Cover
02 bloed 25-26 & notes.pdf
Summary
# De samenstelling en functie van bloed
Bloed is een gespecialiseerd bindweefsel dat uit bloedcellen en bloedplasma bestaat, essentieel voor het transport van stoffen en het handhaven van het inwendige milieu [4](#page=4) [5](#page=5) [7](#page=7).
### 1.1 Algemene samenstelling van bloed
Bloed bestaat voor ongeveer 55% uit bloedplasma en voor 45% uit bloedcellen (hematocriet). Bij centrifugeren wordt dit gescheiden: de rode bloedcellen (erythrocyten) vormen het onderste deel (hematocriet), de witte bloedcellen (leukocyten) en bloedplaatjes (trombocyten) vormen een dunne laag (buffy coat) daarboven, en het bloedplasma is de bovenste, lichtgekleurde vloeistof. Een kubieke millimeter bloed is gelijk aan een microliter [4](#page=4) [5](#page=5) [8](#page=8).
### 1.2 Bloedplasma
Bloedplasma is de lichtgele, vloeibare component van bloed. Het bestaat voornamelijk uit water, maar bevat ook voedingsstoffen (zoals glucose en vetten), afvalstoffen, hormonen, zouten, opgeloste gassen en verschillende eiwitten. Belangrijke plasma-eiwitten zijn albumine, dat de osmotische druk handhaaft fibrinogeen, dat een rol speelt bij bloedstolling en immunoglobulines (antistoffen). Het plasma is cruciaal voor het transport en de distributie van stoffen die nodig zijn voor het in stand houden van het inwendige milieu [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7).
> **Tip:** Serum is plasma waaruit de stollingseiwitten grotendeels zijn verwijderd, wat overblijft na het laten stollen van bloed en het scheiden van het stolsel [4](#page=4) [6](#page=6).
### 1.3 Bloedcellen
De bloedcellen zijn afkomstig van voorlopers in het beenmerg en lymfoïd weefsel. Hun aantal en vorm zijn diagnostisch van belang bij ziektebeelden zoals leukemie [9](#page=9).
#### 1.3.1 Rode bloedlichaampjes (erythrocyten)
* **Samenstelling en structuur:** Erythrocyten zijn biconcave schijfjes met een diameter van ongeveer 7 µm. Ze zijn kernloos en bevatten nauwelijks organellen. Hun massa bestaat voor een derde uit hemoglobine [11](#page=11).
* **Functie:** Hemoglobine is essentieel voor het transport van zuurstof ($O_2$) en koolstofdioxide ($CO_2$). In de longen bindt hemoglobine zuurstof en vormt oxyhemoglobine; in de weefsels geeft het zuurstof af voor verbranding. Hemoglobine heeft ook een hoge affiniteit voor koolmonoxide ($CO$), wat kan leiden tot $CO$-vergiftiging doordat zuurstoftransport belemmerd wordt [11](#page=11) [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Levensduur en productie:** Rode bloedcellen leven ongeveer 120 dagen. Ze worden afgebroken in de milt, lever en het beenmerg. Hun productie wordt gestimuleerd door erytropoëtine (EPO), een hormoon geproduceerd door de nieren, vooral bij een lage zuurstofconcentratie in het bloed [11](#page=11) [15](#page=15) [17](#page=17).
* **Reticulocyten:** Dit zijn jonge erythrocyten die nog ribosomen en ribosomaal RNA bevatten, wat een lichte basofilie geeft. Ze vormen ongeveer 1% van de totale rode bloedcellen [12](#page=12).
* **Geldrol/rouleaux-vorming:** Een normale schikking van erythrocyten waarbij de vlakke zijden tegen elkaar liggen in lange rijen. Een lichte druk maakt ze weer los. Dit is anders dan agglutinatie, wat pathologisch is [12](#page=12).
* **Bloedgroepen:** Genetisch bepaalde antigenen op het celmembraan bepalen de bloedgroep (bv. A, B, AB, O) [11](#page=11) [16](#page=16).
* **Abnormale bestanddelen/vormen:**
* **Stippeling/korreling:** RNA-resten (bv. bij loodvergiftiging) [18](#page=18) [19](#page=19).
* **Howell-Jolly lichaampjes:** Kernresten (DNA-fragmenten), aangetroffen bij patiënten zonder milt of bij bepaalde hemolytische anemieën [18](#page=18).
* **Aantal:** Anemie (te laag aantal) en polyglobulinemie (te hoog aantal) [18](#page=18).
* **Kleur:** Hypochroom (weinig hemoglobine), normochroom (normaal), hyperchroom (veel hemoglobine) [18](#page=18).
* **Grootte:** Microcyten (klein), normocyten (normaal), macrocyten (groot) [18](#page=18).
* **Vorm:** Poikilocytose omvat diverse afwijkingen zoals ovalocyten, sferocyten, sikkelcellen (kenmerkend voor sikkelcelanemie), schizocyten en traan-/peercellen [18](#page=18).
#### 1.4 Witte bloedcellen (leukocyten)
Witte bloedcellen zijn verantwoordelijk voor het onschadelijk maken van ziekteverwekkers door insluiting of het produceren van antistoffen. Er zijn verschillende typen, waarvan de verhoudingen belangrijk zijn in diagnostiek [7](#page=7) [9](#page=9).
* **Agranulocyten:**
* **Lymfocyten:** Vormen 20-40% van de leukocyten. Ze hebben een grote, donkere kern en weinig cytoplasma [2](#page=2) [9](#page=9).
* **Monocyten:** Vormen 3-8% van de leukocyten. Dit zijn grote cellen met een hoefijzervormige tot niervormige kern [2](#page=2) [9](#page=9).
