Les 9 Hout & Houtproducten (2).pdf
Summary
# Introductie tot hout en houtproducten
Dit onderdeel introduceert hout als bouwmateriaal, bespreekt de eigenschappen en toepassingen ervan, en behandelt duurzaam bosbeheer en certificeringssystemen zoals FSC.
### 1.1 Hout als bouwmateriaal
Hout wordt beschouwd als een veelzijdig bouwmateriaal vanwege diverse positieve eigenschappen [4](#page=4).
#### 1.1.1 Voordelen van hout als bouwmateriaal
* **Beschikbaarheid en transporteerbaarheid:** Hout is wereldwijd redelijk goed beschikbaar en relatief eenvoudig te transporteren [4](#page=4).
* **Bewerkbaarheid:** Het materiaal is gemakkelijk te bewerken, wat het aanpassingsvermogen ten goede komt [4](#page=4).
* **Sterkte-gewichtsverhouding:** Hout is relatief sterk in verhouding tot zijn gewicht, waardoor grote overspanningen mogelijk zijn [4](#page=4).
* **Prijs:** Over het algemeen is hout een economisch aantrekkelijk materiaal [4](#page=4).
* **Natuurlijke uitstraling en hernieuwbaarheid:** Hout heeft een natuurlijke tekening, kleur en textuur, en is een hernieuwbare grondstof [4](#page=4).
* **Multi-inzetbaarheid:** Dankzij deze eigenschappen is hout zowel constructief als niet-constructief breed inzetbaar [4](#page=4).
* **Restwaarde:** Na sloop heeft hout vaak nog restwaarde [4](#page=4).
#### 1.1.2 Vormen van gebruik
Hout kan worden gebruikt in zijn volle vorm (vol hout) of als afgeleide materialen [5](#page=5).
### 1.2 Duurzaam bosbeheer en certificering
Het concept van duurzaam bosbeheer is in de loop der tijd geëvolueerd, gedreven door groeiende bezorgdheid over de uitputting van natuurlijke bronnen [6](#page=6).
#### 1.2.1 Evolutie van duurzaamheidsbewustzijn
* **1970s:** De publicatie "Grenzen aan de groei" leidde tot bezorgdheid over de uitputting van natuurlijke energiebronnen en stimuleerde de opkomst van duurzaamheidsbewegingen, zoals Greenpeace in 1971 [6](#page=6).
* **Eind 1980s:** Er ontstond een breder besef dat milieubescherming en -behoud een gezamenlijk belang waren, met speciale aandacht voor duurzaam bosgebruik in tropische bossen [6](#page=6).
* **2000s:** De focus verschoof naar duurzaam bosbeheer voor alle bossen wereldwijd [6](#page=6).
#### 1.2.2 Definitie van duurzaam bosbeheer
Duurzaam bosbeheer omvat een integrale aanpak met meerdere facetten, bestaande uit drie pijlers:
1. **Ecologisch verantwoord:** Behoud van bos ecosysteemdiensten en biodiversiteit [7](#page=7).
2. **Respect voor sociaal-culturele aspecten:** Erkennen en respecteren van de rechten van inheemse volkeren en lokale gemeenschappen [7](#page=7).
3. **Economisch haalbaar:** Zorgen voor economische levensvatbaarheid van bosbeheerpraktijken [7](#page=7).
#### 1.2.3 Keurmerken en certificaten
Certificeringssystemen spelen een cruciale rol bij het waarborgen van duurzaam bosbeheer en het labelen van houtproducten.
##### 1.2.3.1 Forest Stewardship Council (FSC)
De Forest Stewardship Council (FSC) is een internationale organisatie die in 1993 is opgericht door milieu- en mensenrechtenorganisaties, inheemse bevolkingsgroepen en bedrijven uit de houthandel. FSC richt zich op twee hoofddoelen [8](#page=8):
* Certificering van bossen [8](#page=8).
* Labelen van houtproducten die afkomstig zijn uit duurzaam beheerde bossen [8](#page=8).
###### 1.2.3.1.1 De 10 principes van FSC voor goed bosbeheer
De principes van FSC vormen de basis voor ecologisch verantwoord, sociaal rechtvaardig en economisch levensvatbaar bosbeheer (#page=9, 10) [10](#page=10) [9](#page=9).
1. Het bosbeheer moet nationale wetten, internationale afspraken en de FSC-principes respecteren [9](#page=9).
2. Gebruik en eigendom van het bos moeten rechtsgeldig zijn vastgelegd [9](#page=9).
3. De rechten en gebruiksrechten van inheemse volkeren moeten erkend en gerespecteerd worden [9](#page=9).
4. Het bosbeheer moet gericht zijn op het welzijn van bosarbeiders en lokale gemeenschappen [9](#page=9).
5. Bosproducten en -diensten moeten efficiënt worden gebruikt om voordelen te waarborgen [9](#page=9).
6. De ecologische functies en biodiversiteit van het bosgebied moeten worden beschermd [10](#page=10).
7. Er moet een duidelijk, schriftelijk beheerplan aanwezig zijn met doelen en middelen [10](#page=10).
8. De gevolgen van bosactiviteiten moeten regelmatig worden gecontroleerd [10](#page=10).
9. Bossen met hoge natuurwaarde moeten behouden en ingeschat worden [10](#page=10).
10. Plantages mogen natuurlijke bossen aanvullen maar niet vervangen, en moeten in lijn met principes 1-9 worden beheerd [10](#page=10).
###### 1.2.3.1.2 Chain of Custody (CoC)
FSC-certificering beperkt zich niet alleen tot controle in het bos, maar omvat ook de controle van verschillende partijen die betrokken zijn bij het handelstraject van bos tot eindproduct (Chain of Custody). Dit traject omvat de bosbouw tot aan de zagerij en het eindproduct. Een CoC-systeem vereist een beheersplan met regels, begeleiding en controle, en kan ook zaken omvatten als [11](#page=11) [12](#page=12):
* Een uitgekiend wegennet [11](#page=11).
* Inventarisatie [11](#page=11).
* Scholing van bosarbeiders [11](#page=11).
* Eerlijke verloning [11](#page=11).
* Veiligheidsmaatregelen en werkomstandigheden [11](#page=11).
* Rechten van belanghebbenden [11](#page=11).
* Bescherming van kwetsbare en unieke bosgebieden [11](#page=11).
###### 1.2.3.1.3 FSC-gecertificeerde bossen in België
In 2004 waren er in België drie FSC-certificaten met een totale oppervlakte van 5.999 hectare, waaronder bossen beheerd door het Institut Bruxellois pour la gestion de l'environnement en het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Tegen 2016 was dit aantal gegroeid tot 25.810 hectare aan FSC-gecertificeerde bossen in België [15](#page=15) [16](#page=16).
##### 1.2.3.2 Programme for Endorsement of Forest Certification Schemes (PEFC)
PEFC is een ander certificeringssysteem voor bosbeheer met enigszins andere eisen dan FSC [14](#page=14).
> **Tip:** Het is belangrijk om de specifieke criteria van zowel FSC als PEFC te begrijpen om de verschillen en overeenkomsten in hun benadering van duurzaam bosbeheer te kunnen beoordelen.
