquisition date. If an interim dividend was paid, this result should be reduced by the interim dividend [26](#page=26) [27](#page=27).
* **Third-party interests (minority interests):** When the ownership is less than 100%, the share of third parties in the net assets is recognized in the consolidated balance sheet under "Third-party interests" (#page=26, 27) [26](#page=26) [27](#page=27).
> **Tip:** The carrying amount of the investment in a subsidiary at the parent company level may not always equal the parent's share of the subsidiary's equity. This difference gives rise to consolidation differences (#page=27, 28) [27](#page=27) [28](#page=28).
#### 4.1.2 Consolidation differences
Consolidation differences arise when the acquisition cost of a participation is not equal to the group's share in the equity of the subsidiary on the acquisition date. These differences are allocated as much as possible to assets and liabilities whose fair value differs from their book value, assessed at the acquisition date or the beginning of the financial year for first-time consolidation (#page=30, 34) [30](#page=30) [34](#page=34).
* **Positive consolidation difference (Goodwill):** Arises when the acquisition cost of the participation is greater than the group's share in the equity of the subsidiary. This can be due to [30](#page=30):
* Undervaluation of certain assets in the subsidiary's balance sheet [30](#page=30).
* Overvaluation of liabilities, such as provisions created for fiscal reasons [30](#page=30).
* Paying a higher price for the participation due to favorable profitability prospects compared to the corresponding share in equity [30](#page=30).
* Positive consolidation differences are treated as an intangible fixed asset (IVA) in account R214 and are amortized over 5 years [30](#page=30).
* **Negative consolidation difference (Badwill):** Arises when the acquisition cost of the participation is less than the group's share in the equity of the subsidiary. This can be due to [30](#page=30):
* Overvaluation of assets in the subsidiary's balance sheet [30](#page=30).
* Understatement of liabilities [30](#page=30).
* Purchasing the participation at a lower price than its corresponding intrinsic value [30](#page=30).
* Negative consolidation differences are recognized as part of equity in account R1401, associated with expected unfavorable developments or future costs of the subsidiary that materialize [30](#page=30).
> **Example:**
> Company M acquires 100% of the shares of Company D for 280,000.00 dollars. The equity of Company D on that date is valued at 250,000.00 dollars. The difference of 30,000.00 dollars is a positive consolidation difference (goodwill). If, for instance, the land of Company D was undervalued by 20,000.00 dollars, a positive consolidation difference of 10,000.00 dollars would remain, to be recorded and amortized (#page=27, 30) [27](#page=27) [30](#page=30).
> **Example:**
> Company M acquires 100% of the shares of Company D for 200,000.00 dollars. The equity of Company D on that date is valued at 225,000.00 dollars. The difference of 25,000.00 dollars is a negative consolidation difference (badwill). If, for instance, the machinery of Company D was overvalued by 20,000.00 dollars, a negative consolidation difference of 5,000.00 dollars would remain, to be recorded as per account R1401 (#page=28, 30) [28](#page=28) [30](#page=30).
#### 4.1.3 The consolidated income statement
The consolidated income statement includes all revenues and expenses of the consolidated companies. Specific adjustments include [34](#page=34):
* **Elimination of intragroup costs and revenues:** Transactions between group companies are removed [28](#page=28).
* **Elimination of profits and losses:** Profits or losses included in the value of an asset acquired from another group company are eliminated [28](#page=28).
* **Elimination of realized gains or losses:** Gains or losses on participations in companies that are consolidated are eliminated [28](#page=28).
* **Elimination of dividends:** Dividends paid by consolidated companies to other consolidated companies are eliminated [28](#page=28).
* **Elimination of value adjustments:** Value adjustments on participations in consolidated companies are eliminated [28](#page=28).
* **Third-party share of profit:** The portion of the profit of wholly-owned consolidated subsidiaries attributable to shares held by parties other than the consolidated companies is recognized separately [28](#page=28).
### 4.2 Proportional consolidation
*(Note: The provided document content does not detail the proportional consolidation method. It is only mentioned as a basic consolidation method alongside the integral method.)* [25](#page=25).
### 4.3 Equity method
*(Note: The provided document content does not detail the equity method. It is only mentioned in relation to associated companies.)* [25](#page=25).
### 4.4 Pre- and post-acquisition profits
When consolidating the income statement, pre- and post-acquisition profits must be accounted for to avoid a distorted result [61](#page=61).
* **Pre-acquisition profit:** This is the profit of a subsidiary earned *before* the acquisition date [61](#page=61).
* It is not considered group profit [61](#page=61).
* It is deducted when allocating the profit [61](#page=61).
* It reduces consolidated reserves and potentially third-party interests [61](#page=61).
* **Post-acquisition profit:** This is the profit earned *after* the acquisition date [61](#page=61).
* It forms part of the consolidated profit [61](#page=61).
**Profit allocation by type of company:**
* **Parent company:** Distributed profit becomes a liability in the consolidated statements; reserved profit increases consolidated reserves; losses decrease consolidated reserves [61](#page=61).
* **100% subsidiary:** The entire profit affects consolidated equity, irrespective of whether it's distributed as a dividend or reserved. Profits allocated other than as dividends are recognized as expenses in the consolidated income statement [61](#page=61).
* **Minority interest (< 100%):** Profit is split between the group's share (consolidated reserves) and the third parties' share (third-party interests). Losses lead to a corresponding decrease in these items. Profits other than dividends are treated as expenses in the consolidated income statement [61](#page=61).
> **Special Provision:** Profits awarded as tantièmes or to other entitled parties (not as dividends) are first booked as an expense in the consolidated income statement and then influence the profit to be allocated [62](#page=62).
### 4.5 Intragroup transactions
Intragroup transactions, such as mutual sales and purchases, must be eliminated from the consolidated financial statements to represent the group as a single economic entity [68](#page=68).
* **General principle:** All intercompany receivables and payables must be eliminated [68](#page=68).
* **Materiality principle:** Eliminations of negligible significance may be omitted [68](#page=68).
* **Types of eliminations:**
* **Balance sheet eliminations:** Eliminating intercompany receivables and payables. If debit and credit balances do not match, an "Adjustment Differences" account is used [68](#page=68).
* **Income statement eliminations:** Eliminating intragroup revenues and expenses.
* **Combined balance sheet and income statement eliminations:** Adjustments for profits/losses on fixed assets and inventory sold within the group (#page=68, 71, 74) [68](#page=68) [71](#page=71) [74](#page=74).
#### 4.5.1 Gains and losses on intragroup sales of fixed assets
No profit should be recognized within the group on the sale of fixed assets. The asset remains valued at its original acquisition cost for the group, with depreciation calculated as if the intragroup sale had not occurred. Both the profit and the effect on depreciation are corrected. The elimination of the gain or loss reduces or increases the consolidated result, which is either fully borne by the group or split between the group and third-party interests [71](#page=71).
#### 4.5.2 Intragroup profit included in inventories
When a group company sells goods to another group company and these goods are not yet resold to third parties, unrealized group profit is embedded in the inventory. This profit should not be recognized in the consolidated result until the goods leave the group. Consolidation requires eliminating intercompany sales and purchases, adjusting inventory to group cost price, and adjusting the consolidated result and equity. If the profit is held by the parent company, there is no impact on third-party interests [74](#page=74).
### 4.6 Intragroup dividends
Dividends paid between companies within the consolidation perimeter must not appear twice in the consolidated result. This requires elimination entries due to the timing of profit allocation and payment [76](#page=76).
* **Problem occurrence:** Annual accounts are often prepared before profit allocation, and dividends based on prior-year results are paid in the current year. The receiving company books this as financial income, leading to double recognition of profit at the group level [76](#page=76).
**Situations:**
1. **Dividend from prior year's profit, paid in the current year:** The prior year's profit is already in consolidated reserves. The dividend increases the consolidated result again, causing double recognition. The solution is to eliminate the financial income at the profit allocation level, neutralizing it and booking the contra-entry against consolidated reserves, thus not affecting the current year's consolidated result but reducing consolidated reserves [77](#page=77).
2. **Dividend from prior year, not yet paid at balance sheet date:** This results in an intercompany receivable and payable, which must be eliminated at the balance sheet level. There is no impact on the consolidated result [77](#page=77).
3. **Dividend from current year's profit:** This is treated as ordinary profit allocation and handled within profit processing, requiring no separate dividend elimination [77](#page=77).
4. **Interim dividend:** A dividend decided and paid during the financial year before year-end closure. The subsidiary accounts for it in its profit allocation, while the parent books it as financial income. This risks double recognition. The solution involves reversing the individual profit allocation, eliminating the interim dividend as financial income, with only the portion attributable to third-party interests remaining visible. The part of the dividend belonging to minority shareholders is not eliminated and remains a real outgoing outside the group. Account 471 is often adjusted to reflect exactly the share of third-party interests (#page=77, 78) [77](#page=77) [78](#page=78).
#### 4.6.1 Shares purchased with coupons
When a parent company purchases shares with coupons relating to the previous financial year:
* **Hypothesis 1 (Dividend not eliminated):** The dividend is treated as income, leading to a higher result and a larger consolidation difference.
* **Hypothesis 2 (Dividend eliminated - economically correct):** The dividend is considered part of the acquisition cost, reducing the participation value and the consolidation difference, leading to lower annual amortization. In Belgium, Hypothesis 2 is considered economically correct [78](#page=78).
