Architecture Methods Materials
Cover
AC_10 Renovation - concrete & steel.pdf
Summary
# Pathologie en renovatie van beton
Dit onderwerp behandelt de oorzaken van schade aan betonnen constructies en de methoden voor herstel en renovatie.
### 1.1 Pathologie van beton
Betonschade kan worden onderverdeeld in externe invloeden en corrosie van de wapening [5](#page=5).
#### 1.1.1 Externe invloeden
Externe invloeden omvatten mechanische, fysische en chemische oorzaken van schade.
##### 1.1.1.1 Mechanische invloeden
Mechanische oorzaken zijn onder meer impact, zetting, trillingen en overbelasting. Ontwerpen houden rekening met deze factoren, maar incidenten zoals botsingen, explosies, zettingen of aardbevingen kunnen leiden tot oppervlakkige schade die corrosie kan veroorzaken, of structurele schade zoals vervormingen, scheuren of (gedeeltelijke) instorting. Langdurige belasting kan leiden tot kruip, een toenemende vervorming die zich kan manifesteren in scheurpatronen aan de onderzijde van balken en platen, of verticale scheuren in kolommen. Langdurige trillingen, bijvoorbeeld door zwaar verkeer of ondergrondse activiteiten, kunnen eveneens schade en falen veroorzaken [6](#page=6) [7](#page=7).
##### 1.1.1.2 Fysische invloeden
* **Water en relatieve luchtvochtigheid:** Regenwater zelf richt weinig schade aan aan gezond beton. Echter, in beschadigd beton kan water via scheuren of grindnesten de wapening bereiken en schadelijke stoffen introduceren die corrosie bevorderen. Vooral in vochtige of onverwarmde ruimtes (badkamers, kelders, zwembaden) waar de relatieve luchtvochtigheid boven de 75% uitkomt, of in gebieden met condensatie zoals thermische bruggen, kan schade optreden. Ook kunnen lege en slecht onderhouden gebouwen met daklekkages of gebroken ramen leiden tot een vochtig binnenklimaat [8](#page=8).
* **Vorst-dooicycli:** Vorstschade kan optreden bij zowel vers als verhard beton, maar historisch beton zonder luchtbelvormers is hier gevoeliger voor. Water in de poriën bevriest, maar expansie wordt beperkt, wat interne spanningen veroorzaakt en een netwerk van microcracks en afschilfering aan het oppervlak creëert. Schade treedt vaak op aan horizontale oppervlakken, naden die langdurig nat blijven, of sterk blootgestelde details. Het gebruik van dooizouten intensiveert de schade doordat het endothermische proces de oppervlaktetemperatuur snel doet dalen, wat thermische schokken kan veroorzaken. Losgeraakte aggregaten, scheuren parallel aan het oppervlak en desintegratie duiden op vorst-dooicycli [9](#page=9).
* **Thermische effecten:** Temperatuurschommelingen of -verschillen kunnen tegenstrijdige spanningen veroorzaken en leiden tot scheurvorming. Dit kan ook gebeuren door verschillen in uitzetting tussen materialen, bijvoorbeeld tussen betonlateien en metselwerk, of door thermische zetting in massieve, ongewapende historische constructies zonder dilatatievoegen [10](#page=10).
* **Erosie:** Herhaaldelijke mechanische beweging over een betonoppervlak kan erosie veroorzaken, waarbij schurende deeltjes (zoals zand in water of wind) de betonschil ruwer maken en aggregaten zichtbaar maken. Dit beïnvloedt voornamelijk het uiterlijk en minder de sterkte [10](#page=10).
* **Krimp:** Krimp treedt op als gevolg van fysieke en chemische reacties tijdens het verharden van beton. Ongecontroleerd of te snel verharden, een onjuiste samenstelling, water-cementfactor of wapening kan leiden tot krimpscheuren en aantasting van de duurzaamheid [10](#page=10).
##### 1.1.1.3 Chemische invloeden
* **Zuren:** Beton is een alkalisch materiaal en is gevoelig voor zuren. Zuren in vervuiling, vogelpoep, mossen of zure regen lossen de cementsteen op en maken het oppervlak ruwer. In ruimtes waar met zure producten wordt gewerkt of in slecht geventileerde rioleringen, kunnen zuren de cohesie van het beton aantasten [11](#page=11).
* **Sulfaten, zouten, chloriden:** Sulfaten uit de omgeving of in het cement (als gips) kunnen met water expansieve kristallen vormen. Deze volumetoename veroorzaakt druk die kan leiden tot scheurvorming en falen [11](#page=11).
* **Alkali-silicareactie (ASR):** Dit is een chemische reactie tussen alkalimetalen in het poriewater en bepaalde reactieve silica-houdende aggregaten in het beton. Hierbij ontstaat een expansieve gel die zwelt bij waterabsorptie en het beton van binnenuit comprimeert. De alkalimetalen kunnen afkomstig zijn van het cement, water, aggregaten, additieven of indringende stoffen zoals dooizouten of zeewater. De reactie vereist reactieve aggregaten, voldoende alkalimetalen in het poriewater en vocht. ASR veroorzaakt aanvankelijk microcracks, die onder gunstige omstandigheden kunnen leiden tot sterkteverlies en structureel falen. Kenmerkend is een scheurpatroon met mogelijk zichtbare ASR-gel langs de scheuren [12](#page=12).
#### 1.1.2 Corrosie van de wapening
Corrosie van ijzer en staal, inclusief wapeningsstaal, treedt op wanneer dit wordt blootgesteld aan water en lucht. Het is een elektrochemisch proces waarbij elektronen en ionen worden uitgewisseld. De gevormde roest is poreus en vergroot in volume, waardoor het beton wordt uitgedrukt en beschadigd [13](#page=13).
* **Algemene corrosie:** Atmosferische corrosie treft alle metalen oppervlakken die aan de lucht zijn blootgesteld. De roestlaag beschermt niet tegen verdere corrosie [13](#page=13).
* **Gegokaliseerde corrosie:** Onder invloed van agressieve stoffen kan lokaal geponste corrosie optreden, waarbij de zuurstofbeschikbaarheid beperkt is en geen oxidehuid wordt gevormd. Dit proces veroorzaakt materiaalverlies zonder direct zichtbare schade, totdat de dwarsdoorsnede van de wapening te klein wordt en zijn functie verliest [14](#page=14).
* **Carbonatatie:** Dit is een natuurlijk proces waarbij kooldioxide uit de lucht reageert met calciumhydroxiden in het beton, waardoor calciumbicarbonaten ontstaan en de pH-waarde daalt tot onder de 9. Dit verzuren van het beton, van buiten naar binnen, vertraagt naarmate de carbonatatie dieper vordert. Pas wanneer de carbonatatiegrens de wapening bereikt, wordt de passiveringslaag onstabiel en verliest deze zijn beschermende werking tegen corrosie. De daadwerkelijke roestvorming hangt af van de hoeveelheid vocht en zuurstof die de wapening kan bereiken. Schade hieraan is herkenbaar aan scheuren boven de wapening en afbrokkelende delen die sterk geoxideerde wapening blootleggen [15](#page=15).
* **Chloriden:** Chloride zouten, toegevoegd tijdens de productie (vooral in de jaren '60-'70) of afkomstig van dooizouten of mariene omgevingen, kunnen in het beton migreren. Opgeloste chloriden in water kunnen putcorrosie veroorzaken, waarbij lokaal gaten in het staal ontstaan en de dwarsdoorsnede sterk vermindert. Dit is geen expansief proces, dus in de beginfase wordt er geen beton weggeduwd. Corrosie door chloriden is vaak pas laat zichtbaar, behalve aan roestkleurige vlekken die door scheuren en poriën naar buiten stromen. Bij vergevorderde stadia kan de wapening onderbroken zijn, waardoor de stabiliteit van de constructie in gevaar komt [17](#page=17).
### 1.2 Renovatie en herstelmethoden
Renovatie richt zich op het oplossen van de geïdentificeerde problemen en kan verschillende vormen aannemen, zoals het toevoegen van nieuwe staal- of betondelen of het versterken van bestaande elementen [19](#page=19).
#### 1.2.1 Herstelmortel
De keuze van de juiste herstelmortel is cruciaal, aangezien de eigenschappen van historisch beton sterk kunnen variëren. De herstelmortel moet compatibel zijn qua sterkte, porositeit, elasticiteit, krimp en hechting, evenals qua samenstelling, mengverhoudingen, kleur en textuur. Langdurige samenwerking tussen mortel en beton is vereist om loslating of verkleuring te voorkomen [26](#page=26).
* **Hydraulische mortels:** Deze mortels zijn zeer geschikt omdat ze de alkaliteit (pH-waarde) van het beton verhogen, wat de wapening beschermt tegen corrosie. Ze worden aangebracht op een vochtig substraat voor goede hechting. Hydraulische mortels kunnen traditioneel "traag" zijn of "gemodificeerd" met additieven voor verbeterde eigenschappen, maar verouderen anders dan traditionele mortels [27](#page=27).
* **Harsgebonden mortels (kunstharsgebonden mortels):** Deze zijn minder geschikt voor het vullen van grotere gaten in historisch beton, maar kunnen voor kleine reparaties worden gebruikt. Een hechtlaag is vereist op een droog substraat. Omdat ze de alkaliteit niet verhogen, moet de wapening grondig worden gereinigd en beschermd. Grote verschillen in thermische uitzetting kunnen leiden tot loslating of scheurvorming in het omringende beton [28](#page=28).
#### 1.2.2 Praktische uitvoering van lokale reparaties
Het proces omvat de voorbereiding van het betonoppervlak en het aanbrengen van de herstelmortel.
##### 1.2.2.1 Voorbereiding van het betonoppervlak
Adequate voorbereiding is essentieel voor duurzaam herstel. Los en aangetast beton moet tot aan het gezonde beton worden verwijderd, zonder meer historisch materiaal weg te nemen dan noodzakelijk. Afhankelijk van het schadebeeld, de diepte van de carbonatatie en de beoogde betondekking na reparatie, moet de wapening al dan niet worden vrijgelegd. Oppervlakken moeten worden gereinigd en opgeruwd voor goede hechting. Bij hydraulische mortels dient het substraat vooraf grondig vochtig te worden gemaakt; bij harsgebonden mortels moet het net droog genoeg zijn en is een hechtlaag nodig. Een proefstuk is aanbevolen om verschillende mortels, bekistingen en afwerkingstechnieken te testen [29](#page=29).
##### 1.2.2.2 Aanbrengen van de herstelmortel
De herstelmortel kan handmatig worden aangebracht, "gebeeldhouwd", of in maatwerkbekisting worden gegoten. Inzetstukken van prefab beton kunnen een goed alternatief zijn, vooral bij repetitieve elementen. Spuitbeton is kosteneffectief voor grote oppervlakken, maar de textuur en afwerking kunnen lastiger te matchen zijn [30](#page=30).
#### 1.2.3 Verzorging van de wapening
Het vrijleggen en beschermen van de wapening hangt af van de specifieke situatie. Als de carbonatatiegrens de rebar heeft bereikt, moet beton tot achter de wapening worden verwijderd. Bij zichtbaar verminderde doorsnede van de wapening is een stabiliteitsstudie door een ingenieur raadzaam. Ontroesten van blootgestelde wapening is altijd noodzakelijk [31](#page=31).
Als hydraulische mortels onvoldoende bescherming bieden tegen carbonatatie, of bij gebruik van harsgebonden mortels, is een anticorrosiebescherming van de wapening vereist. Bij elektrochemische processen mag de wapening niet worden gecoat. Een cementgebonden hechtmiddel en actieve beschermingsprimer kan als tijdelijke oplossing dienen [31](#page=31).
Reparaties aan beton met chloriden zijn arbeidsintensief, de wapening is moeilijk te reinigen en vereist vaak aanvullende wapening. Bij sterk met chloriden doordrongen beton kan kathodische bescherming een oplossing bieden [31](#page=31).
#### 1.2.4 Kathodische bescherming
Kathodische bescherming is een elektrochemisch proces dat is gericht op het controleren of remmen van de corrosie van de wapening. Hierbij wordt het corrosieproces verschoven van de wapening naar een externe anode. De wapening wordt gedwongen als kathode te fungeren, waardoor het corrosieschade zich aan de anode voordoet [33](#page=33) [34](#page=34).
* **Opgeofferde anodes:** Een systeem met opgeofferde anodes van een minder edel metaal, zoals zink, waarbij de wapening hiermee wordt verbonden. Het corrosieproces van het zink is moeilijk te controleren en de levensduur varieert [34](#page=34).
* **Ingedrukte stroom (impressed current):** Een systeem waarbij een potentiaalverschil wordt gecreëerd tussen de wapening en een aangebrachte anode door een lage DC-stroom te laten lopen. Dit systeem vereist zorgvuldig ontwerp, monitoring en onderhoud, en is bijzonder nuttig voor beton met hoge chlorideconcentraties [34](#page=34).
---
# Materialen en pathologie van staal
Dit deel van het document bespreekt de verschillende soorten ferro- en non-ferrometalen, hun eigenschappen en historische toepassingen, met een focus op staal en de problemen die corrosie veroorzaakt, inclusief preventieve en herstelmaatregelen [37](#page=37).
### 2.1 Metalen in de bouw
Metalen kunnen worden onderverdeeld in ferro- en non-ferrometalen, gebaseerd op hun samenstelling [38](#page=38).
#### 2.1.1 Ferrometalen
Ferrometalen zijn ijzerlegeringen met variërende koolstofgehaltes en bijproducten, resulterend in verschillende soorten ijzer en staal. De belangrijkste groepen in historische gebouwen zijn smeedijzer, gietijzer, staal en roestvast staal [38](#page=38).
* **Smeedijzer:** De oudste vorm van ferrometaal in gebouwen, deze is ductiel en kneedbaar, goed bestand tegen trek- en buigkrachten, maar minder bestand tegen druk. Het is redelijk goed bestand tegen corrosie [38](#page=38).
* **Gietijzer:** Niet ductiel of kneedbaar, maar wel smeltbaar en gietbaar. Het kan grote druk weerstaan, maar is bros en biedt weinig weerstand tegen trek- en buigkrachten. Gietijzer kende een grote opmars tijdens de industriële revolutie en leent zich goed voor massaproductie. Het fabricageproces vereist mallen, waarbij gesmolten metaal in zandmallen wordt gegoten [39](#page=39).
* **Staal:** Harder dan smeedijzer en daardoor geschikter voor grotere constructies zoals stationshallen, tentoonstellingspaviljoens en serrestructuren. Een groot nadeel van staal is de lage corrosiebestendigheid [39](#page=39).
* **Roestvast staal:** Heeft een veel betere corrosiebestendigheid dan gewoon staal, hoewel roesten niet volledig kan worden uitgesloten onder extreme omstandigheden. Het wordt in restauraties vaak gebruikt als vervangingsmateriaal voor andere metalen [39](#page=39).
#### 2.1.2 Non-ferrometalen
Naast ferrometalen komen in gebouwen ook non-ferrometalen voor, zoals zink, lood, koper en hun legeringen. Deze worden gebruikt voor dakbedekking, goten en waterdichte verbindingen. Koperlegeringen worden gebruikt voor raambeslag, en koper zelf is een goede elektrische geleider en wordt toegepast in bliksemafleiding en leidingen voor water en gas. Aluminium is recentelijk ook in opmars, voornamelijk voor kozijnen. Non-ferrometalen vereisen minder en andere beschermingsmaatregelen dan ferrometalen [40](#page=40).
### 2.2 Pathologie van staal: Corrosie
Corrosie is een veelvoorkomend probleem bij metalen, met name bij staal [41](#page=41).
#### 2.2.1 Atmosferische corrosie
Onder invloed van water (of vocht) en zuurstof uit de atmosfeer oxideert metaal. Er vormt zich een laag metaaloxide. Bij non-ferrometalen vormt deze oxidelaag vaak een dichte beschermende laag, terwijl bij ferrometalen de roestlaag poreus is en geen bescherming biedt. Het roestproces versnelt, en het ijzerwerk neemt tot wel zeven keer in volume toe, wat grote spanningen veroorzaakt in het metaal en omliggende materialen. Hoewel deze uniforme corrosie vaak opvalt en tijdig kan worden aangepakt, vormt lokale corrosie een groter gevaar [41](#page=41).
#### 2.2.2 Lokale corrosie
Lokale corrosie is minder zichtbaar en wordt vaak laat opgemerkt, waardoor het gevaarlijker is en de schade dieper in het metaal doordringt. Er zijn verschillende vormen [42](#page=42):
* **Pittingcorrosie (putcorrosie):** Het metaal wordt lokaal (en ernstiger) aangetast, waarbij de diameter van de schade kleiner is dan de diepte. Deeltjes, vaak chloride-ionen, dringen door tot de onderbrekingen in de beschermlaag of beschermende corrosielaag [42](#page=42).
* **Galvanische corrosie (contactcorrosie):** Wanneer twee verschillende metalen in direct contact komen met vochtige lucht of regen, ontstaat er een galvanisch koppel. Het minst edele metaal zal corroderen. Hoe verder de metalen uit elkaar staan in het spanningsbereik, hoe groter de kans op corrosie [43](#page=43).
#### 2.2.3 Effecten van roesten
Roesten heeft twee hoofdeffecten: expansie en verzwakking [44](#page=44).
* **Expansie:** Het volume van het roestende materiaal neemt aanzienlijk toe, wat spanningen veroorzaakt in het metaal, vooral als het ingesloten is. Bij gietijzer kan dit leiden tot barsten of scheuren in metselwerk waar het ijzerwerk in is ingebed. Roestende raamkozijnen in glas-in-loodramen kunnen natuursteen doen barsten, en roestende ankers voor pinakels of steenlagen kunnen de stabiliteit van de constructie ondermijnen. Ook roestende wapeningsstaal in beton kan leiden tot afbrokkeling van beton [44](#page=44).
* **Verzwakking:** Het corrosieproces tast continu nieuw materiaal aan, waardoor het ijzerwerk zijn sterkte verliest. Objecten kunnen dun worden, scheuren of breken [44](#page=44).
### 2.3 Reinforcing en preventie
Om staal te beschermen tegen corrosie, worden diverse methoden toegepast.
#### 2.3.1 Preventie: thermisch verzinken
Galvaniseren is het aanbrengen van een beschermende zinklaag op staal om roesten te voorkomen. De meest gebruikte methode is thermisch verzinken, waarbij onderdelen ondergedompeld worden in een bad van heet, gesmolten zink [47](#page=47).
#### 2.3.2 Preventie en genezing
#### 2.3.3 Verfsysteem
Schilderen is de belangrijkste methode om constructiestaal te beschermen tegen corrosie. Verf wordt aangebracht in meerdere lagen, waarbij elke laag een specifieke functie heeft. De bescherming door een verffilm is direct evenredig met de dikte van de droge filmlaag [49](#page=49).
* **Hand- en elektrisch gereedschap reiniging:** Oppervlaktereiniging met handgereedschap is relatief ineffectief. Elektrisch gereedschap biedt enige verbetering, maar wordt doorgaans niet toegepast op nieuwe staalconstructies. Indien stralen niet mogelijk is, kunnen deze methoden een acceptabel alternatief zijn. Moderne apparatuur maakt het mogelijk om met behoud van stofbeheersing te werken [50](#page=50).
* **Abrasieve straalreiniging:** Dit is de meest effectieve methode voor het grondig reinigen van staaloppervlakken met walshuid en roest. Door de continue impact van abrasieve deeltjes op hoge snelheid worden walshuid en roest 100% effectief verwijderd. Er zijn verschillende gradaties van reinheid gedefinieerd (SA 1 tot SA 3). De deeltjesgrootte van het abrasive middel is ook een belangrijke factor [51](#page=51).
#### 2.3.4 Verflagen
* **Primers:** Worden direct op het gereinigde staaloppervlak aangebracht om een goede hechting voor volgende lagen te verzekeren en corrosie-inhibitie te bieden [52](#page=52).
* **Tussenlagen:** Zorgen voor het opbouwen van de totale laagdikte. Deze lagen zijn speciaal ontworpen om de algehele bescherming te verbeteren, en kunnen, indien gepigmenteerd met mica-ijzeroxide, de penetratie van vocht vertragen [52](#page=52).
* **Afwerkingslagen (Finish coats):** Bieden de gewenste uitstraling en oppervlaktebestendigheid en zijn de eerste verdedigingslinie tegen weersinvloeden, zonlicht, vervuiling, impact en schimmels [52](#page=52).
#### 2.3.5 Gespoten metaalcoatings
Thermisch gespoten coatings van zink, aluminium en zink-aluminiumlegeringen bieden langdurige corrosiebescherming aan staalconstructies in agressieve omgevingen. Het gesmolten metaal wordt op het staaloppervlak gespoten. De hechting is mechanisch, dus een schone, opgeruwde oppervlakte is essentieel. De coatings bevatten doorgaans ongeveer 10% porositeit, die afgedicht wordt met een dunne organische coating. Thermisch spuiten is aanzienlijk duurder dan thermisch verzinken. Voor sommige toepassingen, zoals bruggen, worden gespoten metaalcoatings overschilderd om een 'duplex' coatingsysteem te vormen, wat de duurzaamheid vergroot [53](#page=53).
---
# Preventie- en hersteltechnieken
Dit onderwerp behandelt de diverse methoden en materialen die ingezet worden voor het voorkomen en herstellen van schade aan bouwconstructies, met een focus op betonreparaties, staalbescherming en coatingaanbrenging.
### 3.1 Methoden voor versterking (reinforcement)
Er kunnen verschillende systemen voor versterking onderscheiden worden [18](#page=18).
#### 3.1.1 Bonding van platen
In de jaren '70 werden voornamelijk stalen platen gebruikt voor versterking. Tegenwoordig worden composieten van vezels en synthetische hars, zogenaamde "koolstofvezelversterkingen", geprefereerd. Deze kunnen verder versterkt worden met andere vezels [18](#page=18).
#### 3.1.2 "Wet layup" systeem
Bij dit systeem worden de vezels eerst rond het te versterken constructie-element gewikkeld en vervolgens gecoat met synthetische hars. De hars moet hierbij niet alleen de cohesie van de vezels waarborgen, maar ook een goede hechting aan het substraat realiseren [18](#page=18).
#### 3.1.3 Overige versterkingsmethoden
Andere methoden voor versterking omvatten het aanbrengen van een nieuwe staal- of betonlaag, het toevoegen van staalprofielen, en het onderstutten van betonnen balken met nieuwe constructies [19](#page=19).
### 3.2 Betonreparatie (curing: repair mortar)
De eigenschappen en samenstelling van historisch beton kunnen sterk variëren, zelfs binnen hetzelfde bouwwerk. Daarom bestaat er geen "ideale" reparatiemortel die voor alle toepassingen geschikt is. Per geval moet worden bepaald welke mortel het meest compatibel is met het bestaande beton. De reparatiemortel dient qua sterkte, porositeit, elasticiteit, krimp en hechting vergelijkbaar te zijn met het bestaande beton, evenals qua samenstelling, mengverhoudingen, kleur en textuur. Goede hechting is essentieel. Tevens dient de samenwerking tussen de mortel en het beton op lange termijn goed te blijven om loslating (bijvoorbeeld door verschillende thermische uitzetting) of verkleuring te voorkomen. Monsters van het bestaande beton en proefvlakken helpen specialisten bij de keuze van de juiste mortel. Afhankelijk van de grootte van het reparatiegebied, de dikte van de reparaties en de reparatiemethode, kan de korrelgrootte van het aggregaat verschillen van die van het bestaande beton [26](#page=26).
Reparatiemortels kunnen, gebaseerd op het bindmiddel, worden ingedeeld in twee groepen: hydraulische mortels en harsgebonden mortels [26](#page=26).
#### 3.2.1 Hydraulische mortels
Hydraulische mortels zijn zeer geschikt omdat ze de alkaliteit (pH-waarde) van het beton herstellen, wat de wapening beschermt tegen corrosie. De mortel wordt op een vochtig substraat aangebracht voor een goede hechting [27](#page=27).
Binnen de hydraulische mortels zijn er "langzaam" reagerende traditionele mortels en "gemodificeerde" moderne cementmortels. Gemodificeerde mortels bevatten toevoegingen om bijvoorbeeld mechanische eigenschappen of vorstbestendigheid te verbeteren. Ze zijn over het algemeen gemakkelijker te verwerken, maar verweren en verouderen anders dan traditionele mortels [27](#page=27).
Er zijn kant-en-klare mortels die volstaan, maar vaak is een nauwkeurig geformuleerde mortel noodzakelijk voor compatibiliteit met het bestaande beton en om de kleur te matchen, niet alleen op het moment van reparatie maar ook later, zodat de reparatie na verloop van tijd niet zichtbaar wordt [27](#page=27).
#### 3.2.2 Harsgebonden mortels (kunstharsgebonden mortels)
Harsgebonden mortels zijn niet de eerste keuze voor het opvullen van historisch beton, maar zijn wel een optie voor kleine reparaties. Voor een goede hechting is een hechtlaag op een droog substraat vereist. Aangezien deze mortels de alkaliteit van het beton niet verhogen, moet de wapening grondig gereinigd en correct beschermd worden tegen corrosie. Door het grote verschil in uitzetting bij temperatuurveranderingen tussen de mortels en het bestaande beton, kunnen reparaties gemakkelijk loslaten of scheuren veroorzaken in het beton rond de reparatie. Synthetische harsmortels verouderen vaak anders dan het beton, waardoor reparaties na verloop van tijd meer opvallen. Indien consistent met erfgoedwaarden en de restauratieaanpak, kunnen de oppervlakken achteraf worden geverfd om kleurverschillen te maskeren [28](#page=28).
> **Tip:** Bij het werken met harsgebonden mortels is extra aandacht vereist voor corrosiebescherming van de wapening en de mogelijke gevolgen van thermische uitzettingsverschillen [28](#page=28).
#### 3.2.3 Praktische uitvoering: lokale reparatie met reparatiemortel
##### 3.2.3.1 Voorbereiden van het betonoppervlak
Een correcte voorbereiding van het betonoppervlak is essentieel voor een duurzame reparatie. Al het losse en gedegenereerde beton moet worden verwijderd tot aan gezond beton waarop de reparatiemortel goed kan hechten, maar er mag niet meer historisch materiaal worden verwijderd dan noodzakelijk. Of wapening blootgelegd moet worden, hangt af van het schadebeeld, de diepte van de carbonatatiefront en de uiteindelijke dekking van de wapening na reparatie. Maak de oppervlakken van het reparatiegebied schoon en ruw om een goede hechting te verzekeren [29](#page=29).
Voor een hydraulische mortel moet het substraat vooraf grondig worden bevochtigd. Voor een harsgebonden reparatiemortel moet het net droog genoeg zijn en is een hechtlaag vereist. Een reparatie maakt scheuren en andere lokale problemen meestal zichtbaarder; een afwerklaag over het gehele betonoppervlak kan dan helpen [29](#page=29).
Het is raadzaam om een proefuitvoering te maken om verschillende mortels, bekistingstypes en afwerkingstechnieken uit te testen. Evalueer de resultaten onder zowel natte als droge omstandigheden [29](#page=29).
##### 3.2.3.2 Aanbrengen van de reparatiemortel
De reparatiemortel moet goed hechten, wat niet vanzelfsprekend is. De mortel kan met de hand worden "gebeeldhouwd" of in een op maat gemaakte bekisting worden gegoten. Inzetstukken van prefab beton kunnen een goed alternatief zijn, met name bij series repeterende inzetstukken. De prefab elementen worden met grout vastgezet. Voordelen hiervan zijn een betere controleerbaarheid van de betonkwaliteit en dat de stukken droog (en gekrompen) zijn alvorens ze in het bestaande beton worden geplaatst. Een andere optie is spuitbeton: dit hecht goed aan het bestaande beton, maar is alleen kosteneffectief voor grote reparatiegebieden. Bovendien is het niet eenvoudig om de textuur en afwerking goed te laten aansluiten bij het bestaande beton [30](#page=30).
> **Voorbeeld:** Bij de reparatie van een beschadigde betonnen balustrade kan het gebruik van op maat gemaakte prefab betonelementen de voorkeur hebben boven het ter plekke aanbrengen van spuitbeton, met name om de textuur en detaillering te waarborgen [30](#page=30).
### 3.3 Bescherming en herstel van wapening (curing: reinforcement)
#### 3.3.1 Vrijleggen en beschermen van wapening
Of de wapening volledig moet worden vrijgelegd, hangt af van de situatie, het schadebeeld, het type reparatiemortel, de reparatietechniek, de diepte van de carbonatatiefront, het chlorideprofiel en de uiteindelijke betondekking na reparatie. Als de carbonatatiefront de betonijzers heeft bereikt, moet het beton zo diep als nodig worden verwijderd. Indien het grootste deel van de wapening in de gecarbonateerde zone ligt, moet het beton tot achter de wapening worden uitgebroken. Als de doorsnede van het betonijzer zichtbaar verminderd is, is het raadzaam een ingenieur te raadplegen voor een stabiliteitsstudie. Dit bepaalt of vervanging van de wapening of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Ontributede wapening moet altijd worden ontroest [31](#page=31).
Indien een reparatie met een hydraulische mortel onvoldoende bescherming biedt tegen verdere carbonatatie, of bij gebruik van harsgebonden mortels, is een corrosiebescherming op de wapening vereist. Bij elektrochemische processen mag de wapening echter niet worden gecoat, omdat dit de werking van de behandeling verstoort [31](#page=31).
Een cementgebonden hecht- en actief beschermende primer kan een oplossing zijn in afwachting van verdere reparatie. Deze beschermt de wapening tegen corrosie en verbetert de hechting met de later aan te brengen reparatiemortel [31](#page=31).
Het repareren van betonschade door chloriden is arbeidsintensief. De wapening is moeilijk te reinigen. Vaak is de doorsnede van de wapening lokaal sterk verminderd en is aanvullende wapening nodig. Wanneer het beton te veel is geïmpregneerd met chloriden, kan kathodische bescherming een oplossing bieden [31](#page=31).
#### 3.3.2 Elektrochemische methoden: kathodische bescherming
Elektrochemische processen proberen de wapeningscorrosie te beheersen of te remmen. Ze beïnvloeden tijdelijk of permanent het natuurlijke elektrochemische corrosieproces, waarbij geladen ionen en elektronen bewegen tussen een anode (waar elektronen verdwijnen en het metaal corrodeert) en een kathode. Een voorwaarde is dat de wapening voldoende met elkaar verbonden is of gemaakt kan worden om een gesloten elektrisch circuit te verkrijgen [33](#page=33).
Bij kathodische bescherming wordt het corrosieproces verschoven van de wapening naar een anode buiten het constructie-element of ingebed aan de buitenzijde ervan. Deze anode levert de elektronen die normaal uit de wapening zelf komen. De wapening wordt hierdoor gedwongen om als kathode te fungeren. De schade treedt op aan de zijde van de anode [34](#page=34).
Er bestaat een zelfregulerend systeem met opofferingsanodes van een minder edel metaal. De wapening wordt verbonden met het opofferingsmetaal, bijvoorbeeld zink. Het galvanische proces waarbij het zink corrodeert, is moeilijk te beheersen en de levensduur varieert afhankelijk van de omstandigheden [34](#page=34).
Een ander systeem werkt met een opgelegde stroom. Een potentiaalverschil wordt gecreëerd tussen de wapening en een aan het oppervlak aangebrachte anode door een laag gelijkstroom door de wapening te sturen, wat onschadelijk is voor mens en milieu. Dit systeem kan onder de juiste omstandigheden langdurig succesvol zijn, maar vereist zorgvuldig ontwerp en aanpassingen. Het moet ook continu worden gemonitord en regelmatig worden onderhouden. Deze methode lijkt bijzonder nuttig voor beton met hoge chlorideconcentraties [34](#page=34).
> **Tip:** Kathodische bescherming is een geavanceerde techniek die vooral wordt toegepast bij ernstige corrosieproblemen, met name in aanwezigheid van hoge chloridegehaltes [34](#page=34).
### 3.4 Staalbescherming (prevention & curing)
#### 3.4.1 Preventie: thermisch verzinken (hot dip galvanization)
Verzinken is het proces waarbij een beschermende zinklaag op staal of ijzer wordt aangebracht om roesten te voorkomen. De meest gebruikelijke methode is thermisch verzinken, waarbij de onderdelen worden ondergedompeld in een bad met heet, gesmolten zink [47](#page=47).
#### 3.4.2 Verfcoatingsystemen
Schilderen is de belangrijkste methode om constructiestaal te beschermen tegen corrosie. Verf wordt met diverse methoden op staaloppervlakken aangebracht, wat resulteert in een "natte film". Na verdamping van het oplosmiddel ontstaat een "droge film" laag. Over het algemeen is de corrosiebescherming die een verffilm biedt direct evenredig aan de dikte van de droge film. Verf wordt doorgaans in meerdere lagen aangebracht, waarbij elke laag een specifieke functie of doel heeft [49](#page=49).
##### 3.4.2.1 Oppervlaktereiniging
* **Hand- en elektrisch gereedschap reiniging:** Oppervlaktereiniging met handgereedschap zoals schrapers en staalborstels is relatief ineffectief in het verwijderen van kleine of hechtende roest. Elektrisch gereedschap biedt een lichte verbetering ten opzichte van handmatige methoden en kan ongeveer 30% tot 50% effectief zijn, maar wordt doorgaans niet gebruikt voor nieuwe staalconstructies. Waar reiniging met straalmiddelen niet mogelijk is, kunnen hand- en elektrisch gereedschap de enige acceptabele alternatieven zijn. Modern elektrisch gereedschap is ontwikkeld om niet alleen een goede standaard van reinheid en profiel te bereiken, maar ook om stof en vuil vrijwel volledig in te sluiten. Nieuwe apparatuur, zoals percussieve naaldhamers, roterende schuurschijven en haakse slijpers, vaak met vacuümbehuizing, maakt milieuvriendelijke oppervlaktevoorbereiding op locatie mogelijk [50](#page=50).
* **Straalreiniging (abrasive blast cleaning):** Verreweg de meest significante en belangrijke methode voor grondige reiniging van oppervlakken met walshuid en roest is straalreiniging. Deze methode omvat mechanische reiniging door de continue impact van straalmiddelen met hoge snelheid op het staaloppervlak, hetzij via een straal perslucht of door middel van centrifugaalwaaiers. De straalmiddelen worden gerecycled via zeefschermen om fijne deeltjes te verwijderen. Dit proces kan 100% effectief zijn in het verwijderen van walshuid en roest [51](#page=51).
De standaardgraden van reinheid voor straalreiniging zijn:
* SA 1 – Lichte straalreiniging
* SA 2 – Grondige straalreiniging
* SA 2½ – Zeer grondige straalreiniging
* SA 3 – Straalreiniging tot visueel schoon staal
De deeltjesgrootte van het straalmiddel is ook een belangrijke factor die de snelheid en efficiëntie van reiniging beïnvloedt. Over het algemeen zijn fijne gradaties efficiënt bij het reinigen van relatief nieuw staalwerk, terwijl grove gradaties nodig kunnen zijn voor zwaar gecorrodeerde oppervlakken [51](#page=51).
##### 3.4.2.2 Lagen van verfcoatingsystemen
* **Primers:** De primer wordt direct op het gereinigde staaloppervlak aangebracht. Het doel is om het oppervlak te bevochtigen en een goede hechting voor volgende lagen te bieden. Voor primers die direct op staaloppervlakken worden aangebracht, is ook meestal corrosieremming vereist [52](#page=52).
* **Tussenlagen (intermediate coats):** De tussenlagen worden aangebracht om de totale laagdikte van het systeem op te bouwen. Over het algemeen geldt: hoe dikker de coating, hoe langer de levensduur. Dit kan de toepassing van meerdere lagen inhouden. Tussenlagen zijn speciaal ontworpen om de algehele bescherming te verbeteren en, indien rijk aan lamellaire pigmenten zoals micaceous iron oxide (MIO), verminderen of vertragen ze de penetratie van vocht in een vochtige atmosfeer [52](#page=52).
* **Afwerklaag (finish coats):** De afwerklagen zorgen voor het gewenste uiterlijk en de oppervlaktebestendigheid van het systeem. Afhankelijk van de blootstellingsomstandigheden moeten ze ook de eerste verdedigingslinie bieden tegen weersinvloeden en zonlicht, directe blootstelling, condensatie, sterk vervuilde atmosferen in chemische fabrieken, impact en slijtage op vloer- of wegniveau, en bacteriën en schimmels (in voedselfabrieken) [52](#page=52).
#### 3.4.3 Gespoten metaalcoatings (sprayed metal coating)
Thermisch gespoten coatings van zink, aluminium en zink-aluminiumlegeringen bieden langdurige corrosiebescherming aan staalconstructies die worden blootgesteld aan agressieve omgevingen. Het metaal, in poeder- of draadvorm, wordt door een speciale spuitpistool gevoerd dat een warmtebron bevat, hetzij een oxygasvlam of een elektrische boog. Gesmolten metaaldruppels worden door een persluchtstraal op het vooraf met grit gestraalde staaloppervlak geblazen. Er treedt geen legering op en de coating bestaat uit overlappende metaalplaatjes en is poreus. De hechting van gespoten metaalcoatings aan staaloppervlakken wordt beschouwd als hoofdzakelijk mechanisch van aard. Daarom is het noodzakelijk om de coating aan te brengen op een schoon, geruwd oppervlak en wordt meestal gestraald met een grove grit-abrasief gespecificeerd. Door het thermische spuitproces heeft de coating doorgaans ongeveer 10% porositeit. De poriën worden vervolgens afgedicht door een dunne organische coating aan te brengen, die het oppervlak penetreert. Afdichtingsmiddelen kunnen ongepigmenteerd zijn, met kleurstoffen of aluminiumvlokken. Typisch gespecificeerde laagdikte variëren tussen 100-200 µm (micrometer) voor aluminium en 100-150 µm voor zink [53](#page=53).
Thermisch gespoten metaalcoatings kunnen in de fabriek of op locatie worden aangebracht. Er is geen droogtijd vereist, ze zakken of lopen niet uit, en kunnen in een enkele bewerking tot de vereiste dikte worden aangebracht. Er is geen beperking aan de grootte van het werkstuk dat kan worden gecoat, in tegenstelling tot thermisch verzinken, en omdat het staaloppervlak koel blijft, zijn er geen vervormingsproblemen. Thermisch spuiten is aanzienlijk duurder dan thermisch verzinken [53](#page=53).
Voor sommige toepassingen (bv. bruggen) worden thermisch gespoten coatings overschilderd met verfcoatings (na aanbrengen van een afdichtingslaag) om een "duplex" coatingsysteem te vormen. De combinatie van metaal en verf in een duplex beschermende behandeling heeft een grotere duurzaamheid in vergelijking met de individuele componenten [53](#page=53).
> **Voorbeeld:** Een stalen brugconstructie die blootstaat aan zout en vocht kan een thermisch gespoten zink-aluminiumcoating krijgen, gevolgd door een hoogwaardige verfafwerking, om maximale bescherming en een lange levensduur te garanderen [53](#page=53).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Exterene invloeden | Factoren van buitenaf die schade kunnen veroorzaken aan bouwmaterialen, zoals mechanische krachten, weersomstandigheden (water, vorst, temperatuurswisselingen), en chemische agressie (zuren, zouten, chloriden). |
| Corrosie | Een elektrochemisch proces waarbij een metaal, zoals ijzer of staal, terugkeert naar zijn natuurlijke staat (metaaloxide) door reactie met de omgeving, meestal in aanwezigheid van water en zuurstof. Dit leidt tot materiaalverlies en kan constructies aantasten. |
| Wapening | Stalen staven of netten die worden ingebed in beton om de treksterkte ervan te vergroten en scheurvorming te beheersen. Corrosie van deze wapening is een significant probleem voor de duurzaamheid van betonnen constructies. |
| Carbonatatie | Een chemisch proces waarbij koolstofdioxide uit de lucht reageert met calciumhydroxides in beton, wat leidt tot de vorming van calciumcarbonaten en een verlaging van de pH. Dit tast de beschermende passivatielaag rond de wapening aan. |
| Alkali-silica reactie (ASR) | Een chemische reactie tussen alkaliteit in het poriewater van beton en reactieve silica in bepaalde aggregaten. Dit vormt een expansieve gel die uitzet bij wateropname, wat leidt tot interne druk, microscheurtjes en mogelijke structurele schade. |
| Reparatie mortel | Een speciaal samengesteld materiaal dat gebruikt wordt om beschadigde delen van betonconstructies te herstellen. De eigenschappen van de mortel moeten compatibel zijn met het bestaande beton om duurzaamheid te garanderen. |
| Hydraulische mortels | Mortels die uitharden door een hydratatiereactie met water. Ze worden vaak gebruikt voor betonreparaties omdat ze de alkaliteit van het beton kunnen verhogen en zo de wapening beschermen tegen corrosie. |
| Harsgebonden mortels | Mortels die worden gebonden met synthetische harsen. Ze zijn geschikt voor specifieke reparaties maar bieden geen verhoging van de alkaliteit en vereisen extra bescherming voor de wapening tegen corrosie. |
| Ferro metalen | Metalen die ijzer bevatten, zoals smeedijzer, gietijzer en staal. Ze zijn sterk maar hebben vaak een beperkte weerstand tegen corrosie, behalve roestvast staal. |
| Non-ferro metalen | Metalen die geen ijzer bevatten, zoals zink, koper, aluminium en lood. Deze metalen vereisen over het algemeen minder beschermende maatregelen tegen corrosie dan ferro metalen. |
| Uniforme corrosie | Een corrosievorm waarbij het metaaloppervlak overal gelijkmatig wordt aangetast, wat resulteert in een uniforme laag metaaloxide (bijv. roest bij ijzer, groene aanslag bij koper). Dit is vaak zichtbaar en beter te behandelen dan lokale corrosie. |
| Lokale corrosie | Een corrosievorm die zich op specifieke, kleine gebieden van het metaaloppervlak voordoet en veel dieper kan doordringen dan uniforme corrosie. Dit maakt het gevaarlijker omdat het vaak laat wordt opgemerkt. |
| Putcorrosie (pitting corrosion) | Een vorm van lokale corrosie waarbij kleine, diepe putjes ontstaan op het metaaloppervlak. Dit wordt vaak veroorzaakt door indringing van agressieve ionen, zoals chloride-ionen, op plaatsen waar de beschermende laag beschadigd is. |
| Galvanische corrosie (contactcorrosie) | Corrosie die optreedt wanneer twee verschillende metalen in direct contact komen in een elektrolytische omgeving. Het minder edele metaal zal versneld corroderen om het edelere metaal te beschermen. |
| Hitteverzinken (hot-dip galvanizing) | Een proces waarbij staal of ijzer wordt ondergedompeld in een bad van gesmolten zink om een beschermende zinklaag aan te brengen die corrosie voorkomt. |
| Straalreiniging (abrasive blast cleaning) | Een methode om oppervlakken grondig te reinigen door het impact van schurende deeltjes onder hoge snelheid op het oppervlak. Dit is een effectieve methode voor het verwijderen van walshuid en roest van staal. |
| Spuitcoatings (sprayed metal coatings) | Thermisch gespoten coatings van metalen zoals zink of aluminium op staal, om langdurige corrosiebescherming te bieden, vooral in agressieve omgevingen. |
| Duplex coatingsysteem | Een meerlaags beschermingssysteem dat een combinatie van een metaalcoating (zoals thermisch gespoten metaal) en een verflaag omvat, wat resulteert in een verhoogde duurzaamheid en corrosiebescherming. |
Cover
AC_11 Renovation - timber & case studies.pdf
Summary
# Introductie tot gevorderde constructies en materiaalkunde
Deze cursus, "Advanced Constructions", biedt een diepgaand overzicht van cruciale bouwmaterialen zoals beton, staal en hout, waarbij hun geschiedenis, huidige technologieën en toekomstige toepassingen worden belicht [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.1 De materialen in de cursus
De cursus behandelt de volgende hoofdthema's:
* **Beton:** Geschiedenis, technologie en toekomstige technieken [2](#page=2).
* **Staal:** Geschiedenis, technologie en toekomstige technieken [2](#page=2).
* **Hout:** Technieken [2](#page=2).
* **Bescherming en renovatie:** Gerelateerd aan beton, staal, hout, funderingen, metselwerk en specifieke casussen [2](#page=2).
* **Bijzondere onderwerpen:** Hergebruik, biobased bouwen en circulair houtdesign [2](#page=2).
### 1.2 Beton: geschiedenis
De geschiedenis van beton is een essentieel onderdeel van de cursus [2](#page=2).
### 1.3 Staal: geschiedenis
De geschiedenis van staal als bouwmateriaal wordt behandeld [2](#page=2).
### 1.4 Hout: technieken
Verschillende technieken met betrekking tot hout worden uitgediept [2](#page=2).
### 1.5 Bescherming en renovatie
Een belangrijk deel van de cursus richt zich op de bescherming en renovatie van bestaande constructies, met specifieke aandacht voor:
* Beton en staal [2](#page=2).
* Hout en casussen [2](#page=2).
* Funderingen en metselwerk [2](#page=2).
### 1.6 Toekomstige toepassingen
De cursus kijkt ook naar de toekomst van deze materialen, met gastcolleges over onderwerpen als hergebruik en biobased bouwen en specifieke technieken voor beton en staal [2](#page=2).
### 1.7 Voorbeelden uit de praktijk
De cursus illustreert de besproken concepten met praktijkvoorbeelden, zoals de Cadix appartementen [4](#page=4) [6](#page=6).
### 1.8 Reinforcing
Het concept van "Reinforcing" wordt benoemd als een relevant thema binnen de constructieleer [5](#page=5).
* * *
# Renovatie en bescherming van bestaande structuren
Dit hoofdstuk behandelt technieken voor de renovatie en bescherming van bestaande bouwstructuren, met specifieke aandacht voor houten elementen en een case study van de Cadix appartementen [3](#page=3).
### 2.1 Technieken voor houtrenovatie
#### 2.1.1 Versteviging van houten balken
Bestaande of nieuwe houten balken kunnen worden verstevigd door een stalen duivenbekplaat (dovetail steel plate) aan te schroeven. Deze plaat vormt een druklaag in een kanteelbetonnen constructie. De hoogte van deze constructie boven de grille bedraagt minimaal 36 mm [9](#page=9).
**Voordelen van deze methode zijn onder andere:** [9](#page=9).
* Verbeterde stijfheid [9](#page=9).
* Verbeterde akoestiek [9](#page=9).
* Verbeterde brandwerendheid [9](#page=9).
* Versteviging van bestaande vloeren [9](#page=9).
**Nadelen:**
* Economische overwegingen [9](#page=9).
> **Tip:** De duivenbekplaat combineert de voordelen van staal en beton voor een effectieve versterking van houten constructies.
#### 2.1.2 Behandeling van hout
In het kader van renovatie kan hout behandeld worden met diverse technieken. Eén van de genoemde technieken is 'curing' van hout, zoals toegepast in het project "House Beguinage" [15](#page=15).
### 2.2 Case study: Cadix appartementen
De Cadix appartementen in Mechelen, ontworpen door architecten Kennes + Elegeert in samenwerking met Eva Dooms en ingenieur Denkbar dienen als een praktijkvoorbeeld voor renovatietechnieken. De specifieke renovatietechnieken die hier zijn toegepast, worden illustratief gebruikt binnen dit hoofdstuk [11](#page=11) [17](#page=17) [18](#page=18) [19](#page=19) [7](#page=7) [8](#page=8).
### 2.3 Bescherming met epoxy
Een andere techniek die wordt genoemd in het kader van bescherming is het 'curing' met epoxy. Hoewel de specifieke toepassing niet verder wordt uitgewerkt op de aangewezen pagina's, wordt dit wel als een relevante beschermingsmethode geïdentificeerd [20](#page=20).
> **Example:** De Cadix appartementen illustreren hoe moderne technieken, zoals de toepassing van stalen duivenbekplaten, kunnen worden ingezet om bestaande houten structuren te versterken en te verbeteren op het gebied van stijfheid, akoestiek en brandwerendheid [9](#page=9).
* * *
# Case study: Cosmopolitan, Brussel
This section details the existing situation and renovation project of the Cosmopolitan building in Brussels, focusing on structural analyses of its concrete quality, reinforcement, fire protection, and foundations [24](#page=24) [35](#page=35).
### 3.1 Existing situation
The Cosmopolitan building, designed by arch. Bogdan & Van Broeck and ir. UTIL, is a high-rise structure with a height of 56.51 meters between the technical floor's cornice and ground level. Lateral stability is a critical consideration for the building's overall stability [28](#page=28).
#### 3.1.1 Floor structure
The floors above the ground floor share a similar geometry, with the exception of the central columns, which taper downwards. The floor slabs are cast-in-place ribbed slabs. These ribs have a center-to-center distance of 60 cm and a height of 33 cm below the slab, which is 5 to 7 cm thick. The clear height under the ribs is 3.51 meters. The screed thickness is approximately 7 cm. The space between two floor levels is 3.98 meters, and between the ground floor and the first floor, it is 4.38 meters. Above level +12, the floor slab is designed with increased thickness. Investigations indicate that no upstand concrete beam was executed at level +12, contrary to what existing sections suggest [28](#page=28).
### 3.2 Renovation project
The renovation project involves various structural investigations and interventions [33](#page=33).
#### 3.2.1 Preliminary investigation of the existing structure
A preliminary investigation was conducted on the existing structure, focusing on concrete quality, reinforcement, concrete cover, and the condition of the concrete, including carbonation depth [35](#page=35).
##### 3.2.1.1 Concrete quality
The global concrete quality is assessed as C25/30. However, the '+4 zone' exhibits a lower quality of C12/15 [36](#page=36).
##### 3.2.1.2 Existing reinforcement
The existing reinforcement in the columns is smooth steel of grade S220. The ribbed steel beams are of grade S400. The number and diameters of the reinforcing bars were inventoried [36](#page=36).
##### 3.2.1.3 Concrete cover
An additional concrete cover of 25 mm was provided everywhere, using mortar of structure class R4 [36](#page=36).
##### 3.2.1.4 Condition of concrete (carbonation depth)
The overall condition of the concrete, with respect to carbonation depth, was found to be acceptable [36](#page=36).
#### 3.2.2 Fire protection
General interventions for fire protection include adding concrete cover to beams and columns, and applying fire-resistant spray plaster on TT plates [38](#page=38).
##### 3.2.2.1 Fire resistance of balcony structure
The balcony structure experiences high loads during normal use compared to accidental situations. In a fire situation, lower moments and shear forces are observed [39](#page=39).
#### 3.2.3 Reinforcement of columns
Two principles guide the reinforcement of columns. Firstly, a larger cross-section is achieved due to extra coverage, which is also necessary for fire resistance. Secondly, higher compressive strength is obtained through constriction [42](#page=42).
#### 3.2.4 Foundations
The investigation into the foundations revealed three types of powders and two different diameters. The thickness of the powder and the post center distances were also analyzed. The foundation system primarily utilizes smooth shaft piles. The micropiles have a capacity of approximately 450 kN. Drilling for these micropiles was executed from the basement. These micropiles were installed both vertically and diagonally [49](#page=49) [53](#page=53).
> **Tip:** Understanding the different structural elements and their specific investigations (concrete quality, reinforcement, fire protection, foundations) is crucial for assessing the overall structural integrity of the Cosmopolitan building. Pay attention to the specific material grades and dimensions mentioned, as well as any noted deviations from original design or specific local conditions (e.g., '+4 zone' concrete quality).
> **Example:** The additional concrete cover on columns not only increases the cross-section but is also a direct measure for enhancing fire resistance, illustrating how different structural requirements can be addressed by a single intervention [42](#page=42).
* * *
# Voorbeelden van recente projecten
Dit gedeelte presenteert verschillende recente architecturale projecten om de toegepaste constructietechnieken en materialen te illustreren.
### 4.1 Cadix appartementen
De Cadix appartementen, gerealiseerd in Mechelen in 2023, vormen een prominent voorbeeld van recent bouwen waarbij specifieke constructietechnieken en materialen werden toegepast. De architectuur is van Kennes + Elegeert, in samenwerking met Eva Dooms, en het ingenieursbureau is ir. Denkbar. De focus lag op het gebruik van hout als primair bouwmateriaal [11](#page=11) [13](#page=13) [14](#page=14) [17](#page=17) [18](#page=18) [19](#page=19) [4](#page=4) [6](#page=6) [8](#page=8).
> **Tip:** Bij het bestuderen van recente projecten is het essentieel om zowel de architecturale visie als de technische realisatie te analyseren, met speciale aandacht voor de materiaalkeuze en constructiemethoden.
### 4.2 Hotel Van der Valk
Het Hotel Van der Valk in Mechelen, voltooid in 2019, is een ander recent project dat de toepassing van specifieke constructietechnieken en materialen illustreert. Dit project werd ontworpen door DAE (Johan Van Rompaey & team) in samenwerking met RE-ST [60](#page=60).
### 4.3 Public Library Predikheren
De Openbare Bibliotheek Predikheren, eveneens in Mechelen, werd in 2018 opgeleverd. Dit project is het resultaat van een samenwerking tussen architectenbureau Korteknie Stuhlmacher en Callebaut architects [61](#page=61).
### 4.4 House Beguinage
Het Huis Beguinage, ontworpen door dmvA architects en met ir. Denkbar als ingenieursbureau, is een recent project uit 2024. Dit project draagt bij aan de collectie van recente bouwprojecten die dienen ter illustratie van hedendaagse constructietechnieken en materiaalgebruik [23](#page=23).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gevorderde constructies | Dit verwijst naar complexe en innovatieve bouwsystemen en technieken die verder gaan dan standaard bouwmethoden, vaak toegepast in grotere of structureel uitdagende projecten. |
| Hergebruik (re-use) | Het principe van het opnieuw gebruiken van bestaande bouwmaterialen of componenten in nieuwe constructies om duurzaamheid te bevorderen en afval te verminderen. |
| Biobased bouwen | Bouwen met materialen die afkomstig zijn van hernieuwbare biologische bronnen, zoals hout, bamboe, hennep of vlas, ter vervanging van fossiele brandstoffen. |
| Betonnen technologie | De wetenschap en techniek achter het produceren, verwerken en toepassen van beton, inclusief de eigenschappen van de materialen, mengsels en plaatsingsmethoden. |
| Stalen technologie | De wetenschap en techniek achter het produceren, ontwerpen en toepassen van staal in de bouw, met inbegrip van zijn mechanische eigenschappen en fabricagemogelijkheden. |
| Bescherming en renovatie | Processen die gericht zijn op het verbeteren van de duurzaamheid, functionaliteit en veiligheid van bestaande bouwconstructies door reparaties, versterkingen en beschermende behandelingen. |
| Bouwopmeting (building survey) | Een gedetailleerde inspectie en documentatie van de staat van een bestaand gebouw, inclusief afmetingen, materiaaltoestanden en eventuele gebreken. |
| Funderingen | Het onderste deel van een bouwwerk dat de lasten van de constructie overdraagt op de ondergrond. |
| Metselwerk | Bouwconstructie die is opgebouwd uit stenen, blokken of tegels die met mortel worden verbonden. |
| Houttechnieken | Diverse methoden en processen voor het verwerken en toepassen van hout in de bouw, variërend van traditionele timmertechnieken tot geavanceerde houtskeletbouw. |
| Cirulaire houtconstructie | Ontwerp en constructie met hout waarbij de levenscyclus van het materiaal wordt geoptimaliseerd voor hergebruik en recycling, met als doel afval te minimaliseren. |
| Versterking | Het proces waarbij de sterkte of stijfheid van een bestaand bouwelement of -systeem wordt vergroot, vaak door toevoeging van extra materiaal. |
| Stalen duvelplaat | Een metalen plaat, vaak met een duvelvormig profiel, die wordt gebruikt om houten balken te versterken, waarbij het een druklaag vormt wanneer deze wordt ingebed in beton. |
| Druklaag | Een onderdeel van een samengestelde constructie dat hoofdzakelijk wordt belast door drukspanningen, zoals de betonnen laag boven een stalen duvelplaat. |
| Stijfheid | De weerstand van een constructie-element tegen vervorming onder invloed van belastingen. |
| Akoestiek | De wetenschap die zich bezighoudt met geluid en de eigenschappen van de ruimte ten opzichte van geluid. |
| Brandwerendheid | Het vermogen van een bouwmateriaal of -systeem om de verspreiding van vuur te weerstaan voor een bepaalde periode. |
| Epoxy | Een type kunststof hars die na uitharding zeer sterk en duurzaam is, en vaak wordt gebruikt als lijm, coating of voor het inkapselen van materialen. |
| Case study | Een gedetailleerde studie van een specifiek project of een specifieke situatie om theoretische concepten in de praktijk te illustreren en te analyseren. |
| Bestaande situatie | De huidige toestand en configuratie van een gebouw of structuur alvorens renovatie- of herontwikkelingswerkzaamheden worden uitgevoerd. |
| Laterale stabiliteit | Het vermogen van een bouwwerk om zijwaartse krachten, zoals wind of aardbevingen, te weerstaan zonder significante zijwaartse verplaatsing of instorting. |
| Verjongen (kolommen) | Het proces waarbij de dwarsdoorsnede van een kolom geleidelijk afneemt naar boven toe, wat kan gebeuren bij het ontwerpen van structuren. |
| Ter plaatse gestorte ribbenvloeren | Vloerconstructies die ter plekke worden gevormd uit beton en waarbij ribben worden geïntegreerd voor extra draagkracht en stijfheid. |
| Hart-op-hart afstand | De afstand gemeten van het midden van het ene element tot het midden van het volgende, vaak gebruikt om de plaatsing van parallelle elementen zoals ribben of balken aan te geven. |
| Vrije hoogte | De netto afstand tussen de onderkant van een vloer of plafond en de bovenkant van de vloer of het onderliggende element, exclusief de dikte van de vloerplaat of balken. |
| Chape | Een laag mortel die bovenop een ruwe vloer wordt aangebracht om een vlak oppervlak te creëren, vaak ter voorbereiding van de eindafwerking. |
| Verdiepingsniveau | De specifieke hoogte waarop een verdieping van een gebouw zich bevindt. |
| Verhoogde vloerplaat | Een vloerconstructie die dikker is uitgevoerd dan standaard om extra belastingen te kunnen dragen of om structurele redenen. |
| Opstaande betonnen balk | Een betonnen balk die verticaal boven het vloerniveau uitsteekt, vaak ter ondersteuning of als deel van de structuur. |
| Kroonlijst | Een decoratieve rand of afwerkingslijst, vaak aan de bovenzijde van een muur of gevel. |
| Nulpas | Het referentieniveau of de basislijn waartegen hoogtes worden gemeten, vaak gelijk aan het maaiveld of een vast referentiepunt. |
| Hoogbouw | Een gebouw dat als hoog wordt beschouwd, meestal gedefinieerd door specifieke hoogtegrenzen die per regio kunnen verschillen. |
| Vooronderzoek (preliminary investigation) | Een initiële fase van onderzoek om de omvang en aard van een probleem te bepalen, zoals de staat van een bestaande structuur. |
| Betonkwaliteit | De mate waarin beton voldoet aan de vereiste sterkte- en duurzaamheidseigenschappen, bepaald door de gebruikte materialen en het productieproces. |
| Bestaande wapening | De stalen staven of netten die reeds in een betonconstructie aanwezig zijn om treksterkte te leveren. |
| Betondekking (concrete cover) | De dikte van de laag beton die de wapening omhult, essentieel voor bescherming tegen corrosie en brand. |
| Staat van het beton | De fysieke conditie van het betonelement, inclusief eventuele scheuren, afbrokkelingen of verontreinigingen. |
| Carbonatiediepte | De diepte tot waar het beton is aangetast door koolstofdioxide uit de lucht, wat de alkaliteit vermindert en corrosie van wapening kan bevorderen. |
| Gladde stalen kolommen | Kolommen vervaardigd uit staal met een glad oppervlak, zonder toegevoegde structurele texturen. |
| Ribbelige stalen balken | Balken gemaakt van staal met een profiel met ribbels of verhogingen, wat kan bijdragen aan de hechting met beton. |
| Diameter van de staven | De dikte van de stalen staven die als wapening worden gebruikt. |
| Mortelstructuurklasse R4 | Een classificatie voor de sterkte en duurzaamheid van mortel, waarbij R4 duidt op een hoge prestatie, vaak gebruikt voor reparaties en bescherming. |
| Onderzoek (investigation) | Een systematische procedure om feiten of principes te ontdekken of te bewijzen. |
| Brandbescherming | Maatregelen die worden genomen om de uitbreiding van brand te voorkomen of te vertragen, en om de impact van vuur op gebouwen en personen te beperken. |
| Aanvullende betondekking | Extra beton dat wordt toegevoegd aan een bestaande constructie om de betondekking te vergroten, bijvoorbeeld voor verbeterde brandwerendheid of duurzaamheid. |
| Brandwerende spuitpleister | Een pleistermateriaal dat wordt aangebracht op oppervlakken om deze te beschermen tegen de effecten van vuur, waardoor de brandwerendheid wordt verhoogd. |
| TT-platen | Prefabricage betonnen elementen met een T-profiel, die worden gebruikt als vloer- of dakplaten. |
| Balconstructuur | Het dragende deel van een balkon, inclusief consoles, platen en eventuele ondersteunende elementen. |
| Accidenteelsituatie | Een onvoorziene of extreme gebeurtenis, zoals een brand of een botsing, die significante schade kan veroorzaken aan een bouwwerk. |
| Vuurreactie | Hoe een materiaal of bouwelement reageert onder invloed van vuur, inclusief de mate van ontvlambaarheid en de afgifte van rook. |
| Schuifkrachten | De krachten die parallel aan een oppervlak werken en de neiging hebben om het materiaal te laten afglijden. |
| Wapeningsprincipes | De fundamentele regels en methoden die worden gevolgd bij het ontwerpen en aanbrengen van wapening in betonconstructies. |
| Grotere dwarsdoorsnede | Een verhoging van de afmetingen van een structureel element, wat resulteert in een groter oppervlak dwars op de lengte-as. |
| Compressieweerstand | De weerstand van een materiaal of constructie-element tegen samendrukking. |
| Vernauwing (constriction) | Het proces waarbij de breedte of omvang van een element wordt gereduceerd, wat kan leiden tot een verhoogde druksterkte. |
| Windkrachten | De krachten die door de wind worden uitgeoefend op een bouwwerk. |
| Funderingen | Het onderste deel van een bouwwerk dat de lasten van de constructie overdraagt op de ondergrond. |
| Palen | Verticale structurele elementen die in de grond worden gedreven of geboord om de belasting van een gebouw over te dragen op diepere, draagkrachtigere grondlagen. |
| Diameter van palen | De dikte van de staven die als wapening worden gebruikt in palen of van de palen zelf. |
| Pulver (poeder) | Fijnkorrelig materiaal, mogelijk gebruikt in de context van grondverbetering of funderingsmaterialen. |
| Post center afstanden | De afstanden tussen de middelpunten van de palen of de ankerpunten. |
| Gladde schacht | Een paal met een glad buitenoppervlak. |
| Micropalen | Kleine diameter palen die worden gebruikt voor funderingsversterking of -vernieuwing, vaak in krappe ruimtes. |
| Bohrprofiel | De vorm en afmetingen van een gat dat in de grond is geboord, bijvoorbeeld voor het plaatsen van palen. |
| Verticale en diagonale palen | Palen die zowel verticaal als onder een hoek in de grond worden geplaatst om stabiliteit en draagkracht te bieden. |
Cover
C&M 1 - deel 1 - hout - 25-26.pdf
Summary
# Inleiding tot massief hout
Dit onderwerp introduceert massief hout als een veelzijdige, natuurlijke, hernieuwbare en milieuvriendelijke grondstof, met aandacht voor de factoren die de keuze van hout bepalen en de onderscheidende kenmerken van verschillende boomgroepen [8](#page=8).
### 1.1 De boom als houtleverancier
Hout is een natuurlijk en uniek product met een uitgebreid aantal toepassingen in zowel ruwbouw als afwerking. Het is een 'zichzelf' vernieuwende grondstof, die bij duurzaam bosbeheer een constante hoeveelheid kan leveren, en kan hergroeien binnen de menselijke tijdschaal. De productie van hout vereist weinig energie, wat het een milieuvriendelijke keuze maakt. Er bestaan naar schatting 25.000 tot 30.000 verschillende houtachtige planten, waarvan ongeveer 3.000 tot 5.000 economisch significant zijn, met circa 100 houtsoorten die wereldwijd en in België van belang zijn [8](#page=8).
### 1.2 Naamgeving
De naamgeving van hout kent twee hoofdcategorieën:
* **Botanische naam:** Deze bestaat uit het geslacht, de soort en specifieke karakteristieken. Een voorbeeld is *Betula Ermanii ‘Blush’* (goudberk), waarbij 'Blush' verwijst naar de rode gloed op de stam [9](#page=9).
* **Handelsbenaming:** Dit is een eenvoudigere benaming, vaak met een referentie naar kleur of oorsprong. Bijvoorbeeld, Europese eik kan een karakteristieker nerfpatroon en een warmere honingkleur hebben dan Amerikaanse eik [9](#page=9).
### 1.3 Boomgroepen en houtkeuze
De keuze voor een bepaald hout wordt beïnvloed door functionele, kwantitatieve en esthetische factoren [10](#page=10).
#### 1.3.1 Factoren voor houtkeuze
De belangrijkste factoren die de houtkeuze beïnvloeden zijn:
* **Functie:**
* **Mechanische eigenschappen:** Dit omvat sterkte (zacht hout, hardhout of tropisch hardhout), draagkracht (flexibiliteit of doorbuiging, breekbaarheid), hardheid (weerstand tegen indrukking) en duurzaamheid (bescherming tegen schimmel en rotting) [10](#page=10).
* **Hoeveelheid (oplage):** De beschikbare hoeveelheid van een specifieke houtsoort is een bepalende factor [10](#page=10).
* **Esthetische kwaliteiten:** Visuele eigenschappen spelen een belangrijke rol [10](#page=10).
* **Prijs:** De kosten van het hout zijn uiteraard ook een factor [10](#page=10).
#### 1.3.2 Onderscheid tussen zacht en hardhout
Er is een duidelijk onderscheid te maken tussen zacht hout en hardhout op basis van verschillende eigenschappen [11](#page=11):
* **Zacht hout:**
* Heeft een geringe dichtheid, meestal tussen 400-600 kg/m³ [11](#page=11).
* Is lichter van gewicht [11](#page=11).
* Is minder duurzaam in vochtige omstandigheden en minder bestand tegen insecten [11](#page=11).
* Is meestal licht van kleur en heeft vaak een open nerf [11](#page=11).
* Kan krimpen en uitzetten [11](#page=11).
* Is goedkoper en gemakkelijker te verkrijgen [11](#page=11).
* **Hardhout:**
* Heeft een hoge dichtheid, tot 1000 kg/m³ [11](#page=11).
* Is zwaarder en soms brosser [11](#page=11).
* Is beter geschikt voor buitentoepassingen en beter bestand tegen verwering en rot [11](#page=11).
* De kleur varieert van licht tot zeer donker en de nerf is dicht, wat bewerking bemoeilijkt [11](#page=11).
* Is stabieler [11](#page=11).
* Is duurder en moeilijker te verkrijgen [11](#page=11).
De belangrijkste onderscheidende kenmerken zijn dichtheid, gewicht, duurzaamheid, kleur, nerfstructuur, krimpgevoeligheid en prijs/beschikbaarheid [11](#page=11).
#### 1.3.3 Loofbomen en naaldbomen
Bomen kunnen verder worden onderverdeeld in loofbomen en naaldbomen, met elk hun eigen kenmerken die invloed hebben op het hout:
* **Loofbomen:**
* Kenmerken: onregelmatige vertakkingen, bladverliezend [12](#page=12).
* Aantal soorten: meer dan 1000 soorten [12](#page=12).
* Groeigebied: gematigde tot tropische gebieden [12](#page=12).
* Groei: langzaam, circa 120-200 jaar voor kwaliteitshout met een diameter van meer dan 60 cm [12](#page=12).
* Vezels: kortere vezels [12](#page=12).
* Type hout: meestal hardhout [12](#page=12).
* Toepassingen: meubilair [12](#page=12).
* Prijsindicatie: EUREUREUR - EUREUREUREUREUR [12](#page=12).
* **Naaldbomen:**
* Kenmerken: rechte stam tot aan de top, groenblijvend [12](#page=12).
* Aantal soorten: circa 400 soorten [12](#page=12).
* Groeigebied: noordelijk halfrond [12](#page=12).
* Groei: snel, 60-80 jaar (mijnhout soms al na 40 jaar) [12](#page=12).
* Vezels: langere vezels [12](#page=12).
* Type hout: meestal zachthout, met meer kans op 'werken' (uitzetten en krimpen) [12](#page=12).
* Toepassingen: bouw voor draagconstructies (smalle planken) [12](#page=12).
* Prijsindicatie: EUR - EUREUR [12](#page=12).
De specifieke kenmerken van een boom, zoals de stam, soort, regio, blad, groei, vezels, hardheid, de sector waarin het hout wordt toegepast en de prijs, zijn allemaal factoren die de uiteindelijke houtkeuze beïnvloeden [12](#page=12).
> **Tip:** Bij het evalueren van hout is het belangrijk om niet alleen te kijken naar de dichtheid en mechanische eigenschappen, maar ook naar de herkomst en groeisnelheid, aangezien deze de stabiliteit en duurzaamheid van het materiaal beïnvloeden [11](#page=11) [12](#page=12).
---
# Structuur en opbouw van hout
Dit deel behandelt de biologische processen in bomen, zoals stofwisseling en fotosynthese, en de gelaagde structuur van de boomstam van binnen naar buiten, inclusief de opbouw van houtvezels en jaarringen [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
### 2.1 Stoffwisseling van bomen
Bomen zijn levende organismen die actief stoffen uit hun omgeving opnemen en afgeven. Ze nemen zuurstof ($O_2$), mineralen en water ($H_2O$) op uit de grond, en koolstofdioxide ($CO_2$) uit de lucht. Via fotosynthese zetten ze $CO_2$ en water om in suikers. Daarnaast geven bomen koolstofdioxide ($CO_2$) af aan de grond en zuurstof ($O_2$) en water ($H_2O$) aan de lucht [15](#page=15).
### 2.2 De structuur van hout
De stam van een boom groeit zowel in de breedte als in de hoogte. De binnenkant van de stam is ouder dan de buitenkant, wat resulteert in de tekeningen die we in hout zien. De boomstam is van buiten naar binnen opgebouwd uit verschillende lagen [16](#page=16) [17](#page=17):
* **Schors:** Dit is de buitenste laag en dient ter bescherming tegen uitwendige bedreigingen. De buitenste schorslaag kan worden verwijderd en dient als voedsel voor insecten [17](#page=17).
* **Bast:** De bast bevat de dalende sapstroom, die suikers transporteert [17](#page=17).
* **Cambium:** Dit is een actieve laag die verantwoordelijk is voor de jaarlijkse groei door de aanmaak van nieuw weefsel [17](#page=17).
* **Spinthout:** Dit is het levende, buitenste deel van het hout, waar de stijgende sapstroom plaatsvindt. Hier ontstaat de jaarlijkse groei. Hoewel spinthout even sterk is als kernhout, is het door mogelijke insectenvraat minder bruikbaar en vaak licht van kleur [17](#page=17).
* **Kernhout:** Dit hout heeft een steunfunctie voor de boom en bevat geen levende cellen meer; het is dus 'dood' hout. Kernhout is de toepassing voor massief hout en spinthout wordt in de loop der tijd kernhout [17](#page=17).
* **Hart/Merg:** Dit is de middelste laag van de stam en bestaat uit sponsachtig weefsel dat in het eerste jaar ontstaat en daarna dood is. Het merg zal eerder vergaan en kan ongelijk krimpen [17](#page=17).
### 2.3 Vezel en groei
De structuur van houtvezels en de vorming van jaarringen zijn direct gerelateerd aan de groeisnelheid en de omstandigheden gedurende het groeiseizoen [19](#page=19).
* **Trage, gelijkmatige groei** resulteert in een dichte vezelstructuur [19](#page=19).
* **Snelle, onregelmatige groei** leidt tot een dwarse, kronkelige vezelstructuur [19](#page=19).
Jaarringen worden gevormd door verschillende groeiprocessen binnen een jaar:
* **Lentehout:** Kenmerkt zich door veel wateropname en een krachtige ontwikkeling van cellen, wat resulteert in een lichte kleur [19](#page=19).
* **Zomerhout:** In de zomer is er minder wateropname en een dichtere opbouw van cellen, wat resulteert in een donkere kleur [19](#page=19).
* **Winter:** Gedurende de winter is er geen groei [19](#page=19).
Horizontaal transport van water en voedsel vindt plaats binnen de boom [19](#page=19).
> **Tip:** Begrijpen hoe de verschillende lagen van de stam functioneren en hoe jaarringen ontstaan, is essentieel voor het toepassen van hout in constructies en het beoordelen van de houtkwaliteit [17](#page=17) [19](#page=19).
---
# Productie, drogen en houtsoorten
Dit onderwerp behandelt de gehele levenscyclus van hout, van het moment van zagen en het omgaan met onvolmaaktheden, via de cruciale stap van drogen en de diverse technieken die daarbij komen kijken, tot een gedetailleerde verkenning van verschillende houtsoorten en hun specifieke eigenschappen en toepassingen.
### 3.1 doorsneden van een boomstam
De manier waarop een boomstam wordt gezaagd, bepaalt de uiteindelijke tekening van het hout. Er zijn drie basistypen doorsneden van de stam [22](#page=22):
* **Kopshout:** De dwarsdoorsnede recht op de as van de stam [22](#page=22).
* **Radiaal hout of kwartierse vlak:** De lengtedoorsnede die tot de middellijn van de boom loopt en evenwijdig is met de vezelrichting [22](#page=22).
* **Langshout of dosse vlak:** De tangentiale doorsnede door de lengte van de stam [22](#page=22).