* **Granulocyten:**
* **Neutrofielen:** Meest voorkomend (40-75%). Ze hebben een sterk gesegmenteerde kern en een sterk gesegmenteerde kern [2](#page=2) [9](#page=9).
* **Eosinofielen:** Vormen 1-4% van de leukocyten. Ze hebben een oranje, korrelig cytoplasma en een brilvormige kern [2](#page=2) [9](#page=9).
* **Basofielen:** Vormen ongeveer 1% van de leukocyten. Ze hebben blauw tot violet gekleurde korrels in het cytoplasma [2](#page=2) [9](#page=9).
> **Tip:** Een bloeduitstrijkje, gemaakt door het uitsmeren van bloed en vervolgens te kleuren, is een veelgebruikte methode om de verschillende bloedcellen te bestuderen. Anthonie van Leeuwenhoek onderzocht bloedcellen al in de 17e eeuw met primitieve microscopen [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 1.5 Bloedplaatjes (trombocyten)
Bloedplaatjes zijn kleine, donker gekleurde, schijfvormige fragmenten zonder kern. Ze ontstaan door afsnoering van cytoplasma van megakaryocyten in het beenmerg. Hun primaire functie is het spelen van een rol bij de bloedstolling [3](#page=3) [7](#page=7) [9](#page=9).
### 1.6 Bloedstolling en serumvorming
Wanneer bloed stopt met circuleren of in contact komt met de buitenwereld, kan het stollingseiwit fibrinogeen neerslaan als fibrinedraden, wat een bloedklonter vormt. Dit proces wordt coagulatie genoemd. Het polymeer van fibrinogeen, fibrine, vormt een netwerk waarin de bloedcellen gevangen raken. De vloeistof die uit de klonter wordt geperst, is het bloedserum, dat vergelijkbaar is met plasma maar zonder de meeste stollingseiwitten. Bloed dat onstolbaar is gemaakt, bevat de cellen als hematocriet en het intercellulaire substantie als bloedplasma [4](#page=4) [6](#page=6).
---
# Witte bloedcellen en hun rol in het immuunsysteem
Witte bloedcellen, ook wel leukocyten genoemd, zijn essentiële componenten van het immuunsysteem die een cruciale rol spelen bij de verdediging van het lichaam tegen ziekteverwekkers en lichaamsvreemd materiaal [21](#page=21).
### 2.1 Classificatie en morfologie van witte bloedcellen
Leukocyten zijn bolvormig in suspensie en beschikken over een kern en celorganellen, in tegenstelling tot rode bloedlichaampjes. Ze kunnen worden onderverdeeld in twee hoofdklassen: agranulocyten en granulocyten [21](#page=21).
#### 2.1.1 Agranulocyten
Agranulocyten worden gekenmerkt door een regelmatig gevormde kern en een cytoplasma zonder specifieke korrels. De twee belangrijkste typen zijn lymfocyten en monocyten [21](#page=21).
##### 2.1.1.1 Lymfocyten
* **Morfologie:** Lymfocyten zijn relatief kleine cellen (diameter 6-8 µm, tot 15 µm na activatie) met een grote, heterochromatische kern die bijna het hele celvolume inneemt, omgeven door een smalle cytoplasmaboord. Ze kunnen azurofiele granules bevatten, die eigenlijk lysosomen zijn. Morfologisch zijn B- en T-lymfocyten moeilijk te onderscheiden [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Functies:** Lymfocyten zijn betrokken bij de specifieke immuunreactie en schakelen specifieke lichaamsvreemde stoffen (antigenen) uit [23](#page=23).
* **B-lymfocyten:** Rijen in het beenmerg en differentiëren tot plasmacellen die specifieke antistoffen produceren, wat leidt tot humorale immuniteit. Ze zetten antigenen om in antilichamen die in bloed, lymfe en intercellulaire vloeistof worden vrijgezet [25](#page=25).
* **T-lymfocyten:** Rijen in de thymus en zijn verantwoordelijk voor cellulaire immuniteit. Ze zijn voornamelijk in de bloedbaan te vinden [25](#page=25).
> **Tip:** De populatie van lymfocyten is functioneel zeer heterogeen en kan immuuncytochemisch worden onderscheiden [23](#page=23) [27](#page=27).
##### 2.1.1.2 Monocyten
* **Morfologie:** Monocyten zijn de grootste cellen in het perifere bloed (10-18 µm diameter). Ze hebben een nier- of hoefijzervormige kern met minder gecondenseerd chromatine dan lymfocyten. Het cytoplasma bevat veel kleine azurofiele korrels (lysosomen) en aan het oppervlak zitten microvilli en pinocytotische vesikels [28](#page=28).
* **Functies:** Monocyten verblijven kort in de bloedbaan voordat ze differentiëren tot weefselmacrofagen. Ze ruimen door fagocytose dode cellen, debris en lichaamsvreemd materiaal op en maken deel uit van het mononucleair fagocytisch systeem. Ze fungeren ook als antigen presenterende cellen (APC's) [28](#page=28).
#### 2.1.2 Granulocyten
Granulocyten worden gekenmerkt door een onregelmatig gelobde kern en een cytoplasma met specifieke korrels. De drie typen zijn neutrofielen, eosinofielen en basofielen [21](#page=21).