---
## Common mistakes to avoid
- Review all topics thoroughly before exams
- Pay attention to formulas and key definitions
- Practice with examples provided in each section
- Don't memorize without understanding the underlying concepts
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Consolidated financial statement | A financial statement that combines the assets, liabilities, equity, income, and cash flows of a parent company and its subsidiaries as if they were a single economic entity. |
| Belgian Companies and Associations Code (WVV) | The Belgian Companies and Associations Code, which contains specific rules regarding the preparation and content of consolidated financial statements. |
| Belgian Companies Code (WER) | The Belgian Companies Code, which includes general accounting provisions applicable to consolidated financial statements. |
| International Financial Reporting Standards (IFRS) | A set of accounting standards developed by the International Accounting Standards Board (IASB) that are used for financial reporting by many companies worldwide, especially publicly listed ones in the EU. |
| IASB (International Accounting Standards Board) | The independent standard-setting body of the IFRS Foundation, responsible for developing and issuing International Financial Reporting Standards. |
| IAS (International Accounting Standards) | Earlier accounting standards issued by the predecessor to the IASB, some of which are still in effect. |
| Parent company | A company that controls one or more other companies, which are then referred to as subsidiaries. |
| Subsidiary company | A company that is controlled by a parent company. |
| Control | The power to direct the relevant activities of another entity. This is typically achieved through voting rights but can also be established by other means. |
| Exclusive control | Control of an entity that is held by one parent company alone or together with one or more of its subsidiaries. |
| Joint control | Control of an entity that is shared by two or more parties who have coordinated their decision-making. |
| Common control | A situation where multiple entities are under the control of the same ultimate parent, often through a consortium structure. |
| Associated company | An entity in which an investor has significant influence over the operating and financial policies of the investee, but not control or joint control. This influence is typically presumed from a holding of 20% or more of the voting rights. |
| Significant influence | The power to participate in the financial and operating policy decisions of an investee but not to exercise control or joint control over those policies. |
| Consortium | An arrangement where two or more entities that are not subsidiaries of each other, nor subsidiaries of the same parent, operate under central management. |
| Central management | A situation where entities are managed centrally, often through overlapping board memberships or contractual agreements, indicating they form a consortium. |
| Consolidation scope (Consolidationkring) | The group of entities that are included in the consolidated financial statements, typically comprising the parent company and all its controlled subsidiaries. |
| Integral consolidation method | A method where the assets, liabilities, revenues, and expenses of subsidiaries are fully consolidated with those of the parent company. |
| Proportional consolidation method | A method where the assets, liabilities, revenues, and expenses of joint ventures are consolidated on a line-by-line basis in proportion to the parent’s ownership percentage. |
| Equity method (Vermogensmutatiemethode) | A method of accounting for investments where the investment is initially recorded at cost and adjusted thereafter to reflect the investor's share of the investee's net income or loss and other comprehensive income. This method is used for associated companies. |
| Consolidation difference (Consolidatieverschil) | The difference between the cost of an investment in a subsidiary and the fair value of the subsidiary's net identifiable assets acquired. This can result in goodwill (positive difference) or badwill (negative difference). |
| Goodwill | An intangible asset that arises when a company acquires another company for a price greater than the fair value of its identifiable net assets. It represents the future economic benefits arising from assets acquired in a business combination that are not individually identified and separately recognized. |
| Badwill | Also known as negative goodwill, it arises when a company acquires another company for a price less than the fair value of its identifiable net assets. |
| Minority interest (Belangen van derden) | The portion of a subsidiary's equity and net income that is not owned by the parent company. |
| Intragroup transactions | Transactions that occur between entities within the same group of companies (e.g., sales, loans, services between parent and subsidiary). These must be eliminated in consolidation. |
| Elimination | The process of removing the effects of intragroup transactions from the consolidated financial statements to present the group as a single economic entity. |
| Pre-acquisition profit | The profit earned by a subsidiary before the date of acquisition by the parent company. This profit is not included in the consolidated profit but affects the consolidation calculation. |
| Post-acquisition profit | The profit earned by a subsidiary after the date of acquisition by the parent company. This profit is included in the consolidated profit. |
| Interim dividend | A dividend declared and paid by a company during its fiscal year, before the year-end results are finalized. |
| Continuity principle | The assumption that a business will continue to operate indefinitely. In consolidation, this means that assets and liabilities are valued assuming the entity will continue its operations. |
| Consistent valuation rules | The principle that similar assets and liabilities within a group should be valued using the same accounting policies and methods. |
| Consistency | The principle that accounting policies and methods should be applied consistently from one period to the next within a consolidated financial statement. |
| Prohibition of offsetting | The principle that assets and liabilities, or revenues and expenses, should not be offset against each other unless specifically permitted by accounting standards. This applies to consolidated financial statements as well. |
| Prudence principle (Voorzichtigheidsbeginsel) | The principle of exercising caution when making judgments under conditions of uncertainty. Losses and expenses are recognized as soon as they are probable, while revenues and gains are recognized only when they are reasonably certain to be realized. |
| Historical cost | The original cost of an asset at the time of acquisition. In consolidation, this is often the basis for valuing assets, with adjustments for depreciation or impairments. |
| True and fair view | The overriding objective of financial reporting, ensuring that financial statements present a fair and accurate picture of the financial position, performance, and cash flows of an entity. |
Cover
SV Consolidatie.docx
Summary
De consolidatie van jaarrekeningen is een essentieel proces waarbij de financiële resultaten van een groep van met elkaar verbonden ondernemingen worden samengevoegd tot één enkele financiële verklaring.
## Wettelijk kader en regelgeving
De consolidatiepraktijk wordt in België geregeld door diverse wettelijke bepalingen:
* **Artikel III.91 van het Wetboek van Economisch Recht**: Dit artikel vormt de basis voor de algemene consolidatieverplichtingen.
* **Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) van 23 maart 2019**: Specifiek de artikelen **1:11 tot 1:26**, **3:21 tot 3:36** en **3:76 tot 3:82** behandelen de consolidatieplicht, de definities van moedervennootschap, dochteronderneming, controlebevoegdheid, en consortia.
* **Koninklijk Besluit (KB) van 29 april 2019 tot uitvoering van het WVV**: De artikelen **3:64 en 3:65** en **3:96 tot 3:158** bevatten de gedetailleerde uitvoeringsregels voor consolidatie, inclusief de consolidatiekring, weglatingen en verschillende consolidatiemethoden.
De **Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN)** heeft tevens meerdere adviezen gepubliceerd die verduidelijking bieden bij de consolidatiewetgeving in België.
Op Europees niveau zijn er ook belangrijke voorschriften:
* **Europese Verordening van 19 juli 2002**: Vereist dat Europese beursgenoteerde ondernemingen hun geconsolideerde jaarrekening opstellen conform de **International Financial Reporting Standards (IFRS)**.
* **KB van 18 januari 2005**: Niet-beursgenoteerde ondernemingen hebben de mogelijkheid om hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen conform IFRS. Deze keuze is echter onomkeerbaar.
## Consolidatieplicht
Elke moedervennootschap is verplicht een geconsolideerde jaarrekening en een geconsolideerd jaarverslag op te stellen indien zij, alleen of gezamenlijk met andere ondernemingen, één of meer dochterondernemingen controleert (artikel 3:23 WVV).
Een onderneming die een consortium vormt met andere ondernemingen, is eveneens verplicht een geconsolideerde jaarrekening en jaarverslag op te stellen. Deze consolidatie omvat alle ondernemingen die deel uitmaken van het consortium, evenals hun dochterondernemingen, gemeenschappelijke dochterondernemingen en geassocieerde vennootschappen (artikel 3:24 WVV).
### Moedervennootschap, dochtervennootschap en controlebevoegdheid
* **Moedervennootschap**: Een vennootschap die controle uitoefent over een andere vennootschap.
* **Dochteronderneming**: Een vennootschap ten opzichte waarvan een controlebevoegdheid bestaat.
* **Controlebevoegdheid**: De bevoegdheid, in rechte of in feite, om beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders, of op de oriëntatie van het beleid van een onderneming. Dit wordt vaak beoordeeld aan de hand van stemrechten versus aandelenbezit.
#### Gezamenlijke controle
Gezamenlijke controle bestaat wanneer een beperkt aantal vennoten samen controle uitoefenen en overeengekomen zijn dat beleidsbeslissingen niet zonder hun gemeenschappelijke instemming (unanimiteit) genomen kunnen worden.
* **Gemeenschappelijke dochteronderneming**: Een onderneming ten aanzien waarvan gezamenlijke controle bestaat.
#### Exclusieve controle
Exclusieve controle is de controle die een vennootschap alleen uitoefent, of samen met één of meer van haar eigen dochterondernemingen.
#### Samenstelling van controlebevoegdheid
Bij het vaststellen van controlebevoegdheid worden volgende elementen in acht genomen:
* **Onrechtstreekse bevoegdheid**: De controlebevoegdheid die wordt uitgeoefend via een dochteronderneming, wordt meegeteld bij de rechtstreekse bevoegdheid.
* **Indirecte controle**: De bevoegdheid van een tussenpersoon wordt geacht in het bezit te zijn van de persoon die deze tussenpersoon controleert.
Volgende elementen worden **niet** in rekening genomen:
* Schorsing van stemrechten.
* Stemrechtbesprekingen (tenzij deze leiden tot een feitelijke controle).
#### Stemrechten aan aandelen
De stemrechten verbonden aan het totaal van de aandelen van een dochtervennootschap worden verminderd met:
* Stemrechten verbonden aan eigen aandelen van de dochteronderneming.
* Stemrechten verbonden aan aandelen die worden aangehouden door haar (klein)dochterondernemingen.