### 3.2 houtzaagmethoden
De zaagmethode is direct bepalend voor de tekening van het hout, wat verwijst naar de algemene samenstelling van nerven en kleuren in gezaagd hout. De nerf zelf duidt op de vezelrichting, die de sapstroom volgt. Er worden drie hoofdmethoden onderscheiden [23](#page=23):
* **Vol kwartiers:** Bij deze methode lopen de zaagsneden loodrecht op de jaarringen, wat resulteert in een uniforme, gestreepte tekening [23](#page=23).
* **Vals kwartiers:** Dit is een zaagmethode waarbij de zaagsneden niet perfect loodrecht op de jaarringen lopen, wat leidt tot een meer variabele tekening [23](#page=23).
* **Dosse zagen:** Dit is de meest voorkomende en minst arbeidsintensieve zaagmethode, waarbij de stam tangential ten opzichte van de jaarringen wordt doorgezaagd. Dit resulteert vaak in een vlamvormig nerfpatroon [23](#page=23).
Commercieel gezien streeft men ernaar de stam "tot op het bot" te verzagen tot rechte, regelmatige planken. Het resterende hout kan gebruikt worden voor houtdraaien, samengestelde platen, of andere toepassingen waar visuele aantrekkelijkheid een rol speelt. Selectie en nummering van boomstammen dragen bij aan uniformiteit bij de verkoop [25](#page=25).
### 3.3 onvolmaaktheden van een boom
Natuurlijke onvolmaaktheden in een boom kunnen de kwaliteit en toepasbaarheid van het hout beïnvloeden. Scheuren en kloven zijn veelvoorkomende gebreken. Scheuren in de buitenste laag zijn doorgaans minder problematisch dan scheuren in de binnenste laag, die het hout ongeschikt kunnen maken voor gebruik. Specifieke typen scheuren zijn stervormige hartscheuren en ringscheuren, die kunnen ontstaan door de schok van het omzagen [25](#page=25) [27](#page=27).
### 4. Hout drogen
Het drogen van hout is een essentieel proces om de stabiliteit, sterkte en het kleurprofiel van het materiaal te waarborgen. Onjuist gedroogd hout kan leiden tot onregelmatige scheuren en krommingen. Het vochtigheidsgehalte van hout wordt gemeten met een vochtigheidsmeter [28](#page=28).
Om insecten, schimmels, rotten of splijten te vermijden, is het belangrijk dat de lucht langs alle zijden langs het hout kan strijken en dat het niet op volle grond rust. Het uiteindelijke vochtigheidsgehalte van hout zal zich aanpassen aan de omgevingsvochtigheid; 0% vocht in het hout is zelden het geval [28](#page=28) [30](#page=30).
#### 4.1 droogtechnieken
Er zijn verschillende technieken om hout te drogen [29](#page=29):
* **Luchtdrogen:** Dit is een langzaam proces waarbij het hout in de buitenlucht droogt, met een geschatte droogsnelheid van 2,5 cm per jaar [29](#page=29).
* **Droogstoven (conventionele droogoven):** In een conventionele droogoven wordt warme lucht gebruikt om het hout te drogen, waarbij het proces doorgaans van buiten naar binnen verloopt. Een droogcyclus duurt ongeveer 4 weken [29](#page=29).
* **Stoom-droogoven:** Deze techniek maakt gebruik van hete stoom van 130°C om het hout van binnenuit te drogen. Dit proces is sneller en resulteert in een open structuur, wat met name geschikt is voor naaldhout. Een droogcyclus in een stoom-droogoven duurt slechts 2,5 weken [29](#page=29).
#### 4.2 vochtigheidsklassen en toepassingen
Voor hout bestaan keuringsvoorschriften die het vochtigheidsgehalte indelen in vijf klassen [30](#page=30):
* **Klasse 1 (kamerdroog):** Maximaal 12% vocht [30](#page=30).
* **Klasse 2 (belegen):** 12% tot 15% vocht [30](#page=30).
* **Klasse 3 (luchtdroog):** 15% tot 18% vocht (maximum voor natuurlijk drogen) [30](#page=30).
* **Klasse 4 (winddroog):** 18% tot 35% vocht [30](#page=30).
* **Klasse 5 (nat):** Meer dan 35% vocht [30](#page=30).
Het optimale vochtigheidsgehalte is afhankelijk van de toepassing [30](#page=30):
* Structuurhout: maximaal 20% vocht [30](#page=30).
* Gevelbetimmering: circa 14% vocht [30](#page=30).
* Buitenterras: 14% tot 18% vocht [30](#page=30).
* Meubilair, parket, vloerplanken, trappen: 7% tot 11% vocht [30](#page=30).
#### 4.3 droog effecten en vervormingen
Kwartiers gezaagd hout trekt minder snel krom in de breedte omdat de opbouw over de gehele breedte gelijkmatiger is en het gelijkmatiger droogt, met jaarringen die parallel lopen. Dosse gezaagd hout is hier gevoeliger voor [31](#page=31).
Vervormingen van hout kunnen zich manifesteren als:
* **Gebogen:** Hout dat in de lengterichting hol of bol vervormt [32](#page=32).
* **Krom:** Hout dat in de breedte vervormt [32](#page=32).
* **Scheluw:** Een hoek van het hout die omhoog vervormt [32](#page=32).
* **Hol:** Hout dat in de breedte vervormt [32](#page=32).
Hout is een natuurlijk product met poriën en kanaaltjes die vocht kunnen opnemen. Houtsoorten met een open celstructuur zullen sneller kromtrekken dan hout met een dichte structuur. Dit wordt beïnvloed door de vochtopname en vochtverlies, verschillen in houtweefsels, en de plaatsing ten opzichte van de kern. Het kernhout, dat dichter en droger is, behoudt doorgaans langer zijn vorm [33](#page=33).
De draagkracht van hout, gerelateerd aan flexibiliteit, doorbuiging en breekbaarheid, is cruciaal. Mettertijd kan hout onder belasting gaan doorbuigen, een fenomeen dat 'kruipen' wordt genoemd. Om zeker te zijn dat er geen ongewenste doorbuiging ontstaat, wordt op de treksterkte doorgaans een veiligheidscoëfficiënt van 10 toegepast [35](#page=35).
Vers, ongezaagd en ongedroogd hout is buigbaar [36](#page=36).
### 5. Houtsoorten
Houtsoorten kunnen worden herkend aan hun kleur en nerfpatroon of tekening, zoals vlam- of golvende nerven, gelijkmatigheid, gestreeptheid, de hoeveelheid tekening, en de aanwezigheid van spiegels of stralen [39](#page=39).
#### 5.1 zacht hout
Zachte houtsoorten zijn afkomstig van naaldbomen.
* **Grenenhout:**
* **Type:** Naaldboom, zachthout [41](#page=41).
* **Plaats:** Europa, Noord-Azië [41](#page=41).
* **Kleur:** Crème tot roze, oranje, bruin [41](#page=41).
* **Kenmerken:** Kleur wordt donkerder bij blootstelling aan licht. Bruine, redelijk grote kwasten. Op dosse een duidelijke vlamtekening, op kwartier een streeptekening. Fijne streepjes op het tangentiële vlak duiden op harskanaaltjes; donkere vlekken zijn harsconcentraties. De draad is meestal recht en de nerf (matig) fijn [41](#page=41).
* **Toepassing:** Grotere bouwprojecten, schrijnwerk, exterieur [41](#page=41).
* **Vurenhout:**
* **Type:** Naaldboom, zacht hout [43](#page=43).
* **Plaats:** Europa, zowel inlands als ingevoerd [43](#page=43).
* **Kleur:** Witachtig tot crèmekleurig kern- en spinthout [43](#page=43).
* **Kenmerken:** Ronde en homogeen brede groeiringen. Een heel rechte draad. Op het kwartierse vlak geven kleine houtstralen een lichte, onopvallende tekening. Verkrijgbaar in verschillende kwaliteitsklassen [43](#page=43).
* **Toepassing:** Grotere bouwprojecten, schrijnwerk [43](#page=43).
* **Douglas:**
* **Type:** Naaldboom, zacht hout [45](#page=45).
* **Plaats:** Europa, zowel inlands als ingevoerd [45](#page=45).
* **Kleur:** Rood/roze tot licht bruine kleur [45](#page=45).
* **Kenmerken:** Harsrijk, duurzaam, opvallende jaarringen, lichtbruin kernhout [45](#page=45).
* **Toepassing:** Grotere bouwprojecten; mits behandeling ook voor buitengebruik [45](#page=45).
#### 5.2 hardhout
Hardhoutsoorten zijn afkomstig van loofbomen.
* **Esdoorn:**
* **Type:** Hardhout [47](#page=47).
* **Plaats:** Europa en Noord-Amerika [47](#page=47).
* **Kleur:** Witachtig tot lichtgeel; de witheid is een belangrijke reden voor gebruik [47](#page=47).
* **Kenmerken:** Mooie glans, weinig kleurcontrast. Kwartiers gezaagd vertoont scherp afgetekende groeiringen met fijne strepen. Op dosse lichte vlammen. Hoe ouder de boom, hoe donkerder de ringen [47](#page=47).
* **Toepassing:** Fineer en inlegwerk, meubilair [47](#page=47).
* **Essen:**
* **Type:** Loofhout, hardhout; hard, soepel, heel elastisch en veerkrachtig [49](#page=49).
* **Plaats:** Europa en Noord-Amerika [49](#page=49).
* **Kleur:** Witachtige tot licht geelbruine kleur [49](#page=49).
* **Kenmerken:** Grove nerf. Jaarringen zijn goed zichtbaar. Op kwartier heeft het strepen, op dosse een vlamtekening. Smalle, homogene stralen vormen een fijne spiegel op kwartier. De draad is meestal recht en regelmatig [49](#page=49).
* **Toepassing:** Rekstokken, andere sportartikelen, meubels [49](#page=49).
* **Mazelhout essen:**
* **Kenmerken:** Wratachtige uitgroei aan een boom. Moeilijker te bewerken door vezelrichting, vaak broos. Het patroon en de tekening staan hier centraal [51](#page=51).
* **Toepassing:** Fineer, klein draaiwerk [51](#page=51).
* **Beukenhout:**
* **Type:** Loofboom, hardhout [52](#page=52).
* **Plaats:** Nederland, België, Frankrijk [52](#page=52).
* **Kleur:** Geelbruin tot roze [52](#page=52).
* **Kenmerken:** Korte lijntjes in een duidelijke richting, rozige kleur [52](#page=52).
* **Toepassing:** Meubels, speelgoed, draaiwerk (IKEA), dé houtsoort voor buigwerk, multiplex voor interieurinrichting, trappen [52](#page=52).
* **Kersen:**
* **Type:** Loofboom, hardhout [54](#page=54).
* **Plaats:** Europa, Zuidoost-Canada [54](#page=54).
* **Kleur:** Roodbruin [54](#page=54).
* **Kenmerken:** Fijne nerf, prachtige vlamtekening, warme uitstraling [54](#page=54).
* **Toepassing:** Meubels, binnenbetimmering, draaiwerk [54](#page=54).
* **Notelaar:**
* **Type:** Hardhout [56](#page=56).
* **Plaats:** Europa, Azië en oosten van Noord-Amerika [56](#page=56).
* **Kleur:** Donker bruin tot caramel [56](#page=56).
* **Kenmerken:** Fijne nerf [56](#page=56).
* **Toepassing:** Meubels, draai- en snijwerk, muziekinstrumenten, fineerwerk [56](#page=56).
* **Eik:**
* **Type:** Hardhout, loofboom [59](#page=59).
* **Plaats:** Meest duurzame Europese hardhoutsoort, Noord-Amerika [59](#page=59).
* **Kleur:** Licht- tot goudbruin of tot rozebruin. Europees eiken heeft een warme gouden-honing kleur, Amerikaans eiken lichtere tot rozige tinten. Europees eiken is egaler van kleur, Amerikaans eiken heeft lichtere en donkerdere zones. Europees eiken heeft een golvend graanpatroon, Amerikaans eiken een recht patroon [59](#page=59).
* **Kenmerken:** Spiegels, de vaten zijn in voorjaarshout tien keer groter dan in het najaarshout [59](#page=59).
* **Toepassing:** Binnen en buiten, trappen, meubels, grepen, gevelbekleding [59](#page=59).
* **Tamme kastanje:**
* **Type:** Loofboom, hardhout [61](#page=61).
* **Plaats:** Europa, Klein-Azië, de Kaukasus en Noord-Afrika [61](#page=61).
* **Kleur:** Bruingeel tot bruin kernhout; grijswit tot grijsbruin spinthout (lijkt op eik zonder spiegels en iets grijzer van kleur) [61](#page=61).
* **Kenmerken:** Een matig grove nerf. In contact met ijzer verkleurt nat hout zwartblauw [61](#page=61).
* **Toepassing:** Meubels, houtconstructie, trappen, vloeren, draai- en snijwerk, binnen- en buitenschrijnwerk [61](#page=61).
#### 5.3 tropisch hout
Tropisch hout komt uit tropische gebieden en wordt gekenmerkt door specifieke eigenschappen en kleuren.
* **Mahonie:**
* **Type:** Loofboom, hardhout, tropisch [64](#page=64).
* **Plaats:** West-Centraal Afrika, Zuid- en Midden-Amerika [64](#page=64).
* **Kleur:** Roodbruin tot lichtbruin en glanzend kernhout; geelachtig tot witgrijs spinthout [64](#page=64).
* **Kenmerken:** Nerf matig grof [64](#page=64).
* **Toepassing:** Binnen en buiten, scheepsbetimmering, kozijnen, ramen, deuren, draaiwerk, meubels [64](#page=64).
* **Zebrano:**
* **Type:** Hardhout, tropisch [66](#page=66).
* **Plaats:** West-Afrika [66](#page=66).
* **Kleur:** Geel/bruine tot zwarte kleur [66](#page=66).
* **Kenmerken:** Grove lijnen, referentie "zebra" [66](#page=66).
* **Toepassing:** Inlegwerk, fineer, klein draaiwerk [66](#page=66).
* **Wengé:**
* **Type:** Hardhout, loofhout, tropisch [68](#page=68).
* **Plaats:** Zaïre (Congo-Kinshasa) [68](#page=68).
* **Kleur:** Donkerbruin, zwart, oranje, paars [68](#page=68).
* **Kenmerken:** Donkerbruin met zwarte strepen, melkchocoladekleurig hout met fijne adertjes in de doorsnede, grove nerf [68](#page=68).
* **Toepassing:** Draaien, decoratief [68](#page=68).
### 6. Duurzaamheid van hout
De duurzaamheid van hout wordt uitgedrukt in de jaren dat het materiaal gaaf blijft zonder schimmels of houtrot. Dit wordt aangeduid met duurzaamheidsklassen, bijvoorbeeld klasse A [70](#page=70).
* **Klasse 1 (zeer duurzaam):** Padoek, afzelia (meer dan 25 jaar, voor buitentoepassing) [70](#page=70).
* **Klasse 2 (duurzaam):** Europese eik [70](#page=70).
* **Klasse 3 (matig duurzaam):** Grenen [70](#page=70).
* **Klasse 4 (weinig duurzaam):** Vuren [70](#page=70).
* **Klasse 5 (zeer weinig duurzaam):** Essen (minder dan 5 jaar) [70](#page=70).
De toepassing van hout is afhankelijk van de omgeving, waarvoor volgende blootstellingsklassen gelden [70](#page=70):
* **A:** Voortdurend in contact met vochtige humus [70](#page=70).
* **B:** Blootgesteld aan weer en wind [70](#page=70).
* **C:** Beschermd (geteerd, geverfd, geïmpregneerd) [70](#page=70).
---
# Toepassingen en technieken van hout
Dit deel gaat dieper in op de diverse toepassingen van massief hout en fineer in interieurontwerp, alsook op verschillende houtbewerkingstechnieken, bevestigingsmethoden en afwerkingstechnieken om de duurzaamheid en esthetiek van hout te verbeteren.
## 4. Toepassingen en technieken van hout
Hout kent een breed scala aan toepassingen in interieurontwerp, variërend van structurele elementen tot decoratieve afwerkingen. De keuze van hout hangt af van factoren zoals sterkte, draagkracht, hardheid, duurzaamheid, prijs en esthetische kwaliteiten [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [84](#page=84) [99](#page=99).
### 4.1 Massief hout toepassingen en maatvoering
Massief hout wordt gebruikt in diverse maten, van standaard planken tot grotere formaten voor specifieke toepassingen.
#### 4.1.1 Standaard maatvoering en profielen
Standaard maatvoering voor massief hout is beschikbaar voor zowel houtskeletbouw als interieurbouw, en kan op maat worden gezaagd bij een houthandelaar. Dit omvat planken met afmetingen variërend in lengte tot 6 meter, breedte van 30 tot 300 mm en dikte van 10 tot 100 mm. Men kan zowel geschaafde als ruwe houten balken aankopen, waarbij schaven het rechtzetten van de vier hoeken betreft [72](#page=72) [73](#page=73).
Er zijn ook standaard deuvels en profielen beschikbaar, zoals platen met tand- en groefverbindingen, kant-en-klare planken, profielranden, ronde stokken, plinten en leuningen, die een snellere plaatsing mogelijk maken [75](#page=75).
#### 4.1.2 Groter formaat: doorgaande lamellen
Voor grote overspanningen zijn grotere maten hout nodig. Dit wordt bereikt door planken van 25-50 mm dik op elkaar te lijmen tot de gewenste breedte, dikte en lengte. Deze techniek wordt toegepast in grote houtstructuren en werkbladen voor interieurafwerking [74](#page=74).
#### 4.1.3 Verschillende houtsoorten
Er wordt onderscheid gemaakt tussen Belgische loofboomsoorten, onderverdeeld in primaire (bv. eik, beuk), secundaire (bv. es, berk) en genaturaliseerde soorten (bv. kastanje, notelaar). Naast deze zijn er ook naaldboomsoorten zoals grenen en vuren [85](#page=85).
### 4.2 Fineer toepassingen en snijmethoden
Fineer bestaat uit dunne houten bladen die van een stam worden gesneden of geschild en vervolgens op goedkoper plaatmateriaal worden verlijmd. De nerf loopt meestal volgens de lengterichting [85](#page=85).
#### 4.2.1 Snijmethoden voor fineer
Er zijn vier hoofdmethoden voor het snijden van fineer:
1. **Afrol:** De boom draait rond zijn as en wordt als een tapijt afgerold, wat resulteert in een gevarieerde tekening met lijnen in alle richtingen [86](#page=86).
2. **Dosse:** Er wordt dwars door het hart van de boom gesneden, wat een gevlamde tekening oplevert [86](#page=86).
3. **Kwartier "normal cut":** Er wordt haaks op de jaarringen gesneden, wat een rechtdradige tekening genereert [86](#page=86).
4. **Kwartier "rift cut":** De boom draait rond zijn as en er wordt onder een bepaalde hoek haaks op de jaarringen gesneden, wat een rechtdradige tekening met een zeer gelijklopend lijnenspel oplevert [86](#page=86).
#### 4.2.2 Fineer legpatronen en voegtechnieken
De manier waarop fineervellen worden samengevoegd, kan de tekening sterk beïnvloeden, waardoor diverse patronen en motieven gecreëerd kunnen worden. Voorbeelden zijn visgraatpatronen en open boek patronen. Het bewaren van vellen op volgorde is essentieel voor het creëren van hoogwaardige patronen [87](#page=87) [88](#page=88) [89](#page=89) [90](#page=90) [91](#page=91) [92](#page=92).
#### 4.2.3 Kwaliteitsklassen van fineer
Fineer wordt ingedeeld in verschillende kwaliteitsklassen, variërend van A-kwaliteit (geen zichtbare naden, duurste) tot C-kwaliteit (meer gebreken, vaak dichtgeplamuurd) [93](#page=93).
* **A-kwaliteit:** Mooiste en duurste, geen zichtbare naden, voor decoratieve toepassingen [93](#page=93).
* **B-kwaliteit:** Kleine onzuiverheden, lichte verkleuringen, kleine reparaties toegestaan, kwasten en spinthout kunnen aanwezig zijn, voor interieurafwerking [93](#page=93).
* **BB-kwaliteit:** Proppen (gerepareerde stukjes fineer) toegestaan, kleine scheurtjes aan de randen mogelijk [93](#page=93).
* **C-kwaliteit:** Meer gebreken, vaak dichtgeplamuurd, scheurtjes en uitgevallen knoesten toegestaan, voor HPL-lagen, verpakking en eenvoudig constructiewerk [93](#page=93).
#### 4.2.4 Toepassingen van fineer
Fineer wordt gebruikt voor kastfronten, met MDF of vezelplaat als drager, en kantenband van fineer, meestal in de langse nerfrichting op de kopse kant. Inlegwerk van fineer wordt versneden en op een drager gekleefd [97](#page=97) [98](#page=98).
### 4.3 Houtbewerkingstechnieken
Het bewerken van hout omvat diverse technieken, waarbij rekening gehouden moet worden met de nerfrichting en ergonomie. Er zijn zowel low-tech als high-tech tools beschikbaar in het atelier [100](#page=100) .
#### 4.3.1 Lamineren
Lamineren is het op elkaar lijmen van verschillende stroken fineer om gebogen werkstukken te creëren. Dit kan met een enkelvoudige mal, tweedelige mallen, of door het lijmen en vastzetten met klemmen gevolgd door drogen .
#### 4.3.2 Droog buigen
Droog buigen van massief hout gebeurt door aan één kant een aantal zaagsneden te maken, zodanig dat deze aan beide zijden weer gesloten zijn .
#### 4.3.3 Stoombuigen
Stoombuigen maakt gebruik van stoom (ongeveer 100°C) om de houtvezels te verzachten en het hout vervormbaar te maken. De mogelijkheid tot vervorming hangt af van de vorm en structuur van de celwanden. Het proces omvat het spannen over een mal, afkoelen, en vervolgens drogen tot een vochtgehalte van 10-12% voor stabiliteit. Factoren zoals houtsoort, dikte, zaagtijd en stoomtijd beïnvloeden het proces .
#### 4.3.4 Houtdraaien
Bij houtdraaien wordt een stam of een op maat gezette plaat tussen twee centers op een draaibank gepositioneerd en bewerkt met beitels en gutsen om symmetrische, cirkelvormige objecten te creëren .
#### 4.3.5 Handmatig hout snijden/gutsen
Dit omvat technieken zoals het handmatig uitsnijden of uitsnijden van hout met gutsen, wat resulteert in gedetailleerde sculpturen .
#### 4.3.6 Frezen, printen, branden en zeefdrukken
Naast de mechanische technieken kan hout ook worden bewerkt met frezen (bijvoorbeeld met UV-printers), branden of zeefdrukken voor decoratieve doeleinden .
### 4.4 Bevestiging en montage
Bij het bevestigen van hout wordt onderscheid gemaakt tussen nagels (ondersteunend vastzetten) en schroeven (draagkracht) .
#### 4.4.1 Houtverbindingen
Er zijn diverse houtverbindingen, elk met hun eigen sterkte en toepassing:
* **Overlap- en halfhoutverbindingen:** Eenvoudige verbindingen, waarbij overlap vaak versterking met lijm vereist. Halfhoutverbindingen kunnen doorgaand, gekruist of in verstek worden uitgevoerd .
* **Zwaluwstaartverbinding:** Een robuuste verbinding, vaak gebruikt in laden en kasten .
* **Pen- en gatverbindingen:** Zowel open als gesloten varianten, waarbij een inkeping in het ene deel wordt gemaakt waar het einde van het andere deel in past .
* **Deuvel- en lamellenverbindingen:** Houten koekjes (deuvels horizontaal, lamellen verticaal) gebruikt voor blinde verbindingen .
### 4.5 Houtbehandelingstechnieken
Houtbehandeling is essentieel om het te beschermen tegen aantasting door schimmels, zwammen en insecten, en om de esthetiek te verbeteren .
#### 4.5.1 Bescherming tegen houtaantasting
Hout kan worden beschermd tegen plantaardige (schimmels, houtzwammen) en dierlijke (houtwormen) aantastingen via verschillende methoden :
* **Drenken:** Industriële methode voor massief hout, vooral voor buitengebruik, maakt het minder vatbaar voor aantasting .
* **Druk impregneren:** Stof wordt onder druk in het hout geperst, een industriële methode .
* **Bestrijken of verven:** Handmatig of industrieel met een verfborstel of spuitmachine .
* **Shou sugi ban:** Een Japanse techniek waarbij hout wordt verbrand .
* **Thermisch behandelen:** Industriële methode met een oven, voornamelijk voor buitentoepassingen .
#### 4.5.2 Houtafwerking
Na het schuren en reinigen kan hout worden afgewerkt met diverse producten om het te verfraaien en te beschermen :
* **Olie:** Geeft een authentieke, natuurlijke look, dringt in het hout, en is verkrijgbaar in diverse kleurschakeringen. Vereist regelmatig onderhoud en is vlekgevoeliger .
* **Vernis:** Biedt een beschermende laag, sluit de poriën, is makkelijk te onderhouden en verhoogt de krasbestendigheid. Kleurmogelijkheden zijn beperkter .
* **Was/wax:** Voedt het hout en biedt een natuurlijk aspect, maar is minder resistent dan olie of vernis .
* **Beits (dekkend):** Dringt deels in het hout, biedt betere bescherming en laat de natuurlijke structuur van het hout zichtbaar. Vaak vochtregulerend, met extra afwerking binnenshuis .
* **Lak/verf:** Vormt een dekkende laag op het hout, biedt bescherming aan de buitenkant en is verkrijgbaar in vele kleuren. De natuurlijke houtstructuur is niet zichtbaar .
#### 4.5.3 Shou sugi ban (verduurzamen door verbranding)
Shou-sugi-ban is een Japanse techniek waarbij de houtoppervlakte wordt verbrand om een verkoolde laag te creëren die weerstand biedt tegen weersinvloeden, insecten en schimmels. Het proces omvat het verbranden van de toplaag, het verwijderen van overtollige koolstof, en optioneel het behandelen met natuurlijke houtolie. De afwerking van shou sugi ban kan traditioneel zijn (zichtbare koolstoflaag), geschuurd en geolied (glad oppervlak met houttekening), of licht aangebrand en geschuurd (voornamelijk voor uiterlijk) .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Massief hout | Een natuurlijk en uniek product dat rechtstreeks uit de boom wordt gewonnen, zonder het te verlijmen met andere houtsoorten of plaatmateriaal. Het wordt gekenmerkt door zijn natuurlijke variaties in kleur, nerf en structuur. |
| Zaaghout | Hout dat door zagen is verkregen uit boomstammen en gebruikt wordt voor diverse constructie- en afwerkingstoepassingen. Dit kan zowel voor ruwbouw als voor fijnere afwerking dienen. |
| Hernieuwbare grondstof | Een grondstof die binnen een menselijke tijdschaal kan aangroeien en aangevuld worden, zoals hout bij duurzaam bosbeheer. Dit in tegenstelling tot fossiele brandstoffen of mineralen. |
| Milieuvriendelijk | Een proces of product dat weinig negatieve impact heeft op het milieu. Houtproductie vereist bijvoorbeeld relatief weinig energie in vergelijking met andere bouwmaterialen. |
| Botanische naam | De wetenschappelijke naam van een plant of boomsoort, bestaande uit het geslacht en de soort, vaak aangevuld met specifieke kenmerken of cultivars. Bijvoorbeeld: *Betula Ermanii ‘Blush’*. |
| Handelsbenaming | Een door de handel gebruikte, vaak vereenvoudigde benaming voor een houtsoort, soms aangevuld met kenmerken zoals kleur of oorsprong. Bijvoorbeeld: Europese eik of Amerikaanse eik. |
| Mechanische eigenschappen | De fysische kenmerken van hout die bepalen hoe het reageert op krachten, zoals sterkte, draagkracht, hardheid en breekbaarheid. Deze zijn cruciaal voor de toepassing van het hout. |
| Esthetische kwaliteiten | De visuele aantrekkelijkheid van hout, die wordt bepaald door factoren zoals kleur, nerfpatroon, tekening en glans. Dit is belangrijk voor interieur- en meubelontwerp. |
| Dichtheid (hout) | De massa van hout per volume-eenheid, uitgedrukt in kilogram per kubieke meter ($kg/m^3$). Dit is een belangrijke factor voor het gewicht, de sterkte en de duurzaamheid van het hout. |
| Zacht hout | Hout van naaldbomen, gekenmerkt door een lagere dichtheid, lichter gewicht, vaak lichtere kleur en een open nerfstructuur. Het is over het algemeen goedkoper en gemakkelijker te bewerken. |
| Hardhout | Hout van loofbomen, gekenmerkt door een hogere dichtheid, zwaarder gewicht, vaak donkerdere kleur en een dichtere nerfstructuur. Het is over het algemeen duurzamer en stabieler. |
| Loofboom | Een boom die typisch bladverliezend is en hout produceert dat over het algemeen harder is. Deze bomen hebben vaak onregelmatige vertakkingen en groeien langzamer. |
| Naaldbomen | Bomen die naalden dragen en meestal groenblijvend zijn, met hout dat over het algemeen zachter is. Ze groeien sneller en hebben een meer rechtopstaande stamvorm. |
| Fotosynthese | Het biochemische proces waarbij planten en sommige andere organismen lichtenergie gebruiken om kooldioxide ($CO_2$) en water ($H_2O$) om te zetten in glucose (een suiker) en zuurstof ($O_2$). Dit proces is essentieel voor de groei van bomen. |
| Sapstroom | De beweging van vocht en voedingsstoffen binnen een boom. De dalende sapstroom transporteert suikers van de bladeren naar de rest van de boom, terwijl de stijgende sapstroom water en mineralen vanuit de wortels naar de bladeren transporteert. |
| Jaarring | Een zichtbare concentrische ring in het dwarsdoorsneden van een boomstam, gevormd door afwisselende perioden van snelle groei in de lente (lentehout) en langzamere groei in de zomer (zomerhout). Deze ringen geven informatie over de leeftijd en groeiomstandigheden van de boom. |
| Spinthout | Het levende, buitenste deel van het hout van een boom, gelegen direct onder de bast. Het spinthout transporteert water en mineralen en draagt bij aan de jaarlijkse groei. Het is meestal lichter van kleur en kan minder duurzaam zijn dan kernhout. |
| Kernhout | Het binnenste, meestal oudere deel van het hout van een boom, dat niet langer actief deelneemt aan de sapstroom. Het kernhout dient voornamelijk ter ondersteuning van de boom en is vaak donkerder en duurzamer dan spinthout. |
| Hart / Merg | Het sponsachtige, centrale weefsel in het midden van een jonge boomstam dat na het eerste jaar meestal afsterft. Het merg kan sneller vergaan en ongelijk krimpen. |
| Vezel | De basiseenheid van het houtweefsel, bestaande uit lange, dunne cellen die zorgen voor de structurele integriteit en het transport van water en voedingsstoffen. De lengte, richting en structuur van de vezels bepalen veel van de eigenschappen van het hout. |
| Lentehout | Het hout dat tijdens het voorjaar wordt gevormd, wanneer de groei van de boom snel is door een overvloed aan water en zonlicht. Lentehout heeft grotere cellen, is lichter van kleur en minder dicht. |
| Zomerhout | Het hout dat tijdens de zomer wordt gevormd, wanneer de groei van de boom vertraagt. Zomerhout heeft kleinere, dikkere celwanden, is donkerder van kleur en dichter. |
| Dwarsdoorsnede (stam) | De doorsnede van een boomstam loodrecht op de lengteas. Hierin zijn de jaarringen, het merg en de schors zichtbaar. |
| Radiaal hout (kwartiers vlak) | Een lengtedoorsnede van een boomstam die door de middellijn loopt en evenwijdig is aan de vezelrichting. Bij dit zagen zijn de jaarringen als rechte lijnen zichtbaar. |
| Langshout (dosse vlak) | Een tangentiale doorsnede van een boomstam door de lengte. Bij dit zagen ontstaan vaak meer uitgesproken vlam- of golvende nerfpatronen, omdat de zaagsnede de jaarringen snijdt. |
| Zaagmethode | De manier waarop een boomstam wordt gezaagd om planken en andere houten producten te verkrijgen. De zaagmethode bepaalt voor een groot deel het nerfpatroon en de tekening in het gezaagde hout. |
| Nerf | De richting van de houtvezels, die de zichtbare lijnen of patronen in het hout vormen. De nerfrichting beïnvloedt de sterkte, bewerkbaarheid en het uiterlijk van het hout. |
| Vlam (nerfpatroon) | Een decoratief, V-vormig of golvend patroon dat ontstaat bij het tangentiële zagen van hout, waarbij de zaagsneden de jaarringen schuin kruisen. |
| Onvolmaaktheden (hout) | Natuurlijke afwijkingen of kenmerken in hout, zoals knoesten, mazelhout, spiegeldraden, scheuren of kronkels, die het uiterlijk en soms de sterkte kunnen beïnvloeden. |
| Knoest (kwast) | Een verharde, ronde of ovale vlek in het hout die ontstaat waar een tak uit de stam is gegroeid. Knoesten kunnen variëren in grootte en invloed op de sterkte van het hout. |
| Mazelhout | Een tekening in het hout die ontstaat door het overgroeien van slapende ogen of verwondingen aan een boom, wat resulteert in een wratachtig of onregelmatig patroon. |
| Spiegeldraad (spiegel) | Radiale structuren in hout die bij bepaalde lichtinval donkerder of lichter kunnen lijken dan de omgeving, vooral zichtbaar bij eikenhout en sommige naaldbomen. Ze worden veroorzaakt door de houtstralen. |
| Scheuren en kloven | Scheidingen in het houtweefsel, die kunnen ontstaan door interne spanningen, snelle droging of mechanische impact. Hartscheuren en ringscheuren zijn veelvoorkomende typen. |
| Drogen (hout) | Het proces van het verwijderen van vocht uit hout om stabiliteit, sterkte en duurzaamheid te verhogen en krimp, kromtrekken en rotting te voorkomen. Dit kan zowel door luchtdrogen als door droogovens gebeuren. |
| Vochtigheidsgehalte | De hoeveelheid water die aanwezig is in hout, uitgedrukt als een percentage van het droge gewicht van het hout. Dit gehalte is cruciaal voor de stabiliteit en het gedrag van het hout. |
| Kamerdroog | Een vochtigheidsgehalte van hout dat geschikt is voor binnengebruik, meestal maximaal 12%. |
| Belegen | Een vochtigheidsgehalte van hout dat geschikt is voor toepassingen waar iets meer vochtigheid acceptabel is, meestal tussen 12% en 15%. |
| Luchtdroog | Een vochtigheidsgehalte van hout dat is verkregen door natuurlijke droging aan de lucht, meestal tussen 15% en 18%. |
| Winddroog | Een vochtigheidsgehalte van hout dat is verkregen door natuurlijke droging aan de lucht, vaak met een hogere vochtigheid dan luchtdroog hout, typisch tussen 18% en 35%. |
| Structuurhout | Hout dat wordt gebruikt voor dragende constructies, waar stabiliteit en sterkte belangrijk zijn. Het vochtigheidsgehalte is meestal lager dan voor buitentoepassingen. |
| Gevelbetimmering | Hout dat wordt gebruikt voor de buitenbekleding van gebouwen. Het vochtigheidsgehalte wordt aangepast aan de omgeving en de vereiste duurzaamheid. |
| Buitenterras | Hout gebruikt voor terrassen buiten, dat blootgesteld is aan weersinvloeden. Het vereist een specifiek vochtigheidsgehalte en duurzaamheidsklasse. |
| Meubilair | Hout gebruikt voor de productie van meubels, waar esthetiek en stabiliteit belangrijk zijn. Het vochtigheidsgehalte is doorgaans laag. |
| Parket / Vloerplanken | Hout gebruikt voor vloerafwerking, waar slijtvastheid en stabiliteit cruciaal zijn. Het vochtigheidsgehalte is laag om krimp en uitzetting te minimaliseren. |
| Trappen | Hout gebruikt voor trappen, dat zowel sterk als esthetisch aantrekkelijk moet zijn. Het vochtigheidsgehalte is doorgaans laag. |
| Vervorming (hout) | Veranderingen in de vorm van hout, zoals kromtrekken, buigen of scheluw worden, die kunnen optreden door veranderingen in vochtigheid, temperatuurschommelingen of onevenwichtige spanningen. |
| Gebogen (hout) | Een vervorming waarbij hout in de lengterichting hol of bol gaat staan. |
| Krom (hout) | Een vervorming waarbij hout in de breedte kromtrekt, vaak veroorzaakt door vochtverschillen. |
| Scheluw (hout) | Een vervorming waarbij een hoek van het hout omhoog krult, waardoor het niet meer vlak ligt. |
| Hol (hout) | Een vervorming waarbij het hout in de breedte inzakt of hol wordt. |
| Vochtige humus | Grond die constant verzadigd is met water en organisch materiaal, wat de duurzaamheid van hout dat ermee in contact komt, kan beïnvloeden. |
| Blootgesteld aan weer en wind | Hout dat direct wordt blootgesteld aan buitenomstandigheden zoals regen, zon en wind, wat hogere eisen stelt aan duurzaamheid. |
| Beschermd (hout) | Hout dat is behandeld met verf, olie, impregnatie of andere middelen om het te beschermen tegen invloeden van buitenaf. |
| FSC (Forest Stewardship Council) | Een internationale organisatie die certificering biedt voor hout uit duurzaam beheerde bossen, met strikte ecologische, sociale en economische criteria. |
| PEFC (Programme for Endorsement of Forest Certification Schemes) | Een internationaal keurmerk voor duurzaam bosbeheer, dat vaak wordt gezien als een alternatief voor FSC, met een focus op de belangen van bosbeheerders en de industrie. |
| Geschaafd hout | Hout waarvan de oppervlakken glad zijn gemaakt door het te schaven, wat resulteert in rechthoekige hoeken en een fijner uiterlijk. |
| Ruw hout | Hout dat na het zagen niet verder is bewerkt en dus ruwe oppervlakken heeft. |
| Schaven (houtbewerking) | Het proces van het gladmaken en rechtopzetten van de hoeken van hout met een schaaf, om een precieze afmeting en een glad oppervlak te verkrijgen. |
| Vandiktebank | Een machine die wordt gebruikt om de dikte van hout gelijkmatig te maken en de oppervlakken glad te schaven. |
| Doorgaande lamellen | Houten planken die tussen 25-50 mm dik zijn en op elkaar worden gelijmd om grotere overspanningen en bredere constructies te realiseren. |
| Standaard deuvels | Kleine, cilindrische houten pinnen die worden gebruikt om twee houten onderdelen met elkaar te verbinden, vaak in combinatie met lijm. |
| Profielen (hout) | Houten onderdelen met specifieke vormen of afmetingen, zoals profielranden, ronde stokken, plinten of leuningen, die worden gebruikt voor afwerking of constructie. |
| Fineer | Zeer dunne bladen hout die van de stam worden gesneden of geschild. Deze worden vervolgens op een plaatmateriaal (zoals MDF of spaanplaat) gelijmd om een decoratief oppervlak te creëren. |
| Schilfineer | Een methode om fineer te produceren waarbij de boomstam rond zijn as wordt gerold en het fineer als een soort tapijt wordt afgerold. Dit resulteert vaak in een meer gevarieerde tekening. |
| Snijfineer | Een methode om fineer te produceren door de stam in dunne plakken te snijden. Dit kan op verschillende manieren, zoals met een mes of een zaag, en bepaalt de tekening. |
| Multiplex | Een plaatmateriaal dat bestaat uit meerdere lagen dun hout (fineer) die haaks op elkaar zijn gelijmd. Dit geeft het materiaal sterkte en stabiliteit. |
| Houttechnieken | Diverse methoden en processen die worden gebruikt om hout te bewerken, waaronder zagen, schaven, frezen, boren, lijmen, buigen en afwerken. |
| Lamineren (hout) | Het proces van het op elkaar lijmen van meerdere stroken of lagen fineer of hout om gebogen of complexe vormen te creëren, of om de sterkte en stabiliteit te vergroten. |
| Droogbuigen | Een techniek om hout te buigen door strategische zaagsneden aan één zijde te maken, waardoor het hout flexibeler wordt en kan worden gevormd zonder te breken. De zaagsneden worden zo geplaatst dat ze aan de andere zijde weer gesloten zijn. |
| Stoombuigen | Een methode om hout te buigen door het te behandelen met stoom. De hitte en vochtigheid maken de houtvezels flexibel, waardoor het hout gemakkelijk kan worden gevormd rond een mal. |
| Houtdraaien | Een bewerkingstechniek waarbij een stuk hout op een draaibank wordt gemonteerd en met speciale beitels in een cilindrische of cirkelvormige vorm wordt gedraaid. Dit resulteert in symmetrische objecten. |
| Handmatig hout snijden / gutsen | Technieken waarbij met handgereedschap, zoals gutsen en beitels, hout wordt bewerkt om decoratieve patronen, reliëfs of vormen te creëren. |
| Frezen | Een bewerkingstechniek waarbij een roterend gereedschap, een frees, wordt gebruikt om materiaal te verwijderen en vormen, groeven of profielen in het hout te maken. |
| Branden (hout) | Een decoratieve techniek waarbij hout wordt verhit met een vlam om een verkoolde laag te creëren, wat zowel de esthetiek als de duurzaamheid kan verbeteren (bijvoorbeeld Shou Sugi Ban). |
| Zeefdruk | Een druktechniek waarbij inkt door een fijnmazig doek wordt geperst op een oppervlak, waardoor een patroon of afbeelding ontstaat. Kan ook op hout worden toegepast. |
| Bevestiging en montage | De methoden en materialen die worden gebruikt om houten onderdelen met elkaar te verbinden, zoals spijkers, schroeven, lijmen, deuvels en verschillende houtverbindingen. |
| Nagel | Een metalen pen met een platte kop, voornamelijk gebruikt om houtonderdelen te ondersteunen en bij elkaar te houden, maar minder geschikt voor dragende verbindingen. |
| Schroef | Een metalen bevestigingsmiddel met een schroefdraad, dat wordt gebruikt om houtonderdelen stevig aan elkaar te verbinden en aanzienlijke draagkracht kan bieden. |
| Overlapsverbinding | Een eenvoudige houtverbinding waarbij twee delen hout elkaar overlappen. Deze verbinding moet vaak met lijm en/of extra bevestigingen worden versterkt. |
| Halfhoutverbinding | Een houtverbinding waarbij uit beide te verbinden delen een gelijk deel wordt weggenomen, zodat ze elkaar precies overlappen en een vlak oppervlak vormen. |
| Zwaluwstaartverbinding | Een sterke en decoratieve houtverbinding, gekenmerkt door taps toelopende pennetjes en openingen die op zwaluwstaarten lijken, waardoor ze in elkaar passen en een sterke greep bieden. |
| Verstekverbinding | Een houtverbinding waarbij de twee delen onder een hoek (meestal 45 graden) worden gezaagd en vervolgens samengevoegd, vaak gebruikt voor hoekverbindingen in lijsten of meubels. |
| Pen- en gatverbinding | Een klassieke houtverbinding waarbij een uitstekende pen op het ene deel in een bijpassend gat op het andere deel past, wat zorgt voor een sterke en precieze verbinding. |
| Keep- en deuvelverbinding | Een verbinding waarbij een keep (inkeping) wordt gezaagd in het ene houtdeel waar het uiteinde van het andere deel in past. Deuvels, kleine cilindrische houten pinnen, worden ook gebruikt om verbindingen te verstevigen. |
| Lamellenverbinding | Een verbindingstechniek waarbij platte, ovale houten "koekjes" (lamellen) in uitsparingen in de te verbinden delen worden geplaatst en met lijm worden gefixeerd, wat een sterke en onzichtbare verbinding oplevert. |
| Houtaantasting | Schade aan hout veroorzaakt door biologische organismen, zoals schimmels, houtzwammen (plantaardig) of houtwormen (dierlijk), die het hout kunnen verzwakken of vernietigen. |
| Drenken (houtbehandeling) | Een industriële impregneringstechniek waarbij hout wordt ondergedompeld in een beschermende vloeistof om het te beschermen tegen insecten, schimmels en rotting. |
| Druk impregneren | Een industriële houtbehandeling waarbij beschermende stoffen onder hoge druk in het hout worden geperst, wat zorgt voor een diepe en duurzame bescherming. |
| Shou Sugi Ban | Een traditionele Japanse techniek om hout te verduurzamen door het oppervlak te verbranden, waardoor een beschermende verkoolde laag ontstaat die weerstand biedt tegen weersinvloeden, brand, insecten en schimmels. |
| Thermisch behandelen | Een industriële houtbehandeling waarbij hout wordt blootgesteld aan hoge temperaturen in een oven, zonder toevoeging van chemicaliën, om de stabiliteit, duurzaamheid en weerstand tegen insecten te verhogen. |
| Hout beschermend | Behandelingen die gericht zijn op het verlengen van de levensduur van hout door het te beschermen tegen externe invloeden zoals vocht, UV-straling, insecten en schimmels. |
| Hout verfraaiend | Behandelingen die gericht zijn op het verbeteren van het uiterlijk van hout, zoals het veranderen van kleur, het creëren van een bepaalde glans of het accentueren van de nerfstructuur. |
| Olie (houtafwerking) | Een afwerkingsproduct dat in het hout dringt en een natuurlijke uitstraling behoudt. Het voedt het hout en biedt enige bescherming, maar is gevoeliger voor vlekken en vereist regelmatig onderhoud. |
| Vernis (houtafwerking) | Een transparante beschermende laag die op het hout wordt aangebracht en de poriën afsluit. Vernis biedt een goede bescherming tegen slijtage en vocht, en is verkrijgbaar in verschillende glansgraden. |
| Was (houtafwerking) | Een afwerkingsproduct dat een natuurlijke uitstraling geeft en het hout voedt. Het biedt enige bescherming, maar is over het algemeen minder resistent dan olie of vernis. |
| Beits (houtafwerking) | Een product dat deels in het hout dringt en de kleur verandert, terwijl de natuurlijke structuur van het hout zichtbaar blijft. Beits biedt bescherming en is verkrijgbaar in diverse kleuren, vaak gebruikt voor buitentoepassingen. |
| Lak / Verf | Dekkende afwerkingsproducten die niet in het hout dringen, maar een laag vormen op het oppervlak. Ze bieden bescherming en een breed scala aan kleuropties, maar verbergen de natuurlijke houtstructuur. |
Cover
Constructie Afwerking 1.pdf
Summary
# Gevelafsluitingen en buitenschrijnwerk
Dit onderwerp behandelt de historische evolutie, de prestaties, de relevante wetgeving en de verschillende materialen van gevelafsluitingen en buitenschrijnwerk.
### 1.1 Historiek en terminologie
Het buitenschrijnwerk heeft een aanzienlijke historische evolutie doorgemaakt, van smalle openingen in de middeleeuwen tot grotere glasoppervlaktes vanaf de 17e/18e eeuw en de uitvinding van getrokken glas in de 20e eeuw. Belangrijke terminologie omvat [2](#page=2):
* **Venster:** Een element dat een muuropening afsluit en zorgt voor verlichting en verluchting [2](#page=2).
* **Vast venster:** Een venster zonder vleugel [2](#page=2).
* **Opengaand venster:** Een venster met een vast kader en een vleugel [2](#page=2).
* **Samengesteld venster:** Een venster met vaste of opengaande delen in een vast kader, gescheiden door stijlen of dwarsregels [2](#page=2).
* **Schuifvenster:** Een constructie met bewegende vleugels die zich in het vlak van de constructie verplaatsen en niet geschikt is voor doorgang van personen bij normaal gebruik [2](#page=2).
* **Bovenlicht:** Een beglaasd element boven in het venster dat al dan niet geopend kan worden [2](#page=2).
* **Vasistas:** Een klein, openvallend vleugeltje boven de bovendorpel van een venster of deur [2](#page=2).
* **Borstwering:** Het muurdeel tussen het vloerniveau en de dorpel van een venster- of deuropening [2](#page=2).
### 1.2 Openingswijzen
De weergave van openingswijzen op plannen is afhankelijk van het perspectief:
* **Vanuit de gebruiker (binnenzijde):**
* Beweging naar de gebruiker toe: doorlopende lijn [3](#page=3).
* Beweging van de gebruiker weg: stippellijn [3](#page=3).
* **Vanuit buitenaf:**
* Volle lijn = buitendraaiend [3](#page=3).
* Stippellijn = binnendraaiend [3](#page=3).
* Pijlen = schuifdeur/schuifraam [3](#page=3).
### 1.3 Prestaties van buitenschrijnwerk
De prestaties van buitenschrijnwerk worden beoordeeld op basis van verschillende criteria:
* **A. Luchtdoorlatendheid:**
* Ingedeeld in klassen van 1 (slecht) tot 4 (best) [3](#page=3).
* Kustregio's vereisen hogere klassen vanwege meer wind [3](#page=3).
* Vleugel- en draaikipvensters hebben doorgaans betere prestaties dan schuiframen [3](#page=3).
* Globale luchtdichtheid is sterk afhankelijk van de kwaliteit van de verbinding en de uitvoering [3](#page=3).
* Aandachtspunten: continuïteit en aandrukking van luchtdichtheidsrubbers, afstelling van hang- en sluitwerk, en het aantal sluitpunten [3](#page=3).
* Luchtdicht bouwen zorgt dat warme binnenlucht niet ontsnapt en koude buitenlucht niet binnendringt. Ramen en deuren zijn hierin essentieel [4](#page=4).
* **B. Weerstand tegen windbelasting:**
* Meet de vervorming van het raam onder druk en onderdruk door wind [4](#page=4).
* Grotere profieldiepte verhoogt de weerstand; groter glasoppervlak verlaagt deze [4](#page=4).
* **C. Waterdichtheid:**
* Beoordeelt hoe goed water binnenkomt bij toenemende druk en beregeningstijd [4](#page=4).
* **D. Bepaling klasse vensters:**
* Afhankelijk van plaatsingshoogte boven maaiveld (hoger = strenger) en ruwheid van het terrein (opener = strenger) [4](#page=4).
* Muuropeningen moeten minimaal 1 cm groter zijn dan het raam voor bevestiging [4](#page=4).
### 1.4 Relevante wetgeving
Diverse wetgevingen bepalen de eisen voor buitenschrijnwerk:
* **EPB-wetgeving (Energieprestatie en Binnenklimaat):**
* Vensters veroorzaken ondanks hun beperkte oppervlakte (minder dan 10% van de gebouwschil) een aanzienlijk deel van het globale warmteverlies (38%) [4](#page=4).
* Beperking via $U_{\text{max}} = U_w$ (window), waarbij $U_w$ afhangt van $U_g$ (glas) en $U_f$ (frame) [4](#page=4).
* **Blinde gevel:** Gevel zonder ramen [4](#page=4).
* **Opake gevel:** Blinde gevels zonder ramen of deuren [4](#page=4).
* **Transparante gevel:** Gevels met deuren of ramen, isoleren 6x minder goed [4](#page=4).
* **S-peil (Schilpeil):**
* Meet de energie-efficiëntie van de gebouwschil en vat de energetische kwaliteiten samen tot één getal [4](#page=4).
* Houdt rekening met weerstand tegen koude, zonnewering en woningvorm [4](#page=4).
* Geldt per wooneenheid [4](#page=4).
* **Brandwetgeving:**
* Eisen worden strenger naarmate het gebouw hoger is [5](#page=5).
* **Brandreactieklasse:** Gedrag van een product dat de brand voedt, uitgedrukt in brandbaarheid (A-F), rookontwikkeling (S1-S3) en brandende druppels (D0-D2) [5](#page=5).
* **Brandweerstand:** Eigenschap van een bouwelement om zijn functies gedurende een bepaalde tijd te behouden bij brand, uitgedrukt in stabiliteit (R), vlamdichtheid (E) en thermische isolatie (I) [5](#page=5).
* Voorbeeld: EI30 ramen zijn vlamdicht en thermisch isolerend gedurende 30 minuten [5](#page=5).
* Vloeren hebben doorgaans een REI60 brandweerstand [5](#page=5).
* **Akoestische norm:**
* Beperken van luchtgeluid en contactgeluid [5](#page=5).
* Beperken van lawaai van buitenaf [5](#page=5).
* Impact op glastype voor normaal en verhoogd akoestisch comfort [5](#page=5).
* **Veiligheid en toegankelijkheid:**
* Grote glaspartijen kunnen bij breuk gevaarlijk zijn [5](#page=5).
* Wetgeving is van toepassing op valhoogte en borstweringhoogte om val- en snijrisico's te beperken [5](#page=5).
* Publiek toegankelijke gebouwen vereisen een vrije doorgangsbreedte van 90 cm voor rolstoelgebruikers [5](#page=5).
### 1.5 Milieuaspecten
* **Levens Cyclus Analyse (LCA):** Vergelijkt materialen op milieugebied, van klasse 1 (beste keuze) tot klasse 7 (onaanvaardbare keuze) [6](#page=6).
* **Berekening schaduwkosten:** Hoe lager de schaduwkosten, hoe duurzamer het product [6](#page=6).
### 1.6 Profielsystemen hout
Houten ramen dragen bij aan wooncomfort door hun warme uitstraling, natuurlijke isolatiewaarde en goede weerstand tegen geluid, water en wind [6](#page=6).
* **Stabiliteit:** Gelijmd of gelamelleerd hout verhoogt de dimensionele stabiliteit [6](#page=6).
* **Afwijkingen:** Losse en rotte kwasten, barsten zijn niet toegelaten; spinthout wordt getolereerd, behalve bij loofbomen [6](#page=6).
* **Sterkte:** Hoe dichter de houtjaarlijnen, hoe sterker het hout [6](#page=6).
* **Duurzaamheidsklassen:** Gaan van klasse 1 (zeer duurzaam) tot klasse 5 (niet duurzaam) [6](#page=6).
#### 1.6.1 Beschermende behandeling
* **Conservering:** Behandeling tegen aantasting door insecten en zwammen, en tijdelijk tegen regenwater [6](#page=6).
* **Onder diep:** Langdurige onderdompeling of autoclaaf [7](#page=7).
* **Onder oppervlakkig:** Halflange onderdompeling, vereist een afwerklaag [7](#page=7).
* **Afwerking:** Fysische bescherming en esthetische afwerking, kan niet-filmogeen (nerven zichtbaar), half-filmogeen (nerven en vezels deels zichtbaar) of filmogeen (dekkend) zijn [7](#page=7).
#### 1.6.2 Open sponning vs gesloten sponning
* **Sponning:** Een uitgeschaafd gedeelte aan de zijkant van hout voor glasmontage [7](#page=7).
* **Open sponning:** Niet meer hedendaags, enkel bij restauraties [7](#page=7).
* **Gesloten sponning:** De huidige gebruikte techniek [7](#page=7).
* Kit heeft een levensduur van 5-7 jaar; een kapotte kit kan leiden tot vuile ramen door dampaccumulatie in de binnenruit. Een condensgoot kan een oplossing zijn [8](#page=8).
**Raamtypes:**
* **Schuifraamprofiel:** Geen aanslag, borstelsluitingen, moeilijker luchtdicht te maken, zwaardere kadersecties [8](#page=8).
* **Raamprofiel:** Mogelijkheid tot aanslagen rondom, goede sluiting [8](#page=8).
* **Buitendeur:** Geen onderaanslag mogelijk, koudebrug, valdorpel (komt naar beneden bij sluiten voor extra luchtdichting) [8](#page=8).
#### 1.6.3 Voor- en nadelen houten ramen
* **Voordelen:** Geen dragende functie, grote sterkte en stabiliteit, natuurproduct, vormvrijheid voor maatwerk, periodiek onderhoud van afwerkingslagen nodig. Uitstekend voor restauraties [9](#page=9).
* **Milieuaspecten:** Europees loofhout klasse 1A (zeer goed), tropisch hout klasse 2B (minder goed). FSC-hout wordt sterk aangeraden [9](#page=9).
* **FSC (Forest Stewardship Council):** Internationale organisatie voor duurzaam bosbeheer [9](#page=9).
### 1.7 Profielsysteem aluminium
Aluminium is een geleider, wat een profiel met thermische onderbreking vereist: een "halfschalen" constructie met een aluminium binnen- en buitenkant gescheiden door een isolator [9](#page=9).
#### 1.7.1 Materiaal
* **Extrusie:** Techniek waarbij materiaal door een matrijs wordt geperst [9](#page=9).
#### 1.7.2 Oppervlaktebehandeling
Twee hoofdgroepen: lakken of anodisaties. Keuze is afhankelijk van corrositeit en klimaatagressiviteit [9](#page=9).
* **Lakken:**
* **Conversielaag:** Chemische beschermende oppervlaktebehandeling [10](#page=10).
* **Natlakken:** Verf wordt gespoten [10](#page=10).
* **Poederlakken:** Zonder verdunningsmiddelen, sterker dan natlak [10](#page=10).
* **Anodisaties:** Vorming van een oxidelaag via elektrochemie met elektrolytisch kleuren [10](#page=10).
* Gangbare kleuren: brons-, bordeauxrood-, champagnetinten [10](#page=10).
* Anodisaties zijn duurder en ietwat transparant [10](#page=10).
* **Assemblage:** Pershoeken met inwendige versterkingen en rubbers tussen glas/kader en kader/vleugel voor waterdichte aansluiting [10](#page=10).
* **Glaslat:** Moet aan de binnenzijde geplaatst worden ter beveiliging tegen inbraak [10](#page=10).
* **Ontwateringskap:** Voorkomt damp en waterophoping in het raam [10](#page=10).
#### 1.7.3 Voor- en nadelen aluminium ramen
* **Voordelen:** Geen dragende functie, grote sterkte en stabiliteit door extrusievorm, slanker dan hout en PVC [11](#page=11).
* **Nadelen:** Vormvrijheid beperkter door assemblage, zwaarder dan staal, moeilijk voor restauratie (behalve interbellumarchitectuur) [11](#page=11).
* **Milieuaspecten:** Milieuklasse 2A, 63% recycleerbaar; grootste kost ligt bij ontginning [11](#page=11).
### 1.8 Profielsysteem PVC
PVC is een natuurlijke isolator, maar minder sterk dan aluminium. Verstevigingsprofielen worden toegevoegd om de sterkte te verhogen [12](#page=12).
* **Verstevigingsprofielen:** Inwendig toegevoegd bij vleugels > 80 cm en bij vaste profielen > 2 meter. Gemaakt van gegalvaniseerd staal of aluminium [12](#page=12).
#### 1.8.1 Oppervlaktebehandeling
Vier mogelijkheden [12](#page=12):
* **Inkleuren in de massa:** Profielen extruderen met een gepigmenteerd compound [12](#page=12).
* **Lakken:** Een of meerdere laklagen op profielen of raamkaders [12](#page=12).
* **Bekleven met folie:** Beschermende en decoratieve folie [12](#page=12).
* **Co-extrusie:** Twee duurzame thermoplastische materialen samengevoegd in de matrijs en samen geëxtrudeerd [12](#page=12).
#### 1.8.2 Voor- en nadelen PVC ramen
* **Voordelen:** Geen dragende functie [13](#page=13).
* **Nadelen:** Zwak materiaal, vereist versterking vanaf bepaalde afmetingen. Staalversterking is nefast voor koudebrug; kunststofversterking is beter. Sterk milieubelastend (klasse 3C), problematisch door toxische uitstoot bij brand. Vereist zwaardere sectie dan hout, aluminium of staal [13](#page=13).
### 1.9 Profielsysteem staal
Stalen ramen hebben een zeer grote mechanische weerstand, hoge stijfheid en stabiliteit, en maken ongelijke bogen mogelijk [13](#page=13).
* **Voordelen:** Geen dragende functie, grootste sterkte met fijnste profilering, kan in elke vorm gemaakt worden, goede milieuklasse [13](#page=13).
* **Eigenschappen:** Lassen is even sterk als het materiaal, met of zonder thermische onderbreking, 4x lagere warmtegeleiding dan aluminium, 100% recycleerbaar [13](#page=13).
### 1.10 Glas
Floatglas is de basis voor de meeste glassoorten en wordt geproduceerd door gesmolten glas op gesmolten tin te gieten [14](#page=14).
* **Samenstelling:** Kiezelzand (verglazende massa), natriumcarbonaat (verlaagt smelttemperatuur silicium), kalk (stabilisator, chemische bestendigheid), metaaloxiden (weerbestendigheid, kleur) [14](#page=14).
* **Eigenschappen:** Glas breekt in scherpe scherven zonder hardingsproces en kent problemen met trekspanningen [14](#page=14).
#### 1.10.1 Verschillende glassoorten
* **Thermisch gehard glas:** Permanente spanning (kern onder trekspanning, rand onder drukspanning) zorgt voor grotere breuksterkte en weerstand tegen thermische schokken. Niet meer versnijdbaar na productie [14](#page=14).
* **Gelaagd glas:** Minimaal 2 glasbladen gelijmd met tussenlaag (kunststoffolie, hars, gel). Goed voor inbraak-, wapen- en brandbeveiliging, en geluidsisolatie [14](#page=14).
* **Gecoat glas:** Eén of meerdere lagen anorganisch materiaal om fysische eigenschappen te wijzigen (zonnefactor, warmtedoorgangscoëfficiënt) of optische eigenschappen (lichttransmissie, weerkaatsing) [14](#page=14).
* **Meerlagig glas:** 2 of 3 glasbladen voor betere akoestiek. Ruitdikte en ongelijke glasbladdikte zijn functioneel gerelateerd aan belasting, gebruik en akoestiek [15](#page=15).
#### 1.10.2 Functies van beglazing
* **Warmte-isolatie:** Enkel glas volstaat niet; dubbel of tripel glas is noodzakelijk. Goede montage en actuele beglazing zijn cruciaal om warmteverlies via ramen te beperken [15](#page=15).
* **Regeling van licht en zonnewarmte:**
* Oververhitting is afhankelijk van positie, grootte en prestaties van het raam [15](#page=15).
* **Zonnefactor:** Totale energietransmissie door beglazing [15](#page=15).
* Zonwerend glas kan absorberend (blauw) of reflecterend zijn [15](#page=15).
* $ZTA$ (Zontoetreding): maximaal 50% voor 'zonwerend glas' [15](#page=15).
* $LTA$ (Lichttoetreding) [15](#page=15).
* **Geluidsisolatie:** Ramen zijn vaak een zwak punt voor laagfrequente geluiden. Vereist 2 of meer glasbladen van verschillende diktes, een zwaar absorberend gas in de spouw en meerdere lagen glas met folie [15](#page=15).
* **Geluidsverzwakkingsindex $R_w$**: Gemiddeld verschil (dB) tussen binnen- en buitengeluid bij 500 Hz [15](#page=15).
* **Garanderen van veiligheid:**
* Glasnorm NBN S 23-002 voorkomt ernstige snijwonden [15](#page=15).
* Gelaagd glas aan de impactzijde [15](#page=15).
* Indien borstwering < 90 cm, steeds veiligheidsglas aan de impactzijde [15](#page=15).
* Indien menselijk gevaar aan buitenzijde, beide glasbladen gelaagd [15](#page=15).
* **Inbraakweerstand:** Enkel gelaagd glas, toenemend aantal PVB-folies naar gewenste veiligheidsgraad [15](#page=15).
* **Garanderen van brandweerstand:**
* $DH$: Rookscherm, tegenhouden rookverspreiding [16](#page=16).
* $E$: Integriteit/vlamdichtheid, tegenhouden vlammen (warmtegeleiding toegelaten) [16](#page=16).
* $EW$: Integriteit met warmtestralingbeperking, tegenhouden vlammen en beperken warmtestraling [16](#page=16).
* $EI$: Integriteit en temperatuurisolatie, tegenhouden vlammen en blokkeren warmtegeleiding [16](#page=16).
* Materialen: Thermisch gehard glas met opschuimende tussenlaag of gelaagd glas met opschuimende tussenlaag [16](#page=16).
* Bij brand vormt de interlayer een hitte-isolerend schild [16](#page=16).
* Bij dubbel glas wordt brandwerende ruit aan binnenzijde geplaatst [16](#page=16).
* Buitenbeglazing is gelaagd voor UV-bescherming [16](#page=16).
#### 1.10.3 Plaatsing in raamkader
* **Probleemstelling:** Glas kan geen trekspanningen aan; afstandshouders van dubbel glas mogen niet corroderen; waterdichting tussen glas en frame is cruciaal [16](#page=16).
* **Waterdichting:** Via kit of rubber, met drainage van het raamkader [16](#page=16).
* **Opspannen (calleren):** Overbrengen glasgewicht op ruwbouw; slechte callage kan tot glasbreuk leiden [16](#page=16).
#### 1.10.4 Pathologie
* **Thermische breuk:** Ontstaat door te groot temperatuurverschil tussen glaszones, wat uitzetting veroorzaakt. Vooral bij zonwerende en absorberende beglazing [17](#page=17).
* **Condensatie:**
* **Oppervlaktecondensatie op binnenvlak:** Sneller bij lagere binnentemperatuur en vochtiger klimaat. Oplossingen: verminderen dampbron, verhogen ventilatie en verwarming [17](#page=17).
* **Buitenzijde condensatie:** Komt voor 's nachts en 's ochtends op dubbel glas met hoog rendement tijdens wolkeloze, windstille nachten wanneer de buitentemperatuur lager ligt dan het dauwpunt [17](#page=17).
### 1.11 Ventilatie
Ventilatie is cruciaal voor het binnenklimaat en energieprestatie [18](#page=18).
* **EPB-eisen:**
* **S-peil:** Energie-efficiëntie gebouwschil per wooneenheid [18](#page=18).
* **K-peil:** Globale warmte-isolatie volledig gebouw [18](#page=18).
* $U_{\text{max}}$-waarden: Maximaal warmteverlies door scheidingsconstructie [18](#page=18).
* EPB-eis voor binnenklimaat: Ventilatie en beperking oververhitting [18](#page=18).
* **Ventilatierooster:** Moet regendicht, insectenwerend, tochtvrij en inbraakwerend zijn. Kan in, op of in een rolluikkast gemonteerd worden [18](#page=18).
* **Ventilatiesystemen:**
* **Systeem C:** Natuurlijke instroom, mechanische afvoer. Wordt belangrijker door COVID-19, ondanks minder energie-efficiënt [18](#page=18).
* **Systeem D:** Warmteterugwinning via gesloten systeem (gebruikt buitenlucht, verwarmt deze met binnenlucht) [18](#page=18).
* **Windkleppen:** Ingewerkt in ventilatieroosters om tochtgevoel tegen te gaan; slaan dicht bij hogere windsnelheid [19](#page=19).
### 1.12 Hang- en sluitwerk
* **Scharnier:** Metalen onderdeel waaraan een deur, raam of luik draait; bestaat uit twee bladen met knopen en een pen/stift [19](#page=19).
* **Paumelle:** Scharnier met twee ongelijke platen, waarbij één plaat een stift heeft en de andere een gat; de deur kan uit de sponning getild worden [19](#page=19).
* **Draairichting deuren:** Bepaald via de DIN-norm, kijkend naar de deur vanaf de zijde van het scharnier [19](#page=19).
* Scharnier links = DIN links [19](#page=19).
* Scharnier rechts = DIN rechts [19](#page=19).
* **Raamdorpels:**
* **Aluminium dorpels (plaatdorpel):** Oversteek van minimaal 3 cm, gelakt aluminium. Zorgt voor gecontroleerde waterafdruip op minimaal 3,5 cm van de façade om schade door stilstaand water te voorkomen [20](#page=20).
* **Stenen dorpels:** Natuursteen vanwege waterwerende, slijtvaste en weerbestendige eigenschappen. Mogelijkheid tot gecontroleerde waterafvoer weg van de façade [20](#page=20).
### 1.13 Rolluiken, zonwering en poorten
* **Rolluiken:** Afsluiting, bescherming en verduistering van gevelopeningen; oprolbaar boven de opening [20](#page=20).
* **Functies:** Bescherming tegen klimaatinvloeden, inbraak, wind, regen, zon, koude, warmte; verhogen thermische en akoestische isolatie; verhinderen inkijk [20](#page=20).
* **Problemen:** Koudebruggen en luchtdichting [21](#page=21).
* **Inbouwrolluik:** Inbouw aan warme zijde; luchtdichtheid is een probleem. Isolatie is dunner [21](#page=21).
* **Voorzetrolluik:** Inbouw op koude zijde (op gevel); geen thermische lekken, verhoogt $R$-waarde door bijkomende luchtspouw. Esthetisch minder aantrekkelijk, maar geluidswerend [21](#page=21).
* **Zonwering:** Werkt met zonne-energie om zon buiten te houden zonder het zicht te blokkeren [21](#page=21).
* **Poorten:** Moeten een CE-markering hebben en geplaatst worden door erkende personen [22](#page=22).
* **Veiligheid:** Geen uitstekende delen, dunne windingen van spiraalveren, blokkeersysteem, vingerklembeveiliging, veerbreukbeveiliging, loopdeuren indien nodig, herkenbare noodstopvoorzieningen, handmatige bediening bij stroompanne [22](#page=22).
* **Kantelpoorten:** Poortblad uit 1 stuk, zwaait naar buiten of binnen. Slechte luchtdichtheid. Ideaal voor niet-beschermende volumes (garage, bergplaats) [22](#page=22).
* Voordelen: Goedkoper, eenvoudige mechaniek, neemt weinig plaats in, bekledbaar [22](#page=22).
* Nadelen: Nauwelijks geïsoleerd, standaardmaten, hinder bij openzwaaien naar buiten, slechte luchtdichting [22](#page=22).
* **Sectionaalpoorten:** Poortblad uit meerdere horizontale secties, verticale beweging langs rails tegen het plafond. [22](#page=22).
* Voordelen: Lichtgewicht, isolerend, ruimtebesparend, op maat, geen zijdelingse gewichten of veren, vele materialen mogelijk [23](#page=23).
* Nadelen: 2x duurder dan kantelpoorten, altijd horizontale secties [23](#page=23).
* **Linteel:** Draagconstructie die belastingen boven wanddoorbrekingen (ramen, deuren) overbrengt naar naastliggende delen [23](#page=23).
* **Inbouwmethodes:** Normaal beslag (N-beslag, linteelhoogte min 22 cm) en laag-lateibeslag (L-beslag, linteelhoogte min 12,5 cm voor beperkte ruimte) [23](#page=23).
### 1.14 Montage van buitenschrijnwerk
De montage van buitenschrijnwerk is cruciaal voor de thermische prestaties en luchtdichtheid.
* **EPB-aanvaarde bouwknoop met thermische onderbreking (Alu, PVC):** Thermische onderbreking moet over de volledige breedte rechtstreeks aansluiten op de isolatielaag [23](#page=23).
* **EPB-aanvaarde bouwknoop zonder thermische onderbreking (hout):** $D_{\text{contact}} > \frac{1}{2} \times \min(D_1, D_2)$, waarbij $D_1$ de dikte van het vast kader is (loodrecht op glas) en $D_2$ de dikte van de isolatie [23](#page=23).
* **Doel compriband:** Opvangen thermische uitzetting raam, geen contact tussen raam en metselwerk (cement is agressief), opvangen denivellaties spouw, rugvulling voor kitvoeg [24](#page=24).
* **DPC-folie:** Damp Proof Course [24](#page=24).
**Drie montagemogelijkheden in spouwmuur:**
1. **Montage achter slag en multiplexkader:** Raam tegen binnenkant façade. Multiplexkader overbrugt spouw voor stevige bevestiging in de spouw [24](#page=24).
2. **Montage achter slag en plooiplaat:** Raam tegen buitenkant binnenmuur. Isolatiezone wordt overbrugd door een plooiplaat in aluminium [24](#page=24).
3. **Montage achter slag met metselwerkretour façade:** Raam nog meer naar binnen gewerkt door spouw naar binnen te metsen [25](#page=25).
**Twee montagemogelijkheden bij prefabterrassen:**
1. Prefabbeton in zicht [25](#page=25).
2. Prefabbeton afgewerkt met beplanking [25](#page=25).
---
# Binnenpleisterwerken en dekvloeren
Dit deel van het document behandelt de principes, soorten en uitvoering van binnenpleisterwerken en dekvloeren.
## 2. Binnenpleisterwerken
Binnenpleisterwerken hebben als hoofddoel om ruwbouwvlakken haaks, loodrecht en vlak te maken. Ze dienen als een egalisatielaag voor wanden, verzekeren luchtdichtheid, vormen een basis voor schilder- en behangwerken, helpen muren droog te houden door condenswater op te nemen, en verhogen de brandwerende eigenschappen van een constructie [26](#page=26) [31](#page=31).
### 2.1 Samenstelling van binnenpleister
Binnenpleister is samengesteld uit bindmiddelen (cement, gips, kalk), toeslagstoffen (zand), aanmaakwater en hulpstoffen (zoals bindingsvertragers, waterwerende middelen, plastificeermiddelen) [26](#page=26).
#### 2.1.1 Bindmiddelen
* **Cement:** Een fijngemalen materiaal, voornamelijk uit calcium bestaande, dat na menging met water verhardt. Het is goed bestand tegen vocht en wordt gebruikt in beton en metselspecie. De populairste soort is Portlandcement [26](#page=26).
* **Gips:** Gecombineerd met kalk vermindert het krimp en verbetert het de hechting. Het is brandwerend, maar zwelt op bij contact met water en lost op na verharding. Gips wordt veel gebruikt voor pleisterwerken, gipsblokken en gipsplaten [26](#page=26).
* **Kalk:** De basis van Portlandcement. Er is onderscheid tussen ongebluste kalk (zeer agressief) en gebluste kalk (ongebluste kalk + water). Kalk geeft specie veerkracht, kan beweging opvangen zonder scheuren, en houdt water beter vast dan cement. Hydraulische kalk zorgt voor betere plasticiteit en waterwerend vermogen, maar heeft een mindere mechanische weerstand. Luchtkalk is niet vochtbestendig [27](#page=27).
### 2.2 Soorten binnenbepleistering
#### 2.2.1 Traditioneel pleisterwerk
Traditioneel pleisterwerk, gebaseerd op vette kalk, gips en zand, wordt voornamelijk toegepast bij restauratiewerken omdat het bewegingsgevoelige oude constructies beter kan opvangen. Het bestaat traditioneel uit drie lagen [27](#page=27):
1. **Raaplaag:** Aanhechtingslaag die vochtdoorgang tegengaat [27](#page=27).