##### 2.1.2.1 Neutrofielen
* **Morfologie:** Neutrofielen vormen 40-75% van de leukocyten en zijn ongeveer 10 µm groot. Ze hebben een sterk ingesnoerde, gelobde kern (3-5 lobben) en het cytoplasma bevat lysosomen (azurofiele granules) en specifieke (neutrofiele) granules die alkalische fosfatase, lysozym en lactoferrine bevatten. Jonge neutrofielen hebben een staafvormige kern; een verhoogd aantal hiervan ("linksverschuiving") wijst op infectieuze toestanden [30](#page=30).
* **Functies:** Neutrofielen diapederen door de bloedvatwand, migreren snel naar beschadigde gebieden en fagocyteren bacteriën. Ze zijn kortlevend buiten de bloedbaan. Ze staan in voor de eerste afweer tegen bacteriële infecties [30](#page=30) [36](#page=36).
##### 2.1.2.2 Eosinofielen
* **Morfologie:** Eosinofielen maken 1-4% van de leukocyten uit, zijn rond de 10 µm groot en hebben een typische brilvormige (bilobale) kern. Hun cytoplasma is gevuld met ovale, sterk eosinofiele (roze kleurende) specifieke granules. Deze granules bevatten enzymen zoals zure fosfatase, cathepsine, ribonuclease en het major basic protein (MBP) [32](#page=32).
* **Functies:** Eosinofielen kunnen fagocyteren, met name ag-al complexen bij allergieën. Ze spelen een rol bij de bestrijding van worminfecties en allergische reacties [32](#page=32) [36](#page=36).
##### 2.1.2.3 Basofielen
* **Morfologie:** Basofielen vormen minder dan 1% van de leukocyten en zijn ongeveer 10 µm groot. Ze hebben een gelobde, vaak gemaskeerde kern en het cytoplasma is gevuld met grote, metachromatisch kleurende granules die histamine, heparine, leukotriënen en chemotactische factoren bevatten [34](#page=34).
* **Functies:** Basofielen spelen een rol bij allergieën, sinusitis en diabetes. De vrijgekomen histamine veroorzaakt vasodilatatie en stimuleert fagocytose bij ontstekingsreacties. Heparine voorkomt bloedstolling [34](#page=34) [36](#page=36).
### 2.2 Functies van witte bloedcellen in het immuunsysteem
Alle leukocyten dragen bij aan het humorale en cellulaire verdedigingssysteem tegen lichaamsvreemde stoffen. Ze kunnen de bloedbaan verlaten via diapedese, waarbij ze tussen endotheelcellen glijden om het bindweefsel te bereiken [21](#page=21).
#### 2.2.1 Fagocytose
Monocyten, neutrofielen en eosinofielen zijn fagocyten. Fagocyten ruimen lichaamsvreemde stoffen, dode cellen en debris op. Na fagocytose kunnen ze antigenen presenteren, wat de specifieke afweer initieert [28](#page=28) [53](#page=53).
* **Neutrofielen:** Fagocyteren bacteriën [30](#page=30).
* **Monocyten/Macrofaag:** Fagocyteren dode cellen, debris en lichaamsvreemd materiaal [28](#page=28).
* **Eosinofielen:** Fagocyteren antigen-antilichaam complexen [32](#page=32).
#### 2.2.2 Specifieke immuunreacties (Adaptieve immuniteit)
* **Lymfocyten (B- en T-cellen):** Zijn de belangrijkste cellen van de adaptieve immuniteit [45](#page=45).
* **B-cellen:** Mediëren humorale afweer door antistoffen te produceren die ziekteverwekkers in lichaamsvloeistoffen neutraliseren of markeren voor vernietiging [53](#page=53) [56](#page=56).
* **T-cellen:** Mediëren cellulaire afweer, vooral tegen pathogenen die zich in cellen bevinden, zoals bij virusinfecties. Cytotoxische T-cellen kunnen geïnfecteerde cellen doden. T-helpercellen spelen een cruciale rol bij het activeren van andere immuuncellen, waaronder B-cellen en cytotoxische T-cellen, vaak na interactie met antigen-presenterende cellen [53](#page=53) [54](#page=54) [55](#page=55).
#### 2.2.3 Communicatie via cytokines
Witte bloedcellen, waaronder monocyten, macrofagen, granulocyten en lymfocyten, zijn belangrijke producenten van cytokines. Cytokines zijn signaalstoffen die communicatie tussen cellen mogelijk maken en betrokken zijn bij het reguleren van immuunreacties, de afweer en de replicatie van witte bloedcellen [57](#page=57).
#### 2.2.4 Immunologisch geheugen
Het adaptieve immuunsysteem, mede dankzij geheugencellen (B-geheugencellen en T-geheugencellen), onthoudt kenmerken van pathogenen na eerdere blootstelling, wat leidt tot een snellere en effectievere reactie bij herinfectie [60](#page=60).
#### 2.2.5 Rol bij ontsteking en allergieën
* **Basofielen:** Spelen een rol bij allergieën door de afgifte van histamine en heparine [34](#page=34) [36](#page=36).
* **Eosinofielen:** Zijn betrokken bij allergische reacties en het bestrijden van parasieten [32](#page=32) [36](#page=36).
* **Neutrofielen:** Geven aanleiding tot een "linksverschuiving" van de kern bij infecties, wat duidt op een verhoogde behoefte aan deze cellen in afweerreacties [30](#page=30).
### 2.3 Het immuunsysteem als geheel
Het immuunsysteem beschermt tegen ziekteverwekkers en is ingedeeld in het aangeboren (niet-specifieke) en verworven (specifieke) afweersysteem, met aanzienlijke wisselwerking tussen beide. Leukocyten zijn essentiële onderdelen van beide systemen [45](#page=45) [50](#page=50).