> **Voorbeeld:** Een product met een FSC-label garandeert dat het hout afkomstig is uit een bos dat voldoet aan de strenge FSC-principes en -criteria, inclusief de controle over de gehele toeleveringsketen (Chain of Custody).
---
# Houtstructuur en anatomie
Dit gedeelte verklaart de interne structuur van hout, van macroscopische kenmerken zoals groeiringen en de verschillende delen van de boom tot microscopische details van zowel naaldhout als loofhout [17](#page=17).
### 2.1 Algemene kenmerken van bomen
Bomen zijn structuren die bestand zijn tegen druk en buiging, wat essentieel is voor hun overleving. Hout is anisotroop, wat betekent dat de eigenschappen richtingsafhankelijk zijn, met minder weerstand tegen trek loodrecht op de lengterichting (dwars op de vezels) dan in de lengterichting [17](#page=17).
#### 2.1.1 Naaldhout (softwood)
Naaldhout, ook wel coniferen genoemd, gedijt in koudere klimaten en op minder vruchtbare grond. Ze hebben vaak een dunne, rechte stam met een kegelvormige kruin en een open takkenstructuur. Om water te besparen, hebben ze kleverige naalden met een klein manteloppervlak en stoten ze lagerliggende takken af. Voorbeelden van naaldhout zijn vuren, grenen, douglas, en lariks [18](#page=18) [19](#page=19).
#### 2.1.2 Loofhout (hardwood)
Loofhout, of deciduous bomen, groeit in gematigde klimaten en kenmerkt zich door een weelderige, bolvormige kruin met veel bladeren. Ze laten hun bladeren vallen in de winter ter bescherming tegen sneeuwlast en om vochtverlies te verminderen. Voorbeelden van loofhout zijn eik, berk, beuk, esdoorn, kastanje, linde, populieren en notelaar [18](#page=18) [19](#page=19).
> **Tip:** De termen 'hardhout' en 'zachthout' verwijzen niet altijd naar de werkelijke hardheid van het hout. Taxus is naaldhout maar is hard en duurzaam, terwijl balsa loofhout is maar erg zacht en licht is [45](#page=45).
#### 2.1.3 Tropisch hardhout
Er bestaat ook tropisch hardhout, met soorten als Azobé, Basralocus, Meranti, Bankirai, Merbau, Iroko en Robinia [20](#page=20).
### 2.2 Groei van de boom en houtstructuur
#### 2.2.1 Groei in dikte en hoogte
Bomen groeien in zowel hoogte (primaire groei) als dikte (secundaire groei). Na verloop van tijd verschuift de sapstroom naar buiten toe, terwijl het binnenste deel van de stam stilvalt en verhout, dit proces wordt "verkerning" genoemd [25](#page=25).
#### 2.2.2 Kernhout en spinthout
* **Kernhout (heartwood):** Dit is het binnenste deel van het hout dat niet meer deelneemt aan het levende proces. Het ontstaat uit afgestorven spinthout en heeft voornamelijk een mechanische functie. Kernhout is vaak donkerder van kleur door de aanwezigheid van lignine en bevat beschermende stoffen zoals looistoffen en harsen. De vaten kunnen afgesloten zijn door thyllen [25](#page=25) [30](#page=30) [62](#page=62).
* **Spinthout (sapwood):** Dit is het levende deel van het hout dat verantwoordelijk is voor de opwaartse sapstroom van water en anorganische bestanddelen vanuit de wortels. Spinthout bevat ook reservevoedsel en is gevoeliger voor aantasting door vocht en temperatuur [22](#page=22) [31](#page=31).
#### 2.2.3 Andere delen van de boomstructuur
* **Merg (hart):** De centrale zone van de stam, het restant van de jonge stengel. Het verhout niet en blijft gevoelig voor schimmel [30](#page=30).
* **Cambium:** Een laag van delende cellen die verantwoordelijk is voor de diktegroei van de boom, waarbij spinthout naar binnen en bast naar buiten wordt aangemaakt. Het cambium is ongeveer 1 cel dik [31](#page=31) [42](#page=42).
* **Bast:** Het levende deel van de schil, verantwoordelijk voor de circulatie van afgewerkte sappen met zetmeel naar groeipunten en opslagzones (wortels) via een neerwaartse sapstroom [32](#page=32).
* **Schors (korst):** Het afgestorven buitenste deel van de bast, voornamelijk kurk, dat bescherming biedt tegen externe invloeden [32](#page=32).
#### 2.2.4 Groeiringen
In gematigde klimaten vormen kernhout en spint jaarringen, die bestaan uit vroeghout en laathout [35](#page=35).
* **Vroeghout:** Aangemaakt in het voorjaar, dit zijn grote cellen met dunne celwanden die zorgen voor het transport van ruwe sappen. Het is lichter van kleur en bevat voornamelijk cellulose [35](#page=35).
* **Laathout:** Aangemaakt in het najaar en de winter, dit zijn smallere, donkerder gekleurde cellen met dikkere celwanden die zorgen voor steun. Het bevat voornamelijk lignine. De volumieke massaverhouding tussen laathout en vroeghout is ongeveer 3:1 [35](#page=35) [49](#page=49) [51](#page=51).
### 2.3 Celwand van hout
De celwand is de basis van de sterkte van hout en bestaat uit natuurlijke polymeren [26](#page=26) [27](#page=27):
* **Cellulose (40-50%):** Bestaat uit semi-kristallijne ketens van glucose, vormt vezels en zorgt voor de treksterkte van de celwand. Het is gevoelig voor water en chemicaliën [26](#page=26) [27](#page=27).
* **Hemicellulose (20-40%):** Korter en meer vertakt dan cellulose, zorgt voor elasticiteit [26](#page=26) [27](#page=27).
* **Lignine (20-40%):** Complexe crosslink moleculen die fungeren als cement, wat zorgt voor duurzaamheid en mechanische druksterkte. Het is gevoelig voor zuren [26](#page=26) [27](#page=27).
Daarnaast bevat hout nog organische en anorganische bestanddelen (5-10%), zoals vetten, looizuren, harsen en mineralen [26](#page=26) [27](#page=27).
### 2.4 Microscopische houtanatomie
#### 2.4.1 Naaldhout (softwood)
De structuur van naaldhout is relatief eenvoudig en bestaat voornamelijk uit tracheïden [48](#page=48) [50](#page=50).
* **Tracheïden:** Langgerekte, dunne cellen met puntige afsluitingen die in de lengterichting lopen. Ze zorgen voor zowel het opwaartse transport van water als de stevigheid van de boom. Vroeghout tracheïden zijn dunwandig en groot, terwijl laathout tracheïden kleiner zijn met dikkere wanden [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51).
* **Stippels (pits):** Kleine openingen in de vezelwand die de sapstroom van cel naar cel mogelijk maken en als een ventiel kunnen fungeren. Ze kunnen het drogen van hout belemmeren en de toegang van impregneervloeistoffen bemoeilijken [54](#page=54).
* **Harsgangen:** Intercellulaire buizen gevuld met hars, die kunnen helpen bij het helen van wonden [49](#page=49) [52](#page=52).
* **Mergstralen (houtstralen):** Cellen in radiale richting die zorgen voor horizontaal vochttransport en voedselopslag, maar zijn nauwelijks zichtbaar in naaldhout [49](#page=49) [53](#page=53).