2. **Grondlaag:** Ca. 15 mm dik, dient als uitvlaklaag [27](#page=27).
3. **Bovenlaag:** Afwerkingslaag, gepolijst, dient voor opname en afgifte van condenswater [27](#page=27).
Tegenwoordig wordt vaak maar één laag gebruikt [27](#page=27).
#### 2.2.2 Fabriekspleisters
Fabriekspleisters worden op de bouwplaats gemengd en zijn vaak één- of tweelagig. Ze vereisen veel water en soms voorstrijkmiddelen voor absorberende betonoppervlakken [27](#page=27).
### 2.3 Uitvoering van binnenpleisterwerken
#### 2.3.1 Voorbereidende werken
Voorafgaand aan de pleisterwerken moeten het gebouw wind- en waterdicht zijn, alle leidingen geplaatst, radiatoren verwijderd, bestaande pleister verwijderd, en beschermingsmaatregelen getroffen worden. De ondergrond moet gecontroleerd en eventuele vochtproblemen opgelost zijn. Oppervlakten moeten gereinigd of ontvet worden, metalen onderdelen beschermd, en hechtingslagen, -netten en profielen geplaatst [28](#page=28).
#### 2.3.2 Verschillende soorten ondergronden en hun behandeling
* **Baksteenmetselwerk:** Vereist altijd klassiek pleisterwerk; dunpleister is niet mogelijk. Geen specifieke voorbehandeling nodig [28](#page=28).
* **Kalkzandsteenblokken:** Klassiek pleisterwerk is mogelijk maar duurder; dunpleister is aan te raden. Vrijwel altijd is voorbehandeling nodig [28](#page=28).
* **Cellenbetonblokken:** [28](#page=28).
* **Betonblokken:** Vereisen altijd klassiek pleisterwerk; dunpleister is niet mogelijk. Vrijwel altijd is voorbehandeling nodig. De zuigkracht van de ondergrond reguleert de harding van het pleister. Een primer reguleert deze zuigkracht om spanningsverschillen te voorkomen [29](#page=29).
* **Beton:** Zowel klassiek pleisterwerk als dunpleister zijn mogelijk. Vrijwel altijd is voorbehandeling nodig, inclusief controle van bekistingolie met een UV-lamp [29](#page=29).
#### 2.3.3 Aansluitingen tussen ondergronden van verschillende aard
Dit wordt opgelost met een bewegingsvoeg en een versterkingsnet (kunststof) om krimpspanningen op te vangen en scheurvorming te voorkomen. Dit is anders dan bewapening in betonplaten [29](#page=29).
#### 2.3.4 Voeg- en randprofielen
Deze dienen ter bescherming tegen afbrokkelen en voor verfraaiing. Ze zijn steeds geperforeerd voor hechting. Reilatprofielen kunnen gebruikt worden om de muur met een lange stok effen te maken [30](#page=30).
#### 2.3.5 Aansluitingen op buitenschrijnwerk ("dagkanten")
Indien ramen niet vooraf geplaatst zijn, worden stoppen op voldoende afstand van de dagkant geplaatst, gevolgd door een hoekprofiel na plaatsing. Bij reeds geplaatste ramen moeten de frames en het glas beschermd worden [30](#page=30).
#### 2.3.6 Algemene uitvoeringsvoorwaarden
Ruimtes moeten regen- en winddicht zijn. De temperatuur voor uitvoering moet tussen 5°C en 30°C liggen. Tocht op vers pleisterwerk kan leiden tot te snelle droging en krimp [30](#page=30).
---
## 3. Dekvloeren
Een dekvloer is een laag die op de draagvloer wordt aangebracht, primair voor egalisatie, maar ook voor thermische en akoestische isolatie. Het dient als tussenvloer voor vloerbedekkingen, maar kan soms ook als eindvloer dienen. De dekvloer moet voldoende dik zijn om leidingen te bergen. Meestal is het een laag specie van enkele centimeters dik [32](#page=32).
### 3.1 Dekvloer versus draagvloer
De dekvloer is een of meerdere tussenlagen tussen de draagvloer en de vloerafwerking. De functies omvatten: uitvulling, effening, berging van leidingen, thermische en akoestische isolatie, verdeling van belasting op isolatie, en een draagvlak voor vloerbedekkingen. Tussenlagen moeten ook akoestische, thermische, brandwerende en vochtregulerende begrenzing bieden [32](#page=32) [33](#page=33).
#### 3.1.1 Samenstelling dekvloer
Een cementgebonden dekvloer (zandcementchape) bestaat uit cement, zand, aanmaakwater en eventueel hulpstoffen. Een dekvloer hecht zich niet altijd aan de draagvloer; dit wordt een niet-hechtende of zwevende dekvloer genoemd [33](#page=33).
> **Tip:** Niet-hechtende dekvloeren worden toegepast tussen appartementen om energieoverdracht te beperken [33](#page=33).
#### 3.1.2 Voordelen van zand-cementspecie dekvloer
* Stevig van samenstelling, vloeit niet [33](#page=33).
* Alle soorten vloerafwerking mogelijk [33](#page=33).
* Niet vochtgevoelig [33](#page=33).
#### 3.1.3 Nadelen van zand-cementspecie dekvloer
* Arbeidsintensief wegens niet-vloeibare aard [34](#page=34).
* Grotere vloerdikte vereist [34](#page=34).
* Minder snelle droging [34](#page=34).
* Vereist vakmanschap [34](#page=34).
### 3.2 Uitvoering van dekvloer
#### 3.2.1 Tijdstip van uitvoering
Dekvloeren worden uitgevoerd na de ruwbouw, plaatsing van ramen, installatie van leidingen en binnenpleisterwerken. De temperatuur moet tussen >5°C en <35°C zijn om vorst en te snelle droging te voorkomen [34](#page=34).
#### 3.2.2 Nazicht van de ondergrond
De ondergrond moet vrij zijn van afval, voldoende verhard en gedroogd zijn, en voldoen aan de eisen qua vlakheid en peilen. Barsten of scheuren mogen niet aanwezig zijn, en er moeten voldoende peilmerken zijn [34](#page=34).
#### 3.2.3 Uitzetvoegen en randisolatie
* **Uitzetvoegen:** Alle constructievoegen moeten in de vloeropbouw worden doorgetrokken [34](#page=34).
* **Randisolatie:** Polystyreen foamisolatie van 5 mm dikte wordt aan de randen geplaatst, opgetrokken tot boven het vloerpeil. Foamfolie wordt doorgetrokken in deuropeningen. Het doel is om krimp en uitzetting van de vloer op te vangen en opbollen of losbarsten te voorkomen [34](#page=34).
#### 3.2.4 Werkwijze bij aanbrengen
De specie wordt gelijkmatig uitgespreid en zo snel mogelijk afgetrokken op het voorgeschreven peil. Goede verdichting door aankloppen, aanstampen of mechanische middelen is essentieel voor compactheid. De specie moet de hoeken tussen vloer en opstanden goed opvullen [35](#page=35).
#### 3.2.5 Uithardingen en droogtijden
Verse chape moet beschermd worden tegen te snelle uitdroging (geen tocht, intense straling, vorst) gedurende minimaal 7 dagen. Vanaf 7 dagen is de chape voorzichtig beloopbaar, vanaf 15 dagen zijn zware belastingen mogelijk, en op volle sterkte is de chape na 28 dagen [35](#page=35).
> **Tip:** Het vochtgehalte van de dekvloer kan het best gemeten worden met een calciumcarbide fles, die het gewichtsverschil tussen een droog en nat monster bepaalt [36](#page=36).
### 3.3 Uitvullagen
Uitvullagen dienen voor het egaliseren van leidingen, het verzekeren van een constante dekvloerdikte, en als basis voor isolatieplaten. Ze worden aangebracht op een geveegde, gereinigde, geprofileerde en vlak afgetrokken draagvloer, met aandacht voor uitzetvoegen [37](#page=37).
#### 3.3.1 Soorten uitvullagen
* **Uitvullaag uit isolerend beton:** Mengeling van cement en lichte toeslagstoffen, 30% lichter dan grindbeton. Enkel voor uitvulling, geen isolatie. Kan gestort of gepompt worden. Toeslagstoffen worden bevochtigd en omhuld met cementpap. Bevat geen zand [37](#page=37).
* **Uitvullaag uit schuimbeton:** Zeer goede cohesie, bijzonder licht, gemakkelijk verwerkbaar, goedkoper en snellere droogtijd dan chape [37](#page=37).
* **Uitvullaag uit beton met geëxpandeerd PS (Polystyreen):** Betere isolatiewaarde, goedkoper, lichter en snellere droogtijd dan chape. Biedt grotere vlakheid dan PUR [37](#page=37).
### 3.4 Thermische vloerisolatie
Isolatieplaten zijn moeilijker toepasbaar door leidingen en vereisen een extra bewerking (uitvullaag). De platen moeten voldoende stijf zijn om scheurvorming in de dekvloer te vermijden, aaneensluitend geplaatst worden, en dimensioneel maatvast, duurzaam, onrotbaar, niet ontvlambaar en waterafstotend zijn [37](#page=37).
#### 3.4.1 Soorten isolatiematerialen
* **Isolatieplaten:**
* **Cellenglas:** Ondoordringbaar voor water en waterdamp, niet capillair, onbrandbaar, ongevoelig voor organische oplosmiddelen en zuren [38](#page=38).
* **Polystyreen:** Hogere Lambdawaarde (dikkere laag nodig), ondoorlaatbaar voor water en waterdamp, behoudt dikte, ongevoelig voor organische oplosmiddelen en zuren [38](#page=38).
* **PUR (Polyurethaan):** Zeer performante isolatie, meest gebruikt. Platen worden los gelegd op de draagvloer of uitvullaag [38](#page=38).
#### 3.4.2 Gespoten of gestrooide vloerisolatie
* **Gespoten PUR:** Meest gebruikte vloerisolatie. Snel beloopbaar, geen uitvulling nodig. Niet voor zelfbouw. Typische diktes: 6 cm, bij vloerverwarming 8-10 cm. Kan op grote diktes worden aangebracht. Na schuren klaar voor vloerverwarming [38](#page=38).
* **Thermo-gran:** Biedt thermische en akoestische isolatie (geen extra mat nodig). Geen droogtijden en bouwvocht. Naadloze, brandveilige isolatie. Dekvloer kan direct gelegd worden. Geen uitvullaag nodig en recyclebaar [38](#page=38).
> **Opmerking:** Isolatieplaten en gespoten isolatie scoren slecht op akoestisch vlak; hiervoor is een extra akoestische mat nodig. Thermo-gran is zowel thermisch als akoestisch [39](#page=39).
### 3.5 Dekvloeren (types)
#### 3.5.1 Hechtende dekvloer
Hechting tussen draagvloer en dekvloer. Toepassing: indien mogelijk, met minimale dikte en niet-vochtige draagvloer, en wanneer geen akoestische of thermische isolatie vereist is. Dikte: tussen 30 en 50 mm. Aandachtspunten: stofvrije ondergrond, eventuele aanbrandlaag, grondige verdichting. Voordeel: zeer sterke dekvloer (ca. 30% sterker), snelle droging door beperkte dikte [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 3.5.2 Niet-hechtende dekvloer
Geen hechting tussen draagvloer en dekvloer. Toepassing: risico op opstijgend vocht, vochtgevoelige vloerbedekking/plaatsingstechniek, weinig cohesieve ondergrond, belangrijke vervormingen van de ondergrond. Aandachtspunten: vlakke ondergrond, uitvullaag, noodzakelijke bewegingsvoegen, volledige verdichting en bewapening. Dikte: 50 mm voor cementgebonden, 40 mm voor anhydrietgebonden dekvloeren. Er moet altijd een wapeningsnet aanwezig zijn [40](#page=40).
#### 3.5.3 Zwevende dekvloer
Tussen draagvloer en dekvloer door isolatie. Toepassing: thermische en/of akoestische isolatie, dekvloer op samendrukbare laag, liefst met tussenplaatsing folie. Aandachtspunten: vlak isolatievlak, juiste isolatiekeuze ivm belasting, afdekken met kunststoffolie, goede verdichting. Dikte: 50 mm voor cementgebonden, 45 mm voor anhydrietgebonden. Deze dekvloer moet altijd gewapend zijn en wordt als de beste keuze beschouwd van de drie [40](#page=40).
### 3.6 Wapening in dekvloeren
Wapening verdeelt krimpspanningen, neemt buigspanningen op, en wordt gebruikt ter plaatse van dikteverminderingen (leidingen, kokers) en als overbruggingswapening [41](#page=41).
#### 3.6.1 Wapeningsvezels
Fijne polypropyleenvezels die met de dekvloer vermengd worden. Ze zijn arbeidsvriendelijk, verminderen aanmaakwater (snellere droging), en maken uitdrogingskrimpscheuren kleiner en de vloer sneller beloopbaar [41](#page=41).
### 3.7 Dekvloer voor vloerverwarming
Dit is een zwevende dekvloer [41](#page=41).
* **Wanneer:** Indien elektrische of klassieke vloerverwarming [41](#page=41).
* **Dikte:** 75 mm, altijd gewapend [41](#page=41).
* **Aandachtspunten:** Toevoegen van dispersiemiddel aan de chape verhoogt de geleidbaarheid en verwerkbaarheid. Wapening is steeds noodzakelijk. Uitvoeren van verwarmings- en afkoelingscycli is vereist [41](#page=41).
### 3.8 Samenstelling dekvloer (algemeen)
1. Bindmiddel (cement, anhydriet) [41](#page=41).
2. Toeslagstoffen (zand, lucht, kruk) [41](#page=41).
3. Aanmaakwater [41](#page=41).
4. Hulpstoffen [41](#page=41).
5. Wapeningsnet/wapeningsvezels (bij zwevende chape, plaatselijk reduceren dikte ivm leidingen, dag- en stortnaden, en bij vloerverwarming) [41](#page=41).
### 3.9 Soorten dekvloeren (samenvatting)
1. **Cementchape:** zand + cement + water. Droogtijd van 1 week/cm, 3 weken wachten voor beloopbaarheid [42](#page=42).
2. **Anhydrietchape:** gehydrateerde variant van gips. Vochtgevoelig (droge ondergrond, geen ingesloten water nodig). Na 24 uur beloopbaar, kleinere dikte mogelijk [42](#page=42).
3. **Sneldrogende chape:** Minder water + synthetisch product [42](#page=42).
### 3.10 Leidingen in de dekvloer
Leidingen kunnen de dikte lokaal reduceren (kans op breuk), een akoestische of thermische brug vormen, corroderen (metalen leidingen), en onderhevig zijn aan eigen thermische bewegingen. Verplicht testen van dichtingen van sanitaire en/of verwarmingsinstallaties is noodzakelijk voor aanbrengen dekvloer [42](#page=42).
### 3.11 Voegen in dekvloeren
Voegen zijn een zwak punt en moeilijk uit te voeren tot in de vloerafwerking [42](#page=42).
* **Indeling:**
* **Bewegingsvoegen:** Nemen zetting en uitzetting van de ruwbouw over [42](#page=42).
* **Omtrek- en scheidingsvoegen (uitzetvoegen, randvoegen):** Te voorzien in niet-hechtende dekvloeren [42](#page=42).
* **Bij hechtende dekvloeren:** Hoofdzakelijk randvoegen, krimpvoegen overbodig [42](#page=42).
* **Bij niet-hechtende dekvloeren:** Randvoegen en eventueel uitzetvoegen, ook in deuropeningen [42](#page=42).
---
# Vloer- en wandafwerkingen met plaatmaterialen
Dit onderwerp behandelt de diverse interne afwerkingsmethodes met plaatmaterialen, zoals gipskartonplaten en gipsvezelplaten, alsook houten plaatmaterialen (spaanplaten, multiplex, MDF, OSB), met aandacht voor uitvoering, soorten plafonds, wanden en brandwerendheid [44](#page=44).
### 3.1 Algemene principes voor plaatmaterialen
Alle gebruikte materialen moeten bestand zijn tegen corrosie, schimmelvorming of insecten. Hout voor regelstructuren dient een FSC- of PEFC-label te dragen. Platen moeten droog, horizontaal en op een vlakke ondergrond worden opgeslagen. De uitvoering dient te gebeuren in regen- en winddichte ruimtes, en in een droog gebouw met een relatieve luchtvochtigheid van maximaal 80% indien vochtvervormingen risico's geven. De aannemer controleert de ondergrond op vlakheid, haaksheid, droogte, netheid, stabiliteit en coherentie. Bevestigingen moeten bestand zijn tegen belastingen, inclusief aan de afwerking gehangen structuren. Onvolkomenheden, zoals rond doorvoeren, worden bijgewerkt. Een scheurvrije uitvoering is vereist, met dilatatievoegen volgens de voorschriften [44](#page=44).
### 3.2 Soorten plaatmaterialen
#### 3.2.1 Gips(karton)platen
Gipskartonplaten bestaan uit een gipskern, aan beide zijden bekleed met sterk lichtgrijs karton. De zichtzijde is schilderklaar. Ze zijn makkelijk te plaatsen en snel af te werken, wat ze populair maakt voor zowel renovatie als nieuwbouw [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47).
Er zijn drie mogelijke afwerkingen voor gipskartonplaten:
* **Open voeg:** Een voeg van 3 tot 4 mm die nadien volledig bepleisterd wordt [47](#page=47).
* **Volledig plamuren:** Voegen met voegdekband en driemaal plamuren, schroeven ingedreven en gevuld, en hoekprofielen op buitenhoeken [47](#page=47).
* **Zichtbaar blijvende voegen:** Schroeven ingedreven en gevuld, en hoekprofielen op buitenhoeken [47](#page=47).
#### 3.2.2 Gipsvezelplaten
Gipsvezelplaten zijn vervaardigd uit een mengsel van gips en papiervezels, onder hoge druk tot een plaat geperst. Ze staan bekend om hun brandwerende, geluidswerende en vochtbestendige eigenschappen. Gipsvezelplaten (zoals Fermacell) zijn veelzijdig inzetbaar voor vloeren, plafonds, voorzet- en scheidingswanden [47](#page=47).
#### 3.2.3 Houten plaatmaterialen
Houten plaatmaterialen worden ingedeeld volgens gebruiksklassen die de klimatologische omstandigheden aangeven [48](#page=48):
* **Gebruiksklasse 1:** Droge omstandigheden, met een vochtgehalte corresponderend met 20 graden Celsius en 65% relatieve luchtvochtigheid [48](#page=48).
* **Gebruiksklasse 2:** Vochtige omstandigheden, waarbij de relatieve luchtvochtigheid groter is dan 85% gedurende enkele weken per jaar. Voorbeelden zijn keukens en badkamers [48](#page=48).
* **Gebruiksklasse 3:** Omstandigheden waar de vochtigheid nog hoger kan zijn, zoals buitengebruik [48](#page=48).
Verschillende soorten houten plaatmaterialen:
* **Spaanplaten:** Gemaakt van 60-70% recyclagehout, waarbij drie tot vijf lagen spaanders worden samengeperst. De druk bepaalt de volumieke massa en mechanische eigenschappen. De buitenste lagen zijn fijner dan de binnenste. Ze worden voornamelijk als meubelplaat gebruikt, niet als constructieplaat [49](#page=49).
> **Voorbeeld:** Ikea gebruikt vaak spaanplaten voor legborden in kasten [49](#page=49).
* **Vezelplaten (Hardboard):** Bekend om hun lijmvrije productie en lage prijs. Vaak gebruikt in de rug van kasten [49](#page=49).
* **Multiplex:** Samengesteld uit een oneven aantal geschilde houtbladen die verlijmd worden, waarbij de vezelrichting per laag 90 graden gedraaid is [49](#page=49).
* **WBP (Weather and Boil-proof):** Bestand tegen weer en wind met risico op tijdelijke bevochtiging [50](#page=50).
* **MR (Moisture Resistant):** Geschikt voor droge binnenklimaten [50](#page=50).
Multiplex kan ook gebruikt worden voor bekistingen en meubelplaten [50](#page=50).
* **Volhouten platen:** Massief hout dat aan elkaar gelijmd wordt. Ze zijn duurder maar maken hout in het interieur toegankelijker [50](#page=50).
* **MDF (Medium Density Fiberboard):** Vlak geperste vezelplaat op basis van houtvezels, gedroogd en met harsen verbonden. MDF is stabiel, makkelijk te bewerken en af te werken, en biedt de mogelijkheid om met zichtbare kanten te werken. Er bestaan diverse varianten zoals brandvertragende, vochtwerende, voorgeplamuurde, buigbare en hogedruk MDF voor vloerbekleding. MDF wordt veel gebruikt voor voorzetwanden [50](#page=50) [51](#page=51).
* **OSB-platen (Oriented Strand Board):** Geperste vezelplaten met lange, smalle, gerichte spanen, voornamelijk gebruikt als constructieplaten. De kwaliteiten variëren van EN 1 (niet-dragend, droge omstandigheden) tot EN 4 (hoge, permanente belasting in vochtig milieu) [51](#page=51).
* **HPL-platen (High Pressure Laminate):** Kunstharsplaten, massieve platen op basis van thermohardende kunstharsen, homogeen versterkt met cellulosevezels. Trespa® is een bekend merk voor HPL-platen. Deze platen zijn bestand tegen urinezuren en worden vaak toegepast in sanitaire ruimtes [51](#page=51) [54](#page=54) [55](#page=55).
### 3.3 Uitvoering van plaatafwerkingen
Droge afbouw, ook wel bekend als gyprocwerken, omvat alle afwerkingen die geen droogtijd kennen en snel opgeleverd kunnen worden, zoals plaatmateriaal, profielen, isolatie en voegen. Deze methode wint aan populariteit, mede door de opmars van houtskelet- en massieve houtbouw. Stijl- en regelwerk vormt het geraamte voor een wand, bestaande uit staande elementen met horizontale regels [46](#page=46) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 3.3.1 Plafonds
Plafonds met gipskartonplaten bieden voordelen zoals het camoufleren van leidingen en bedrading, en de mogelijkheid tot thermische isolatie en geluiddemping [53](#page=53).
Er zijn twee hoofdtypen plafonds:
* **Verlaagde plafonds (vrijdragend):** Geschikt voor lokalen met beperkte afmetingen (maximaal 5 meter overspanning) zonder contact met de bovenliggende vloer. Ze zijn ideaal voor woningscheidende vloeren omdat er geen contact is tussen de twee verdiepingen, wat ook de overgang van trillingen minimaliseert. De profielhoogte is afhankelijk van de overspanning. Ze kunnen een brandweerstand van EI60 bereiken met de juiste plaatkeuze. Een verlaagd plafond is onafhankelijk van bewegingen van de draagvloer [52](#page=52) [53](#page=53).
* **Verlaagde plafonds (opgehangen):** Geschikt voor grote plafondoppervlaktes en bieden goede akoestiek mits correcte ophangingen. De profielhoogte is afhankelijk van de overspanning, en ze kunnen een brandweerstand van EI60 en EI120 bereiken met de juiste plaatkeuze. Dit type is ook geschikt voor natte afbouw [54](#page=54).
* Voor EI30 is gipskarton Rf 18mm en glaswol vereist [54](#page=54).
* Voor EI60 is een dubbele gipskartonplaat van Rf 15mm noodzakelijk [54](#page=54).
#### 3.3.2 Wanden
Licht plaatmateriaal wordt gebruikt voor vaste binnenwanden, vaak opgebouwd uit een metalen skelet waartussen plaatmateriaal zoals HPL gemonteerd is, bijvoorbeeld in sanitaire cabines. Metalen profielen worden bevestigd met roestvrije middelen en afdichtingsstrips [55](#page=55).
#### 3.3.3 Brandwerende afwerkingen
Om een Rf-waarde (brandweerstand) te bekomen, kunnen plafonds en liggers worden omkleed met brandwerende beplating. Dit wordt vaak toegepast in staalstructuren in de industriebouw. Stalen kolommen en liggers kunnen door brandwerende omkasting een weerstand tot 240 minuten krijgen, wat cruciaal is voor de stabiliteit van het gebouw tijdens een brand [55](#page=55) [56](#page=56).
* Voor het behoud van bestaande plafonds, die brandwerend, thermisch en akoestisch moeten isoleren, kan aan de bovenzijde gewerkt worden met gipskartonplaten, minerale wol en speciale hoekankers. Promat biedt hiervoor specifieke procedures [55](#page=55).
* Een brandweerstand van Rf 1 uur kan bereikt worden door dikke beplating [56](#page=56).
#### 3.3.4 Speciale plafondafwerkingen
* **Verlaagde plafonds met lamellen:** Deze worden toegepast bij koelplafonds om technische installaties bereikbaar te houden. De lamellen kunnen al dan niet geperforeerd zijn en worden eventueel overdekt met een akoestische isolatie van gebakeliseerde minerale wol [57](#page=57).
* **Modulaire systeemplafonds:** Deze bieden bereikbaarheid van technische installaties en akoestische demping. Ze worden geplaatst met brandrasters en bestaan uit platen van minerale wol, aluminium of staal. Deze plafonds zijn niet brandwerend, maar bieden een oplossing voor nagalm in kantoorruimten [57](#page=57).
---
# Vloerafwerkingen
Dit hoofdstuk biedt een gedetailleerd overzicht van diverse vloerafwerkingen, hun eigenschappen, plaatsing en toepassingen, variërend van keramische tegels tot soepele vloerbekledingen en verhoogde vloersystemen [58](#page=58).
### 4.1 Algemene overwegingen bij de keuze van vloerafwerkingen
De keuze voor een specifieke vloerafwerking wordt bepaald door diverse factoren, waaronder esthetische voorkeuren, comforteisen, financiële overwegingen, duurzaamheid, veiligheid, ecologische aspecten en gezondheid [58](#page=58).
#### 4.1.1 Esthetische en zintuiglijke overwegingen
Deze omvatten kleur, uiterlijk, lichtreflectiefactor en het aanvoelen van de vloer [58](#page=58).
#### 4.1.2 Comfort
Comfort wordt beoordeeld op basis van akoestische en thermische isolatie, en veerkracht bij het lopen [58](#page=58).
#### 4.1.3 Financiële aspecten
Hierbij worden de kosten voor plaatsing, onderhoud en verwijdering meegerekend [58](#page=58).
#### 4.1.4 Duurzaamheid
Dit criterium kijkt naar de weerstand tegen afslijting, vocht, vlekken en chemische aantasting. Polierbeton wordt hierbij niet als een goede keuze beschouwd [58](#page=58).
#### 4.1.5 Veiligheid
Veiligheidsoverwegingen omvatten elektrostatische dissipatie, slipweerstand en schokdemping [58](#page=58).
#### 4.1.6 Ecologische overwegingen
De focus ligt op het gebruik van natuurlijke producten en gerecycleerde materialen [58](#page=58).
#### 4.1.7 Gezondheid
Gezondheidskenmerken zoals antibacteriële en antiallergische eigenschappen, en weerstand tegen schimmels zijn van belang [58](#page=58).
### 4.2 Vloerafwerking met tegels
De plaatsing van tegels omvat verschillende stappen, beginnend met het voorbereiden van het draagvlak door puin, afval en vreemde stoffen te verwijderen, het controleren van de hoogtepeilen, het aanbrengen van de onderbouw, het plaatsen van de tegels, het opgieten of voegen, en tot slot het opkuisen en reinigen [58](#page=58).
#### 4.2.1 Keramische tegels
Keramische tegels worden vervaardigd uit een extreem dicht geperste keramische grondstof, bestaande uit een mengsel van klei, zand en eventueel andere natuurlijke substanties, die gemalen, gedroogd, in vorm gebracht en gebakken worden op hoge temperaturen (1000° - 1250°). Ze zijn hard, sterk, hygiënisch, makkelijk schoon te maken, niet ontvlambaar en vuurbestendig. Keramische tegels zijn toepasbaar op zowel vloeren als wanden. Ze kunnen volkeramisch of niet-volkeramisch zijn en zijn bestand tegen zuren. Ze worden alsmaar dunner en zijn verkrijgbaar in verschillende (grote) afmetingen [59](#page=59).
* **Gekalibreerd:** Gesorteerd volgens afmetingen, aangezien krimp in de oven tot verschillende maten kan leiden [62](#page=62).
* **Gerectificeerd:** De tegelranden worden rechtslijpt, waardoor de tegels perfect op maat zijn en een minimale voegbreedte mogelijk is [62](#page=62).
#### 4.2.2 Tegels uit kunststeen
Voorbeelden hiervan zijn marmermozaïek, waarbij marmerkorrels gebonden worden door wit cement. De kleur van de vloer wordt bepaald door de kleur en het kaliber van de marmerkorrels, evenals de kleur van het voegsel. Na verharding worden de tegels geslepen en gepolijst tot een glad en glanzend oppervlak [60](#page=60).
#### 4.2.3 Tegels uit natuursteen
Natuursteen is een natuurproduct dat uit groeven wordt ontgonnen, over lange afstanden wordt vervoerd en in fabrieken versneden, wat de relatief hoge kostprijs verklaart. Geen twee natuursteentegels zijn identiek. Sommige soorten zijn zeer duurzaam (bv. kerkvloeren). Niet alle soorten zijn bestand tegen zuren; graniet en leisteen zijn het best, terwijl marmer en blauwe hardsteen minder geschikt zijn. De dikte is doorgaans meer dan 30 mm met zeer smalle voegen van 3 mm [60](#page=60).
* **Stollingsgesteente:**
* *Uitvloeiingsgesteente:* basalt, pufsteen, puimsteen [61](#page=61).
* *Halfdiep ganggesteente:* porfier, dioriet [61](#page=61).
* *Dieptegesteente:* graniet. Graniet is door de hoge druk diep in de aarde gevormd en daardoor zeer sterk. Dit is een endogeen proces [61](#page=61).
* **Afzettingsgesteente:** Ontstaat door lithificatie van afgezet sediment of organisch materiaal (bv. Belgische blauwe hardsteen “Petit Graniet”). Dit is een exogeen proces [61](#page=61).
* **Metamorf gesteente:** Marmer, kwartsiet. Ontstaat door herkristallisatie onder invloed van temperatuur, druk of hydrothermale vloeistoffen (endogeen proces) [61](#page=61).
#### 4.2.4 Tegels uit betonsteen
Deze tegels kenmerken zich door kleine vellingkanten en een gesloten toplaag met kleurondersteunende granulaten. Ze hebben een dikte van meer dan 40 mm en kunnen in zeer grote formaten (megategels) worden vervaardigd. Betonsteen is echter vlekgevoelig [61](#page=61).
#### 4.2.5 Uitvoering van tegelwerk
Er zijn twee hoofdmethoden voor tegelwerk: uitvoering op mortelbed en uitvoering met verlijming [62](#page=62) [63](#page=63).
##### 4.2.5.1 Uitvoering op mortelbed
Deze methode is geschikt wanneer tegels niet dezelfde dikte hebben en vereist vakmanschap. De ondervloer moet voldoende uitgehard en droog zijn. Gebruik van wit cement, zuiver water en wit, zuiver zand is essentieel. De vloer is beloopbaar na 5 dagen en volledig in gebruik te nemen na 28 dagen. Het uitvoeren op een natte chapelaag wordt afgeraden door het WTCB wegens hoog watertransport en het grotere gevaar op vlekvorming. De achterkant van de tegel wordt 'vertint' om de hechting met het mortelbed te optimaliseren [62](#page=62).
##### 4.2.5.2 Uitvoering met verlijming
Deze methode is geschikt voor keramische tegels, waarbij sterke en dunne verlijming belangrijk is gezien de geringe waterabsorptie van moderne keramische tegels. Het is ook een optie voor doe-het-zelvers. De dekvloer moet volledig droog, egaal en uitgehard zijn. Bij voorkeur wordt witte tegellijm gebruikt. Na verlijming moet men 3 dagen wachten om over de vloer te lopen, en 7 dagen voordat de vloer volledig in gebruik wordt genomen. Dubbele verlijming, waarbij zowel de rug van de tegel als de dekvloer worden ingestreken, is essentieel [63](#page=63).
#### 4.2.6 Verlijming van tegels
Dubbele verlijming is noodzakelijk, waarbij zowel de rug van de tegels als de dekvloer volledig worden ingestreken met aangepaste tegellijm of witte kant-en-klare legmortel voor natuursteen. De tegels mogen na het leggen niet met water besproeid worden, en de voegen moeten meerdere dagen (minimaal 14 dagen in vochtige omstandigheden) openblijven voor vochtdamp. Voor het voegen moeten de tegels grondig gereinigd en lichtjes vochtig gemaakt worden. Het voegen van kleine oppervlaktes (4 à 6 m²) ineens wordt aangeraden om cementsluier te vermijden [63](#page=63).
#### 4.2.7 Legmortel
De bevloering wordt op een onderlaag van gestabiliseerd zand (max. 5 cm dikte) geplaatst, bestaande uit gewassen rivierzand (0/5 of 0/7 mm) gemengd met witcement, licht vochtig gemaakt en ineengeklonken. De verhouding is 450 kg zand op 50 kg cement (9 delen zand voor 1 deel cement). De legmortel (max. 1,5 à 3 cm dik) bestaat uit 200 kg wit zand (0/2 mm) + 50 kg wit cement (4 delen zand voor 1 deel cement), met toevoeging van een vinylhars aan het zuiver aanmaakwater, of men gebruikt een witte kant-en-klare legmortel voor natuursteen [63](#page=63).
#### 4.2.8 Opvoegen van tegelwerk
Het opvoegen van tegelwerk dient esthetische doeleinden, neemt dimensionale toleranties van de tegels op en vergemakkelijkt de reiniging door het creëren van een 'gesloten' oppervlak, wat tevens de weerstand tegen agressieve producten verhoogt. De voegbreedte is circa 2 maal 1/100 van de lengte van de tegel (bv. 4 mm voor tegels van 20x20 cm). In natte ruimtes wordt waterdicht en flexibel voegsel gebruikt. Na maximaal 24 uur worden de voegen aangebracht met voegspecie en een rubberen trekker. Nadien wordt schoongemaakt met de trekker en wordt droge specie gestrooid waar vocht kan intrekken. Eenmaal alles droog is, worden de tegels schoongewreven met een zachte, droge doek. De voegen worden gegoten of gevoegd met een voegijzer [64](#page=64).
#### 4.2.9 Plinten
Plinten dienen als overgang tussen vloer en pleisterwerk, beschermen de muurvoet tegen onderhoud en werken de vochtkering af. Ze worden geplaatst door het afsnijden van randstroken tot bovenzijde vloertegels en het bevestigen met lijm of mortellijm. Op gelijkvloers is enkel niet-capillaire lijm toegelaten. Een opening tussen plinten en vloer wordt gelaten voor later kitwerk, vooral bij zwevende dekvloeren [64](#page=64) [65](#page=65).
### 4.3 Houten vloeren
Houten vloeren, waarvan parket de bekendste is, bieden een warme uitstraling, maar hun natuurproductkarakter zorgt voor uitzetting en krimp afhankelijk van de luchtvochtigheid, wat kieren kan veroorzaken [65](#page=65).
#### 4.3.1 Definitie en indeling
Houten vloerbekleding is een harde vloerbekleding met een houten slijtlaag. Dit kan massief hout zijn, in de breedte samengestelde massieve elementen, of meerlagig opgebouwd met plaatmateriaal en massieve houten elementen [65](#page=65).
* **Massieve slijtlaag ≥ 2,5 mm:** Maakt 3 onderhoudsschuurbeurten mogelijk [65](#page=65).
* **Parketten:** Kleinere elementen, strengere toleranties [65](#page=65).
* **Plankenvloeren:** Grotere elementen, ruimere toleranties [65](#page=65).
* **Slijtlaag < 2,5 mm:** Bebording of plankenvloer [65](#page=65).
#### 4.3.2 Bebording of plankenvloer
Meestal van naaldhout (RNG), met een dikte van 18/26 mm en een breedte van 100 of 130 mm. Ze worden op elke steun (balk) vastgenageld met minstens 2 nagels met ronde kop. Een bebording heeft een structurele functie, een plankenvloer niet [65](#page=65).
#### 4.3.3 Hout als materiaal voor vloerbekleding
Vereisten zijn bestendigheid tegen houtaantastende insecten of impregneerbaarheid, hoge dimensionale stabiliteit en een voldoende hoge slijtweerstand. Het vochtgehalte moet minder dan 10% zijn. Natuurproducten vertonen kleurverschillen en onvolkomenheden zoals houtkwasten. Hout is hygroscopisch, wat vervorming door vochtopname kan veroorzaken. Naaldbomen zijn snelgroeiend met wijde jaarringen, loofbomen zijn kwaliteitsvoller met dichte jaarringen. Spinthout en losse kwasten mogen niet gebruikt worden [66](#page=66).
#### 4.3.4 Plaatsingsvoorwaarden
Houten vloeren kunnen geplaatst worden indien het pleisterwerk op muren en plafond voldoende droog is (max. vochtigheid 5%), het vochtgehalte van het hout lager is dan 10%, en het vochtgehalte van de dek- en ondervloer lager is dan 3% (gemeten met calcium-carbidebus). De temperatuur moet minimaal 12 °C zijn met een relatieve luchtvochtigheid tussen 60% en 80%. Het legvlak moet voor het aanbrengen van de lijm schoongemaakt en ontdaan zijn van verf- en lijmsporen [66](#page=66).
* **Type A:** Zeer gehorig, wat akoestisch niet ideaal is door luchtlagen, maar wel goed voor verluchting van de vloer [66](#page=66).
* **Type C:** Verschilt van type B door de toevoeging van een tussenlaag met antidreunfolie [66](#page=66).
#### 4.3.5 Belgische classificatie van houten vloeren
1. **Plankenvloeren:** Massief (mogelijk in de breedte samengesteld, niet in dikte), niet meerlagig, met tand- en groefverbinding. Weinig strikte criteria qua uiterlijk. Meestal genageld op balken of lambourdes, kan ook verlijmd [67](#page=67).
2. **Mozaïekparket:**
* *Massief:* Samengevoegde rechthoekige lamellen in massief hout (richtwaarde lamel: dikte 8 mm, breedte 24 mm, lengte 120 mm) [67](#page=67).
* *Meerlagig:* Lamellen samengevoegd op een plaat tot panelen met tand- en groefverbinding. Verkrijgbaar in verschillende motieven. Kan als onderparket of definitieve vloerbekleding dienen, meestal verlijmd op dekvloer. Niet zelfdragend; wordt geplaatst op dekvloer, onderparket of houten vloer [67](#page=67).
3. **Lamparket (= tapijtparket):** Massief, met naast elkaar geplaatste stroken die samen een motief vormen. Zonder tand- en groefverbinding. Lengte en breedte zijn afhankelijk van het motief. Niet zelfdragend; bevestigd op doorlopende ondergrond (dekvloer, onderparket). Genageld of gelijmd op dekvloer of houten ondervloer/onderparket. Verschil met mozaïek is dat lamparket plank per plank wordt samengesteld, terwijl mozaïek uit vooraf samengestelde vierkantjes bestaat [68](#page=68).
4. **Laminaatparket (= meerlagig parket):** Bestaat uit een onderlaag (naaldhout of multiplex), een tussenlaag (dennenhout, MDF of HDF) en een toplaag. Wordt legklaar geleverd. Kan goedkoper zijn dan massief parket. De plaatsing is eenvoudiger en vlotter dan bij massief parket. Vereist minimaal onderhoud dankzij intensieve bescherming door de fabrikant. Eén- of tweemaal per jaar wordt de vloer behandeld met polish voor gelamelleerd parket [68](#page=68).
#### 4.3.6 Voordelen en nadelen van laminaatparket
* **Voordelen:** Onderhoudsvriendelijker dan parket (geen boen of vernis nodig), harder (minder risico van naaldhakken, stoelpoten), vlekken zijn gemakkelijk te verwijderen, geschikt voor zelfbouw [69](#page=69).
* **Nadelen:** Voelt harder en minder warm aan, meer lawaaihinder dan parketvloeren (op te vangen met aangepaste ondervloer), is een imitatieproduct, krassen of beschadigingen zijn moeilijk bij te werken (volledige panelen kunnen wel vervangen worden) [69](#page=69).
#### 4.3.7 Traditionele plaatsing
Traditionele plaatsing kan zwevend op een ondervloer gebeuren, waarbij stroken met tand- en groefsysteem verlijmd worden in de groeven [69](#page=69).
#### 4.3.8 Plaatsing zonder lijm
Bij plaatsing zonder lijm kunnen tand en groef in en uit elkaar geklikt worden, wat de plaatsing sneller en gemakkelijker maakt. Fouten door ondermaatse verlijming zijn uitgesloten, en de vloer kan sneller belopen en gedemonteerd worden [69](#page=69).
### 4.4 Soepele (elastische) vloerbekledingen
Soepele vloerbekledingen, zoals linoleum en vinyl, nemen na samendrukking weer hun oorspronkelijke vorm aan. Het is aangeraden om voor een niet-hechtende dekvloer te kiezen met een polyethyleen membraan tussen de betonvloer en de dekvloer om vochtopstijging te vermijden [69](#page=69) [70](#page=70).
#### 4.4.1 Vloerbekleding op basis van linoleum
Linoleum bestaat al ruim 150 jaar en is opgebouwd uit jute of glasvezelversterkt polyester met een soepele pasta die via kalanderen op een vezelachtige rug wordt aangebracht, waarna het uithardt door oxidatie. Het wordt geproduceerd in tegels en banen op rol (2m breedte) en is verkrijgbaar in een effen, gevlekt of gemarmerd uitzicht [70](#page=70).
* **Eigenschappen:** Antistatisch, neemt snel omgevingswarmte op (geschikt voor vloerverwarming), antibacterieel, sigarettenproof. Niet geschikt voor vochtige ruimtes [70](#page=70).
* **Uitvoering:** Verplicht egaliseren van de dekvloer, insmeren met voorstrijklaag, verlijming over het volledige oppervlak, walsen in 2 richtingen, belasten van naden en randen. Lassen van naden met linoleum lasdraad, gevolgd door opkuisen en reinigen, inclusief verwijderen van overtollige kit [70](#page=70).
#### 4.4.2 Vloerbekleding uit PVC
PVC vloeren bestaan uit meerdere lagen: een onderlaag (chemische of mechanische rug, waarbij de mechanische rug de beste kwaliteit biedt), een beschermende glasvezellaag, de tekening en de toplaag. Ze zijn goedkoper maar minder duurzaam dan linoleum, flexibel, gemakkelijk zelf te plaatsen en ook geschikt voor natte ruimtes. Verkrijgbaar in banen van 2 tot 4 meter. Het dessin kan een imitatie zijn van andere vloeren of originele fantasieontwerpen. De milieubelasting bij productie is groter. De uitvoeringswijze en -voorwaarden zijn dezelfde als voor linoleum. Verkrijgbaar in tegels, stroken of banen (op rol) [70](#page=70) [71](#page=71).
#### 4.4.3 Vloerbekleding uit rubber
Rubbervloeren lijken op vinyl en zijn gemaakt van 100% synthetisch rubber. Ze hebben een stroever oppervlak en zijn verkrijgbaar in tegels en op rol. Het dessin kan fijn, geribbeld, met golfprofielen of met ronde en vierkante noppen zijn. Het is een homogeen mengsel door het kneden van natuurlijke en synthetische elastomeren, vulkanisatiehulpstoffen, stabilisatoren en gekleurde pigmenten. De uitvoeringswijze is vergelijkbaar met linoleum en PVC. Een schuimrug verbetert het loopcomfort. De voegen worden gedicht door koud vulcaniseren met een speciale voegpasta (of gekit). Ze zijn olie- en vetbestendig en bestand tegen gloeiende tabak (geen verbranding van het oppervlak) [71](#page=71).
### 4.5 Tapijten, verhoogde vloeren, accessoires
#### 4.5.1 Verhoogde vloeren
Een verhoogde vloer is een demontabele vloer op enige afstand van de bouwvloer, opgebouwd uit losse elementen (tegels, panelen) in een raster gedragen door verstelbare dragers. Toepassingen zijn onder andere vergaderruimtes, kantoren, datacenters, cleanrooms, serverruimten, technische ruimten, bedieningsruimten, ziekenhuizen, musea en theaters [71](#page=71).
* **Doelen:** Bergen van leidingen en kabels (elektriciteit, data, koeling, verwarming etc.). Goede bereikbaarheid van deze leidingen en kabels door eenvoudig te verwijderen en terug te plaatsen panelen. Distributie van koele lucht via het plenum en geperforeerde vloerpanelen (vooral bij computervloeren). Gemakkelijkere aanpassing van de functie van een gebouw of ruimte. Wegwerken van hoogteverschillen in de vloer bij renovaties of herbestemming [71](#page=71) [72](#page=72).
* **Extra voordelen:** Behoort tot de "droge vloeren" en is bij nieuwbouw sneller te realiseren door het ontbreken van droogtijd van dekvloeren. Leidingen zijn niet zichtbaar in de werkruimte. Installeren van bekabeling is eenvoudiger dan bij een verlaagd plafond. Werkplekken zijn flexibeler indeelbaar door contactdozen in de panelen [72](#page=72).
#### 4.5.2 Tapijten
Textielvloerbekleding is een soepele vloerbekleding waarbij de bovenlaag bestaat uit natuurlijke of synthetische textielvezels of een combinatie daarvan. Indien de volledige vloer bedekt wordt, spreekt men van vast of kamerbreed tapijt. Tapijten kunnen met of zonder pool zijn, waarbij een pool het geheel van draden of vezels is dat verticaal op de onderlaag wordt ingeplant [72](#page=72).
* **Voor- en nadelen:** Warmste en zachte bevloering met veel esthetische mogelijkheden. Gemakkelijk te plaatsen en relatief goedkoop. Minder duurzaam dan harde bevloeringen, vlekken en haren zijn moeilijk te verwijderen (ongeschikt voor gezinnen met huisdieren). Minder hygiënisch dan harde bevloeringen en kan nadelig zijn voor mensen met een allergie [72](#page=72).
#### 4.5.3 Verhoogde vloeren (uitgebreid)
Oorspronkelijk ontwikkeld voor computerruimten, zijn verhoogde vloeren nu een onmisbaar onderdeel van kantoren en openbare gebouwen [73](#page=73).
* **Voordeel (plenum):** De holle ruimte tussen de bouwvloer en de verhoogde vloer (of tussen plafond en verlaagd plafond) dient voor het wegwerken van bekabeling, inbouwen van aansluitdozen, en voor energie-, communicatie- en verluchtingssystemen [73](#page=73).
* **Panelen:** Hebben een beperkte maat (meestal 60x60 of 50x50 cm) en zijn makkelijk uitneembaar. De vloerafwerking heeft dezelfde maat als de panelen. De vloerbekleding moet antistatisch zijn en de structuur dient geaard te worden. Dit type is het meest flexibel, maar minder geschikt op het vlak van brandveiligheid omdat brand zich in de holte onder de vloer kan verspreiden [73](#page=73).
* **Loopvlak:** Kan bestaan uit houtspaanplaat met hoge dichtheid calciumsulfaat (meestal vezelversterkt), beton, of staal/cement. Soms worden deze in de fabriek voorzien van textiel, linoleum, keramische tegels of natuursteen. Dit biedt de minst flexibele optie, maar zorgt voor isolatie en goede akoestiek [73](#page=73) [74](#page=74).
---
# Binnenschrijnwerk, trappen en specialiteiten
Dit onderwerp behandelt essentiële onderdelen van de interieurafwerking, waaronder binnendeuren, trappen en specifieke elementen zoals rolluiken en zonwering.
### 5.1 Buitenschrijnwerk afwerkingen
#### 5.1.1 Raamdorpels
Raamdorpels vormen de overgang tussen een raam of deur en de gevel, en spelen een cruciale rol in de waterafvoer om schade te voorkomen [20](#page=20).
* **Dorpels in aluminium:** Dit type is gelakt en heeft een oversteek van minimaal 3 cm voor gecontroleerde waterafdruip, op minimaal 3,5 cm van de gevel om stilstaand water en vorstschade te vermijden [20](#page=20).
* **Dorpels in steen:** Natuursteen wordt gebruikt vanwege zijn waterwerende (niet-permeabele), slijtvaste en weerbestendige eigenschappen. Ook hier kan een gecontroleerde afvoer van regenwater voorzien worden, weg van de gevel [20](#page=20).
#### 5.1.2 Rolluiken en zonwering
Rolluiken dienen voor afsluiting, bescherming en verduistering van gevelopeningen en rollen op in een ruimte boven de opening [20](#page=20).
* **Functies van rolluiken:**
* Bescherming tegen klimatologische invloeden (bv. storm) [20](#page=20).
* Bescherming tegen inbraak [20](#page=20).
* Afscherming tegen wind, regen, zon, koude en warmte [21](#page=21).
* Verbetering van thermische isolatie en akoestische weerstand [21](#page=21).
* Voorkomen van inkijk [21](#page=21).
* **Problemen bij rolluiken:** Koudebruggen en luchtdichtheidsproblemen zijn de grootste uitdagingen [21](#page=21).
* **Types rolluiken:**
* **Inbouwrolluik:** Wordt aan de warme zijde van de muur ingebouwd. Het luchtdichtheidsprobleem is hier significant, en isolatie is vaak dunner en kan bij herstellingen aangetast worden [21](#page=21).
* **Voorzetrolluik:** Wordt aan de koude zijde (op de gevel) geplaatst, waardoor thermische lekken vermeden worden. Het voordeel is een verhoging van de R-waarde door een extra luchtspouw. Esthetisch is dit type minder aantrekkelijk, maar het is geluidswerend en voorkomt thermische lekken [21](#page=21).
Zonnewering werkt met zonne-energie om de zon buiten te houden zonder het zicht te belemmeren [21](#page=21).
#### 5.1.3 Poorten
Poorten vereisen een CE-markering en mogen enkel door erkende installateurs geplaatst worden [22](#page=22).
* **Veiligheidsgaranties voor poorten:**
* Geen uitstekende delen zoals scharnieren of sloten [22](#page=22).
* Dunne windingen van spiraalveren [22](#page=22).
* Blokkeersysteem dat de motor stopt bij belemmering [22](#page=22).
* Vingerklembeveiliging [22](#page=22).
* Veerbreukbeveiliging om vallen van het poortblad bij breuk te voorkomen [22](#page=22).
* Loopdeuren indien de passage voor voetgangers niet veilig is [22](#page=22).
* Herkenbare en toegankelijke noodstopvoorzieningen [22](#page=22).
* Handmatige bediening mogelijk bij stroompanne [22](#page=22).
* **Types poorten:**
* **Kantelpoorten:** Bestaan uit één stuk dat naar buiten of binnen draait. Ze zijn goedkoper, hebben een eenvoudige mechaniek en nemen weinig plaats in, maar isoleren nauwelijks, hebben standaardmaten, hinderen voetgangers bij uitzwaaien naar buiten en hebben een slechte luchtdichting. Geschikt voor niet-beschermende volumes zoals garages [22](#page=22).
* **Sectionaalpoorten:** Bestaan uit meerdere horizontale secties die langs rails tegen het plafond worden opgerold of opengetrokken. Dit zorgt voor een verticale beweging zonder uitzwaai [22](#page=22).
### 5.2 Binnendeuren
Binnendeuren omvatten deurkozijnen, deurbladen en specifieke brandwerende varianten [75](#page=75).
#### 5.2.1 Deurkozijnen
Deurkozijnen kunnen op verschillende manieren worden afgewerkt:
* **Met blokomlijsting:** Dit is de traditionele afwerking met precisie binnenpleisterwerk [75](#page=75).
* **Met onzichtbare blokomlijsting ("Xinix"):** Hierbij wordt een holle wand uit gipskarton gebruikt en is de omlijsting niet zichtbaar. Deze toepassing is populair in villabouw en high-end residentiële bouw [75](#page=75).
* **Met deklijsten:** Dit is de meest gebruikte, klassieke en goedkoopste uitvoering. Bij brandwerende deuren helpt de slaglat de deur tegen te houden en de deklijst dekt de voeg tussen ruwbouw en deurkader af [76](#page=76).
* **Zonder omlijsting (pivotdeuren):** Bij deze deuren zijn de scharnieren in de grond ingebouwd, niet in de muur of het kader. Ze bieden een goede remkracht en sluitsnelheid die instelbaar is [76](#page=76).
Schuifdeuren worden als zeer slecht beschouwd op het vlak van snelle brandevacuatie [76](#page=76).
#### 5.2.2 Deurbladen
Deurbladen kunnen massief of samengesteld zijn:
* **Massief:** Dit zijn klassieke binnendeuren met stijlen en regels, vaak uitgevoerd in massief hout zoals eiken [77](#page=77).
* **Samengesteld:**
* **Hardboarddeuren (honingraat):** Hebben een kern van stevig karton, bekleed met een vezelplaat aan beide zijden [77](#page=77).
* **Tubespaandeuren:** Bezitten een stevigere kern van spaanderplaat met luchtkanalen. Dit is een betere, zij het duurdere, optie [77](#page=77).
Het onderscheid tussen massieve en samengestelde deurbladen is belangrijk [77](#page=77).
#### 5.2.3 Brandwerende binnendeuren
Brandwerende deuren zijn essentieel voor het compartimenteren van gebouwen tijdens een brand, om de verspreiding van vuur te beperken. De brandweerstand is de tijd dat de scheidende functie behouden blijft [77](#page=77).
* **Kenmerken:**
* Vaak aangeduid als EI30 of EI60 [77](#page=77).
* Deurbladen kunnen uit hout, metaal, aluminium of glas bestaan [77](#page=77).
* Ze hebben een EI-classificatie (niet REI) omdat binnendeuren geen dragende functie hebben [77](#page=77).
* E staat voor vlamdichtheid en I voor thermische isolatie [77](#page=77).
* **Plaatsing en certificering:**
* Moeten correct geplaatst worden om aan de testnormen te voldoen [77](#page=77).
* Vereisen controle door gecertificeerde plaatsers (ISIB-label) [77](#page=77).
* Europese keuringen zoals EI1- en EI2-deuren zijn in opmaak [77](#page=77).
* Een brandattest is vereist voor brandwerende deuren [77](#page=77).
### 5.3 Binnentrappen
Binnentrappen omvatten diverse onderdelen, specifieke maten en belangrijke veiligheidsaspecten [78](#page=78).
#### 5.3.1 Onderdelen van een trap
(Deze sectie is niet gedetailleerd in de documentatie, maar verwijst naar de algemene onderdelen van een trap.)
#### 5.3.2 Maten en verhoudingen van een trap
* **Trapformule:** Wordt gebruikt om te bepalen of een trap te steil is [78](#page=78).
* **Trapneus:** Dient voornamelijk om te voorkomen dat de hiel constant tegen de rand van de trede komt [78](#page=78).
* **Looplijn:** De meest waarschijnlijke plaats waar de trap belopen wordt, waarop de aantreden meestal worden uitgezet. Op een grondplan wordt deze in volle lijn aangeduid [78](#page=78).
* **Looprichting:** Wordt altijd aangeduid van beneden naar boven [78](#page=78).
* **Vrije breedte:** De nuttige breedte tussen handgrepen en leuningen [78](#page=78).
* **Verdiepingshoogte:** De vrije hoogte dient meer dan 210 cm te zijn [79](#page=79).
#### 5.3.3 Veiligheid van trappen
* **Beperking van treden:** Bij meer dan 17 treden wordt vaak een tussenbordes voorzien om de valhoogte te beperken [79](#page=79).
* **Verlichting:** Voldoende licht in het trappenhuis is cruciaal [79](#page=79).
* **Aantrede:** Voldoende aantrede is belangrijk, zoals bepaald door de trapformule [79](#page=79).
* **Optrede:** Alle optreden moeten even hoog zijn; een maatafwijking in de onderste optrede mag maximaal 6 millimeter bedragen [79](#page=79).
* **Vrije hoogte:** Boven elk punt dient er voldoende vrije hoogte te zijn, met een richtwaarde van 2,1 meter [79](#page=79).
* **Antislip:** Antislipstrips of -treden verhogen de veiligheid [79](#page=79).
* **Leuningen:** De hoogte van leuningen dient conform STS 54 te zijn, zodat ze makkelijk vast te nemen zijn (vaak op 90 cm hoogte) [79](#page=79).
#### 5.3.4 Betontrappen
Geprefabriceerde betontrappen zijn doorgaans standaard afgewerkt aan de bovenzijde, ruw aan de onderzijde, glad bekist en voorzien van een antislipneus [80](#page=80).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Buitenschrijnwerk | Elementen van een gebouw die de buitenmuren afsluiten, zoals ramen en deuren, die zorgen voor verlichting, verluchting en isolatie. |
| Luchtdoorlatendheid | De mate waarin lucht door een materiaal of constructie kan dringen, ingedeeld in klassen van 1 (slecht) tot 4 (best). |
| Weerstand tegen windbelasting | De mate waarin een raam of constructie bestand is tegen de vervorming veroorzaakt door winddruk en -onderdruk. |
| Waterdichtheid | De mate waarin een constructie of materiaal het binnendringen van water onder toenemende druk en beregeningstijd kan weerstaan. |
| EPB-wetgeving | Energieprestatieregelgeving die voorschriften oplegt aan gebouwen om het energieverlies te beperken en het binnenklimaat te verbeteren. |
| S-peil | Een maat voor de energie-efficiëntie van de gebouwschil, die alle energetische kwaliteiten van de schil samenvat in één getal. |
| Brandreactieklasse | De classificatie van hoe een product reageert op vuur door de bijdrage aan de brand, uitgedrukt in brandbaarheid, rookontwikkeling en brandende druppels. |
| Brandweerstand | De eigenschap van een bouwelement om gedurende een bepaalde tijd na blootstelling aan brand zijn functies te behouden, uitgedrukt in stabiliteit (R), vlamdichtheid (E) en thermische isolatie (I). |
| Akoestische norm | Regels en eisen met betrekking tot geluidsisolatie en geluidsverzwakking om een comfortabel binnenklimaat te garanderen. |
| Levens Cyclus Analyse (LCA) | Een methode om milieuaspecten van een product te vergelijken over alle levensfasen, van grondstofwinning tot afdanking. |
| Sponning | Een uitgeschaafd gedeelte aan de zijkant van een stuk hout, bedoeld voor het plaatsen van glas in een raamkader. |
| Schuifraamprofiel | Een profielspecifiek voor schuiframen, gekenmerkt door het ontbreken van een aanslag en het gebruik van borstelsluitingen, wat de luchtdichting bemoeilijkt. |
| PVC (Polyvinylchloride) | Een kunststof die gebruikt wordt voor raamprofielen, bekend om zijn isolerende eigenschappen, maar minder sterk dan aluminium. |
| Extrusie | Een fabricagetechniek waarbij een vervormbaar materiaal door een matrijs wordt geperst om een specifieke vorm te verkrijgen, vaak gebruikt voor aluminium profielen. |
| Anodisatie | Een oppervlaktebehandeling van aluminium waarbij een oxidelaag wordt gevormd via elektrochemie, vaak gecombineerd met elektrolytisch kleuren. |
| Floatglas | De basisvorm van glas, geproduceerd door gesmolten glas op gesmolten tin te gieten, wat resulteert in een zeer vlak oppervlak. |
| Thermisch gehard glas | Glas dat na een warmtebehandeling sneller aan de buitenzijde afkoelt dan aan de kern, wat permanente spanningen veroorzaakt en de breuksterkte verhoogt. |
| Gelaagd glas | Bestaat uit minimaal twee glasbladen verlijmd met een tussenlaag van kunststoffolie, hars of gel, wat zorgt voor inbraakbeveiliging en brandvertragend werkt. |
| Gecoat glas | Glas waarop één of meerdere lagen anorgisch materiaal zijn aangebracht om de fysische of optische eigenschappen te wijzigen, zoals de zonnefactor of warmtedoorgangscoëfficiënt. |
| Zonnefactor (ZTA) | De totale energietransmissie door beglazing, uitgedrukt als een percentage, waarbij een lagere waarde zonwerend glas aanduidt. |
| Geluidsverzwakkingsindex (Rw) | Een waarde in decibel (dB) die het gewogen verschil weergeeft tussen het binnen- en buitengeluid, gemeten bij een specifieke frequentie. |
| Compriband | Een voorgecomprimeerd afdichtingsband dat wordt gebruikt bij de montage van buitenschrijnwerk om thermische uitzetting op te vangen, contact met metselwerk te vermijden en de spouw op te vangen. |
| DPC-folie (Damp Proof Course) | Een dampdichte folie die wordt gebruikt om opstijgend vocht te voorkomen in bouwelementen. |
| Binnenbepleistering | Een laag pleisterwerk aangebracht op ruwbouwvlakken om deze uit te vlakken, te egaliseren en voor te bereiden op verdere afwerkingen zoals schilderen of behangen. |
| Bindmiddelen | Componenten in pleisterwerk die na mengen met water verharden, zoals cement, gips en kalk, en de sterkte en eigenschappen van de pleister bepalen. |
| Toeslagstoffen | Inert materiaal, zoals zand, dat wordt toegevoegd aan bindmiddelen om de massa, textuur en andere eigenschappen van pleisterwerk te verbeteren. |
| Cement | Een veelzijdig bindmiddel, voornamelijk bestaande uit calcium, dat na mengen met water een plastische massa vormt die verhardt en gebruikt wordt in beton en mortels. |
| Gips | Een bindmiddel dat zeer brandwerend is en gebruikt wordt in pleisterwerken en gipsplaten; het zwelt op bij contact met water en lost op na verharding. |
| Kalk | Een bindmiddel dat gebruikt wordt om specie veerkracht te geven, water beter vast te houden en krimp te verminderen; het kan hydraulisch of luchtkalk zijn. |
| Dekvloer | Een tussenlaag die wordt aangebracht op de constructieve vloer om te egaliseren, warmte- en geluidsisolatie te bieden, en als draagvlak voor de uiteindelijke vloerbedekking. |
| Draagvloer | De constructieve vloer die de belastingen van de bovengelegen verdiepingen draagt en overbrengt naar de muren of fundering. |
| Zandcementchape | Een cementgebonden dekvloer die bestaat uit zand, cement en water, gekenmerkt door een aardvochtige consistentie en stevigheid. |
| Zwevende dekvloer | Een dekvloer die niet direct aan de draagvloer is gebonden, maar gescheiden wordt door een isolatielaag, wat zorgt voor thermische en akoestische isolatie. |
| Uitzetvoegen | Voegen die worden aangebracht om de thermische uitzetting en krimp van constructiedelen zoals vloeren op te vangen en zo scheurvorming te voorkomen. |
| Randisolatie | Een isolatiemateriaal dat langs de randen van een dekvloer wordt aangebracht om krimp en uitzetting op te vangen en te voorkomen dat de vloer opbolt of losbarst. |
| Calciumcarbide fles | Een meetinstrument dat gebruikt wordt om het vochtgehalte in dekvloeren te bepalen door het gewichtsverschil tussen een droog en nat monster te meten. |
| Uitvullaag | Een laag die wordt aangebracht om leidingen te bergen en een constante dikte van de dekvloer te garanderen, of als basis voor isolatieplaten. |
| Schuimbeton | Een lichtgewicht betonmengsel met een hoge cohesie, gemakkelijk te verwerken en met een snellere droogtijd dan traditionele chape. |
| Betongran | Een materiaal dat zowel thermische als akoestische isolatie biedt, met snelle droogtijden en naadloze toepassing. |
| Binnenplaatafwerkingen | Werkzaamheden die betrekking hebben op het realiseren van lichte binnenconstructies en bekledingen met plaatmaterialen zoals gips(karton)platen, bouwplaten en houtplaten. |
| Gipskartonplaten | Platen bestaande uit een gipskern bekleed met karton, veelzijdig inzetbaar voor wanden, plafonds en droge afbouw. |
| Gipsvezelplaten | Platen vervaardigd uit een mengsel van gips en papiervezels, samengeperst onder hoge druk, wat resulteert in brandwerende, geluidswerende en vochtbestendige eigenschappen. |
| Houten plaatmaterialen | Diverse soorten plaatmateriaal op basis van hout, waaronder spaanplaten, vezelplaten (hardboard), multiplex en MDF, met uiteenlopende toepassingen. |
| OSB-platen (Oriented Strand Board) | Geperste vezelplaten met lange, gerichte spanen, voornamelijk gebruikt als constructieplaten in droge en vochtige omstandigheden. |
| HPL-platen (High Pressure Laminate) | Kunstharsplaten, samengesteld uit cellulosevezels onder hoge druk en temperatuur, bekend om hun robuustheid en weerstand tegen diverse invloeden. |
| Stijl-en-regelwerk | Een constructie bestaande uit staande elementen (stijlen) waartussen horizontale ribben (regels) zijn aangebracht, die het geraamte vormen voor een wand. |
| Verlaagd plafond | Een plafond dat lager is aangebracht dan de oorspronkelijke bouwvloer, vrijdragend of opgehangen, voor esthetische, functionele of technische doeleinden. |
| Vloerafwerkingen | De uiteindelijke laag op de dekvloer die de vloer zijn esthetische uitstraling, comfort en duurzaamheid verleent, zoals tegels, hout of soepele bekledingen. |
| Keramische tegels | Vloer- en wandtegels vervaardigd uit een mengsel van klei en zand, gebakken op hoge temperatuur, bekend om hun hardheid, hygiëne en duurzaamheid. |
| Natuursteen tegels | Tegels vervaardigd uit gesteente gewonnen uit groeven, met unieke patronen en eigenschappen afhankelijk van de steensoort (bv. graniet, marmer, leisteen). |
| Betonsteen tegels | Tegels vervaardigd uit beton, vaak met toegevoegde granulaten voor kleur en textuur, beschikbaar in grote formaten en met een gesloten toplaag. |
| Gekalibreerd/Gerectificeerd | Kalibreren betekent sorteren op afmetingen; rectificeren betekent het nauwkeurig op maat slijpen van tegelranden voor minimale voegen. |
| Verlijming (tegels) | Een methode waarbij tegels met een aangepaste tegellijm of mortel op de dekvloer worden bevestigd, vaak toegepast als dubbele verlijming voor optimale hechting. |
| Legmortel | Een mengsel van zand, cement en water, soms met toevoeging van hulpstoffen, gebruikt als onderlaag voor het plaatsen van tegels. |
| Voegen (tegels) | De ruimte tussen tegels, gevuld met voegsel, die dient voor het opnemen van dimensionale toleranties, het esthetische uitzicht en de reiniging. |
| Houten vloeren | Vloerbekleding met een slijtlaag van hout, waaronder massief hout, samengestelde elementen en meerlagige parketten, met warme uitstraling maar gevoelig voor vocht. |
| Parket | Een houten vloerbekleding die bestaat uit kleinere, samengevoegde elementen van massief hout of meerlagig materiaal, met diverse legmotieven. |
| Laminaatparket | Een meerlagig parket bestaande uit een onderlaag, een tussenlaag en een toplaag, duurzamer, onderhoudsvriendelijker en vaak goedkoper dan massief parket. |
| Soepele vloerbekledingen | Vloerbedekkingen die na samendrukking hun oorspronkelijke vorm hervatten, zoals linoleum, vinyl en rubber, met een breed scala aan toepassingen en eigenschappen. |
| Linoleum | Een veerkrachtige vloerbekleding gemaakt van natuurlijke oliën, harsen, vulstoffen en kleurpigmenten, aangebracht op een rug van jute of glasvezel. |
| Vinyl | Een synthetische vloerbekleding opgebouwd uit meerdere lagen, flexibel, gemakkelijk te plaatsen en geschikt voor diverse ruimtes, inclusief vochtige omstandigheden. |
| Rubber vloerbekleding | Een synthetische vloerbekleding met een stroever oppervlak, verkrijgbaar in tegels of op rol, met goede slipweerstand en oliebestendigheid. |
| Verhoogde vloer | Een demontabele vloer die op enige afstand van de bouwvloer wordt geplaatst, voornamelijk gebruikt om leidingen en kabels te bergen en toegankelijkheid te bieden. |
| Plenum | De lege ruimte tussen de bouwvloer en een verhoogde vloer, of tussen een plafond en een verlaagd plafond, gebruikt voor kabelgoten, ventilatie en koeling. |
| Binnenschrijnwerk | Elementen aan de binnenkant van een gebouw die openingen afsluiten, zoals binnendeuren en trappen. |
| Deurkozijn | Het raamwerk rondom een binnendeur dat de deur stevigheid en ondersteuning biedt, en dat op verschillende manieren kan worden afgewerkt (bv. met blokomlijsting, deklijsten). |
| Deurblad | Het bewegende deel van een binnendeur, gemaakt van massief hout of samengestelde materialen zoals hardboard of spaanplaat. |
| Brandwerende deuren | Deuren ontworpen om de verspreiding van vuur en rook gedurende een bepaalde tijd te weerstaan, met specifieke classificaties zoals EI30 en EI60. |
| Binnentrappen | Constructies die verschillende verdiepingen met elkaar verbinden, ontworpen met aandacht voor maten, verhoudingen, veiligheid en gebruikscomfort. |
| Betontrappen | Geprefabriceerde trappen gemaakt van beton, vaak met gladde bekisting en antislipneus, bedoeld om op de ruwbouw te worden geplaatst. |
Cover
Deel 4 Wanden en Vloeren (1).pdf
Summary
# Scheidingswanden en hun materialen
Dit deel behandelt de verschillende soorten scheidingswanden, met specifieke aandacht voor materialen zoals baksteen, betonsteen, gipsblokken en gipskarton, inclusief hun eigenschappen en plaatsingsprincipes [4](#page=4).
### 1.1 Scheidingswanden algemeen
Scheidingswanden zijn niet-dragende wanden die een scheiding maken tussen verschillende ruimtes. Ze hebben geen constructieve functie en kunnen worden afgebroken zonder dat dit een nieuwe structuur vereist. Er zijn twee hoofdcategorieën: gewone scheidingswanden, die ondersteund moeten worden door de bestaande structuur van het gebouw, en lichte scheidingswanden, die lichter zijn dan 300 kg/m en flexibeler geplaatst kunnen worden zonder extra constructieve voorzieningen [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 1.1.1 Factoren die de keuze van een wand beïnvloeden
De keuze voor een bepaald type wand en de opbouw ervan hangt af van de vereiste eigenschappen, waaronder:
* **Sterkte**: Belangrijk indien elementen aan de wand verankerd moeten worden [6](#page=6).
* **Stijfheid**: Essentieel voor luchtgeluidsisolatie, aangezien stijve materialen trillingen goed voortplanten [6](#page=6).
* **Stabiliteit**: Zorgt voor de structurele integriteit van de wand [6](#page=6).
* **Thermische isolatie**: Het vermogen om warmteoverdracht te beperken [7](#page=7).
* **Akoestische isolatie**: Het vermogen om geluidsoverdracht te beperken [7](#page=7).
* **Vochtgevoeligheid**: Relevant voor toepassingen in natte ruimtes [7](#page=7).
* **Brandveiligheid**: Belangrijk voor scheidingen tussen bijvoorbeeld appartementen [7](#page=7).
#### 1.1.2 Types wanden qua afbouw
Wanden kunnen worden onderverdeeld op basis van de afbouwmethodiek:
* **Droge afbouw**: Geen mortel gebruikt tijdens de opbouw en geen pleister als afwerking [7](#page=7).
* **Traditionele afbouw**: Gemetselde wanden die bepleisterd moeten worden [7](#page=7).
* **Verplaatsbare wanden**: Systemen die gebruikt worden voor kantoorwanden of sanitair [7](#page=7).
### 1.2 Scheidingswanden van steenachtige materialen
#### 1.2.1 Scheidingswanden van baksteen
Baksteen is een metselsteen gemaakt van klei of een ander kleiachtig materiaal, gebakken op hoge temperatuur. De uitvoering vereist dat metselstenen vol in de mortel gelegd worden, met volledig opgevulde kopse voegen [9](#page=9).
**Soorten bakstenen:**
* **Volle baksteen**: Gaten of perforaties beslaan minder dan 20% van het totale volume [9](#page=9).
* **Geperforeerde baksteen (snelbouw)**: Perforaties beslaan minimaal 20% van het volume. De perforaties zijn meestal verticaal en individueel kleiner dan 6 cm², met een korte zijde die niet groter is dan 2 cm [9](#page=9).
* **Isolerende baksteen**: Stenen met verbeterde thermische isolerende eigenschappen, vaak herkenbaar aan merknamen met prefixen zoals 'poro-', 'iso-' of 'thermo-' [10](#page=10).
**Aandachtspunten bij bakstenen wanden:**
* Aanbrengen van isolerende stenen om koudebruggen te vermijden, conform energieprestatieregelgeving [9](#page=9).
* Aanbrengen van een vochtwerende laag om opstijgend vocht te voorkomen [9](#page=9).
#### 1.2.2 Scheidingswanden in betonsteen
Betonstenen bestaan uit cement, granulaten (zoals grind) en water. Ze worden zowel hol als vol gefabriceerd en worden doorgaans gebruikt voor dragende muren en ondergronds metselwerk [10](#page=10).
#### 1.2.3 Scheidingswanden in gipsblokken
Gipsblokken worden vervaardigd uit natuurlijk gips, water en hulpstoffen. Ze worden gegoten in metalen vormkasten, waarna ze kunstmatig gedroogd en afgekoeld worden. Standaard gipsblokken zijn rechthoekig, massief en voorzien van een tand-en-groef systeem met afmetingen van ongeveer 70 x 50 x 7 cm. Ze bieden een snelle en eenvoudige methode voor droge afbouw met weinig droogtijd [10](#page=10).
**Soorten gipsblokken:**
* Standaard (wit) [11](#page=11).
* Zeer lichte holle blokken [11](#page=11).
* Gebogen elementen [11](#page=11).
* Waterafstotende blokken (groen of blauw) [11](#page=11).
* Zware blokken voor geluidsisolatie (roze) [11](#page=11).
**Eigenschappen:**
* Hoge brandwerendheid, zelfs bij geringe dikte [11](#page=11).