* **Aangeboren immuniteit:** Gemedieerd door het complementsysteem en verschillende soorten leukocyten (zoals fagocyten). Het omvat de eerste reactie op infectie binnen minuten tot uren [45](#page=45) [46](#page=46).
* **Adaptieve immuniteit:** Gemedieerd door T- en B-lymfocyten, en vereist dagen voor volledige activering [45](#page=45) [47](#page=47).
Leukocyten circuleren door het lichaam via de bloedsomloop en het lymfatische systeem, en bevinden zich ook in weefsels en lymfeklieren. Lymfeklieren fungeren als filters en plaatsen waar adaptieve immuunresponsen worden geïnitieerd door antigenpresentatie aan lymfocyten [48](#page=48) [49](#page=49).
---
# Bloedvorming en de ontwikkeling van bloedcellen
Bloedvorming, ook wel hematopoëse genoemd, is het proces waarbij alle verschillende bloedceltypen ontstaan uit multipotente stamcellen, voornamelijk in het beenmerg [41](#page=41).
### 3.1 Het belang van beenmerg en stamcellen
Het beenmerg is een sponsachtig, voedingsstofrijk weefsel dat zich in de holtes van beenderen bevindt, zoals het borstbeen en de heupbeenderen. Er bestaan twee soorten beenmerg: rood en geel beenmerg. Geel beenmerg bevat meer vetcellen dan rood beenmerg. Het beenmerg fungeert als een "fabriek" waar alle bloedcellen worden aangemaakt [41](#page=41).
Multipotente stamcellen spelen hierin een centrale rol. Het prefix "multipotent" verwijst naar het vermogen van een cel om uit te groeien tot verschillende celtypen. Het beenmerg bevat twee soorten stamcellen: mesenchymale en hematopoïetische stamcellen. Hematopoïetische stamcellen kunnen zich ontwikkelen tot alle celtypen die het bloedstelsel kent. Onder invloed van omgevings- en hormonale factoren differentiëren deze cellen tot specifieke bloedceltypen [41](#page=41).
> **Tip:** Hematopoëse is een dynamisch proces waarbij de rijpe bloedcellen, met hun beperkte levensduur, voortdurend worden aangevuld vanuit de bloedvormende organen, met name het rode beenmerg bij volwassenen [41](#page=41).
### 3.2 Ontwikkeling van specifieke bloedceltypen
#### 3.2.1 Erytrocyten (rode bloedcellen)
Erytrocyten zijn rode bloedlichaampjes. Ze worden gekenmerkt door hun rode, ronde vorm zonder kern en met een centrale indeuking in uitstrijkpreparaten. Een volwassen mens heeft ongeveer 5 miljoen erytrocyten per microliter bloed [2](#page=2) [9](#page=9).
De ontwikkeling van erytrocyten uit voorlopercellen in het beenmerg wordt gestimuleerd door het hormoon erytropoëtine (EPO). EPO wordt geproduceerd door de nieren, vooral wanneer de zuurstofconcentratie in het bloed laag is. Dit hormoon zet bloedstamcellen in het beenmerg aan tot een verhoogde productie van erytrocyten, wat resulteert in een verbeterd zuurstoftransport [15](#page=15).
Erytrocyten hebben een levensduur van ongeveer 120 dagen. Verouderde erytrocyten worden gefilterd en afgebroken door de lever. Er worden continu ongeveer 2 miljoen rode bloedcellen per seconde afgebroken en tegelijkertijd in het beenmerg bijgevormd [15](#page=15) [17](#page=17).
> **Tip:** Het aantal erytrocyten is belangrijk in de diagnose van bepaalde ziekten [9](#page=9).
#### 3.2.2 Leukocyten (witte bloedcellen)
Leukocyten zijn witte bloedcellen. Hun aantal varieert tussen 5000 en 9000 per microliter bloed. Ze worden verder onderverdeeld in agranulocyten en granulocyten [9](#page=9).
* **Agranulocyten:**
* Lymfocyten: 20-40% van de leukocyten. In uitstrijkjes hebben ze een grote, donkere kern en een geringe hoeveelheid cytoplasma [2](#page=2) [9](#page=9).
* Monocyten: 3-8% van de leukocyten. Dit zijn grote cellen met een hoefijzervormige tot niervormige kern [2](#page=2) [9](#page=9).
* **Granulocyten:**
* Neutrofielen: 40-75% van de leukocyten. Ze hebben een sterk gesegmenteerde kern en zijn het meest voorkomend [2](#page=2) [9](#page=9).
* Eosinofielen: 1-4% van de leukocyten. Ze hebben oranje, korrelig cytoplasma en een brilvormige kern [2](#page=2) [9](#page=9).
* Basofielen: 1% van de leukocyten. Ze bezitten blauw tot violet gekleurde korrels in het cytoplasma [2](#page=2) [9](#page=9).
> **Tip:** Het voorkomen van specifieke leukocytentypes kan diagnostisch significant zijn voor ziekten zoals leukemie [9](#page=9).
#### 3.2.3 Trombocyten (bloedplaatjes)
Trombocyten, ook wel bloedplaatjes genoemd, zijn geen echte cellen maar fragmenten van cytoplasma die afkomstig zijn van megakaryocyten in het beenmerg (#page=9, page=38). Ze hebben een diameter van 2 tot 4 µm en een normaal aantal van 150.000 tot 300.000 per microliter bloed. Trombocyten zijn ovaal tot rond en biconvex, bevatten lysosomen en hebben een glycocalix aan de buitenkant die verantwoordelijk is voor adhesie en agglutinatie [38](#page=38) [9](#page=9).