#### 2.4.2 Loofhout (hardwood)
De structuur van loofhout is complexer, met een opsplitsing van functies tussen houtvaten en houtvezels [57](#page=57) [59](#page=59).
* **Houtvaten (vaten):** Kortere cellen die bovenaan en onderaan met elkaar verbonden zijn en grotendeels hun tussenwanden hebben verloren, waardoor ze een doorlopende buis vormen voor sapcirculatie [58](#page=58) [59](#page=59).
* **Ringporig (ring-porous):** Grote vaten bevinden zich in het vroeghout, met veel kleine vaten in het laathout (bv. eik, es) [64](#page=64).
* **Verspreidporig (diffuse-porous):** Houtvaten zijn gelijkmatig verspreid door het hout (bv. esdoorn, beuk) [64](#page=64).
* **Houtvezels (libriform):** Afgesloten cellen met verdikte wanden die de steunfunctie vervullen. Ze maken het grootste deel van het hout uit [58](#page=58) [59](#page=59).
* **Mergstralen (houtstralen):** Cellen in radiale richting die horizontaal vochttransport en voedselopslag verzorgen. Ze zijn prominenter en diverser dan bij naaldhout en dus zichtbaar, met voorbeelden zoals de brede stralen in eikenhout [58](#page=58) [60](#page=60).
* **Axiaal (straal)parenchym:** Cellen in de lengterichting van de boom die betrokken zijn bij vochttransport en opslag, en ook met hars gevuld kunnen zijn voor heling [61](#page=61).
* **Inhoudsstoffen en thyllen:** Vaten in het kernhout kunnen opgevuld zijn met inhoudsstoffen die de kleur en duurzaamheid van het hout beïnvloeden. Bij verkerning kunnen thyllen gevormd worden die de vaten verstoppen, wat de impregneerbaarheid van het hout kan beïnvloeden, zoals bij eikenhout [62](#page=62) [63](#page=63).
> **Voorbeeld:** Europees eikenhout vertoont zowel hoge, brede als lange, smalle mergstralen [60](#page=60).
> **Tip:** De aanwezigheid van thyllen in de vaten van loofhout kan de impregnatie bemoeilijken [62](#page=62).
---
# Eigenschappen van hout
Dit gedeelte behandelt de fundamentele fysieke en mechanische eigenschappen van hout, de factoren die deze beïnvloeden, en de classificatiesystemen die worden gebruikt om de geschiktheid van hout voor verschillende toepassingen te bepalen.
### 3.1 Volumieke massa
De volumieke massa van hout, gedefinieerd als de massa per volume ($ \rho = m/V $), is een belangrijke indicator voor de sterkte van hout. Door vochtopname neemt zowel het volume als de massa van hout toe [70](#page=70).
* **Meting:** De volumieke massa wordt gemeten bij een vastgelegd vochtgehalte van 12% of bij het evenwichtsvochtgehalte, dat overeenkomt met een luchtvochtigheid van 65% bij 20°C [70](#page=70).
* **Formule voor 12% vochtgehalte:** De relatie tussen de gemeten volumieke massa bij 12% vochtgehalte ($ \rho_{12,k} $) en de gemiddelde volumieke massa ($ \rho_{12,gemiddeld} $) wordt gegeven door: $ \rho_{12,k} = \rho_{12,gemiddeld} – 1,65 (0,1 \rho_{12,gemiddeld}) = 0,84 \rho_{12,gemiddeld} $ [70](#page=70).
### 3.2 Vochtgehalte
Het vochtgehalte van hout is de verhouding tussen de massa van het water dat aan het hout kan worden onttrokken en de ovendroge massa van het hout. Hout is hygroscopisch, wat betekent dat het vocht kan opnemen en afgeven aan de omgeving. Elke combinatie van temperatuur en luchtvochtigheid correspondeert met een bepaald houtvochtgehalte, het zogenaamde evenwichtsvochtgehalte, dat langzaam wordt ingenomen (termijn van enkele weken), waardoor hout niet gevoelig is voor plotselinge, tijdelijke veranderingen in luchtvochtigheid [71](#page=71).
* **Water in hout:** Water in hout kan worden onderverdeeld in gebonden water (in de celwanden) en vrij water (in de celholten en tussen de celruimten) [72](#page=72).
* **Droogproces:** Na het kappen verdampt eerst het vrije water uit de celholten zonder krimp [72](#page=72).
* **Vezelverzadigingspunt (VVP):** Dit punt wordt bereikt wanneer al het vrije water is verdampt. Verdere droging onder het VVP leidt tot krimp en veranderingen in fysische en mechanische eigenschappen. Het VVP varieert tussen 25% en 35% vochtgehalte, met een gemiddelde van 28% [72](#page=72).
* **Vochtgehalte in toepassingen:**
* In nieuwe constructies: 25% voor buitenhout (ruw), 15% voor algemeen schrijnwerk, 12% voor meubels/deuren, en minder dan 8% voor panelen [74](#page=74).
* In renovaties: te herstellen hout moet minder dan 8% zijn. Het is aan te raden om oud en nieuw hout onder dezelfde omstandigheden en met hetzelfde vochtgehalte te bewaren [74](#page=74).
* **Evenwichtsvochtgehalte in verschillende omstandigheden:** Normale binnencondities leiden tot een vochtgehalte van ongeveer 6-14% terwijl verwarmde binnenruimtes een nog lager vochtgehalte kunnen hebben [75](#page=75) [76](#page=76).
### 3.3 Krimp en zwelling
Krimp en zwelling treden op wanneer het vochtgehalte van het hout onder het vezelverzadigingspunt daalt. Dit proces is gerelateerd aan de beweging van water in de celwanden. Tussen 5% en 20% vochtgehalte is er een lineair verband tussen de afmetingen en het vochtgehalte [73](#page=73).
* **Vervorming:** De uitzetting is niet in de lengterichting, maar voornamelijk in de radiale richting [73](#page=73).
* **Krimprichting (naaldhout):**
* Tangentiaal: 0,30% per procent vochtgehalteverandering [77](#page=77).
* Radiaal: 0,15% per procent vochtgehalteverandering [77](#page=77).
* Lengterichting: 0,01% per procent vochtgehalteverandering [77](#page=77).
* **Verhouding krimp:** Tangentiële krimp is ongeveer tweemaal zo groot als de radiale krimp, terwijl krimp in de lengterichting verwaarloosbaar is. Dit anisotrope krimpgedrag kan leiden tot kromtrekken [78](#page=78).
* **Krimpspanningen:** Grote krimpspanningen tijdens het drogen kunnen leiden tot kromtrekken en scheuren [79](#page=79).
* **Zaagsneden en krimp:**
* **Dosse:** Gezaagd parallel aan de jaarringen. Dit is de minst vormvaste zaagsnede en resulteert in krimp in de breedte van de plank [79](#page=79).
* **Kwartiers hout (loofhout) / Rift hout (naaldhout):** Gezaagd loodrecht op de jaarringen. Dit is de meest vormvaste zaagsnede, met krimp voornamelijk in de dikte van de plank. Varianten zijn zuiver kwartiers/rift, vals kwartiers/halfkwartiers, en vals rift/halfrift [79](#page=79).
* **Thermische uitzetting:** De thermische uitzetting van hout is verwaarloosbaar in vergelijking met de uitzetting door vochtveranderingen [85](#page=85).