**Uitvoering:**
* **Voorbereiding**: Gipsblokken mogen pas geleverd worden op een regenvrije werf. Ze worden per verdiep verdeeld en de plastic verpakking wordt verwijderd. Scherpe punten op de vloer moeten worden verwijderd [11](#page=11).
* **Uitzetten**: De wand wordt uitgezet met een traceerkoord. Bij aansluiting op een muur moet het pleisterwerk verwijderd worden [11](#page=11).
* **Lijmen**: Lijm wordt gemengd met water tot een homogene massa [11](#page=11).
* **Plaatsen**: De groef van het blok wordt gevuld met lijm en op de vloer aangebrachte lijm gedrukt. Verticale randen worden ontstoft, ingelijmd en blokken ingeschoven en aangetikt met een rubberen hamer [12](#page=12).
* **Volgende rijen**: Het eerste blok van even rijen wordt gezaagd voor verspringende voegen. Lijm wordt aangebracht op horizontale en verticale tand. Na het stellen van de tweede rij wordt de wand uitgevlakt [12](#page=12).
* **Laatste rij**: Gipsblokken worden gezaagd om een voeg van maximaal 2 cm tussen wand en plafond te garanderen. De gezaagde kant wordt ontstoft. Blokken van de laatste rij worden verticaal geplaatst om verlies te beperken. Na stabilisatie wordt de voeg opgestopt [12](#page=12).
* **Afwerking**: Uitwellende lijm wordt verwijderd. Voegen worden bijgewerkt en het oppervlak wordt afgewerkt met een microfilm (tenzij wandtegels geplaatst worden) [12](#page=12).
**Specifieke uitvoeringsprincipes:**
* **Aansluiting op andere wanden**: Opeenvolgende rijen lopen alternerend door voor T-, L- of kruisverbindingen [13](#page=13).
* **Uitspringende hoeken**: Een hoekijzer wordt verwerkt in een mengsel van 50% gips en 50% lijm [13](#page=13).
* **Deuromlijstingen**: Eerste vier rijen laten doorlopen; de vijfde rij laat volledig doorlopen na ondersteuning. Metalen deurlijsten worden voor het stellen geplaatst en verankerd in de horizontale voeg [13](#page=13).
* **Aansluiting met plafond**: Voeg wordt opgestopt met een mengsel van 50% lijm en 50% gips, of met PU-schuim [14](#page=14).
* **Aansluiting met vloer**: Een PVC U-profiel of roofing/polyethyleenfolie (40-50 cm breed) wordt gebruikt ter bescherming tegen opstijgend vocht. De voorzieningen moeten 2 cm boven de afgewerkte vloer uitsteken [14](#page=14).
* **Aansluiting op gipskartonplaten**: De wand wordt gekleefd met Isocolle of de voeg wordt opgestopt met een mengsel van 50% lijm en 50% gips, met een voegband. Bij aansluiting op materialen onderhevig aan temperatuurschommelingen wordt een samendrukbare band of PVC U-profiel gebruikt [14](#page=14).
* **Bevestigen van voorwerpen**: Tot 15 kg met specifieke haken (5 kg per punt). Tussen 15 en 30 kg met plug en schroef. Boven 30 kg doorboren met metalen plaat of houten blokken in de wand [15](#page=15).
**Toepassingen:** Scheidingswanden, voorzetwanden, akoestische scheidingswanden, schachtwanden, ondermetsen van baden, etc. [15](#page=15).
#### 1.2.4 Scheidingswanden in cellenbeton
Cellenbeton wordt gemaakt van kalk, cement en zand en bestaat voor meer dan de helft uit kleine, met lucht gevulde cellen. Dit zorgt voor goede thermische isolatie, warmte-accumulatie, vochtongevoeligheid en brandwerendheid. De dikte van een lichte scheidingswand in cellenbeton is 7 cm [16](#page=16).
**Soorten en toepassingsgebied:**
* **Blokken**: Verkrijgbaar in diktes van 5 cm tot 36.5 cm, met tand-en-groef of glad [16](#page=16).
* **Lateien**: Hebben vergelijkbare warmte-isolerende eigenschappen als de blokken, wat koudebruggen voorkomt en zorgt voor een homogene constructie [16](#page=16).
**Eigenschappen en voordelen:**
* **Thermische isolatie**: Geschikt voor buiten- en binnenmuren. Afhankelijk van de gewenste isolatiewaarde kan volstaan worden zonder extra isolatielaag [16](#page=16).
* **Thermische inertie**: Het vermogen van muren om warmte op te slaan en weer af te geven, wat grote temperatuurspieken afvlakt [16](#page=16).
* **Geluidisolatie**: Zeer goed, zelfs bij dunne wanden, voor zowel luchtgeluid als contactgeluid [17](#page=17).
**Uitvoering:**
* **Metselen**: Eerste laag in mortelbed, bovenkant pas maken. Tweede rij plaatsen na uitharding van mortelbed [17](#page=17).
* **Lijmen**: Gebruik van speciale lijm met een lijmkam, dunne voegen (2-3 mm). Blokken aankloppen met een gummihamer en overtollige lijm afstrijken [17](#page=17).
**Afwerking:**
* **Dunpleisters (2-3 mm)**: Alleen op gelijmde blokken, sneller en goedkoper, drogen sneller [18](#page=18).
* **Traditionele pleisters (10-15 mm)** [18](#page=18).
* **Tegels**: Kunnen rechtstreeks aangebracht worden [18](#page=18).
* **Verven**: Verf compatibel met cellenbeton kan rechtstreeks aangebracht worden [18](#page=18).
### 1.3 Holle scheidingswanden in gipskarton
Holle scheidingswanden in gipskarton bestaan uit een draagstructuur en plaatmateriaal [20](#page=20).
#### 1.3.1 Materiaal: Gipskartonplaten
Gipskartonplaten hebben een kern van gips omhuld door twee zijden sterk karton [20](#page=20).
**Soorten gipskartonplaten:**
* **Afgeschuinde kanten**: Voor scheidingswanden, muurbekledingen en plafonds [20](#page=20).
* **Afgeronde langskanten**: Voor geaccentueerde, niet-afgevoegde voegen [20](#page=20).
* **WR platen**: Verhoogde weerstand tegen vocht, groen van kleur [20](#page=20).
* **RF platen**: Verhoogde weerstand tegen brand, rood van kleur [20](#page=20).
* **Thermische en/of akoestische platen**: Afgeschuinde plaat verlijmd op een isolatieplaat [21](#page=21).
**Afmetingen:**
* **Dikte**: 9,5 mm (kleven, plafonds), 12,5 mm (wanden), 6 mm (buigen) [21](#page=21).
* **Breedte**: 60 of 120 cm [21](#page=21).
* **Lengte**: 200 tot 360 cm [21](#page=21).
#### 1.3.2 Draagstructuur
Er zijn twee soorten draagstructuren:
* **Metalen skelet**: Licht stalen geraamte, thermisch verzinkt [21](#page=21).
* **Houten skelet**: Geschaafde houten regels en stijlen [21](#page=21).
#### 1.3.3 Eigenschappen van gipskartonwanden
* Vormelijke vrijheid (vrije plaatsing, buigbaar) [21](#page=21).
* Goede brandweerstand [21](#page=21).
* Mogelijkheid tot isolatie in de holle ruimte [21](#page=21).
* Vochtregulerend [21](#page=21).
* Eenvoudig verwerkbaar [21](#page=21).
#### 1.3.4 Uitvoering: Gipskartonplaten op metalen frame
* **Opbouw**: Frame uit U-profielen op vloer en plafond, en verticale omega-profielen (HOH 60 cm). Langs weerszijden worden twee platen van 12,5 mm geschrankt vastgeschroefd. Thermische of akoestische isolatie kan tussen de stijlen geplaatst worden. Totale dikte van de wand is 100 mm (2x12,5 mm plaat + 50 mm frame + 2x12,5 mm plaat) [22](#page=22).
* **Gebogen toepassingen**: Vloer- en plafondprofielen kunnen ingeknipt worden voor buigbaarheid. Voor professionele werken zijn specifieke systemen beschikbaar. De draagstructuur wordt afgewerkt met 2x2 lagen van 6 mm dikke platen, horizontaal overlappend [22](#page=22).
* **Vloeraansluiting**: Diverse uitvoeringen mogelijk [23](#page=23).
* **Afwerking naden**: Twee mogelijkheden: met papieren voegband in kleefgips, of met zelfklevende voegband. Beide worden opgevuld met gips (jointfiller/voegenvuller) en afgewerkt met fijne gips (jointfinisher/voegenafwerking). Schroeven of nagels worden ingedopt en afgevoegd [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Afwerking uitspringende hoeken**: Specifieke profielen en technieken worden gebruikt [24](#page=24).
* **Leidingen**: Plaatsing van leidingen is mogelijk binnen de holle structuur [24](#page=24).
* **Bevestiging voorwerpen**: Verschillende methoden afhankelijk van het gewicht, vergelijkbaar met gipsblokken [25](#page=25).
#### 1.3.5 Uitvoering: Gipskartonplaten op houten frame
* **Opbouw**: Frame uit geschaafde houten regels en stijlen. Langs weerszijden twee platen van 12,5 mm geschrankt vastgeschroefd. Dit is arbeidsintensiever dan werken met metaal (hout zagen vs. metaal knippen, exacte lengte van stijlen). Dikte van de wand is afhankelijk van de dikte van de stijlen [25](#page=25).
* **Andere uitvoeringsprincipes**: Deze zijn vergelijkbaar met die voor gipskartonplaten op metalen frame [25](#page=25).
#### 1.3.6 Voorzetwanden in gipskarton
Voorzetwanden in gipskarton worden geplaatst wanneer de bestaande wand niet bepleisterbaar is, er ruimte nodig is voor leidingen, of wanneer thermische of akoestische isolatie gewenst is [26](#page=26).
* **Materiaal**: Identiek aan holle scheidingswanden [26](#page=26).
* **Uitvoering**: Kan met een metalen of houten structuur, vergelijkbaar met de principes van holle scheidingswanden [26](#page=26).
---
# Plafondafwerkingen
Dit onderdeel focust op de diverse systemen voor plafondafwerkingen met gipskarton, inclusief hun opbouw en specifieke toepassingen.
### 2.1 Plafondafwerking - gipskarton
#### 2.1.1 Plaatmateriaal
Het plaatmateriaal dat gebruikt wordt voor plafondafwerkingen is vergelijkbaar met dat van holle scheidingswanden [28](#page=28).
#### 2.1.2 Uitvoering van plafondafwerkingssystemen
Er zijn verschillende uitvoeringsvormen van plafondafwerkingen met gipskarton, elk met specifieke toepassingen en opbouwen.
##### 2.1.2.1 Vrijdragende plafonds
* **Toepassing:** Vrijdragende plafonds worden toegepast in lokalen met beperkte afmetingen. Ze zijn ook een oplossing in situaties waar directe bevestiging aan de bovenliggende structuur niet mogelijk of gewenst is vanwege stabiliteits- of geluidsisolatieoverwegingen [29](#page=29).
* **Opbouw:** Het frame van een vrijdragend plafond wordt opgebouwd uit een metalen regelwerk. Hierbij wordt een MSH-profiel bevestigd aan twee tegenoverliggende wanden. Tussen deze MSH-profielen worden MSV-profielen aangebracht. Om uitknikken van de MSV-profielen te voorkomen, wordt een extra dwarsregel boven de MSV-profielen geplaatst, om de 2400 mm [29](#page=29).
##### 2.1.2.2 Afgehangen op enkel regelwerk
* **Toepassing:** Dit systeem is geschikt voor grote lokalen [30](#page=30).
* **Opbouw:** De structuur bestaat uit een metalen regelwerk dat met aangepaste plafondhangers aan de bovenstructuur wordt bevestigd. Aan de twee tegenoverliggende wanden of muren worden bijkomende randprofielen bevestigd [31](#page=31).
* **Ophangers:** Diverse soorten ophangers zijn beschikbaar, waaronder die voor grote oppervlakten en grote verlagingen, voor schuine daken, voor rechtstreekse bevestiging onder een goed uitgelijnde structuur, onder houten vloeren, en voor directe bevestiging tegen alle ondergronden met de mogelijkheid tot uitlijning [31](#page=31).
##### 2.1.2.3 Afgehangen op dubbel regelwerk
* **Toepassing:** Ook dit systeem is geschikt voor grote lokalen [33](#page=33).
* **Opbouw:** De structuur bestaat uit een dubbel metalen regelwerk dat met aangepaste plafondhangers aan de bovenstructuur wordt bevestigd. De keuze voor een dubbel regelwerk hangt af van de gemakkelijke bevestiging van de plafondhangers aan de dragende structuur. Een dubbel regelwerk maakt het mogelijk het aantal ophang- en bevestigingspunten aanzienlijk te verminderen, wat resulteert in een snellere constructie en een stabielere oplossing [33](#page=33).
##### 2.1.2.4 Gebogen plafond
* **Toepassing:** Dit systeem wordt toegepast voor verlaagde en gebogen plafondconstructies [35](#page=35).
* **Opbouw:** De onderstructuur bestaat uit een flexibel primair profiel dat op vorm wordt gehouden door stroken die aan de zijkant zijn geschroefd. Het plaatdragende profiel wordt eenvoudig op het primaire profiel geklikt. Naarmate de kromming kleiner wordt, komen de plaatdragende profielen dichter bij elkaar te liggen [35](#page=35).
##### 2.1.2.5 Plafond op veerregels
* **Toepassing:** Dit systeem is geschikt voor plafondbekleding onder houten balklagen voor verlaagde plafonds met een beperkte hoogte en ter verbetering van lucht- en contactgeluid [37](#page=37).
* **Opbouw:** De onderstructuur wordt opgebouwd met veerregels die om de 600 mm aan de houten balklaag worden bevestigd [37](#page=37).
##### 2.1.2.6 Plafond op houten regels
* **Toepassing:** Dit systeem wordt gebruikt voor plafondbekleding onder houten balklagen. Houten latten zijn beschikbaar in diverse afmetingen, waardoor ze eenvoudig aanpasbaar zijn aan lokale omstandigheden of specifieke detailleringen [38](#page=38).
* **Opbouw:** De onderstructuur wordt opgebouwd met op dikte geschaafde latten (minimaal 22x47 mm) die rechtstreeks aan de houten balklaag worden bevestigd [38](#page=38).
---
# Dek- en bedrijfsvloeren
Dit onderdeel behandelt de opbouw, eigenschappen, materialen en plaatsing van diverse vloertypes, waaronder cementgebonden dekvloeren, anhydriet dekvloeren, bedrijfsvloeren (cement- en harsgebonden) en droge dekvloeren [40](#page=40).
### 3.1 Algemeen
Een vloeropbouw bestaat doorgaans uit een draagvloer, eventuele tussenlagen voor egalisatie of verbetering van akoestische/thermische eigenschappen, en een stabiele basis voor de vloerbekleding [41](#page=41).
#### 3.1.1 Uitvoering
Vloeren kunnen worden uitgevoerd via een natte methode (cementgebonden dekvloeren, calciumsulfaatgebonden dekvloeren, cementgebonden bedrijfsvloeren, harsgebonden bedrijfsvloeren) of een droge methode, voornamelijk bij renovaties met materialen als multiplex, gipsplaat of vezelplaat [41](#page=41).
#### 3.1.2 Eisen aan dekvloeren
Bij dekvloeren moet rekening gehouden worden met:
* **Peil:** De gewenste hoogte ten opzichte van een referentiepunt [41](#page=41).
* Toleranties op het peil van de draagvloer variëren afhankelijk van de afstand tot het peilmerk, met waarden van +/- 10 mm tot +/- 20 mm [41](#page=41).
* De dekvloerlegger bepaalt het peil van de dekvloer tot het door de ontwerper voorgeschreven niveau, rekening houdend met de vloerbedekking [42](#page=42).
* Toleranties op het werkelijke peil van de afgewerkte dekvloer variëren, met klassen 1 (strenge tolerantie) en 2 (normale tolerantie), en afwijkingen van +/- 6 mm tot +/- 14 mm afhankelijk van de afstand tot het referentiepeilmerk [42](#page=42).
* **Horizontaliteit:** De vloer kan horizontaal of onder helling worden uitgevoerd, waarbij de helling in millimeters wordt uitgedrukt [42](#page=42).
* **Vlakheid:** Afwezigheid van oneffenheden en krommingen, onafhankelijk van helling of peil [42](#page=42).
* Drie vlakheidsklassen bestaan, met toleranties die afhankelijk zijn van de lengte van de gebruikte lat (1m of 2m). Klasse 3 (ruime tolerantie) heeft 5 mm afwijking over 1m, klasse 1 (normale tolerantie) 3 mm, en klasse 1 (strenge tolerantie) 1 mm over 1m [43](#page=43).
* Bij harde tegels van 30/30 cm wordt klasse 1 voorgeschreven; bij gebrek hieraan wordt deze klasse aangenomen [43](#page=43).
* **Oppervlaktetoestand:** De ruwheid van het oppervlak, belangrijk voor de aanbrenging van vloerbedekking. Dunne vloerbedekkingen vereisen een glad oppervlak, terwijl tegels een ruwer oppervlak vragen. De graad van ruwheid kan worden bepaald aan de hand van schuurpapier zoals P50 en P90 [43](#page=43).
* **Druksterkte:** [41](#page=41).
#### 3.1.3 Voorbereidende werken en materialen
* **Mengen van mortelspecie:** Kan manueel of machinaal gebeuren [46](#page=46).
* **Spreiden en afreien:** De specie wordt tussen paslatten gespreid en afgestreken [46](#page=46).
* **Afwerking:** Kan manueel (met spaan, schuren, polijsten) of machinaal (roterende schijf) gebeuren [46](#page=46).
* **Droogtijd:** Zonder versnellers bedraagt deze ongeveer 1 week per cm dikte [46](#page=46).
#### 3.1.4 Voegen
* **Omtrekvoegen:** Rond kolommen, muren of sokkels [47](#page=47).
* **Uitzettingsvoegen:** Noodzakelijk om krimp en thermische bewegingen op te vangen, vooral bij oppervlaktes groter dan 50 m², lange lengtes (L > 8 m), bepaalde lengte/breedte-verhoudingen (< 2, behalve in gangen tot 8 m), overgangen met vloerverwarming, en waar zettingsverschillen verwacht worden. Ze moeten ook doorgetrokken worden uit de constructie [47](#page=47).
* **Voegbreedte:** Ongeveer 15 mm [47](#page=47).
### 3.2 Cementgebonden dekvloeren
#### 3.2.1 Materiaal
* **Bindmiddel:** Cement (type bepaalt sterkte, droogtijd, hechting, krimp) [43](#page=43).
* **Toeslagstoffen:** Afhankelijk van gebruik (bv. kurk voor nagelbare dekvloeren, zand, grind, lichte toeslagstoffen zoals klei, glaskorrels) [43](#page=43).
* **Hulpmiddelen:** Verbeteren eigenschappen (bv. verhardingsversnellers) [44](#page=44).
* **Wapening:** Gebruikt bij niet-hechtende dekvloeren en ter plaatse van leidingen of diktevermindering om scheurvorming te verminderen en spanningen te verdelen [44](#page=44).
#### 3.2.2 Soorten opbouw
* **Hechtend:** Vormt één geheel met de draagvloer. Vereist bevochtiging van de draagvloer en eventueel een hechtlaag. Dikte: 3 tot 5 cm, met minimaal 3 cm boven leidingen [44](#page=44).
* **Niet hechtend:** Gescheiden van de draagvloer door een glij- of scheidingslaag (bv. PE-folie van 0,2 mm dikte). De scheidingslaag moet omhoog geplooid worden bij muren tot boven het dekvloerniveau. Dikte: minimaal 5 cm [44](#page=44).
* **Zwevend:** Gestort op een samendrukbare thermische of akoestische isolatielaag, waardoor beweging mogelijk is. Dikte: minimum 5 cm [45](#page=45).
### 3.3 Anhydriet dekvloeren
* **Materiaal:** Gebruikt calciumsulfaat als bindmiddel (aangeduid met AH, gevolgd door een getal voor sterkte) [48](#page=48).
* Kenmerken: korte droogtijd, geen krimp, naadloos verwerkbaar bij grote oppervlakken, nooit spijkerbaar [48](#page=48).
* **Soorten:**
* **Niet hechtend:** Vergelijkbaar met cementgebonden dekvloeren. Dikte: minimum 4 cm [48](#page=48).
* **Zwevend:** Vergelijkbaar met cementgebonden dekvloeren. Dikte: minimum 4,5 cm [48](#page=48).
### 3.4 Bedrijfsvloeren
#### 3.4.1 Cementgebonden bedrijfsvloeren (gepolierd beton)
* **Soorten:** De draagvloer zelf kan de afgewerkte vloer zijn, of dekvloeren kunnen hechtend, niet-hechtend of zwevend worden toegepast [49](#page=49).
* **Uitvoering:**
1. Beton storten met een pomp [49](#page=49).
2. Eerste keer gladstrijken met een trilbal [49](#page=49).
3. Tijdens uitharden polijsten/vlinderen. Optioneel: kwartslaag instrooien en meeschuren voor een harder oppervlak. Manueel polijsten voor randen en moeilijk bereikbare plaatsen [49](#page=49).
4. Aanbrengen van een 'curing compound' om uitdroging te voorkomen [49](#page=49).
5. Binnen 24 uur voegen zagen (min. 1/3 dikte) en opvullen met elastisch materiaal in betonkleur [49](#page=49).
6. Optioneel: afwerken met speciale slijtlaag [49](#page=49).
* **Kleur:** Kleuren in de massa voor een gewolkt uitzicht, of de kwartslaag kleuren voor een gelijkmatig uitzicht [50](#page=50).
* **Voordelen:** Goedkope en snelle plaatsing, thermisch inert, vloerverwarming mogelijk [50](#page=50).
* **Nadelen:** Barst-/scheurgevoelig, gevoelig voor zuren en vetten [50](#page=50).
#### 3.4.2 Harsgebonden bedrijfsvloeren
##### 3.4.2.1 Gietvloer
* **Dikte:** 2 tot 5 mm [51](#page=51).
* **Voorbereiding:** Aanbrengen van een primer op de ondergrond [51](#page=51).
* **Soorten:**
* **Epoxy:** 3 componenten (2 bindings-, 1 vulstofcomponent). Zeer hard. Toepassing: industrieel [51](#page=51).
* **PU (Polyurethaan):** Zachter en elastischer dan epoxy. UV-bestendig en kleurvast. Zeer vloeibaar, wat strakke tekeningen of organische vormen mogelijk maakt. Krasbestendiger dan epoxy. Toepassing: particulier [51](#page=51).
* **Uitzicht:** Betonuitstraling door mengen van kleuren, of uni-kleur [51](#page=51).
* **Voorbereidende werken (Algemeen):** Vlak, vrij van olie/vet/solventen, maximaal 2,5% vocht (beton min. 28 dagen oud), losse delen verwijderd, geen scheuren (eventueel voorzien van glasvlies) [51](#page=51).
* **Voorbereidende werken (Afhankelijk van ondervloer):**
* **Beton:** Cementhuid verwijderen, vervuiling reinigen. Gepolijst beton moet gestraald worden (stofvrije kogelstraalmachine, vlamstralen, boucharderen/frezen, schuren) om de zwakke toplaag te verwijderen [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Chape:** Kwaliteit D30, steeds wapenen met draadnet, vlak geschuurd en ontstoft na uitharden [52](#page=52).
* **Staal:** Stralen om roest te verwijderen, onmiddellijk met primer behandelen [52](#page=52).
* **Aluminium en roestvrij staal:** Best te vermijden, specifieke behandeling nodig (etsen, beitsen) na raadplegen fabrikant [52](#page=52).
* **Hout:** Vloer gelijk schuren, naden tussen planken sluiten of bekleden met multiplex. Naden wegwerken, egalisatie aanbrengen [52](#page=52).
* **Tegels:** Dubbel hard gebakken tegels niet geschikt (uitbreken). Splijttegels kunnen bekleed worden na kogelstralen en egalisatie met wapening [52](#page=52).
* **Uitvoering:** Plinten kunnen in hetzelfde materiaal uitgevoerd worden, de vloer wordt opgetrokken tegen de muur met een afgeronde onderstructuur [53](#page=53).
##### 3.4.2.2 Harsmortelvloer of troffelvloer
* **Beschrijving:** Combinatie van 2 kunstharsen met speciale zandsoorten. Niet echt vloeibaar, wordt aangebracht en gevlinderd [53](#page=53).
* **Dikte:** Ongeveer 6 mm [53](#page=53).
* **Kleuren:** Beperkter door natuurlijke kleur van het zand (licht grijs tot antraciet en zandkleuren) [53](#page=53).
* **Uitzicht:** Glanzend of mat [53](#page=53).
* **Voordelen:** Antislip, vloeistofdicht, naadloos [53](#page=53).
##### 3.4.2.3 Steentapijt
* **Beschrijving:** Semi-industriële harsmortelvloerbedekking met een decoratief uitzicht door zichtbare granulaten [54](#page=54).
* **Samenstelling:** Gekleurde granulaten gebonden met een hars [54](#page=54).
* **Oppervlak:**
* **Open:** Granulaten niet volledig in hars verzonken [54](#page=54).
* **Gesloten:** Holle ruimten tussen korrels gevuld met transparant hars [54](#page=54).
* **Eigenschappen:**
* Vloerverwarming: oppervlaktetemperatuur max. 28°C [54](#page=54).
* Gebruikstemperaturen: -40°C tot +90°C [54](#page=54).
* Gesloten structuur: waterdicht [54](#page=54).
* Antiallergisch [54](#page=54).
* **Uitvoering:**
* **Voorbehandeling ondergrond:**
* Beton en cementdekvloer: min. 28 dagen uitgehard, vrij van cement, olie, vet. Acrylaat primer aanbrengen [55](#page=55).
* Tegel-, keramiek-, granitovloeren: controle op hechting, hol klinkende delen herstellen. Vrijkomen van vet/olie/smeer. Poreuze tegels: acrylaat primer. Gesloten tegels: zandstralen, kogelstralen of etsen met zoutzuur (goed spoelen) [55](#page=55).
* Houten ondervloer: Watervaste spaanplaat (18 mm) of 2 platen (12 mm + 6 mm overlappend) met wapening op de naden (glasvezelvlies) [55](#page=55).
* **Aanbrengen steentapijt:**
* Optimale verwerking bij kamertemperatuur (18-25°C) [55](#page=55).
* Ondergrond impregneren met primer [55](#page=55).
* Hars en steenkorrels mengen (hoog toerental), luchtbellen vermijden voor elasticiteit [55](#page=55).
* Mengsel gieten over kleverige primer, uitstrijken met rij [55](#page=55).
* Plaatselijke versterkingen met glasvezel mogelijk [55](#page=55).
* Beloopbaar na 24 uur, zware lasten na 48 uur, volledige chemische uitharding na 7 dagen [55](#page=55).
* Bij houten ondervloer: snelle hechting nodig, geen additieven. Bij steenachtige ondervloer: trage droging voor kristallisatie [55](#page=55).
### 3.5 Droge dekvloeren
#### 3.5.1 Gipsvezelplaten
* **Soorten:** Standaard platen, platen met akoestische isolatie, platen met thermische isolatie [56](#page=56).
* **Uitvoering:**
* **Voorbehandeling ondergrond:** Controleren op oneffenheden. Kleine oneffenheden met lijm opvangen. Oneffenheden < 20 mm: egalisatiemiddel. Oneffenheden < 60 mm: droge egalisatiekorrels [56](#page=56).
* Vloer egaliseren [56](#page=56).
* Randstroken aanbrengen [56](#page=56).
* Leggen van platen met verspringende voegen [56](#page=56).
#### 3.5.2 Cementgebonden platen
* **Materiaal:** 2 glasvezelversterkte cementgebonden bouwplaten in lichtbeton, met liplas voor verlijmen, vastschroeven of nieten [57](#page=57).
* **Eigenschappen:** Zeer waterbestendig, ideaal voor natte ruimtes [57](#page=57).
* **Uitvoering:** Vergelijkbaar met gipsvezelplaten [57](#page=57).
---
# Binnenafwerkingen: vloerbekledingen
Dit onderdeel bespreekt de harde vloerbekledingen, waaronder tegelvloeren en houten vloerbekledingen, met aandacht voor materialen, eigenschappen, uitvoering en specifieke details.
### 4.1 Tegelvloeren
Tegelvloeren omvatten keramische tegels, natuursteencomposiettegels, natuursteen en cementtegels.
#### 4.1.1 Keramische tegels
**Materiaal:** Keramische tegels zijn in de massa gekleurd [60](#page=60).
**Specificaties:**
* **Afmetingen en dikte:** Er is een breed scala aan afmetingen en diktes beschikbaar [60](#page=60).
* **Sortering:** Na productie worden tegels gesorteerd op gebreken:
* 1ste sortering: Foutloze tegels die binnen gezichtsafstand geen hinderlijke gebreken vertonen [60](#page=60).
* 2de sortering: Tegels met een storende fout zichtbaar op 1-3 meter afstand [60](#page=60).
* 3de sortering: Tegels met grove fouten zichtbaar boven 3 meter [60](#page=60).
Fabrikanten markeren 1ste keuze met een rode opdruk en 2de keuze met een blauwe opdruk [60](#page=60).
* **Slijtvlak:** Kan geglazuurd of ongeglazuurd zijn, wat diverse eigenschappen bepaalt [60](#page=60).
* **Peil en vlakheid:**
* Peil: Tolerantie is 2 mm afwijking over een rij van 2 meter [61](#page=61).
* Vlakheid ondergrond: Toleranties zijn afhankelijk van het tegelformaat [61](#page=61):
* 30x30 cm tegels: 7 mm/2m [61](#page=61).
* 40x40 cm tegels: 5 mm/2m [61](#page=61).
* 60x60 cm tegels: 2 mm/2m [61](#page=61).
* **Aanvullende specificaties:**
* **Antisliptegels:** Nodig in specifieke ruimtes, met een classificatie van R9 tot R13, waarbij een hoger getal meer antislip betekent [62](#page=62).
**Uitvoering:**
* **Ondergronden:**
* **Cementgebonden ondergronden:** Draagvloer of dekvloer; indien vlak, direct af te werken [62](#page=62).
* **Houten ondergronden:** Vermijd directe plaatsing vanwege werking van hout. Mogelijkheden zijn het plaatsen van gipsplaten/cementgebonden platen, een gevlaste egalisatielaag, of het vervangen van planken door zwaluwstaartplaten en een nieuwe dekvloer [62](#page=62).
* **Bestaande tegelvloer:** Mogelijk indien de bestaande tegels vastliggen, geen scheuren vertonen en vrij zijn van vuil [62](#page=62).
* **Plaatsing:** De tegelindeling moet worden bepaald en een legplan worden overgemaakt. Aansluitingen van voegen op wanden en vloeren vereisen aandacht [63](#page=63).
1. Ondergrond voorbehandelen [63](#page=63).
2. Indeling van de tegels controleren [63](#page=63).
3. Tegellijm aanbrengen [63](#page=63).
4. Tegels indrukken en aankloppen [63](#page=63).
5. Voegen [63](#page=63).
**Uitvoeringsdetails:**
* **Bewegingsvoegen:** Moeten worden overgenomen in de tegelvloer met een uitzettingsprofiel [64](#page=64).
* **Afwerking ter plaatse van deuren:** Mogelijk met een tussendorpel of voeg in de as van het deurblad [64](#page=64).
* **Aansluiting met andere vloerbekleding:** Randprofielen kunnen worden toegepast [64](#page=64).
* **Hellende vloeren:** Vereisen nauwkeurige planning van tegelformaat en hellingsverloop, bijvoorbeeld in inloopdouches [64](#page=64).
* **Vloermatkaders:** Kunnen verzonken worden in de tegelvloer voor schoonloopmatten [65](#page=65).
**Veel voorkomende problemen:**
* **Loskomen van vloertegels:** Kan veroorzaakt worden door spanningen (krimp in dekvloer, thermische spanningen door te snelle opwarming van vloerverwarming) of slechte hechting aan de ondergrond [65](#page=65).
* **Aanbeveling:** Gelijmde plaatsing op een verharde ondergrond heeft de voorkeur [66](#page=66).
* **Schema vloerverwarming:** Bij een nog niet gebruikte vloerverwarming moet de temperatuur geleidelijk met 5K per 24 uur worden opgevoerd tot de maximale werkingstemperatuur. Deze temperatuur moet minimaal 3 dagen worden aangehouden, waarna de temperatuur evenredig wordt teruggebracht. Pas na terugkeer naar de begintemperatuur mag de vloerbedekking worden aangebracht. Dit schema geldt voor alle harde vloerbedekkingen [66](#page=66).
* **Hechting aan de ondergrond:** Afhankelijk van hechtingsmiddel, contactoppervlak, karakteristieken van materialen, uitvoering en omstandigheden [66](#page=66).
#### 4.1.2 Natuursteencomposiettegels
**Materiaal:** Bestaan uit natuursteenkorrels en/of schilfers gebonden met cement of harsen. Na verharding worden ze gepolijst [67](#page=67).
#### 4.1.3 Natuursteen
**Materiaal:** Veel voorkomende soorten zijn kalksteen, marmer, graniet en leisteen [67](#page=67).
* **Eigenschappen:** Tamelijk tot zeer slijtvast, blijvend stroef mits goed afgewerkt, kleurecht en lange levensduur. Sommige soorten zijn vorstbestendig en bestand tegen agressieve stoffen [67](#page=67).
* **Textuur en oppervlakteafwerking:**
* **Verzoeten:** Effen, matte afwerking door fijn schuren met water [67](#page=67).
* **Polijsten:** Kan gewoon of glanzend. Benadrukt textuur; afgeraden voor drukbelopen vloeren [68](#page=68).
* **Geschuurd:** Effen oppervlak met fijne cirkelvormige streepjes, droog of nat geschuurd [68](#page=68).
* **Uitvoering:** Plaatsing kan met lijm of mortel geschieden, vergelijkbaar met keramische tegels [68](#page=68).
#### 4.1.4 Cementtegels
**Materiaal:** Bestaan uit zand en cement met een toplaag van marmerpoeder, aangevuld met pigmenten voor kleur en motieven [69](#page=69).
### 4.2 Houten vloerbekledingen
Houten vloerbekledingen omvatten diverse parketsoorten, laminaat en bamboe.
#### 4.2.1 Algemeen
**Materiaal:** Elke houtsoort heeft een unieke tekening die het uitzicht van de vloer bepaalt. Voorbeelden zijn eik, essen, padouk en lariks [69](#page=69).
**Uitvoering:** Houten vloeren kunnen op vier manieren geplaatst worden:
* **Lijmen:** Diverse parketlijmen zijn beschikbaar, afhankelijk van ondergrond, type vloerbekleding en houtsoort. Fabrikantvoorschriften moeten gevolgd worden [70](#page=70).
* **Dispersielijmen ('witte lijmen'):** Vereisen een getande lijmspatel en 48 uur droogtijd. Nadeel: hout wordt opnieuw bevochtigd [70](#page=70).
* **Alcoholijmen:** Vrij vloeibaar; alcohol verdampt sneller dan de lijm uithardt. Ontvlambaar en vereist ventilatie. Getande lijmspatel voor kleine oppervlaktes (1-2 m²), 48 uur droogtijd [70](#page=70).
* **Polyurethaanlijmen (PU):**
* Tweecomponenten: Vereisen mengen, snel verwerken (60 minuten), kunnen op "vochtige" ondergrond. Bieden akoestische isolatie en verminderen contactgeluid door elasticiteit. 24 uur droogtijd [70](#page=70).
* Eéncomponent: Voorgemengd, uitharding door luchtvochtigheid [70](#page=70).
* **Polymeerlijmen:** Nieuw type, duurder, uitharding door polymerisatie met lucht. Bieden betere hechting en elasticiteit [70](#page=70).
De dikte van de lijmlaag is afhankelijk van de ruwheid van de ondergrond [70](#page=70).
* **Genageld:** De vloerbedekking wordt vernageld op lambourdes of platen met een pneumatische hamer. Dit kan door de tand of rechtstreeks door de plank. Nagelgaten kunnen gedreveld en opgevuld worden [71](#page=71).
* **Genageld en verlijmd:** Combinatie van nagelen en lijmen voor een beter contact met de vloer [71](#page=71).
* **Zwevend:**
* **Isolatielaag:** Voor vermindering van contactgeluid (PU folie, rotswol, kurk) [72](#page=72).
* **Vochtscherm:** Indien risico op vocht in de ondervloer [72](#page=72).
* **Verankering planken:** Via kliksysteem of door tanden en groeven aan elkaar te lijmen [72](#page=72).
**Specifieke uitvoeringsprincipes:**
* **Vloerverwarming:** Hoe dunner het parket, hoe lager de warmteweerstand en hoe sneller de warmte wordt doorgelaten. Gelijmde verbindingen geleiden warmte beter. Een dunne, verlijmde parket is de beste keuze [72](#page=72).
* **Schema vloerverwarming:** Het schema voor tegels (p. 65) is ook van toepassing op houten vloerbedekkingen [72](#page=72).
* **Hout in een badkamer:** Mogelijk mits voorzorgen vanwege hoge luchtvochtigheid die zwel en krimp kan veroorzaken. Kies een stabiele houtsoort (duurzaamheidsklasse I-III), voorzie uitzettingsvoegen, sluit voegen met siliconen, zorg voor goede ventilatie en voorkom stilstaand water. Afwerking met vernis of olie is aan te raden [72](#page=72).
**Afwerking en onderhoud:**
* **Boenwas:** Na opschuren en pore filling, aanbrengen en opboenen. Jaarlijks herhalen. Beperkte slijtlaag en gevoelig voor vocht. Geschikt voor weinig gebruikte, niet vochtige ruimtes [73](#page=73).
* **Vernissen:** Vormt een beschermende film. Minimaal twee lagen aanbrengen. Goed bestand tegen schokken, slijtage en vocht. Onregelmatige slijtage en lokale reparatie zijn nadelen. Bescherming met 'polish' kan oplossing bieden [73](#page=73).
* **Olie:** Dringt dieper in het hout en is niet filmvormend. Plaatselijke herstellingen zijn mogelijk. Geschikt voor grote gebruikslast [73](#page=73).
* **Laminaat:** Geen afwerking nodig, maar nauwkeurige plaatsing is cruciaal daar herstellingen aan het bovenvlak niet mogelijk zijn. Onderhoud met vochtige doek of specifieke schoonmaakmiddelen [73](#page=73).
#### 4.2.2 Plaatvloer
**Materiaal:** Realisatie met multiplexplaten, bouwspaanplaten of OSB platen. Kan dienen als voorlopige onderlaag of definitieve afwerklaag [74](#page=74).
#### 4.2.3 Plankenvloer
**Materiaal:** Drie soorten plankenvloeren:
* **Massieve plankenvloer of parket:** Volledige dikte van de plank is massief hout (1 laag, 1 houtsoort). Dikte 6-30 mm, met of zonder tand en groef [74](#page=74).
* **Massieve gestabiliseerde plankenvloer of parket:** Slijtlaag van 6 mm massief hout met een onderlaag van HDF, OSB of andere [74](#page=74).
* **Halfmassieve plankenvloer of parket:** Slijtlaag van minimaal 2,5 mm massief hout met een onderlaag [75](#page=75).
**Uitvoering:** Kan gelijmd, genageld, gelijmd en genageld of zwevend geplaatst worden [75](#page=75).
#### 4.2.4 Mozaïekparket
**Materiaal:**
* **Massieve mozaïekparket:** Lamellen of stroken samengevoegd tot vierkanten. Kan als onderparket dienen [75](#page=75).
* **Meerlagige mozaïekparket:** Lamellen samengevoegd op een plaat tot panelen met een motief, voorzien van tand en groef [75](#page=75).
* **Tegelpatroon:** Dambord, visgraat, lamel op kant [75](#page=75).
* **Lamellen:** Breedte 18-28 mm [75](#page=75).
* **Dikte:** Minimum 6/8/10 mm [75](#page=75).
**Uitvoering:** Meestal gelijmd op een dekvloer. Meerlagige parket kan eventueel zwevend geplaatst worden [75](#page=75).
#### 4.2.5 Lamparket
**Materiaal:** Stroken (zonder tand en groef), dikte 6-10 mm, naast elkaar geplaatst in een patroon [76](#page=76).
**Uitvoering:** Kan gelijmd en/of genageld worden [76](#page=76).
#### 4.2.6 Fineerparket
**Materiaal:** Slijtlaag van 0,6 tot 2,5 mm massief hout en een onderlaag [76](#page=76).
**Uitvoering:** Kan gelijmd, genageld, gelijmd en genageld of zwevend geplaatst worden [76](#page=76).
#### 4.2.7 Laminaatparket
**Materiaal:** Gemelamineerde en gelamineerde vloerbedekking zonder echt hout in de slijtlaag [77](#page=77).
**Uitvoering:** Kan gelijmd of zwevend geplaatst worden [77](#page=77).
#### 4.2.8 Bamboe
**Materiaal:** Snelgroeiend materiaal. Strippen worden behandeld tegen schimmels en insecten en gecarboniseerd [77](#page=77).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Dragende wanden | Deze wanden hebben een constructieve functie; indien ze worden verwijderd, moet de belasting worden overgenomen door een nieuwe structuur zoals balken of kolommen. |
| Niet dragende wanden | Deze wanden hebben geen constructieve functie en kunnen zonder gevolgen voor de structuur worden afgebroken. |
| Scheidingswanden | Wanden die dienen om ruimtes van elkaar te scheiden en die geen constructieve functie hebben. |
| Gewone scheidingswanden | Scheidingswanden die ondersteuning nodig hebben van balken, de structuur van het gebouw of andere muren, waardoor hun plaatsing beperkt is. |
| Lichte scheidingswanden | Scheidingswanden met een gewicht onder 300 kg/m, die geplaatst kunnen worden zonder extra constructieve voorzieningen, wat zorgt voor grote flexibiliteit. |
| Sterkte (van een wand) | Een eigenschap die bepaalt of elementen aan de wand verankerd kunnen worden, wat essentieel kan zijn voor de functionaliteit en levensduur van de wand. |
| Stijfheid (van een wand) | De mate waarin een wand weerstand biedt aan vervorming. Dit kan een belangrijke factor zijn bij de luchtgeluidsisolatie, aangezien geluid zich kan voortplanten via trillende, stijve materialen. |
| Stabiliteit (van een wand) | De weerstand van de wand tegen instorting of ongewenste bewegingen, essentieel voor de veiligheid en duurzaamheid van de constructie. |
| Thermische isolatie | De eigenschap van een wand om warmteoverdracht te beperken, wat bijdraagt aan een comfortabel binnenklimaat en energiebesparing. |
| Akoestische isolatie | De eigenschap van een wand om de overdracht van geluid tussen ruimtes te verminderen, essentieel voor geluidcomfort en privacy. |
| Vochtgevoeligheid | De mate waarin een materiaal vocht kan opnemen en de gevolgen daarvan, wat belangrijk is voor toepassingen in vochtige ruimtes zoals natte cellen. |
| Brandveiligheid | De mate waarin een materiaal of constructie bestand is tegen brand, cruciaal voor de veiligheid van gebouwen, met name bij scheidingen tussen verschillende brandcompartimenten. |
| Droge afbouw | Een bouwmethode waarbij geen mortel wordt gebruikt tijdens de opbouw en geen pleister als afwerking dient, wat resulteert in een snellere constructie. |
| Traditionele afbouw | Een bouwmethode waarbij wanden gemetseld worden en vervolgens bepleisterd, wat een meer arbeidsintensieve en tijdrovende aanpak vereist. |
| Verplaatsbare wanden | Systemen die ontworpen zijn om eenvoudig gedemonteerd en verplaatst te kunnen worden, vaak gebruikt voor kantoorruimtes of sanitair. |
| Baksteen | Een metselsteen vervaardigd uit klei of een vergelijkbaar materiaal, gebakken op hoge temperatuur om een keramische binding te vormen. |
| Volle baksteen | Een metselsteen waarvan de perforaties minder dan 20% van het totale volume beslaan, wat kan betekenen dat de steen geen gaten heeft. |
| Geperforeerde baksteen | Een metselsteen of blok waarvan de perforaties minimaal 20% van het volume innemen, vaak bekend als 'snelbouwsteen'. |
| Isolerende baksteen | Bakstenen met verbeterde thermische isolerende eigenschappen, vaak herkenbaar aan merknamen met een prefix zoals 'poro-', 'iso-' of 'thermo-'. |
| Betonsteen | Blokken vervaardigd uit cement, granulaten (zoals grind) en water, die zowel hol als vol kunnen worden geproduceerd en vaak worden gebruikt voor dragende muren. |
| Gipsblokken | Bouwelementen gemaakt van natuurlijk gips gemengd met water en hulpstoffen, gegoten in vormen en vervolgens gedroogd, gekenmerkt door snelle en eenvoudige plaatsing. |
| Cellenbeton | Een lichtgewicht bouwmateriaal samengesteld uit kalk, cement en zand, dat voor meer dan de helft uit kleine, met lucht gevulde cellen bestaat, wat resulteert in goede isolerende en brandwerende eigenschappen. |
| Thermische inertie | Het vermogen van een materiaal om warmte op te slaan en deze later weer af te geven, wat helpt bij het afvlakken van temperatuurschommelingen. |
| Luchtgeluid | Geluid dat zich door de lucht voortplant en onder andere wordt veroorzaakt door trillingen van luchtmoleculen. |
| Contactgeluid | Geluid dat ontstaat wanneer een constructiedeel trilt en dit geluid vervolgens doorgeeft aan andere delen van de constructie. |
| Holle scheidingswanden | Scheidingswanden die bestaan uit een draagstructuur en plaatmateriaal, waardoor een holle ruimte ontstaat die kan worden opgevuld met isolatie. |
| Gipskartonplaten | Platen met een kern van gips aan beide zijden bedekt met stevig karton, gebruikt voor droge afbouwconstructies zoals wanden en plafonds. |
| Draagstructuur (gipskarton) | Het skelet van een gipskartonwand, dat bestaat uit metalen profielen of houten regels en stijlen, waarop de gipskartonplaten worden bevestigd. |
| Meten skelet (gipskarton) | Een draagstructuur voor gipskartonwanden opgebouwd uit licht stalen, thermisch verzinkte profielen, zoals U- en Omega-profielen. |
| Houten skelet (gipskarton) | Een draagstructuur voor gipskartonwanden opgebouwd uit geschaafde houten regels en stijlen. |
| Voorzetwanden | Wanden die voor een bestaande wand worden geplaatst om ruimte te creëren voor leidingen, thermische of akoestische isolatie, of om een niet-bepleisterbare wand te behandelen. |
| Plafondafwerking | De laatste laag aan de onderzijde van een plafond, die zorgt voor het esthetische uiterlijk en eventuele extra functionaliteiten zoals geluidsisolatie. |
| Vrijdragende plafonds | Plafonds die geen ondersteuning hebben van de bovenliggende structuur, maar worden bevestigd aan tegenoverliggende wanden. |
| Afgehangen plafonds | Plafonds die met behangers of ophangsystemen aan de bovenliggende draagstructuur worden bevestigd. |
| Dubbel regelwerk (plafond) | Een plafondconstructie waarbij twee lagen metalen profielen worden gebruikt voor verhoogde stabiliteit en efficiëntie bij het bevestigen van hangers. |
| Gebogen plafond | Plafondconstructies die speciale flexibele profielen gebruiken om gebogen of verlaagde vormen te realiseren. |
| Veerregels (plafond) | Metalen profielen met een veermechanisme, gebruikt om plafonds op te hangen en tegelijkertijd geluidsisolatie te verbeteren, vaak toegepast onder houten balklagen. |
| Houten regels (plafond) | Houten latten van specifieke afmetingen die rechtstreeks aan de draagstructuur (bijvoorbeeld een houten balklaag) worden bevestigd voor de ondersteuning van plafondbekleding. |
| Dekvloer | De laag die bovenop de draagvloer wordt aangebracht om een vlakke, stabiele basis te vormen voor de uiteindelijke vloerbekleding. |
| Bedrijfsvloer | Een vloer die ontworpen is om zware belastingen te weerstaan en bestand te zijn tegen specifieke industriële omstandigheden. |
| Draagvloer | De fundamentele laag van een vloerconstructie, meestal uit beton, die de belasting draagt en doorgeeft aan de onderliggende constructie. |
| Natte methode (vloeren) | Vloeraanbrengingstechnieken waarbij water of vochtige materialen worden gebruikt, zoals cementgebonden en calciumsulfaatgebonden dekvloeren. |
| Droge methode (vloeren) | Vloeraanbrengingstechnieken waarbij droge materialen worden gebruikt, vaak toegepast bij renovaties, zoals met multiplex, gipsplaat of vezelplaten. |
| Peil | Het referentieniveau van een vloer, cruciaal voor de juiste opbouw en aansluiting met andere vloeren of elementen. |
| Horizontaliteit | De mate waarin een vloer perfect horizontaal ligt, tenzij een specifieke helling vereist is voor bijvoorbeeld waterafvoer. |
| Vlakheid | De afwezigheid van oneffenheden, ongelijkheden of krommingen op het vloeroppervlak, beoordeeld met behulp van specifieke tolerantieklassen. |
| Oppervlaktetoestand | De textuur en ruwheid van het vloeroppervlak, die van belang is voor de aanbrenging van de uiteindelijke vloerbekleding. |
| Cementgebonden dekvloeren | Dekvloeren vervaardigd uit een mengsel van cement, toeslagstoffen en water, die hechtend, niet-hechtend of zwevend kunnen worden aangebracht. |
| Calciumsulfaatgebonden dekvloeren | Dekvloeren op basis van calciumsulfaat (anhydriet), die gekenmerkt worden door een korte droogtijd en geringe krimp. |
| Harsgebonden bedrijfsvloeren | Industriële vloeren die worden aangebracht met kunstharsen zoals epoxy of polyurethaan, bekend om hun hoge duurzaamheid en chemische bestendigheid. |
| Droge zwevende dekvloeren | Vloersystemen die worden aangebracht zonder natte methoden, vaak gebruikt bij renovaties, met materialen zoals multiplex of vezelplaten. |
| Hechtende dekvloer | Een dekvloer die een integraal onderdeel vormt van de draagvloer, aangebracht met een hechtlaag voor optimale verbinding. |
| Niet-hechtende dekvloer | Een dekvloer die gescheiden is van de draagvloer door een glij- of scheidingslaag, vaak een PE-folie, om krimp- en uitzettingsbewegingen op te vangen. |
| Zwevende dekvloer | Een dekvloer die aangebracht wordt op een samendrukbare isolatielaag, waardoor geluids- en warmte-isolatie wordt verbeterd en de dekvloer vrij kan bewegen. |
| Anhydriet dekvloeren | Dekvloeren gemaakt met synthetisch calciumsulfaat als bindmiddel, gekenmerkt door snelle droging, naadloze verwerking en hoge sterkte. |
| Gepolierd beton | Een cementgebonden bedrijfsvloer waarbij het beton zelf de afgewerkte vloer vormt, die na het storten en tijdens het uitharden wordt gepolijst of gevlinderd voor een glad en duurzaam oppervlak. |
| Gietvloer | Een dunne (2-5 mm) vloerbekleding op basis van kunstharsen zoals epoxy of PU, die zelfnivellerend is en een naadloos, esthetisch aantrekkelijk oppervlak creëert. |
| Harsmortelvloer (troffelvloer) | Een vloerbekleding die bestaat uit een combinatie van kunstharsen en speciale zandsoorten, aangebracht en gevlinderd, wat resulteert in een vloeistofdichte, naadloze en antislip vloer. |
| Steentapijt | Een decoratieve vloerbedekking bestaande uit gekleurde granulaten gebonden met hars, die een 'open' of 'gesloten' oppervlakstructuur kan hebben. |
| Droge dekvloeren | Vloersystemen die worden samengesteld uit droge elementen zoals gipsvezelplaten of cementgebonden platen, die geen droogtijd vereisen. |
| Gipsvezelplaten | Droge dekvloerelementen gemaakt van gips en vezels, die ook verkrijgbaar zijn met extra akoestische of thermische isolatie. |
| Cementgebonden platen | Bouwplaten versterkt met glasvezel en gemaakt van lichtbeton, die worden gebruikt voor droge dekvloeren en bekend staan om hun waterbestendigheid. |
| Binnenafwerkingen | De esthetische en functionele afwerkingen aan de binnenkant van een gebouw, zoals vloer- en wandbekledingen. |
| Binnenvloerafwerkingen | De uiteindelijke bekleding van de vloer, zoals tegels, hout of gietvloeren. |
| Tegelvloeren | Vloeren bedekt met tegels, gemaakt van diverse materialen zoals keramiek, natuursteen of cement. |
| Keramische tegels | Tegels vervaardigd uit klei en gebakken, vaak gekenmerkt door hun duurzaamheid en breed scala aan ontwerpen en toepassingen. |
| Sortering (tegels) | Classificatie van tegels op basis van het aantal en de ernst van fabricagefouten, waarbij 1ste sortering foutloos is. |
| Slijtvlak | Het zichtbare oppervlak van een tegel dat het meest wordt blootgesteld aan slijtage. |
| Geglazuurde tegels | Keramische tegels die voorzien zijn van een glasachtige coating, wat zorgt voor een glad, waterdicht en vaak glanzend oppervlak. |
| Ongeglazuurde tegels | Keramische tegels die geen glazuurlaag hebben, waardoor het materiaal zelf zichtbaar blijft en vaak een meer matte of natuurlijke uitstraling heeft. |
| Antisliptegels | Tegels met een specifieke oppervlaktestructuur of afwerking om uitglijden te voorkomen, vooral wanneer de vloer nat is; de antislipgraad wordt aangeduid met een R-waarde. |
| Natuursteencomposiettegels | Tegels samengesteld uit natuursteenkorrels en/of schilfers gebonden met cement of harsen, die na verharding gepolijst worden. |
| Natuursteen tegels | Vloertegels gemaakt van verschillende soorten natuursteen zoals marmer, graniet of leisteen, bekend om hun slijtvastheid en unieke uitstraling. |
| Verzoeten (natuursteen) | Een effen, matte afwerking van natuursteen door zeer fijn schuren met water, waarbij geen zichtbare groefjes achterblijven. |
| Polijsten (natuursteen) | Een afwerking waarbij het oppervlak van de natuursteen wordt bewerkt tot een glanzend of gewoon glad oppervlak, wat de textuur van de steen benadrukt. |
| Geschuurd (natuursteen) | Een oppervlakteafwerking van natuursteen waarbij de tegel droog of nat wordt geschuurd, wat resulteert in een glad oppervlak met fijne, cirkelvormige streepjes. |
| Cementtegels | Vloertegels gemaakt van zand en cement, met een toplaag van marmerpoeder, waaraan pigmenten worden toegevoegd om kleuren en motieven te vormen. |
| Houten vloerbekledingen | Vloerbedekkingen gemaakt van verschillende houtsoorten, zoals parket, plankenvloeren en laminaat. |
| Massieve plankenvloer | Een houten vloer waarvan de gehele dikte uit massief hout bestaat, met of zonder tand- en groefverbinding. |
| Gestabiliseerde plankenvloer | Een houten vloer met een slijtlaag van massief hout en een onderlaag van bijvoorbeeld HDF of OSB, wat zorgt voor extra stabiliteit. |
| Halfmassieve plankenvloer | Een houten vloer met een relatief dunne slijtlaag van massief hout bovenop een onderlaag van ander materiaal. |
| Mozaïekparket | Parket samengesteld uit kleine houten lamellen die tot vierkanten of panelen worden samengevoegd in diverse patronen zoals dambord of visgraat. |
| Lamparket | Parket bestaande uit stroken zonder tand- en groefverbinding, naast elkaar geplaatst in een bepaald patroon. |
| Fineerparket | Een houten vloerbekleding met een dunne slijtlaag van massief hout (fineer) op een onderlaag. |
| Laminaatparket | Een vloerbedekking waarvan de slijtlaag bestaat uit gemelamineerd en gelamineerd materiaal, zonder echt hout. |
| Bamboe | Een materiaal afkomstig van de bamboeplant, dat wordt verwerkt tot vloerbekleding en bekend staat om zijn snelle groei. |
| Vloerverwarming schema | Een voorgeschreven procedure voor het geleidelijk opwarmen en afkoelen van een vloer met vloerverwarming om spanningen te voorkomen, essentieel voor harde vloerbekledingen. |
Cover
GBWN1 - 3. Funderingen.pdf
Summary
# De rol en principes van funderingen
Dit onderwerp behandelt de fundamentele functie van funderingen als overdragers van belastingen naar de grond en de bijbehorende basisprincipes, waaronder de derde wet van Newton en het principe van gewapend beton.
### 1.1 De dragende functie van funderingen
De fundering is de constructie die alle lasten van een gebouw overdraagt op de draagkrachtige grond. Dit is de primaire dragende functie van een fundering. Het ui-model illustreert dat naast stabiliteit en een dragende functie, funderingen ook bijdragen aan water-, wind-, warmte- en lucht(dichtheid)eigenschappen van een constructie [4](#page=4) [5](#page=5).
### 1.2 Belastingen op een fundering
Belastingen die op een fundering werken, kunnen worden onderverdeeld in verschillende categorieën:
* **Permanente lasten:** Dit omvat het eigengewicht van het gebouw, zoals vloeren, wanden en het dak [6](#page=6).
* **Niet-permanente lasten:** Dit zijn mobiele lasten zoals mensen en meubels, evenals klimatologische lasten zoals wind en sneeuw [6](#page=6).
* **Toevallige of uitzonderlijke lasten:** Deze doen zich slechts in uitzonderlijke omstandigheden voor, zoals aardbevingen, aanrijdingen of brand [6](#page=6).
### 1.3 De derde wet van Newton en de grond
De derde wet van Newton stelt dat actie gelijk is aan reactie. In de context van funderingen betekent dit dat de actiekrachten die het gebouw op de grond uitoefent, gelijk zijn aan de reactiekrachten die de grond teruggeeft [7](#page=7).
Het maximaal toelaatbaar draagvermogen van de grond mag hierbij niet worden overschreden. Dit wordt wiskundig uitgedrukt als [8](#page=8):
$$ \frac{Q}{A} \le \sigma_{grond, toelaatbaar} $$
Waarbij:
* $Q$ staat voor de lasten van het gebouw in Newton (N) [8](#page=8).
* $A$ staat voor het oppervlak van de fundering in vierkante meters (m²) [8](#page=8).
* $\sigma_{grond, toelaatbaar}$ is de maximaal toelaatbare spanning van de grond of het maximaal toelaatbaar draagvermogen van de grond in Newton per vierkante millimeter (N/mm²) [8](#page=8).
De relatie tussen deze variabelen wordt gevisualiseerd door de druk op de grond ($ \frac{Q}{A} $) te vergelijken met het toelaatbare draagvermogen van de grond ($\sigma_{grond, toelaatbaar}$) [9](#page=9).
### 1.4 Het principe van gewapend beton
Gewapend beton combineert de eigenschappen van beton en staal. Beton is sterk onder druk, terwijl staal sterk is onder trek [10](#page=10).
#### 1.4.1 Gewapende betonbalk
Beschouw een betonbalk die op twee steunpunten rust en in het midden wordt belast. In zo'n geval zal de betonbalk aan de onderzijde scheuren, omdat deze zone onder spanning komt te staan. De uiteinden van de balk worden naar elkaar toe gedrukt (drukzone), terwijl het middenstuk uit elkaar wordt getrokken (trekzone) ] [11](#page=11).
Om dit tegen te gaan, moet wapening (staal) worden voorzien in de trekzone. De neutrale vezel of lijn is het punt waar de overgang plaatsvindt tussen de druk- en trekzones [12](#page=12).
> **Conclusie:** Een betonbalk die op twee steunpunten rust en wordt belast, moet dus aan de onderzijde worden gewapend [12](#page=12).
---
# Funderingstypes op staal
Funderingen op staal zijn funderingstypes die rechtstreeks op de draagkrachtige grond rusten, welke zich op geringe diepte bevindt. De term "staal" is afgeleid van het Oud-Germaanse woord voor "staan" of "rusten op". Dit type fundering is van toepassing wanneer de draagkrachtige grond zich op een geringe diepte onder het maaiveld bevindt, doorgaans minder dan één meter. Belangrijke voorwaarden voor de uitvoering van funderingstypes op staal zijn: rusten op ongeroerde grond, op vorstvrije diepte (circa 70-80 cm onder maaiveld), en op draagkrachtige grond conform een sonderingsverslag [13](#page=13) [14](#page=14) [16](#page=16) [17](#page=17) [20](#page=20) [55](#page=55).
### 2.1 Sleuffundering (of strokenfundering)
#### 2.1.1 Wat?
Een sleuffundering is een aaneenschakeling van sleuven die gevuld zijn met beton, aangebracht onder buitenwanden en alle dragende binnenwanden [19](#page=19).
#### 2.1.2 Wanneer toepassen?
Dit type fundering wordt toegepast wanneer de draagkrachtige grond zich op geringe diepte bevindt (minder dan ongeveer 1 meter onder maaiveld) en er weinig grond afgegraven hoeft te worden [20](#page=20).
#### 2.1.3 Uitvoering
Het uitvoeren van een sleuffundering omvat het graven van sleuven tot een diepte van ongeveer 80 cm onder het maaiveld, wat overeenkomt met de vorstvrije diepte. Vervolgens wordt beton gestort in deze sleuven. Dit kan ongewapend zijn, of gewapend indien geadviseerd door een stabiliteitsingenieur, waarbij dan enkel een wapeningsnet onderaan of wapeningskorven worden geplaatst [21](#page=21) [22](#page=22).
> **Tip:** Wapening mag nooit rechtstreeks op de grond gelegd worden. Gebruik afstandshouders (betonnen blokjes, kunststof profielen, etc.) om de wapening op de juiste hoogte te houden en een betondekking van minimaal 3 cm te garanderen ter bescherming tegen corrosie [23](#page=23).
Een PE-folie kan in de sleuven worden aangebracht om infiltratie van vocht vanuit het beton naar de grond te voorkomen, hoewel dit niet altijd noodzakelijk is bij sleuven. Indien de niet-draagkrachtige grond deels wordt afgegraven en de sleuven onvoldoende diep zijn om het gewenste niveau te bereiken, is het voorzien van bekisting noodzakelijk. Bekisting is een constructie die vloeibaar beton tegenhoudt en op de gewenste plaats houdt. Dit kan traditioneel gebeuren met houten plaatmateriaal, of met systeembekisting, waaronder prefab of verloren bekisting. Een voorbeeld hiervan is de 'Ekokist', een systeembekisting uit EPS, die echter niet noodzakelijk isolerend hoeft te zijn [24](#page=24) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27) [28](#page=28) [30](#page=30).
Na het leggen van de sleuffundering wordt hierop ondergronds metselwerk geplaatst waarop de vloerplaat komt, of direct de vloerplaat, afhankelijk van de dimensionering van zowel de sleuffundering als de vloerplaat [31](#page=31).
#### 2.1.4 Dimensionering
De dimensionering van een sleuffundering omvat de bepaling van de breedte (B) en hoogte (H).
##### 2.1.4.1 Breedte B
De breedte B wordt berekend op basis van de formule:
$$ \frac{Q}{A} \leq \sigma_{\text{grond,toelaatbaar}} $$
Hierin is $Q$ de lasten van het gebouw in Newton (N) en $A$ de oppervlakte van de fundering in vierkante meters ($m^2$). $\sigma_{\text{grond,toelaatbaar}}$ is de maximaal toelaatbare spanning van de grond, of het maximaal toelaatbaar draagvermogen van de grond, uitgedrukt in Newton per vierkante centimeter ($N/cm^2$) [33](#page=33).
Wanneer we een strook van 1 meter uit het gebouw beschouwen, wordt de formule:
$$ \frac{Q}{B \cdot L} \leq \sigma_{\text{grond,toelaatbaar}} $$
Met $L = 1 m$. Dit leidt tot de eis voor de breedte B:
$$ B \geq \frac{Q}{\sigma_{\text{grond,toelaatbaar}}} $$
De breedte B wordt dus bepaald door de belastingen uit de stabiliteitsstudie en de toelaatbare grondspanningen uit het sonderingsverslag [34](#page=34) [35](#page=35).
> **Voorbeeld:**
> Gegeven:
> * $\sigma_{\text{grond,toelaatbaar}}$ = 12 $N/cm^2$ (uit sonderingsverslag)
> * Eenparig verdeelde belasting $Q$ = 90 kN/m (uit stabiliteitsstudie)
> Gevraagd: Minimale breedte (B) van de funderingszool in cm.
>
> Oplossing:
> $ B \geq \frac{Q}{\sigma_{\text{grond,toelaatbaar}}} $
> Omrekenen: $Q = 90 \, \text{kN/m} = 90 \times 1000 \, \text{N/m} = 900 \, \text{N/cm}$ (per meter breedte, dus per 100 cm)
> $ B \geq \frac{900 \, \text{N/cm}}{12 \, \text{N/cm}^2} $
> $ B \geq 75 \, \text{cm} $ [36](#page=36).
##### 2.1.4.2 Hoogte H
De belasting wordt via ondergronds metselwerk aan de funderingssleuf doorgegeven. De volledige sleuffundering wordt dus niet uniform belast. Oude funderingen op staal waren vaak trapsgewijs gemetseld [37](#page=37) [38](#page=38) [39](#page=39).
Lasten op een oppervlak worden verspreid volgens een spreidingshoek $\alpha$, die afhankelijk is van het materiaal waarin de lasten zich verspreiden: Baksteen: $\alpha = 60^\circ$, Beton: $\alpha = 45^\circ$ [40](#page=40).
De breedte van het ondergronds metselwerk $b$ wordt bepaald door de stabiliteitsstudie. Met de gekende geometrie ($B$, $b$, en $\alpha$) kan de hoogte $H$ bepaald worden met goniometrie:
$$ \tan \alpha = \frac{H}{\frac{B - b}{2}} $$
Hieruit volgt de formule voor $H$:
$$ H = \tan \alpha \cdot \frac{B - b}{2} $$ [42](#page=42) [43](#page=43).
> **Voorbeeld:**
> Gegeven:
> * Berekende breedte $B$ = 75 cm
> * Funderingssleuf uit beton, $\alpha = 45^\circ$
> * Breedte ondergronds metselwerk $b$ = 30 cm
> Gevraagd: Minimale hoogte ($H$) van de funderingszool in cm.
>
> Oplossing:
> $ H = \tan 45^\circ \cdot \frac{75 \, \text{cm} - 30 \, \text{cm}}{2} $
> $ H = 1 \cdot \frac{45 \, \text{cm}}{2} $
> $ H = 22.5 \, \text{cm} $ [44](#page=44).
De dimensionering van de sleuffundering is dus afhankelijk van de belasting van het gebouw ($Q$), de maximaal toelaatbare grondspanning ($\sigma$), en het materiaal van de fundering en het ondergrondse metselwerk ($\alpha$ en $b$) [45](#page=45).
#### 2.1.5 Gewapende sleuffundering
Bij zeer brede en hoge sleuffunderingen, of bij grote gebouwelast ($Q$) en/of lage toelaatbare grondspanningen ($\sigma$), wordt gekozen voor gewapende sleuffunderingen. Dit is ook het geval wanneer bepaalde plaatsen van de sleuffundering meer belast worden door extra geconcentreerde puntlasten, wat spanningsverschillen kan veroorzaken [46](#page=46) [47](#page=47).
Om deze wisselende spanningen en de mogelijke barsten in het metselwerk te voorkomen, kan het ondergronds metselwerk vervangen worden door een betonnen balk. Dit wordt ook wel een "omgekeerde T-balk" genoemd. Deze constructie kan de puntlasten beter verdelen over de volledige sleuf [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51).
### 2.2 Algemene funderingsplaat
#### 2.2.1 Wat?
Een algemene funderingsplaat (ook wel vloerplaat genoemd) is een volledige betonplaat waarop de gehele woning rust. De lasten worden hierbij verspreid over het volledige oppervlak van de draagkrachtige grond [54](#page=54).
#### 2.2.2 Wanneer toepassen?
Dit type fundering wordt toegepast wanneer de draagkrachtige grond zich op geringe diepte bevindt (minder dan ongeveer 1 meter onder maaiveld), bij weinig weerstandbiedende grond (zoals kleigrond), bij een complexe uitvoering van een sleuffundering, of wanneer de uitvoeringstermijn korter moet zijn dan bij een sleuffundering met ondergronds metselwerk [55](#page=55).
#### 2.2.3 Positie en vorstgevaar
De positie van de algemene vloerplaat is afhankelijk van de aanwezigheid van een kelder of kruipkelder. Een funderingsplaat die onvoldoende diep is, kan problemen ondervinden bij vorst. In de winter kan de ondergrond tot circa 80 cm diep bevriezen, waardoor het water in de grond uitzet. Bij dooi ontdooit de grond ongelijkmatig, wat kan leiden tot zettingsverschillen en ongewenste scheuren in de fundering [56](#page=56) [57](#page=57) [58](#page=58).
#### 2.2.4 Oplossing: Vorstrand
Om te voorkomen dat de grond onder de funderingsplaat bevriest, wordt een vorstrand voorzien aan de uiteinden van de funderingsplaat. Deze vorstrand loopt rondom de volledige funderingsplaat en is geen funderingszool. De vorstrand kan een rechte of schuine uitvoering hebben. Meestal is deze niet gewapend, tenzij hij ook een dragende functie heeft. De breedte van de vorstrand bedraagt doorgaans 30 tot 40 cm, afhankelijk van de functie(s). Een vorstrand met vertanding is ook mogelijk, waarbij gevelmetselwerk en isolatie tot op de vorstrand reiken om te voorkomen dat de vloerplaat zichtbaar is [59](#page=59) [61](#page=61) [62](#page=62).
#### 2.2.5 De wapening
De wapening in de algemene funderingsplaat is noodzakelijk waar trekspanningen ontstaan. Dit gebeurt door middel van wapeningsnetten of, in latere semesters, vezelbeton [63](#page=63).
##### 2.2.5.1 Wapeningsnetten
Wapeningsnetten zijn aan elkaar gelaste netten in rastervorm, die geprefabriceerd zijn uit geprofileerd staal. Ze worden aangeduid met bijvoorbeeld "150/150/8", wat staat voor een maaswijdte van 150 mm x 150 mm en een staafdiameter van 8 mm [64](#page=64) [65](#page=65).
Er wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdwapening en verdeelwapening.
* **Hoofdwapening:** Dit is de primaire wapening die trekspanningen opneemt en de grootste sectie heeft (indien afzonderlijke staven worden gebruikt). Deze wordt aangebracht volgens de draagrichting [66](#page=66).
* **Verdeelwapening:** Deze is dwars op de hoofdwapening geplaatst en spreidt de lasten naar de hoofdwapening [66](#page=66).
Bij een algemene funderingsplaat draagt deze niet slechts in één richting; de lasten worden in alle richtingen aan de grond afgegeven. De vloerplaat wordt beschouwd als een platte balk met een breedte van 1 meter als uitgangspunt voor de wapeningsvoorstelling. De hoofdwapening wordt het verst aan de buitenzijde van de trekzone geplaatst, met dwarskrachtwapening loodrecht erop [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70).
> **Tip:** Betondekking wordt gerealiseerd door middel van afstandshouders [71](#page=71).
##### 2.2.5.2 Positie en hoeveelheid wapening
Er zijn drie niveaus van bewapening te onderscheiden:
1. **Licht gewapende funderingsplaten:** Voor kleine belastingen (bv. een kippenhok) en goede draagkrachtige grond. Hier wordt minimale wapening voorzien, zoals een klein wapeningsnet (bv. 150/150/5) dat dient als technologische wapening om krimpscheuren tijdens de uitharding te vermijden (krimpwapening) [72](#page=72).
2. **Enkel gewapende vloerplaten:** Bij matige belasting (zonder grote puntlasten) en goede draagkrachtige grond. De wapening wordt onderaan in de funderingsplaat geplaatst, met wapeningsnetten van 150/150/8 tot 12 [73](#page=73).
3. **Dubbel gewapende vloerplaten:** Bij hoge belasting, slechte draagkrachtige grond, wisselende belastingen door geconcentreerde (hoge) puntbelastingen, of bij hoge waterdrukken. Hierbij wordt zowel boven- als onderwapening voorzien in de funderingsplaat, met wapeningsnetten van 150/150/8 tot 12 [74](#page=74).
Bij dubbel gewapende vloerplaten wordt de wapening op vier niveaus voorzien: twee hoofd- en twee verdeelwapeningen. De onderwapening neemt trekspanningen op ten gevolge van de belastingen van het gebouw, terwijl de bovenwapening trekspanningen door opwaartse waterdrukken opvangt. De afstand tussen de boven- en onderwapening wordt gerealiseerd door afstandhouders [75](#page=75) [76](#page=76) [77](#page=77).
#### 2.2.6 Uitvoering
De uitvoering van een algemene funderingsplaat omvat verschillende stappen:
* Afgraven tot op de draagkrachtige grond [78](#page=78).
* Indien nodig, rioleringswerken uitvoeren onder de funderingsplaat [79](#page=79).
* Ondervulling van buizen, mogelijk met gestabiliseerd zand (zand met cement) [80](#page=80).
* Aanbrengen van een werkvloer (zuiverheidslaag) van gestabiliseerd zand of mager beton, om propere werkomstandigheden te garanderen [81](#page=81) [82](#page=82).
* Plaatsen van de randbekisting, die de betondruk moet weerstaan en de haaksheid moet controleren [83](#page=83).
* Aanbrengen van een scheidingsfolie (PE- of PVC-folie) op de zuiverheidslaag. Deze folie dient om het wegstromen van hydratatiewater te voorkomen, biedt bewegingsmogelijkheid voor het beton tijdens krimp, en voorkomt in beperkte mate opstijgend vocht. Voldoende overlap is hierbij cruciaal [84](#page=84) [86](#page=86).
* Plaatsen van afstandshouders en wapening [87](#page=87).