De aanmaak van trombocyten uit megakaryocyten in het beenmerg duurt 4 tot 5 dagen. Een enkele megakaryocyt, een reuze-voorlopercel met een doorsnede van ongeveer 150 µm, kan ongeveer 3000 bloedplaatjes produceren [38](#page=38) [39](#page=39).
De primaire functie van trombocyten is bloedstolling, waarbij ze samenwerken met stollingsfactoren, zoals de Von Willebrand-factor (vWF) (#page=37, page=38). Bij een verwonding vormen trombocyten een stolsel om bloedingen te stelpen. Circulerende trombocyten hebben een levensduur van ongeveer tien dagen [37](#page=37) [38](#page=38).
> **Tip:** De vorm van bloedcellen kan verschillen tussen een uitstrijkje en weefsels. In uitstrijkjes worden de individuele cellen naast elkaar bekeken, vaak na kleuring met methoden zoals de May-Grünwald-Giemsa kleuring [9](#page=9).
### 3.3 Overzicht van bloedceltypen en aantallen
In het circulerende bloed vinden we de volgende hoofdgroepen:
* **Erythrocyten:** Ongeveer 5 miljoen per µl bloed [9](#page=9).
* **Leukocyten:** 5000 – 9000 per µl bloed [9](#page=9).
* **Trombocyten:** 200.000 – 300.000 per µl bloed [9](#page=9).
De verdeling van de verschillende leukocyten is als volgt:
* **Agranulocyten:**
* Lymfocyten: 20-40% [9](#page=9).
* Monocyten: 3-8% [9](#page=9).
* **Granulocyten:**
* Neutrofielen: 40-75% [9](#page=9).
* Eosinofielen: 1-4% [9](#page=9).
* Basofielen: 1% [9](#page=9).
> **Tip:** Het monitoren van het aantal en de morfologie van bloedcellen is cruciaal voor de diagnostiek van diverse hematologische aandoeningen [9](#page=9).
---
# Immunologie: afweer tegen ziekteverwekkers
Dit gedeelte van de studiehandleiding behandelt de principes van het immuunsysteem en de afweer tegen ziekteverwekkers, met een focus op het aangeboren en verworven immuunsysteem, immuniteit, cytokines en immunoglobulinen.
### 4.1 Overzicht van afweersystemen in de gastheer
Het menselijk afweersysteem, ook wel immuunsysteem genoemd, biedt dagelijkse bescherming tegen ziekteverwekkers zoals bacteriën, virussen, schimmels en parasieten, evenals geïnfecteerde en zieke lichaamseigen cellen. Het immuunsysteem kan worden onderverdeeld in het aangeboren (niet-specifieke) en het verworven (specifieke) immuunsysteem, die nauw samenwerken en zowel humorale als cellulaire componenten bevatten. In de latere stadia van een afweerreactie speelt het verworven immuunsysteem een cruciale rol bij de bestrijding van ziekteverwekkers. Het verworven immuunsysteem wordt gedurende het leven ontwikkeld [44](#page=44) [45](#page=45).
De immuunafweer van gewervelde dieren kan worden gezien als een systeem met drie lagen [46](#page=46):
1. **Mechanische en chemische verdedigingen:** Deze vormen de eerste barrière tegen indringers. Voorbeelden zijn de huid en epitheelbarrières (mechanisch) en de lage pH van de maag en antibacteriële enzymen in tranen (chemisch) [46](#page=46).
2. **Het aangeboren immuunsysteem:** Dit systeem treedt binnen enkele minuten tot uren na infectie in werking wanneer de eerste barrières worden doorbroken. Het omvat celtypen zoals fagocyten (neutrofielen, dendritische cellen, macrofagen) en natural killer (NK) cellen, evenals complementeiwitten en interleukinen. Componenten van het aangeboren immuunsysteem kunnen een adaptieve respons versterken [45](#page=45) [46](#page=46).
3. **Het adaptieve immuunsysteem:** Dit systeem wordt volledig geactiveerd binnen dagen nadat de aangeboren immuniteit is geactiveerd. Het wordt gemedieerd door B- en T-lymfocyten en is gericht tegen ziekteverwekkers die niet door het aangeboren immuunsysteem worden opgeruimd. De adaptieve respons kan de aangeboren immuniteit versterken [45](#page=45) [47](#page=47).
**Immuniteit** wordt gedefinieerd als de staat van bescherming tegen de schadelijke effecten van blootstelling aan pathogenen [46](#page=46).
#### 4.1.1 Rol van bloed- en lymfestelsels
Transport is essentieel om alle immuuncomponenten door het lichaam te verspreiden. Leukocyten (witte bloedcellen) circuleren door het lichaam en bevinden zich in weefsels en lymfeklieren. Vloeistofbeweging van de bloedsomloop naar de interstitiële ruimten, gedreven door arteriële druk, zorgt ervoor dat cellen van voedingsstoffen worden voorzien, afvalstoffen kunnen afvoeren en beschermd worden door defensieve eiwitten. Interstitiële vloeistof keert terug naar de bloedsomloop als lymfe, die door de lymfeklieren stroomt [48](#page=48).
**Primaire lymfoïde organen** zijn betrokken bij de generatie van lymfocyten:
* **Beenmerg:** Hier worden B-cellen en T-cel precursors gegenereerd [48](#page=48).
* **Thymus:** Hier rijpen T-cellen [48](#page=48).
**Secundaire lymfoïde organen**, zoals lymfeklieren en de milt, zijn betrokken bij het initiëren van immuunresponsen [48](#page=48).