* **Handelshout:** De afmetingen van handelshout zijn gebaseerd op nat hout; architecten moeten rekening houden met krimp en overdimensioneren om dit te compenseren [85](#page=85).
### 3.4 Sterkte-eigenschappen
De mechanische eigenschappen van hout zijn algemeen afhankelijk van de vezelrichting (anisotropie), het vochtgehalte, de houtsoort, de groeiomstandigheden en de plaats van het hout in de boom [86](#page=86).
* **Afhankelijkheid van vezelrichting:** De sterkte varieert aanzienlijk met de vezelrichting. Bij Europees grenen is de druksterkte parallel aan de vezel 47 N/mm² en de buigsterkte 79 N/mm². Splijtsterkte is ongeveer 45-47 N/mm² [86](#page=86) [87](#page=87).
* **Afhankelijkheid van vochtgehalte:** Bij een stijgend vochtgehalte vermindert de sterkte en elasticiteit, omdat water de verbindingen in de celwand verzwakt. Vochtveranderingen boven het vezelverzadigingspunt hebben geen invloed op de mechanische eigenschappen. De druksterkte neemt sterker af dan de treksterkte [88](#page=88).
* **Klimaatklassen (Eurocode):** De Eurocode houdt rekening met het vochtgehalte door de invoering van drie klimaatklassen [88](#page=88):
* **Klimaatklasse 1:** Voornamelijk droge omstandigheden (vochtgehalte max. 20% voor naaldhout), vb. verwarmde lokalen [89](#page=89).
* **Klimaatklasse 2:** Beschut, met risico op incidentele vochtbelasting (vochtgehalte max. 20% voor naaldhout), vb. niet-verwarmde lokalen [89](#page=89).
* **Klimaatklasse 3:** Onbeschut, met regelmatige blootstelling aan vocht (vochtgehalte regelmatig > 20%), vb. buitenconstructies, contact met grond/water [89](#page=89).
### 3.5 Gebreken in hout
Gebreken kunnen de sterkte en bruikbaarheid van hout significant beïnvloeden [91](#page=91).
* **Kwasten (knopen, knoesten, noesten):** Overgroeide takdelen, die door onregelmatig draadverloop nadelig zijn voor de mechanische eigenschappen. Ze kunnen vast of los zijn [92](#page=92) [93](#page=93).
* **Draadverloop (grain deviation):**
* **Draai- of spiraalgroei:** Cellen oriënteren zich spiraalvormig rond de stam-as, wat leidt tot scheluw trekken van planken [94](#page=94).
* **Kruisdraad:** Wisselende draadrichting (links naar rechts), wat splijten en schaven bemoeilijkt [94](#page=94).
* **Warrige of golvende draad:** Grillige opbouw die moeilijk te splijten is, maar decoratief kan zijn [94](#page=94).
* **Reactiehout:**
* **Drukhout (in naaldhout):** Grotere vervorming, rode kleur, kromtrekken, moeilijk te spijkeren/zagen, kans op brosse breuk [94](#page=94).
* **Trekhout (in loofhout):** Vergelijkbaar met drukhout [94](#page=94).
* **Jonghout:** Bestaat uit de eerste 5 tot 20 jaarringen van het kernhout. Dit hout heeft een lagere volumieke massa, is minder sterk en stijf, en heeft een grotere longitudinale krimp dan ouder hout. Komt vooral bij naaldhout voor [94](#page=94).
### 3.6 Sterkteklassen
Sterkteklassen bieden een gestandaardiseerde manier om hout te classificeren op basis van zijn mechanische eigenschappen, wat de ontwerper of constructeur in het bestek voorschrijft. Dit verschuift de focus van specifieke houtsoorten naar prestatie- en materiaaleigenschappen [96](#page=96).
* **Variatie in sterkte:** De sterkte van hout varieert aanzienlijk, niet alleen tussen verschillende houtsoorten, maar ook tussen bomen van dezelfde soort en zelfs tussen planken uit dezelfde boom. Zonder sortering kan het sterkste element tien keer sterker zijn dan het zwakste [97](#page=97) [98](#page=98).
* **Europese Norm (EC):** De karakteristieke sterkte is gebaseerd op de 5% kleinste waarden, wat kan leiden tot onefficiënt houtgebruik. De indeling in sterkteklassen is ontwikkeld om dit te optimaliseren [98](#page=98).
* **Classificatiemethoden:**
* **Visuele beoordeling:** Gebaseerd op criteria zoals het aantal kwasten, breedte van jaarringen, scheuren, en reactiehout. Voordelen zijn gemak en flexibiliteit; nadelen zijn subjectiviteit en de noodzaak van een extra veiligheidsmarge [99](#page=99).
* **Niet-destructieve (machinale) proeven:** Meten van de elasticiteitsmodulus, geometrische parameters, gewicht, vochtgehalte en vormafwijkingen. Voordeel is nauwkeurigheid; nadeel is de grote investering [100](#page=100) .
* **Normen:**
* **EN 518:** Vereisten voor visuele sterkte-sortering .
* **EN 519:** Vereisten voor machinale sterkte-gesorteerd hout en sorteermachines .
* **Geklasseerd hout:** Bevat informatie over de klasse, houtsoort, producent en gebruikte norm .
* **Klassificatiesysteem EN 338:**
* **Naaldhout en populier:** 9 klassen (C14 tot C40) .
* **Loofhout:** 6 klassen (D30 tot D70) .
* **Eigenschappen:** Bevat karakteristieke waarden voor buigsterkte ($f_{m,k}$), treksterkte parallel aan de vezel ($f_{t,0,k}$) en loodrecht op de vezel ($f_{t,90,k}$), druksterkte parallel ($f_{c,0,k}$) en loodrecht op de vezel ($f_{c,90,k}$), afschuifsterkte ($f_{v,k}$), elasticiteitsmodulus evenwijdig aan de vezel ($E_{0,mean}$, $E_{0,05}$), elasticiteitsmodulus loodrecht op de vezel ($E_{90,mean}$), afschuivingsmodulus ($G_{mean}$) en karakteristieke dichtheid ($ \rho_k $) .
* **Oude Belgische klassering (STS 04):** Gebaseerd op kwasten.
* **S6:** Correspondeert met C18 .
* **S8:** Correspondeert met C24 .
* **S10:** Correspondeert met C27 .
* Hout draagt een ATG merkteken van certificering .
### 3.7 Duurzaamheidsklassen en verduurzaming
De natuurlijke duurzaamheid van hout verwijst naar de weerstand tegen biologische, fysische, mechanische en chemische aantasting zonder toegevoegde verduurzaming .
* **Risicoklassen (hazard classes) volgens EN 335-1:** Deze indeling is gebaseerd op de vochtigheidsgraad en het risico op aantasting :
* **Risicoklasse 1:** Permanent droog (vochtgehalte max. 20%), vb. binnenshuis .
* **Risicoklasse 2:** Toevallige blootstelling aan vocht (vochtgehalte tijdelijk > 20%), vb. hellende daken .
* **Risicoklasse 3:** Regelmatige blootstelling aan vocht (vochtgehalte regelmatig > 20%), vb. geveltimmerwerk .
* **Risicoklasse 4:** Permanente blootstelling aan vocht uit grond of zoet water, vb. palen in grond .