* Beton storten met een bepaalde sterkteklasse, bijvoorbeeld C25/30, via een betonkubel, een mixer met schof, of een betonpomp voor moeilijk bereikbare plaatsen [89](#page=89) [90](#page=90) [91](#page=91) [93](#page=93).
* Verdichten van het beton direct na het storten om ingesloten lucht te laten ontsnappen, met behulp van een trilbalk of trilnaald [94](#page=94) [95](#page=95).
* Na het betonwerk, indien nodig ontkisten. Beton bereikt zijn maximale druksterkte na 28 dagen en is na enkele dagen beloopbaar [97](#page=97).
> **Tip:** Voor grotere gebouwen (bv. appartementsbouw) kan de algemene funderingsplaat versterkt worden met verstijvingsribben in een raster van omgekeerde T-balken [99](#page=99).
#### 2.2.7 Funderingsplaat op gewenst niveau
Soms is het noodzakelijk om de algemene funderingsplaat kunstmatig te verhogen. Dit gebeurt door de vrije ruimte tussen de draagkrachtige grond en de onderkant van de funderingsplaat op te vullen met een 'ondervullaag' of 'uitvullaag', bestaande uit gestabiliseerd zand of schraal beton. Deze ondervullaag wordt aangebracht in lagen van circa 15 cm en moet goed verdicht worden [100](#page=100) .
---
# Diepfunderingen: palen en putten
Dit onderdeel van de studiehandleiding behandelt diepfunderingsmethoden die worden toegepast wanneer de draagkrachtige grondlaag zich op aanzienlijke diepte onder het maaiveld bevindt, specifiek gericht op funderingen met behulp van palen en putten.
### 5.1 Funderingen op palen
Funderingen op palen worden toegepast wanneer de draagkrachtige grond zich op een diepte van meer dan 8 meter onder het maaiveld bevindt. Het draagvermogen van een paal is een combinatie van puntweerstand (weerstand van de paalpunt in de draagkrachtige grond) en mantelwrijving, ook wel kleef genoemd (wrijving tussen de paalschacht en de omringende grond) .
Er zijn twee hoofdtypen paalfunderingen te onderscheiden :
1. **Grondverdringende palen**: Dit zijn massieve, geprefabriceerde palen die met behulp van een hei- of trilblok in de grond worden geslagen. Tijdens het indrijven wordt de grond rondom de paal verdrongen, wat resulteert in een verdichte grond rond de paal. Een nadeel van deze methode is de mogelijke geluids- en trillingshinder .
2. **In de grond gevormde palen**: Bij deze methode worden palen ter plaatse gevormd. Dit kan gebeuren door stalen buizen (die als bekisting dienen) in de grond te boren of te heien, waarna de wapening wordt geplaatst en beton wordt gestort. De stalen buis kan al dan niet permanent in de grond achterblijven, afhankelijk van het specifieke systeem. Een voorbeeld hiervan zijn geschroefde palen (avegaarpalen), waarbij een boorkop in de grond wordt geschroefd en via de schroef grond wordt opgehaald terwijl gelijktijdig vloeibaar beton wordt ingepompt. De wapening wordt hierbij pas na het betonneren geplaatst .
Na het uitvoeren van de palen, die niet altijd op hetzelfde niveau eindigen, wordt de grond rond de palen verwijderd. De paalkoppen worden vervolgens op het gewenste niveau gebracht door middel van 'koppensnellen', waarbij het beton rond de wapening wordt weggehakt. Tot slot worden de palen met elkaar verbonden door funderingsbalken te storten, waarop vervolgens de vloerplaat rust .
> **Tip:** De keuze tussen grondverdringende en in de grond gevormde palen hangt af van factoren zoals de grondgesteldheid, omgevingsfactoren (bv. geluidsoverlast) en de vereiste draagkracht.
### 5.2 Funderingen op putten
Funderingen op putten, ook wel valse putten genoemd, worden toegepast wanneer de draagkrachtige grond zich op een diepte van 2 tot 6 meter onder het maaiveld bevindt. Deze methode is ook een alternatief wanneer het heien van palen niet is toegestaan .
Bij deze funderingsmethode worden een aantal betonnen 'pijlers' of putten in de grond gevormd tot aan de draagkrachtige grondlaag. De uitvoering van een put kan gebeuren met behulp van een poliepgrijper of een spiraalboor om de put te maken. Om inkalven van de grondwand te voorkomen, kunnen een permanente betonnen ring of een tijdelijke voerbuis (stalen koker) worden gebruikt. Nadat de wapening is geplaatst en de put volledig met beton is volgestort, wordt de voerbuis indien gebruikt uit de grond getrokken. Net als bij funderingen op palen, worden de onderling verbonden putten voorzien van funderingsbalken waarop de vloerplaat wordt aangelegd .
> **Voorbeeld:** Een situatie waarbij een bebouwd gebied beperkte ruimte biedt voor zware hei-installaties, of waar gevoelige apparatuur in nabijgelegen gebouwen staat die niet mag worden blootgesteld aan trillingen, kan de keuze voor funderingen op putten rechtvaardigen.
---
# Samenvatting en aandachtspunten bij uitvoering
Dit onderdeel geeft een kort overzicht van diverse funderingstypes en belicht essentiële aandachtspunten bij de uitvoering van gewapende funderingen.
### 4.1 Overzicht funderingstypes
Er zijn verschillende funderingstypes, waaronder:
* Op staal .
* Op palen .
* Op putten .
Daarnaast worden ook de volgende funderingsconstructies benoemd:
* Sleuffundering .
* Algemene funderingsplaat .
### 4.2 Aandachtspunten bij uitvoering van gewapende fundering
Bij de uitvoering van gewapende funderingen zijn er diverse cruciale aandachtspunten die zorgvuldige opvolging vereisen om de integriteit en prestaties van de fundering te waarborgen. Deze punten omvatten onder andere:
* **Betondekking:** Het correct plaatsen van afstandshouders is essentieel om de vereiste betondekking van het wapeningsstaal te garanderen. Een adequate betondekking beschermt het wapening tegen corrosie en zorgt voor de beoogde brandwerendheid .
* **Dimensionering sleuffundering:** De correcte dimensionering van een sleuffundering is van vitaal belang. Dit houdt in dat de afmetingen, zoals breedte en diepte, nauwkeurig berekend moeten worden op basis van de te dragen belastingen en de eigenschappen van de ondergrond .
* **Scheidingsfolie:** Bij plaatsing op een ondergrond met verschillende functies, is het gebruik van een scheidingsfolie noodzakelijk. Deze folie kan diverse doelen dienen, zoals het voorkomen van vermenging van verschillende lagen, het weren van vocht of het creëren van een scheiding tussen de fundering en de ondergrond .
* **Wapening van algemene funderingsplaten:** Een algemene funderingsplaat wordt doorgaans dubbel gewapend. Dit betekent dat zowel aan de boven- als aan de onderzijde van de plaat wapeningsnetten worden aangebracht. Dubbele wapening is vaak noodzakelijk om de buigende momenten in de plaat optimaal op te vangen, vooral bij grotere overspanningen of specifieke belastingscondities .
> **Tip:** Het strikt naleven van deze aandachtspunten tijdens de uitvoering voorkomt kostbare fouten en garandeert de duurzaamheid en veiligheid van de constructie. Raadpleeg altijd de gedetailleerde bestekken en tekeningen voor specifieke uitvoeringsrichtlijnen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Fundering | De constructie die alle lasten (belasting) in een gebouw overdraagt op de draagkrachtige grond, met een dragende functie. |
| Lasten | De krachten die op een gebouw inwerken. Dit kan onderverdeeld worden in permanente lasten (zoals het eigengewicht van het gebouw), niet-permanente lasten (zoals mensen, meubels, wind, sneeuw) en toevallige of uitzonderlijke lasten (zoals aardbevingen, aanrijdingen, brand). |
| 3e wet van Newton | Een fundamenteel natuurkundig principe dat stelt dat elke actie een gelijke en tegengestelde reactie teweegbrengt. In de context van funderingen betekent dit dat de actiekrachten van het gebouw gelijk moeten zijn aan de reactiekracht van de grond. |
| Draagvermogen van de grond | De maximale spanning die de grond kan weerstaan zonder te bezwijken. Dit wordt uitgedrukt in een eenheid van kracht per oppervlakte, zoals [N/mm²] of [N/cm²]. |
| Gewapend beton | Een bouwmateriaal dat bestaat uit beton versterkt met stalen wapening. Beton is sterk onder druk, maar zwak onder trek; staal is sterk onder zowel druk als trek. De wapening in de trekzone van een betonnen constructie neemt de trekkrachten op. |
| Sleuffundering (of strokenfundering) | Een type fundering op staal waarbij aaneengeschakelde sleuven gevuld worden met beton. Deze worden toegepast onder buitenwanden en alle dragende wanden, voornamelijk wanneer de draagkrachtige grond zich op geringe diepte bevindt. |
| Dimensionering | Het proces van het bepalen van de afmetingen (breedte B en hoogte H) van een funderingselement, gebaseerd op de belastingen van het gebouw, de eigenschappen van de grond en de materiaaleigenschappen. |
| Algemene funderingsplaat | Een type fundering op staal waarbij de volledige woning rust op een doorlopende betonplaat. Deze plaat verdeelt de lasten over het gehele oppervlak van de draagkrachtige grond en wordt toegepast bij geringe diepte van de draagkrachtige grond of bij minder weerstandbiedende grondsoorten. |
| Vorstzone (vorstvrije diepte) | De diepte onder het maaiveld waar de grond gedurende de winter kan bevriezen. Funderingen moeten zich onder deze diepte bevinden om vorstschade door uitzetting van bevriezend water te voorkomen. |
| Vorstrand | Een extra strook beton rondom de funderingsplaat, die bedoeld is om te voorkomen dat de grond onder de fundering bevriest. De vorstrand heeft hoofdzakelijk een thermische functie. |
| Paalfundering | Een diepfunderingssysteem dat wordt toegepast wanneer de draagkrachtige grond zich op grote diepte (> 8 meter onder maaiveld) bevindt. Het draagvermogen van de paal is afhankelijk van zowel de puntweerstand als de mantelwrijving (kleef) langs de paal. |
| In de grond gevormde palen | Palen die ter plaatse worden gecreëerd door middel van specifieke boor- of heistrategieën en vervolgens worden gevuld met beton. Voorbeelden zijn palen met stalen buizen of geschroefde avegaarpalen. |
| Funderingen op putten | Een diepfunderingssysteem dat wordt toegepast wanneer de draagkrachtige grond zich op een matige diepte (2 tot 6 meter onder maaiveld) bevindt of wanneer het heien van palen niet is toegestaan. Dit systeem bestaat uit in de grond gevormde betonnen pijlers of putten. |
| Koppensnellen | Het proces waarbij de koppen van reeds aangebrachte palen worden afgestoken of "afgeknaagd" tot het gewenste niveau, om zo de palen correct aan te sluiten op de daaropvolgende constructie zoals funderingsbalken. |
| Werkvloer (zuiverheidslaag) | Een dunne laag gestabiliseerd zand of schraal beton die op de draagkrachtige grond wordt aangebracht om een schoon en egaal werkvlak te creëren voor verdere funderingswerken, vooral in vochtige omstandigheden. |
| Scheidingsfolie (glijfolie) | Een folie (vaak PE- of PVC-folie) die wordt geplaatst tussen de ondergrond en de fundering of tussen het beton en de bekisting. Deze folie heeft meerdere functies, waaronder het voorkomen van vochtindringing, het faciliteren van beweging van het beton tijdens uitharding (krimp) en het beschermen van het beton tegen uitdroging. |
Cover
GBWN1 - 6. Opgaand metselwerk.pdf
Summary
# Het ui-model en de bouwknopen
Het ui-model beschrijft hoe de verschillende scheidingsconstructies van een gebouw, opgebouwd uit opeenvolgende materialen, continu bepaalde functies vervullen en hoe de volgorde van deze functies van belang is, met speciale aandacht voor de complexere knooppunten waar deze constructies samenkomen [5](#page=5).
### 1.1 Het ui-model: continue functies in scheidingsconstructies
Het ui-model is een concept dat de gelaagdheid en functionaliteit van scheidingsconstructies binnen de gebouwschil verklaart. De kern van dit model is dat verschillende materialen die een scheidingsconstructie vormen, continu één of meerdere functies moeten vervullen. Deze functies lopen als het ware als lagen door de gehele gebouwschil [5](#page=5) [6](#page=6) [8](#page=8).
#### 1.1.1 Belangrijke functies binnen het ui-model
De essentiële functies die door de opeenvolgende elementen van een scheidingsconstructie vervuld moeten worden, kunnen worden onderverdeeld in verschillende categorieën [6](#page=6) [7](#page=7):
* **Stabiliteit**: De constructie moet dragend zijn en de structurele integriteit waarborgen [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Water en winddichtheid**: De constructie moet water en wind weren. Dit omvat functies als waterdicht, waterkerend en regendicht zijn [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Isoleren**: De constructie moet warmte-isolatie bieden om energieverlies te beperken [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Luchtdichtheid en dampregulatie**: De constructie moet luchtdicht zijn en de doorlaatbaarheid voor damp beheersen, met functies als dampremmend of dampdicht [6](#page=6).
#### 1.1.2 De volgorde van functies
Een cruciaal aspect van het ui-model is dat de volgorde waarin deze functies worden ingebouwd, van groot belang is. De specifieke volgorde is afhankelijk van de gewenste prestaties en de omgevingsfactoren. Naast de genoemde basisfuncties kunnen er ook andere, specifieke functies relevant zijn, zoals brandveiligheid [5](#page=5) [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 1.1.3 Opbouw van het ui-model
Het ui-model kan worden samengevat aan de hand van de volgende principes [8](#page=8):
1. De gebouwschil bestaat uit diverse scheidingsconstructies.
2. Elke scheidingsconstructie is opgebouwd uit een of meerdere verwerkte materialen (elementen).
3. Elk materiaal vervult één of meerdere functies.
4. Deze functies moeten continu door de gehele gebouwschil kunnen lopen.
5. De onderlinge volgorde van de functies is van essentieel belang.
### 1.2 Bouwknopen: waar scheidingsconstructies samenkomen
Bouwknopen vormen specifieke aandachtspunten binnen de toepassing van het ui-model. Een bouwknoop is gedefinieerd als de plaats waar verschillende scheidingsconstructies samenkomen. Op deze punten verandert de richting van de scheidingsconstructie, wat leidt tot complexere uitvoeringen die nader bestudeerd moeten worden [9](#page=9).
#### 1.2.1 Voorbeelden van bouwknopen
Diverse situaties kunnen worden geclassificeerd als bouwknopen, waaronder [9](#page=9):
* De aanzet van een spouwmuur, waarbij de spouwmuur aansluit op de fundering en de vloer.
* De aansluiting van buitenschrijnwerk (zoals ramen en deuren) op de spouwmuur.
* De aansluiting van een kelderwand op de keldervloer.
De gedetailleerde uitwerking van deze bouwknopen is verder uitgediept in andere bronnen [10](#page=10).
---
# Detailleringen van de aanzet van de spouwmuur
Deze sectie behandelt de gedetailleerde opbouw van de spouwmuur aan de aanzet, inclusief funderingen, vloerplaten, kimlagen en anticapillaire barrières.
### 2.1 Algemene opbouw spouwmuur
Een spouwmuur bestaat traditioneel uit een buitenspouwblad (gevelmetselwerk), een luchtspouw met spouwisolatie en een binnenspouwblad (dragend metselwerk), afgewerkt met binnenpleisterwerk. De aanzet van de spouwmuur is het gedeelte dat direct aansluit op de fundering en de begane grondvloer [13](#page=13) [15](#page=15) [16](#page=16).
### 2.2 Funderingen en vloerplaten
De fundering vormt de basis waarop de muren rusten. De aansluiting tussen de fundering en de spouwmuur is cruciaal voor de stabiliteit en waterdichtheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten funderingen, zoals strookfunderingen en funderingen met vertanding of profielen. De vloerplaat, die vaak op volle grond ligt, is een integraal onderdeel van de constructie aan de aanzet [14](#page=14) [17](#page=17) [18](#page=18).
### 2.3 De kimlaag
De kimlaag is een tussengevoegd isolerend deel, vaak gemaakt van een blok of steen, dat de continuïteit van de isolatieschil tussen de spouwisolatie en de vloerisolatie waarborgt [19](#page=19).
#### 2.3.1 Eisen aan de kimlaag
* De kimlaag moet recht en vlak (egaal) aangebracht worden, steeds op een mortelvoeg [19](#page=19).
* Het materiaal moet voldoende druksterkte hebben, aangezien het volledige gebouw hierop steunt [21](#page=21).
* Er zijn diverse materialen met verschillende druksterktes beschikbaar, zoals snelbouwsteen, cellenbeton (bijv. Ytong) en cellenglas (bijv. Perinsul HL) [21](#page=21).
* De kimlaag moet beschermd worden tegen vocht, zowel opstijgend vocht als vocht van buitenaf [19](#page=19) [26](#page=26).
* Gebruik materialen met een BENOR-keurmerk of een gebruiksgeschiktheidsverklaring (ATG) [21](#page=21).
#### 2.3.2 Afmetingen kimblok
De afmetingen van een kimblok, bijvoorbeeld van Ytong, zijn bepalend voor de correcte positionering van het anticapillaire membraan. De EPB-regels (Energieprestatieregelgeving) omtrent bouwknopen zijn ook van invloed op het formaat van geïsoleerde kimblokken [24](#page=24).
### 2.4 Anticapillaire barrière (waterkering tegen opstijgend vocht)
Een anticapillaire barrière, meestal een DPC-folie (Damp Proof Course), fungeert als waterkering om opstijgend capillair vocht tegen te gaan [22](#page=22).
#### 2.4.1 Plaatsing van de anticapillaire barrière
* De folie moet doorgaans minstens 1 centimeter boven het toekomstige afgewerkte vloerniveau (nulpeil) geplaatst worden. De precieze hoogte is afhankelijk van de hoogte van de isolerende steen en de totale dikte van het vloerpakket, en dient vooraf bepaald te worden [23](#page=23).
* De folie is meestal breder dan de dragende muur en steekt aan de binnenzijde uit [22](#page=22).
#### 2.4.2 Alternatieven voor DPC
Hoewel DPC-folie vaak wordt gebruikt, zijn er alternatieven zoals EPDM of bitumineuze producten die beter geschikt zijn voor lijmverwerking en flexibeler zijn. DPC-folie kan moeilijk duurzaam gelijmd worden, is niet erg soepel en kan vuil worden, wat de waterkerende functie kan belemmeren [61](#page=61) [62](#page=62) [63](#page=63) [64](#page=64).
### 2.5 Binnenspouwblad
Het binnenspouwblad heeft een dragende functie binnen de spouwmuur [27](#page=27).
#### 2.5.1 Uitvoering en aandachtspunten
* **Traditionele metselwerk:** Gebruik mortelvoegen of, voor een hogere efficiëntie, dunne voegen met lijm of PU-schuim [27](#page=27).
* **Vlakke en rechte spouwzijde:** De spouwzijde moet vlak en recht zijn om mortel- of lijmresten te voorkomen die een valse luchtspouw kunnen creëren. Tand- en groefverbindingen dragen bij aan een betere isolatie en snellere uitdroging [29](#page=29) [30](#page=30) [36](#page=36).
* **Weerstand tegen horizontale afschuiving (gelijmd binnenspouwblad):** Gelijmd metselwerk kan slechts geringe horizontale schuifspanningen opnemen. Dit kan worden verhoogd door de wanden te schoren tot de horizontale belasting afneemt of door de bovenste rij stenen op een mortelvoeg te plaatsen [31](#page=31) [32](#page=32) [34](#page=34).
* **Maatafwijking snelbouwstenen:** Bij gelijmd metselwerk zijn strenge tolerantieklassen (Ti en Ri) vereist voor de stenen, met vlak geslepen legvlakken [35](#page=35).
### 2.6 Waterkering muurvoet
Een waterkerend membraan aan de muurvoet maakt de aansluiting tussen de fundering en de draagmuur waterdicht en beschermt het isolerende deel [37](#page=37).
#### 2.6.1 Materiaal en plaatsing
* Materialen zoals EPDM of bitumen worden gebruikt voor de waterkering. Vloeibare waterdichting zoals Delta Thene kan ook toegepast worden [37](#page=37) [38](#page=38).
* De ondergrond dient voorbereid te worden met een primer voor een betere hechting [39](#page=39).
* De waterkering dient minstens 15 centimeter boven het toekomstige afgewerkte buitenniveau geplaatst te worden [40](#page=40).
* De betonnen vloerplaat zelf wordt als ‘waterdicht’ beschouwd, afhankelijk van de dichtheidsklasse [41](#page=41).
### 2.7 Spouwisolatie onderaan de spouw
De spouwisolatie die zich onder het toekomstige afgewerkte buitenniveau bevindt, moet waterdicht zijn. Bij voorkeur worden hiervoor XPS-isolatieplaten gebruikt [42](#page=42).
### 2.8 Aanzet buitenspouwblad en spouwisolatie
Het gevelmetselwerk ondergronds wordt vaak uitgevoerd met betonstenen waarop de gevelstenen komen. De spouwisolatie start typisch ongeveer 1 meter boven het gevelmetselwerk [43](#page=43) [44](#page=44).
#### 2.8.1 Aandachtspunten bij spouwisolatie
* **Aansluiting tegen binnenspouwblad:** De spouwisolatie moet volledig aansluiten tegen een vlak en recht binnenspouwblad. Mortel- of lijmresten kunnen een valse luchtspouw creëren, wat het isolerend vermogen vermindert. Halfharde isolatieplaten (glaswol) of PU-schuim op harde platen kunnen hierbij een oplossing bieden [45](#page=45) [46](#page=46).
* **Bevestiging:** Isolatiepluggen, ook wel thermisch verbeterde spouwankers genoemd, worden gebruikt voor de bevestiging. De randvoorwaarden hiervoor dienen nageleefd te worden [48](#page=48).
* **Uitvoering tijdens plaatsing:** Er zijn aandachtspunten bij het boren, afhankelijk van het type metselwerk (dunne of dikke web, gebruik klopfunctie). Het volgen van de technische fiche van de fabrikant is essentieel [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51).
* **Naden tapen:** Naden van isolatieplaten, zeker bij harde platen en verzaagde platen (hoeken), moeten getapet worden om luchtinsluiting en verstoorde waterafvoer te voorkomen. De juiste tape is cruciaal; een loskomende tape kan tot vochtproblemen leiden [52](#page=52) [54](#page=54).
* **Volledig gevulde spouwmuur:** Het volledig vullen van de spouw biedt de mogelijkheid om dikker te isoleren, wat leidt tot energiebesparing. Er moeten echter goede keuzes gemaakt worden om vochtproblemen te voorkomen [57](#page=57).
### 2.9 Draineringsmembraan in de luchtspouw
Een draineringsmembraan zorgt voor de afvoer van water in de luchtspouw naar buiten [58](#page=58).
#### 2.9.1 Plaatsing en alternatieven
* Dit membraan wordt tussen twee lagen isolatieplaten of tegen de draagmuur bevestigd [58](#page=58).
* Het wordt bij voorkeur geplaatst tussen twee isolatielagen, waar het 'geklempt' kan worden [62](#page=62).
* Het gebruik van DPC als waterkering in de luchtspouw wordt afgeraden vanwege de inherente problemen met lijmen, plooien en duurzaamheid. EPDM of bitumineuze producten zijn betere alternatieven [58](#page=58) [59](#page=59) [61](#page=61) [62](#page=62) [63](#page=63) [64](#page=64) [65](#page=65).
### 2.10 Anticapillaire barrière in het buitenspouwblad
Een anticapillaire barrière in het buitenspouwblad voorkomt dat water capillair kan opgezogen worden in het gevelmetselwerk, wat vooral belangrijk is bij poreuze gevelstenen. Indien deze waterkering ontbreekt, kan het vocht dieper in de gevelmuur dringen [67](#page=67) [68](#page=68).
> **Tip:** Het correct detailleren van de aanzet van de spouwmuur is essentieel voor een goede thermische prestatie, waterdichtheid en duurzaamheid van de constructie. Besteed extra aandacht aan de aansluitingen en de continuïteit van de isolatieschil.
---
# Integratie van regenwaterafvoer en luchtdichting
Deze sectie behandelt de uitdagingen en oplossingen bij het integreren van regenwaterafvoer in de spouw, alsook de principes van luchtdichting bij vloerplaten en binnenpleisterwerk.
### 3.1 Integratie van regenwaterafvoer in de spouw
Het integreren van regenwaterafvoerbuizen in de spouwmuur wordt om esthetische redenen soms overwogen. Echter, deze praktijk wordt over het algemeen niet aangeraden vanwege een aantal significante nadelen [73](#page=73).
#### 3.1.1 Nadelen van regenwaterafvoer in de spouw
De voornaamste nadelen van het plaatsen van regenwaterafvoerbuizen in de spouw zijn:
* **Beperkte bereikbaarheid:** De buizen worden moeilijk of niet meer toegankelijk voor inspectie of onderhoud [75](#page=75).
* **Verhoogd risico op vochtinfiltratie:** Door de buizen dichter bij de binnenomgeving te plaatsen, neemt het risico op vochtinfiltratie door lekken toe [75](#page=75).
* **Onderbreking van spouwisolatie:** De aanwezigheid van de buizen kan de continuïteit van de spouwisolatie belemmeren, wat leidt tot thermische onderbrekingen [75](#page=75).
* **Geluidshinder:** Het wegstromende water in de buis tijdens regenval kan leiden tot storende geluiden [75](#page=75).
#### 3.1.2 Randvoorwaarden om nadelen te voorkomen
Ondanks de nadelen, kunnen deze deels worden voorkomen door een goed ontwerp en een correcte uitvoering. Essentiële randvoorwaarden zijn [76](#page=76):
* **Ononderbroken buizen:** Plaats de regenwaterafvoerbuizen in één geheel om de kans op lekken te minimaliseren [76](#page=76).
* **Afstand tot binnenspouwblad:** Bevestig de buizen niet rechtstreeks tegen het binnenspouwblad, zodat de isolatie continu achter de buis kan worden geplaatst [76](#page=76).
* **Isolatie van buizen:** Pak de buizen in met isolatie om geluidshinder te voorkomen [76](#page=76).
* **Waterdichting bij aansluitingen:** Zorg voor waterdichting rondom de buis ter hoogte van de aansluiting met de spouwisolatie om het risico op lekken te verkleinen [76](#page=76).
* **Toegankelijkheid:** Indien nodig, kan een luik voorzien worden om de buizen toch toegankelijk te maken [76](#page=76).
#### 3.1.3 Alternatieve uitvoeringen
Als alternatief voor het integreren in de spouw, kunnen regenwaterafvoerbuizen op verschillende manieren worden uitgevoerd:
* **In het vlak van het gevelmetselwerk:** Hierbij is een waterkering tegen de spouwisolatie noodzakelijk. Deze plaatsing gebeurt best op een bepaalde afstand (ongeveer drie keer de koppenmaat) van de hoek van het gevelmetselwerk [80](#page=80).
* **Alternatieve uitvoering in het binnenspouwblad:** Deze optie wordt sterk afgeraden. Een slecht ontwerp hier kan leiden tot lineaire koudebruggen [82](#page=82) [83](#page=83).
### 3.2 Luchtdichting bij vloerplaten en binnenpleisterwerk
Luchtdichting is cruciaal voor de energieprestatie van een gebouw en vereist een zorgvuldige uitvoering, met name bij de aansluitingen van vloerplaten en het binnenpleisterwerk [84](#page=84).
#### 3.2.1 Luchtdichting bij de aansluiting vloerplaat en draagmuur
De luchtdichting ter hoogte van de aansluiting tussen de vloerplaat en de draagmuur kan gerealiseerd worden met een luchtdicht membraan (folie) of een vloeibare dichting. Dit membraan moet hoger aangebracht worden dan de waterkering van de draagmuur (DPC - Damp Proof Course) [84](#page=84).
> **Tip:** De folie voor luchtdichting kan verlijmd worden. Alternatieven zijn vloeibare luchtdichtingsproducten of netten om in te pleisteren [85](#page=85).
#### 3.2.2 Rol van de uitvullaag en het binnenpleister
De uitvullaag dient om de vloerplaat te egaliseren en leidingen weg te werken. Het binnenpleisterwerk speelt eveneens een rol in de luchtdichting [86](#page=86).
* **Luchtdichte functie binnenpleister:** Het binnenpleisterwerk zelf draagt bij aan de luchtdichtheid [87](#page=87).
* **Overlap met luchtdicht membraan:** Er moet een minimale overlap van 2 cm voorzien worden tussen het binnenpleisterwerk en het luchtdichte membraan [87](#page=87).
* **Plaatsing t.o.v. anticapillaire membraan:** Het pleisterwerk dient steeds boven het anticapillaire membraan te blijven [87](#page=87).
> **Voorbeeld:** Een correcte uitvoering toont hoe het binnenpleisterwerk een luchtdichte folie overlapt [88](#page=88).
#### 3.2.3 Vloerisolatie en randisolatie
De plaatsing van de vloerisolatie, al dan niet met een PE-folie eronder, is een belangrijk onderdeel van de vloerconstructie. Alternatieven voor vloerisolatie omvatten geïsoleerde uitvullagen, gespoten PUR, of isolatieplaten op een uitvullaag [89](#page=89) [90](#page=90).
* **PE-folie:** Een PE-folie onder de vloerisolatie kan nuttig zijn bij isolatieplaten. Deze folie dient ter bescherming van de isolatie en moet aan de zijkanten worden opgetrokken [89](#page=89) [91](#page=91).
* **Randisolatie:** Randisolatie (omtrekvoeg) is essentieel om zettingen in de dekvloer op te vangen en moet worden doorgetrokken tot boven de vloerafwerking. De randisolatie steekt na het aanbrengen van de dekvloer nog boven deze uit en wordt pas na plaatsing van de vloerafwerking afgesneden [91](#page=91) [92](#page=92).
> **Tip:** Het pleisterwerk mag niet tot tegen de dekvloer komen om de luchtdichtheid van de omtrekvoeg te waarborgen. De nuttigheid van randisolatie tijdens het plaatsen van tegels wordt geïllustreerd [92](#page=92) [93](#page=93).
#### 3.2.4 Vloerafwerking en plinten
Bij de afwerking van de vloer is de correcte plaatsing van de plinten cruciaal voor de luchtdichting:
* **Plaatsing plinten:** Plinten moeten voor minstens de helft van hun hoogte tegen het pleisterwerk geplaatst worden. Dit garandeert een overlap van minstens 2 cm met het onderliggende pleisterwerk [94](#page=94).
#### 3.2.5 Foute uitvoeringen en aandachtspunten
Diverse foutieve uitvoeringen kunnen de luchtdichtheid en de thermische prestaties negatief beïnvloeden. Belangrijke aandachtspunten bij het controleren van de uitvoering zijn [100](#page=100) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99):
* **Waterkeringen:** Controleer of waterkeringen van de spouw en de draagmuur correct geplaatst zijn en de juiste lengte hebben [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Aansluiting draagmuur-fundering:** Zorg dat deze aansluiting waterdicht is [98](#page=98) [99](#page=99).
* **PE-folie:** De PE-folie van onder de draagvloer mag niet tegen de draagmuur opgetrokken zijn [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Thermische continuïteit:** Zorg voor een ononderbroken isolerende laag, met name bij aansluitingen [98](#page=98).
* **Pleisterwerk:** Het pleisterwerk mag niet tot onder de waterkering van de draagmuur komen. Te laag pleisterwerk kan leiden tot vochtintreding via het metselwerk of de vloerafwerking [100](#page=100) [99](#page=99).
* **Valse luchtspouwen:** Let op de vorming van valse luchtspouwen na plaatsing van spouwisolatie .
* **Lijmbarden:** Controleer of het binnenspouwblad mortel- of lijmbarden bevat .
* **Schooring:** Bij gelijmd metselwerk dient het binnenspouwblad geschoord te zijn .
* **Bevestiging spouwisolatie:** De manier waarop spouwisolatie bevestigd wordt is relevant .
* **Luchtdichting en randisolatie:** De aanwezigheid en correcte uitvoering van luchtdichting en randisolatie zijn cruciaal .
---
# Detaillering van buitenschrijnwerk
Deze sectie analyseert gedetailleerd de plaatsing van buitenschrijnwerk ten opzichte van de spouwmuur, inclusief aansluitingen aan zijkanten, bovenkant en onderkant, met aandacht voor waterkeringen en luchtdichting.
### 2.1 Algemene principes wandopening
Een wand met een opening, zoals voor buitenschrijnwerk, is inherent verzwakt ten opzichte van een gesloten muur. Druklijnen die normaal verticaal lopen in metselwerk, buigen af rondom de opening (#page=106, 107). Dit leidt tot geconcentreerde drukspanningen in de wand naast de opening, waar de druklijnen dichter bij elkaar liggen. Boven de opening ontstaan trekspanningen. Deze trekspanningen kunnen door metselwerk slechts beperkt worden opgenomen, wat kan leiden tot scheurvorming. Spanningsconcentraties treden op in de hoeken van de opening .
Om deze verzwakking op te vangen en de trekspanningen te ontlasten, worden ontlastingsconstructies toegepast (#page=110, 111). Bij dragend metselwerk zijn dit lateien, die vervaardigd kunnen zijn uit beton, staal, of een combinatie van steen en beton, en werken volgens zelfdragende of samenwerkende systemen. In gevelmetselwerk kan een rollaag, een latei, of een geveldrager dienen als ontlastingsconstructie .
> **Tip:** Bij het ontwerpen van wandopeningen is het cruciaal om rekening te houden met de spanningsverdelingen en adequate maatregelen te nemen om scheurvorming te voorkomen, met name door de trekspanningen op te vangen met een geschikte ontlastingsconstructie .
Er zijn ook specifieke elementen zoals thermische onderbrekingen (kunststofplaatjes), afwerkingen onderaan met rollaagbeugels, en ondersteuning van vers metselwerk door een rollaag. Verankering, bijvoorbeeld met een keilbout, is eveneens een belangrijk aspect .
#### 2.1.1 Overdracht van krachten
De uitwendige krachten worden via een drukboog afgeleid, wat resulteert in gewelfwerking in het metselwerk boven de opening .
### 2.2 Plaatsing buitenschrijnwerk - Algemeen
De opening in het binnenspouwblad is doorgaans groter dan de opening in het buitenspouwblad. Aan de bovenzijde en de zijkanten van het buitenspouwblad wordt een 'slag' of 'neg' voorzien. De breedte van deze slag is afhankelijk van het type buitenschrijnwerk, inclusief factoren zoals materiaal, type raam, en de aanwezigheid van screens. De onderzijde van de opening wordt tijdens de ruwbouwfase afgewerkt met een dorpel .
Het buitenschrijnwerk wordt meestal na de ruwbouwfase geplaatst, bij voorkeur van binnen naar buiten, zodanig dat het niet volledig tegen de slag van het gevelmetselwerk aansluit. Alternatieve plaatsingsmethoden zijn echter ook mogelijk .
#### 2.2.1 Verbindingen en isolatie
Voor een correcte thermische en luchtdichte aansluiting is het essentieel dat het buitenschrijnwerk contact maakt met de spouwisolatie. De thermische onderbreking moet volledig in contact komen met deze spouwisolatie en een minimale dikte van 3 cm hebben .
Bij zwaarder schrijnwerk, zoals buitendeuren, worden in het metselwerk betonstenen of betonnen sloffen voorzien voor de nodige ondersteuning. Vaak worden dan ook zwaardere, dikkere raamdoken gebruikt voor de bevestiging .
> **Tip:** Te grote slagen in de ruwbouw, veroorzaakt door de ruwbouwaannemer, kunnen leiden tot een verhoogde noodzaak aan 'kaleerblokjes' en tussengevoegde isolatie (bv. gespoten PUR) voor de schrijnwerker .
### 2.3 Aansluiting zijkanten
Bij de aansluiting aan de zijkanten is het cruciaal om waterkeringen correct te plaatsen ter bescherming van het buitenschrijnwerk. Dit is met name belangrijk bij gelijmd metselwerk. De waterkering wordt aan de binnenzijde van het gevelmetselwerk of tegen het raamkader geplaatst .
De bevestiging van het buitenschrijnwerk aan de zijkanten gebeurt vaak met raamdoken, ook wel Z-ankers genoemd .
#### 2.3.1 Waterkering en isolatie aan de zijkanten
Tussengevoegde isolatie, zoals gespoten PUR, zorgt voor de thermische continuïteit tussen het raamkader en de spouwisolatie. Deze isolatie moet minimaal 3 cm dik zijn voor een goede uitvoering .
Een compriband in combinatie met een soepele voeg wordt gebruikt om de aansluiting af te dichten (#page=125, 126). Voor luchtdichte aansluitingen is goed uitgevoerd pleisterwerk essentieel, met het voorzien van een hoek- en stopprofiel (#page=127, 128). Het pleisterwerk wordt tot tegen het vaste raamkader aangebracht, waarna het wordt weggesneden om plaats te maken voor de soepele voeg (#page=127, 128) .
> **Voorbeeld:** Een raam geplaatst op een multiplexkader vereist specifieke detailleringen om zowel waterdichting als luchtdichtheid te garanderen .
### 2.4 Aansluiting bovenkant
Bij de aansluiting aan de bovenkant is een waterkering in de spouw essentieel om water dat zich in de spouw verzamelt, naar buiten af te leiden. Dit gebeurt door middel van open stootvoegen, vergelijkbaar met de afwerking aan de muurvoet. De uitvoering hiervan is afhankelijk van de keuze voor een geveldrager of een L-profiel, en er wordt geen DPC (dampremmende folie) gebruikt .
Net als bij de zijdelingse aansluitingen, is tussengevoegde isolatie noodzakelijk om contact te maken met de spouwisolatie en een thermische onderbreking te garanderen met een minimumdikte van 3 cm .
#### 2.4.1 Aandachtspunten waterkering boven openingen
De waterkering boven openingen moet minimaal 20 cm voorbij de opening reiken. De zijkanten van de waterkering worden omhoog geplooid in de stootvoeg. Er moeten minimaal één open stootvoeg per lopende meter en in totaal minstens twee open stootvoegen voorzien worden .
> **Voorbeeld:** Bij de aansluiting aan de bovenkant kan er een bijkomende waterkering tegen de binnenzijde van het gevelmetselwerk geplaatst worden om het schrijnwerk extra te beschermen .
De luchtdichtheid wordt, net als aan de zijkanten, gerealiseerd door goed pleisterwerk met hoek- en stopprofielen, waarna een soepele voeg wordt aangebracht .
> **Tip:** Let bij de aansluiting van het bovenste metselwerk op de hoogte waarmee de waterkering wordt opgetrokken. Er kan ook een bijkomend pleisterbaar netje voorzien worden naast het hoekprofiel. Het stopprofiel en de soepele voeg zijn soms niet getekend in schematische weergaven .
### 2.5 Aansluiting onderaan
Bij de aansluiting aan de onderkant is de waterkering van de dorpel cruciaal. Deze houdt water tegen dat achter de dorpel naar binnen zou willen vloeien. De meeste dorpels zijn op zichzelf waterdicht .
Net als bij de andere aansluitingen, is tussengevoegde isolatie vereist voor thermische continuïteit tussen het raamkader en de spouwisolatie, met een minimale dikte van 3 cm .
#### 2.5.1 Waterkering onder dorpel
Een dorpel met een opstand en een soepele voeg vormt een barrière tegen water. Er kan bescherming nodig zijn voor de bevestiging van het raamkader. Het is echter belangrijk om aandacht te besteden aan de plaatsing van de waterkering onder de dorpel en of deze waterkerende functie de stabiliteit van de dorpel (bij brede ramen) niet in gevaar brengt, aangezien een losliggende dorpel als een glijlaag kan fungeren .
Het doortrekken van de waterkering onder de dorpel is noodzakelijk in specifieke situaties :
1. Onder de voeg tussen twee aansluitende dorpels .
2. Wanneer de dorpel aan de zijkanten niet is ingewerkt in het gevelmetselwerk .
3. Wanneer het gevelmetselwerk een retour (terugkeer) maakt aan de gevelopening, vangt de waterkering hier het water op dat via deze retour afstroomt (#page=146, 147) .
4. Bij buitenschrijnwerk dat tot op het vloerniveau reikt, zoals schuiframen .
Bij een retour in het gevelmetselwerk wordt de waterkering achter de dorpel omhoog geplooid en voorbij de retour omhoog geplooid in de stootvoeg .
> **Voorbeeld:** Voor verdiepingshoge ramen wordt de achterzijde van de dorpel volledig waterdicht gemaakt, en bij plaatsing van een schuifraam is dit van groot belang .
#### 2.5.2 Luchtdichte aansluiting onderaan
De luchtdichtheid aan de onderzijde wordt eveneens gewaarborgd door goed uitgevoerd pleisterwerk. Dit omvat uitvulling met pleisterbaar materiaal, het voorzien van hoek- en stopprofielen, en het aanbrengen van een soepele voeg tegen het vaste raamkader. De tablet wordt pas na de uitvoering van het pleisterwerk geplaatst .
> **Belangrijk:** Overtollige isolatie moet worden weggesneden voordat het binnenpleisterwerk wordt aangebracht. De bovenzijde van snelbouwstenen moet eveneens gepleisterd worden voor een luchtdichte aansluiting .
Bij een raam op multiplexkader is bescherming van dit kader noodzakelijk. Een waterkering wordt bevestigd tussen het raamkader en het multiplexkader, en er wordt een luchtdichte aansluiting gerealiseerd tussen het multiplexkader en het binnenpleisterwerk .
### 2.6 Samenvatting kijkstagetips
De kijkstagetips bieden een gestructureerde checklist om de correcte uitvoering van buitenschrijnwerk op een spouwmuur te beoordelen (#page=156, 157) :
* Identificatie van ontlastingsconstructies in het dragend metselwerk .
* Bepaling van de breedte van de 'slag' .
* Manier waarop gevelmetselwerk boven wandopeningen gedragen wordt .
* Methoden voor waterdichting rond wandopeningen .
* Controle op de uitstekende buitendorpel en de aanwezigheid van een druipneus .
* Bevestigingswijze van het buitenschrijnwerk .
* Realisatie van luchtdichtheid rondom het buitenschrijnwerk .
* Voorziene isolatie voor thermische continuïteit tussen raamkader en spouwisolatie .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ui-model | Een model dat de verschillende scheidingsconstructies van een gebouw beschrijft, waarbij continue elementen diverse functies vervullen zoals stabiliteit, water- en winddichtheid, isolatie en luchtdichtheid. |
| Bouwknoop | De plaats waar verschillende scheidingsconstructies van een gebouw samenkomen, of waar een scheidingsconstructie van richting verandert. Deze knopen vereisen specifieke detaillering en aandacht. |
| Spouwmuur | Een constructie bestaande uit twee muren (binnen- en buitenspouwblad) met een luchtspouw ertussen, vaak gevuld met isolatie, om warmteverlies te beperken en vocht te weren. |
| Kimlaag | Een tussengevoegd isolerend deel, meestal een blok of steen, dat dient om de continuïteit van de isolatieschil (spouwisolatie en vloerisolatie) te waarborgen aan de aanzet van de spouwmuur. |
| Anticapillaire barrière | Een waterkerend membraan, vaak een DPC-folie, dat wordt aangebracht om opstijgend capillair vocht te voorkomen, meestal hoger dan het niveau van de afgewerkte vloer. |
| DPC-folie | Damp Proof Course folie, een waterkerend membraan, doorgaans gemaakt van gewapend polyethyleen, ontworpen om opstijgend vocht tegen te gaan en kan ingemetseld worden. |
| Binnenspouwblad | Het binnenste deel van een spouwmuur dat de dragende functie kan vervullen en wordt traditioneel met mortelvoegen of met lijm/PU-schuim uitgevoerd. |
| Spouwisolatie | Isolatiemateriaal dat wordt aangebracht in de luchtspouw van een spouwmuur om de thermische prestaties van het gebouw te verbeteren. |
| Waterkering | Een constructie of materiaal dat is ontworpen om de doorgang van water te verhinderen, cruciaal bij aansluitingen en rond openingen in de gebouwschil. |
| Luchtdichting | Maatregelen om de ongewenste doorgang van lucht door de gebouwschil te voorkomen, essentieel voor energie-efficiëntie en het vermijden van condensatieproblemen. |
| Ontlastingsconstructie | Een constructie, zoals een latei, die is ontworpen om belastingen en spanningen, met name trekspanningen boven openingen, op te vangen en af te leiden. |
| Latei | Een steunbalk, vaak van beton, staal of een combinatie, die wordt geplaatst boven openingen in muren (zoals deuren en ramen) om de belasting van het bovenliggende metselwerk op te vangen. |
| Slag / Neg | De extra ruimte die wordt vrijgelaten aan de bovenzijde en zijkanten van een muuropening ten behoeve van de correcte plaatsing van buitenschrijnwerk. |
| Dorpel | Een horizontale steen of profiel dat wordt geplaatst aan de onderzijde van een raam- of deuropening, vaak met een opstand om waterkerende functies te ondersteunen. |
| Thermische onderbreking | Een element dat wordt geplaatst om de overdracht van warmte te verminderen, met name belangrijk bij de aansluiting van buitenschrijnwerk op de gebouwschil om koudebruggen te voorkomen. |
Cover
GBWN1 - 9. Kelders - cursus 1.pdf
Summary
# Algemene principes en eisen voor kelders
Dit gedeelte introduceert kelders, hun verschillende types zoals souterrains en kruipkelders, en de algemene bouwwijzen, met een focus op de toenemende prestatie-eisen, met name sterkte-, stijfheids- en waterdichtheidseisen [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.1 Definitie en typen kelders
Een kelder is een ruimte in een gebouw die geheel of gedeeltelijk ondergronds is gelegen en meerdere niveaus kan omvatten. De realisatie van een kelder kan een bewuste keuze zijn voor opslag, parkeergelegenheid, archief of hobbyruimte, maar kan ook gedwongen zijn door de diepte van de draagkrachtige grondlaag [3](#page=3).
* **Gewone kelder:** Volledig onder het maaiveld gelegen [3](#page=3).
* **Souterrain:** Gedeeltelijk onder het maaiveld gelegen, wat kan komen door architectonische redenen, minder graafwerk, of betere lucht- en lichttoetreding [3](#page=3).
* **Kruipkelder:** Heeft een minimale hoogte (minimaal 60 cm, maximaal 150 cm) en is niet bedoeld voor gewoon gebruik. Kruipkelders worden geconstrueerd om te grote aanvullingen bij dieper gelegen draagkrachtige grondlagen te vermijden en om leidingen makkelijk bereikbaar te houden [3](#page=3).
### 1.2 Bouwwijzen van kelders
Kelders kunnen op verschillende manieren worden geconstrueerd en uit verschillende materialen worden opgetrokken. De bouwwijzen omvatten [4](#page=4):
* **In situ:** Gemetst in betonblokken of gegoten in beton [4](#page=4).
* **Prefab:** Gevormd uit geprefabriceerde elementen, die "geleverd en geplaatst" worden [4](#page=4).
* **Combinatie van prefab en in situ:** Een hybride constructie waarbij prefab elementen en in situ beton worden gecombineerd [4](#page=4).
### 1.3 Algemene eisen voor kelders
Moderne gebouwen, inclusief kelders, moeten voldoen aan steeds hogere prestatie-eisen. Ruimten zoals kelders, die vroeger eerder als 'bufferruimte' fungeerden, worden nu vaker in gebruik genomen en zijn daardoor onderworpen aan strengere eisen. De bijzonderste eisen die aan kelders worden gesteld, zijn [4](#page=4):
* Sterkte- en stijfheidseisen (stabiliteit) [4](#page=4).
* Waterdichtheidseisen [4](#page=4).
De aansluiting van de kelderwanden op de keldervloerplaat wordt beschouwd als een "zwakke schakel" in de constructie waar aan beide eisen voldaan moet worden [4](#page=4).
#### 1.3.1 Sterkte- en stijfheidseisen
Keldermuren en keldervloeren moeten bestand zijn tegen diverse belastingen, waaronder gronddruk, waterdruk, het gewicht van de bovenbouw, en de nuttige belastingen binnen de kelder [5](#page=5).
* **Gronddruk:** De gronddruk op een kelderwand op een bepaalde diepte is afhankelijk van de diepte ten opzichte van het maaiveld, het gewicht van bovenliggende grondlagen, de druk van eventueel aanwezige gas in de grond, en de druk van het aanwezige grondwater [5](#page=5).
* **Materiaal en ontwerp:** De materialen voor keldermuren en vloeren moeten zodanig worden gekozen dat de optredende spanningen (trek-, druk-, buig-, knik- en schuifspanningen) met voldoende reserve kunnen worden opgenomen [5](#page=5).
* Mogelijkheden om sterkte en stijfheid te verhogen omvatten het verzwaren van wanden en vloeren (met nadelen zoals kosten en plaatsvermindering) of het wapenen of uitvoeren in een sterker materiaal [5](#page=5).
* **Stabiliteit tegen uitknikken:** Lange keldermuren lopen het gevaar om door hun lengte en de achterliggende gronddruk naar binnen uit te knikken. Dit kan worden vermeden door dwarsmuren te plaatsen of kolom-penanten tegen de muren aan te brengen, hoewel dit een gedwongen opdeling van de kelderruimte tot gevolg heeft [5](#page=5).
* **Versteviging van vloeren:** Grote vloervelden moeten voldoende dik worden uitgevoerd of worden verstevigd met verstijvingsribben [5](#page=5).
* **Overgangen en openingen:** De overgang van het ene constructiedeel naar het andere (wand naar wand, wand naar vloer, wand naar dwarsmuren) moet voldoende stijfheid bezitten. Ook de stijfheid van constructiedelen die verzwakt zijn door openingen (toegang, koekoek) moet in het oog worden gehouden [5](#page=5).
#### 1.3.2 Waterdichtheidseisen
Voor kruipkelders wordt doorgaans geen speciale bescherming tegen vochtinfiltraties voorzien, aangezien dit meestal geen nadelige gevolgen heeft. Indien een kruipkelder toch enigszins waterdicht moet zijn, moet hij expliciet als 'kelder' worden ontworpen, inclusief een vloerplaat, wat de kostprijs aanzienlijk verhoogt [6](#page=6).
Alle andere kelders moeten beschermd worden tegen grondwater (onder het freatisch oppervlaktewater - FO) en ingedrongen regenwater (boven het FO). De keuze van het beschermingssysteem kan worden bepaald aan de hand van een tabel uit de Technische voorlichting 250 van Buildwise. Keldervloer, kelderwanden en de aansluitingen daartussen moeten waterdicht worden uitgevoerd, gezien de aansluiting van de kelderwanden op de keldervloerplaat een "zwakke schakel" blijft [6](#page=6).
##### 1.3.2.1 Invloed van water op een kelderconstructie
* **A. Grondwater:** De druk van grondwater onder het FO neemt evenredig toe met de diepte, met 10 kN/m² per meter diepte. De waterdruk staat loodrecht op elk vlak; op wanden in horizontale zin en op vloeren in verticale zin. De druk op de onderkant van de kelderwand is gelijk aan de waterdruk op de onderkant van de vloerplaat op dezelfde diepte [6](#page=6).
* **B. Doorgesijpeld oppervlaktewater:** Regenwater of sneeuwwater kan, omwille van de zwaartekracht, doorsijpelen in de grond. In combinatie met slechte doorlaatbaarheid van de grond kan dit, boven het FO waar normaal geen waterdruk heerst, tijdelijk water doen "opstapelen" en een zekere waterdruk op keldervloeren en -wanden uitoefenen [7](#page=7).
De keuze van het beschermingssysteem wordt mede bepaald door de stand (hoogte) van het freatisch oppervlaktewater (FO), dat schommelt met drogere of regenperiodes (doorgaans tot 30 cm). Kelders worden ingedeeld in drie hoofdcategorieën op basis van hun positie ten opzichte van het FO [7](#page=7):
1. **Kelders geheel boven het FO:** Deze bevinden zich het hele jaar door ruim boven het schommelende FO en ondervinden geen waterdruk, omdat regenwater makkelijk kan doorsijpelen [8](#page=8).
* In goed waterdoorlatende grond vragen deze kelders de minste zorg en kunnen meestal met betonblokken en minimale bescherming functioneren [8](#page=8).
* In slecht waterdoorlatende grond (bv. zware kleigrond) kan regenwater zich tijdelijk ophopen en druk uitoefenen, wat een "bekuiping" vereist (uitvoering als waterdichte kuip) [8](#page=8).
* In goed waterdoorlatende grond onderaan een hellend terrein kan regenwater ondergronds richting de kelder verplaatst worden, wat kan worden opgevangen door een "drainagesysteem" [8](#page=8).
2. **Kelders met een gedeelte (voet van de kelder) tijdelijk (af en toe) onder het FO:** Deze kelders kunnen sporadisch te kampen hebben met tijdelijke waterdrukken, waarvoor een waterdichte "bekuiping" aan te raden is [9](#page=9).
3. **Kelders (geheel of gedeeltelijk) permanent (of continu) onder het FO:** Deze kelders vragen de meeste zorg voor waterdichtheid, ongeacht de grondsoort, omdat ze het hele jaar door een continue waterdruk ondervinden. Ze vereisen een waterdichte "bekuiping" [9](#page=9).
Naast de positie ten opzichte van het FO, zijn ook de eigenschappen van de grond, de vorm van het terrein, de grondwaterspiegel en het voorziene gebruik van de ruimtes (vochtgevoeligheid van de afwerking en opgeslagen materialen) bepalend voor de keuze van het beschermingssysteem [9](#page=9).
> **Tip:** Schadegevallen aan kelders komen vaak voort uit het ontbreken van een beschermingssysteem, een slechte keuze van het systeem (vooral bij kelders boven het FO maar onderhevig aan tijdelijke stagnatie), of een slechte uitvoering, zelfs bij een correct gekozen systeem [9](#page=9).
---
# Beschermingssystemen voor kelders
Dit deel behandelt de verschillende methoden om kelders te beschermen tegen waterinfiltratie, variërend van minimale bescherming tot uitgebreide waterdichte bekuipingen [8](#page=8).
### 2.1 Keuze van het beschermingssysteem
De keuze van een geschikt beschermingssysteem voor kelders is cruciaal en dient reeds bij het ontwerp te gebeuren, rekening houdend met:
* De eigenschappen van de grond [9](#page=9).
* De vorm van het terrein (helling weg van of naar het gebouw) [9](#page=9).
* De grondwaterspiegel (FO - Freatisch Oppervlak) [9](#page=9).
* Het voorziene gebruik van de kelderruimtes en de vochtgevoeligheid van de afwerking en opgeslagen materialen [9](#page=9).
Onderzoek van schadegevallen toont aan dat veel problemen voortkomen uit:
* Het ontbreken van een beschermingssysteem of een slechte keuze daarvan, met name bij kelders boven het freatisch oppervlak maar onderhevig aan tijdelijke waterstagnatie [9](#page=9).
* Slechte uitvoering, zelfs bij een correcte systeemkeuze [9](#page=9).
De benodigde zorg voor waterdichtheid neemt toe met de diepte van de kelder ten opzichte van de grondwaterspiegel:
* **Kelders geheel boven de grondwaterspiegel:** Vereisen de minste zorg. In goed waterdoorlatende grond volstaat vaak een minimale bescherming. In slecht doorlatende grond (bv. zware klei) is een bekuiping nodig [8](#page=8).
* **Kelders met een gedeelte (voet) tijdelijk onder het FO:** Kunnen sporadisch tijdelijke waterdrukken ervaren, waarvoor een waterdichte "bekuiping" wordt aangeraden [9](#page=9).
* **Kelders geheel of gedeeltelijk permanent onder het FO:** Vereisen de meeste zorg en een waterdichte "bekuiping" vanwege continue waterdruk [9](#page=9).
### 2.2 Soorten beschermingssystemen
Er worden drie hoofdtypen beschermingssystemen onderscheiden [10](#page=10):
1. Minimale bescherming [10](#page=10).
2. Drainagesysteem (water wegleiden van de kelder) [10](#page=10).
3. Waterdichte "bekuipingen" (volledig waterdichte uitvoering) [10](#page=10).
#### 2.2.1 Minimale bescherming
Dit systeem is enkel toepasbaar wanneer het FO lager ligt dan de funderingsaanzet en de grond goed waterdoorlatend is. Het omvat een tweeledige bescherming aan de buitenzijde van kelderwanden, na het metselen of lijmen van volle betonblokken [10](#page=10):
* **Cementering:** Een mengsel van cement, water en zand, aangebracht in twee lagen tot een dikte van 2 cm om een egaal oppervlak te creëren voor de bitumenemulsie. Kan toeslagstoffen bevatten voor verbeterde waterdichtheid, elasticiteit of versnelde/vertraagde uitharding [11](#page=11).
* **Voorzorgsmaatregelen:** Niet uitvoeren bij te lage temperaturen, beschermen tegen zon en wind om snelle uitdroging en barsten te voorkomen, en beschermen tegen mechanische invloeden [11](#page=11).
* **Belangrijk:** Cementering is stijf en heeft geen elasticiteit; ze mag niet als afdoend dichtingsmateriaal worden beschouwd vanwege scheurvorming bij zettingen [11](#page=11).
* **Bitumenemulsie:** Dient primair ter bescherming tegen agressieve stoffen in de grond en biedt een beperkte waterdichting door poriën te dichten, maar vormt geen waterdichte huid. Water onder druk kan nog steeds doordringen [12](#page=12).
#### 2.2.2 Drainagesysteem
Dit systeem is enkel toepasbaar bij goed waterdoorlatende grondsoorten met tijdelijke waterophoping (waterstagnatie) en wanneer het FO lager ligt dan de funderingsaanzet. Het is niet geschikt voor kelders met constante waterdruk en dient niet om het grondwaterpeil continu te verlagen, maar om sijpelend water zo snel mogelijk te verwijderen [13](#page=13).
Het principe van een doeltreffend draineersysteem vereist vijf elementen [13](#page=13):
1. **Minimale waterdichting van de kelderwand:** Kan bestaan uit een vochtwerende cementering met bitumenbestrijking of kunststoffolie. Een aanvullende soepele afdichting aan de muurvoet kan infiltratierisico's beperken [14](#page=14).
2. **Drainerend materiaal langs de kelderwand:** Materiaal dat veel waterdoorlatender is dan de omgevende grond, om water snel naar de collectorbuis te leiden. Voorbeelden zijn drainagematten (kunststof draden) of noppenfolie [14](#page=14).
* **Noppenfolie:**
* Niet-geperforeerd, noppen naar de kelder: Creëert luchtkanalen ter verdeling van gronddruk; water sijpelt zonder druk naar beneden [15](#page=15).
* Geperforeerd, met filterdoek langs de vlakke kant, noppen naar de kelder: Laat water door, filterdoek houdt gronddeeltjes tegen; water sijpelt langs de noppen naar beneden [15](#page=15).
* Niet-geperforeerd, met filterdoek langs de noppen-kant, noppen weg van de kelder: Filterdoek (geotextiel) voorkomt dichtslibben; water sijpelt door filterdoek en tussen de noppen naar beneden [15](#page=15).
* Bovenaan dient de aansluiting van de draineerlaag goed verzorgd te worden met speciale afsluitprofielen [15](#page=15).
3. **Collectorbuis:** Een geribde buis met een waterdoorlatende mantel die het verzamelde water snel afvoert. De buis is aan de bovenste helft geperforeerd [16](#page=16).
* **Plaatsing:** Rondom de kelder, licht hellend naar het afvoerpunt. De buis mag niet onder de funderingsaanzet (risico op grondverzakking) en niet boven de bovenzijde van de funderingsplaat (risico op waterinsijpeling bij de overgang vloerplaat-kelderwand) geplaatst worden [16](#page=16).
4. **Drainerend materiaal rondom de collectorbuis:** Meestal grind, dat de collectorbuis volledig omhult om waterdoorstroming te garanderen. Inspectieputten zijn aan te raden [17](#page=17).
5. **Filter langsheen en rond het drainerend materiaal:** Beschermt tegen dichtslibben door gronddeeltjes. Dit kan een filterdoek zijn dat geïntegreerd is in de drainagemat/noppenfolie of dat rondom het drainerend materiaal (bv. grind) wordt aangebracht. De keuze van het filterdoek moet aangepast zijn aan de grondsoort [17](#page=17).
#### 2.2.3 Waterdichte "bekuipingen"
Kelders die geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of permanent onder het FO liggen, vereisen een waterdichte "bekuiping". De uitvoering moet "in den droge" gebeuren, vaak met tijdelijke bemaling. Elk bekuipingssysteem moet minimaal 50 cm boven het maximum FO reiken [18](#page=18).
Er zijn drie types bekuipingen te onderscheiden [18](#page=18):
1. Waterdichte constructie in gewapend beton [18](#page=18).
2. Soepele buitenbekuiping [18](#page=18).
3. Soepele binnenbekuiping (vaak gecombineerd met stijve binnenbekleding) [18](#page=18).
##### 2.2.3.1 Type 1: Waterdichte constructie in beton
Keldervloeren en -wanden worden bij voorkeur in gewapend beton uitgevoerd [19](#page=19).
* **Keldervloeren:** Dubbel gewapend, met onderwapening voor belasting op de vloer en bovenwapening voor waterdruk tegen de onderkant [19](#page=19).
* **Betonkwaliteit:** Beton is relatief waterdicht; vanaf 25 cm dikte kan het waterdicht zijn bij correcte uitvoering. Waterdoorlaatbaarheid kan gemanipuleerd worden door de betonkwaliteit te verbeteren (keuze cement, w/c-factor, toeslagstoffen, verdichting door trillen) [19](#page=19).
* **Scheurvorming:** Kan optreden door mechanische belastingen, temperatuurschommelingen, hydraulische krimp, etc.. Maatregelen om scheurvorming te beperken omvatten: sneller storten van wanden na de vloer, voldoende droogtijd, goede bekisting en verdichting [20](#page=20).
* **Constructieve maatregelen:** Om de aansluiting van muren en vloerplaat te verbeteren en waterwegen te verlengen:
1. **Verhoogde stortnaad:** Een kleine opwaartse betonbalk meegestort met de vloerplaat op de plaats waar de wand wordt aangestort. Kan ook uitgevoerd worden met prefab-elementen [21](#page=21) [22](#page=22).
2. **Instorten kimplaat:** Een meegestort element op de stortnaad tussen vloer en wand. Bestaat vaak uit stalen of kunststof profielen. Kan een speciale L-vorm hebben of gecombineerd worden met een bentonietstrip [23](#page=23) [24](#page=24) [27](#page=27).
3. **Instorten zwelband/zwelstrip (bentonietstrip):** Een worstvormig element dat in contact met water zwelt en holtes en haarscheurtjes afdicht. Vaak gecombineerd met een kimplaat [28](#page=28).
4. **Preventief instorten injectiekanalen:** Buizen die ingespoten kunnen worden met een vloeistof om lekken te dichten in geval van waterinsijpeling [29](#page=29).
##### 2.2.3.2 Type 2: Soepele buitenbekuiping
De kelder wordt aan de buitenzijde ingepakt in een soepel waterdicht membraan (bitumineus of rubber). Deze techniek is enkel toepasbaar bij nieuwbouw. Er dient een degelijke ondervloer voorzien te worden, waarop het membraan wordt aangebracht en dat langs de bekisting omhoog getrokken kan worden. De overgang tussen vloer en wand dient vakkundig gedicht te worden [31](#page=31).
##### 2.2.3.3 Type 3: Stijve bekuiping (binnenbekuiping)
Dit is een methode met een meerlaagse cementering aan de binnenzijde van kelderwanden en -vloer. Vooral toegepast bij bestaande kelders (renovatie) waar andere methoden moeilijk uitvoerbaar zijn. Nadelen zijn plaatsverlies en vaak gecombineerd met injecties om scheuren te dichten [32](#page=32).
---
# Waterdichte bekuipingstypes
Dit onderdeel beschrijft de drie hoofdtypen bekuipingen die gebruikt worden om kelders waterdicht te maken: waterdichte constructie in gewapend beton, soepele buitenbekuiping, en soepele binnenbekuiping [18](#page=18).
### 3.1 Algemene principes voor bekuipingen
Kelders die zich geheel of gedeeltelijk onder het maaiveld bevinden, zowel tijdelijk als permanent, moeten worden uitgevoerd als perfect waterdichte kuipen. De uitvoering van deze bekuiping dient steeds "in den droge" te gebeuren, wat meestal een tijdelijke bemaling vereist om het grondwaterpeil tot minstens 40 cm onder de funderingsaanzet te brengen. De complexiteit van waterdichtingssystemen en de vereiste zorgvuldigheid laten geen "in den natte" uitvoering toe. Een algemene regel is dat elke bekuiping tot minstens 50 cm boven het maximum grondwaterpeil moet worden uitgevoerd [18](#page=18).
### 3.2 Type 1: Waterdichte constructie in gewapend beton
#### 3.2.1 Algemeen
Keldervloerplaten worden standaard in gewapend beton uitgevoerd, en steeds vaker worden ook de kelderwanden die in contact staan met de grond in gewapend beton gemaakt. Kelders onder het grondwaterpeil ondervinden grondwaterdruk, waardoor keldervloeren dubbel gewapend moeten worden. De onderste wapening vangt de trek op door belastingen op de vloerplaat (meubilair, wanden, etc.), terwijl de bovenste wapening de trek door opwaartse waterdruk tegen de onderkant van de vloerplaat opvangt [19](#page=19).
De belangrijkste oorzaken van vochttransport door gewapend beton zijn de permeabiliteit van het beton zelf, eventuele scheuren, en voegen bij aansluitingen en doorvoeren. Beton is relatief waterondoorlatend en kan bij goede uitvoering en voldoende dikte (vanaf 25 cm) waterdicht zijn. Bij grotere keldervloeren kunnen versterkingsribben de vloer in kleinere vakken verdelen, waardoor de vloerplaatdikte kan verminderen en de stijfheid toeneemt. Ook in wanden is wapening nodig, en bij grote afstanden tussen binnenmuren kunnen versterkingsribben worden toegepast. De waterdoorlaatbaarheid kan beïnvloed worden door de betonkwaliteit (keuze cement, w/c-factor, toeslagproducten, trillen). Alle wapeningen moeten een voldoende dekking hebben (minimaal 2,5 cm) om roestvorming en betonrot te voorkomen [19](#page=19).
Scheurvorming in gewapend beton is onvermijdelijk door mechanische belastingen, temperatuurveranderingen, hydraulische krimp, enz.. Als vervormingen door temperatuur en krimp vrij kunnen optreden, zijn er geen problemen. Zodra vervormingen worden beïnvloed, ontstaan er spanningen en kunnen scheuren ontstaan. Om de kans op scheurvorming, de scheurbreedte en de verdeling te beperken, zijn gepaste maatregelen nodig. Correcte uitvoering kan scheurvorming beperken door [20](#page=20):
* Wanden zo snel mogelijk na de vloer te storten om het verschil in krimp te minimaliseren [20](#page=20).
* Voldoende droogtijd te respecteren om haarscheurtjes en windbarsten te voorkomen [20](#page=20).
* Goede bekisting te gebruiken en goede verdichting door trilling te verzekeren [20](#page=20).
#### 3.2.2 Constructieve maatregelen
De aansluiting van keldermuren met de vloerplaat is een zwakke plek waar grondwater kan binnendringen. Onzuiverheden op de funderingsplaat bij het aanstorten kunnen problemen veroorzaken. Naast het bewaken van de betonkwaliteit en zorgvuldige uitvoering, kunnen ontwerp- en constructieve maatregelen de waterdichtheid verbeteren. Deze omvatten [21](#page=21):
1. **Verhoogde stortnaad (over de gehele kelderomtrek)**: Dit principe omvat het lokaal meestorten van een kleine opwaartse betonbalk samen met de vloerplaat, aan de binnenzijde van de kelder, op de plaats waar later de betonnen wand wordt aangestort. Het verlengt de waterweg. Het kan toegepast worden bij gemetselde en betonnen kelderwanden. Prefab-elementen die op de wapeningsnetten geplaatst/gelast worden, bestaan ook en integreren een staalplaat [21](#page=21) [22](#page=22).
2. **Instorten kimplaat (over de gehele kelderomtrek)**: Een kimplaat wordt mee ingestort ter hoogte van de stortnaad tussen vloer en betonnen kelderwand, centraal op de plaats waar de wand komt. Dit is enkel mogelijk bij betonnen kelderwanden. Het verlengt de waterweg. Kimplaten bestaan uit verzinkt of gegalvaniseerd staal, staal met speciale coating, of kunststof profielen. Een stalen kimplaat (kimblik) is een strook staal verkrijgbaar op rol, ideaal met 10 cm in de vloerplaat en 10 cm in de wand. De bovenwapening van dubbel gewapende vloeren kan de correcte plaatsing bemoeilijken. Alternatieven zijn een L-vormige kimplaat of het voorzien van voldoende ruimte door het verlagen van de bovenwapening door het studiebureau. Kimplaten worden aan elkaar gezet door dichtlassen, dichtlijmen met PU-lijmen of speciale zwelstrips, dichtklemmen, of met een vrije tussenruimte (minimaal 20 cm overlapping en de vrije ruimte is de grootste korrelmaat van het grind). Kimplaten kunnen actief (met coating die reageert met cementwater) of passief zijn. Rubberen kimplaten met een ingewerkt bentoniet-strookje vereisen slechts een instortdiepte van ongeveer 3 cm in de vloerplaat [23](#page=23) [24](#page=24) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27).
3. **Instorten zwelstrip (= bentonietstrip) (over de gehele kelderomtrek)**: Een zwelband is een worstvormig element op basis van bentoniet dat op de betonplaat wordt bevestigd ter hoogte van de as van de kelderwand. In contact met water zwelt de bentonietstrip tot 400% van zijn oorspronkelijk volume, waardoor holten en haarscheurtjes worden afgedicht. Er moet een minimale betondekking van circa 7 cm gerespecteerd worden. De strip wordt op de vloerplaat gelijmd of mechanisch bevestigd. Vaak wordt een kimplaat gecombineerd met een bentonietstrip, waarbij de strip aan de buitenkant van de kimplaat wordt geplaatst [28](#page=28).
4. **Preventief instorten van injectiekanalen**: Dit is een methode die preventief voorziet in kanalen voor latere injectie om eventuele waterinsijpeling te dichten [30](#page=30).
Een samenvatting van de principes voor waterdichte constructie in gewapend beton is te vinden op pagina 30 [30](#page=30).
### 3.3 Type 2: Soepele buitenbekuiping
Bij een soepele buitenbekuiping wordt de kelder aan de buitenzijde ingepakt met een soepel, waterdicht membraan. Deze techniek is enkel toepasbaar bij nieuwbouw omdat ook de onderzijde van de keldervloer bedekt moet worden. Het aanbrengen lijkt op soepele dakbedekkingen en wordt vaak door dakdichtingsfirma's uitgevoerd. De membranen zijn meestal van bitumineuze aard of rubber. Een degelijke ondervloer (aangedamd zand, gestabiliseerd zand, of mager beton) is noodzakelijk. Na het plaatsen van de randbekisting wordt het grondoppervlak bedekt met het membraan, dat omhoog kan worden getrokken langs de bekisting. Na het storten van de betonplaat en het uitharden van de kelderwand, wordt het membraan op de wand aangebracht in overlap met het deel op de vloer. De hoek tussen vloer en wand moet afgeschuind worden, en deze overgang moet vakkundig gedicht worden [31](#page=31).