### Consolidatiemethoden en kring
* **Consoliderende vennootschap**: De vennootschap die de geconsolideerde jaarrekening opstelt.
* **Vennootschappen opgenomen in de consolidatie**:
* Inclusief: de consoliderende vennootschap, integraal geconsolideerde vennootschappen en evenredig geconsolideerde vennootschappen.
* Exclusief: vennootschappen waarvoor de vermogensmutatiemethode wordt toegepast.
* **Geconsolideerd geheel (consolidatiekring)**: Het geheel van vennootschappen dat in de consolidatie is opgenomen.
## Het consortium of de horizontale groep
Een consortium ontstaat wanneer een vennootschap (of vennootschappen) en één of meer andere vennootschappen, die geen dochterondernemingen van elkaar zijn, onder een gezamenlijke centrale leiding staan.
**Centrale leiding wordt onweerlegbaar vermoed indien:**
* Dit voortvloeit uit overeenkomsten of statutaire bepalingen.
* Het bestuursorgaan voor het merendeel uit dezelfde personen bestaat.
**Centrale leiding wordt behoudens tegenbewijs (weerlegbaar) vermoed indien:**
* De meerderheid van de stemrechten verbonden aan hun effecten wordt gehouden door dezelfde personen (natuurlijke personen of rechtspersonen).
> **Tip:** Bij de beoordeling van centrale leiding is het cruciaal om te kijken naar de feitelijke uitoefening van invloed, niet enkel naar juridische structuren.
### Geassocieerde vennootschap
Een geassocieerde vennootschap (artikel 1:21 WVV) is elke vennootschap die geen dochter- of gemeenschappelijke dochteronderneming is, maar waarin een andere vennootschap een deelneming bezit en waarop zij een invloed van betekenis uitoefent op de beleidsoriëntatie.
* **Invloed van betekenis**: Behoudens tegenbewijs wordt deze invloed vermoed indien het stemrechtpercentage 20% of meer bedraagt.
* **Deelneming waarmee een deelnemingsverhouding bestaat (10% drempel)**: Elke geassocieerde vennootschap is een deelneming waarmee een deelnemingsverhouding bestaat. Het omgekeerde is niet noodzakelijk waar.
## Vrijstelling van consolidatie
Er zijn verschillende situaties waarin een vrijstelling van de consolidatieplicht mogelijk is.
### Vrijstelling omwille van subconsolidatie
Een Belgische vennootschap die dochter is van een andere onderneming op een hoger niveau, kan vrijgesteld worden van consolidatie mits aan volgende voorwaarden wordt voldaan (artikel 3:26 WVV):
* De vennootschap is dochter van een onderneming (Belgisch of buitenlands) die een geconsolideerde jaarrekening opstelt, laat controleren en openbaar maakt.
* Goedkeuring door 9/10de van de stemmen (NV/EV) of 8/10de (andere vennootschapsvormen), geldig voor 2 boekjaren en hernieuwbaar.
* De geconsolideerde jaarrekening van de moederonderneming moet opgesteld, gecontroleerd en openbaar gemaakt zijn conform de Europese richtlijn 2013/34 of een gelijkwaardig regime.
* De geconsolideerde jaarrekening en het jaarverslag van de moederonderneming moeten binnen 2 maanden na verkrijgbaarheid en uiterlijk 7 maanden na boekjaar einde worden neergelegd.
* De neergelegde jaarrekening moet in de taal zijn waarin de vrijgestelde vennootschap haar enkelvoudige jaarrekening opstelt.
* Vermelding in de toelichting van de vrijgestelde onderneming over het gebruik van deze vrijstellingsmogelijkheid, inclusief gegevens over de alternatieve geconsolideerde informatie.
**De vrijstelling omwille van subconsolidatie kan niet worden toegepast indien:**
* Een van de ondernemingen in consolidatie beursgenoteerd is (artikel 3:27 WVV).
* De consolidatie wordt gevraagd door de ondernemingsraad, de overheid of een rechter (artikel 3:28 WVV).
### Vrijstelling voor groepen van beperkte omvang
Een moederonderneming vormt met haar dochterondernemingen (of vennootschappen binnen een consortium) een groep van beperkte omvang indien op geconsolideerde basis niet meer dan één van de volgende criteria wordt overschreden (artikel 3:25 WVV):
* Jaaromzet (exclusief BTW): 42.500.000 EUR (voor april 2024: 34.000.000 EUR).
* Balanstotaal: 21.250.000 EUR (voor april 2024: 17.000.000 EUR).
* Personeelsbestand: 250 werknemers.
De toetsing gebeurt over **twee opeenvolgende boekjaren**. De vrijstelling kan worden toegepast vanaf het boekjaar dat volgt op de twee boekjaren waarin de criteria werden overschreden.
Voor de bepaling van de vrijstelling voor groepen van beperkte omvang kunnen geconsolideerde cijfers worden gehanteerd. Een vereenvoudigde methode laat toe de grensbedragen van omzet en balanstotaal met 20% te verhogen.
**Vrijstelling voor groepen van beperkte omvang kan niet worden toegepast indien:**
* Een van de ondernemingen in consolidatie beursgenoteerd is.
* De consolidatie wordt gevraagd door de ondernemingsraad, de overheid of een rechter.
### Vrijstelling dochteronderneming van te verwaarlozen betekenis
Een moedervennootschap kan vrijgesteld worden van het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening indien al haar dochterondernemingen individueel of gezamenlijk van verwaarloosbare betekenis zijn voor de beoordeling van het geconsolideerd vermogen, de financiële positie en de geconsolideerde resultaten (artikel 3:23 WVV).
## Consolidatiekring
De consolidatiekring omvat:
* De consoliderende vennootschap.
* Integraal opgenomen dochterondernemingen.
* Evenredig opgenomen dochterondernemingen.
* In geval van consortium: alle ondernemingen die onder centrale leiding staan.
**Exclusief** van de consolidatiekring zijn:
* Geassocieerde vennootschappen die volgens de vermogensmutatiemethode worden opgenomen (dit is een waarderingsmethode, geen consolidatiemethode).
### Controlepercentage versus belangpercentage
* **Controlepercentage**: Bepaalt de consolidatiekring en de consolidatiemethode.
* **Belangenpercentage**: Geeft het financiële belang weer in het netto-vermogen en het resultaat van een andere onderneming. Dit percentage wordt gebruikt bij de uitwerking van de consolidatie en bepaalt welk percentage van de activa, passiva, opbrengsten en kosten wordt opgenomen.
Bij onrechtstreekse deelneming wordt het belangpercentage verkregen door vermenigvuldiging van de percentages op de verschillende niveaus.
## Weglating uit de consolidatiekring
Vennootschappen mogen onder bepaalde voorwaarden uit de consolidatiekring worden weggelaten, mits dit gemotiveerd wordt in de toelichting.
### Weglating mits motivatie in de toelichting
Een dochteronderneming mag worden weggelaten indien:
* De onderneming van verwaarloosbare betekenis is (te beoordelen voor alle ondernemingen die op deze basis worden weggelaten).
* De effectieve controle of de aanwending van het vermogen ingrijpend en duurzaam wordt beperkt.
* De benodigde gegevens niet zonder onevenredig hoge kosten of onverantwoorde vertraging kunnen worden verkregen.
* De aandelen uitsluitend met het oog op latere vervreemding worden gehouden (geldbelegging).
### Weglating mits opname volgens vermogensmutatiemethode en motivatie in de toelichting
Een dochteronderneming waarover de consoliderende vennootschap een feitelijke controle bezit, kan buiten consolidatie worden gelaten indien opname ervan indruist tegen het beginsel van het getrouw beeld. Dit is enkel mogelijk mits:
* Opname van de dochteronderneming volgens de vermogensmutatiemethode.
* Motivatie in de toelichting.
Deze weglatingsmogelijkheid veronderstelt continuïteit: er moet van uitgegaan kunnen worden dat het bedrijf zijn activiteiten zal kunnen blijven voortzetten.
### Weglating mits opname volgens vermogensmutatiemethode
Een dochteronderneming moet buiten consolidatie worden gelaten indien:
* De onderneming in vereffening is.
* Er een beslissing is genomen om de onderneming stop te zetten.
* Er niet meer van uitgegaan kan worden dat het bedrijf van de onderneming wordt voortgezet.
Ook hier is opname volgens de vermogensmutatiemethode vereist, met motivatie in de toelichting. Belangrijk is dat deze ondernemingen wel nog worden opgenomen, maar niet geconsolideerd.
### Wijzigingen consolidatiekring
Dochterondernemingen die buiten de consolidatiekring worden gerealiseerd, worden vanaf de datum van realisatie niet langer opgenomen. Indien de samenstelling van het geconsolideerd geheel in de loop van het boekjaar aanmerkelijk wijzigt, moet de toelichting informatie bevatten om een zinvolle vergelijking met voorgaande jaren mogelijk te maken (artikel 3:102 KB 29/04/2019).
## Consolidatiemethodes
Er zijn drie hoofdbeginselen voor consolidatiemethodes: integrale consolidatie, evenredige (proportionele) consolidatie en de vermogensmutatiemethode.
### Integrale consolidatie
* **Toepassingsgebied**: Exclusieve dochterondernemingen.
* **Werkwijze**: Alle elementen van het actief en passief, alle rechten en verplichtingen, en alle opbrengsten en kosten worden integraal (100%) opgenomen. Het aandeel van minderheidsaandeelhouders in het EV en de resultaten wordt apart vermeld.
* **Eliminaties**: Onderlinge saldi en transacties worden integraal geëlimineerd om dubbeltellingen te vermijden.