* **Risicoklasse 5:** Permanente blootstelling aan zout water, vb. havenwerken .
* **Klimaatklassen (Eurocode) vs. Risicoklassen:** De Eurocode hanteert 3 klimaatklassen die overeenkomen met de risicoklassen: klimaatklasse 1 = risicoklasse 1; klimaatklasse 2 = risicoklasse 2; klimaatklasse 3 = risicoklassen 3, 4, en 5 .
* **Aantasters:**
* **Schimmels (fungi):**
* **Blauwrot:** Tast celwanden niet aan .
* **Bruinrot, witrot, zachtrot:** Tast celwanden aan en vermindert de sterkte .
* **Bruinrot:** Breekt lignine (druksterkte) af, gevolgd door cellulose (treksterkte). Huiszwam ($Serpula lacrimans$) en kelderzwam ($Coniophora puteana$) zijn voorbeelden van schimmels die ernstige schade kunnen veroorzaken. Houtsoorten met duurzaamheidsklasse 1 en 2 worden niet aangetast door deze specifieke schimmels .
* **Witrot:** Breekt lignine en cellulose gelijktijdig af, resulterend in een vezelachtig uiterlijk .
* **Insecten (drooghoutboorders, termieten, paalworm):**
* **Drooghoutboorders:** In gematigd klimaat tasten ze hout van duurzaamheidsklasse 4 en 5 aan, zelfs bij vochtgehaltes onder 18%. Huisboktor ($Hylotrupes$) en kleine klopkever ($Anobium punctatum$) zijn veelvoorkomende insecten die aanzienlijke schade kunnen veroorzaken. Spinthoutkever ($Lyctus$) tast zetmeelrijk loofhoutspint aan .
* **Termieten:** Gevoeligheid voor termieten wordt aangegeven met 'G' .
* **Paalworm (mariene boorders):** Tasten hout aan in zout water (risicoklasse 5) .
* **Gevaar van insectenaantasting:** Vermindert met ouderdom van het hout, een beschermende verflaag en een lager vochtgehalte .
* **Duurzaamheidsklassen (kernhout, blootgesteld aan risicoklasse 4):** Deze klassen geven de geschatte levensduur aan .
* **Klasse 1:** Zeer duurzaam (> 25 jaar) .
* **Klasse 2:** Duurzaam (25-15 jaar) .
* **Klasse 3:** Gemiddeld duurzaam (15-10 jaar) .
* **Klasse 4:** Beperkt duurzaam (10-5 jaar) .
* **Klasse 5:** Niet duurzaam (< 5 jaar) .
* Spinthout is meestal niet duurzaam (klasse 5). Verschillende houtsoorten worden ingedeeld in deze klassen voor zowel loofhout als naaldhout .
* **Preventieve houtverduurzaming:**
* **Impregnatie:** Met verduurzamingsmiddelen wanneer er risico op schimmel- of insectenaantasting is .
* **Middelen:** Creosootolie, wateroplosbare metaaloxideverbindingen (koper, chroom, borium/arseen), combinaties met organische biociden, organische biociden alleen, bifluoriden, en plaatselijke middelen .
* **Impregneerbaarheid (kernhout):** Hout wordt ingedeeld in 4 klassen op basis van hoe goed het te verduurzamen is .
* **Methoden:** Dompelen, dompelen + diffusie, vacuüm- en drukmethode met oxiden of creosootolie .
* **Houtmodificatie:** Verandering van de chemische samenstelling van hout via thermische behandeling of reagens om duurzaamheid, zwel- en krimpgedrag, mechanische eigenschappen en verwering te verbeteren .
* **Verbeterde duurzaamheid:** Gerealiseerd door sterk verminderde vochtopname en een veranderde voedingsbodem voor schimmels. Het vezelverzadigingspunt van gemodificeerd hout ligt vaak lager dan 21% .
* **Thermische behandeling:** Verhitting tot 230-260°C verbetert de duurzaamheid door verlaging van het VVP, maar kan leiden tot verbrossing en afname van de buigsterkte met 30-50%. PLATO-technologie is een voorbeeld van verbetering hierin .
---
# Houtproducten
Dit hoofdstuk behandelt diverse houtproducten, waaronder gelamineerd hout (LVL, LSL, PSL, CLT), multiplex, OSB, spaanplaat, MDF en HDF, inclusief hun productie, eigenschappen, afmetingen en toepassingen. Houtcomposieten bieden ecologische, economische, mechanische en dimensionale voordelen .
### 4.1 Gelijmd gelamineerde ligger (Glulam)
Gelijmd gelamineerd hout, ook bekend als Glulam, wordt geproduceerd door het aan elkaar lijmen van houten lamellen. Dit proces maakt het mogelijk om grotere afmetingen te realiseren dan met massief hout en om onvolkomenheden uit te filteren, wat resulteert in een homogener en sterker materiaal .
#### 4.1.1 Productieproces
Het productieproces begint met het drogen van houten lamellen tot een gewenst vochtgehalte. Vervolgens worden de lamellen geschaafd en op sterkte gesorteerd, waarbij afgekeurde delen worden verwijderd. Lamellen worden aan hun uiteinden gevingerlast om de gewenste lengtes te verkrijgen, waarna ze worden samengevoegd en onder druk gelijmd (#page=149, page=150). Na uitharding van de lijm worden de liggers geschaafd, geschuurd en op maat gezaagd. Afsluitend kunnen ze worden behandeld met een afwerklaag ter bescherming .
#### 4.1.2 Kwaliteitscontrole en Sterkte
De uiteindelijke sterkte van een gelijmd gelamineerde ligger is afhankelijk van de houtsoort, de sterkte van de vingerlas en de kwaliteit van de lijmverbinding. De sterkte van de ligger is groter dan die van de afzonderlijke lamellen doordat fouten (kwasten) verspreid worden, er versterking optreedt door onder- en bovenliggende lamellen, en spanningen beter verdeeld worden .
De sterkte wordt berekend op basis van laminaatnormen. Formules voor treksterkte ($f_{t,90,g,k}$ en $f_{t,0,g,k}$) en buigsterkte ($f_{m,g,k}$) zijn gegeven. De buigsterkte van een gelamineerde ligger is 40% tot 90% sterker dan de treksterkte van een lamellen .
De sterkteklassen voor gelijmd gelamineerd hout volgens prEN 1194 worden aangeduid met GL-waarden (bijv. GL20, GL24, GL28, GL32, GL36), waarbij hogere waarden duiden op hogere sterkte. De samenstelling van de gelamineerde balk, met verschillende sterkteklassen voor binnenste en buitenste lamellen, beïnvloedt de algehele sterkte .
#### 4.1.3 Houtsoorten en Verlijming
Meest gebruikte houtsoorten voor constructieve toepassingen zijn Europees vuren, Noord-Europees grenen, Europees douglas en Oregon pine. Voor niet-dragende toepassingen met een fraai uiterlijk of verhoogde duurzaamheid kunnen ook lariks, douglas, Oregon pine, Amerikaans grenen, western hemlock, western red cedar, eiken, merbau, meranti, iroko, robinia en kastanje worden gebruikt .