### 3.4 Type 3: Soepele binnenbekuiping (stijve bekuiping)
Een "stijve bekuiping" is een methode om een kelder waterdicht te maken door middel van een meerlaagse cementering aan de binnenzijde van de kelderwanden en -vloer. Deze techniek wordt vooral toegepast bij bestaande kelders (renovatie) waar andere methoden moeilijk uitvoerbaar zijn. Een nadeel is het plaatsverlies door de verschillende cementeringslagen. De cementering wordt vaak gecombineerd met injecties om scheuren in wanden en vloer te dichten [32](#page=32).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kelder | Een ruimte in een gebouw die geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen is en kan meerdere niveaus omvatten, vaak gebruikt voor opslag, parkeergelegenheid of als hobbyruimte. |
| Souterrain | Een type kelder dat zich slechts gedeeltelijk onder het maaiveld bevindt, wat architectonische of technische voordelen kan bieden zoals minder graafwerk en betere lucht- en lichttoetreding. |
| Kruipkelder | Een kelder met een minimale hoogte, niet bedoeld voor gewoon gebruik, vaak geconstrueerd om te grote aanvullingen te vermijden of leidingen bereikbaar te houden. |
| Sterkte- en stijfheidseisen | De eisen die stellen dat keldermuren en -vloeren bestand moeten zijn tegen belastingen zoals gronddruk, waterdruk, het gewicht van de bovenbouw en nuttige belastingen, en dat de optredende spanningen met voldoende reserve kunnen worden opgenomen. |
| Waterdichtheidseisen | De eisen die stellen dat kelders beschermd moeten worden tegen grondwater en regenwater, waarbij keldervloeren, -wanden en hun aansluitingen waterdicht moeten worden uitgevoerd om infiltratie te voorkomen. |
| Gronddruk | De druk die de omringende grond uitoefent op de kelderwand, afhankelijk van de diepte, het gewicht van de bovenliggende grondlagen, eventueel aanwezig gas en grondwater. |
| Waterdruk | De druk die water uitoefent op de kelderconstructie, welke evenredig toeneemt met de diepte onder het grondwaterniveau (FO). |
| Minimale bescherming | Een basisbeschermingssysteem voor kelders, bestaande uit cementering en bitumenemulsie, toepasbaar bij specifieke omstandigheden zoals een FO lager dan de funderingsaanzet en goed waterdoorlatende grond. |
| Cementering | Een mengsel van cement, water en zand, aangebracht op de muur om een egaler oppervlak te creëren, maar met beperkte elasticiteit en geen afdoend dichtingsmateriaal op zichzelf. |
| Bitumenemulsie | Een product bedoeld ter bescherming tegen agressieve stoffen in de grond, dat een zeer beperkte waterdichting biedt door het dichten van poriën, maar geen waterdichte huid vormt onder druk. |
| Draineersysteem of drainagesysteem | Een systeem dat bedoeld is om insijpelend water langs de constructie zo vlug mogelijk te verwijderen, waardoor geen waterdruk op de constructie kan ontstaan; enkel toepasbaar bij tijdelijke waterophoping in goed waterdoorlatende grond. |
| Collectorbuis | Een geribde buis met een waterdoorlatende mantel die dient om verzameld water uit het draineersysteem af te voeren, meestal geplaatst in een lichte helling naar het afvoerpunt. |
| Filter | Een materiaal, zoals een filterdoek, dat wordt gebruikt om te verhinderen dat gronddeeltjes mee afvloeien bij het draineren, om dichtslibben van het systeem te voorkomen. |
| Bekuiping | De uitvoering van een kelder als een perfect waterdichte kuip, noodzakelijk voor kelders die geheel of gedeeltelijk onder het grondwaterniveau (FO) gelegen zijn, zowel tijdelijk als permanent. |
| Waterdichte constructie in gewapend beton | Een type bekuiping waarbij keldervloerplaten en kelderwanden worden uitgevoerd in gewapend beton, met aandacht voor betonkwaliteit, wapening, en maatregelen om scheurvorming en vochttransport te beperken. |
| Verhoogde stortnaad | Een constructieve maatregel waarbij een kleine opwaartse betonbalk mee wordt gestort met de vloerplaat, om de waterweg te verlengen en insijpeling door stortnaden te bemoeilijken. |
| Kimplaat | Een ingestort element ter hoogte van de stortnaad tussen vloer en betonnen kelderwand, ontworpen om de waterweg te verlengen en zo insijpeling te verminderen. |
| Zwelband of zwelstrip (bentonietstrip) | Een worstvormig element op basis van bentoniet dat op de betonplaat wordt bevestigd en in contact met water uitzet om holten en haarscheurtjes af te dichten. |
| Soepele buitenbekuiping | Een techniek waarbij de kelder aan de buitenzijde wordt ingepakt in een soepel waterdicht membraan, enkel toepasbaar bij nieuwbouw. |
| Soepele binnenbekuiping | Een methode om een kelder waterdicht te maken door middel van een meerlaagse cementering aan de binnenzijde, vaak toegepast bij renovaties en gecombineerd met injecties. |
| Injectiekanalen | Preventief ingestorte buisjes in delicate constructies, die in geval van waterinsijpeling geïnjecteerd kunnen worden met een vloeistof om lekken te dichten. |
Cover
GBWN1 - 9. Kelders - Deel 2.pdf
Summary
# Beschermingssystemen tegen waterinfiltraties
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding over beschermingssystemen tegen waterinfiltraties, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 1. Beschermingssystemen tegen waterinfiltraties
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de diverse methoden en systemen ter bescherming van gebouwen, met name kelders, tegen waterinfiltraties, waarbij de keuze van het juiste systeem afhangt van specifieke parameters en gedetailleerde beschrijvingen van hun opbouw en uitvoering worden gegeven [4](#page=4).
### 1.1 Keuze van beschermingssysteem
De keuze van het juiste beschermingssysteem is cruciaal en wordt mede bepaald door diverse parameters. Een hulpmiddel hiervoor is de technische voorlichting 250 van Buildwise. Dit geeft het minimale vereiste beschermingssysteem weer, afhankelijk van de situatie [5](#page=5).
#### 1.1.1 Te controleren parameters
Om tot de juiste keuze te komen, dienen de volgende parameters gecontroleerd te worden [6](#page=6):
* **Bodemonderzoek:**
* Ligging (helling van het terrein rondom het gebouw) [6](#page=6).
* Permeabiliteit van de bodem (goed/zanderig, gering/kleiachtig) [6](#page=6).
* **Niveau van het grondwater (F.O.):**
* Permanent lager dan de keldervloer [6](#page=6).
* (Tijdelijk) hoger dan de keldervloer [6](#page=6).
* **Vochtgevoelige binnenafwerking:** Ja of Neen [6](#page=6).
#### 1.1.2 Mogelijk beschermingssysteem
Afhankelijk van de gecontroleerde parameters, kunnen de volgende systemen worden toegepast, in oplopende volgorde van prestaties (van a naar e) [6](#page=6):
* **a) Cementering aan de buitenzijde + bitumenemulsie (voor metselwerk) of ter plaatse gestorte betonconstructie (klasse 0)** [6](#page=6).
* **b) Drainagesysteem + cementering aan de buitenzijde (voor metselwerk)** [6](#page=6).
* **c) Waterdichte bekuiping: stijve bekuiping aan binnenzijde of ter plaatse gestorte betonconstructie (klasse 1)** [6](#page=6).
* **d) Waterdichte bekuiping: ter plaatse gestorte betonconstructie (klasse 2), eventueel aangevuld met injecties** [6](#page=6).
* **e) Waterdichte bekuiping: soepele bekuiping of ter plaatse gestorte betonconstructie (klasse 3)** [6](#page=6).
**Opmerkingen bij de klassen:**
* De aangeduide minimale bescherming kan verbeterd worden door gunstigere beschermingsklassen te kiezen [6](#page=6).
* Een stijve bekuiping betreft een minimum tweelaagse bepleistering die zichtbaar blijft voor herstellingen, met een cement- of harsgebonden bindmiddel [2](#page=2) [6](#page=6).
* Betonnen structuren klasse 1 staan een beperkt aantal lekken toe; klasse 2 vereistAinsi minimale lekken zonder vlekken [6](#page=6).
* Soepele bekuiping maakt gebruik van water- en dampdichte membranen met gelaste naden [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 1.1.3 Overzicht keuze beschermingssysteem
Een samenvattend schema toont de keuzes op basis van de positie van de keldervloer ten opzichte van de hoogste stand grondwater (F.O.) [47](#page=47) [8](#page=8).
* **Indien kelder permanent of tijdelijk onder F.O.:** Er is een waterdichte bekuiping noodzakelijk [47](#page=47) [8](#page=8).
* **Indien kelder volledig boven F.O.:**
* Minimale bescherming is vereist [47](#page=47) [8](#page=8).
* Indien nodig, beschermen tegen tijdelijke waterophoping [47](#page=47) [8](#page=8).
Mogelijke waterdichte bekuipingen zijn: waterdichte betonnen constructie, soepele bekuiping (binnen of buiten), en stijve bekuiping (binnen) [47](#page=47) [8](#page=8).
#### 1.1.4 Toepassing keuzetabel (Voorbeeld)
Een kelderruimte die ingericht wordt als drukkerij met opslag van papier, verwarming en traditionele binnenafwerking (tegels, gipspleister), gelegen in zandige, vlakke grond, waar het F.O. in de winter boven de keldervloer komt, vereist een specifieke aanpak. Op basis van de tabel zou dit neerkomen op een toepassing die een hogere beschermingsklasse indiceert dan de basisoplossing 'a' [10](#page=10) [9](#page=9).
### 1.2 Minimale bescherming
Minimale bescherming is vereist wanneer de kelder **permanent boven het F.O.** is gelegen, er sprake is van een **goede permeabiliteit van de grond**, en er **geen of zeer beperkte waterstagnatie** is [12](#page=12).
#### 1.2.1 Uitvoering
De minimale bescherming kan worden gerealiseerd door:
* **Uitvoering met betonblokken (gemetselde kelder):**
* Gebruik van volle betonblokken voor grotere weerstand tegen druk [13](#page=13).
* De mortelvoegen zijn de zwakke schakels voor vochtinfiltratie [14](#page=14).
* Bij mortelvoegen is direct opvoegen (doorstrijken) aanbevolen [14](#page=14).
* Metselwerk wordt beschermd door een cementering en vervolgens een bitumenemulsie [16](#page=16).
* **Uitvoering met ter plaatse gestorte beton klasse 0:** [13](#page=13).
#### 1.2.2 Cementering
* **Samenstelling:** Een mengsel van cement, water en zand, resulterend in een vloeibare mortel met een dikte van minimaal 2 cm [17](#page=17).
* **Doel:** Het verkrijgen van een egaal oppervlak op het metselwerk [16](#page=16) [18](#page=18).
* **Aandachtspunten:**
* Niet uitvoeren bij koud weer of zonnig weer in combinatie met wind, vanwege gevoeligheid voor krimp, wat kan leiden tot scheuren [19](#page=19).
* Cementgebonden producten zijn weinig elastisch [19](#page=19).
* Toeslagstoffen en bescherming met bitumenemulsie kunnen de eigenschappen verbeteren [19](#page=19).
#### 1.2.3 Bitumenemulsie
* **Samenstelling:** Een product op basis van vloeibare bitumen [20](#page=20).
* **Functie:** Beschermt primair tegen agressieve stoffen in de grond en dicht poriën in de ondergrond [20](#page=20).
* **Belangrijk:** Het creëert **GEEN** waterdichte huid en biedt geen weerstand tegen water onder druk [20](#page=20).
* **Aandachtspunten:**
* Volg nauwgezet de voorschriften van de fabrikant [21](#page=21).
* Het is cruciaal om het onderscheid te maken tussen 'waterdicht' en 'vochtwerend' [21](#page=21).
* In de volksmond staat dit bekend als 'teren' [21](#page=21).
#### 1.2.4 Aandachtspunt uitvoering: Aansluiting wand – vloer
* Rechte of scherpe hoeken maken het cementeren, pleisteren en waterdicht maken moeilijker [23](#page=23).
* Een geleidelijke overgang, zoals schuin cementeren, is beter [23](#page=23).
* Bitumenemulsie is hierbij makkelijker aan te brengen [23](#page=23).
### 1.3 Drainagesysteem
Een drainagesysteem is aangewezen wanneer de kelder **permanent boven het F.O.** is, er sprake is van een **goede permeabiliteit van de grond**, en er **tijdelijke waterstagnatie** kan optreden. Dit systeem voert doorsijpelend water af en voorkomt waterophoping. Het mag **nooit** gebruikt worden bij permanente waterstagnatie, aangezien dit leidt tot dichtslibben en nadelige gevolgen heeft voor de grond- en waterhuishouding [25](#page=25) [26](#page=26) [45](#page=45).
#### 1.3.1 Opbouw van een drainagesysteem
Een drainagesysteem bestaat uit vier hoofdelementen [26](#page=26):
1. **Minimale waterdichting:** Kan vergelijkbaar zijn met de methoden voor minimale bescherming, of alternatieven zoals waterdichte geomembranen [27](#page=27).
2. **Drainerend materiaal:** Zorgt ervoor dat insijpelend water niet ophoopt en wordt afgevoerd naar de collectorbuis, waardoor waterdrukken op de wand vermeden worden. Voorbeelden hiervan zijn drainagematten en noppenfolie [28](#page=28).
* **Drainagematten:** Gemaakt van polypropyleen draden met holle ruimtes [29](#page=29).
* **Noppenfolie:** Geprofileerde kunststof matten (HDPE). Kan geperforeerd zijn of niet-geperforeerd. Noppenfolie zonder filterdoek heeft geen drainerende functie op zich, maar creëert luchtkanalen die water afvoeren en waterdrukken verdelen [31](#page=31) [32](#page=32) [33](#page=33) [34](#page=34).
* **Aandachtspunt:** Voorkom grond tussen de noppenfolie en de kelderwand [35](#page=35).
3. **Collectorbuis (drainagebuis):** Verzamelt het water en voert het af naar de infiltratievoorziening. Dit is een deels geperforeerde kunststof buis, vaak omhuld met waterdoorlatend materiaal. De positie is cruciaal om grondverzakking of functionaliteitsverlies te voorkomen [36](#page=36) [37](#page=37) [38](#page=38).
4. **Filterlaag:** Omringt al het drainerende materiaal, is waterdoorlatend, maar voorkomt dat gronddeeltjes het systeem dichtslippen. Geotextiel, geweven of ongeweven, is een veelgebruikt materiaal [40](#page=40) [41](#page=41).
#### 1.3.2 Schema drainagesysteem
Een visueel overzicht toont de opbouw van een drainagesysteem met de filterlaag rond het grind, de collectorbuis en het drainerend materiaal tegen de wand [42](#page=42) [43](#page=43) [44](#page=44).
### 1.4 Waterdichte bekuiping
Waterdichte bekuiping is noodzakelijk wanneer de kelder **permanent of tijdelijk onder F.O.** is, de **grond een slechte permeabiliteit** heeft, en er **tijdelijke of permanente waterdrukken aanwezig** zijn. De bekuiping moet minimaal 50 cm boven de maximale F.O. reiken. De uitvoering dient steeds in droge omstandigheden te gebeuren, eventueel met een bemalingssysteem om het F.O. te verlagen [49](#page=49) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 1.4.1 Soorten waterdichte bekuiping
Er worden drie hoofdsoorten onderscheiden [50](#page=50):
A. Waterdichte constructie in gewapend beton [50](#page=50).
B. Soepele bekuiping [50](#page=50).
C. Stijve bekuiping [50](#page=50).
##### 1.4.1.1 A. Betonnen constructie
De waterdichtheid van betonnen constructies hangt af van de permeabiliteit van het beton, de ontstane scheuren, en de aanwezigheid van voegen [54](#page=54).
* **Permeabiliteit van beton:** Beïnvloed door sterkteklasse, omgevingsklasse, hoeveelheid cement, W/C-factor, en toeslagstoffen. Beton is over het algemeen weinig waterdoorlatend, maar niet 100% waterdicht [55](#page=55).
* **Ontstaan van scheuren:** Veroorzaakt door trekspanningen en differentiële krimp. Opletten voor haarscheurtjes door te snelle uitdroging [56](#page=56) [58](#page=58).
* **Voorzorgsmaatregelen tegen krimpscheuren:** Korte tijdspanne tussen uitvoering vloerplaat en wanden, voldoende droogtijd, goed verdichten van beton, aandacht voor bekisting (met ontkistingsolie bij poreus materiaal) [57](#page=57) [59](#page=59).
* **Dimensionering:** Gebaseerd op dichtheidsklassen. Een betonnen constructie klasse 0 heeft een wanddikte van 200 mm en een vloerdikte van 150 mm [60](#page=60) [61](#page=61).
* **Aandacht voor voegen:** Hernemingsvoegen (tussen opeenvolgende uitvoeringsfases) vereisen specifieke maatregelen [62](#page=62).
* **Aansluiting kelderwand op vloer:** Wapening moet doorlopen, vloerplaat moet vlak zijn voor goede aansluiting bekisting, en vloerplaat kan breder worden uitgevoerd. Diverse bekistingssystemen kunnen worden gebruikt. Openingen van centerpennen moeten waterdicht gemaakt worden na ontkisting [63](#page=63) [64](#page=64) [65](#page=65) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70) [71](#page=71) [72](#page=72).
* **Maatregelen bij waterdrukken t.h.v. aansluiting wand op vloer:**
1. **Kimplaat:** Verlengt de weg van het water. Kan metaal of kunststof zijn. Uitvoering van naden is cruciaal (lassen, lijmen, klemmen). Fouten in de uitvoering zijn illustratief weergegeven [74](#page=74) [75](#page=75) [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80).
* Kunststof kimplaten vereisen speciale klemmen en kunnen in combinatie met een zwelband worden toegepast [81](#page=81).
* Problemen met plaatsing t.o.v. bovenwapening kunnen worden opgelost door lokaal de wapening te laten verlagen (door stabiliteitsingenieur), een L-vormige kimplaat te gebruiken, of een rechte kimplaat met een verhoogde stortnaad [82](#page=82) [83](#page=83) [84](#page=84) [85](#page=85) [86](#page=86) [87](#page=87).
* **Actieve kimplaten** hebben een waterdichte coating die zelfherstellend is. Voorbeelden zijn Cemflex VB en Fradiflex ® [88](#page=88) [89](#page=89) [90](#page=90).
2. **Zwelband:** Zwelt op bij contact met water om holtes te dichten. Kan van bentoniet of rubber zijn. Betontoniet heeft een hoge zwelcapaciteit. Rubber zwelbanden bieden gecontroleerde zwelling. Uitvoering vereist lijmen en bescherming, minimaal 70 mm van de randen. Vaak in combinatie met een kimplaat [91](#page=91) [92](#page=92) [93](#page=93) [94](#page=94) [95](#page=95).
3. **Injectieslangen:** Gebruikt bij hoge dichtingsklassen. Geperforeerde slangen die na uitvoering worden geïnjecteerd om lekken te dichten [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98).
* **Overzicht afdichting hernemingsvoeg:** Een schema geeft een overzicht van de verschillende methoden [100](#page=100) [99](#page=99).
##### 1.4.1.2 B. Soepele bekuiping
Dit systeem waterdicht maken gebeurt middels membranen .
* **Mogelijke soorten:**
* **Geomembranen:** Waterdichte folies op basis van polymeren en/of bitumen (bv. EPDM, PVC) met gelaste naden .
* **Dakbanen (bitumen/EPDM):** Vergelijkbaar met producten voor waterdichting van muuraanzetten .
* **Vloeibare dichtingen:** Coatings op basis van bitumen, polymeren (epoxy) of cementgebonden, aangebracht in meerdere lagen. Voordeel is de afwezigheid van naden .
* **Positie:** In nieuwbouw aan de buitenzijde (beschermd tegen beschadiging bij aanaarden), in renovatie aan de binnenzijde .
* **Bescherming:** Beschermt tegen infiltrerend grondwater en vochttransport door dampdiffusie. Toepasbaar bij hoge eisen voor waterdichtheid .
* **Uitvoering:** .
1. Werkvloer in bouwput .
2. Randbekisting plaatsen.
3. Waterdicht membraan plaatsen.
4. Betonnen vloerplaat storten.
5. Kelderwand storten.
6. Hoek tussen wand en vloer schuin afwerken.
7. Waterdicht membraan tegen wand plaatsen, met voldoende overlap en aansluiting op de waterkering van de muurvoet .
##### 1.4.1.3 C. Stijve bekuiping
Dit systeem maakt gebruik van meerlaagse cementering aan de binnenzijde en wordt hoofdzakelijk toegepast bij bestaande kelders (renovatie). Het nadeel is plaatsverlies aan de binnenzijde .
* **Analyse vooraf:** Een grondige analyse van vochtproblemen is essentieel, inclusief vochtmetingen om de oorzaak te achterhalen (regenwater, grondwater, riolering, etc.) .
* **Uitvoering kelderwand waterdicht maken:**
1. Oude cementering of pleisterlagen verwijderen.
2. Ondergrond voorbereiden (scheuren opvullen, stofvrij maken).
3. Eerste laag cementering aanbrengen (met toeslagstoffen).
4. Laten uitdrogen volgens voorschriften fabrikant.
5. Afhankelijk van het aantal lekken, volgende lagen aanbrengen.
6. Waterdichte eindlaag aanbrengen.
* Alle lagen moeten langzaam uitdrogen .
* **Uitvoering keldervloer waterdicht maken:**
1. Bij barsten en holtes: injecteren (PU), coating of cementering aanbrengen, of nieuwe betonvloer storten indien nodig.
2. Waterdichte afwerking aanbrengen.
* De aansluiting tussen wand en vloer vraagt extra aandacht .
* **Productkeuze:** Kies betrouwbare producten (ATG-keuring) en gespecialiseerde aannemers. Vaak worden waterdichte lagen op basis van epoxy gebruikt .
* **Voorbeeld uitvoering:** Illustraties tonen de uitvoering van een stijve bekuiping .
#### 1.4.2 Keuze van beschermingssysteem – Ter herhaling
De principes voor de keuze van het beschermingssysteem worden nogmaals benadrukt, met de nadruk op de positie van de kelder ten opzichte van het grondwater en de noodzaak van waterdichtheid [47](#page=47).
---
# Kelder isoleren
Dit onderdeel behandelt de principes en methoden voor het isoleren van kelders, met een specifieke nadruk op buitengevelisolatie en de vereisten voor isolatiematerialen .
### 2.1 Principe van kelderisolatie
Kelderisolatie binnen een beschermd volume, zoals gedefinieerd door de normen, is essentieel voor de thermische prestaties van een gebouw. De voorkeursmethode voor kelderisolatie is langs de buitenzijde .
#### 2.1.1 Vereisten voor isolatiematerialen
Isolatiematerialen die worden gebruikt voor kelders moeten aan specifieke eigenschappen voldoen om effectief en duurzaam te zijn:
* **Waterdichtheid:** Het materiaal moet een gesloten cellenstructuur hebben om de opname van water te voorkomen. Dit is cruciaal om vochtproblemen in de constructie te vermijden .
* **Drukvastheid:** Omdat de isolatie blootgesteld wordt aan gronddruk en eventueel verkeer, moet het materiaal bestand zijn tegen druk. De benodigde druksterkte is afhankelijk van de specifieke toepassing en de verwachte belastingen .
Populaire materialen die aan deze eisen voldoen zijn geëxtrudeerd polystyreen (XPS) en cellenglas .
> **Tip:** De keuze van het isolatiemateriaal moet mede worden bepaald door de benodigde druksterkte voor de specifieke situatie .
### 2.2 Uitvoering van kelderisolatie
De correcte uitvoering van kelderisolatie is van groot belang voor de effectiviteit en levensduur van de isolatielaag.
#### 2.2.1 Plaatsingsmethoden
Isolatiematerialen voor kelders kunnen op verschillende manieren worden geplaatst:
* **Los geplaatst:** Het isolatiemateriaal wordt los tegen de wand geplaatst, zonder directe bevestiging aan de wand. Dit wordt vaak toegepast bij keldervloeren, waar de isolatie wordt ondersteund door gestabiliseerd zand .
* **Gelijmd:** De isolatieplaten worden met een geschikte lijm aan de ondergrond bevestigd. Dit zorgt voor een stabiele en continue isolatielaag .
* **Mechanische bevestiging is verboden:** Het is absoluut **niet** toegestaan om de isolatie mechanisch te bevestigen aan de kelderwand of -vloer. Dit kan de waterkerende functie aantasten en zorgen voor koudebruggen .
#### 2.2.2 Isoleren met cellenglas
Cellenglas (zoals Foamglas) is een veelgebruikt materiaal voor kelderisolatie vanwege zijn waterdichtheid, drukvastheid en onbrandbaarheid .
* **Keldervloer:** Bij het isoleren van de keldervloer wordt de isolatie vaak los geplaatst bovenop een PE-folie (als scheidingslaag) en onder een stabilisé zandlaag en de werkvloer .
* **Kelderwand:** Voor kelderwanden wordt de isolatie meestal gekleefd en vervolgens voorzien van een beschermings- en/of draineerlaag, waarna de aanvulling kan worden aangebracht .
> **Tip:** Bij het isoleren van de kelderwand met cellenglas wordt de isolatie met een hechtlaag aangebracht, gevolgd door de isolatieplaten die gekleefd worden .
#### 2.2.3 Isoleren met XPS
Geëxtrudeerd polystyreen (XPS) is een ander veelgebruikt materiaal voor kelderisolatie, bekend om zijn hoge druksterkte en goede isolatiewaarde .
* XPS-isolatie kan in twee lagen worden aangebracht, waarbij de lagen onderling met bitumen worden verlijmd .
* Net als bij cellenglas kan XPS ook los worden geplaatst, waarbij de aanvulling met grote zorg moet worden aangebracht om de isolatielaag niet te beschadigen .
### 2.3 Bouwput dichten na isolatie
Na het aanbrengen van de kelderisolatie moet de bouwput zorgvuldig worden gedicht. Dit proces is essentieel om stabiliteit te garanderen en latere verzakkingen te voorkomen .
* **Materiaal:** Gebruik goed verdichtbaar materiaal, zoals zand of een zandcementmengsel .
* **Methode:** Het dichten gebeurt laag per laag, met circa 30 cm per laag .
* **Zorgvuldigheid:** Bij los geplaatste isolatie is extra voorzichtigheid geboden tijdens het aanvullen en verdichten om de isolatielaag niet te beschadigen .
* **Gevolgen van slecht verdichten:** Een slecht verdichte aanvulling kan leiden tot latere zettingen, zoals het verzakken van een terras boven de kelder .
> **Voorbeeld:** De aanvulling van de bouwput dient laag per laag te gebeuren en te worden verdicht, vooral wanneer er sprake is van los geplaatste isolatie aan de buitenzijde van de kelderwand. Dit voorkomt verzakkingen .
#### 2.3.1 Omstandigheden voor isolatie en aanvulling
Het is aan te raden om de kelderisolatie uit te voeren in droge omstandigheden. Vervolgens wordt de bouwput laag per laag verdicht na het aanbrengen van de isolatie .
> **Tip:** Zorg ervoor dat de kelderisolatie en de daaropvolgende aanvulling van de bouwput in de juiste volgorde en onder optimale omstandigheden gebeuren om een duurzaam en stabiel resultaat te garanderen .
---
# Toepassing en controle van bouwvoorschriften
Dit onderdeel van het studiemateriaal behandelt de praktische aspecten van het toepassen en controleren van bouwvoorschriften, met specifieke aandacht voor kelders en gerelateerde constructies. Het biedt richtlijnen en aandachtspunten voor controleurs om ervoor te zorgen dat bouwprojecten voldoen aan de geldende normen en regelgeving [2](#page=2) [3](#page=3).
### 3.1 Algemene aandachtspunten en controle
Bij de controle van bouwvoorschriften is het essentieel om een gestructureerde aanpak te hanteren en specifieke aandachtspunten te doorlopen. Dit geldt in het bijzonder voor complexe bouwelementen zoals kelders, waar verschillende systemen en materialen samenkomen. De controleur dient te verifiëren of alle voorgeschreven materialen en technieken correct worden toegepast .
#### 3.1.1 Eisen
Het document verwijst naar algemene eisen die gesteld worden aan constructies. Hoewel de specifieke details van deze eisen niet in de verstrekte tekst staan, impliceert de context dat ze betrekking hebben op structurele integriteit, waterdichting, isolatie en de correcte aansluiting van verschillende bouwlagen [3](#page=3).
#### 3.1.2 Beschermingssystemen
De controle omvat ook de verificatie van toegepaste beschermingssystemen, zoals drainagesystemen en maatregelen rondom voegverbindingen .
> **Tip:** Zorg ervoor dat de controleur bij drainagesystemen specifiek nagaat of deze correct zijn aangesloten op de infiltratie, om effectieve waterafvoer te garanderen .
#### 3.1.3 Kelder isoleren
Een belangrijk aspect van de controle betreft de isolatie van kelders. Hierbij moet worden nagegaan of de kelder wordt geïsoleerd, welk type isolatiemateriaal wordt gebruikt en hoe dit materiaal wordt bevestigd .
#### 3.1.4 Praktische controlepunten voor kelders
Specifieke, praktische controlepunten voor kelders zijn gedocumenteerd en dienen als leidraad voor inspecteurs:
* **Drainagesysteem:** Controleer de aansluiting op infiltratie .
* **Hernemingsvoeg (wand en vloer):** Inventariseer de genomen maatregelen .
* **Kimplaat:** Verifieer de correcte plaatsing volgens de 'regels van de kunst' .
* **Kelderisolatie:** Controleer de aanwezigheid, het type isolatie en de bevestigingsmethode .
* **Spouwmuuraansluiting:** Onderzoek hoe de spouwmuur aansluit op de kelderwand .
Deze punten garanderen dat de kritieke onderdelen van de kelderconstructie voldoen aan de gestelde eisen .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kelders | Een ondergrondse of gedeeltelijk ondergrondse ruimte van een gebouw, die doorgaans voor opslag, technische installaties of leefruimte wordt gebruikt. |
| Beschermingssystemen | Een reeks maatregelen en technieken die worden toegepast om een constructie, zoals een kelder, te beschermen tegen externe invloeden zoals waterinfiltratie, gronddruk of temperatuurschommelingen. |
| Waterinfiltratie | Het ongewenst binnendringen van water in een constructie of gebouw, wat kan leiden tot vochtschade, schimmelvorming en structurele aantasting. |
| Grondwater (F.O.) | Het water dat zich in de poriën en scheuren van de bodem bevindt, en waarvan het niveau (stand) kan variëren afhankelijk van neerslag, seizoen en omgevingsfactoren. |
| Permeabiliteit van de bodem | De mate waarin de bodem water kan doorlaten. Een hoge permeabiliteit betekent dat water gemakkelijk kan wegvloeien, terwijl een lage permeabiliteit zorgt voor waterophoping. |
| Vochtgevoelige binnenafwerking | Afwerkingsmaterialen aan de binnenzijde van een ruimte die gevoelig zijn voor vocht en daardoor kunnen beschadigen of hun eigenschappen verliezen bij blootstelling aan hoge luchtvochtigheid of direct watercontact. |
| Cementering | Een laag aangebracht mortel, meestal op basis van cement, zand en water, die dient ter bescherming, egalisatie of waterdichting van een ondergrond. |
| Bitumenemulsie | Een product op basis van vloeibare bitumen, gemengd met water en een emulgator, dat wordt gebruikt voor bescherming tegen vocht en agressieve stoffen in de grond. Het vormt geen waterdichte huid onder druk. |
| Drainagesysteem | Een systeem ontworpen om overtollig water rondom een constructie af te voeren en waterophoping te voorkomen, waardoor de waterdruk op de constructie wordt verminderd. |
| Waterdichte bekuiping | Een ondoordringbare laag of constructie die voorkomt dat water de kelder binnenkomt. Dit kan variëren van speciale membranen tot waterdichte betonconstructies. |
| Stijve bekuiping | Een waterdichte afwerking aan de binnenzijde van een constructie, vaak toegepast bij renovaties, bestaande uit meerdere cementgebonden lagen die speciaal zijn samengesteld om water tegen te houden. |
| Soepele bekuiping | Een waterdichte afwerking die wordt aangebracht aan de binnen- of buitenzijde van een constructie, gebruikmakend van flexibele membranen of vloeibare dichtingen die na uitharding een naadloze, waterdichte laag vormen. |
| Betonconstructie (klasse 0, 1, 2, 3) | De waterdichtheid van een betonnen constructie wordt aangeduid met dichtheidsklassen, waarbij hogere klassen een hogere mate van waterdichtheid garanderen. Klasse 0 is de minimale eis, terwijl klasse 3 de hoogste waterdichtheid vertegenwoordigt. |
| Waterdruk | De druk die water uitoefent op een constructie, veroorzaakt door de hoogte van de waterkolom en de omringende bodemgesteldheid. |
| Collectorbuis (drainagebuis) | Een geperforeerde buis die in een drainagesysteem wordt gebruikt om het verzamelde water op te vangen en af te voeren naar een lager gelegen punt of afvoer. |
| Filterlaag (geotextiel) | Een laag materiaal, vaak een geweven of ongeweven stof (geotextiel), die water doorlaat maar fijne gronddeeltjes tegenhoudt, om dichtslibben van het drainagesysteem te voorkomen. |
| Krimpscheuren | Kleine scheuren die ontstaan in beton of andere bouwmaterialen door het drogen en krimpen van het materiaal onder invloed van temperatuur en vochtverschillen. |
| Hernemingsvoeg | Een voeg die ontstaat tussen twee opeenvolgende uitvoeringsfasen van een constructie, bijvoorbeeld tussen een gestorte vloer en een gestorte wand, en die een potentieel zwak punt vormt voor waterinfiltratie. |
| Kimplaat | Een profiel, meestal van metaal of kunststof, dat wordt ingebed in de aansluiting tussen een vloer en een wand om de weg van water te verlengen en waterinfiltratie te bemoeilijken. |
| Zwelband | Een materiaal dat bij contact met water uitzet om holtes en scheuren af te dichten, vaak gebruikt bij hernemingsvoegen om waterinfiltratie te voorkomen. |
| Injectieslangen | Geperforeerde slangen die worden ingestort in naden of scheuren, en waarlangs later een afdichtingsvloeistof kan worden geïnjecteerd om lekken te dichten. |
| Isolatie (XPS, cellenglas) | Materialen die worden gebruikt om warmteoverdracht te beperken. Voor kelders worden materialen zoals geëxtrudeerd polystyreen (XPS) of cellenglas gebruikt, die drukbestendig en waterdicht moeten zijn. |
| Bouwput dichten | Het proces waarbij de ruimte rondom een bouwput na voltooiing van de ondergrondse constructie wordt opgevuld en verdicht met geschikte materialen om stabiliteit te garanderen en zettingen te voorkomen. |
Cover
Hoofdstuk 1 - Inleiding.pdf
Summary
# Prestatiecriteria voor gebouwen
Prestatiecriteria definiëren de eisen waaraan gebouwen moeten voldoen op het gebied van binnenklimaat, veiligheid en duurzaamheid, en beïnvloeden bouwkundige keuzes [4](#page=4).
### 1.1 Evolutie van prestatiecriteria
In het verleden waren enkel enkele prestatiecriteria van belang, zoals stabiliteit, waterdichtheid en duurzaamheid (in de betekenis van een lange levensduur). Tegenwoordig is het aantal prestatiecriteria aanzienlijk toegenomen. Deze criteria zijn essentieel voor het bepalen van de keuze van bouwmaterialen en de constructiewijze van gebouwen. Het is echter belangrijk te erkennen dat verschillende prestatiecriteria niet altijd compatibel zijn en dat de continuïteit ervan in de constructie, met name bij aansluitingen, aandacht verdient [23](#page=23) [30](#page=30) [46](#page=46) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 1.1.1 Prestatiecriteria binnenklimaat
Het creëren van een comfortabel binnenklimaat vereist aandacht voor de bouwfysische omgeving en de technische installaties. De bouwfysische omgeving omvat de interactie van natuurlijke elementen zoals warmte, water, damp, lucht, geluid en licht, zowel binnen als buiten de woning, en ondergronds [10](#page=10) [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Warmte:** Buiten variëren temperaturen van -10°C tot 35°C, terwijl binnen een comfortabele temperatuur van 18°C tot 22°C nagestreefd wordt. Ondergronds is er een constante temperatuur (10°C-12°C vanaf 15m) [11](#page=11).
* **Water:** Buiten kan neerslag variëren (droog, regen, sneeuw), terwijl binnen absoluut geen waterinsijpeling toegestaan is. Ondergronds is grondwater permanent aanwezig [12](#page=12).
* **Damp:** Buiten varieert de luchtvochtigheid, terwijl binnen een comfortabele luchtvochtigheid van 40-60% wordt nagestreefd. Ondergronds is damp verwaarloosbaar door de afwezigheid van lucht [13](#page=13).
* **Lucht:** Buiten is er variabele windsnelheid en luchtkwaliteit. Binnen is gecontroleerde ventilatie voor aan- en afvoer van lucht essentieel. Ondergronds is lucht verwaarloosbaar [14](#page=14).
* **Geluid:** Buiten is geluid variabel en afhankelijk van de omgeving. Binnen worden storende geluiden vermeden. Ondergronds kan er contactgeluid via trillingen optreden, wat echter afwezig is in sommige ondergrondse situaties [15](#page=15).
* **Licht:** Buiten is er variabel zonlicht, terwijl binnen zonlicht gedoseerd wordt. Ondergronds is dit element niet relevant [16](#page=16).
* **Stabiliteit:** Buiten wordt de constructie beïnvloed door zwaartekracht en windkrachten. Binnen is zwaartekracht een factor. Ondergronds komen hier zijdelingse en opwaartse grondwaterdruk bij [17](#page=17).
Bouwfysica, de natuurkunde van de gebouwde omgeving, focust op de natuurlijke elementen en de relatie tussen binnen- en buitenklimaat om tot goede bouwkundige oplossingen te komen voor de scheidingsconstructies. Bouwfysica en constructieleer werken samen om het gewenste binnenklimaat te handhaven en de constructies zelf in stand te houden [18](#page=18) [19](#page=19).
Het 'slim bouwconcept' kenmerkt traditionele bouwmethoden door het ontdubbelen van de gebouwschil en het combineren van de eigenschappen van duurzame materialen. Dit omvat een drager aan de binnenzijde voor stabiliteit, isolatie ertussen voor warmte, en een bekleding aan de buitenzijde voor waterdichtheid. Dit minimaliseert de behoefte aan extra technieken en energieverbruik, wat bijdraagt aan de EPB-regelgeving [20](#page=20) [21](#page=21).
#### 1.1.2 Prestatiecriteria veiligheid
Veiligheid in gebouwen wordt gewaarborgd door diverse wetten, normen en richtlijnen [25](#page=25).
* **Brandveiligheid:** Het Koninklijk Besluit (KB) van 1994 vormt de Belgische basisnorm voor brandveiligheid, afgestemd op de Europese brandclassificatie NBN EN 1305-1. Eisen worden gesteld aan de *brandreactie* van materialen (hoe brandbaar ze zijn, of ze vuur voeden en gevaarlijke rook produceren) en de *brandweerstand* van constructies (hoe lang een bouwelement zijn functies kan behouden bij brand, aangeduid met R voor stabiliteit, E voor vlamdichtheid, en I voor thermische isolatie). Betonkolommen kunnen bijvoorbeeld R60 hebben [26](#page=26) [27](#page=27).
* **Glasnorm:** De NBN S23-002 beschermt personen tegen verwondingen en doorvallen bij glas in gebouwen. Er zijn twee soorten veiligheidsglas: gehard glas (5x sterker dan gewoon floatglas) en gelaagd glas (meerdere glasbladen met folie ertussen) [28](#page=28).
* **Toegankelijkheid:** De Vlaamse regelgeving inzake toegankelijkheid garandeert basistoegankelijkheid voor publieke gebouwen in Vlaanderen en omvat verplichtingen betreffende looproutes, parkeren, toegangen, niveauverschillen, sanitair, inrichting en signalisatie [29](#page=29).
#### 1.1.3 Prestatiecriteria duurzaamheid
Duurzaamheid in de bouwsector omvat aspecten zoals hygiëne, gezondheid en ecologie. Om een duurzame gebouwde omgeving te garanderen, zijn er diverse wetten, normen, richtlijnen en tools beschikbaar [31](#page=31) [32](#page=32).
* **EPB-regelgeving:** EPB staat voor EnergiePrestatie en Binnenklimaat. Het is een wettelijke methode om gebouwen energetisch te beoordelen en stelt eisen aan isolatie, installaties, ventilatie en oververhitting, wat ook de kwaliteit van het binnenklimaat beïnvloedt. De EPB-eisen worden jaarlijks strenger; sinds 2021 is voor nieuwbouwwoningen een E-peil van 30 (Bijna Energie Neutraal) de norm. De EPB-regelgeving focust op het energieverbruik tijdens de gebruiksfase van het gebouw, niet op het materiaalgebruik. Een hogere isolatie en meer technieken leiden tot een lager energieverbruik, maar potentieel tot een grotere milieu-impact van de bouwmaterialen. De Europese bouwsector is een grote verbruiker van grondstoffen, energie en water, en produceert veel afval en broeikasgassen [33](#page=33) [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36).
* **KB Milieuboodschappen:** Fabrikanten die een milieulabel op hun product willen aanbrengen, moeten een levenscyclusanalyse (LCA) uitvoeren. Dit proces bekijkt de milieu-impact van het product over de volledige levensduur en wordt geregistreerd in de EPD-databank van de overheid (Environmental Product Declaration) [37](#page=37).
* **TOTEM-tool van OVAM:** Deze tool, gebaseerd op LCA van bouwmaterialen volgens EN 15804+A2:2019 en EN15978:2011, helpt de milieu-impact te berekenen en optimaliseren op verschillende niveaus (materiaal, component, element, gebouw). De tool weegt de milieu-impact van bouwmaterialen (LCA) en het energieverbruik tijdens de gebruiksfase (EPB). Bij bestaande gebouwen is de milieu-impact van materialen beperkt, maar het energieverbruik is hoog. Bij lichte renovaties neemt de milieu-impact van materialen iets toe door toevoegingen, terwijl het energieverbruik sterk daalt. Ingrijpende renovaties verhogen de milieu-impact van materialen aanzienlijk, maar leiden tot verdere energiebesparing. Sloop en heropbouw vereisen veel nieuwe materialen en bieden de mogelijkheid om de meest efficiënte materialen en technieken toe te passen om het energieverbruik te beperken. Er is momenteel geen EPD-regelgeving gepland in België, maar wel in Nederland, Frankrijk en Denemarken. Europa is bezig met de herziening van de EPBD-richtlijn, wat vanaf 2027 verplichtingen voor nieuwe gebouwen voorziet, mogelijk geïntegreerd in het EPB-certificaat [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [44](#page=44) [45](#page=45).
#### 1.1.4 Andere prestatiecriteria
Naast binnenklimaat, veiligheid en duurzaamheid, kunnen ook andere criteria zoals uitzicht, kostprijs en uitvoeringstermijn een impact hebben op bouwen [47](#page=47).
### 1.2 Integratie in massiefbouw
Alle prestatiecriteria komen samen in massiefbouw. De verschillende prestatiecriteria zijn onderverdeeld in specifieke vakgebieden en afzonderlijke opleidingsonderdelen, waaronder bouwcomfort (ventilatie, thermisch comfort, akoestisch comfort, luchtdichtheid), stabiliteit, waterdichtheid, ecologie, duurzaamheid, brandveiligheid, inbraakveiligheid, toegankelijkheid, technische installaties en bouwwetgeving [51](#page=51) [52](#page=52).
---
# Bouwfysische omgeving en slimme bouwconcepten
Dit deel van de studiehandleiding verklaart bouwfysica als de natuurkunde van de gebouwde omgeving en belicht de interactie tussen het binnen- en buitenklimaat, waarbij ook het concept van een 'slimme gebouwschil' door middel van dubbele schilconstructies met diverse materialen en eigenschappen wordt behandeld.
### 2.1 De bouwfysische omgeving
Bouwfysica is de natuurkunde van de gebouwde omgeving en richt zich op de natuurlijke elementen die een rol spelen in en rondom constructies. Het bestudeert de relatie tussen het binnenklimaat en het buitenklimaat om optimale bouwkundige oplossingen te realiseren voor scheidingsconstructies. Samen met constructieleer zorgt bouwfysica ervoor dat het gewenste binnenklimaat behouden blijft en dat de constructies zelf in stand blijven [18](#page=18) [19](#page=19).
De bouwfysische omgeving kan worden onderverdeeld in verschillende zones: bovengronds (binnen en buiten de woning) en ondergronds (naast en onder de woning). Binnen deze zones spelen diverse natuurlijke elementen een rol: warmte, water, damp, lucht, geluid, licht en stabiliteit [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 2.1.1 Prestatiecriteria binnenklimaat en natuurlijke elementen
De invloed van natuurlijke elementen op gebouwen en de gewenste prestatiecriteria voor het binnenklimaat kunnen per zone worden gedefinieerd:
* **Warmte:**
* Buiten: Variabele temperaturen van ongeveer -10°C tot 35°C [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
* Binnen: Een comfortabele temperatuur wordt nagestreefd tussen 18°C en 22°C [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
* Ondergronds naast de woning: De bovenste laag is onderhevig aan weersomstandigheden [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
* Ondergronds onder de woning: Een constante temperatuur van 10°C tot 12°C vanaf een diepte van 15 meter [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
* **Water en Damp:**
* Buiten: Variabele neerslag (droog, regen, sneeuw) en variabele luchtvochtigheid [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
* Binnen: Absoluut geen waterinsijpeling is toegestaan. Een comfortabele luchtvochtigheid tussen 40% en 60% wordt nagestreefd [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
* Ondergronds naast en onder de woning: Grondwater is permanent aanwezig. De bovenste laag ondergronds naast de woning is onder invloed van weersomstandigheden [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
* **Lucht:**
* Buiten: Variabele windsnelheid en luchtkwaliteit [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
* Binnen: Aan- en afvoer van lucht vindt plaats middels gecontroleerde ventilatie [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
* Ondergronds naast en onder de woning: Damp wordt als verwaarloosbaar beschouwd door de afwezigheid van lucht [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
* **Geluid:**
* Buiten: Variabel geluid, afhankelijk van de omgeving [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
* Binnen: Het vermijden van storende geluiden is een doelstelling [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
* Ondergronds naast en onder de woning: Contactgeluid via trillingen is aanwezig [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
* **Licht:**
* Buiten: Variabel zonlicht [16](#page=16) [17](#page=17).
* Binnen: Zonlicht wordt gedoseerd binnengelaten [16](#page=16) [17](#page=17).
* **Stabiliteit:**
* Buiten: Zwaartekracht en windkrachten [17](#page=17).
* Binnen: Zwaartekracht [17](#page=17).
* Ondergronds naast en onder de woning: Zwaartekracht, zijdelingse en opwaartse grondwaterdruk [17](#page=17).
### 2.2 Het slim bouwconcept
De traditionele bouwwijze in België kenmerkt zich door spouwconstructies, wat neerkomt op het ontdubbelen van de gebouwschil. Door slim verschillende eigenschappen van duurzame materialen te combineren, ontstaat een 'slimme' gebouwschil [20](#page=20).
#### 2.2.1 Het ontdubbelen van de gebouwschil
Het ontdubbelen van de gebouwschil omvat typisch de volgende lagen:
* Een drager aan de binnenzijde voor stabiliteit [21](#page=21).
* Isolatie tussenin ter beperking van warmteverlies of -toename [21](#page=21).
* Een bekleding aan de buitenzijde ter bescherming tegen water [21](#page=21).
Dit ontwerp vereist slechts een minimaal gebruik van extra technieken (en dus een laag energieverbruik) om te voldoen aan de hedendaagse comfort- en wettelijke eisen, zoals de EPB-regelgeving. Dit draagt bij aan een efficiënte omgang met de natuurlijke elementen (lucht, warmte, geluid, licht, water + damp) tussen het binnen- en buitenklimaat [21](#page=21) [22](#page=22).
---
# Het olod massiefbouw en bouwknopen
Dit onderwerp introduceert de structuur van het leeronderdeel 'Massiefbouw', dat is onderverdeeld in zeven hoofdstukken over verschillende scheidingsconstructies en verder wordt uitgewerkt aan de hand van tien basis en extra bouwknopen die de aansluitingen tussen deze constructies demonstreren [53](#page=53) [54](#page=54) [55](#page=55) [56](#page=56).
## 3. Het olod massiefbouw
De aanpak van het leeronderdeel 'Massiefbouw' is gestructureerd in zeven hoofdstukken, die elk een specifiek type scheidingsconstructie behandelen. Deze constructies omvatten wanden, buitenschrijnwerk, vloerplaten op volle grond, tussenvloeren, platte daken en hellende daken [53](#page=53) [56](#page=56).
### 3.1 Structuur van het leeronderdeel
Het leeronderdeel is logisch opgebouwd om een grondig begrip van massiefbouw te faciliteren. De indeling volgens de verschillende scheidingsconstructies zorgt voor een systematische verkenning van de materie [53](#page=53) [56](#page=56).
#### 3.1.1 Hoofdstukindeling
De zeven hoofdstukken behandelen de volgende onderwerpen [53](#page=53) [56](#page=56):
* Hoofdstuk 2: Wanden [53](#page=53) [56](#page=56).
* Hoofdstuk 3: Buitenschrijnwerk [53](#page=53) [56](#page=56).
* Hoofdstuk 4: Vloerplaat op volle grond [53](#page=53) [56](#page=56).
* Hoofdstuk 5: Tussenvloeren [53](#page=53) [56](#page=56).
* Hoofdstuk 6: Platte daken [53](#page=53) [56](#page=56).
* Hoofdstuk 7: Hellend dak [53](#page=53) [56](#page=56).
### 3.2 Bouwknopen: Aansluitingen tussen constructies
Ter aanvulling op de hoofdstukken over scheidingsconstructies, wordt de theorie verder uitgewerkt aan de hand van tien specifieke bouwknopen. Deze bouwknopen illustreren de praktische aansluitingen tussen de verschillende scheidingsconstructies, wat essentieel is voor een correcte en waterdichte realisatie [54](#page=54) [55](#page=55).
#### 3.2.1 Basis bouwknopen
Er worden vijf basis bouwknopen geïntroduceerd die de meest voorkomende aansluitingen tussen scheidingsconstructies demonstreren. Deze vormen de fundamentele elementen om de principes van aansluitingen te begrijpen [54](#page=54):
1. Raamaansluiting [54](#page=54).
2. Funderingsaanzet [54](#page=54).
3. Tussenvloer [54](#page=54).
4. Dakopstand (Plat dak) [54](#page=54).
5. Dakvoet (Hellend dak) [54](#page=54).
#### 3.2.2 Extra bouwknopen
Naast de basis bouwknopen worden nog vijf extra bouwknopen behandeld die complexere of meer specifieke aansluitingen belichten. Deze verdiepen het inzicht in detailoplossingen voor diverse bouwsituaties [55](#page=55):
6. Deurdorpel [55](#page=55).
7. Opgaande buitengevel met groendak [55](#page=55).
8. Raamaansluiting op dakterras [55](#page=55).
9. Uitkragend terras [55](#page=55).
10. Topgevel [55](#page=55).
> **Tip:** De studie van deze bouwknopen is cruciaal. Ze tonen niet alleen hoe constructies fysiek samenkomen, maar ook hoe ze functioneel en esthetisch geïntegreerd worden. Besteed veel aandacht aan de details en de materialisatie van deze aansluitingen [54](#page=54) [55](#page=55).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Prestatiecriteria | Eisen die gesteld worden aan gebouwen om te voldoen aan specifieke functionele, veiligheids-, comfort- en duurzaamheidseisen. |
| Binnenklimaat | De omstandigheden binnen een gebouw met betrekking tot temperatuur, luchtvochtigheid, luchtkwaliteit, akoestiek en verlichting, gericht op bewonerscomfort en gezondheid. |
| Veiligheidscriteria | Eisen die gericht zijn op het voorkomen van letsel, schade of gevaar voor bewoners en gebruikers van een gebouw, zoals brandveiligheid, inbraakwerendheid en toegankelijkheid. |
| Duurzaamheidscriteria | Eisen die gericht zijn op het minimaliseren van de milieu-impact van een gebouw gedurende de gehele levenscyclus, inclusief materiaalkeuze, energieverbruik en afvalproductie. |
| Bouwfysica | De wetenschappelijke discipline die zich bezighoudt met de natuurkundige eigenschappen van gebouwen en de interactie daarvan met de omgeving, zoals warmteoverdracht, vochttransport en luchtdoorlatendheid. |
| Slim bouwconcept | Een bouwmethode die streeft naar efficiëntie en comfort door de gebouwschil slim op te bouwen, vaak door middel van ontworpen lagen met specifieke functies zoals stabiliteit, isolatie en waterkering. |
| Massiefbouw | Een bouwwijze waarbij constructies worden opgebouwd uit massieve materialen zoals beton, steen of baksteen, wat resulteert in een hoge thermische massa en goede geluidsisolatie. |
| EPB-regelgeving | EnergiePrestatie en Binnenklimaat regelgeving, een wettelijk kader in België dat eisen stelt aan de energiezuinigheid en het binnenklimaat van gebouwen. |
| Levenscyclusanalyse (LCA) | Een methode om de milieu-impact van een product of dienst te beoordelen gedurende de gehele levensduur, van grondstofwinning tot afdanking of recycling. |
| TOTEM-tool | Een tool ontwikkeld door OVAM (Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij) die helpt bij het berekenen en optimaliseren van de milieu-impact van bouwmaterialen en -systemen op basis van LCA. |
| Bouwknopen | Essentiële aansluitingsdetails tussen verschillende bouwelementen (zoals wanden, vloeren, daken en kozijnen) die cruciaal zijn voor de bouwfysische prestaties van een gebouw. |
| Brandreactie | De mate waarin een bouwmateriaal bijdraagt aan de ontwikkeling van een brand, zoals hoe brandbaar het is en of het rook produceert. |
| Brandweerstand | De mate waarin een bouwelement (zoals een wand of kolom) zijn dragende, scheidende of isolerende functie kan behouden gedurende een bepaalde tijd tijdens een brand. |
| Gehard glas | Een type veiligheidsglas dat door een hittebehandeling sterker is gemaakt dan gewoon glas en bij breuk uiteenvalt in kleine, relatief ongevaarlijke scherfjes. |
| Gelaagd glas | Een type veiligheidsglas dat bestaat uit twee of meer glasplaten die met een tussenlaag van kunststof (meestal PVB) aan elkaar zijn verbonden, waardoor het bij breuk bij elkaar blijft. |
Cover
LES 10 - hout-beton.pdf
Summary
# Historische evolutie en samenstelling van beton
Dit onderwerp verkent de historische toepassing van beton door oude beschavingen, de herontdekking ervan met portlandcement, en de fundamentele samenstelling en functie van de bestanddelen van beton.
### 1.1 Historische evolutie van beton
Beton werd reeds gebruikt door oude beschavingen zoals de Egyptenaren, Babyloniërs, Feniciërs, Grieken en Romeinen. Met name de Romeinen maakten uitgebreid gebruik van (ongewapend) beton voor de constructie van kademuren, bruggen en aquaducten. Bouwwerken zoals het Colosseum en het Pantheon getuigen hiervan. Als bindmiddel werd destijds voornamelijk kalk of tras gebruikt [6](#page=6).
Na een periode waarin deze betontechniek in onbruik raakte, werd het gebruik ervan in 1756 herontdekt door de Brit John Smeaton, die een mengsel van kalk en klei gebruikte voor de herbouw van een vuurtoren. Een belangrijke mijlpaal was de uitvinding van portlandcement in 1824 door de Engelsman Joseph Aspdin, waarvoor hij patent verkreeg. De eerste industriële productie van portlandcement vond plaats in 1842. In Nederland werd in 1870 een kleine portlandcementfabriek geopend in Delfzijl. Tegenwoordig wordt vanwege de goede eigenschappen ook veel hoogovencement gebruikt, dat sinds 1931 bij de Hoogovens (nu Tata Steel Europe) wordt gefabriceerd. Het is opvallend dat het huidige beton minder bestand is tegen zeewater dan het beton dat door de Romeinen werd toegepast [6](#page=6).
Rond 1845 werden de eerste experimenten met gewapend beton uitgevoerd [6](#page=6).
#### 1.1.1 Voorbeelden uit de Romeinse tijd
De koepel van het Pantheon in Rome, voltooid rond 125 na Christus, bleef tot 1434 de grootste koepel ter wereld van ongewapend beton. Om deze enorme constructie te realiseren, paste men diverse technieken toe [7](#page=7):
* **Oculus:** Bovenaan de koepel werd een ronde opening aangebracht om de koepel soepel te houden en bestand te maken tegen aardbevingen [7](#page=7).
* **Gewichtsbeperking:** Het gewicht werd gereduceerd door een combinatie van methoden:
* Aanbrengen van cassettes (uitsparingen) in de koepel [7](#page=7).
* Geleidelijk dunner construeren van de wand van de koepel naar boven toe [7](#page=7).
* Gebruik van lichtere materialen hoger in de koepel dan in de basis [7](#page=7).
In de basis van de koepel werd bijvoorbeeld basalt gebruikt, terwijl rond het oculus cement van gemalen puimsteen werd toegepast, zo licht dat het in water drijft. De dikte van de koepelschil varieerde van 1,2 meter bovenaan bij het oculus tot 7 meter dikke muren aan de basis [7](#page=7).
### 1.2 Samenstelling van beton
Beton is een kunstmatig samengesteld materiaal, oftewel een composietmateriaal. Het wordt geproduceerd door het mengen van drie hoofdbestanddelen: cement, granulaten en water [22](#page=22).
#### 1.2.1 Cement: het bindmiddel
Cement dient als bindmiddel in beton. Het wordt aangeleverd in poedervorm en moet droog bewaard worden in gesloten verpakkingen om reactie met luchtvochtigheid te voorkomen. Cement reageert met water om een cementpasta of cementmelk te vormen, die vervolgens reageert tot gehydrateerd cement. Dit gehydrateerde cement zorgt voor de binding en het samenhechten van de granulaten [22](#page=22).
Er bestaan diverse soorten cement, waarbij de keuze afhangt van factoren zoals de gewenste eindsterkte, de functie van het constructieonderdeel, de buitentemperatuur, de ontkistingstijd, de agressiviteit van de omgeving en de gewenste kleur van het beton [22](#page=22).
#### 1.2.2 Granulaten: de structuurdragers
Granulaten, zowel fijn als grof, geven structuur aan het betonmengsel. Ze moeten zuiver zijn (gewassen, gefilterd) en mogen niet vervuild zijn [22](#page=22) [23](#page=23).
* **Fijn granulaat:** Dit betreft zand, dat bestaat uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer en een korrelgrootte heeft tussen 63 µm en 4000 µm [23](#page=23).
* **Grof granulaat:** Dit omvat grind of steenslag [22](#page=22).
* **Grind:** Een verzamelnaam voor geërodeerd gesteente van meer dan 4 millimeter met een semi-ronde vorm, vaak afkomstig uit rivieren of zeeën. Grind wordt ingedeeld in gerold en half-gerold, en naar maat (korrelmaat) via een dubbel cijfer (bijvoorbeeld 4/22, wat de kleinste en grootste diameter aangeeft). De term 'kaliber' wordt ook gebruikt [23](#page=23).
* **Steenslag:** Dit is gebroken gesteente, waardoor het een minder rond oppervlak heeft en beter onderling samenhangt [23](#page=23).
Voor betonbereiding moeten zuivere grind- of steenslagsoorten van harde, weerbestendige gesteenten worden gebruikt. Het kaliber van het grof granulaat moet worden aangepast aan de maaswijdte van de wapening en de afmetingen van de constructie. Voor zware constructiedelen kan een groot kaliber gebruikt worden, terwijl voor kleinere of dunnere elementen met minder ruimte tussen de wapening een kleiner kaliber vereist is [23](#page=23).
Voor de vervaardiging van licht en/of poreus beton kunnen lichte granulaten zoals perliet of geëxpandeerde klei worden gebruikt. Indien een ander granulaat dan grind of steenslag wordt gebruikt, wordt het beton naar het specifieke granulaat genoemd, bijvoorbeeld argexbeton met geëxpandeerde kleikorrels [23](#page=23).
#### 1.2.3 Water: de activator
Water heeft een dubbele functie in beton: het zorgt voor de verwerkbaarheid van het mengsel en voor de verharding/binding van het cement. De hoeveelheid water heeft een cruciale invloed op de kwaliteit van het beton; minder water leidt tot minder poriën en dus een hogere sterkte, densiteit en duurzaamheid [22](#page=22) [24](#page=24).
De hoeveelheid water wordt gespecificeerd door de water/cement-factor (w/c-factor). Deze factor wordt berekend door het gewicht van het water te delen door het gewicht van het cement. Goed beton vereist een w/c-factor tussen 0,45 en 0,55; een factor groter dan 0,6 moet worden vermeden [24](#page=24).
Te veel water in het mengsel kan leiden tot:
* Poreus beton [24](#page=24).
* Trage verharding [24](#page=24).
* Grotere krimp [24](#page=24).
* Verminderde sterkte [24](#page=24).
Beton met veel fijn granulaat (zand) vereist meer water dan beton met grover granulaat. Kwalitatief hoogwaardig beton bevat daarom doorgaans meer grove dan fijne granulaten [24](#page=24).
> **Tip:** De water/cement-factor is een essentiële parameter voor de duurzaamheid en sterkte van beton. Een lagere w/c-factor, binnen de aanbevolen grenzen, is te verkiezen [24](#page=24).
> **Voorbeeld:** In een mengsel van 100 kg cement en 50 kg water, is de w/c-factor 0,5. Dit valt binnen de optimale range voor goed beton. Als echter 70 kg water wordt toegevoegd (w/c-factor van 0,7), zal de kwaliteit van het beton significant afnemen [24](#page=24).
---
# Constructietechnieken en materialen in de architectuur: beton en hout
Dit onderwerp verkent de eigenschappen, toepassingen en constructietechnieken van beton en hout als bouwmaterialen, met een focus op hun structurele mogelijkheden en ecologische impact.
### 2.1 Beton
Beton is een composietmateriaal dat voornamelijk wordt gebruikt in massieve en monolithische constructies [12](#page=12).
#### 2.1.1 Massieve en monolithische constructies
Bij massieve constructies wordt het gehele element in één keer gegoten. De methode van monolithisch storten impliceert dat het beton in de bekisting wordt gegoten om een naadloos, massief element te vormen [13](#page=13) [14](#page=14).
**Toepassingen:**
* Woning, Japan (Tadao Ando) [16](#page=16).
* OLV Kapel, Kerselare (Juliaan Lampens) [17](#page=17).
* Tama University Library, Japan (Toyo Ito) [19](#page=19).
* Phaeno Science Centre, Wolfsburg - Duitsland (Zaha Hadid) [20](#page=20).
* Krüder Klaus Kapel - Duitsland (Peter Zumthor) [21](#page=21).
#### 2.1.2 Samenstelling en additieven
De samenstelling van beton kan worden aangepast met additieven en toeslagstoffen om specifieke eigenschappen te verkrijgen [25](#page=25).
* **Plastificeerders en vloeimiddelen:** Verbeteren de verwerkbaarheid of verminderen de waterhoeveelheid, wat leidt tot een hogere betonkwaliteit [25](#page=25).
* **Versnellers of vertragers:** Beïnvloeden de aanvangstijd en duur van het bindings- en verhardingsproces [25](#page=25).
* **Luchtbelvormers:** Creëren microscopische luchtbellen die de verwerkbaarheid verbeteren, maar de sterkte verminderen. Ze worden vaak gecombineerd met vloeimiddelen om de hoeveelheid water te reduceren [25](#page=25).
* **Additieven voor waterdichtheid:** Verbeteren de waterdichte eigenschappen van het beton [25](#page=25).
* **Toeslagstoffen voor volumieke massa:** Verlagen de dichtheid van het beton [25](#page=25).
* **Toeslagstoffen voor kleur:** Manipuleren de kleur van het beton met behulp van kleurpigmenten [25](#page=25).
#### 2.1.3 Bekisting (Formwork)
De bekisting is de mal waarin het beton wordt gestort en heeft twee hoofdfuncties: het geven van vorm en textuur aan het beton, en het bieden van ondersteuning en vormbehoud tijdens het storten en verharden. De Engelse term 'formwork' benadrukt de rol van de bekisting als vorm- en textuurmal [35](#page=35).
**Eisen aan bekisting:**
* Voldoende sterk en stijf om vervorming, uitbuiging en bezwijken te voorkomen [36](#page=36).
* Bestand tegen de druk van de betonspecie, trillingen en stoten [36](#page=36).
* Lekvrij om verlies van cementpasta te voorkomen en vervuiling van aangrenzende constructiedelen te vermijden [36](#page=36).
**Onderdelen van bekisting:**
* De eigenlijke kist die de negatieve vorm creëert [37](#page=37).
* De ondersteuning (schoor-, draag- of stutwerk) die de kist op zijn plaats houdt en versterkt [37](#page=37).
**Soorten bekisting:**
* **Volgens procedure:** In situ, prefab [37](#page=37).
* **Volgens opbouw:** Traditioneel, systeem [37](#page=37).
* **Volgens functie:** Kolom, wand, vloer, etc. [37](#page=37).
* **Volgens vorm:** Standaard (recht, gebogen, rond), op maat [37](#page=37).
* **Volgens duur:** Tijdelijk, permanent [37](#page=37).
* **Volgens materialen:** Hout, staal, textiel, kunststof [37](#page=37).
**Traditionele bekisting:**
* Meestal in hout, op maat gemaakt [38](#page=38).
* **Voordelen:** Relatief goedkoop, polyvalent (geschikt voor verschillende dimensies en complexe vormen), goede thermische kwaliteiten van hout [38](#page=38).
* **Nadelen:** Veel afval, degradatie door gebruik, beperkte herbruikbaarheid door afname van mechanische eigenschappen [38](#page=38).
**Systeembekisting:**
* Modulair en geprefabriceerd [40](#page=40).
* **Voordelen:** Verhoogde uitvoeringsefficiëntie (snellere montage/demontage), beschikbaar met hulpmiddelen, uitgebreid gamma aan formaten en vormen, mogelijkheid tot hergebruik [40](#page=40).
* Meestal samengesteld uit een metalen structuur (staal of aluminium) en plaatmateriaal (bekistingsmultiplex) [40](#page=40).
**Textielbekisting:**
* Gebruikt textiel als vormgevend materiaal [52](#page=52) [53](#page=53) [54](#page=54).
#### 2.1.4 Textuur en reliëf
De bekisting bepaalt de oppervlakte-textuur van de betonnen huid [35](#page=35) [55](#page=55) [57](#page=57) [58](#page=58) [59](#page=59) [60](#page=60) [61](#page=61) [62](#page=62) [63](#page=63) [64](#page=64) [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67).
#### 2.1.5 Wapening
Gewapend beton is een composietmateriaal van beton en staal [26](#page=26).
* **Beton:** Biedt weerstand aan drukspanningen (druksterkte +/- 30 N/mm²) [26](#page=26).
* **Staalwapening:** Biedt weerstand aan trekspanningen [26](#page=26).
* **Samenwerking beton en staal:** Uitstekende hechting en gelijke uitzettings-/krimpcoëfficiënten [26](#page=26).
**Wapeningsstaal:**
* Kan glad of geprofileerd zijn; profileringen verbeteren de hechting [26](#page=26).
* Beschikbaar in staven, netten en wapeningskorven [27](#page=27).
**Functies van wapening:**
* **Hoofdwapening (trekwapening):** Geplaatst in zones met trekspanningen, voornamelijk bij platen en balken (in de trekzone) en bij kolommen/wanden (op de volledige omtrek of buitenrand) [27](#page=27).
* **Drukwapening:** Geplaatst in zones met drukspanningen om de dimensionering te verminderen. Bij kolommen kan de hoofdwapening ook als drukwapening dienen [29](#page=29).
* **Verdeelwapening:** Haaks op de hoofdwapening, houdt hoofdwapening op plaats, verdeelt lokale lasten, voorkomt krimpscheuren [29](#page=29).
* **Dwarskrachtwapening:** Neemt trekspanningen door dwarskrachten op, bestaat uit beugels en/of hellende staven [30](#page=30).
* **Wachtwapening:** Steekt uit reeds gestort beton om aansluitende elementen te verbinden [31](#page=31).
**Afstand tussen wapeningsstaven:**
* Moet volledige omhulling door beton toelaten.
* Minimaal gelijk aan de kleinste van: staafdiameter of grootste kaliberafmeting van het granulaat [32](#page=32).
**Omhulling van de wapening (betondekking):**
* Beschermt wapeningsstaal tegen corrosie.
* Minimaal gelijk aan de kleinste van: staafdiameter of grootste kaliberafmeting van het granulaat [32](#page=32).
* Afhankelijk van omgevingsfactoren (klimaat, beton samenstelling) en vastgelegd in normen. Nooit kleiner dan 2,5 cm [32](#page=32).
* Onvoldoende betondekking kan leiden tot corrosie, betonrot en structurele verzwakking [32](#page=32).
* Betondekking beïnvloedt ook de brandweerstand [32](#page=32).
#### 2.1.6 Voordelen en nadelen van beton
**Voordelen:**
* Structurele polyvalentie en buigvastheid door wapening [68](#page=68).
* Combinatie van hoge treksterkte van staal en hoge druksterkte van beton [68](#page=68).
* Grote stijfheid [68](#page=68).
* Vormelijke polyvalentie (sculpturaliteit, diverse afwerkingen) [68](#page=68).
* Geluids- en trillingsdempend [68](#page=68).
* Duurzaam [68](#page=68).
* Grondstoffen goedkoop en beschikbaar [68](#page=68).
* Goede weerstand tegen hoge temperaturen en beschadiging [68](#page=68).
**Nadelen:**
* Bekisting is materiaal- en arbeidsintensief [68](#page=68).
* Natte constructiemethode, afhankelijk van droging (oppervlaktehardheid 1-2 dagen, stabiliteit 28 dagen) [68](#page=68).
* Afhankelijkheid van weersomstandigheden (te warm > scheurvorming, te koud > vorstschade) [68](#page=68).
* Groot eigengewicht (ongeveer 2.500 kg/m³) [68](#page=68).
* Grote secties vergeleken met staal [68](#page=68).
* Heterogene samenstelling, kwaliteit afhankelijk van uitvoering [68](#page=68).
### 2.2 Hout
Hout is een hernieuwbaar bouwmateriaal met aanzienlijke ecologische voordelen .
#### 2.2.1 Ecologische voordelen en CO2-vastlegging
* **CO2-opslag:** Houtproducten slaan koolstof op, bijna de helft van de houtmassa is koolstof. Eén kubieke meter hout bevat ongeveer 0,9 ton CO2 .
* **Levenscyclus opslag:** Koolstof wordt vastgehouden tijdens gebruik, hergebruik en recycling .
* **Substitutie-effect:** De productie van hout verbruikt minder energie dan die van vele andere materialen. Dit resulteert in een CO2-besparing van ongeveer 2 ton per kubieke meter hout vergeleken met bijvoorbeeld beton of plastic .
* **Voorbeeld:** Houten wanden in houtskeletbouw besparen per 50 m² ongeveer 3,45 ton CO2. Houten ramen besparen 0,5 ton CO2 ten opzichte van PVC en 4 ton ten opzichte van aluminium .
* **Hernieuwbare grondstof:** Hout is de enige ruim voorradige hernieuwbare grondstof .
* **Energieverbruik:** Houtverwerking verbruikt weinig energie, tot honderdmaal minder dan aluminium .
* **Afvalprobleem:** Hout kan gerecycleerd worden en het resterende materiaal kan als brandstof dienen .
* **Isolatievermogen:** Hout isoleert veel beter dan beton, aluminium of staal .
* **Lichtgewicht:** Hout is poreus, weegt weinig en isoleert goed .
#### 2.2.2 Bosbeheer
Actief bosbeheer is essentieel voor het behoud van bossen als koolstofputten. Europese bossen groeien jaarlijks aan en slechts ongeveer 65% van de groei wordt gekapt. Europees bosbeheer is multifunctioneel en omvat landschapsbeheer, natuurbehoud, biodiversiteit, recreatie, CO2-fixatie en houtproductie .
#### 2.2.3 Houtsoorten en eigenschappen
Hout is een niet-homogeen materiaal met diverse eigenschappen die de bewerking en toepassing beïnvloeden .
**Belangrijke eigenschappen:**
1. **Duurzaamheid:** Weerstand tegen weersinvloeden, schimmels, insecten en bacteriën. De natuurlijke weerstand kan afhangen van stoffen zoals hars en looizuur. Houtsoorten worden ingedeeld in duurzaamheidsklassen (klasse 1 zeer duurzaam tot klasse 5 niet duurzaam) .
2. **Natuurkundige eigenschappen:**
* **Vochtopnemend vermogen:** Hout neemt vocht op en staat het af, waardoor het houtvochtgehalte zich aanpast aan de omgeving. Het vezelverzadigingspunt (VVP) is het maximale vochtgehalte waarbij de celwanden verzadigd zijn. Snel drogen kan leiden tot 'collapse' (samenspannen van cellen) en scheuren .
* **Krimp en zwelling:** Vochtuitwisseling veroorzaakt krimp (vochtverlies) en zwelling (vochtopname). Dit gebeurt in alle richtingen, maar de mate verschilt .
* **Volumieke massa:** Het gewicht per volume-eenheid, gerelateerd aan de hoeveelheid celwand en andere mechanische eigenschappen .
3. **Mechanische eigenschappen:** Hoe hout reageert op verschillende krachten, beïnvloed door celwandbouw, celwandgehalte, celhechting, structuurvariaties en groeiomstandigheden .
* **Treksterkte:** Langs de vezelrichting is ruwweg 40 keer groter dan loodrecht erop .
* **Druksterkte:** Afhankelijk van de vezelrichting (axiale richting, radiale vlak, tangentiaal vlak) .
4. **Brandweerstand:** Hout verbrandt langzaam doordat een houtskoollaag zich vormt die het onderliggende hout beschermt. De snelheid van koolvorming varieert per houtsoort (bv. eiken ca. 20 mm/uur, vuren het dubbele). De vlamuitbreiding verloopt trager bij hogere volumieke massa. Hout veroorzaakt ook rookontwikkeling .
**Constructiehout:**
* **Naaldhout:** Europees Douglas, Vuren, Grenen .
* **Keuze factoren:** Sterkte (bv. STS 04, NBN EN 14081 voor naaldhout), duurzaamheid (risicoklasse 2, naaldhout verduurzamen, loofhout spintvrij en duurzaamheidsklasse III of beter) .
#### 2.2.4 Plaatmaterialen
* **OSB (Oriented Strand Board):** Bestaat uit grote, georiënteerde vlakke spanen. Hoge mechanische kwaliteiten en goede prijs-kwaliteitverhouding, geschikt voor dragende toepassingen .
* **Multiplex:** Op elkaar gelijmde lagen schilfineer, met een rotatie van 90° voor stabiliteit. Fenolformaldehydelijm voor naaldhout multiplex (waterbestendig), ureum- of melamineformaldehyde voor loofhout multiplex (binnentoepassingen) .
* **Spaanplaat:** Gemaakt van dunningshout, boomtoppen en houtresten. Bestaat uit geperste lagen spaanders, met fijnere buitenste lagen. Vochtbestendige platen gebruiken melamineformaldehyde versterkt met fenol; andere met ureumformaldehyde .
* **MDF (Medium Density Fiberboard):** Vezelplaat van gemiddelde densiteit. Vezels binden met kunsthars. Gemakkelijk bewerkbaar als massief hout, met homogene kanten .
#### 2.2.5 Constructietechnieken met hout
* **Houtskeletbouw:** Alle dragende elementen van een bouwconstructie zijn in hout. Het bouwsysteem is licht, vereist minder zware funderingen en is een snelle bouwmethode door prefabricage .
* **Houtmassiefbouw:** Wanden bestaan uit massieve balken die op elkaar worden geplaatst, vaak met een tand-en-groefsysteem. Belasting wordt horizontaal opgevangen door de weerstand van het hout. Integratie van ramen, trappen en installaties vereist doordachte opbouw vanwege het zetten van het hout .