#### 4.1.2 Initiatie van de adaptieve immuunrespons
Lymfeklieren fungeren als filters die antigeninformatie verzamelen uit het hele lichaam. Ze presenteren deze antigenen aan B- en T-cellen, wat leidt tot de initiatie van een adaptieve immuunrespons. Het proces verloopt als volgt [49](#page=49):
1. Lymfocyten verlaten de bloedsomloop en vestigen zich in de lymfeklieren [49](#page=49).
2. Lymfe transporteert oplosbare antigenen en met antigenen beladen dendritische cellen naar de lymfeklieren via afferente lymfevaten [49](#page=49).
3. Oplosbaar antigen wordt herkend door B-cellen [49](#page=49).
4. Met antigen beladen dendritische cellen presenteren antigenen aan T-cellen [49](#page=49).
5. Interactie tussen T- en B-cellen leidt ertoe dat B-cellen follikels binnengaan en differentiëren tot plasmacellen, die grote hoeveelheden immunoglobulinen (antilichamen) produceren [49](#page=49).
6. Efferente lymfevaten voeren lymfe van de lymfeklier terug naar de bloedsomloop [49](#page=49).
### 4.2 Belangrijke componenten van het afweersysteem
Verschillende componenten zijn cruciaal voor het functioneren van het afweersysteem [50](#page=50):
* **Leukocyten (witte bloedcellen):** Deze spelen diverse rollen in zowel het aangeboren als het verworven immuunsysteem [50](#page=50) [52](#page=52) [53](#page=53).
* **Cytokines:** Dit zijn eiwitten die fungeren als signaalmoleculen voor communicatie tussen cellen binnen het immuunsysteem en andere lichaamscellen. Ze zijn betrokken bij het ontstaan of afremmen van immuunreacties, de replicatie van witte bloedcellen en hebben een terugkoppelingsfunctie naar geheugencellen [50](#page=50) [57](#page=57).
* **Antilichamen (Immunoglobulinen):** Dit zijn eiwitten die worden geproduceerd door B-cellen en een sleutelrol spelen in de humorale afweer [50](#page=50) [56](#page=56) [58](#page=58).
* **Complement:** Dit systeem van ongeveer 30 eiwitten in het bloed en lichaamsvloeistoffen is een belangrijk onderdeel van het aangeboren immuunsysteem en ondersteunt de verworven immuniteit [50](#page=50) [51](#page=51).
### 4.3 Het complementsysteem
Het complementsysteem is een groep van ongeveer 30 eiwitten die circuleren in een inactieve vorm en in een kettingreactie geactiveerd worden om ziekteverwekkers aan te vallen. Er zijn drie activeringsroutes, die allemaal leiden tot de activatie van het C3-protease. De functies van het complementsysteem zijn onder andere [51](#page=51):
* **Opsonisatie:** Complementeiwitten binden zich aan pathogenen, waardoor deze gemakkelijker herkend en gefagocyteerd worden door fagocyten [51](#page=51).
* **Lysis van pathogenen:** Bepaalde complementeiwitten vormen het membrane attack complex (MAC), dat gaten maakt in het celmembraan van pathogenen, leidend tot hun vernietiging [51](#page=51).
* **Activatie van ontstekingsreacties:** Complementfragmenten trekken immuuncellen aan naar de plaats van infectie en stimuleren ontsteking [51](#page=51).
* **Verwijdering van immuuncomplexen:** Complement helpt bij het opruimen van antigeen-antilichaamcomplexen die anders schade zouden kunnen veroorzaken [51](#page=51).
### 4.4 Cellen van het afweersysteem
Verschillende celtypen spelen specifieke rollen in de immuunafweer [52](#page=52) [53](#page=53):
* **B-cellen:** Spelen een rol in de **humorale afweer**, met name wanneer ziekteverwekkers zich in lichaamsvocht bevinden. Geactiveerde B-cellen produceren antistoffen die ziekteverwekkers neutraliseren en fagocytose vergemakkelijken. Elk individuele B-lymfocyt produceert een uniek immunoglobuline [53](#page=53) [58](#page=58) [59](#page=59).
* **T-cellen:** Zijn betrokken bij de **cellulaire afweer**, wat essentieel is wanneer pathogenen zich in cellen hebben genesteld, zoals bij virusinfecties. Geactiveerde T-cellen kunnen geïnfecteerde cellen perforeren, waarna de celinhoud, inclusief het pathogeen, kan worden opgeruimd [53](#page=53) [54](#page=54) [55](#page=55).
* **T-helper cellen:** Herkennen antigenen gepresenteerd op MHC-II moleculen door antigen-presenterende cellen (APC's) en geven cytokines vrij. Elke T-helper cel heeft een unieke T-celreceptor (TCR) [54](#page=54) [55](#page=55).
* **Cytotoxische T-cellen:** Worden geactiveerd en zoeken naar geïnfecteerde cellen. Ze binden zich aan deze cellen, scheiden perforines af die de cel lek prikken, en granzymes die apoptose induceren [54](#page=54) [55](#page=55).
* **Monocyten, neutrofielen en eosinofielen:** Dit zijn **fagocyten** die een rol spelen in het aspecifieke deel van het immuunsysteem door lichaamsvreemde stoffen te fagocyteren en af te breken. Ze kunnen ook functioneren als antigeen-presenterende cellen (APC's) om de specifieke afweer op gang te brengen [53](#page=53).