Er worden twee hoofdtypen lijmen gebruikt: thermohardende kunstharsen en tweecomponentenlijmen op basis van formaldehydeharsen. De keuze van de lijm hangt af van de toepassing en het klimaat. Voor binnentoepassingen worden ureum-formaldehyde (UH) en melamine-formaldehyde (MF) lijmen gebruikt. Voor buitenconstructies en omgevingen met een hoge relatieve luchtvochtigheid (zoals zwembaden) is resenolformaldehyde (RF) geschikt .
#### 4.1.4 Afmetingen en Transport
Gelijmd gelamineerde liggers kunnen aanzienlijke afmetingen bereiken, met rechte balken tot meer dan 40 meter lang en 2 meter hoog, gekromde balken tot 1,5 meter hoog, en kolommen tot 18 meter hoog. Transport van elementen langer dan 16 meter, breder dan 2,5 meter of hoger dan 3,5 meter vereist uitzonderlijk transport, wat de kostprijs verhoogt .
#### 4.1.5 Toepassingen
Glulam wordt toegepast in diverse constructies, zoals koepels en portaalconstructies (#page=165, page=166). Verbindingen kunnen worden gerealiseerd met stiften, bouten en volledoorsnedevingerlassen .
### 4.2 Laminated Veneer Lumber (LVL)
Laminated Veneer Lumber (LVL) is een houtachtig plaatmateriaal dat bestaat uit fineerlagen waarvan alle vezelrichtingen parallel lopen. Het is een Engineered Wood Product (EWP). LVL werd voor het eerst geproduceerd in 1960 en kende vanaf 1980 een belangrijke productiegroei .
#### 4.2.1 Productie
De productie van LVL begint met het weken van boomstammen in warm water, waarna ze worden geschild tot fineer van 3 tot 4 mm dik. Het fineer wordt ingedeeld naar volumieke massa, gedroogd en vervolgens verlijmd met fenol-formaldehyde lijm, waarbij de naden versprongen worden aangebracht. Warm persen resulteert in platen met diktes variërend van 27-75 mm (Kerto) tot 19-89 mm (Micro-lam). Daarna worden de platen tot stroken met een breedte van 200-900 mm gekantrecht .
#### 4.2.2 Houtsoorten en Sterkte
In Amerika wordt voornamelijk Southern yellow pine gebruikt (Micro-lam), terwijl in Europa (Finland) vuren wordt toegepast (Kerto-fineerhout) (#page=179, page=180) .
LVL vertoont hogere sterkte-eigenschappen dan traditioneel gelamineerd hout. De buigsterkte ($f_{m,k}$) van LVL Kerto-S is 51 N/mm², vergeleken met 36 N/mm² voor GL36. Ook de treksterkte ($f_{t,0,k}$) en druksterkte ($f_{c,0,k}$) zijn aanzienlijk hoger. LVL is ongeveer twee keer zo sterk als gemiddeld naaldhout en een kwart sterker dan gelamineerde ligger .
#### 4.2.3 Dimensionale Stabiliteit en Toepassingen
LVL heeft een goede dimensionale stabiliteit met gemiddelde krimp- en zwel-eigenschappen. De vervormingen in de lengte en breedte zijn zeer beperkt .
LVL wordt toegepast voor liggers, vakwerkstaven en vloerplaten waar hoge sterkte en dimensionele stabiliteit vereist zijn. Het is concurrerend met staal vanwege het gemakkelijke bevestiging en betere gedrag bij brand. Kerto wordt bijvoorbeeld toegepast in de bouw. In vergelijking met multiplex zijn de lagen van LVL (meestal) in één richting georiënteerd, hoewel Kerto-Q een dwars georiënteerde fineerlaag per vijf lagen heeft. LVL is ook beschikbaar in grotere afmetingen dan multiplex .
### 4.3 Laminated Strand Lumber (LSL)
Laminated Strand Lumber (LSL) is een constructief bouwelement dat bestaat uit grote spaanders die met kunstharslijm onder verhoogde druk en temperatuur worden geperst. LSL werd geproduceerd sinds 1992 .
#### 4.3.1 Productie
De productie omvat het verlijmen van grote spaanders (tot 300 mm lang, 25 mm breed en 0,8 mm dik) met polyurethaanlijm. De spaanders worden evenwijdig aan elkaar geperst tot platen .
#### 4.3.2 Toepassingen
LSL wordt toegepast zoals LVL en is een onderdeel van TJM (Truss JoistMcMillan) .
### 4.4 Parallel Strand Lumber (PSL)
Parallel Strand Lumber (PSL) is een houtproduct waarbij lange spanen van fineer in de lengterichting worden verlijmd .
#### 4.4.1 Productie
Stammen worden tot fineerstroken van 2 à 3 mm dik geschild en opgedeeld in lange spanen (tot 2400 mm lang en 13 mm breed). Na verlijming worden de spanen in een doorlooppers gevormd tot oneindig lange balken en vervolgens verzagen tot balken en kolommen .
#### 4.4.2 Houtsoorten, Afmetingen en Eigenschappen
Douglas fir (Canada) en Southern yellow pine (US) zijn de gebruikte houtsoorten. PSL balken worden verkocht in diktes van 45 mm, 68 mm, 89 mm, 133 mm en 178 mm, met een maximale lengte van 20 meter voor transport. De sterkte-eigenschappen van PSL zijn over het algemeen lager dan die van LVL Kerto-S en GL36 .
#### 4.4.3 Toepassingen
PSL wordt gebruikt voor liggers, kolommen en spanten .
### 4.5 Cross Laminated Timber (CLT)
Cross Laminated Timber (CLT), ook bekend als kruislaaghout, wordt voornamelijk toegepast voor volle wanden en vloeren .
### 4.6 Meubelplaten
Meubelplaten zijn opgebouwd uit een kern van latten of staafjes massief hout, met aan beide zijden een laag fineer. De vezelrichting van het fineer staat loodrecht op de lengterichting van de latten .
#### 4.6.1 Opbouw en Fabricage
Meubelplaten met latten hebben een dikte van 24 tot 30 mm, met fineerlagen van 1,5 tot 3,5 mm. Platen met staafjes hebben een kern van maximaal 8 mm dik, met fineerlagen van 1,5 tot 3,5 mm. De fabricage omvat het zagen en drogen van latten of het zagen van schilfineer tot staafjes. Daarna worden de lagen verlijmd met UF-lijm en onder hoge druk geperst .
### 4.7 Multiplex
Multiplex bestaat uit minimaal drie lagen fineer met kruisende vezelrichtingen. Het aantal lagen is altijd oneven voor een symmetrische opbouw die kromtrekken tegengaat .
#### 4.7.1 Productie en Sortering
De productie omvat het schillen van boomstammen tot fineer van 2 à 4 mm dik, het op maat knippen en verwijderen van onvolkomenheden, en het drogen tot een vochtgehalte van 6 tot 12%. De fineerlagen worden gecombineerd met verspringende vezelrichtingen en onder druk verlijmd. Fineerlagen worden gesorteerd op uiterlijk voor dek- en middellagen. Dekfineer wordt ingedeeld naar klasse (E, I, II, III, IV) op basis van uiterlijke kenmerken .
#### 4.7.2 Lijmen en Houtsoorten
Voor multiplex worden thermohardende kunstharslijmen gebruikt. Voor vochtige binnenklimaten zijn melamine-formaldehyde (MF) en ureum- en melamineformaldehyde (UMF) lijmen geschikt. Voor buitentoepassingen wordt fenol-formaldehyde gebruikt. Naaldhoutsoorten zoals Europees grenen en vuren, en loofhoutsoorten zoals berken, beuken, populieren, okoumé, mahonie en meranti worden gebruikt .