#### 2.2.6 Engineered Wood Products
* **Gelamelleerde ligger (Glulam):** Samengesteld uit meerdere lagen gelamineerd timmerhout, gebonden met waterbestendige lijmen .
* **Cross Laminated Timber (CLT):** Bestaat uit meerdere lagen planken die kruislings (90°) op elkaar worden gelijmd. Heeft minimaal drie gelijmde lagen met orthogonaal wisselende oriëntatie .
* **Laminated Strand Lumber (LSL):** Structureel composiet hout gemaakt van houtstranden gemengd met lijm. Stranden zijn georiënteerd parallel aan de lengte van het element en samengeperst .
* **Laminated Veneer Lumber (LVL):** Gemaakt van lagen houtfineer gelamineerd met een waterdichte structurele lijm. Fineers worden gedroogd, gesorteerd en gecoat met lijm voordat ze onder hitte en druk worden geperst .
---
# Architecturale casestudies
Dit onderwerp presenteert een reeks architecturale casestudies die de toepassing van diverse bouwmaterialen en technieken in specifieke projecten illustreren, variërend van historische meesterwerken tot hedendaagse ontwerpen [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5).
### 3.1 Overzicht van casestudies
De casestudies in dit document belichten verschillende architecten en hun invloedrijke projecten, waarbij de nadruk ligt op de materialen en methoden die zijn gebruikt. De besproken projecten omvatten onder andere:
* **Michael Green**: Wood Innovation Center, British Columbia, 2014 [2](#page=2).
* **Valerio Olgiati**: Musician House Bardill, Scharans, 2007 [2](#page=2) [71](#page=71).
* **Kengo Kuma**: Meme House, Taiki, Japan, 2011 [3](#page=3).
* **Peter Zumthor**: Bruder Klaus Field Chapel, Mechernich, 2007 [3](#page=3) [78](#page=78).
* **Bearth Deplazes**: Private House, Sevgein, 1999 [4](#page=4).
* **Pezo von Ellrichshausen**: Poli House, Chili, 2005 [4](#page=4) [89](#page=89).
* **Bow Wow Architects**: Asama House, Nagano, Japan, 2000 [5](#page=5).
* **Juliaan Lampens**: Huis van Wassenhove, Latem, 1974 [5](#page=5) [98](#page=98).
### 3.2 Gedetailleerde casestudies
#### 3.2.1 Valerio Olgiati - Musician House Bardill .
Het Musician House Bardill, ontworpen door Valerio Olgiati, is een casestudy die zich richt op de integratie van architectuur met de natuurlijke omgeving en de expressie van materiaal. Hoewel specifieke details over materialen en technieken beperkt zijn in de verstrekte tekst, illustreert het project het potentieel van architectonisch ontwerp om een unieke sfeer en functionaliteit te creëren [71](#page=71) [72](#page=72) [73](#page=73) [74](#page=74) [75](#page=75) [76](#page=76) [77](#page=77).
#### 3.2.2 Peter Zumthor - Bruder Klaus Field Chapel .
De Bruder Klaus Field Chapel in Mechernich, ontworpen door Peter Zumthor, is een krachtig voorbeeld van architectuur die voortkomt uit een diepe verbinding met locatie en materiaal. Dit project staat bekend om zijn monomateriaal aanpak, waarbij beton wordt gebruikt als een primair constructief en esthetisch element [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [81](#page=81) [82](#page=82) [83](#page=83) [84](#page=84) [85](#page=85) [86](#page=86) [87](#page=87) [88](#page=88).
* **Materiaalgebruik**: De kapel is voornamelijk gebouwd met gegoten beton. Dit beton werd ter plekke vervaardigd met behulp van een unieke techniek waarbij boomstammen werden gebruikt als bekisting. Na het uitharden van het beton werden de boomstammen verbrand, waardoor een karakteristieke, verkoold oppervlak achterbleef dat de organische oorsprong van de vorm accentueert [78](#page=78) [80](#page=80) [85](#page=85).
* **Constructietechniek**: De constructie van de kapel is een voorbeeld van ambachtelijk betonwerk. De vorm is organisch en sculpturaal, waarbij de bekisting van de boomstammen de interne textuur en contouren dicteert. Dit proces creëert een ruwe, tactiele afwerking die contrast vormt met de serene en contemplatieve ruimte binnenin [79](#page=79) [81](#page=81) [86](#page=86).
* **Symboliek en sfeer**: De kapel is ontworpen als een plek voor gebed en reflectie. Het gebrek aan traditionele religieuze symboliek en de focus op de tactiele kwaliteiten van het materiaal nodigen uit tot een intieme en persoonlijke ervaring. Het daglicht dat door een opening in het dak valt, verlicht de ruimte en benadrukt de textuur van het beton [82](#page=82) [83](#page=83) [87](#page=87) [88](#page=88).
#### 3.2.3 Pezo von Ellrichshausen - Poli House .
Het Poli House, ontworpen door Pezo von Ellrichshausen, toont hoe architecturale vormen kunnen interageren met hun context en gebruik, waarbij een focus ligt op ruimtelijke organisatie en materiaalexpressie. Hoewel specifieke materialen niet gedetailleerd worden beschreven, is het project een voorbeeld van moderne woningbouw die experimenteert met volume en perceptie [89](#page=89) [90](#page=90) [91](#page=91) [92](#page=92) [93](#page=93) [94](#page=94) [95](#page=95) [96](#page=96) [97](#page=97).
#### 3.2.4 Juliaan Lampens - Huis van Wassenhove .
Het Huis van Wassenhove, ontworpen door Juliaan Lampens, is een belangrijk voorbeeld van hedendaagse architectuur met een sterke focus op het gebruik van beton als primair materiaal. Het huis is een iconisch werk van brutalistische architectuur in België [100](#page=100) [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Materiaalgebruik**: Het huis is bijna volledig opgetrokken uit zichtbeton. Lampens gebruikte het beton niet alleen voor de structuur, maar ook voor de afwerking van wanden, vloeren en plafonds. Dit monomateriaal aanpak creëert een krachtige, sculpturale uitstraling en een sterke ruimtelijke coherentie [100](#page=100) [98](#page=98).
* **Constructie en Vorm**: De vorm van het huis is massief en geometrisch, met overhangende elementen die een gevoel van robuustheid en verankering in de grond geven. De integratie van binnen- en buitenruimtes is zorgvuldig overwogen, met grote openingen die contact maken met de omliggende natuur [99](#page=99).
* **Ruimtelijke Indeling**: Binnenin zorgt het doorlopende beton voor een continue en vloeiende ruimtelijke ervaring. De indeling is functioneel en gericht op het maximaliseren van lichtinval en uitzichten .
#### 3.2.5 Michael Green - Wood Innovation Center .
Het Wood Innovation Center in British Columbia, ontworpen door Michael Green, is een casestudy die de mogelijkheden van houtconstructies in de hedendaagse architectuur belicht. Dit project is baanbrekend in het gebruik van hout voor grootschalige bouwprojecten .
* **Materiaalgebruik**: Het centrum is primair gebouwd met behulp van engineered houtproducten, zoals kruislaaghout (CLT) en gelamineerd hout. Deze materialen bieden een duurzaam en structureel sterk alternatief voor traditionele bouwmaterialen zoals beton en staal .
* **Constructietechnieken**: Het project maakt gebruik van geavanceerde houtbouwtechnieken, waaronder de prefabricage van grote houten componenten. Dit versnelt de bouwtijd en vermindert de impact op de locatie. De structurele integriteit van hout wordt benut om complexe vormen en grote overspanningen te realiseren .
* **Duurzaamheid**: De keuze voor hout benadrukt de duurzame aspecten van het project, zoals de koolstofopslag in het hout en de potentiële vermindering van de ecologische voetafdruk van de bouw .
#### 3.2.6 Kengo Kuma - Meme House .
Het Meme House in Taiki, Japan, ontworpen door Kengo Kuma, demonstreert een verfijnde benadering van materiaal en vorm, waarbij de interactie tussen mens en omgeving centraal staat. Kuma staat bekend om zijn innovatieve gebruik van natuurlijke materialen .
* **Materiaalgebruik**: Hoewel specifieke materialen niet gedetailleerd worden beschreven, is Kuma's werk vaak gekenmerkt door het gebruik van hout, steen en papier, waarbij de tactiele en visuele kwaliteiten van deze materialen worden benadrukt .
* **Architectonische Filosofie**: Kuma's ontwerpen streven naar het creëren van architectuur die 'zacht' en geïntegreerd is met de natuurlijke omgeving, in tegenstelling tot dominante structuren. Het Meme House is waarschijnlijk een illustratie van deze filosofie door middel van subtiel materiaalgebruik en integratie met de omgeving .
#### 3.2.7 Bearth Deplazes - Private House .
Het Private House in Sevgein, ontworpen door Bearth Deplazes, is een voorbeeld van een woning die zich aanpast aan zijn bergachtige context door middel van traditionele materialen en constructietechnieken. Het project integreert moderne architecturale principes met regionale bouwtradities .
* **Materiaalgebruik**: De focus ligt waarschijnlijk op het gebruik van lokale materialen, zoals steen en hout, die kenmerkend zijn voor de regio. Dit draagt bij aan de harmonische integratie van het gebouw in het landschap .
* **Integratie met de Context**: Het ontwerp van het huis is waarschijnlijk afgestemd op de topografie en het klimaat van de bergachtige omgeving, met een nadruk op functionaliteit en comfort .
#### 3.2.8 Bow Wow Architects - Asama House .
Het Asama House in Nagano, Japan, ontworpen door Bow Wow Architects, is een interessante casestudy die experimenteert met ruimtelijke organisatie en het gebruik van materialen om een specifieke woonervaring te creëren. Dit project is bekend om zijn innovatieve benadering van de woningbouw .
* **Ruimtelijke Concepten**: Het huis is ontworpen met een focus op het creëren van diverse leefomgevingen en interacties binnen een compacte structuur. De ruimtelijke indeling is dynamisch en nodigt uit tot onverwachte manieren van bewonen .
* **Materiaaltoepassing**: De specifieke materiaalkeuzes, hoewel niet gedetailleerd, dragen waarschijnlijk bij aan de tactiele en visuele kwaliteiten van het huis, en versterken de conceptuele ideeën van de architecten .
---
# Oefeningen en voorbeelden in architectuur
Dit onderdeel van de studie architectuur omvat specifieke oefeningen en voorbeelden gericht op het ontwikkelen van tekenvaardigheden, het visualiseren van concepten en het presenteren van projecten.
### 4.1 Tekenopdrachten en maquettes
De oefeningen binnen dit kader vereisen de creatie van verschillende soorten architecturale tekeningen en fysieke modellen, waarbij handmatige vaardigheden centraal staan.
#### 4.1.1 Vereisten voor tekeningen
* **Omvang:** De opdracht omvat doorgaans ongeveer vijf pagina's .
* **Techniek:** Uitsluitend handgetekende illustraties zijn toegestaan .
* **Inhoud:** De tekeningen dienen schaalgetrouwe plannen, snedes en axonométrieën te bevatten .
* **Doel:** Een weloverwogen selectie van illustraties, plannen en andere visuele materialen moet worden gemaakt om het project effectief toe te lichten .
* **Verboden:** Het kopiëren en plakken van bestaand materiaal is strikt verboden .
#### 4.1.2 Presentatie met maquettes
Naast tekeningen, wordt ook het gebruik van maquettefoto's verwacht als onderdeel van de presentatie .
#### 4.1.3 Projectoverzicht per thema
De projecten moeten thematisch worden uitgewerkt, waarbij de volgende aspecten aan bod komen:
* Concept .
* Materiaal .
* Structuur .
* Comfort .
* Bouwmethodiek .
* Detail .
### 4.2 Voorbeelden ter illustratie
De documentatie bevat voorbeelden die de leerstof verduidelijken en dienen als inspiratie voor de uit te voeren oefeningen. Deze voorbeelden illustreren de toepassing van de besproken concepten en technieken .
> **Tip:** Analyseer de gegeven voorbeelden grondig om inzicht te krijgen in hoe de vereisten van de oefeningen worden vervuld en hoe verschillende thema's visueel worden vormgegeven. Besteed aandacht aan de keuze van de tekeningen en de wijze waarop het project wordt toegelicht.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Beton | Beton is een kunstmatig samengesteld bouwmateriaal dat bestaat uit een mengsel van bindmiddel (meestal cement), granulaten (zoals zand en grind) en water. Na het mengen verhardt dit materiaal tot een steenachtig composiet. |
| Portlandcement | Een type hydraulisch bindmiddel dat in 1824 werd uitgevonden door Joseph Aspdin en zijn naam ontleent aan het Engelse Isle of Portland. Het is een essentieel bestanddeel in modern beton. |
| Gewapend beton | Een composietmateriaal dat bestaat uit beton en staalwapening. Het beton is bestand tegen drukspanningen en het staal biedt weerstand aan trekspanningen, waardoor de constructie veelzijdiger en sterker wordt. |
| Hoogovencement | Een type cement dat sinds 1931 wordt gefabriceerd bij de Hoogovens (nu Tata Steel Europe). Het wordt steeds meer gebruikt vanwege de goede eigenschappen. |
| Tras | Een vulkanisch gesteente dat fijngemalen wordt en gebruikt wordt als bindmiddel of toeslagstof in cement en beton, bekend om zijn hydraulische eigenschappen en duurzaamheid. |
| Monolithisch | Verwijst naar constructies die uit één geheel bestaan, zonder naden of voegen. In de context van beton betekent dit dat het materiaal ter plaatse wordt gestort en uithardt tot een massieve structuur. |
| Morfologie | In deze context verwijst morfologie naar de vorm of structuur van een constructie, specifiek onderscheidend tussen massieve structuren en skeletstructuren. |
| Skelet | Een constructievorm waarbij een dragend geraamte van kolommen en balken de lasten draagt, in tegenstelling tot massieve constructies. |
| Storten | Het proces waarbij vloeibaar of plastisch beton in een bekisting wordt gegoten om de gewenste vorm aan te nemen. |
| Wapeningsstaal | Stalen staven of netten die in het beton worden aangebracht om de treksterkte te verhogen en de weerstand tegen buiging en scheuren te verbeteren. |
| Hoofdwapening | De wapening die primair is geplaatst in de zones met trekspanningen om de weerstand van het constructie-element te vergroten, met name bij buiging. |
| Drukwapening | Wapening die wordt toegevoegd in zones met drukspanningen om de dimensionele vereisten van het element te verminderen, vaak voorkomend in kolommen. |
| Verdeelwapening | Wapening die haaks op de hoofdwapening wordt geplaatst om deze op zijn plaats te houden, belastingen te verdelen en krimpscheuren te voorkomen. |
| Dwarskrachtwapening | Wapening, vaak in de vorm van beugels of hellende staven, die ontworpen is om trekspanningen op te nemen die veroorzaakt worden door dwarskrachten. |
| Beugels | Geplooide wapeningsstaven die de hoofdwapening dwars verbinden met de drukwapening, gebruikt om de stabiliteit van de wapening in kolommen en wanden te garanderen. |
| Wachtwapening | Wapening die uit reeds gestort beton steekt en dient om wapening van aansluitende constructie-elementen te bevestigen of om uitbreidingen in latere stortfasen mogelijk te maken. |
| Betondekking | De afstand tussen het buitenoppervlak van het beton en de rand van de wapeningsstaaf. Dit is essentieel voor de bescherming van het staal tegen corrosie en beïnvloedt ook de brandweerstand. |
| Betonrot | Schade aan gewapend betonconstructies die ontstaat door corrosie van het wapeningsstaal. De uitzetting van roest duwt het beton weg, wat leidt tot barsten, afschilferen en structurele verzwakking. |
| Bekisting | De vorm of mal waarin het beton wordt gestort. Het geeft het beton zijn vorm en textuur en zorgt voor ondersteuning tijdens het uithardingsproces. |
| Formwork | De Engelse term voor bekisting, die de functie van vorm- en textuurmal benadrukt. |
| Coffrage | De Franse term voor bekisting. |
| Systeembekisting | Een modulair en geprefabriceerd bekistingssysteem dat is ontworpen voor efficiënte montage en demontage, vaak samengesteld uit metaalstructuren en plaatmateriaal. |
| Textielbekisting | Een type bekisting gemaakt van textielmaterialen, die flexibel is en kan worden gebruikt om complexe vormen te creëren. |
| Textuur | De oppervlaktedetails of het reliëf van het beton, vaak bepaald door de bekisting. |
| Hout | Een natuurlijk, hernieuwbaar bouwmateriaal afkomstig van bomen, dat bekend staat om zijn ecologische voordelen, sterkte en isolerende eigenschappen. |
| CO2 (Koolstofdioxide) | Een broeikasgas dat bijdraagt aan de opwarming van de aarde. Houtproducten kunnen CO2 opslaan, wat bijdraagt aan het verminderen van de atmosfeerconcentratie. |
| Koolstofput | Een natuurlijk systeem, zoals oceanen of bossen, dat in staat is CO2 op te nemen en op te slaan. |
| Fotosynthese | Het proces waarbij planten (waaronder bomen) zonlicht gebruiken om kooldioxide en water om te zetten in organische stoffen (suikers) en zuurstof. |
| Houtskeletbouw | Een bouwtechniek waarbij alle dragende elementen van een constructie uit hout bestaan, gevormd door een skelet van staanders en regels. |
| Houtmassiefbouw | Een bouwtechniek waarbij wanden worden opgebouwd uit massieve houten balken die op elkaar worden geplaatst, vaak met een tand-en-groefsysteem. |
| OSB (Oriented Strand Board) | Een plaatproduct vervaardigd uit grote, georiënteerde houtsnippers, bekend om zijn goede mechanische eigenschappen en prijs-kwaliteitverhouding. |
| Multiplex | Een plaatproduct bestaande uit op elkaar gelijmde lagen schilfineer, die voor stabiliteit en sterkte zorgen door een kruislings verlijmde opbouw. |
| Spaanplaat | Een plaatproduct gemaakt van geperste houtsspaanders, vaak verkregen uit dunningshout of resthout uit zagerijen. |
| MDF (Medium Density Fiberboard) | Een vezelplaat van gemiddelde dichtheid, gemaakt van droge houtvezels die gebonden worden met kunsthars, bekend om zijn bewerkbaarheid. |
| Glulam (Glued laminated timber) | Gelamineerd timmerhout, een constructief product van hout bestaande uit meerdere lagen dimensionaal hout die met duurzame, vochtbestendige lijmen aan elkaar zijn gebonden. |
| CLT (Cross Laminated Timber) | Kruislaaghout, bestaande uit meerdere lagen planken die kruislings (haaks) op elkaar zijn gestapeld en verlijmd, wat resulteert in een stabiele en sterke constructieplaat. |
| LSL (Laminated Strand Lumber) | Gelaagd strandhout, een constructief composiet van hout vervaardigd uit houtstrengen (strands) gebonden met een lijm, georiënteerd parallel aan de lengte van het onderdeel. |
| LVL (Laminated Veneer Lumber) | Gelaagd fineerhout, gemaakt van lagen houtfineer die zijn gelamineerd met een waterdichte constructielijm, resulterend in een sterk en stijf materiaal. |
| Duurzaamheid | In de context van hout verwijst dit naar de weerstand van de houtsoort tegen aantasting door schimmels, insecten, bacteriën en weersinvloeden. |
| Vezelverzadigingspunt (VVP) | Het houtvochtgehalte waarbij de celwanden van het hout verzadigd zijn met water, en verdere wateropname geen zwelling meer veroorzaakt. |
| Krimp | De afname van de afmetingen van hout bij het afgeven van vocht uit de celwanden. |
| Zwelling | De toename van de afmetingen van hout bij het opnemen van vocht in de celwanden. |
| Volumieke massa | Het gewicht van hout per volume-eenheid, een belangrijke factor die correleert met mechanische en andere eigenschappen. |
| Treksterkte | De mate waarin een houtsoort trekspanningen kan weerstaan, sterk afhankelijk van de vezelrichting. |
| Druksterkte | De mate waarin een houtsoort drukspanningen kan weerstaan, eveneens afhankelijk van de vezelrichting en het vlak binnen de stam. |
| Brandweerstand | Het gedrag van hout tijdens brand, waarbij de vorming van een houtskoollaag de verbranding vertraagt en de constructie beschermt. |
| Constructiehout | Hout dat specifiek is geselecteerd en bewerkt voor gebruik in dragende constructies, zoals balken en kolommen. |
| Naaldhout | Hout afkomstig van coniferen, zoals Douglas, Vuren en Grenen, vaak gebruikt voor constructieve doeleinden. |
| Loofhout | Hout afkomstig van loofbomen, zoals eiken, bekend om zijn sterkte en vormstabiliteit. |
| Houtvochtgehalte | De verhouding tussen het gewicht van het vocht in het hout en het gewicht van het hout wanneer het volledig droog is. |
| Kwartiergezaagd hout | Hout dat zo is gezaagd dat de groeiringen loodrecht op het oppervlak staan, wat resulteert in een stabieler product met minder neiging tot kromtrekken. |
| Op dosse gezaagd hout | Hout dat tangentieel ten opzichte van de groeiringen is gezaagd, wat kan leiden tot meer kromtrekken door ongelijke krimp. |
Cover
Les 2a Houtconstructie.pdf
Summary
# Structuur en planning van de cursus constructie en materiaalleer scenografie
Dit document geeft een gedetailleerd overzicht van de geplande activiteiten, inclusief praktische sessies, hoorcolleges en speciale bezoeken, met de bijbehorende data en tijden voor de cursus constructie en materiaalleer scenografie.
### 1.1 Overzicht van de cursusonderdelen en planning
De cursus is opgebouwd uit een reeks hoorcolleges, praktische sessies en speciale bezoeken. Hieronder volgt een gedetailleerd schema van de geplande activiteiten:
#### 1.1.1 Practicum
* **Donderdag 18 september:** 10u30 - 12u30 [2](#page=2).
#### 1.1.2 Hoorcolleges
* **Donderdag 2 oktober:** 13u30 - 16u30 (hoorcollege 1) [2](#page=2).
* **Donderdag 9 oktober:** 9u30 - 12u30 (hoorcollege 2) [2](#page=2).
* **Donderdag 16 oktober:** 9u30 - 12u30 (hoorcollege 3) [2](#page=2).
* **Donderdag 23 oktober:** 9u30 - 12u30 (hoorcollege 4) [2](#page=2).
* **Donderdag 30 oktober:** 9u30 - 12u30 (hoorcollege 5) [2](#page=2).
* **Donderdag 6 november:** 9u30 - 12u30 (hoorcollege 6 akoestiek) [2](#page=2).
* **Donderdag 13 november:** 9u30 - 12u30 (hoorcollege 7 akoestiek) [2](#page=2).
* **Donderdag 20 november:** 9u30 - 12u30 (hoorcollege 8) [2](#page=2).
#### 1.1.3 Speciale bezoeken en gastcolleges
* **Donderdag 23 oktober:** 19u30 - 21u00 (gastcollege door Klaas Rommelaere in Z33) [2](#page=2) [3](#page=3).
* Kosten: zeven komma vijf euro [3](#page=3).
* **Vrijdag 24 oktober:** 11u30 - 12u30 (materialenbeurs) [2](#page=2).
* **Woensdag 19 november:** 18u20 - 20u30 (bezoek "techniek achter de schermen" in C-mine cultuurcentrum) [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4).
* Kosten: zeven komma vijf euro [3](#page=3).
> **Tip:** Let goed op de specifieke locaties en tijden voor de speciale bezoeken, aangezien deze afwijken van de reguliere hoorcollege-momenten. De kosten voor deze bezoeken zijn ook vermeld.
> **Voorbeeld:** Het gastcollege van Klaas Rommelaere vindt plaats op donderdag 23 oktober van 19u30 tot 21u00 in Z33 en kost zeven komma vijf euro.
* * *
# Houten producten: massief hout
Massief hout is een natuurlijk, hernieuwbaar materiaal dat wordt verkregen uit de stam van bomen en rechtstreeks wordt verwerkt tot diverse producten zoals balken, planken en latten, zonder significante kunstmatige toevoegingen of structurele wijzigingen aan de celstructuur van het hout. Dit deel van de studie behandelt verschillende soorten massief hout, waaronder vuren en grenen, en gestandaardiseerde afmetingen zoals CLS en SLS [13](#page=13) [5](#page=5) [8](#page=8).
### 1.1.1 Vuren
Vurenhout is afkomstig van de fijnspar, botanisch bekend als \_Picea abies of \_Picea excelsa, behorend tot de familie Pinaceae. In de volksmond wordt de fijnspar vaak verward met de den (\_Pinus sylvestris), mede door de benaming 'Witte Noordse Den' die door Zweden, Finland en Rusland voor de export van fijnspar wordt gebruikt. Vurenhout wordt zowel lokaal geproduceerd als geïmporteerd uit landen als Zweden, Finland, Rusland, Polen, Tsjechië en de Baltische staten [16](#page=16).
**Eigenschappen:**
* **Kleur:** Zeer lichtkleurig, variërend van witachtig tot crèmekleurig. Fijnsparren uit bergstreken kunnen glanzend en zelfs parelmoerachtig zijn [17](#page=17).
* **Structuur:** Kern- en spinthout zijn niet te onderscheiden. Het hout heeft een zeer rechte draad [17](#page=17).
* **Duurzaamheid:** Geklassificeerd als 'niet duurzaam' en gevoelig voor blauwschimmel, vervuuring, houtrot en aantasting door insecten, met name de huisboktor. Impregnatie is moeilijk [18](#page=18).
* **Bewerking:** Gemakkelijk bewerkbaar en verzaagbaar, en goed verlijmbaar. Het splijt echter gemakkelijk bij nagelen of schroeven; schroeven met een langere schroefdraad en grotere diameter zijn daarom aan te raden [19](#page=19).
* **Beschikbaarheid:** Verkrijgbaar tot een lengte van 5,40 meter [20](#page=20).
* **Gewicht:** Zwaarder dan grenen [20](#page=20).
> **Tip:** Voor constructiehout is voorafgaande verduurzaming van vurenhout noodzakelijk vanwege de lage natuurlijke duurzaamheid [18](#page=18).
### 1.1.2 Grenen
Grenen is de commerciële naam voor \_Pinus sylvestris, ook wel bekend als grove den. De meeste \_Pinus-soorten zijn afkomstig van het noordelijk halfrond [23](#page=23).
**Eigenschappen:**
* **Kleur:** Het kernhout is licht tot roodbruin-geel. Het spinthout is wit tot geelachtig wit. Beide kleuren worden donkerder na blootstelling aan licht [24](#page=24).
* **Duurzaamheid:** Het kernhout heeft een matige tot geringe natuurlijke duurzaamheid (klasse III-IV), terwijl het spinthout niet duurzaam is (klasse V). Grenen is een van de meest toegepaste houtsoorten, geschikt voor zowel binnen- als buitentoepassingen mits verduurzaming [24](#page=24).
* **Bewerking:** Grenen is goed te boren, frezen, schuren, spijkeren, schroeven en te lijmen. Hars kan zich soms aan schaafmessen hechten, wat regelmatig ontvetten vereist. Het kernhout is moeilijk te verduurzamen, maar het spinthout neemt impregnatie wel gemakkelijk op [25](#page=25).
* **Beschikbaarheid:** Verkrijgbaar tot een lengte van ongeveer 7 meter [26](#page=26).
* **Gewicht:** Lichter dan vuren [26](#page=26).
> **Tip:** Na een hittebehandeling is grenen uitermate geschikt voor toepassingen die blootgesteld worden aan weersinvloeden [25](#page=25).
### 1.1.3 CLS en SLS
CLS en SLS verwijzen naar gestandaardiseerde afmetingen en specificaties voor houtproducten, met name constructie- en timmerhout.
#### 1.1.3.1 CLS (Canadian/American Lumber Sizes)
CLS staat voor Canadian/American Lumber Sizes. Deze standaardmaten worden vastgelegd en bewaakt door de Canadese CLSAB. CLS-producten zijn geschaafde latten en kepers, vervaardigd uit diverse houtsoorten zoals vuren (fijnspar, \_Abies), grenen (\_Pinus), dennen (\_Abies alba) en lariks (\_Picea). Het hout wordt tegenwoordig niet alleen in Canada, maar wereldwijd gewonnen uit gebieden als China, Afrika, Irak en Europa [32](#page=32).
**Kenmerken:**
* De latten hebben afgeronde ribben [33](#page=33).
* Gestandaardiseerde diktes variëren van 38, 64 en 89 mm [33](#page=33).
* Gestandaardiseerde breedtes lopen van 38 tot 286 mm [33](#page=33).
#### 1.1.3.2 SLS (Scandinavian Lumber Standard)
SLS staat voor Scandinavian Lumber Standard. Dit product en de bijbehorende afmetingen zijn vergelijkbaar met die van CLS (Canadian Lumber Standard). Echter, SLS biedt niet dezelfde strenge criteria en controle als CLS [35](#page=35).
* * *
# Houten producten: samengestelde balken
Samengestelde houten balken zijn constructieve elementen die door middel van verlijming of andere fabricagetechnieken uit meerdere houtdelen worden opgebouwd, wat resulteert in verbeterde mechanische eigenschappen en grotere dimensionale stabiliteit dan massief hout. Deze categorie omvat diverse types zoals Glulam, LVL en I-joists [45](#page=45).
### 1.2.1 Glulam
Glulam, een samentrekking van 'glued laminated timber', is synoniem voor gelamelleerd hout. Het product wordt samengesteld door individuele lamellen hout met gelijke draadrichting met elkaar te verlijmen. Dit verschilt van producten zoals multiplex, waarbij de draadrichting van opeenvolgende lagen haaks op elkaar staat [47](#page=47).
De ontwikkeling van de techniek begon rond 1850, met het eerste patent in 1872. Glulam is met name geschikt voor draagconstructies vanwege de hoge mechanische weerstand. Door de lamellen vóór het verlijmen te buigen, kunnen er dragerconstructies in vrijwel elke vorm en grote afmetingen worden geproduceerd. De sterkste en meest toegepaste verbindingstechniek is momenteel de gelijmde 'vingerlas', waarbij speciaal gefreesde patronen in elkaar passen [48](#page=48).
### 1.2.2 LVL
LVL staat voor Laminated Veneer Lumber. Een LVL-balk is opgebouwd uit meerdere lagen dunne fineerplaten, typisch 3 tot 6 millimeter dik, van grenen en vuren. Deze fineerlagen worden onderling verlijmd met watervaste organische bindmiddelen. De fineerlagen liggen doorgaans parallel, hoewel soms ook gekruist toegepast kan worden [49](#page=49) [50](#page=50).
Een strenge selectie van de fineerbladen zorgt voor de productie van zeer homogene bouwelementen. Deze constructie verleent LVL-balken een maximale sterkte en een hoge dimensionele stabiliteit [50](#page=50).
### 1.2.3 I-joist
De houten I-balk, ook bekend als I-joist (Engels), is een 'engineered woodproduct' ontworpen om de nadelen van conventionele houten balken te ondervangen. Het product werd in 1969 uitgevonden. De balk bestaat uit twee opstaande flenzen met aan de binnenzijde een groef waarin een houten blad is geklemd, wat resulteert in een doorsnede die lijkt op de hoofdletter 'I' [52](#page=52).
Een significant voordeel van de I-balk is de verhoogde sterkte in verhouding tot zijn grootte en gewicht. Met minder materiaal dan een massief houten balk kan hij zwaardere lasten dragen. Bovendien is de I-balk niet onderhevig aan typische problemen van massief hout, zoals buigen, krimpen, splijten of kromtrekken. Dit zorgt ervoor dat vloeren op I-balken niet kraken, piepen of schuren, wat bij massief houten roosteringen wel vaak voorkomt. Door deze voordelen heeft de I-ligger sinds zijn introductie massieve balken als drager grotendeels vervangen [53](#page=53).
* * *
# Decorconstructie en digitale schrijnwerkerij
Deze sectie verkent elementen van decorconstructie, waaronder decorvakken en schoren, evenals technieken in digitale schrijnwerkerij zoals vouwstructuren en vlechtstructuren [6](#page=6) [7](#page=7).
### 4.1 Decorconstructie
Decorconstructie omvat fundamentele elementen voor het bouwen van decors.
#### 4.1.1 Decorvak
Een decorvak is een basiseenheid in de constructie van decors [6](#page=6).
#### 4.1.2 Schoren
Schoren worden gebruikt om structurele stabiliteit te bieden aan decorstukken [6](#page=6).
#### 4.1.3 Vrijstaande wanden
Vrijstaande wanden zijn elementen die zelfstandig kunnen staan en deel uitmaken van een decor [6](#page=6).
### 4.2 Digitale schrijnwerkerij
Digitale schrijnwerkerij maakt gebruik van geavanceerde technieken om complexe structuren te creëren.
#### 4.2.1 Eischijven
Eischijven zijn componenten die worden gebruikt binnen digitale schrijnwerkerij [7](#page=7).
#### 4.2.2 Vouwstructuren
Vouwstructuren zijn technieken waarbij materialen op specifieke wijze worden gevouwen om driedimensionale vormen te creëren [7](#page=7).
#### 4.2.3 Cassette-opbouw
Cassette-opbouw is een methode van constructie die bestaat uit het samenvoegen van cassettes [7](#page=7).
#### 4.2.4 Vlechtstructuren
Vlechtstructuren zijn constructies die ontstaan door het met elkaar verweven van materialen, wat leidt tot complexe en vaak lichte structuren [7](#page=7).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vurenhout | Het hout van de fijnspar (Picea abies), ook wel commercieel bekend als Picea excelsa. Het is lichtkleurig, recht van draad en gemakkelijk bewerkbaar, maar gevoelig voor insecten en blauwschimmel, wat verduurzaming vereist voor constructietoepassingen. |
| Grenenhout | Commerciële benaming voor Pinus sylvestris. Het heeft een licht tot roodbruin-gele kern en een wit tot geelachtige spinthout. Het is matig tot niet duurzaam, maar goed te bewerken en te verduurzamen. |
| CLS | Afkorting voor Canadian/American Lumber Sizes. Dit zijn gestandaardiseerde, geschaafde houtmaten, voornamelijk van vuren en grenen, met specifieke diktes en breedtes, en afgeronde ribben. |
| SLS | Afkorting voor Scandinavian Lumber Standard. Dit product is vergelijkbaar met CLS in afmetingen, maar biedt minder strenge criteria en controle. |
| Glulam | Afkorting voor "glued laminated timber", ook wel gelamelleerd hout genoemd. Dit houtproduct wordt samengesteld door lamellen met gelijkgerichte houtvezels onderling te verlijmen, wat resulteert in een grote mechanische weerstand en de mogelijkheid om complexe vormen te creëren. |
| LVL | Afkorting voor Laminated Veneer Lumber. Een balk opgebouwd uit meerdere lagen dunne fineerbladen (3-6 mm), meestal parallel verlijmd. Dit zorgt voor een zeer homogene structuur met maximale sterkte en hoge dimensionele stabiliteit. |
| I-joist | Een "engineered woodproduct" in de vorm van een houten I-balk, bestaande uit twee flenzen en een blad ertussen. Het biedt verhoogde sterkte ten opzichte van zijn grootte en gewicht en is minder gevoelig voor buigen, krimpen en scheuren dan massieve houten balken. |
| Decorconstructie | Het bouwen van structuren en decors voor theatrale producties, evenementen of tentoonstellingen, waarbij rekening gehouden wordt met stabiliteit, esthetiek en praktische overwegingen. |
| Digitale schrijnwerkerij | Het toepassen van digitale technologieën, zoals computergestuurde fabricage (CNC), in het bewerken en creëren van houtconstructies en -ontwerpen. |
| Massief hout | Hout dat uit één stuk is gezaagd uit de stam van een boom, zonder te worden samengesteld uit meerdere lagen of delen. |
| Samengestelde balken | Houtproducten die bestaan uit meerdere lagen hout, fineer of andere materialen die met lijm of mechanische verbindingen aan elkaar zijn bevestigd om specifieke sterkte- en stabiliteitseigenschappen te verkrijgen. |
Cover
Les 2b Houtconstructie.pdf
Summary
# Houten plaatmaterialen
Dit deel van het document behandelt verschillende soorten houten plaatmaterialen, hun samenstelling, productiemethoden en eigenschappen, waaronder hardboard, MDF, spaanplaat, OSB, multiplex en CLT.
### 1.1 Overzicht van plaatmaterialen
Plaatmaterialen bieden diverse toepassingen en worden geproduceerd uit samengeperste houtvezels, spaanders of fineerlagen [1](#page=1).
### 1.2 Hardboard
Hardboard, ook wel bekend als hardvezelplaat, wordt vervaardigd uit natte houtvezels die uitgestrooid worden op een mat en vervolgens onder hoge druk en temperatuur worden samengeperst. Het persproces zorgt ervoor dat het water langs een zeef wegloopt, wat de achterkant van de plaat een kenmerkend wafelmotief kan geven. De vezels binden zich voornamelijk door vervilting en de aanwezigheid van lignine in het hout; soms wordt ook kunsthars toegevoegd. Hardboard heeft een hoge volumieke massa, variërend van 850 tot 1050 kg/m³. Standaard diktes zijn 3,2 mm, maar platen kunnen variëren van 1,2 mm tot 8 mm. Medium boards zijn varianten die iets minder hard zijn dan standaard hardboard [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.3 MDF
Medium-Density Fibreboard (MDF) is een geperste plaat die is samengesteld uit houtvezels en een middelharde dichtheid heeft. De houtvezels worden gedroogd en met behulp van harsen aan elkaar verbonden. High-Density Fibreboard (HDF) is een kwalitatief hogere variant van MDF, waarbij de vezels sterker worden geperst om een hogere dichtheid te verkrijgen. In tegenstelling tot hardboard, worden bij MDF de vezels verbonden met harsen nadat ze gedroogd zijn [8](#page=8).
### 1.4 Spaanplaat
Spaanplaat wordt geproduceerd uit zaagsel, kleine houtstukjes (spaanders) en een bindmiddel, doorgaans een kunsthars. De spaanders kunnen afkomstig zijn van bomen of van houtachtige planten zoals vlas, rijststro en rietsuikerstro. De spaanders worden gemengd met kunstharslijm, gelijkmatig verdeeld op een ondergrond en vervolgens onder invloed van warmte tot een plaat geperst, vaak in drie tot vijf lagen. Spaanplaten hebben een massadichtheid van ongeveer 650 kg/m³. De grootte van de spaanders varieert; andere plaattypen, zoals OSB, gebruiken grovere spanen en MDF gebruikt fijner materiaal. Spaanplaten kunnen diverse afwerkingen hebben, zoals een gemelamineerde laag (opgeperst geïmpregneerd papier) of een fineerlaag. Vochtwerende spaanplaat is vaak groen gekleurd, terwijl brandvertragende varianten meestal rood zijn. Een nadeel van spaanplaat is de neiging tot splinteren en permanente vervorming onder belasting (kruip). Er zijn aanzienlijke kwaliteitsverschillen tussen spaanplaten [17](#page=17) [18](#page=18).
### 1.5 OSB
Oriented Strand Board (OSB) is een houtplaat die bestaat uit verschillende lagen houtschilfers van een specifieke vorm en dikte, samengebonden met een bindmiddel. De schilfers (strands) in de buitenlagen zijn parallel aan de lengterichting van de plaat georiënteerd, terwijl de schilfers in de binnenlaag willekeurig gestrooid of dwars op de lengterichting liggen [21](#page=21).
OSB biedt voordelen ten opzichte van multiplex, met name op ecologisch vlak. Dikke, afrolbare boomstammen worden schaarser en duurder, en de productie van multiplex vereist tweemaal zoveel energie als die van OSB. Het relatief lage rendement van multiplexproductie (30-35%) in vergelijking met OSB (80-90%) is ecologisch minder verantwoord. OSB wordt steeds vaker gebruikt als ondervloer voor lamelparket en vervangt hiermee de traditionele multiplexplaat [22](#page=22).
### 1.6 Multiplex
Multiplex (en triplex) zijn plaatvormige composietmaterialen opgebouwd uit een oneven aantal houtfineerlagen die kruiselings op elkaar worden verlijmd. Oorspronkelijk verwees "triplex" naar platen met 3 lagen en "multiplex" naar platen met 5 of meer lagen, maar tegenwoordig worden de termen vaak door elkaar gebruikt. Multiplex wordt beschouwd als het allereerste engineered wood product [24](#page=24).
De voordelen van multiplex zijn:
* Efficiënter gebruik van hout, inclusief minder waardevolle stukken voor binnenlagen [25](#page=25).
* Hogere sterkte in bepaalde richtingen dan massief hout van gelijke afmetingen en gewicht, dankzij de gekruiste lagen [25](#page=25).
* Minder 'werking' (krimpen of uitzetten) dan massief hout [25](#page=25).
* Verkrijgbaar in diverse diktes (van minder dan 1 mm tot meer dan 40 mm) en standaard afmetingen zoals 2,50 m x 1,22 m [25](#page=25).
* Sterker en lichter dan MDF, met vrijwel geen kruip, waardoor het de voorkeur geniet voor belaste beplating [25](#page=25).
### 1.7 CLT
CLT staat voor Cross Laminated Timber. CLT-panelen zijn meerlaagse, kruiselings verlijmde houten panelen, opgebouwd uit eenlaagse platen van massief hout. Meestal bestaan de panelen uit 3, 5 of 7 lagen; wanneer de buitenste laag van een andere houtsoort is, is het aantal lagen vaak even (4, 6 of 8). De maximale standaardafmetingen variëren per fabrikant, met opties zoals 2,95 m x 16 m, 3,50 m x 22 m, of 1,25 m x 24 m. CLT wordt veel toegepast als wand-, vloer- en/of dakelement in onder andere houtskeletbouw en interieurtoepassingen, en dient daarbij als constructieve vervanging van beton en staal [39](#page=39).
* * *
# Decorconstructie
Dit gedeelte behandelt de constructieve aspecten van decorstukken, met een focus op de basiscomponenten zoals decorvakken, schoren en vrijstaande wanden, en hun diverse toepassingen en materialen [44](#page=44).
### 2.1 Decorvak
Een decorvak, ook wel bekend als een decorelement, is een veelgebruikte bouweenheid in decorconstructie. Deze vakken vormen de basis voor het creëren van wanden, deuren en andere structurele elementen in een decor. Ze worden vaak bekleed met decorlinnen om een afgewerkt oppervlak te creëren [45](#page=45) [46](#page=46).
### 2.2 Schoren
Schoren zijn diagonale verstevigingen die worden gebruikt om de stabiliteit van constructies te vergroten en doorbuiging te voorkomen. Ze worden toegepast in verschillende contexten binnen de decorbouw om ervoor te zorgen dat de constructie veilig en stabiel is [73](#page=73).
Een typische schorenconstructie kan bestaan uit een staander, een slof en een schuine lat. De staander is het verticale element, de slof is het horizontale element aan de onderkant, en de schuine lat verbindt deze twee voor stabiliteit [83](#page=83).
> **Tip:** Het correct plaatsen van schoren is cruciaal voor de structurele integriteit van elk decorstuk, vooral bij grotere of vrijstaande elementen [73](#page=73).
### 2.3 Vrijstaande wanden
Vrijstaande wanden zijn constructies die niet worden ondersteund door bestaande gebouwstructuren en dus zelfdragend moeten zijn. Deze wanden worden gebruikt om ruimtes te definiëren, achtergronden te creëren of specifieke visuele effecten te realiseren binnen een decoropstelling [86](#page=86).
Bij de constructie van vrijstaande wanden wordt vaak gebruik gemaakt van technieken die zorgen voor stabiliteit zonder externe ondersteuning. Dit kan het integreren van verzwaarde bases, interne verstevigingen of strategisch geplaatste schoren omvatten. Het concept van een "schenkel" kan hierbij een rol spelen, mogelijk verwijzend naar een deel van de constructie dat bijdraagt aan de stabiliteit of verbinding [100](#page=100) [86](#page=86).
> **Tip:** Bij het ontwerpen van vrijstaande wanden is het belangrijk om rekening te houden met factoren zoals de hoogte, breedte, het beoogde gebruik en de omgeving waarin het decor zal worden geplaatst om onbedoelde instorting te voorkomen [86](#page=86).
* * *
# Digitale schrijnwerkerij en constructieve innovaties
Dit deel verkent moderne schrijnwerkerijtechnieken zoals eischijven, vouwstructuren, cassette-opbouw en vlechtstructuren, en hoe digitale fabricage nieuwe constructieve mogelijkheden creëert .
### 3.1 Eischijven
De sectie "Eischijven" is kort en wordt geïntroduceerd op pagina 117. Er is geen verdere inhoud over dit specifieke onderwerp te vinden op de aangegeven pagina's .
### 3.2 Vouwstructuren
Vouwstructuren vertegenwoordigen een innovatieve benadering in de bouw, waarbij complexe geometrieën mogelijk worden gemaakt door digitale fabricagetechnieken. De Massachusetts School of Architecture toonde in 2008 een project voor digitaal gefabriceerde woningen in New Orleans dat dit illustreert .
Er worden specifieke vragen gesteld met betrekking tot deze constructies, zoals:
* Waarom zijn er geen gebinten of spanten nodig ?
* Is hier sprake van standaardisatie en modulariteit ?
* Welke panelen zijn gebruikt ?
* Is de draagstructuur zichtbaar ?
Deze vragen impliceren dat vouwstructuren een inherent dragende capaciteit hebben en mogelijk efficiëntere materialisatie en constructie bieden vergeleken met traditionele methoden.
### 3.3 Cassette-opbouw
De sectie over cassette-opbouw wordt geïntroduceerd op pagina 128. Net als bij eischijven, wordt de inhoud van deze sectie niet verder uitgewerkt op de aangeleverde documentpagina's .
### 3.4 Vlechtstructuren
Vlechtstructuren, ook wel bekend als 'wicker structures' of 'basket weaving', vormen een andere constructieve innovatie mogelijk gemaakt door digitale fabricage. Deze techniek, gedemonstreerd door Atelier Bow-wow, omvat het in elkaar vlechten van elementen om een stabiele en esthetisch interessante structuur te creëren. De visuele presentatie toont typisch een rasterachtige opbouw die zowel draagkracht als een uniek uiterlijk genereert. Digitale fabricagemethoden zoals CNC-frezen of robotlassen zijn cruciaal voor de nauwkeurigheid en complexiteit die vereist is voor deze techniek .
> **Tip:** Bij het bestuderen van digitale schrijnwerkerij is het belangrijk om te focussen op hoe de digitalisering specifieke geometrische vormen en constructieve oplossingen mogelijk maakt die voorheen moeilijk of onmogelijk waren. Denk aan de efficiëntie van materiaalgebruik en de potentie voor maatwerk.
* * *
# Kopiëren en originaliteit in design
Dit onderwerp verkent de genuanceerde relatie tussen kopiëren, hergebruik en originaliteit binnen de hedendaagse ontwerppraktijk, waarbij de acceptatie en betekenis van verschillende kopieertechnieken worden onderzocht .
### 4.1 De complexiteit van kopiëren
De perceptie van kopiëren in design is zelden zwart-wit. Hoewel het als moreel verwerpelijk en wettelijk verboden wordt beschouwd om creatief werk van anderen te exploiteren voor persoonlijk gewin kan een kopie of iets dat er sterk op lijkt soms leiden tot verrassende en bevrijdende nieuwe inzichten. De vraag is of dit dan nog steeds als minderwaardig papegaaienwerk of oneerlijke concurrentie moet worden gezien .
### 4.2 Hedendaagse visies op originaliteit en auteurschap
In het digitale tijdperk wordt de visieloze copy-paste cultuur vaak bekritiseerd. Tegelijkertijd staan begrippen als originaliteit en individueel auteurschap steeds meer onder druk. Er wordt gesuggereerd dat innovatie altijd gebaseerd is op bestaande elementen en dat creativiteit een vorm van geïnspireerd hergebruik of slimme copy-paste is. De geschiedenis van design kan zelfs gezien worden als een geschiedenis van her-design. Dit roept vragen op over onze voorkeur voor het geloof in natuurtalent en de genialiteit van sterontwerpers. Er wordt ook onderzocht hoe andere culturen aankijken tegen kopiëren en of dit een andere betekenis geeft aan kopieergedrag vanuit een historisch perspectief .
### 4.3 Een spectrum van kopieertechnieken
De tentoonstelling "Ceci n’est pas une copie" onderzoekt de aard, betekenis en acceptatie van kopieertechnieken in de hedendaagse ontwerppraktijk door middel van een selectie van voorbeelden en visies. Deze variëren van bekende en erkende hergebruikstrategieën tot meer controversiële en experimentele reproductiemethoden .
#### 4.3.1 Erkende hergebruikstrategieën
* Citaat .
* Collage .
* Herinterpretatie .
* Hommage .
* Pastiche .
#### 4.3.2 Controversiële en experimentele reproductie
* Reproductie .
#### 4.3.3 Het spectrum van imitatio tot plagiaat
Het onderwerp omvat het spectrum van kopiëren als deugdelijke imitatio tot kopiëren als platte commercie, plagiaat en piraterij. Ontwerpers zoals Jasper Morrison, Richard Hutten, Unfold, Bas van Beek, Konstantin Grcic en Maarten Baas worden genoemd als individuen die dagelijks met dit fenomeen te maken krijgen en gedwongen worden stelling te nemen .
> **Tip:** Begrijp dat de acceptatie van kopiëren sterk afhangt van de intentie, context en de manier waarop het hergebruik wordt toegepast. Van een deugdelijke imitatio tot schaamteloos plagiaat is er een breed spectrum.
### 4.4 Creatieve fouten als bron van originaliteit
Een citaat van Parry benadrukt een specifieke benadering van creativiteit waarbij originaliteit niet actief wordt nagestreefd, maar voortkomt uit het proces van nadoen met subtiele aanpassingen. Dit perspectief suggereert dat fouten tijdens dit proces juist de stijl en uniciteit van een ontwerp kunnen vormen .
> **Example:** Parry's methode van het "fluisterspel" illustreert hoe het bewust net iets anders namaken van een bestaand werk kan leiden tot een nieuw, origineel resultaat, waarbij de "fouten" juist een kenmerkende stijl creëren. Dit staat in contrast met het strikt letterlijk kopiëren.
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Hardboard | Een plaatmateriaal dat wordt gemaakt van natte houtvezels die worden samengeperst. Het heeft een typisch wafelmotief aan één zijde door de productiemethode. |
| MDF (Medium-Density Fibreboard) | Een geperste plaat die is opgebouwd uit houtvezels die met harsen zijn verbonden. Het heeft een middelharde dichtheid. |
| HDF (High-Density Fibreboard) | Een variant van MDF met een hogere kwaliteit, waarbij de vezels sterker worden geperst tot een plaat met een hogere dichtheid. |
| Spaanplaat | Een plaatmateriaal vervaardigd uit zaagsel, kleine stukjes hout (spaanders) en een bindmiddel, meestal kunsthars. De spaanders worden onder invloed van warmte tot een plaat geperst. |
| OSB (Oriented Strand Board) | Een houtvezelplaat die samengesteld is uit lagen houtschilfers (strands) van een vooraf bepaalde vorm en dikte, die met een bindmiddel zijn verbonden. De schilfers in de buitenlagen zijn georiënteerd. |
| Multiplex | Een plaatvormig composietmateriaal dat is opgebouwd uit een oneven aantal houtfineerlagen die kruiselings op elkaar verlijmd worden. Het staat bekend om zijn sterkte en minder werking dan massief hout. |
| Triplex | Een term die oorspronkelijk werd gebruikt voor multiplexplaten met slechts 3 lagen, maar tegenwoordig vaak door elkaar wordt gebruikt met de term multiplex. |
| CLT (Cross Laminated Timber) | Een bouwmateriaal dat bestaat uit meerlaagse, kruiselings verlijmde houten panelen, opgebouwd uit eenlaagse platen van massief hout. Wordt gebruikt als wand-, vloer- en dakelement. |
| Decorvak | Een onderdeel van een decorconstructie, dat bijvoorbeeld bekleed kan worden met decorlinnen, triplex of kaasdoek, en dient voor esthetische of functionele doeleinden in een scenografie. |
| Schoren | Constructieve elementen die worden gebruikt om stabiliteit te bieden aan een structuur, zoals een wand of frame, door deze te ondersteunen of te verstevigen, vaak onder een hoek geplaatst. |
| Vrijstaande wanden | Een type wandconstructie die niet afhankelijk is van een dragende hoofdstructuur en zelfstandig kan staan, vaak gebruikt voor afscheidingen of als onderdeel van decoropstellingen. |
| Eischijven | Een term die kan verwijzen naar specifieke geometrische vormen of componenten die worden gebruikt in digitale fabricageprocessen, mogelijk gerelateerd aan structurele elementen of verbindingen. |
| Vouwstructuren | Constructies die worden gevormd door het vouwen van materiaal, vaak toegepast in digitale fabricage om complexe vormen te creëren met behulp van platen die op specifieke manieren worden gevouwen. |
| Cassette-opbouw | Een bouwmethode waarbij een constructie is opgebouwd uit geprefabriceerde cassettes of modules, die eenvoudig kunnen worden samengevoegd om grotere structuren te vormen. |
| Vlechtstructuren | Constructies die worden gevormd door het in elkaar vlechten van materialen, wat resulteert in open en vaak visueel interessante structuren die licht en materiaalgebruik combineren. |
| Imitatio | In de context van design en kunst, een vorm van navolging of nabootsing die vaak als een legitieme methode wordt beschouwd om te leren, te ontwikkelen en te innoveren, in tegenstelling tot plagiaat. |
| Pastiche | Een kunstwerk of stijl die bewuste imitaties van eerdere werken of stijlen bevat, vaak als eerbetoon of als een spel met bestaande vormen en conventies, zonder de bedoeling te misleiden. |
| Plagiaat | Het ongeoorloofd overnemen van andermans werk of ideeën en deze presenteren als eigen werk, wat een schending is van auteursrecht en intellectuele eigendom. |
Cover
OPO13 - LES 1 - INTRO - 2025-26(1).pdf
Summary
# Inleiding tot de bouwtechnieken
Dit vakgebied verschaft een overzicht van de inzet, concepten, materialen en structuren binnen de bouwtechnieken.
### 1.1 De inzet van bouwtechnieken
De inzet van bouwtechnieken kan worden benaderd vanuit de volgende vier kernaspecten: vraag, antwoord, gebruik en return. Deze benadering helpt bij het begrijpen van de context en de functie van verschillende bouwtechnische oplossingen [4](#page=4).
### 1.2 Lessen binnen bouwtechnieken
Het vakgebied is opgebouwd rond diverse lessen die de kerncomponenten van bouwtechnieken behandelen. Deze omvatten [2](#page=2):
* **Concept:** De onderliggende ideeën en principes achter een bouwoplossing [2](#page=2).
* **Materiaal:** De keuze en eigenschappen van materialen die in de bouw worden toegepast [2](#page=2).
* **Structuur:** De organisatie en samenhang van bouwcomponenten om stabiliteit en functionaliteit te garanderen [2](#page=2).
* **Elementen:** De discrete onderdelen waaruit een bouwwerk is samengesteld [2](#page=2).
* **Comfort:** Factoren die bijdragen aan het welzijn van de gebruikers, zoals thermisch en akoestisch comfort [2](#page=2).
* **Bouwen:** Het proces van het realiseren van bouwwerken [2](#page=2).
* **Detailleren:** Het nauwkeurig uitwerken van verbindingen en specifieke onderdelen [2](#page=2).
### 1.3 Oefeningen en evaluatie
Om de verworven kennis te versterken, omvat het vakgebied oefeningen en een evaluatiecomponent [2](#page=2).
* **Oefeningen:** Deze kunnen bestaan uit wekelijkse oefeningen, casestudies en voorbeelden om de theorie in de praktijk te brengen [2](#page=2).
* **Evaluatie:** De beoordeling vindt plaats middels een examen en de beoordeling van oefeningen [2](#page=2).
> **Tip:** Het is essentieel om de relatie tussen de verschillende lessen te begrijpen; bijvoorbeeld hoe materiaalkeuze (materiaal) de structuur en het comfort beïnvloedt.
> **Voorbeeld:** Een casestudie over de Villa Savoye van Le Corbusier illustreert de toepassing van concepten, materialen en structuren in een reëel architecturaal project [2](#page=2) [3](#page=3).
### 1.4 Planning en introductie
De planning van het vakgebied integreert de verschillende aspecten, waarbij de introductie fungeert als een overkoepelend kader. De introductie legt de basis voor het begrip van de inzet, lessen, oefeningen en evaluatie binnen de bouwtechnieken [1](#page=1) [2](#page=2) [4](#page=4).
---
# Duurzaam bouwen en de drie pijlers
Duurzaam bouwen integreert ecologische, sociale en economische overwegingen om gebouwen te creëren die de behoeften van het heden vervullen zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen [8](#page=8).
### 2.1 De kernconcepten van duurzaamheid
Duurzaamheid, in ecologische zin, verwijst naar de eigenschap van biologische systemen om voor onbepaalde tijd divers en productief te blijven. Meer algemeen beschrijft het het uithoudingsvermogen van systemen en processen. Het organiserende principe hierachter is duurzame ontwikkeling, dat vier met elkaar verbonden domeinen omvat: ecologie, economie, politiek en cultuur. De algemeen erkende definitie van duurzame ontwikkeling, afkomstig uit het Brundtland-rapport, luidt: "Sustainable development is development that meets the need for the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs" [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 2.1.1 De ecologische voetafdruk
Op globale schaal overschrijdt de menselijke consumptie de draagkracht van de Aarde. De ecologische voetafdruk meet de benodigde biologisch productieve landoppervlakte om de consumptie en afvalproductie van de gemiddelde wereldburger te ondersteunen. In 2008 was 2,7 globale hectare per persoon nodig, wat 30% meer is dan de natuurlijke biologische capaciteit. Dit ecologische tekort wordt aangevuld via wereldhandel, het aanspreken van reserves uit het verleden (zoals fossiele brandstoffen), of door het lenen van de toekomst via niet-duurzame exploitatie van hulpbronnen [9](#page=9).
#### 2.1.2 Duurzaamheid op landelijk niveau
Onderzoek naar duurzaamheid op landelijk niveau vergelijkt de ecologische voetafdruk met de Human Development Index (HDI). De trend toont aan dat hogere levensstandaarden vaak minder duurzaam worden. Het bereiken van duurzaamheid betekent het verhogen van de wereldwijde levensstandaard zonder het gebruik van hulpbronnen boven hun duurzame niveaus te laten uitkomen, oftewel het niet overschrijden van het "één planeet" consumptieniveau [10](#page=10).
#### 2.1.3 Methoden ter bevordering van duurzaamheid
Duurzaamheid kan op diverse manieren bevorderd worden, waaronder:
* Nieuwe levenswijzen (bv. ecoregio's, transitiesteden) [11](#page=11).
* Stimulering van specifieke economische sectoren zoals duurzaam bouwen, duurzame landbouw, permacultuur, duurzame energie en de deeleconomie [11](#page=11).
* Wetenschappelijke ontwikkeling van nieuwe duurzame technologieën (bv. kernfusie, nieuwe generaties windmolens en zonnepanelen) [11](#page=11).
* Ontwerp van flexibele en omkeerbare systemen, zoals in duurzaam ontwerpen en de kringloopeconomie [11](#page=11).
### 2.2 De drie pijlers van duurzaam bouwen
Duurzaam bouwen wordt gedefinieerd aan de hand van drie onderling verbonden dimensies: de ecologische, de sociale en de economische pijler [12](#page=12).
#### 2.2.1 De ecologische dimensie van duurzaam bouwen
De bouwsector heeft een aanzienlijke milieu-impact. De sector is verantwoordelijk voor ongeveer 50% van het mondiale grondstoffenverbruik en genereert veel afval (bouw- en sloopafval). In België vertegenwoordigt de verwarming en verlichting van gebouwen 42% van het totale energieverbruik. Biodiversiteit speelt ook een rol; bescherming kan worden gerealiseerd door gebieden met lage milieuwaarde te bebouwen (bv. brownfields) en inspanningen te leveren om fauna en flora te vrijwaren [14](#page=14).
#### 2.2.2 De sociale dimensie van duurzaam bouwen
De sociale dimensie benadrukt dat de mens ongeveer 90% van zijn tijd binnenshuis doorbrengt, waardoor de levenskwaliteit sterk afhankelijk is van de kwaliteit van het gebouw. Een gezond binnenklimaat vereist adequate luchtkwaliteit en thermisch, visueel en akoestisch comfort. Veiligheid en toegankelijkheid van het gebouw en de omgeving zijn eveneens cruciale aspecten [13](#page=13) [15](#page=15).
#### 2.2.3 De economische dimensie van duurzaam bouwen
De economische dimensie richt zich op de instandhouding en vernieuwing van de bebouwde omgeving door een gezonde economische bedrijfsvoering met aandacht voor innovatieve ontwikkelingen. Dit omvat ook aspecten als bouwkosten, onderhoudskosten en levenscycluskosten [13](#page=13) [16](#page=16).
### 2.3 Toekomstperspectieven en uitdagingen
Hoewel de ecologische pijler al enige aandacht heeft gekregen, zijn geharmoniseerde evaluatiemethoden nog in ontwikkeling binnen Europese technische comités. Voor de sociale en economische pijlers bestaat nog een aanzienlijke kennislacune, met name op het gebied van levenscycluskosten en langetermijnonderhoudsstrategieën. De grootste uitdaging ligt in de geïntegreerde en evenwichtige toepassing van alle drie de dimensies [17](#page=17).
#### 2.3.1 Belangrijke aspecten van duurzame gebouwen (LEnSE-project)
| Milieuaspecten | Sociale aspecten | Economische aspecten |
| :----------------------------- | :-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Klimaatveranderingen: broeikasgassen, verzuring, ozondepletie | Welzijn van de gebruikers: binnenklimaat en comfort, ruimtebeleving, gezondheid en gebruiksvriendelijkheid | Financiering en beheer: analyse van gebruiksfuncties, risicoanalyse | [13](#page=13).
| Biodiversiteit: vermesting, behoud van biodiversiteit | Toegankelijkheid: het gebouw en zijn omgeving, openbaar vervoer, voetpaden en fietspaden | Levenscycluswaarde: levenscycluskosten, gebouwwaarde en aanpasbaarheid, onderhoudsvriendelijkheid | [13](#page=13).
| Grondstoffen: oorsprong en gebruik van materialen, afvalpreventie, watergebruik, ruimte- en landgebruik | Sociale en culturele waarde: lokale tewerkstelling en sociale voorzieningen, ethisch aankoopbeleid, impact op de buurt, esthetische gebouwkwaliteit | Externe factoren: gebruik van lokaal geproduceerde producten en diensten, imago van het gebouw | [13](#page=13).
| Milieubeheer en -risico's | Veiligheid van het gebouw en zijn omgeving | | [13](#page=13).
---
# Lessen en oefeningen in bouwtechnieken
Dit studieonderdeel biedt een gestructureerd overzicht van de lessen en bijbehorende oefeningen in bouwtechnieken, waarbij de nadruk ligt op concept, materiaal, structuur, elementen, comfort, bouwen en detailleren [67](#page=67).
## 3. Lessen en oefeningen in bouwtechnieken
Het curriculum is opgedeeld in verschillende lessen, elk gericht op een specifiek aspect van bouwtechnieken, met aansluitende oefeningen om de leerstof te verwerken en toe te passen. De lessen volgen een logische opbouw, beginnend met algemene concepten en eindigend met specifieke details en uitvoeringsmethoden [67](#page=67).
### 3.1 Lessenoverzicht
De lessen behandelen de volgende kernonderwerpen:
#### 3.1.1 Inleiding (Les 1)
Deze les introduceert de algemene context van bouwen, waaronder de omgevingsfactoren, het concept van shelter, wie er bouwt voor wie, de redenen voor bouwen, en hoe onderzoeks thema's gesitueerd kunnen worden. Ook wordt aandacht besteed aan tekenmethodiek [68](#page=68).
#### 3.1.2 Concept (Les 2)
Hier wordt dieper ingegaan op het conceptuele aspect van een bouwproject. Dit omvat het definiëren van het concept van shelter, de doelgroep en de motivatie achter het bouwen. Tekenmethodiek wordt verder uitgewerkt [68](#page=68).
#### 3.1.3 Materiaal (Les 3)
Deze les focust op de verscheidenheid aan bouwmaterialen. Behandeld worden het overzicht van materialen, hun toepassingsvelden, de redenen voor hun keuze, hun herkomst en milieu-impact, gebruiksterreinen en specifieke eigenschappen [69](#page=69).
#### 3.1.4 Structuur (Les 4)
De focus ligt hier op bouwkundige systemen en de basisprincipes van sterkteleer. Het vormen van structuren, het onderscheid tussen primaire en secundaire elementen, en de concepten van skelet- en massieve constructies komen aan bod, gevolgd door analyse en methodiek [70](#page=70).
#### 3.1.5 Elementen (Les 5)
Deze les behandelt de fundering, verticale en horizontale bouwdelen, doorbrekingen en de onderlinge samenhang van elementen. Er wordt een analyse van deze componenten uitgevoerd [71](#page=71).
#### 3.1.6 Comfort (Les 6)
De basisbegrippen van bouwcomfort worden geïntroduceerd, inclusief de werking ervan, het concept van isolatie, vochthuishouding en algemene technieken om comfort te realiseren [72](#page=72).
#### 3.1.7 Bouwen (Les 8)
Dit onderdeel gaat over het samenbrengen van de opgedane leerstof. Het omvat de analyse van bestaande gebouwen, het verkrijgen van inzicht in de onderlinge samenhang van bouwtechnieken, en het vervaardigen van maquettes en tekeningen [73](#page=73).
#### 3.1.8 Detail (Les 7)
Hier worden de basisbegrippen van detaillering behandeld. Dit omvat de ontmoetingen tussen verschillende bouwdelen, de 'hoe' en 'waarom' van detaillering, tekenconventies, en de opbouw van details. Een analyse van bestaande details wordt uitgevoerd [74](#page=74).
### 3.2 Oefeningenoverzicht
De oefeningen zijn ontworpen om de kennis en vaardigheden uit de bijbehorende lessen toe te passen, vaak aan de hand van een casestudy zoals het Bezoekerscentrum De Bourgooyen in Mariakerke [82](#page=82) [83](#page=83).
#### 3.2.1 Oefening 1: Bezoek van de site (Les 1)
Deze oefening vereist een bezoek aan de locatie en analyse van aspecten zoals oriëntatie, mobiliteit, zichtlijnen, lichtinval en de benadering van het gebouw. Een deel (6 punten) focust op concept, materiaal, structuur en het voorblad, terwijl een ander deel (4 punten) de elementen, comfort, bouwen en detail behandelt .
#### 3.2.2 Oefening 2: Tekenen van plan en snede (Les 2)
Studenten moeten een plan en een snede van het gebouw op schaal tekenen, waarbij de juiste schaal en doorsnede gekozen moeten worden en de correcte tekenconventies toegepast dienen te worden. Net als bij oefening 1, is de opgave verdeeld in twee delen die verschillende lesonderdelen bestrijken .
#### 3.2.3 Oefening 3: Materiaal (Les 3)
Deze oefening vraagt om de selectie van één specifiek materiaal uit het gebouw, met een gedetailleerde specificatie van het gebruik, de detaillering, herkomst, ontginning, levenscyclus en milieu-impact .
#### 3.2.4 Oefening 4: Structuur (Les 4)
De opdracht omvat het uittekenen van een structuurplan en een snede. Op het plan moeten dragende wanden, kolommen, balken en de draagrichting van het plafond aangeduid worden, tezamen met de materialen en een schatting van gewichten en belastingen. De snede vereist een doordachte keuze met aanduiding van lastendaling, draagrichting en materialen .
#### 3.2.5 Oefening 5: Elementen (Les 5)
Deze oefening richt zich specifiek op het uittekenen van een trap, inclusief plan, snede, aanzicht en detail .
#### 3.2.6 Oefening 6: Comfort (Les 6)
Hierbij wordt een schema van comfort opgesteld, met twee snedes (zomer en winter) op één blad. Aangeduid moeten worden verwarming, ventilatie, natuurlijke en kunstmatige koeling en verlichting, gebruik, toegankelijkheid en hernieuwbare energie .
#### 3.2.7 Oefening 7: Detail (Les 7)
De opdracht is het uittekenen van een specifiek detail met een doordachte keuze, op de juiste schaal en met correcte tekenconventies. Er wordt nadruk gelegd op inzicht, de opbouw, de keuze van hoeken en aansluitingen, en het vermijden van kopieergedrag .
#### 3.2.8 Oefening 8: Bouwen (Les 8)
Deze oefening bouwt voort op de vorige. Studenten moeten het gedetailleerde detail (uit oefening 7) uittekenen in axonometrie of perspectief, met een aanduiding van de bouwstappen middels nummering en kleuren .
### 3.3 Leer- en studiemateriaal
Het studiemateriaal omvat powerpoints, notities van de lessen, een cursus van Marcel Heistercamp, literatuurverwijzingen en het boek "Constructing Architecture" van Deplazes en Jellema [75](#page=75) [76](#page=76).
### 3.4 Voorbeeld casestudy: Bezoekerscentrum De Bourgooyen
Dit bezoekerscentrum in Mariakerke (Gent, 2005-2008) door EVR architecten dient als concrete casestudy voor de oefeningen. Het gebouw is een compact, multifunctioneel centrum ontworpen volgens passiefhuisnormen, met een houtskeletstructuur en uitzonderlijke aandacht voor isolatie en luchtdichtheid. Het omvat een tentoonstellingsruimte, cafetaria, kantoren, bibliotheek en labo/mediaklassen. Verwarming en ventilatie gebeuren via een luchtgroep met warmterecuperatie en een aardwarmtewisselaar [82](#page=82) [83](#page=83).
#### 3.4.1 Technische specificaties (Casestudy)
* **Locatie:** Gent [87](#page=87).
* **Opdrachtgever:** Stad Gent [87](#page=87).
* **Programma:** Bezoekerscentrum [87](#page=87).
* **Oppervlakte:** 1086 m² [87](#page=87).
* **Jaar:** 2005-2008 [87](#page=87).
* **Architect:** EVR Architecten [87](#page=87).
* **Duurzaamheid:** Babel Ingenieurscollectief [87](#page=87).
* **Technieken:** Istema [87](#page=87).
* **Advies passief:** Cenergie [87](#page=87).
> **Tip:** De oefeningen integreren de verschillende lesonderdelen. Zorg ervoor dat je de samenhang tussen concept, materiaal, structuur, elementen, comfort, bouwen en detail begrijpt, aangezien deze concepten elkaar continu beïnvloeden.
> **Tip:** Bij het uittekenen van plannen, snedes en details is het cruciaal om de correcte tekenconventies te hanteren en de schaal op een doordachte manier te kiezen.
> **Tip:** Voor de comfortoefening is het nuttig om de principes van passief bouwen te bestuderen, aangezien deze centraal staan in de casestudy.
---
# Evaluatie van de bouwtechnieken
Deze sectie beschrijft de evaluatiemethoden die worden gebruikt voor het vak bouwkunde, inclusief de componenten en weging van de beoordeling.
### 5.1 Evaluatiecomponenten
De evaluatie van het vak bouwkunde is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
* **Proefexamen**: Er wordt een proefexamen afgenomen om studenten de kans te geven hun kennis te testen en zich voor te bereiden op het eigenlijke examen.
* **Schriftelijk examen**: Dit examen telt voor 75% mee in de totale beoordeling.
* **Oefening (bundel A3)**: De oefening, die wordt aangeleverd in bundel A3, draagt 25% bij aan de totale beoordeling.
De structuur van de evaluatie, inclusief de weging van de onderdelen, blijft hetzelfde voor zowel de eerste zit als de tweede zit .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Duurzaamheid | De eigenschap van biologische systemen om voor onbepaalde tijd divers en productief te blijven. Meer algemeen is het het uithoudingsvermogen van systemen en processen. |
| Duurzame ontwikkeling | Een ontwikkeling waarbij de huidige wereldbevolking in haar behoeften voorziet zonder de komende generaties te beperken om in hun behoeften te voorzien. |
| Ecologische voetafdruk | Een maatstaf die de menselijke consumptie meet in termen van het biologisch productieve land dat nodig is om de benodigde hulpbronnen te leveren en de afvalstoffen van de gemiddelde wereldburger te absorberen. |
| Brundtland-rapport | Een rapport opgesteld door de Brundtland Commissie, dat een algemeen erkende definitie geeft van duurzame ontwikkeling. |
| Trias ecologica | Een principe voor duurzaamheid dat de volgende volgorde aanbeveelt: 1. Beperk de vraag, 2. Kies voor hernieuwbare of onuitputtelijke oplossingen, 3. Gebruik eindige bronnen zo efficiënt mogelijk. |
| Cradle to cradle (wieg tot wieg) | Een filosofie waarbij alle gebruikte materialen na hun levenscyclus in een product, nuttig kunnen worden ingezet in een ander product, zonder kwaliteitsverlies en zonder restproducten. |
| Planologie | Het vakgebied dat zich bezighoudt met de inrichting van de ruimte en ruimtelijke ordening, en hoe dit met beleid verbeterd kan worden. |
| Interieur | De algemene benaming voor de binnenkant van een object, vaak verwijzend naar de inrichting van een ruimte zoals een huis of auto. |
| Zonering | Het indelen van een gebouw of ruimte in verschillende zones met specifieke functies, zichtbaar gemaakt in architectuur en ornamentiek. |
| Comfort | Een gevoel van welzijn dat een drievoudige oorsprong heeft: fysiek, functioneel en psychologisch, en essentieel is voor de levenskwaliteit. |
| Onderhoud | Het totaal van activiteiten met als doel het in een aanvaardbare conditie houden of terugbrengen van objecten, teneinde de gevraagde functionaliteit te borgen. |
| Levenscycluskosten | De totale kosten die gepaard gaan met een gebouw gedurende de gehele levensduur, inclusief aanschaf, onderhoud, exploitatie en sloop. |
| Passiefhuisnormen | Strikte normen voor energiezuinigheid en comfort in gebouwen, gericht op minimale energiebehoefte voor verwarming en koeling. |
| Houtskelet | Een constructiesysteem waarbij dragende muren en vloeren bestaan uit houten staanders, balken en regels. |
| Luchtdichtheid | De mate waarin een gebouw luchtdicht is, wat cruciaal is voor energie-efficiëntie en het voorkomen van ongecontroleerde luchtstromen. |
| Warmtewisselaar | Een apparaat dat warmte overdraagt van het ene medium naar het andere, bijvoorbeeld in ventilatiesystemen voor warmteterugwinning. |
| Aardwarmtewisselaar | Een systeem dat gebruikmaakt van de stabiele temperatuur van de aarde voor voorverwarming in de winter en koeling in de zomer. |
| Ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) | Een plan in Vlaanderen waarmee de overheid in een bepaald gebied de bodembestemming vastlegt. |
| Casestudie | Een gedetailleerde analyse van een specifiek project of situatie, gebruikt voor onderwijs en onderzoek. |
| Vraag & Antwoord | Een cyclisch model dat de relatie tussen de initiële vraag, de daaropvolgende acties en de uiteindelijke uitkomst beschrijft. |
| Gebruik & Return | Een onderdeel van het cyclische model dat de impact en de resultaten van een ontwerp of project evalueert. |
Cover
OPO13 - LES 5 - ELEMENTEN - 2025-26.pdf
Summary
# Funderingen
Dit deel behandelt de funderingstechnieken, inclusief de functies, invloeden van grond en grondwater, methoden voor grondverbetering, verschillende ondergrondse constructies zoals ondiepe en diepe funderingen, beschoeide bouwputten, onderschoeiingen, en mogelijke problemen die kunnen optreden.