* **Groepswaarderingsregels**: Inclusief herwerking van het eigen vermogen, eliminatie van deelnemingen en onderlinge vorderingen/schulden, en eliminatie van winsten/verliezen in activa.
* **Uitzonderingen op integrale eliminatie**: Mogelijk met eliminatie a rato van het belangenpercentage.
### Evenredige of proportionele consolidatie
* **Toepassingsgebied**: Gemeenschappelijke dochterondernemingen of joint ventures.
* **Werkwijze**: Alle posten van actief, passief, rechten, verplichtingen, opbrengsten en kosten worden opgenomen a rato van de rechten in het kapitaal die door de consoliderende vennootschap worden gehouden.
* **Eliminaties**: Onderlinge saldi en transacties worden geëlimineerd ten belope van maximaal het aandeel van de groep in deze verrichtingen, tenzij de eliminaties verwaarloosbaar zijn.
* **Alternatief**: Gemeenschappelijke dochterondernemingen mogen worden gewaardeerd volgens de vermogensmutatiemethode als hun bedrijf niet nauw geïntegreerd is.
### Vermogensmethode (of vermogensmutatiemethode)
* **Toepassingsgebied**: Deelnemingen in geassocieerde vennootschappen.
* **Werkwijze**: De historische aanschaffingsprijs van de deelneming wordt vervangen door het aandeel van de consoliderende vennootschap in het eigen vermogen van de geassocieerde vennootschap. Dit is een bijzondere waarderingsmethode en geen consolidatiemethode in strikte zin.
* **Geen consolidatie**: Indien een onderneming enkel deelnemingen heeft in geassocieerde vennootschappen, wordt er geen geconsolideerde jaarrekening opgemaakt.
> **Tip:** De vermogensmutatiemethode wordt ook toegepast bij de weglating van bepaalde dochterondernemingen uit de consolidatiekring, zoals dochterondernemingen die in vereffening zijn, of wanneer opname indruist tegen het getrouw beeld.
## Het consolidatieverschil
Het consolidatieverschil is het verschil tussen de aanschaffingswaarde van een deelneming en de waarde van het eigen vermogen van de dochteronderneming dat aan de groep toekomt op de datum van verwerving.
* **Boekwaarde deelneming**: De aanschaffingsprijs van de aandelen.
* **Overgenomen eigen vermogen**: Het eigen vermogen van de dochteronderneming op datum van verwerving, herwerkt volgens groepswaarderingsregels.
**Oorzaken van het consolidatieverschil:**
* **Positief consolidatieverschil**: Onderwaardering van activa, overwaardering van passiva, verwachte gunstige resultaten, strategische keuze.
* **Negatief consolidatieverschil**: Overwaardering van activa, onderwaardering van passiva, verwachte ongunstige resultaten.
**Toewijzing van consolidatieverschillen:**
Zoveel mogelijk worden deze toegewezen aan activa en passiva. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het eerste consolidatieverschil (directe vergelijking) en het tweede consolidatieverschil (na herwerking van het EV).
**Boekhoudkundige verwerking:**
* **Positief consolidatieverschil**: Opgenomen op het actief, afgeschreven over een passende periode (meestal 5 jaar, met motivatie indien langer).
* **Negatief consolidatieverschil**: Opgenomen onder het eigen vermogen voor de duur van de participatie. Kan in resultaat worden genomen indien te verklaren door verwachte negatieve resultaten die zich voordoen.
* **Compensatie**: Verbonden positieve en negatieve consolidatieverschillen zijn verboden, tenzij met betrekking tot dezelfde dochteronderneming.
## De geconsolideerde jaarrekening
De geconsolideerde jaarrekening bestaat uit de geconsolideerde balans en de geconsolideerde resultatenrekening. De totstandkoming ervan vereist diverse consolidatietechnieken en eliminaties.
### Consolidatietechnieken
* Integrale consolidatie
* Proportionele (evenredige) consolidatie
* Vermogensmutatiemethode (wordt beschouwd als een waarderingsmethode)
### Integrale consolidatie
* **Toepassingsgebied**: Moederonderneming en exclusieve dochterondernemingen.
* **Werkwijze**: Alle elementen van actief, passief, opbrengsten, kosten, rechten en verplichtingen worden integraal (100%) opgenomen. Onderlinge saldi en transacties worden integraal geëlimineerd.
* **Consolidatie van de balans**: Vereist groepswaarderingsregels, eliminatie van deelneming, belangen van derden, onderlinge vorderingen/schulden, en winsten/verliezen in activa.
* **Consolidatie van de resultatenrekening**: Vereist groepswaarderingsregels, resultaatbestemming, eliminatie van onderlinge opbrengsten/kosten, en winsten/verliezen in activa.
* **Uitzonderingen**: Eliminatie a rato van het belangenpercentage is mogelijk.
### Consolidatieverschil (vervolg)
* **Eerste consolidatieverschil**: Dit wordt berekend op het moment van de eerste consolidatie van een dochteronderneming. Het vertegenwoordigt het verschil tussen de aanschaffingswaarde van de deelneming en het aandeel van de groep in het eigen vermogen van de dochter op dat moment.
* **Tweede consolidatieverschil**: Dit ontstaat door herwaarderingen van activa en passiva van de dochteronderneming op het moment van de overname. Het is het verschil tussen de herwaardeerde waarde van het eigen vermogen en de boekwaarde. Dit wordt ook vermenigvuldigd met het belang van de groep.
### Belangen van derden
Bij integrale consolidatie worden de activa en passiva van de dochteronderneming volledig opgenomen, zelfs als de moedervennootschap niet alle aandelen bezit. Het deel van het eigen vermogen en het resultaat dat niet toebehoort aan de moedervennootschap of de groep, wordt apart weergegeven als 'belangen van derden'.
### Consolidatie van de resultaatverwerking
Het doel is om het geconsolideerde resultaat te bepalen en op te splitsen in het deel dat toekomt aan de groep en het deel dat toekomt aan derden. Dit gebeurt aan de hand van een resultaatsbestemmingstabel.
* **Pre-acquisitiewinst**: Winst gerealiseerd vóór de datum van verwerving, die moet worden geëlimineerd bij de bepaling van het consolidatieverschil en het bestembaar resultaat.
### Eliminatie van vorderingen en schulden
Onderlinge saldi van vorderingen en schulden tussen geconsolideerde ondernemingen moeten worden geëlimineerd om dubbeltellingen te voorkomen. Dit geldt voor onderlinge leveringen, leningen, en andere intragroepstransacties.
### Eliminatie in de resultatenrekening
Onderlinge opbrengsten en kosten, evenals winsten en verliezen die begrepen zijn in de waarde van een actief, moeten worden geëlimineerd. Dit omvat ook:
* Gerealiseerde intragroep meer- of minwaarden op deelnemingen.
* Dividenden.
* Waardeverminderingen op deelnemingen.
#### Eliminatie van het resultaat bij verkoop van vaste activa
Wanneer vaste activa binnen de groep worden doorverkocht met winst of verlies, moet deze intragroepswinst of -verlies worden geëlimineerd. De afschrijvingen op deze activa moeten eveneens gecorrigeerd worden in de consolidatie.
#### Eliminatie bij onderlinge verkopen van goederen die tot de voorraden behoren
Intragroepswinsten die nog begrepen zijn in de eindvoorraad, moeten worden geëlimineerd. Als goederen volledig zijn doorverkocht vóór de jaarafsluiting, is er geen resterende intragroepswinst in de voorraad.
### Eliminatie van intragroepsdividenden
Dividenden uitgekeerd door een dochteronderneming aan haar moedervennootschap (of andere groepsleden) moeten worden geëlimineerd om dubbeltellingen te voorkomen en de werkelijke economische realiteit weer te geven.
### Eliminatie van waardeverminderingen op deelnemingen
Waardeverminderingen op deelnemingen, geboekt in de enkelvoudige jaarrekening, moeten in de consolidatie correct worden verwerkt, rekening houdend met het consolidatieverschil en de eventuele afschrijvingen daarop.
### Uitgestelde belastingen en belastinglatenties
De geconsolideerde jaarrekening moet rekening houden met de verschillen tussen de toe te rekenen belastingen en de werkelijk betaalde of te betalen belastingen, voor zover deze kosten in de toekomst waarschijnlijk zullen voortvloeien. Dit omvat permanente verschillen, tijdelijke verschillen, actieve en passieve belastinglatenties, en overdraagbare verliezen.
## Proportionele of evenredige consolidatie
* **Toepassingsgebied**: Gemeenschappelijke dochterondernemingen of joint ventures.
* **Werkwijze**: Opname van activa, passiva, rechten, verplichtingen, opbrengsten en kosten a rato van het belangenpercentage. Er zijn geen 'belangen van derden' in de zin van integrale consolidatie, maar het aandeel van de groep in de resultaten wordt wel bepaald.
* **Eliminaties**: Deelnemingen, consolidatieverschillen, en onderlinge saldi worden geëlimineerd beperkt tot het aandeel van de groep.
* **Resultaatverwerking**: Analoog aan integrale consolidatie, maar zonder toevoeging van 'belangen van derden'.
## Consortium
Bij een consortium, dat gekenmerkt wordt door centrale leiding zonder dat er sprake is van moeder-dochterrelaties, wordt de integrale consolidatiemethode toegepast. De geconsolideerde jaarrekening bestaat uit de optelsom van alle ondernemingen die het consortium vormen.
* **Centrale leiding**: Kan onweerlegbaar (statuten, gedeelde bestuurders) of weerlegbaar (gedeelde meerderheid stemrechten) vermoed worden.