#### 4.7.3 Afmetingen en Bewerking
Standaardafmetingen voor multiplex zijn 8' x 4' (2440x1220 mm) in Engelse maat en 2500 x 1250 mm in metrische maat. De diktes variëren van 3 mm tot 30 mm. Bij de bewerking is voorzagen bij het zagen essentieel om uitbrokkeling te voorkomen .
#### 4.7.4 Dimensionale Stabiliteit en Sterkte
Multiplex heeft een goede dimensionele stabiliteit, met vervormingen in het vlak van de plaat die kleiner zijn dan bij massief hout omdat de lagen elkaar tegenwerken. De vervormingen in de dikte richting zijn echter gelijk aan die van massief hout. De structurele eigenschappen zijn afhankelijk van de geometrie, het materiaal en de belasting. De sterkte van multiplex verbetert niet in de langsrichting, maar wel in de dwarsrichting .
#### 4.7.5 Kwaliteitsklassen en Toepassingen
Kwaliteitsklassen voor dekfineer variëren van A of I (geen fouten) tot C of III (fouten toegestaan). Dekfineer kan WBP (Water Boiled Proof) zijn voor plaatsen met hogere vochtbelasting. Toepassingen omvatten wand-, vloer- en dakplaten, bekistingsplaten en meubelplaten .
### 4.8 Oriented Strand Board (OSB)
Oriented Strand Board (OSB) is een plaat opgebouwd uit lagen grote houtspanen die in verschillende, meestal twee, richtingen zijn gestrooid. OSB bestaat meestal uit drie lagen spanen .
#### 4.8.1 Productie
De productie begint met het verspanen van rondhout met kleine diameters tot spanen van 75 mm lang en 25 mm breed. De spanen worden gedroogd tot een vochtgehalte van 6 tot 8%. Langste spanen worden in de toplagen gebruikt, kortere in de middenlaag. Na verlijming met fenol-formaldehyde worden de platen onder hoge druk en temperatuur geperst .
#### 4.8.2 Houtsoorten, Indeling en Afmetingen
Aspen-poplar en Southern yellow pine zijn gebruikte houtsoorten. OSB wordt ingedeeld in vier groepen: OSB/1 (niet-constructief), OSB/2 (dragend in droog klimaat), OSB/3 (dragend in vochtig klimaat) en OSB/4 (dragend in zeer vochtig klimaat). Standaardpaneelmaten zijn 1120x2440 mm, met diktes variërend van 6,30 mm tot 28,5 mm .
#### 4.8.3 Toepassingen
OSB wordt gebruikt voor wand-, vloer- en dakplaten, waarbij de lengterichting de overspanning vormt. Het wordt ook toegepast in skeletbouw. Een combinatie van OSB en LVL vormt een TJI-ligger .
### 4.9 Spaanplaat
Spaanplaat is een plaat bestaande uit kleine spanen, vaak afkomstig van uitdunningshout en resthout uit de houtverwerkingsindustrie .
#### 4.9.1 Toepassingen en Opbouw
Spaanplaat wordt voornamelijk in de meubelindustrie gebruikt, maar ook in de woning- en utiliteitsbouw voor wandbekleding, egalisatie en constructieplaten. Spaanplaat kan zichtbare grove spanen hebben over het gehele oppervlak voor de beste sterkte-eigenschappen, of grove spanen in het midden met dunnere spanen aan de randen voor een gladder oppervlak. De lengterichting van de spanen in de dikterichting van de plaat leidt tot een slechte buigsterkte .
#### 4.9.2 Lijmen en Toeslagstoffen
Gebruikte lijmen zijn ureumformaldehyde (UF), ureummelamineformaldehyde (UMF) en fenolformaldehyde (FF). Formaldehyde-vrije isocyanaatlijmen worden ook toegepast om uitwasemingen van formaldehyde te vermijden. Toeslagstoffen kunnen verduurzamingsmiddelen, paraffine (waterafstotend) en brandvertragers omvatten .
### 4.10 Medium Density Fibreboard (MDF)
MDF is een plaat uit houtvezels en lijm met een gelijkmatige dichtheid, geproduceerd met een persing die tussen die van spaanplaat en hardboard ligt .
#### 4.10.1 Productie en Dichtheid
De productie omvat het verspanen, wassen en stomen van hout, gevolgd door het vervezelen van de zacht geworden spanen. De vezels worden verlijmd, gedroogd en vervolgens in een vormstation geperst onder hoge druk en temperatuur. MDF wordt geproduceerd met ureumformaldehyde lijm of mengsels van formaldehydehoudende lijmen. De dichtheid van MDF varieert van ultralight (550 kg/m³) tot normaal (750 kg/m³) .
#### 4.10.2 Afmetingen, Houtsoorten en Toepassingen
MDF platen hebben diktes van 10 tot 30 mm. Zowel loof- als naaldhout, aangevuld met resthout, wordt gebruikt. MDF wordt voornamelijk in de meubelindustrie toegepast, maar ook voor constructieve doeleinden zoals wanden (12 mm dik) en vloeren (18 tot 22 mm dik) .
#### 4.10.3 Eigenschappen en Toeslagstoffen
MDF staat bekend om zijn grote maatvastheid, hoge buigsterkte en gemakkelijke verwerkbaarheid. Toeslagstoffen kunnen MDF vochtwerend (groene kern), brandwerend (rode kern) of geschikt voor buitengebruik (grijze kern) maken .
### 4.11 High Density Fibreboard (HDF)
High Density Fibreboard (HDF) wordt geproduceerd met een nog sterkere persing dan MDF, wat resulteert in een grotere buigsterkte en een verminderde vochtgevoeligheid. De hardheid van HDF (6-8 kN) is hoger dan die van MDF (4.6-5.7 kN) gemeten met de Janka-methode .
### 4.12 Vergelijking van Houtproducten
De buigsterkte van verschillende houtproducten laat zien dat multiplex (zowel naaldhout als loofhout) over het algemeen de hoogste sterkte heeft, gevolgd door OSB, spaanplaat, MDF en vervolgens cementgebonden vezelplaten (#page=239, page=241). De sterkte van multiplex verbetert niet significant in de langsrichting, maar wel in de dwarsrichting .
### 4.13 Boardplaten en Vezelplaten
Boardplaten en vezelplaten worden ingedeeld op dichtheid: hardboard (> 900 kg/m³), super hardboard (> 950 kg/m³, geolied voor vochtbestendigheid), mediumboard (400-560 kg/m³) en softboard (< 400 kg/m³) .