#### 4.4.1 Cellulaire afweer in detail
Bij virusinfecties gaan geïnfecteerde lichaamseigen cellen eiwitten (antigenen) presenteren via MHC-type-1 moleculen. Macrofagen, na fagocytose, presenteren ook antigenen via MHC-II moleculen en worden zo antigen-producerende cellen (APC's). T-helper cellen met de juiste TCR herkennen deze antigenen op MHC-II moleculen, binden aan de macrofaag en scheiden cytokines uit. Deze cytokines activeren cytotoxische T-cellen, die vervolgens geïnfecteerde cellen aanvallen door perforines en granzymes af te scheiden, wat leidt tot apoptose van de geïnfecteerde cel [54](#page=54) [55](#page=55).
#### 4.4.2 Humorale afweer in detail
Het humorale afweersysteem, ook wel antilichaam-gemedieerd, is cruciaal voor de bescherming tegen ziekteverwekkers in lichaamsvocht. B-cellen produceren antilichamen (immunoglobulinen) die zich hechten aan ziekteverwekkers. Deze binding kan de ziekteverwekker neutraliseren, markeren voor vernietiging door andere immuuncellen, of het complementsysteem activeren. Het humorale immuunsysteem is een essentieel onderdeel van het adaptieve immuunsysteem en draagt bij aan immunologisch geheugen [56](#page=56).
### 4.5 Cytokines
Cytokines zijn signaalstoffen die essentieel zijn voor de communicatie binnen het afweersysteem en tussen immuuncellen en andere lichaamscellen. Ze worden geproduceerd door verschillende witte bloedcellen (monocyten, macrofagen, granulocyten, lymfocyten), maar ook door andere lichaamscellen zoals hepatocyten en keratinocyten. Cytokines zijn betrokken bij vrijwel elke biologische reactie en spelen een rol bij het ontstaan of remmen van immuunreacties, de replicatie van witte bloedcellen en hebben een terugkoppelingsfunctie naar geheugencellen [57](#page=57).
### 4.6 Immunoglobulinen (antilichamen)
Immunoglobulinen, ook wel antilichamen genoemd, zijn eiwitten die adaptieve immuniteit verlenen. De meeste immunoglobulinen bestaan uit twee identieke zware en twee identieke lichte ketens, die via disulfidebindingen aan elkaar zijn gekoppeld. Deze ketens bevatten constante regio's en variabele gebieden die specifieke bindingsplaatsen voor antigenen bevatten. Immunoglobulinen worden onderverdeeld in klassen op basis van de constante regio's in hun zware keten [58](#page=58).
Fragmentatie van immunoglobulinen met proteasen levert fragmenten op die hun antigeenbindend vermogen behouden:
* **Papaïne:** Produceert twee monovalente F(ab)-fragmenten en één Fc-fragment [58](#page=58).
* **Pepsine:** Produceert bivalente F(ab')2 fragmenten [58](#page=58).
Het Fc-fragment kan geen antigeen binden, maar heeft wel andere functionele eigenschappen, zoals het vermogen om complement te binden of te interageren met Fc-receptoren voor transport of fagocytose [58](#page=58).
> **Tip:** Elk individuele B-lymfocyt produceert een immunoglobuline met een unieke sequentie, wat het een specifieke receptor maakt voor één bepaald antigen [58](#page=58) [59](#page=59).
### 4.7 Klonale selectie
De theorie van klonale selectie beschrijft hoe het immuunsysteem een grote diversiteit aan lymfocyten produceert, waarbij elke lymfocyt is uitgerust met een unieke, antigene-specifieke receptor. Wanneer een antigeen bindt aan een receptor, wordt die specifieke lymfocyt gestimuleerd tot klonale expansie, wat resulteert in de productie van grote hoeveelheden van dat specifieke antilichaam [59](#page=59).
### 4.8 Immunologisch geheugen
Het verworven immuunsysteem heeft het vermogen om zich kenmerken van eerdere ziekteverwekkers te herinneren. Bij herinfectie met dezelfde ziekteverwekker komen B-geheugencellen als eerste en het snelst in actie, wat samen met antistoffen in bloed en op slijmvliezen zorgt voor een snelle opruiming van de ziekteverwekker en voorkomt ernstig ziek worden. Na het opruimen van een infectie neemt het aantal B- en T-cellen af, maar geheugencellen kunnen jarenlang blijven bestaan, waardoor het lichaam een immunologisch geheugen opbouwt [60](#page=60).
### 4.9 Regulatoire T-cellen en immuuntolerantie
Regulatoire T-cellen (Treg-cellen) spelen een cruciale rol bij het handhaven van de balans tussen krachtige afweer tegen infecties en het vermijden van schadelijke reacties tegen lichaamseigen weefsels (immuuntolerantie). De ontdekking van deze cellen en hun belang in de controle van zelf-reactieve responsen heeft het veld van Treg-cel-gemedieerde perifere immuuntolerantie gelanceerd [61](#page=61) [62](#page=62).