* **Consolidatieverschillen en belangen van derden**: In een *zuiver* consortium komen deze doorgaans niet voor, tenzij er sprake is van verticale consolidatie binnen een lid van het consortium.
De consolidatie van een consortium verloopt stapsgewijs: afstemming van waarderingsregels, verticale consolidatie (indien van toepassing), en vervolgens de horizontale consolidatie waarbij onderlinge saldi worden geëlimineerd en balansen en resultatenrekeningen horizontaal worden opgesteld.
## Step acquisitions en step disposals
### Step acquisitions
Dit betreft het stapsgewijs verhogen van een belang in een onderneming.
* **Drempelverschuiving**: De consolidatietechniek verandert pas wanneer een drempel voor invloed wordt overschreden. Bij een stijging naar controle (> 50%) wordt integrale consolidatie toegepast vanaf de datum van controle.
* **Consolidatieverschil**: Dit wordt berekend op basis van de totale betaalde prijs voor alle stappen samen, verminderd met het aandeel van de groep in het eigen vermogen aan boekwaarde.
### Step disposals
Dit betreft het stapsgewijs verlagen van een belang.
* **Verkoop met behoud van controle**: De dochteronderneming blijft volledig geconsolideerd. De verkoop resulteert in een resultaat op de transactie. Het consolidatieverschil blijft ongewijzigd.
* **Verkoop met verlies van controle**: De dochteronderneming wordt uit de consolidatie geweerd. Alle activa, passiva, het volledige consolidatieverschil en minderheidsbelangen worden uitgeboekt. Het resterende bedrag wordt geboekt als financiële vaste activa.
## Veelvoorkomende fouten om te vermijden
* **Verkeerde classificatie van controle**: Het onjuist beoordelen van controle in rechte versus controle in feite, wat leidt tot verkeerde consolidatiemethoden.
* **Niet-eliminatie van intragroepstransacties**: Het vergeten of incorrect elimineren van onderlinge vorderingen, schulden, winsten en verliezen, wat de geconsolideerde resultaten verteken.
* **Onjuiste berekening consolidatieverschil**: Fouten in de bepaling van het eigen vermogen van de dochteronderneming op de datum van verwerving, of het niet correct verwerken van herwaarderingen.
* **Incorrecte behandeling van belangen van derden**: Het niet correct berekenen of presenteren van het aandeel van minderheidsaandeelhouders, met name bij integrale consolidatie.
* **Verwaarlozen van pre-acquisitiewinsten/verliezen**: Deze moeten correct worden geïdentificeerd en verwerkt, zowel bij de bepaling van het consolidatieverschil als bij de resultaatverwerking.
* **Onderlinge afhankelijkheid van boekingen**: Het niet inzien dat boekingen in de balans (bv. eliminatie van activa) een direct gevolg hebben op de resultatenrekening en vice versa.
* **Negeer de datum van verwerving**: Zeker bij stapacquisities en -disposals, is de exacte datum cruciaal voor de correcte berekening van pre-acquisitiewinsten en het bepalen van de consolidatieperiode.
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
| :------------------------ | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ |
| Moedervennootschap | Een vennootschap die directe of indirecte controle uitoefent over één of meerdere andere vennootschappen. Deze controle stelt de moedervennootschap in staat om beslissende invloed uit te oefenen op het beleid van de dochteronderneming. |
| Dochteronderneming | Een vennootschap ten aanzien waarvan een moedervennootschap een controlebevoegdheid uitoefent. Dit betekent dat de moedervennootschap de mogelijkheid heeft om de besluitvorming en het beleid van de dochteronderneming te beïnvloeden. |
| Controlebevoegdheid | De bevoegdheid, zowel in rechte als in feite, om doorslaggevende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders, of op de algemene oriëntatie van het beleid van een vennootschap. Dit kan gebaseerd zijn op stemrechten of andere contractuele afspraken. |
| Gezamenlijke controle | Controle die een beperkt aantal vennoten gezamenlijk uitoefenen, wanneer zij overeengekomen zijn dat beleidsbeslissingen enkel met wederzijdse instemming (unanimiteit) genomen kunnen worden. Dit impliceert een gedeelde sturingsmacht over de onderneming. |
| Gemeenschappelijke dochteronderneming | Een onderneming ten aanzien waarvan gezamenlijke controle bestaat. Dit betekent dat de besluitvorming en het beleid worden bepaald door een gezamenlijke inspanning van twee of meer controlerende partijen. |
| Exclusieve controle | Controle die een vennootschap alleen uitoefent, of samen met één of meer van haar eigen dochterondernemingen. Dit impliceert dat de moedervennootschap de volledige zeggenschap heeft over de dochteronderneming. |
| Consortium | Een groep van ondernemingen die, hoewel ze geen dochterondernemingen van elkaar zijn of onder dezelfde moedermaatschappij vallen, toch onder een gezamenlijke centrale leiding staan. Dit kan voortvloeien uit contracten, statuten of gedeelde bestuurders. |
| Geassocieerde vennootschap | Een andere vennootschap dan een dochteronderneming of gemeenschappelijke dochteronderneming, waarin een onderneming een deelneming bezit en significante invloed uitoefent op de beleidsoriëntatie. Deze invloed wordt vermoed bij een stemrechtpercentage van 20% of meer. |
| Consolidatiekring | Het geheel van vennootschappen die in de geconsolideerde jaarrekening worden opgenomen. Dit omvat de consoliderende vennootschap, integraal en evenredig geconsolideerde dochterondernemingen. |
| Consolidatieverschil | Het verschil tussen de aanschaffingswaarde van een deelneming in een dochteronderneming en het deel van het eigen vermogen van die dochteronderneming dat aan de consoliderende vennootschap toekomt op de datum van verwerving. Dit kan zowel positief (meer betaald dan de waarde van het eigen vermogen) als negatief zijn. |
| Vermogensmutatiemethode | Een waarderingsmethode waarbij deelnemingen in geassocieerde vennootschappen worden gewaardeerd op basis van het aandeel van de consoliderende vennootschap in het eigen vermogen van de geassocieerde vennootschap, aangepast met het consolidatieverschil. |
| Integrale consolidatie | Een methode waarbij alle activa, passiva, opbrengsten en kosten van een exclusieve dochteronderneming volledig worden opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening. Het aandeel van minderheidsaandeelhouders wordt apart vermeld. |
| Evenredige consolidatie | Een methode waarbij activa, passiva, opbrengsten en kosten van een gemeenschappelijke dochteronderneming worden opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening naar rato van het belang van de consoliderende vennootschap in het kapitaal van die dochteronderneming. |
| Belangen van derden | Het deel van het eigen vermogen en het resultaat van een dochteronderneming dat niet toebehoort aan de moedervennootschap of de groep. Dit wordt apart vermeld in de geconsolideerde jaarrekening, met name bij integrale consolidatie. |
| Pre-acquisitieresultaat | De winst of het verlies dat een dochteronderneming heeft gerealiseerd tussen de start van het boekjaar en de datum van verwerving van de deelneming door de moedervennootschap. Dit wordt meegenomen bij de bepaling van het consolidatieverschil. |
Cover
ThomasMore_module 3 (2).pdf
Summary
# Definities en reikwijdte van personeelsbeloningen
Dit gedeelte biedt een gedetailleerd overzicht van de definities en de reikwijdte van personeelsbeloningen zoals uiteengezet in IAS 19. Het onderliggende principe is dat personeelsbeloningen moeten worden verantwoord in de financiële overzichten in de periode waarin de werknemer de beloning verdient, niet wanneer deze wordt betaald of opeisbaar wordt. Dit principe is van toepassing op alle vormen van vergoedingen die een entiteit geeft in ruil voor door werknemers geleverde diensten [4](#page=4).
### 1.1 Algemeen principe van verantwoording
Het fundamentele principe van IAS 19 is om de kosten van personeelsbeloningen toe te rekenen aan de periode waarin de werknemer de dienst verleent en de beloning daarmee verdient. Dit staat in contrast met het moment van betaling of opeisbaarheid [4](#page=4).
### 1.2 Toepassingsgebied van het principe
Het principe van IAS 19 is van toepassing op alle personeelsbeloningen, inclusief:
* Formele plannen en andere formele overeenkomsten tussen de entiteit en werknemers, groepen werknemers of vertegenwoordigers [4](#page=4).
* Wettelijke vereisten of sectorafspraken [4](#page=4).
* Informele praktijken die leiden tot een ingevolge gedraging (constructieve verplichting) [4](#page=4).
### 1.3 Categorieën van personeelsbeloningen
IAS 19 categoriseert personeelsbeloningen in de volgende hoofdcategorieën:
#### 1.3.1 Kortetermijnwerknemersvoordelen
Dit zijn beloningen die naar verwachting volledig zullen worden vereffend binnen twaalf maanden na de datum waarop de werknemer de dienst heeft verleend waarop de beloning betrekking heeft. Voorbeelden hiervan zijn [5](#page=5):
* Lonen en salarissen [5](#page=5).
* Socialezekerheidsbijdragen [5](#page=5).
* Betaalde jaarlijkse vakantie [5](#page=5).
* Betaald ziekteverlof [5](#page=5).
* Diverse toelagen en andere compensaties [5](#page=5).
#### 1.3.2 Post-employmentsvoordelen
Dit zijn beloningen die worden betaald na de beëindiging van het dienstverband. Voorbeelden hiervan zijn:
* Pensioenen [5](#page=5).
* Medische verzekering na pensionering [5](#page=5).