Vlasspaanplaat, hoewel geproduceerd met een vergelijkbaar proces als houtspaanplaten, is geen houtproduct. Het wordt gemaakt van gedroogde stengels vlasplant, verlijmd met (melamine)eureumformaldehyde en geperst onder hoge druk en temperatuur. Het is akoestisch interessant door de aanwezige holtes .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Duurzaam bosbeheer | Een vorm van bosbeheer die ecologisch verantwoord is, sociaal-culturele aspecten respecteert (inclusief rechten van inheemse volkeren) en economisch haalbaar is, met als doel het behoud van bossen voor huidige en toekomstige generaties. |
| FSC (Forest Stewardship Council) | Een internationale organisatie die gecertificeerd bosbeheer promoot en een label biedt voor houtproducten afkomstig uit duurzaam beheerde bossen, met als doel de bescherming van bossen wereldwijd. |
| Chain of Custody | Het handelstraject van hout, vanaf het bos tot aan het eindproduct, dat gecontroleerd wordt om te garanderen dat het hout afkomstig is uit gecertificeerde duurzame bronnen. |
| Anisotroop | Een materiaal waarvan de eigenschappen richtingsafhankelijk zijn, wat betekent dat de sterkte, stijfheid en andere karakteristieken verschillen afhankelijk van de richting waarin ze worden gemeten ten opzichte van de vezels. |
| Naaldhout | Een type hout afkomstig van coniferen, dat zich kenmerkt door een kegelvormige kruin en dunne, rechte stammen, en dat over het algemeen beter bestand is tegen barre klimaatomstandigheden. |
| Loofhout | Een type hout afkomstig van loofbomen, dat zich kenmerkt door een weelderige, bolvormige kruin en dikkere, minder rechte stammen, en dat typisch groeit in gematigde klimaten. |
| Tracheïden | Langgerekte, dunne cellen met puntige afsluitingen die voornamelijk voorkomen in naaldhout en zowel instaan voor watertransport als voor de structurele stevigheid van de boom. |
| Houtvaten | Kortere cellen in loofhout, die open met elkaar verbonden zijn en een doorlopende buis vormen, essentieel voor de sapcirculatie en watertransport in de boom. |
| Spinthout | Het levende deel van het hout in de stam, dat verantwoordelijk is voor de opwaartse sapstroom van water en anorganische bestanddelen vanuit de wortels naar boven. |
| Kernhout | Het centrale deel van de boomstam dat geen sapstroom meer transporteert en wordt gevormd uit afgestorven spinthout; het dient voornamelijk voor mechanische sterkte en bevat vaak natuurlijke beschermingsmiddelen tegen bederf. |
| Groeiringen | Jaarringen in hout, gevormd door de afwisseling van vroeghout en laathout, die de groeisnelheid en omstandigheden van de boom per jaar weerspiegelen. |
| Vroeghout | Het bredere, lichtere deel van een groeiring dat in het voorjaar wordt aangemaakt, gekenmerkt door grote cellen met dunne celwanden, verantwoordelijk voor efficiënt transport van ruwe sappen. |
| Laathout | Het smallere, donkerdere deel van een groeiring dat in het najaar wordt aangemaakt, gekenmerkt door nauwere cellen met dikkere celwanden, die voornamelijk instaan voor steun en stevigheid. |
| Vezelverzadigingspunt | Het vochtgehalte waarbij de celwanden volledig verzadigd zijn met gebonden water, maar er nog geen vrij water in de celholten aanwezig is. Boven dit punt treedt krimp van het hout op bij verdere droging. |
| Krimp | De volumevermindering van hout wanneer het droogt, voornamelijk veroorzaakt door het verlies van water uit de celwanden, wat leidt tot dimensionale veranderingen. |
| Zwellen | De volumetoename van hout wanneer het vocht opneemt, voornamelijk door de opname van water in de celwanden, wat leidt tot dimensionale veranderingen. |
| Anisotroop (hout) | Hout is anisotroop, wat betekent dat de mechanische eigenschappen en het gedrag (zoals krimp en zwelling) sterk afhankelijk zijn van de richting ten opzichte van de houtvezels. |
| Sterkteklassen | Een classificatiesysteem dat hout rangschikt op basis van zijn mechanische eigenschappen, zoals buigsterkte, treksterkte en druksterkte, om een consistente prestatie in constructieve toepassingen te garanderen. |
| Natuurlijke duurzaamheid | De inherente weerstand van niet-behandeld hout tegen biologische aantasting door schimmels en insecten, evenals tegen fysische en chemische invloeden, welke varieert per houtsoort en is ingedeeld in duurzaamheidsklassen. |
| Risicoklassen (Hazard Classes) | Een indeling van de omgevingsomstandigheden die bepalen hoe waarschijnlijk het is dat hout wordt aangetast door biologische organismen of vocht, variërend van droge binnenomgevingen tot permanente blootstelling aan zout water. |
| Houtverduurzaming | Een proces waarbij hout wordt behandeld met chemische middelen om de weerstand tegen biologische aantasting (schimmels, insecten) en weersinvloeden te verhogen, waardoor de levensduur wordt verlengd. |
| Houtmodificatie | Een proces dat de chemische samenstelling van hout verandert, vaak door thermische behandeling of chemische reacties, om de duurzaamheid, dimensionale stabiliteit en mechanische eigenschappen te verbeteren. |
| Gelamineerd hout (Glulam) | Een constructief materiaal bestaande uit meerdere houten lamellen die onder druk met elkaar zijn verlijmd, waardoor grote afmetingen en specifieke vormen mogelijk zijn met behoud van sterkte. |
| Laminated Veneer Lumber (LVL) | Een houtproduct dat bestaat uit dunne fineerlagen die allemaal in dezelfde richting zijn gelijmd, wat resulteert in een materiaal met hoge sterkte en dimensionale stabiliteit, geschikt voor dragende toepassingen. |
| Laminated Strand Lumber (LSL) | Een constructief bouwelement dat bestaat uit grote houtspaanders die met kunstharslijm onder verhoogde druk en temperatuur zijn geperst, vergelijkbaar met LVL in toepassing maar met een andere productie-eenheid. |
| Parallel Strand Lumber (PSL) | Een constructief houtproduct vervaardigd uit lange, parallelle fineerstrips die met lijm worden samengeperst tot balken of kolommen, bekend om zijn hoge sterkte en grote afmetingen. |
| Cross Laminated Timber (CLT) | Een houtproduct dat bestaat uit lagen hout met onderling loodrechte vezelrichtingen, verlijmd tot panelen voor gebruik in wanden, vloeren en daken, biedt hoge structurele sterkte. |
| Multiplex | Een plaatmateriaal bestaande uit minimaal drie lagen fineer met kruisende vezelrichtingen, wat zorgt voor een symmetrische opbouw die kromtrekken tegengaat en een vlak, stabiel oppervlak biedt. |
| Oriented Strand Board (OSB) | Een plaatmateriaal opgebouwd uit lagen grote houtspanen die in specifieke richtingen zijn gestrooid (meestal drie lagen), ontworpen voor dragende en niet-dragende constructieve toepassingen. |
| Spaanplaat | Een plaatmateriaal vervaardigd uit kleine houtspanen die met lijm onder druk en temperatuur worden samengeperst; veelgebruikt in de meubelindustrie en voor diverse bouwtoepassingen. |
| Medium Density Fibreboard (MDF) | Een plaatmateriaal met een gelijkmatige dichtheid, geproduceerd uit houtvezels en lijm, met goede verwerkbaarheid en een glad oppervlak, geschikt voor meubels en interieurtoepassingen. |
| High Density Fibreboard (HDF) | Een plaatmateriaal met een hogere persing en dichtheid dan MDF, wat resulteert in grotere buigsterkte en minder vochtgevoeligheid, gebruikt waar hogere prestaties vereist zijn. |