> **Tip:** Onderzoek naar regulatoire T-cellen kan leiden tot betere behandelingen voor auto-immuunziekten (door het verhogen van Treg-cellen) en kan de immuunrespons tegen kanker versterken (door het verlagen van Treg-cellen) [62](#page=62).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Celbiologie | De studie van cellen, hun structuur, functies en processen, die de fundamentele bouwstenen van alle levende organismen vormen. |
| Bloed | Een gespecialiseerd vloeibaar bindweefsel dat door het lichaam circuleert en essentieel is voor transport van zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen, hormonen en voor afweer en stolling. |
| Bloedplasma | Het vloeibare deel van het bloed, dat voor ongeveer 90% uit water bestaat en daarnaast plasma-eiwitten, zouten, voedingsstoffen, hormonen en afvalstoffen bevat. |
| Hematocriet | Het percentage van het bloedvolume dat ingenomen wordt door rode bloedcellen, wat een indicator is van de celcomponent van het bloed. |
| Rode bloedlichaampjes (erytrocyten) | Cellen in het bloed die verantwoordelijk zijn voor het transport van zuurstof van de longen naar de weefsels en koolstofdioxide terug naar de longen, voornamelijk door hemoglobine. |
| Witte bloedcellen (leukocyten) | Cellen van het immuunsysteem die het lichaam beschermen tegen infecties en ziekten door het identificeren en vernietigen van ziekteverwekkers en vreemde stoffen. |
| Bloedplaatjes (thrombocyten) | Kleine, kernloze celfragmenten die een cruciale rol spelen bij de bloedstolling (hemostase) om bloedverlies te voorkomen. |
| Beenmerg | Een sponsachtig weefsel binnenin botten dat verantwoordelijk is voor de productie van bloedcellen (hematopoëse) en stamcellen. |
| Hematopoëse | Het proces van de vorming van bloedcellen uit multipotente stamcellen, voornamelijk plaatsvindend in het rode beenmerg. |
| Myeloïde reeks | Een groep voorlopercellen in het beenmerg die differentiëren tot verschillende typen bloedcellen, waaronder erytrocyten, megakaryocyten, granulocyten en monocyten. |
| Megakaryocyten | Grote cellen in het beenmerg waarvan de fragmenten (bloedplaatjes) loskomen en in de bloedbaan terechtkomen om deel te nemen aan bloedstolling. |
| Leukocyten (witte bloedcellen) | Cellen van het immuunsysteem die het lichaam beschermen tegen infecties en ziekten door het identificeren en vernietigen van ziekteverwekkers en vreemde stoffen. |
| Agranulocyten | Een type witte bloedcel dat geen specifieke granules in het cytoplasma heeft, waaronder lymfocyten en monocyten. |
| Granulocyten | Een type witte bloedcel dat specifieke granules in het cytoplasma heeft, waaronder neutrofielen, eosinofielen en basofielen, die betrokken zijn bij ontstekingsreacties en afweer. |
| Lymfocyten | Cellen van het adaptieve immuunsysteem die een cruciale rol spelen bij de specifieke immuunrespons, inclusief de productie van antistoffen (B-cellen) en celgemedieerde immuniteit (T-cellen). |
| Monocyten | Grote witte bloedcellen die in de bloedbaan circuleren en zich in weefsels kunnen differentiëren tot macrofagen, essentieel voor fagocytose en antigeenpresentatie. |
| Neutrofielen | De meest voorkomende witte bloedcellen; ze zijn fagocyten en spelen een sleutelrol in de eerste afweer tegen bacteriële infecties. |
| Eosinofielen | Witte bloedcellen die betrokken zijn bij de afweer tegen parasieten, allergische reacties en het opruimen van immuuncomplexen. |
| Basofielen | Witte bloedcellen die een rol spelen bij allergische reacties door de afgifte van histamine en heparine. |
| Fagocytose | Het proces waarbij bepaalde cellen, zoals macrofagen en neutrofielen, ziekteverwekkers, celresten en vreemde deeltjes "opeten" en afbreken. |
| Hemoglobine | Een eiwit in rode bloedcellen dat zuurstof bindt en transporteert; het is ook betrokken bij het transport van koolstofdioxide. |
| Erytropoëtine (EPO) | Een hormoon geproduceerd door de nieren dat de productie van rode bloedcellen in het beenmerg stimuleert, vooral als reactie op lage zuurstofniveaus. |
| Bloedgroepen | Genetisch bepaalde antigenen op het oppervlak van rode bloedcellen die bepalen welke bloedtransfusies veilig zijn voor een individu. |
| Immunologie | De studie van het immuunsysteem, de interacties ervan met de gastheer, en de mechanismen waarmee het bescherming biedt tegen ziekteverwekkers. |
| Immuunrespons | De reactie van het lichaam op de aanwezigheid van vreemde stoffen of ziekteverwekkers, gekenmerkt door de activatie van immuuncellen en moleculen. |
| Aangeboren immuniteit | De eerste, niet-specifieke verdedigingslinie van het lichaam tegen ziekteverwekkers, die snel reageert maar geen immunologisch geheugen heeft. |
| Adaptieve immuniteit | Een specifieke, adaptieve immuunrespons die zich ontwikkelt gedurende het leven en gekenmerkt wordt door specificiteit, diversiteit en immunologisch geheugen. |
| Cytokines | Signaalmoleculen (eiwitten) die geproduceerd worden door immuuncellen en andere cellen, en die communicatie en regulatie van immuunreacties mogelijk maken. |
| Immunoglobulinen (antilichamen) | Eiwitten geproduceerd door B-cellen die specifiek binden aan antigenen op ziekteverwekkers om deze te neutraliseren of te markeren voor vernietiging. |
| Antigen | Een molecuul dat een immuunrespons kan opwekken, vaak een lichaamsvreemde stof zoals een deel van een bacterie of virus. |
| Klonale selectie | Het principe dat elke lymfocyt een unieke receptor heeft en alleen reageert op het specifieke antigen dat aan die receptor bindt, wat leidt tot expansie van die specifieke celklonen. |
| Immunologisch geheugen | Het vermogen van het immuunsysteem om informatie over eerdere blootstelling aan pathogenen op te slaan, waardoor een snellere en effectievere respons optreedt bij herinfectie. |
| Regulatoire T-cellen (Treg-cellen) | Een subpopulatie van T-cellen die een cruciale rol speelt bij het onderdrukken van immuunreacties om auto-immuniteit te voorkomen en weefselbeschadiging te beperken. |