#### 1.3.3 Overige langetermijnwerknemersvoordelen
Dit zijn alle andere werknemersvoordelen die niet volledig binnen twaalf maanden na de datum waarop de werknemer de dienst heeft verleend, worden verwacht te worden vereffend. Voorbeelden hiervan zijn:
* Langetermijnincentiveplannen [5](#page=5).
* Onderscheidingen voor langdurige dienst [5](#page=5).
* Vakantiegeld en bonussen die meer dan twaalf maanden na de balansdatum worden afgerekend [5](#page=5).
#### 1.3.4 Opzeggingsvergoedingen
Dit zijn beloningen die worden betaald bij de beëindiging van een dienstverband als gevolg van een beslissing van de entiteit om het dienstverband van een werknemer te beëindigen [5](#page=5).
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid tussen deze categorieën te begrijpen, aangezien de verantwoording en waarderingsmethoden per categorie kunnen verschillen onder IAS 19.
> **Voorbeeld:** Een bedrijf dat een bonus uitkeert aan werknemers die aan bepaalde prestatiedoelen voldoen, en deze bonus wordt binnen zes maanden na het einde van het boekjaar uitbetaald, valt onder kortetermijnwerknemersvoordelen. Een pensioenuitkering daarentegen, die de werknemer na pensionering ontvangt, is een post-employmentsvoordeel.
---
# Kortetermijnwerkgeversbeloningen
Kortetermijnwerkgeversbeloningen zijn werknemersvoordelen die binnen 12 maanden na het einde van de periode waarin de werknemer de betreffende dienst heeft verricht, moeten worden afgewikkeld [7](#page=7).
### 2.1 Definitie en reikwijdte
Kortetermijnwerkgeversbeloningen omvatten alle werknemersvoordelen, met uitzondering van beëindigingsvoordelen, die binnen 12 maanden na het einde van de verslagperiode waarin de werknemer de dienst heeft verricht, dienen te worden voldaan [7](#page=7).
#### 2.1.1 Voorbeelden van kortetermijnwerkgeversbeloningen
Voorbeelden hiervan zijn:
* Salarissen [7](#page=7).
* Socialezekerheidsbijdragen [7](#page=7).
* Kortdurende gecompenseerde afwezigheid, zoals vakantiedagen of ziektedagen [7](#page=7).
* Vakantiegeld [7](#page=7).
* Bonussen [7](#page=7).
* Niet-monetaire voordelen zoals medische zorg en auto's [7](#page=7).
#### 2.1.2 Gevolg voor de classificatie van voordelen
Voordelen die verwacht worden te worden afgewikkeld **meer dan** 12 maanden na de balansdatum, worden **niet** beschouwd als kortetermijnwerkgeversbeloningen [9](#page=9).
### 2.2 Boekhoudkundige verwerking
#### 2.2.1 Moment van erkenning
Het bedrag wordt erkend wanneer een werknemer de dienst heeft verricht in ruil voor het voordeel [8](#page=8).
#### 2.2.2 Te erkennen bedrag
Het te erkennen bedrag is het **niet-verdisconteerde bedrag** van kortetermijnwerkgeversbeloningen die naar verwachting zullen worden betaald in ruil voor de diensten die door een werknemer tijdens een boekjaar zijn verricht [8](#page=8).
#### 2.2.3 Verwerking als kosten en passiva
Deze voordelen worden verwerkt als:
* **Kosten**, tenzij een andere norm de opname van de voordelen in de kostprijs van een activum vereist of toestaat [8](#page=8).
* **Passiva** (opgelopen kosten), na aftrek van eventuele reeds betaalde bedragen [8](#page=8).
> **Tip:** Het niet-verdisconteerde bedrag is cruciaal voor de correcte erkenning, omdat kortetermijnvoordelen doorgaans geen significante tijdscomponent hebben die verdiscontering noodzakelijk maakt.
#### 2.2.4 Behandeling van overtollige betalingen
Indien een betaald bedrag het niet-verdisconteerde bedrag van de voordelen overschrijdt, wordt het meerdere erkend als een activum (uitgestelde kosten). Dit is het geval indien de vooruitbetaling leidt tot bijvoorbeeld een vermindering van toekomstige betalingen of een terugbetaling van contanten [8](#page=8).
> **Voorbeeld:** Een bedrijf betaalt een bonus van 5.000 euro aan een werknemer. De bonus is een kortetermijnwerkgeversbeloning die binnen 12 maanden na het einde van het dienstjaar wordt afgewikkeld. De werknemer heeft de dienst verricht die recht geeft op deze bonus. Het bedrijf boekt deze 5.000 euro als kosten en een passief (opgelopen kosten). Als de werknemer de dienst al had geleverd, en het bedrijf had reeds 5.500 euro betaald, dan wordt 500 euro als een actief (vooruitbetaalde kosten) erkend.
---
# Naoorlogse pensioenvoordelen
Dit onderdeel behandelt naoast een pensioenvoordelen, met een specifieke focus op gedefinieerde bijdrageplannen en gedefinieerde pensioenplannen, inclusief hun boekhoudkundige verwerking en vereiste openbaarmakingen [10](#page=10).
### 3.1 Definitie en classificatie van naoast een pensioenvoordelen
Naoast een pensioenvoordelen zijn voordelen (anders dan uitwinningsuitkeringen en kortetermijnwerknemersvoordelen) die betaalbaar zijn na het einde van de tewerkstelling. Het meest voorkomende voorbeeld is een pensioen. Andere voorbeelden zijn levensverzekeringen en medische zorg na pensionering [11](#page=11).
#### 3.1.1 Gedefinieerde bijdrageplannen (Defined contribution plans)
Onder een gedefinieerd bijdrageplan betaalt een entiteit vaste bijdragen aan een aparte entiteit (zoals een verzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds). De entiteit heeft geen wettelijke of constructieve verplichting om verdere bijdragen te betalen indien het fonds onvoldoende activa heeft om alle werknemersvoordelen te dekken die voortvloeien uit dienstjaren in de huidige en voorgaande perioden. De verantwoordelijkheid voor voldoende activa ligt bij de werknemer [13](#page=13).
**Boekhoudkundige verwerking gedefinieerde bijdrageplannen:**
* De boekhouding is over het algemeen eenvoudig [18](#page=18).
* Er zijn geen actuariële aannames of discontovoet nodig [18](#page=18).
* De entiteit moet het als kost erkende bedrag openbaar maken [18](#page=18).
* De kost is gelijk aan het niet-verdisconteerde bedrag van de voordelen die betaalbaar zijn gedurende de boekhoudkundige periode [18](#page=18).
* Elk onbetaald bedrag wordt een schuld [18](#page=18).
* Elk te veel betaald bedrag wordt een actief [18](#page=18).
* Indien vereist door IAS 24 (Openbaarmakingen van transacties met verbonden partijen), worden informatie over bijdragen aan gedefinieerde bijdrageplannen voor sleutelpersoneel openbaar gemaakt [18](#page=18).
* Speciale regels in België kunnen van toepassing zijn [18](#page=18).
#### 3.1.2 Gedefinieerde pensioenplannen (Defined benefit plans)
Gedefinieerde pensioenplannen zijn naoast een pensioenvoordelenplannen waarbij het voordeel wordt bepaald volgens de regels van het plan. Het pensioenvoordeel wordt vastgesteld op basis van een formule die meestal gebaseerd is op het salaris van de werknemer, dienstjaren of andere factoren. Het actuariële risico ligt bij de entiteit. De bijdragen kunnen variabel zijn en de verantwoordelijkheid voor voldoende activa ligt bij de werkgever [14](#page=14).
**Boekhoudkundige verwerking gedefinieerde pensioenplannen:**
* Gedefinieerde pensioenplannen worden in de balans van de werkgever erkend als een schuld wanneer het plan ondergefinancierd is, en als een actief wanneer het plan overgefinancierd is [19](#page=19).
* Het netto erkende bedrag bestaat uit de contante waarde van de gedefinieerde pensioenverplichting (gebruikmakend van de Projected Unit Credit-methode) op de balansdatum, verminderd met de reële waarde van de planactiva waaruit de verplichtingen direct worden voldaan. De formule is: $PV DBO - FV PA$ [19](#page=19).
* Een meting op elke verslaggevingsdatum is vereist [19](#page=19).
**Stappen in de boekhoudkundige verwerking:**
1. **Schatting van het voordeel:** Bepalen van de schatting van het voordeel in relatie tot de geleverde dienst, gebaseerd op actuariële aannames over demografische en financiële variabelen. Actuariële aannames zijn nodig om de verplichting en de kosten te bepalen [20](#page=20).
2. **Discontering:** Disconteren van dat voordeel op basis van een actuariële methode om de contante waarde van de gedefinieerde pensioenverplichting en de huidige dienstkosten te bepalen. Discontering wordt gebruikt omdat de verplichting vaak pas vele jaren na de dienst van de werknemer zal worden voldaan [20](#page=20).
3. **Waardering planactiva:** Bepalen van de reële waarde van eventuele planactiva [20](#page=20).
4. **Erkenning actuarisale winsten en verliezen:** Bepalen van het totale bedrag aan actuarial winsten en verliezen en het bedrag dat moet worden erkend. Actuarial winsten en verliezen zijn het verschil tussen de werkelijke bedragen van de verplichting en de kosten en de resultaten bepaald volgens de actuariële waarderingsmethode [20](#page=20).
5. **Past service cost:** Bepalen van de past service cost indien het plan is gewijzigd [20](#page=20).
6. **Winst of verlies bij inkrimping of afwikkeling:** Bepalen van het resulterende winst of verlies in geval van inkrimping (curtailment) of afwikkeling (settlement) [20](#page=20).
#### 3.1.3 Beoordeling van planactiva en verplichtingen
**Contante waarde van de gedefinieerde pensioenverplichting (PV DBO):**
* De pensioenverplichting moet worden bepaald met de 'Projected Unit Credit Method' [21](#page=21).
* Deze methode houdt rekening met de dienst die op de balansdatum is verleend [21](#page=21).
* Het bepaalt een stijgende jaarlijkse dienstkost naarmate de werknemer dichter bij de pensioenleeftijd komt [21](#page=21).
* Gedefinieerde pensioenverplichtingen houden rekening met geschatte toekomstige salarisverhogingen (inclusief inflatie, anciënniteit, promotie, etc.) [21](#page=21).
* De gehanteerde discontovoet moet worden bepaald op basis van de marktrente op bedrijfsobligaties van hoge kwaliteit of staatsobligaties, indien er geen diepe markt is in bedrijfsobligaties [21](#page=21).
* De discontovoet moet de geschatte timing van de uitbetaling van de pensioenvoordelen weerspiegelen (looptijd) [21](#page=21).
* De aannames moeten gekoppeld zijn aan de markt en aan het bedrijf en zijn plan [21](#page=21).
**Reële waarde van planactiva (FV PA):**
* Planactiva omvatten activa die worden aangehouden door een langetermijnwerknemersvoordeel fonds [22](#page=22).
* Het fonds is juridisch gescheiden van de rapporterende entiteit en bestaat uitsluitend om werknemersvoordelen te betalen of te financieren [22](#page=22).
* De activa zijn uitsluitend beschikbaar voor het betalen of financieren van werknemersvoordelen en zijn niet beschikbaar voor schuldeisers van de rapporterende entiteit en kunnen niet worden terugbetaald aan de entiteit [22](#page=22).
* In aanmerking komende verzekeringspolissen uitgegeven door een niet-verbonden partij vallen hier ook onder [22](#page=22).
* De reële waarde van planactiva wordt bepaald aan de hand van marktprijzen of, indien deze niet beschikbaar zijn, door de verwachte toekomstige kasstromen te verdisconteren [22](#page=22).
#### 3.1.4 Herwaarderingen van de netto gedefinieerde pensioenverplichting (actief)
Herwaarderingen omvatten actuariële winsten en verliezen, de opbrengst op planactiva, en eventuele wijzigingen in het effect van de activenplafond [23](#page=23).
* **Actuariële winsten en verliezen:** Deze ontstaan door stijgingen of dalingen in de contante waarde van de gedefinieerde pensioenverplichting als gevolg van wijzigingen in actuariële aannames en ervaringen. Oorzaken zijn onder meer [23](#page=23):
* Ervaringswinsten en -verliezen die ontstaan wanneer werkelijke gebeurtenissen tijdens het jaar afwijken van de actuariële aannames in de vorige waardering [23](#page=23).
* De effecten van wijzigingen in actuariële aannames van de ene periode naar de andere, bijvoorbeeld om verhoogde levensverwachtingen te weerspiegelen [23](#page=23).
* De effecten van wijzigingen in de discontovoet [23](#page=23).
* Herwaarderingen moeten onmiddellijk en volledig worden erkend in andere omvattende inkomen (OCI) [23](#page=23).
#### 3.1.5 Actuariële aannames
Actuariële aannames omvatten zowel demografische als financiële aannames en weerspiegelen de beste schatting van een entiteit van de variabelen die de uiteindelijke kosten van het verstrekken van naoast een pensioenvoordelen zullen bepalen [24](#page=24).
* **Financiële aannames:**
* Discontovoet [24](#page=24).
* Toekomstige salaris- en pensioenniveaus [24](#page=24).
* Prijsinflatie [24](#page=24).
* **Demografische aannames:**
* Sterfte, zowel tijdens als na de tewerkstelling [24](#page=24).
* Percentage werknemersverloop, invaliditeit en vervroegde pensionering [24](#page=24).
* Leeftijd, geslacht en burgerlijke staat van de leden [24](#page=24).
#### 3.1.6 Openbaarmakingen
Belangrijke openbaarmakingen voor gedefinieerde pensioenplannen omvatten [25](#page=25) [26](#page=26):
* Een algemene beschrijving van de kenmerken van de plannen en de eraan verbonden risico's [25](#page=25).
* Identificatie van de bedragen die zijn opgenomen in de financiële overzichten [25](#page=25).
* De impact van het plan op het bedrag, de timing en de onzekerheid van de toekomstige kasstromen van de entiteit [25](#page=25).
* Een reconciliatie van het openings- tot het slotbalans van de planactiva, de contante waarde van de gedefinieerde pensioenverplichting en het effect van de activenplafond [25](#page=25).
* Gedisaggregeerde informatie voor planactiva [25](#page=25).
* Gevoeligheidsanalyse voor elke significante actuariële aanname op de balansdatum [25](#page=25).
* De belangrijkste actuariële aannames, waaronder discontovoeten, verwachte opbrengsten op planactiva, verwachte stijgingen van salarissen, medische kosten en andere materiële aannames zoals sterfte [26](#page=26).
* Het totaalresultatenoverzicht moet de voor het jaar erkende kosten weergeven [26](#page=26).
* Een gedefinieerd pensioenplan moet worden geanalyseerd in huidige dienstkosten, rentekosten, verwachte opbrengst op planactiva, actuariële winsten en verliezen, past service cost en het effect van een inkrimping of afwikkeling [26](#page=26).
> **Tip:** Het onderscheid tussen gedefinieerde bijdrage- en gedefinieerde pensioenplannen is cruciaal voor de juiste boekhoudkundige behandeling en openbaarmaking. Focus op wie het actuariële risico draagt [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14).
> **Example:** Een bedrijf betaalt maandelijks een vast bedrag aan een pensioenfonds namens zijn werknemers. Als het fonds tekortschiet, is het bedrijf niet verplicht bij te betalen. Dit is een gedefinieerd bijdrageplan [13](#page=13).
>
> Een ander bedrijf heeft een pensioenregeling waarbij de hoogte van het pensioen afhangt van het laatst verdiende salaris en het aantal dienstjaren. Het bedrijf draagt het risico dat de fondsen mogelijk niet voldoende zijn om deze toekomstige verplichtingen te dekken. Dit is een gedefinieerd pensioenplan [14](#page=14).
---
# Specifiek geval België en andere langetermijnvoordelen
Dit gedeelte bespreekt de specifieke wettelijke vereisten in België met betrekking tot pensioenplannen en andere langetermijnvoordelen die niet binnen twaalf maanden na het einde van de verslagperiode vervallen.
### 4.1 Belgische pensioenwetgeving en de impact op IFRS-rapportage
#### 4.1.1 De Wet Vandenbroucke (Wet op de Aanvullende Pensioenen - WAP)
De Belgische wetgeving op de aanvullende pensioenen, de Wet Vandenbroucke (WAP), ingevoerd op 1 januari 2004, heeft een significante impact op de rapportage van pensioenplannen. In de praktijk stellen veel Belgische bedrijven niet vast of de betaalde premies en het rendement op de planactiva volstaan om de opgebouwde pensioenverplichtingen te dekken, met name voor defined benefit pensioenplannen. Premies worden vaak berekend op basis van actuele salarissen, terwijl de pensioenverplichtingen gebaseerd zijn op salarissen rond de pensioenleeftijd. Wiskundige berekeningen dienen rekening te houden met toekomstige salarisverhogingen [28](#page=28).
#### 4.1.2 Minimumgarantie voor Defined Contribution (DC) plannen
Sinds 2016 hebben de sociale partners een akkoord bereikt over de minimumgarantie voor Belgische DC-plannen. Deze minimumgarantie is gebaseerd op een percentage van de gemiddelde Belgische OLO 10-jaarsrente van de afgelopen 24 maanden. Het toepasselijke percentage is geleidelijk verhoogd van 65% in 2016 naar 85%. De berekende gemiddelde rente wordt afgerond op de dichtstbijzijnde 25 basispunten. De minimumgarantie mag echter niet lager zijn dan 1.75% of hoger dan 3.75% [29](#page=29).
#### 4.1.3 Classificatie van DC-plannen onder IFRS
Door de wettelijk vastgelegde minimum gegarandeerde rente voldoen defined contribution pensioenplannen in België niet aan de criteria om als defined contribution plannen te worden beschouwd onder IAS 19. In plaats daarvan moeten ze worden geclassificeerd als defined benefit plannen. De strikte toepassing van de standaard vereist de toepassing van de wiskundige methode voorgeschreven voor dit type plan en de erkenning van een voorziening op de balans. Indien de wettelijke minimum gegarandeerde rente daalt, zal het geschatte bedrag van de pensioenuitkering dalen, evenals de balansvoorziening [30](#page=30).
De Belgische regulator (FSMA) heeft een apart rapport uitgegeven waarin geconcludeerd wordt dat de minimumvermeldingen verbeterd moeten worden om een beschrijving van het plan en de risico's voor werkgevers te omvatten, alsook een duidelijke beschrijving en rechtvaardiging van de aangenomen boekhoudkundige beleidslijnen [30](#page=30).
### 4.2 Belgische boekhoudkundige behandeling (BE GAAP)
Er zijn aanzienlijke verschillen tussen IFRS en BE GAAP op het gebied van de boekhoudkundige verwerking van pensioenen en andere nabestaanden- en uitdiensttredingsvergoedingen [31](#page=31).
#### 4.2.1 Pensioenen onder BE GAAP
BE GAAP bevat geen specifieke normen voor de erkenning en waardering van de kosten van pensioenen en andere nabestaandenvergoedingen. De boekhoudwet vereist dat entiteiten voorzieningen treffen voor hun verplichtingen met betrekking tot pensioenen voor werknemers, overlevenden, vroegtijdige pensionering en soortgelijke pensioenen of toelagen. Entiteiten zijn echter ook wettelijk verplicht om hun pensioenverplichtingen te financieren met een onafhankelijke pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij [31](#page=31).
#### 4.2.2 Gebruikelijke praktijk voor erkenning van pensioenkosten onder BE GAAP
De gebruikelijke praktijk in België is om de door de verzekeringsmaatschappij of het pensioenfonds in rekening gebrachte premie als verbruikte kosten te boeken, ervan uitgaande dat het premiebedrag een passende maatstaf vormt voor de economische kosten van hun pensioenverplichtingen voor de betreffende periode [32](#page=32).
Echter, als er een tekort is (d.w.z. de verzekeringsmaatschappij garandeert de minimumrente niet meer) en de entiteit is wettelijk verplicht om aanvullende bijdragen te doen om het tekort van het plan te dekken, dan is de werkgever verplicht een voorziening te erkennen [32](#page=32).
De IFRS boekhoudkundige behandeling kan ook worden toegepast onder BE GAAP om de volgende redenen:
* De door IFRS voorgeschreven boekhoudkundige behandeling zorgt voor een goede afstemming van kosten en opbrengsten met betrekking tot de door de werknemers verleende diensten [32](#page=32).
* De werkgever is verantwoordelijk voor eventuele onderfinanciering van het plan op het moment dat een werknemer het bedrijf verlaat, en behoudt de ultieme verantwoordelijkheid als de verzekeringsmaatschappij of het pensioenfonds onvoldoende planactiva heeft om de verplichtingen van het bedrijf na te komen [32](#page=32).
### 4.3 Andere langetermijnvoordelen
#### 4.3.1 Definitie en voorbeelden
Andere langetermijn werknemersvoordelen zijn werknemersvoordelen (anders dan uitdiensttredings- en beëindigingsvergoedingen) die niet volledig vervallen binnen twaalf maanden na het einde van de periode waarin de werknemer de gerelateerde dienst heeft verleend. Voorbeelden hiervan zijn langdurige vakantiedagen, jubileum- of andere langdurige dienstvoordelen, langdurige arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, en bonussen die langer dan twaalf maanden na het einde van de verslagperiode betaalbaar zijn [34](#page=34).
#### 4.3.2 Boekhoudkundige verwerking
Er dient een schuld te worden erkend voor het netto totaal van de volgende bedragen:
* De contante waarde van de defined benefit verplichting op de balansdatum [35](#page=35).
* Minder de reële waarde op de balansdatum van de planactiva (indien aanwezig) waaruit de verplichtingen direct zullen worden voldaan [35](#page=35).
Er wordt een vereenvoudigde boekhoudkundige methode toegepast:
* Wiskundige winsten/verliezen worden onmiddellijk erkend [35](#page=35).
* Alle vroegere dienstkosten worden onmiddellijk erkend [35](#page=35).
#### 4.3.3 Oefeningen
##### 4.3.3.1 Oefening 4: Jubileumuitkering
Is een "Jubileumuitkering" een langetermijn werknemersvoordeel? Ja [36](#page=36).
##### 4.3.3.2 Oefening 5: Pensioen
Is een pensioen een langetermijn werknemersvoordeel? Ja [37](#page=37).
---
# Beëindigingsuitkeringen
Beëindigingsuitkeringen zijn betalingen die voortvloeien uit de beëindiging van de dienstbetrekking door de werkgever of werknemer, en moeten worden erkend zodra de entiteit deze niet meer kan intrekken of wanneer er kosten voor een herstructurering worden erkend [39](#page=39) [41](#page=41).
### 5.1 Definitie en Oorzaken
Beëindigingsuitkeringen ontstaan door twee hoofdoorzaken [39](#page=39):
* De beslissing van een entiteit om het dienstverband van een werknemer te beëindigen.
* De beslissing van een werknemer om een aanbod voor vrijwillige beëindiging te accepteren in ruil voor deze uitkeringen.
### 5.2 Tijdstip van Erkenning
Het moment waarop een entiteit een aanbod voor beëindigingsuitkeringen niet meer kan intrekken, is afhankelijk van de specifieke situatie [39](#page=39) [40](#page=40):
* **Bij een aanbod aan de werknemer:** De vroegste van de volgende data:
* Wanneer de werknemer het aanbod accepteert [39](#page=39).
* Wanneer een beperking op het vermogen van de entiteit om het aanbod in te trekken van kracht wordt [39](#page=39).
* **Bij een beslissing van de entiteit:** Wanneer de entiteit een plan van beëindiging heeft gecommuniceerd aan de getroffen werknemers, dat voldoet aan de volgende criteria [40](#page=40):
* De uit te voeren acties wijzen erop dat significante wijzigingen aan het plan onwaarschijnlijk zijn [40](#page=40).
* Het plan identificeert het aantal te beëindigen werknemers, hun functies of classificaties, en de verwachte voltooiingsdatum (individuele werknemers hoeven niet gespecificeerd te worden) [40](#page=40).
* Het plan specificeert de beëindigingsuitkeringen zo gedetailleerd dat werknemers het type en de hoogte van de uitkeringen kunnen bepalen [40](#page=40).
### 5.3 Boekhoudkundige Behandeling
Een entiteit moet een schuld en een last voor beëindigingsuitkeringen erkennen op het vroegste moment dat [41](#page=41):
* De entiteit het aanbod voor de uitkeringen niet meer kan intrekken.
* De entiteit kosten voor een herstructurering erkent conform IAS 37 [41](#page=41).
**Kenmerken van beëindigingsuitkeringen:**
* Typisch eenmalige betalingen [41](#page=41).
* Kunnen ook omvatten: verbeterde pensioenuitkeringen, salaris tot het einde van een specifieke opzegtermijn [41](#page=41).
**Erkenning als last:**
* Onmiddellijke erkenning als last in de periode waarin de verplichting ontstaat, omdat het geen toekomstige economische voordelen voor de entiteit oplevert [41](#page=41).
**Periodieke review en herwaardering:**
* De schatting van de verplichting voor beëindigingsuitkeringen dient periodiek te worden herzien en, indien passend, geherwaardeerd [41](#page=41).
**Verdiscontering:**
* Indien de uitkeringen langer dan 12 maanden na de balansdatum worden betaald, dienen deze verdisconteerd te worden [41](#page=41).
### 5.4 Oefeningen ter Verduidelijking
**Oefening 6:**
Vrijwillige beëindiging wordt beschouwd als een beëindigingsuitkering onder IAS 19 [42](#page=42).
**Oefening 7:**
Herstructurering die betaling van beëindigingsuitkeringen met zich meebrengt binnen de reikwijdte van IAS 37, wordt ook beschouwd als een beëindigingsuitkering conform IAS 19 [43](#page=43).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Personeelsbeloningen | Alle vormen van vergoedingen die een entiteit verstrekt in ruil voor door werknemers verleende diensten. |
| Kortetermijnwerkgeversbeloningen | Personeelsbeloningen (andere dan beëindigingsuitkeringen) die binnen 12 maanden na het einde van de periode waarin de werknemers de gerelateerde dienst hebben verleend, moeten worden afgewikkeld. |
| Naorlogse pensioenvoordelen | Beloningen (andere dan beëindigingsuitkeringen en kortetermijnwerkgeversbeloningen) die na het einde van de dienstbetrekking betaalbaar zijn. |
| Gedefinieerd bijdrageplan | Een naoast een pensioenplan waarbij een entiteit vaste bijdragen betaalt aan een aparte entiteit en geen wettelijke of constructieve verplichting heeft om verdere bijdragen te betalen als het fonds niet over voldoende activa beschikt. |
| Gedefinieerd pensioenplan | Een naoast een pensioenplan anders dan een gedefinieerd bijdrageplan, waarbij het voordeel is gedefinieerd in de regels van het plan en de actuarische risico's bij de entiteit liggen. |
| Actuariële aannames | Omvatten zowel demografische als financiële aannames die de beste schatting van een entiteit weerspiegelen van de variabelen die de uiteindelijke kosten van het verstrekken van naoast een pensioenvoordelen zullen bepalen. |
| Andere langetermijnwerkgeversbeloningen | Werkgeversbeloningen (andere dan naoast een pensioen- en beëindigingsuitkeringen) die niet volledig verschuldigd zijn binnen twaalf maanden na het einde van de periode waarin de werknemer de gerelateerde dienst heeft verleend. |
| Beëindigingsuitkeringen | Uitkeringen die voortvloeien uit de beslissing van een entiteit om de dienstbetrekking van een werknemer te beëindigen, of uit de beslissing van een werknemer om een aanbod van vrijwillige vervroegde pensionering te accepteren in ruil voor deze uitkeringen. |
| Projecteerde eenheidskredietmethode | Een actuarische methode die wordt gebruikt om de pensioenverplichting te bepalen, rekening houdend met de tot de balansdatum verleende diensten en een toenemende jaarlijkse dienstverleningskost naarmate de werknemer dichter bij de pensioendatum komt. |
| Actuariële winsten en verliezen | Het verschil tussen de werkelijke bedragen van de verplichting en kosten en de resultaten bepaald onder de actuarische waarderingsmethode. |