### 1.1 Functies van de fundering
De fundering heeft als primaire functie het opvangen van de lasten die voortkomen uit de structuur van het gebouw. Vervolgens worden deze lasten overgedragen op de ondergrond ter hoogte van de funderingsaanzet, waarbij een veiligheidsmarge ten opzichte van de draagkracht van de grond in acht wordt genomen. Daarnaast kan de fundering ook voorzien in ondergrondse ruimtes zoals kelders, garages of kruipruimtes [6](#page=6) [7](#page=7).
### 1.2 Invloed van de grondsamenstelling
#### 1.2.1 Algemeen
In België en Nederland komen funderingen voornamelijk voor op alluviale grond, rots, of mengvormen hiervan. Alluviale grond bestaat typisch uit klei, zand, water en lucht [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 1.2.2 Belang van water
Water speelt een cruciale rol in het bepalen van het draagvermogen van de grond. Wanneer water wordt onttrokken, kan de grond inkrimpen. Bij verdere belasting wordt lucht weggedrukt en de korrels samengedrukt. Toevoeging van water kan leiden tot uitzetting in verschillende richtingen, wat ongewenste op-en-neerbewegingen veroorzaakt en de stabiliteit van het gebouw beïnvloedt [10](#page=10).
#### 1.2.3 Verschillende grondsoorten
* **Niet-samengangende gronden (grind en zand):** Deze gronden worden bij voorkeur gebruikt om op te funderen, omdat ze minder gevoelig zijn voor uitzetting en krimp door waterinvloeden en de korrels compact en stabiel liggen [11](#page=11) [12](#page=12).
* **Wel-samengangende gronden (klei, leem en veen):**
* **Klei en leem:** Deze gronden zijn onderhevig aan vormverandering door water, waardoor hun draagkracht kan variëren. De hoeveelheid water beïnvloedt het gedrag onder belasting, wat voorzichtigheid vereist bij fundering op deze lagen [13](#page=13).
* **Veen en humus:** Deze organische gronden zijn samendrukbaar en daardoor ongeschikt voor fundering, aangezien aanzienlijke zettingen te verwachten zijn [14](#page=14).
* **Rotsgrond:** Dit type grond komt in de Benelux nauwelijks voor, maar vereist aandacht indien aanwezig. Een golvend verloop kan leiden tot afglijden van de funderingsconstructie [15](#page=15).
#### 1.2.4 Gevaren van zettingen
Onjuiste fundering op de ondergrond kan leiden tot zettingen, met gevolgen als scheuren, barsten, breuken en verzakkingen. Deze zettingen kunnen integraal zijn over het gehele gebouw, of differentiële, waarbij zwaarder belaste delen meer zakken dan minder belaste delen. Het is daarom essentieel om het draagvermogen van de bodem grondig in kaart te brengen [16](#page=16).
#### 1.2.5 Factoren die het draagvermogen bepalen
Het draagvermogen van de grond wordt bepaald door diverse factoren [17](#page=17):
* Grond-eigenschappen (na grondonderzoek) [17](#page=17).
* Diepte, soort en dikte van de grondlagen; veenlagen beïnvloeden het draagvermogen nadelig door hun samendrukbaarheid [17](#page=17).
* Vorm, afmeting en stijfheid van de fundering [17](#page=17).
* Watergehalte en stand van het grondwater [17](#page=17).
#### 1.2.6 Methoden voor het bepalen van het draagvermogen
Verschillende methoden kunnen worden toegepast om het draagvermogen te bepalen [18](#page=18):
* Graven van putten [18](#page=18).
* Gebruik van de sondeerstaaf [18](#page=18).
* Oppervlaktesonderingen [18](#page=18).
* Grondboringen [18](#page=18).
* Diepsonderingen [18](#page=18).
* Proefbelastingen [18](#page=18).
* Laboratoriumonderzoek [18](#page=18).
**Diepsondering:** Een diepsondering, of sondering, geeft een gedetailleerd beeld van de bodemsamenstelling tot op grote diepte. Hierbij wordt een sondeerpunt met staven met constante snelheid in de grond gedrukt, waarbij de benodigde kracht voor de sondeerpunt (conusweerstand) en de staven (wrijvingsweerstand) continu wordt gemeten [19](#page=19).
#### 1.2.7 Toelaatbare gronddruk
De toelaatbare gronddruk is de gronddruk die wordt gehanteerd bij het bepalen van de afmetingen van de funderingsaanzet. Deze wordt afgeleid uit het grensdraagvermogen van de grond. Voor minder belangrijke gebouwen, indien geen specifieke proeven worden uitgevoerd, kunnen standaardwaarden worden aangenomen. Bijvoorbeeld, op vast zand is de toelaatbare gronddruk 2 daN/cm², wat overeenkomt met 200 kN/m² of 20.000 kg/m² [23](#page=23) [24](#page=24).
### 1.3 Invloed van grondwater
#### 1.3.1 Grondbemaling
Bij grondbemaling wordt grondwater weggepompt om het freatisch oppervlak tijdelijk te verlagen, wat de uitvoering van funderingen zonder water mogelijk maakt. Na de werkzaamheden herstelt het grondwaterpeil zich, wat spanningen in de grondlagen kan herstellen en mogelijk zwelling kan veroorzaken [29](#page=29).
#### 1.3.2 Ontwateren van de ondergrond
* **Open bemaling:** Wordt toegepast bij open putten en bouwkuipen, en bij slecht doorlatende gronden zoals klei, veen en leem om overtollig grondwater af te voeren [31](#page=31).
* **Bronbemaling:** Maakt gebruik van verticale onttrekkingsfilters om het grondwaterpeil te verlagen met behulp van bovengrondse pompen. Om zettingen bij buren te voorkomen, kan de bouwput omringd worden met een wand om het waterniveau op aangrenzende percelen gelijk te houden [32](#page=32).
#### 1.3.3 Gevolgen van het wegnemen van bronbemaling
Er dient opgemerkt te worden bij het wegnemen van bronbemaling [33](#page=33).
### 1.4 Verbeteren van grondstructuur
#### 1.4.1 Grondvervanging en zandkoffer
Een fundering kan worden aangelegd op een grondvervanging of een zandkoffer [35](#page=35).
#### 1.4.2 Grindkernen
Grindkernen kunnen worden toegepast als grondverbetering. De uitvoeringswijze omvat het creëren van een grindheiprop aan de onderzijde van een stalen voerbuis, het heien van deze buis in de grond, het uitheien van de heiprop, en het opbouwen van een verdichte grindzuil door de buis geleidelijk op te trekken en grind toe te voegen [36](#page=36).
#### 1.4.3 Trilverdichting
Trilverdichting is een methode om de grondstructuur te verbeteren [37](#page=37).
#### 1.4.4 Injecties (Sleuf- en groutinjecties)
Injectietechnieken, zoals jet-grouting, worden gebruikt voor grondverbetering. Het proces omvat een boorfase met water- of cementspoeling, gevolgd door een jetfase waarbij onder hoge druk een water-cement mengsel wordt geïnjecteerd om de grondstructuur te eroderen en een groutkolom of -wand te vormen. Een wapeningsstaaf of stalen profiel kan in de verse groutkolom worden aangebracht [38](#page=38).
#### 1.4.5 Bevriezing
Bevriezing is een methode voor grondverbetering [39](#page=39).
### 1.5 Ondergrondse constructies
#### 1.5.1 Classificatie op diepte
Funderingsconstructies worden ingedeeld in vier hoofdcategorieën op basis van hun diepte: ondiepe funderingen, diepe funderingen, (bouw-)putten en onderschoeiingen [40](#page=40) [41](#page=41).
#### 1.5.2 Ondiepe funderingen
Ondiepe funderingen omvatten diverse types [42](#page=42):
* Gemetste funderingen [42](#page=42) [44](#page=44).
* Sleuffunderingen (gewapend en/of ongewapend) [42](#page=42) [43](#page=43).
* Algemene funderingsplaat [42](#page=42) [45](#page=45).
* Geïsoleerde funderingsmassieven (fundering op poeren) [42](#page=42) [48](#page=48).
* Funderingen op putten [42](#page=42) [49](#page=49) [50](#page=50).
#### 1.5.3 Factoren om rekening mee te houden bij fundering
Bij het ontwerpen van funderingen moeten diverse factoren worden meegenomen [51](#page=51):
* **Vorstvrije diepte:** In België en Nederland is dit 80 tot 100 cm, afhankelijk van de locatie [51](#page=51).
* **Zwelling en krimp:** Door veranderingen in het watergehalte, met name bij kleigronden [51](#page=51).
* **Erosie:** Veroorzaakt door waterstromingen, relevant op sterk hellende terreinen [51](#page=51).
* **Grondwaterstand:** Van invloed op de uitvoering, draagkracht en weerstand tegen onderdruk [51](#page=51).
* **Onregelmatigheden in de ondergrond:** Verstoorde lagen door eerdere werken zoals rioleringen, waterputten of oude funderingen [51](#page=51).
* **Wortelvrije grond:** De fundering dient op wortelvrije grond te worden aangezet [51](#page=51).
#### 1.5.4 Diepe funderingen
Diepe funderingen omvatten verschillende technieken [52](#page=52):
* **Grondverringende schroefpaal:** Een boorbuis met losse punt wordt in de grond geschroefd, waarbij de grond horizontaal wordt verdrongen. Na het bereiken van de diepte wordt wapening geplaatst, de buis met beton gevuld en de buis oscillerend uitgetrokken [53](#page=53).
* **Niet-grondverringende schroefpaal:** Gebruikt een speciale paalpunt om indringing van water en grond te voorkomen. Grond wordt zijdelings weggeperst tijdens het inschroeven. Beton wordt onder druk via de holle buis geïnjecteerd tijdens het uitschroeven, wat een tweede grondverdrengingseffect creëert [54](#page=54).
* **Micropalen:** Een type diepe fundering [55](#page=55) [56](#page=56).
#### 1.5.5 Beschoeide bouwputten
Beschoeide bouwputten zijn constructies die nodig kunnen zijn om een bouwput te stabiliseren. Verschillende methoden bestaan, waaronder [57](#page=57):
* **Berlinerwand:** Een damwandconstructie met stalen H-profielen en planken, gebruikt waar geen grondwater gekeerd hoeft te worden en ruimte voor taluds ontbreekt. De profielen worden ingebracht, en planken of predallen worden tussen de flenzen aangebracht naarmate de ontgraving vordert [58](#page=58).
* **Damwand:** Een grond- en/of waterkerende constructie bestaande uit verticaal geplaatste elementen (planken of panelen) die met een gronddichte verbinding aan elkaar zijn gekoppeld. De damwand wordt in de grond gebracht door heien, trillen of drukken [60](#page=60).
* **Secanspalenwand:** Gevormd door primaire en secundaire, in elkaar geplaatste betonnen palen. Deze kan dienen als beschoeiing met een waterremmende functie, maar is geen definitieve waterdichte bescherming door de uitvoeringsmethoden [62](#page=62).
* **Slibwand (Diepwand):** Een in de grond gevormde wand door het aanbrengen van beton en staalwapening in een sleuf, uitgegraven met grijpers onder bescherming van een steunsuspensie zoals bentoniet [63](#page=63).
#### 1.5.6 Onderschoeiingen
Onderschoeiingen zijn constructies die, vaak bij verbouwingen, voorkomen en dienen om bestaande wanden of funderingen te versterken of om een fundering onder een bestaande fundering te creëren, bijvoorbeeld voor grondkering. Dit kan met beton of metselwerk gebeuren in moten van maximaal 1 à 1,5 meter [65](#page=65).
* **Ondermetselen:** Dit is de meest risicovolle, maar ook de eenvoudigste en goedkoopste methode voor onderschoeiing [66](#page=66).
### 1.6 Mogelijke problemen met funderingen
Diverse problemen kunnen zich voordoen met funderingen, vaak gerelateerd aan zettingen [72](#page=72):
* **Verschillende belastingen (differentiële zetting):** Funderingen op dezelfde diepte met gelijke grondlagen, maar met sterk verschillende belastingen, kunnen leiden tot grotere zettingen bij de zwaarder belaste delen, met breuken tot gevolg [73](#page=73).
* **Funderingen op verschillende dieptes:** Bij gelijkmatige grondlagen en vergelijkbare belastingen, zullen minder diep gefundeerde delen grotere zettingen ondergaan dan dieper gefundeerde delen, wat leidt tot breuken [74](#page=74).
* **Funderingen op verschillende funderingstypes:** Zelfs op een draagkrachtige ondergrond, kan het combineren van funderingstypes (bv. fundering op staal en paalfunderingen) leiden tot grotere zettingen bij het minst diep gefundeerde deel, met scheuren of breuken tot gevolg [75](#page=75).
* **Funderingen op verschillende ondergrondtypes:** Een homogene fundering op een heterogene laag met samendrukbare zones of ophogingen kan leiden tot grotere zettingen boven de samendrukbare delen, wat breuken kan veroorzaken [76](#page=76).
* **Funderingen op samendrukbare grondlagen met veranderlijke dikte:** Bij onafhankelijke funderingsstroken kunnen scheuren ontstaan. Een stijve fundering, zoals een funderingsplaat, kan kantelen [77](#page=77).
* **Elementen in de ondergrond:** Een homogene fundering op een schijnbaar homogene laag kan problemen ondervinden van harde punten, zoals oude funderingen of ondergrondse constructies, met breukgevaar ter plaatse van dit "harde element" [78](#page=78).
* **Fundering op hellend terrein:** Een constructie op een sterk hellend terrein kan gevaarlijk zijn door het risico op afglijden, verhoogd door grote belastingen en wijzigingen in de circulatie van oppervlaktewater. Ook wegspoelen door grondwaterstroming is een risico [79](#page=79).
* **Schommeling van waterpeil:** Grote schommelingen van het waterpeil in samendrukbare grond (bv. door pompen, draineren of waterdichte schermen) kunnen zettingen veroorzaken in constructies die op deze gronden gefundeerd zijn [80](#page=80).
* **Overbelasting van gemene muur:** Het is verboden om een nieuw gebouw op een bestaande fundering of gebouw te plaatsen, aangezien de bestaande fundering berekend is voor het oorspronkelijke ontwerp en niet de extra belasting van een nieuw gebouw kan dragen [81](#page=81).
---
# Gevelopeningen
Dit onderdeel verkent de ontwerp- en constructieprincipes van gevelopeningen, met illustraties aan de hand van architecturale voorbeelden zoals House N van Sou Fujimoto en het werk van Thomas Shutte [82](#page=82) [86](#page=86) [91](#page=91).
### 2.1 Soorten gevelopeningen
Gevelopeningen omvatten een breed scala aan elementen die de relatie tussen het interieur en exterieur van een gebouw definiëren. Deze variëren van functionele elementen zoals deuren en ramen tot meer sculpturale of abstracte openingen die bijdragen aan de esthetiek van de gevel [83](#page=83).
### 2.2 Ontwerpaspecten van gevelopeningen
Het ontwerp van gevelopeningen is cruciaal voor de architectonische expressie en de functionele eigenschappen van een gebouw. Hierbij wordt rekening gehouden met factoren als lichtinval, ventilatie, uitzicht, privacy en de algehele visuele impact op de gevel [84](#page=84) [85](#page=85).
#### 2.2.1 House N - Sou Fujimoto
Het project House N van Sou Fujimoto illustreert een innovatieve benadering van gevelopeningen door het concept van 'openheid' te exploreren. Fujimoto creëert een reeks gedifferentieerde, deels transparante ruimtes die de traditionele scheiding tussen binnen en buiten vervagen [86](#page=86) [87](#page=87) [88](#page=88) [89](#page=89) [90](#page=90).
De gevelopeningen in House N zijn niet enkel functioneel, maar fungeren als poreuze membranen die de perceptie van ruimte en verbinding met de omgeving beïnvloeden. Door het spelen met schaal, dichtheid en transparantie van de openingen, wordt een gelaagde ervaring van de buitenwereld gecreëerd [86](#page=86) [87](#page=87) [88](#page=88) [89](#page=89) [90](#page=90).
#### 2.2.2 Werk van Thomas Shutte
Het werk van Thomas Shutte toont een andere benadering van gevelopeningen, vaak gekenmerkt door een meer gestructureerde en soms monumentale architectuur. Shutte onderzoekt hoe de plaatsing, grootte en vorm van openingen de perceptie van de gevel en de relatie tot de stedelijke context bepalen [100](#page=100) [91](#page=91) [92](#page=92) [93](#page=93) [94](#page=94) [95](#page=95) [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
Shutte gebruikt gevelopeningen vaak om ritme en orde te creëren in zijn ontwerpen. De consistentie in de detaillering en de modulatie van de gevels door middel van openingen, benadrukt een formele discipline [100](#page=100) [91](#page=91) [92](#page=92) [93](#page=93) [94](#page=94) [95](#page=95) [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
### 2.3 Constructieve aspecten van gevelopeningen
De constructieve realisatie van gevelopeningen vereist zorgvuldige aandacht voor de overbrugging van de openingen en de integratie met de omringende constructie .
#### 2.3.1 Overbruggingen
Overbruggingen boven gevelopeningen zijn essentieel om de belastingen van de bovenliggende constructie op te vangen en deze veilig naar de zijdelingse dragende elementen af te leiden .
De keuze van het overbruggingsmateriaal en de vorm hangt af van de overspanning, de aard van de belastingen en de architecturale eisen. Veelvoorkomende oplossingen omvatten lateien, bogen, en gewelven .
##### 2.3.1.1 Lateien
Lateien zijn horizontale balken die boven openingen worden geplaatst om de lasten over te dragen. Ze kunnen vervaardigd zijn uit materialen zoals beton, staal, natuursteen of hout, afhankelijk van de toepassing en de esthetiek .
##### 2.3.1.2 Bogen en gewelven
Bogen en gewelven zijn structuren die door hun vorm de krachten omzetten in druk en deze zijwaarts afvoeren naar de opleggingen. Dit maakt ze geschikt voor grotere overspanningen en draagt bij aan de karakteristieke esthetiek van traditionele architectuur .
#### 2.3.2 Dagkanten en raamdorpels
De dagkanten (zijwanden) en raamdorpels (onderkant) van gevelopeningen vereisen specifieke afwerkingen om bescherming te bieden tegen weersinvloeden en om een esthetisch verantwoorde overgang te creëren .
De detaillering van dagkanten kan variëren van eenvoudige afschuiningen tot meer complexe geprofileerde elementen. Raamdorpels zijn ontworpen om regenwater af te voeren, weg van de gevel, en kunnen verschillende vormen en materialen hebben .
> **Tip:** De keuze en detaillering van de constructieve elementen rondom gevelopeningen hebben een significante impact op zowel de structurele integriteit als de visuele uitstraling van het gebouw .
---
# Trappen
Dit onderwerp behandelt de essentiële aspecten van trappen, inclusief ontwerpoverwegingen, rekenmethoden, gedetailleerde uitwerkingen en tekenprincipes, geïllustreerd met een architecturaal voorbeeld .
### 3.1 Ontwerp
Het ontwerp van trappen omvat diverse overwegingen die de functionaliteit, veiligheid en esthetiek beïnvloeden. Een belangrijk architecturaal voorbeeld is de Casa Malaparte op Capri, ontworpen door Adalberto Libera en Curzio Malaparte. Dit gebouw toont hoe trappen geïntegreerd kunnen worden in de algehele architectonische visie. Bij het ontwerpen van trappen dient rekening gehouden te worden met de gebruiksfunctie, de beschikbare ruimte en de gewenste uitstraling .
### 3.2 Rekenmodule
De rekenmodule voor trappen omvat de berekening van proporties en afmetingen om te voldoen aan ergonomische en veiligheidseisen. De totale optrede van een trap kan worden berekend door de optrede van individuele treden te sommeren. Een voorbeeld van een dergelijke berekening is: $(2 \times 18\text{cm}) + (1 \times 23\text{cm}) = 36\text{cm} + 23\text{cm} = 59\text{cm}$. Dit illustreert hoe verschillende optreden van treden kunnen worden gecombineerd om een gewenste totale hoogte te bereiken .
> **Tip:** Bij het ontwerpen van trappen is het cruciaal om de optrede en aantrede van de treden te optimaliseren voor comfort en veiligheid. Standaardrichtlijnen bieden hiervoor houvast .
### 3.3 Tekenmethode
De tekenmethode voor trappen omvat de grafische weergave van het ontwerp, inclusief alle relevante afmetingen, materialen en aansluitingen. Gedetailleerde tekeningen zijn essentieel voor de correcte uitvoering van de trap door de aannemer of vakman. Dit omvat typisch bovenaanzichten, zijaanzichten en doorsneden van de trap. Ook details over de bevestiging van de treden, de leuningen en de constructie van de trapconstructie zelf moeten duidelijk worden weergegeven .
> **Voorbeeld:** Een gedetailleerde tekening van een trap zal onder andere de breedte van de treden, de hoogte van de optrede, de hoek van de trap en de diepte van de aantrede specificeren. Ook de plaatsing van eventuele tussenbordessen en de aansluiting met de vloeren zijn hierin opgenomen .
---
# Grafische analyse van architecturale elementen
Dit deel van de studie behandelt de grafische analyse van architecturale elementen, met de Kapel in Batschuns door Marte & Marte als casestudy, en verkent verschillende methoden om tekeningen te bewerken, verduidelijken en te interpreteren .
### 4.1 Casestudy: Kapel in Batschuns (Oostenrijk) – architect Marte & Marte
De casestudy van de Kapel in Batschuns dient als een praktijkvoorbeeld voor het toepassen van grafische analysetechnieken op een specifiek architecturaal project .
### 4.2 Analyse tekening: bewerken en verduidelijken van beschikbare tekeningen
Het proces van grafische analyse begint met het kritisch bekijken en bewerken van bestaande tekeningen om ze te verduidelijken en beter te begrijpen .
#### 4.2.1 Constructiematerialen en samenstellende elementen
Een essentieel onderdeel van de analyse is het identificeren van de gebruikte constructiematerialen en de specifieke elementen waaruit het gebouw is opgebouwd .
#### 4.2.2 Relatie tussen tekening en legende
Het begrijpen van de relatie tussen de grafische voorstellingen op een tekening en de bijbehorende legende is cruciaal voor een correcte interpretatie .
### 4.3 Analyse tekening: de relatie tussen foto en tekening
Het vergelijken van fotografisch materiaal met architecturale tekeningen biedt waardevolle inzichten in de driedimensionale vorm, de textuur en de ruimtelijke ervaring van een gebouw .
> **Tip:** Het naast elkaar leggen van foto's en tekeningen helpt bij het valideren van de weergave en het ontdekken van details die mogelijk niet op de tekening staan, of vice versa.
### 4.4 Analyse tekening: de reductie tekening
Een reductietekening is een vereenvoudigde weergave die de essentie van een architecturaal element of geheel vastlegt. Dit proces van reductie helpt om de kernvormen en structurele principes te isoleren .
> **Tip:** Reductietekeningen zijn uitstekend geschikt om de belangrijkste geometrische relaties en proporties te bestuderen zonder afgeleid te worden door details.
### 4.5 Analyse tekening: de constructie als een sequentie
Het analyseren van de constructie als een sequentie houdt in dat de opbouw van het gebouw stap voor stap wordt begrepen, waarbij de volgorde van plaatsing van elementen en materialen centraal staat .
> **Example:** Een sequentieanalyse kan bijvoorbeeld de fasen van fundering, dragende muren, dakconstructie en afwerkingen in kaart brengen.
### 4.6 Analyse tekening: de combinatie van verticale snede en perspectief
Het combineren van een verticale snede met een perspectivische weergave biedt een krachtige methode om zowel de interne organisatie (snede) als de externe verschijningsvorm en ruimtelijke beleving (perspectief) van een architecturaal element te tonen .
> **Tip:** Deze gecombineerde weergave is bijzonder nuttig om te begrijpen hoe interieurruimtes zich verhouden tot de buitenkant en hoe de constructie de ruimtelijke ervaring beïnvloedt.
---
# Oefening bouwelementen
Deze oefening is gericht op het in de praktijk uittekenen van een specifiek bouwelement, met name een trap voor het bezoekerscentrum De Bourgoyen in Mariakerke, waarbij de nadruk ligt op het correct weergeven van de constructie in verschillende projecties en details .
### 5.1 Opdrachtbeschrijving
De opdracht betreft het uittekenen van een trap voor het bezoekerscentrum De Bourgoyen, gelegen in Mariakerke. Dit architecturaal project, ontworpen door EVR architecten en uitgevoerd tussen 2005 en 2008 dient als casestudy voor de toepassing van bouwkundige tekenvaardigheden .
### 5.2 Tekenvereisten
Het uittekenen van de trap dient te gebeuren op schaal en op een A3-formaat. De volgende specifieke weergaven zijn vereist :
#### 5.2.1 Plan
Het plan geeft een horizontale doorsnede van de trap weer, tonend hoe de trap zich verhoudt tot de omringende vloeren en muren .
#### 5.2.2 Snede
De snede toont een verticale doorsnede van de trap, waarbij de opbouw, de materialen en de constructieve elementen zichtbaar worden gemaakt .
#### 5.2.3 Aanzicht
Het aanzicht presenteert de trap zoals deze van buitenaf of vanuit een bepaalde visuele hoek zichtbaar is. Dit kan een vooraanzicht, zijaanzicht of achteraanzicht zijn .
#### 5.2.4 Detail
Een detailtekening zoomt in op specifieke, constructief belangrijke of complexe delen van de trap. Dit kan bijvoorbeeld de aansluiting van de treden aan de tredeband, de bevestiging van de leuning, of de constructie van de trapboom omvatten .
> **Tip:** Bij het uittekenen van details is het cruciaal om rekening te houden met de gebruikte materialen en de wijze van bevestiging. Dit geeft inzicht in de stabiliteit en de duurzaamheid van de constructie.
> **Tip:** Zorg ervoor dat de schaal op alle tekeningen duidelijk wordt aangegeven en consistent wordt toegepast. Dit is essentieel voor de leesbaarheid en de praktische bruikbaarheid van de bouwkundige plannen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Fundering | Het onderdeel van een bouwwerk dat de lasten overdraagt van het gebouw naar de ondergrond, essentieel voor de stabiliteit en draagkracht. |
| Actie / Reactie | Principes die beschrijven hoe krachten zich voortplanten binnen een constructie en hoe de ondergrond reageert op de door het gebouw opgelegde belastingen. |
| Bodemonderzoek | Een analyse van de samenstelling, eigenschappen en draagkracht van de grondlagen ter plaatse van een bouwproject, cruciaal voor de keuze van de funderingsmethode. |
| Grondwater | Water dat zich in de poriën en scheuren van de bodem bevindt, en dat een significante invloed kan hebben op de stabiliteit en het draagvermogen van de ondergrond. |
| Bemalen | Het proces van het wegpompen van grondwater om de grond tijdelijk droog te leggen, wat nodig kan zijn voor de bouw van ondergrondse constructies. |
| Zandkoffer | Een funderingsmethode waarbij grond wordt vervangen door zand om de draagkracht te verhogen, vaak toegepast bij minder draagkrachtige bodems. |
| Grindkernen | Verticale pilaren van verdicht grind die in de grond worden aangebracht om de draagkracht van de bodem te versterken en de zetting te verminderen. |
| Trilverdichting | Een methode om de bodem te verdichten door middel van trillingen, wat de draagkracht en stabiliteit van de grond verbetert. |
| Injecteren | Het onder druk inbrengen van een vloeistof, zoals een water-cementmengsel, in de bodem om de grondstructuur te versterken, te stabiliseren of waterdicht te maken. |
| Bevriezen | Een tijdelijke methode om de grondwaterstand te verlagen door de grond te bevriezen, wat stabiliteit biedt bij grondwerken in natte omstandigheden. |
| Ondergrondse constructies | Bouwwerken die zich geheel of gedeeltelijk onder het maaiveld bevinden, zoals kelders, funderingen en bouwputten. |
| Ondiepe funderingen | Funderingssystemen die relatief dicht bij het maaiveld worden aangebracht, zoals sleuf- en strookfunderingen. |
| Diepe funderingen | Funderingssystemen die reiken tot diepere, meer draagkrachtige grondlagen, zoals paalfundering en schroefpalen. |
| Beschoeide bouwputten | Tijdelijke constructies die worden aangebracht om de wanden van een bouwput te ondersteunen en te voorkomen dat de grond instort tijdens de graafwerkzaamheden. |
| Onderschoeiingen | Versterkingen van bestaande funderingen of muren, vaak toegepast bij verbouwingen om de draagkracht te vergroten of te stabiliseren. |
| Toelaatbare gronddruk | De maximale druk die een bepaalde grondsoort kan weerstaan zonder ontoelaatbare zettingen te veroorzaken, gebruikt bij het dimensioneren van funderingen. |
| Freatisch oppervlak | De bovenste waterlijn van het grondwater in de bodem. |
| Cementinjectie | Het proces waarbij een mengsel van cement en water onder hoge druk in de grond wordt geïnjecteerd om deze te verstevigen en te stabiliseren, vaak gebruikt bij grondverbetering. |
| Slibwand | Een diepwand die wordt gevormd door het aanbrengen van beton in een sleuf, beschermd door een bentoniet-suspensie, voornamelijk gebruikt voor grond- en waterkering. |
| Differentiële zetting | Ongelijkmatige zetting van een gebouw, waarbij verschillende delen van de constructie meer of minder zakken, wat kan leiden tot scheurvorming en structurele schade. |
| Gevelopeningen | Openingen in de gevel van een gebouw, zoals ramen en deuren, die zowel een esthetische als een constructieve functie hebben. |
| Trappen | Constructieve elementen die verschillende niveaus in een gebouw met elkaar verbinden, waarbij ontwerp, rekenmethoden en tekenmethoden belangrijk zijn. |
| Grafische analyse | Een methode om architecturale elementen te bestuderen en te begrijpen door middel van het analyseren en bewerken van tekeningen en afbeeldingen. |
Cover
OPO13 - LES 7 - BOUWEN - 2025-26.pdf
Summary
# Inleiding tot het passiefhuis
Een passiefhuis is een gebouw dat is ontworpen om extreem energiezuinig te zijn, met een focus op zowel winter- als zomercomfort, door middel van een doorgedreven isolatie en luchtdichtheid, waardoor warmteverliezen aanzienlijk worden beperkt. Het energieverbruik van een passiefhuis ligt gemiddeld 75% lager dan dat van een traditionele woning [19](#page=19).
### 1.1 Kernprincipes van een passiefhuis
Het behalen van deze energiezuinigheid is gebaseerd op zes kernprincipes:
#### 1.1.1 Beperken van warmteverliezen
* **Doorgedreven isolatie:** Een hoge mate van isolatie wordt toegepast om warmteverliezen door de gebouwschil te minimaliseren. Hierdoor is slechts een kleine naverwarming op de ventilatielucht nodig om het gebouw op temperatuur te houden. Met het vermogen van een strijkijzer kan een passiefhuis in de winter warm blijven [19](#page=19).
* **Zeer goede luchtdichtheid:** Het gebouw moet uiterst luchtdicht zijn om ongewenste luchtstromen en bijbehorende warmteverliezen te voorkomen [19](#page=19).
#### 1.1.2 Optimaliseren van warmtewinsten
* **Gebruik van passieve energie:** Dit omvat het maximaal benutten van de zonnewarmte in de winter door de zuidoriëntatie van het gebouw [19](#page=19).
* **Zonwering in de zomer:** Om oververhitting tegen te gaan, wordt de zon geweerd in de zomermaanden door middel van externe zonwering zoals screens of luifels [19](#page=19).
#### 1.1.3 Waarborgen van luchtkwaliteit
* **Ventilatie met warmteterugwinning:** Een gecontroleerd ventilatiesysteem zorgt voor verse lucht en voert vervuilde lucht af, waarbij de warmte uit de afgevoerde lucht wordt teruggewonnen om de verse instromende lucht voor te verwarmen [19](#page=19).
#### 1.1.4 Laag energiegebruik
* **Efficiënte apparaten:** Het gebruik van energiezuinige huishoudelijke apparaten draagt bij aan het totale lage energieverbruik [19](#page=19).
#### 1.1.5 Hernieuwbare energie
* **Integratie van duurzame energiebronnen:** Systemen zoals zonnepanelen en zonnecollectoren kunnen worden toegepast om in een deel van de energiebehoefte te voorzien [19](#page=19).
### 1.2 Ontwerptool: PHPP
Het PassiefHuis ProjecteringsPakket (PHPP) is een essentieel rekenblad dat wordt gebruikt om alle gebouw- en installatieparameters te definiëren en te evalueren. Met dit pakket kan men het effect van verschillende ontwerpkeuzes op het uiteindelijke energieverbruik analyseren en het ontwerp bijsturen tot een uiterst energiezuinig resultaat is bereikt [20](#page=20).
---
# Ondergrondse constructie van een passiefhuis
Dit hoofdstuk behandelt de verschillende stappen en materialen die gebruikt worden voor de ondergrondse bouwdelen van een passiefhuis, inclusief fundering, isolatie en waterdichting.
### 2.1 Uitzetten en graafwerken
Voordat de fundering kan worden uitgegraven, wordt het gebouw op de locatie uitgezet en wordt een eerste laag grond afgegraven om een visueel beeld te krijgen van de toekomstige plaatsing van het huis. Het terrein wordt vervolgens ongeveer 2.5 meter diep uitgegraven, wat neerkomt op circa 350 kubieke meter grond die afgevoerd moet worden. Vanwege een te hoge ligging van het freatisch oppervlak is bronbemaling noodzakelijk. De bouwput moet tijdens de plaatsing van de fundering en de kelderverdieping continu leeggepompt worden [21](#page=21) [22](#page=22).
### 2.2 Fundering en vloerplaat
#### 2.2.1 Zuiverheidsbeton
In de bouwput wordt een laag zuiverheidsbeton gegoten. Dit creëert een vlakke werkvloer waarop later isolatieplaten geplaatst kunnen worden [24](#page=24).
#### 2.2.2 Vloerisolatie
Bovenop het zuiverheidsbeton worden twee lagen isolatieplaten aangebracht. Deze platen worden in elkaar geschoven en verspringend geplaatst, zonder gebruik van lijm [26](#page=26).
#### 2.2.3 Bekisting, wapening en vloerplaat
Op de isolatielaag wordt een plasticfolie aangebracht die twee functies vervult: bescherming tegen opstijgend vocht en het voorkomen van het onttrekken van water uit de betonemulsie door de ondergrond, wat een betere uitharding van de betonplaat bevordert. Vervolgens worden de bekisting en de wapeningsnetten geplaatst voor de funderingsplaat [27](#page=27).
Na het gieten van de betonplaat, die 30 cm dik is met 10 mm wapeningsnetten (plus extra wapening), moet deze uitharden. De vloerplaat wordt in dit project onmiddellijk als afgewerkt beschouwd, waarbij de bovenste laag nog voor de uitharding wordt gepolierd met een ‘vlindermachine’ of helikopter. Wachtwapening, die later verbonden wordt met de wandwapening, steekt uit de vloerplaat [28](#page=28) [29](#page=29).
### 2.3 Kelderwanden en waterdichting
#### 2.3.1 Constructie van de kelder
Aangezien de bodem van de kelder onder het freatisch oppervlak ligt, is waterdichtheid cruciaal. Er wordt gekozen voor een gegoten betonkelder met 30 cm dikke betonwanden voorzien van 8 mm dikke netten [29](#page=29).
#### 2.3.2 Waterkering en aanvullende maatregelen
Aan de overgang tussen de funderingsplaat en de betonwanden worden wachtijzers en een dubbele rij waterkeerplaten geplaatst om lekken te voorkomen. Daarnaast wordt aan de buitenzijde van de betonwanden een extra bitumenlaag aangebracht om het risico op lekken op lange termijn te minimaliseren [29](#page=29).
### 2.4 Isolatie van ondergrondse bouwdelen
#### 2.4.1 Isolatie onder de vloer en aan de wanden
Zowel onder de funderingsplaat als aan de buitenzijde van de kelderwanden worden twee lagen XPS-isolatie geplaatst. Hierbij wordt isolatie gekozen met een voldoende hoge druksterkte om de woning te dragen zonder degradatie van de isolerende eigenschappen [29](#page=29).
#### 2.4.2 Voordelen van de isolatie
De isolatie aan de onder- en buitenzijde van de kelder zorgt voor een ononderbroken isolatieschil zonder koudebruggen. Dit zorgt ervoor dat de betonmassa nauwelijks temperatuurschommelingen ondergaat. Een grote massa binnen de bouwschil draagt bij aan een hoge thermische inertie van de woning, wat snelle afkoeling in de winter en oververhitting in de zomer tegengaat [29](#page=29).
### 2.5 Overige ondergrondse elementen
#### 2.5.1 Regenwaterput en septische put
Tijdens de ruwbouwfase worden ook de regenwaterput (10 000 liter) en de septische put geplaatst. De regenwaterput verzamelt regenwater van het dak voor gebruik in toiletten, wasmachines, en voor de tuin. De overloop moet aangesloten worden op een insijpelingsconstructie. De septische put vangt vuil en grijs water op, waarbij grove elementen bezinken en worden verteerd. De overloop wordt afgevoerd naar de riolering of een zuiveringsinstallatie [37](#page=37).
#### 2.5.2 Wederaavulling
Na voltooiing van de ondergrondse werken wordt de bouwput weer opgevuld [38](#page=38).
> **Tip:** De plaatsing van de isolatie aan de onder- en buitenzijde van de kelder is cruciaal voor het behoud van thermische inertie en het vermijden van koudebruggen.
> **Voorbeeld:** Een betonkelder met een dikte van 30 cm en twee lagen XPS-isolatie aan de buitenzijde biedt een robuuste en thermisch efficiënte oplossing voor ondergrondse bouwdelen van een passiefhuis.
---
# Bovengrondse constructie en buitenschrijnwerk
Dit onderdeel behandelt de opbouw van de bovengrondse delen van een woning, inclusief muren, daken en de installatie van ramen en deuren, met aandacht voor isolatie en constructiematerialen.
### 3.1 Ruwbouw
De ruimtes van de kinderverdieping zijn opgebouwd met plafonds bestaande uit predallen, dit zijn vooraf gefabriceerde betonnen afdekplaten. Er worden twee soorten predallen gebruikt: gladde afdekplaten boven de kelder, die als betonelement zichtbaar blijven en geen verdere afwerking behoeven, en ruw afgewerkte platen boven de slaapkamers en badkamer [39](#page=39).
Bovenop de predallen wordt een betonnen druklaag gegoten. In het geval van het gelijkvloers was een wat dikkere druklaag beton nodig dan oorspronkelijk voorzien. De stabiliteitsingenieur eiste extra wapening, waardoor het salonniveau vijf centimeter hoger kwam dan gepland. Er moest een keuze gemaakt worden tussen het verhogen van het hele huis met vijf centimeter, of het creëren van een groter niveauverschil tussen de keuken en de salon; de laatste optie werd gekozen [41](#page=41) [42](#page=42).
### 3.2 Opbouw van de gevel bovengronds
De opbouw van de gevel, van binnen naar buiten, omvat de volgende lagen [45](#page=45):
* **Binnenmuur:** Gemaakt van silicaatsteen (kalkzandsteen) met een dikte van 15 cm en een lambdawaarde van 0,92 W/mK [45](#page=45).
* **Voorhangconstructie:** Opgebouwd uit FJI-liggers met een dikte van 30 cm. Deze liggers worden verticaal geplaatst met een maximale afstand van 60 cm [45](#page=45).
* **Isolatie:** Cellulose-isolatie (papiervlokken) met een dikte van 30 cm en een lambdawaarde van 0,038 W/mK, geplaatst tussen de FJI-liggers [45](#page=45).
* **Houtvezelplaten:** Met een dikte van 6 cm en een lambdawaarde van 0,045 W/mK. Deze platen vormen samen met de FJI-liggers afgesloten compartimenten [45](#page=45).
* **Luchtspouw:** Een spouw van 4,4 cm, gecreëerd door een houten latwerk dat zowel verticaal als horizontaal geplaatst wordt [45](#page=45).
* **Gevelbeplanking:** Verticale gevelbeplanking in padoek met een dikte van 2,2 cm [45](#page=45).
De totale muurdikte komt hiermee op ongeveer 57-58 cm. De berekende U-waarde voor dit bouwdeel is 0,106 W/m²K, wat ruim onder de richtwaarde van 0,15 W/m²K ligt [45](#page=45).
### 3.3 Houtskeletbouw
De meeste passiefhuizen in België worden opgebouwd met houtskeletbouw, wat het voordeel biedt dat de volledige muurdikte kan worden ingezet voor isolatie. In dit specifieke project is gekozen om enkel de gevel op te bouwen met houtskeletbouw, terwijl de interne structuur uit massiefbouw bestaat [50](#page=50).
Een belangrijke overweging voor de architect om voor een alternatief bouwsysteem te kiezen, was het feit dat houtskeletwoningen door hun lichte constructie relatief weinig thermische inertie hebben. De grootste uitdaging bij het ontwerpen van een passiefhuis is niet zozeer het verwarmen in de winter, maar het voorkomen van oververhitting tijdens warme zomerdagen [50](#page=50).
### 3.4 Buitenschrijnwerk
Dit onderdeel focust op de plaatsing van ramen en deuren, die een cruciaal element vormen in de energieprestatie van een woning. Het nauwkeurig opmeten van ramen is een belangrijke stap voorafgaand aan de plaatsing [49](#page=49) [53](#page=53).
---
# Isolatie, waterdichting en technieken
Dit hoofdstuk behandelt de specifieke isolatiemethoden voor het dak, de waterdichtingsmaatregelen en de installatie van technische systemen zoals sanitair en elektriciteit binnen het context van het Passiefhuis Lokeren.
### 4.1 Isolatie van het dak
De dakopbouw van het Passiefhuis Lokeren is ontworpen om een zeer lage U-waarde te bereiken, essentieel aangezien warme lucht opstijgt en het dak extra goed geïsoleerd moet zijn ten opzichte van andere bouwdelen. De aanbevolen U-waarde voor passiefwoningen is 0,15 W/m²K, en de hier beschreven dakopbouw behaalt een U-waarde van 0,084 W/m²K. Dit overtreft ruimschoots de richtwaarde [56](#page=56).
#### 4.1.1 Dakopbouw van onder naar boven
De dakopbouw is gedetailleerd als volgt:
* **Dakplaat in beton**: Bestaande uit predallen en een druklaag (5 cm en 10 cm dik) met lambdawaarden van respectievelijk 0,52 W/mK en 2,3 W/mK [56](#page=56).
* **Hellingslaag**: Een laag uit isolatiemortel, verrijkt met EPS-parels voor isolatie. De dikte varieert tussen 4 en 14 cm, met een gemiddelde van circa 11,5 cm en een lambdawaarde van 0,10 W/mK [56](#page=56).
* **Isolatieplaten**: Twee lagen van 12 cm dik met een lambdawaarde van 0,023 W/mK. Deze platen liggen los (niet verlijmd) bovenop de hellingslaag. Om koudebruggen te vermijden, worden de twee lagen geschrankt geplaatst, zonder overlappende naden, en moeten de afzonderlijke platen perfect aansluiten [56](#page=56).
* **EPDM-dakrubberfolie**: Een folie van 1,15 mm dik met een lambdawaarde van 0,25 W/mK. Deze folie wordt eveneens los geplaatst en is enkel aan de randen gefixeerd [56](#page=56).
* **Keienballastlaag**: Deze laag keien houdt de EPDM-folie op zijn plaats. Bovendien beschermt deze laag de EPDM-folie tegen UV-degradatie en helpt deze de daktemperatuur in de zomer te beperken door minder zonlicht te absorberen dan EPDM [56](#page=56).
#### 4.1.2 Vergelijking met andere woningtypes
Bij laag-energiewoningen spreekt men vaak van de 10-15-20 regel: 10 cm isolatie in de vloer, 15 cm in de gevels en 20 cm in het dak. Bij passiefwoningen dienen deze isolatiediktes nog verder opgedreven te worden [56](#page=56).
#### 4.1.3 Overige isolatiemethoden
Een dampopen houtvezelplaat wordt als isolatiemethode vermeld. In de kelderverdieping wordt bovenop de leidingen een 16 cm dikke laag isolerend PU-schuim gespoten voor extra isolatie [55](#page=55) [59](#page=59).
### 4.2 Waterdichting
De waterdichting wordt specifiek behandeld voor het dak. Een EPDM-dakrubberfolie van 1,15 mm dik wordt los geplaatst bovenop de isolatieplaten en de hellingslaag. Deze folie is enkel aan de randen gefixeerd en wordt op zijn plaats gehouden door de keienballastlaag [56](#page=56).
### 4.3 Technieken
#### 4.3.1 Sanitair
* **Sanitaire aanvoerleidingen**: Rood voor warm water, blauw voor koud water [57](#page=57).
* **Afvoerbuizen**: Verschillende diameters worden gebruikt:
* Dia 50mm voor wastafels en douches/baden [57](#page=57).
* Dia 110mm voor toiletten [57](#page=57).
* **Douchebak**: Er wordt melding gemaakt van bekisting voor de douchebak en de noodzaak van aarding van de douche (groen-gele draad) [57](#page=57).
* **Vloerverwarming**: Een leidingentracé voor vloerverwarming wordt geplaatst na de andere technieken en vóór het aanbrengen van de leidingenchape. De massa van de chape draagt bij aan het vloerverwarmingssysteem. Voor het aanbrengen van de chape worden de vloerverwarmingsbuizen vol water gezet om lekken te controleren [58](#page=58) [59](#page=59).
#### 4.3.2 Elektriciteit
Elektriciteitsleidingen worden ingeboord en geslepen. Schakelaars worden op 1,10 meter hoogte geplaatst en stopcontacten op 30 cm, conform het AREI (Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties) [58](#page=58).
### 4.4 Chape
De chape is een essentieel onderdeel van de vloerconstructie. In de kelderverdieping wordt een 16 cm dikke laag isolerend PU-schuim gespoten bovenop de leidingen voor extra isolatie. Voordat de chape wordt aangebracht, worden de vloerverwarmingsbuizen vol water gezet om lekken te controleren [59](#page=59).
---
# Luchtdichtheid en afwerking
Dit gedeelte bespreekt de cruciale rol van luchtdichtheid in een passiefhuis en diverse afwerkingsmaterialen en technieken toegepast aan zowel de gevel als het interieur.
### 5.1 Luchtdichtheid
Luchtdichtheid is een kritisch aspect bij de bouw van een passiefhuis, waarbij ongecontroleerde luchtstromen naar binnen vermeden moeten worden. Naden en overgangen met schrijnwerk, vloeren en plafonds dienen luchtdicht gemaakt te worden met kleefband of folies. De luchtdichtheid wordt getest met een blowerdoor test; het niet slagen voor deze test leidt tot het mislopen van het passiefhuiscertificaat en subsidies [60](#page=60).
#### 5.1.1 Specifieke methoden voor luchtdichting
* **Houtskeletbouw:** In een passiefhuis in houtskeletbouw worden tapes en folies gebruikt om naden van bijvoorbeeld OSB-platen te dichten [60](#page=60).
* **Massiefbouw:** Bij een massief passiefhuis is in principe de binnenpleisterlaag verantwoordelijk voor de luchtdichting. Echter, enkel op de pleisterlaag rekenen is risicovol vanwege mogelijke barsten. Daarom moeten silicaatstenen (kalkzandsteen) zo luchtdicht mogelijk worden opgebouwd door zowel horizontale als verticale voegen te verlijmen [60](#page=60).
* **Overige afdichtingen:** Alle vloerovergangen tussen silicaatsteen en beton, raam- en deuraansluitingen met silicaatsteen, en plafonds moeten worden afgeplakt met tapes [60](#page=60).
### 5.2 Afwerking
#### 5.2.1 Bepleistering
Bepleistering speelt een rol in de afwerking van het passiefhuis [61](#page=61).
#### 5.2.2 Binnenwanden
De afwerking van binnenwanden is eveneens een onderdeel van het bouwproces [62](#page=62).
#### 5.2.3 Gevelafwerking
* **Houtengevel met Padoek:** Padoek, een Afrikaanse hardhoutsoort met duurzaamheidsklasse I, is geschikt voor buitenschrijnwerk en gevelbekleding. Het kan verkregen worden met een FSC-label, wat garandeert dat het hout afkomstig is uit duurzaam beheerde bossen. Kort na plaatsing kleurt Padoek felrood, maar vergrijst het na enkele weken tot maanden [63](#page=63).
#### 5.2.4 Vloerafwerking
* **Bamboeparket:** Bamboeparket wordt geleverd in matjes van bamboestrookjes die aan elkaar zijn bevestigd. Deze matjes worden rechtstreeks op een vlakke chape verlijmd. Na het schuren van het oppervlak om oneffenheden en naden tussen de strookjes te verwijderen, worden de naden gevuld met een pasta gemaakt van opgevangen schuurstof. Vervolgens wordt de parket opnieuw geschuurd en afgewerkt met twee lagen olie [64](#page=64).
* **Gietvloer:** Een gietvloer bestaat uit vier lagen. Na het gladschuren van de chape wordt een primer en een glasvezelversterkte schraaplaag in epoxy aangebracht. Hierop volgt een 2 mm dikke PU-gietlaag, afgesloten met twee UV-bestendige PU-toplagen [66](#page=66).
#### 5.2.5 Grondwerken en omgevingsaanleg
De grondwerken rond de woning worden ongeveer een jaar na de start van de graafwerken van de bouwput uitgevoerd [67](#page=67).
* **Drainage:** Voor de ramen van halfondergrondse kinderkamers wordt rekening gehouden met drainage. Drainagebuizen vangen regenwater en eventueel grondwater op, met een afvoergeul met rooster als back-up bij hevige stortvloed. De drainagebuis wordt geplaatst in een bed van kiezelsteentjes, met waterdoorlatend doek eronder en erboven om zand tegen te houden. De zone wordt afgewerkt met grof rijnzand en een laagje kift (fijne kiezels) [67](#page=67).
* **Hellingsgraad:** De onsteile helling zorgt voor voldoende lichtinval in de kamers en een goed zicht naar buiten voor de kinderen [67](#page=67).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Passiefhuis | Een extreem energiezuinig gebouw dat zich richt op optimaal comfort in zowel de winter als de zomer, met minimale warmteverliezen door doorgedreven isolatie en luchtdichtheid. |
| PHPP (PassiefHuis ProjecteringsPakket) | Een gespecialiseerd rekenblad dat wordt gebruikt om alle bouw- en installatieparameters van een gebouw in te voeren en hun effect op het energieverbruik te evalueren, teneinde het ontwerp bij te sturen voor maximale energiezuinigheid. |
| Bronbemaling | Een techniek die wordt toegepast om de bouwput droog te houden wanneer het grondwaterniveau hoog is, waarbij water continu wordt weggepompt. |
| Zuiverheidsbeton | Een dunne laag betonnen vloer die wordt aangebracht in de bouwput om een vlakke en stabiele ondergrond te creëren voor verdere constructie. |
| Freatisch oppervlak | De bovenzijde van de verzadigde grondlaag, oftewel het grondwaterniveau. |
| Wapening | Stalen staven of netten die worden opgenomen in beton om de treksterkte te verhogen en scheurvorming te voorkomen. |
| Predal | Een vooraf gefabriceerde betonnen plaat die wordt gebruikt als vloer- of dakconstructie, ook bekend als breedplaatvloer. |
| Druklaag | Een laag beton die bovenop een andere constructie (zoals predallen) wordt aangebracht om stabiliteit te verhogen of een vlak oppervlak te creëren. |
| U-waarde | Een maat voor de warmteoverdracht door een bouwdeel, uitgedrukt in Watt per vierkante meter per Kelvin (W/m²K). Een lagere U-waarde duidt op betere isolatie. |
| Koudebrug | Een deel van de gebouwschil waar de thermische weerstand significant lager is dan in de omringende delen, wat leidt tot warmteverlies. |
| Thermische inertie | Het vermogen van een massa om warmte op te slaan en langzaam weer af te geven, wat helpt bij het stabiliseren van de binnentemperatuur. |
| Blowerdoortest | Een gestandaardiseerde test om de luchtdichtheid van een gebouw te meten door middel van een ventilator. |
| Silicaatsteen (kalkzandsteen) | Een steen gemaakt van zand, kalk en water, bekend om zijn goede druksterkte en mogelijkheid tot gelijmde verbindingen voor luchtdichtheid. |
| Padoek | Een duurzame, harde houtsoort uit Afrika, vaak gebruikt voor buitentoepassingen zoals gevelbekleding, die na verloop van tijd vergrijst. |
| FSC-label | Een certificeringslabel dat garandeert dat hout afkomstig is uit duurzaam beheerde bossen, met aandacht voor milieu en sociale aspecten. |
| Gietvloer | Een naadloze vloerafwerking die bestaat uit meerdere lagen, vaak op basis van epoxy of polyurethaan, die ter plaatse worden aangebracht. |
Cover
OPO13 - LES 8 - DETAIL - 2025-26.pdf
Summary
# Het principe van details in de bouwtechniek
Het principe van details in de bouwtechniek omvat het vertalen van algemene bouwplannen naar concrete uitvoeringsspecificaties, waarbij de samenkomst van verschillende bouwcomponenten en de opbouw van materialen nauwkeurig worden gedefinieerd [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.1 Van plan tot detail
Het proces begint met algemene bouwplannen op schaal 1/50, zoals grondplannen, doorsnedes, aanzichten en isometrieën. Deze plannen vormen de basis voor het bepalen van de opbouw en materialen van de verschillende bouwcomponenten zoals de vloer, wand en het dak [16](#page=16) [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 1.1.1 Bepalen van de structuur
De structuur van een gebouw wordt bepaald aan de hand van drie hoofdaspecten [9](#page=9):
* **Verticaal:** Het bepalen van de verticale krachtwerking, rekening houdend met eigen gewicht, nuttige belasting en overspanningen [9](#page=9).
* **Fundering:** Het voorstellen van een geschikt funderingstype [9](#page=9).
* **Horizontaal:** Het garanderen van de dwarsstijfheid van de constructie [9](#page=9).
#### 1.1.2 Bepalen van de opbouw van bouwcomponenten
Voor elk bouwcomponent, zoals een wand, dak of vloer, wordt een specifieke opbouw bepaald bestaande uit verschillende lagen [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15):
* Structurele laag [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15).
* Isolerende laag [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15).
* Water afstotende laag [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15).
* Dampscherm [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15).
* Afwerking (buiten/binnen) [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15).
Specifieke opbouwen worden getoond voor wanden platte daken hellende daken platen op volle grond en platen boven maaiveld verluikt [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15).
### 1.2 Samenkomst van verschillende opbouwen: Knopen en Details
Details worden essentieel op de plaatsen waar verschillende bouwcomponenten samenkomen. Deze samenkomsten worden "knopen" genoemd en vereisen specifieke uitwerking op detailniveau (schaal 1/20 of fijner). De belangrijkste knopen die uitgewerkt dienen te worden zijn [17](#page=17) [24](#page=24) [28](#page=28):
* **Dakrand:** De aansluiting tussen de wand en het dak [17](#page=17) [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20) [28](#page=28).
* **Funderingsvoet:** De aansluiting tussen de vloer, wand en fundering [17](#page=17) [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23) [28](#page=28).
* **Opening:** De aansluiting tussen de wand en een opening, zoals een raam [17](#page=17) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27) [28](#page=28).
> **Tip:** Een gedetailleerde uitwerking van deze knopen is cruciaal voor de waterdichtheid, luchtdichtheid, thermische prestaties en structurele integriteit van het gebouw [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27).
#### 1.2.1 Uitwerking van de knopen
De uitwerking van elke knoop volgt dezelfde principes als de opbouw van individuele componenten, waarbij de specifieke lagen (structureel, isolatie, waterafstotend, dampscherm, afwerking) van de samenkomende elementen worden gevisualiseerd en gedetailleerd. De schaal van deze details is typisch 1/20 of fijner om de nodige precisie voor uitvoering te garanderen. Het nazicht van deze aansluitdetails is essentieel voor een correcte uitvoering [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23) [24](#page=24) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27) [28](#page=28).
### 1.3 Belang van details
Details zijn de vertaling van het ontwerp naar de tastbare realiteit op de werf. Ze specificeren hoe verschillende materialen en componenten samenkomen, wat essentieel is voor de correcte uitvoering en de uiteindelijke prestaties van het gebouw op vlak van stabiliteit, thermische isolatie, vochtregulatie en duurzaamheid. Een gedetailleerde uitwerking voorkomt interpretatiefouten en mogelijke problemen tijdens de bouw [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [17](#page=17) [28](#page=28) [29](#page=29) [4](#page=4) [5](#page=5).
---
# Gedetailleerde bouwknopen en aansluitingen
Dit gedeelte focust op specifieke knooppunten en aansluitingen in de bouw, zoals dakranden, funderingsvoeten en raamaansluitingen, en gaat dieper in op de opbouw en materialen van deze kritieke punten [17](#page=17) [28](#page=28).
### 2.1 Principe van details in de bouw
Bouwknopen worden gedefinieerd als de specifieke punten waar verschillende bouwopbouwen samenkomen. Deze details zijn cruciaal voor de correcte uitvoering en functionaliteit van een bouwwerk. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten knopen [17](#page=17) [28](#page=28):
* Dakranden, waar wand en dak samenkomen [17](#page=17) [28](#page=28).
* Funderingsvoeten, waar vloer en wand samenkomen [17](#page=17) [28](#page=28).
* Openingen, zoals raamaansluitingen met de wand [17](#page=17) [28](#page=28).
Het uitwerken van deze details is essentieel voor de nazicht van aansluitingen voor uitvoering. Een doorsnede met schaal 1/20 kan hierbij als voorbeeld dienen [24](#page=24) [28](#page=28).
### 2.2 Opbouw van bouwknopen
De algemene opbouw van een bouwknoop, ongeacht het specifieke type (wand-dak, wand-vloer-fundering, of wand-opening), omvat doorgaans de volgende lagen:
1. Structurele laag [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27).
2. Isolerende laag [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27).
3. Waterafstotende laag [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27).
4. Dampscherm [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27).
5. Afwerking (buiten/binnen) [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27).
Deze gelaagdheid is essentieel om de integriteit van het gebouw te waarborgen, met aandacht voor zowel structurele stabiliteit als thermische en waterdichte prestaties.
#### 2.2.1 Wand-dak aansluiting (Dakrand)
De aansluiting tussen een wand en een dak, ook wel de dakrand genoemd, is een kritiek punt waar verschillende bouwcomponenten samenkomen. De opbouw van deze knoop volgt het algemene principe van de gelaagdheid, met specifieke aandacht voor de overgang van de verticale wand naar het horizontale dakvlak [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20).
#### 2.2.2 Wand-vloer-fundering aansluiting (Funderingsvoet)
De funderingsvoet beschrijft de aansluiting tussen de wand, de vloer en de fundering. Deze knoop is van fundamenteel belang voor de stabiliteit van de constructie, aangezien deze de krachten van de bovengrondse constructie overbrengt naar de ondergrond. De gelaagde opbouw zorgt hierbij voor de benodigde structurele, isolerende en waterkerende functies [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23).
#### 2.2.3 Wand-opening aansluiting (Raamaansluiting)
Bij openingen, zoals raamaansluitingen, is de integriteit van de wand rondom de opening cruciaal. De aansluiting tussen de wand en het raamkader vereist een zorgvuldige detaillering om koudebruggen, vochtintrusie en luchtlekken te voorkomen. De standaard opbouw met structurele, isolerende, waterafstotende en dampschermlagen is ook hier van toepassing [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27).
> **Tip:** Het nauwkeurig uitwerken van deze aansluitingen in de ontwerpfase minimaliseert uitvoeringsproblemen en verbetert de algehele prestaties van het gebouw [28](#page=28).
---
# Specifieke bouwdetails voor funderingen, ramen en daken
Dit deel van de studiehandleiding focust op de gedetailleerde dwarsdoorsneden en specificaties van essentiële bouwcomponenten zoals funderingen, schuiframen, ramen, lateien, kroonlijsten, nokken en dakranden van platte daken [30](#page=30).
### 3.1 Funderingen
De fundering is cruciaal voor de stabiliteit van een gebouw en wordt in de documentatie op verschillende manieren gedetailleerd weergegeven, waarbij de nadruk ligt op de diepte, materialen en isolatie.
#### 3.1.1 Algemene principes van fundering
* Funderingen worden uitgegraven tot een vorstvrije diepte, die doorgaans 80 cm onder het maaiveld ligt, of tot op een draagkrachtige ondergrond [31](#page=31) [32](#page=32) [33](#page=33) [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37) [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* De aanvoer van aanvulling teelaarde bedraagt ongeveer 300 mm boven de ongeroerde grond [31](#page=31) [41](#page=41).
* Een aardingslus in aangedamd zand is een standaardonderdeel van de fundering [31](#page=31) [32](#page=32) [33](#page=33) [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37) [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* De bovenzijde van het gebouw wordt vaak 50 cm boven het maaiveld gehouden [32](#page=32) [43](#page=43).
#### 3.1.2 Componenten van de fundering
* **Fundingszool:** Een gewapende funderingszool van 400 mm breed en 700 mm diep is een veelvoorkomende specificatie [31](#page=31) [33](#page=33) [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37) [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Werkvloer:** Een werkvloer van 50 mm dik, bestaande uit gestabiliseerd zand of mager beton, wordt geplaatst op de funderingszool [31](#page=31) [33](#page=33) [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37) [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Betonnen vloerplaat:** Een gewapende betonnen vloerplaat van 150 mm dik op volle grond is een standaardelement [30](#page=30) [31](#page=31) [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37) [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52) [91](#page=91) [93](#page=93) [94](#page=94) [95](#page=95) [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Kimblok:** Diverse kimblokken worden toegepast, waaronder een standaard van 120x140 mm en een grotere variant voor schuiframen van 120x190 mm [31](#page=31) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37) [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Blauwe hardsteen:** Deze wordt gebruikt als parament of plint, met afmetingen zoals 90x120 mm of 130x120 mm voor schuiframen en 220x50 mm voor reguliere ramen [31](#page=31) [37](#page=37) [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52) [53](#page=53) [57](#page=57) [58](#page=58) [59](#page=59) [60](#page=60).
* **Isolatie:** Gespoten PUR van 100 mm of 120 mm wordt toegepast, samen met PUR van 120 mm als isolatie in muren [31](#page=31) [36](#page=36) [37](#page=37) [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [50](#page=50) [51](#page=51) [53](#page=53) [55](#page=55) [56](#page=56) [57](#page=57) [58](#page=58) [59](#page=59) [60](#page=60) [64](#page=64) [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70) [71](#page=71) [73](#page=73) [74](#page=74) [75](#page=75) [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [81](#page=81) [82](#page=82) [85](#page=85) [86](#page=86) [87](#page=87) [88](#page=88) [89](#page=89) [90](#page=90) [91](#page=91) [95](#page=95) [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Waterkerende folies:** Deze zijn essentieel voor de waterdichting van de fundering [31](#page=31) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37) [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Opbouw vloer:** De vloeropbouw omvat typisch vloerafwerking (20 mm), een cementgebonden dekvloer (80 mm) en gespoten PUR (100 mm) [31](#page=31) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [50](#page=50) [51](#page=51).
* **Snelbouw:** Snelbouwblokken van 140 mm dikte worden gebruikt in de muurconstructie [31](#page=31) [36](#page=36) [37](#page=37) [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [71](#page=71) [72](#page=72) [73](#page=73) [74](#page=74) [75](#page=75) [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [81](#page=81) [91](#page=91) [92](#page=92) [93](#page=93) [94](#page=94) [95](#page=95) [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Parament:** Dit betreft het buitenste metselwerk, met specificaties zoals 190x90x65mm of 90mm dik [31](#page=31) [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [53](#page=53) [56](#page=56) [57](#page=57) [58](#page=58) [59](#page=59) [60](#page=60) [74](#page=74) [75](#page=75) [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [81](#page=81) [91](#page=91) [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Open stootvoeg:** Wordt toegepast om de 1 meter [31](#page=31) [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70) [91](#page=91) [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
#### 3.1.3 Bekisting en grondwerken
* Tijdelijke bekisting wordt gebruikt voor de fundering en de plaat [33](#page=33) [34](#page=34) [44](#page=44) [45](#page=45).
* Aftekeningen zoals VA55cm, VA1cm en VA10cm duiden specifieke maatvoeringen aan binnen de funderingsdetails [31](#page=31) [32](#page=32) [33](#page=33) [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37) [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52) [61](#page=61) [62](#page=62) [63](#page=63) [64](#page=64) [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70) [71](#page=71) [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [81](#page=81) [82](#page=82) [83](#page=83) [84](#page=84) [85](#page=85) [86](#page=86) [87](#page=87) [88](#page=88) [89](#page=89) [90](#page=90) [91](#page=91) [92](#page=92) [93](#page=93) [94](#page=94) [95](#page=95) [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
### 3.2 Schuiframen
De details voor schuiframen omvatten de integratie met de vloer- en funderingsconstructie, evenals de beglazing.
* **Beglazing:** Dubbele beglazing met de specificatie 8-15-6 is standaard [42](#page=42) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Aluminium schuifraam:** Dit is het type raam dat wordt toegepast [42](#page=42) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52) [61](#page=61) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70).
* **Vloeropbouw:** De vloeropbouw is vergelijkbaar met die van de funderingen, inclusief terrastegels plint MDF, vloerafwerking, cementgebonden dekvloer, gespoten PUR, gewapende betonnen vloerplaat, werkvloer in gestabiliseerd zand of mager beton [42](#page=42) [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Ondersteuning:** Een gewapende funderingszool van 400x700 mm ondersteunt de constructie [42](#page=42) [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Grondwerk:** Uitgraven van funderingsbalken en afgraven van teelaarde zijn onderdeel van de voorbereiding [43](#page=43).
* **Gestabiliseerd zand:** Een laag van 250 mm gestabiliseerd zand wordt toegepast [42](#page=42) [52](#page=52).
* **Luchtdichtheid:** Een luchtdichtheidsmembraan is voorzien, ingepleisterd [59](#page=59) [60](#page=60) [61](#page=61) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70).
### 3.3 Ramen
De details voor ramen beschrijven de integratie met het dragend metselwerk en de isolatie.
* **Type raam:** Aluminium vaste ramen worden getoond [53](#page=53) [59](#page=59) [60](#page=60).
* **Afmetingen:** Paramenten van 90 mm en blauwe hardsteen van 220x50 mm komen voor [53](#page=53) [56](#page=56) [57](#page=57) [58](#page=58) [59](#page=59) [60](#page=60).
* **Isolatie:** PUR isolatie van 120 mm wordt toegepast in de muurconstructie [53](#page=53) [55](#page=55) [56](#page=56) [57](#page=57) [58](#page=58) [59](#page=59) [60](#page=60) [64](#page=64) [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70) [71](#page=71) [73](#page=73) [74](#page=74) [75](#page=75) [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [81](#page=81) [91](#page=91) [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Dragend metselwerk:** Dit vormt de basis van de muurconstructie waar het raam in wordt geplaatst [54](#page=54) [55](#page=55) [56](#page=56) [57](#page=57) [58](#page=58) [59](#page=59) [60](#page=60).
* **Dagkant:** De dagkant van het raam is gedetailleerd [53](#page=53) [58](#page=58) [59](#page=59) [60](#page=60).
* **Afwerking:** Pleisterwerk en een venstertablet van 20x180mm worden vermeld [53](#page=53) [60](#page=60).
* **Luchtdichtheid:** Een luchtdichtheidsmembraan, in te pleisteren, is essentieel [53](#page=53) [59](#page=59) [60](#page=60).
### 3.4 Lateien
Lateien worden weergegeven als dragende elementen boven openingen in de muur, vaak in combinatie met dakdetails.
* **Componenten:** Een betonbalk van 140x500 mm is een veelvoorkomend type latei [61](#page=61) [62](#page=62) [63](#page=63) [64](#page=64) [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70).
* **Verankering:** Een rollaag verankerd met een rollaag profiel wordt toegepast [61](#page=61) [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70).
* **Dakintegratie:** Details omvatten de integratie met de muurplaat, kepers en dakbedekking zoals kleipannen [61](#page=61) [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70).
* **Isolatie:** PUR isolatie van 120 mm en 7 cm tussen kepers wordt toegepast [61](#page=61) [64](#page=64) [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70).
* **Waterkering:** EPDM folie en luchtdichtheidsfolie zijn voorzien [61](#page=61) [64](#page=64) [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70).
### 3.5 Kroonlijsten
Kroonlijsten detailleren de overgang tussen de gevel en het dak, inclusief gootdetails en dakafwerking.
* **Samenstelling:** De kroonlijst bestaat uit snelbouw 140 mm PUR 120 mm isolatie en parament 190x90x65mm schuin geslepen [71](#page=71) [72](#page=72) [73](#page=73) [74](#page=74) [75](#page=75) [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [81](#page=81) [91](#page=91) [92](#page=92) [93](#page=93) [94](#page=94) [95](#page=95) [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Dakgoot:** Een zinken bakgoot met slab (100/150/90) en goothaak zonder staart met voorplooi in galva zijn specificaties [71](#page=71) [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [81](#page=81) [91](#page=91) [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Dakconstructie:** Details omvatten PUR van 7 cm tussen de kepers dampopen onderdakfolie kleipan Pottelberg muurplaat (80/230) chemisch verankerd [71](#page=71) [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [81](#page=81) [82](#page=82) [85](#page=85) [86](#page=86) [87](#page=87) [88](#page=88) [89](#page=89) [90](#page=90) [91](#page=91) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Dakafdekking:** Minerale wol van 280 mm tussen gordingen OSB3 18mm tot over de muurplaat en een boordplank van 22 mm dikte [71](#page=71) [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [81](#page=81) [82](#page=82) [84](#page=84) [85](#page=85) [86](#page=86) [87](#page=87) [88](#page=88) [89](#page=89) [90](#page=90).
* **Dampscherm en leidingen:** Een dampscherm en een leidingenspouw met minerale wol zijn geïntegreerd [30](#page=30) [71](#page=71) [81](#page=81) [82](#page=82) [88](#page=88) [89](#page=89) [90](#page=90).
* **Afwerking:** Open latwerk voor de afwerking van de boordplank en luchtdicht ingepleisterd [71](#page=71) [80](#page=80) [81](#page=81) [82](#page=82) [90](#page=90).
### 3.6 Nok
De nok van een schuin dak wordt gedetailleerd met de dakbedekking, isolatie en dakstructuur.
* **Dakbedekking:** Kleipan Pottelberg en nokpan Pottelberg worden toegepast [82](#page=82) [87](#page=87) [88](#page=88) [89](#page=89) [90](#page=90).
* **Isolatie:** PUR van 80 mm tussen de kepers en minerale wol van 280 mm tussen gordingen [82](#page=82) [85](#page=85) [86](#page=86) [87](#page=87) [88](#page=88) [89](#page=89) [90](#page=90).
* **Dakstructuur:** Specificaties omvatten noklat gelamineerde nokbalk GL28H en OSB3 18mm tand en groef [82](#page=82) [83](#page=83) [84](#page=84) [85](#page=85) [86](#page=86) [87](#page=87) [88](#page=88) [89](#page=89) [90](#page=90).
* **Dampdichtheid:** Een dampopen onderdak is voorzien [82](#page=82) [86](#page=86) [87](#page=87) [88](#page=88) [89](#page=89) [90](#page=90).
* **Afwerking:** Een leidingenspouw met minerale wol en open latwerk voor de afwerking [82](#page=82) [90](#page=90).
### 3.7 Dakrand plat dak
De dakranden van platte daken worden gedetailleerd met nadruk op waterdichting, isolatie en de overgang naar de gevel.
* **Dakopbouw:** Een gewapende betonplaat van 150 mm met hellingsbeton van 2 cm per meter [91](#page=91) [93](#page=93) [94](#page=94) [95](#page=95) [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Waterdichting:** Twee lagen bitumineuze dakdichting en een bitumineus dampscherm van 3 mm [91](#page=91) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Isolatie:** Thermische isolatie van PUR 200 mm en PUR 120 mm in de gevelmuur [91](#page=91) [95](#page=95) [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Gevelintegratie:** Snelbouw 140 mm parament 190x90x65mm cellenbetonblokken 150/150mm [91](#page=91) [92](#page=92) [93](#page=93) [94](#page=94) [95](#page=95) [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Dakrandafwerking:** Een zinken kraal en regenafvoer Ø90mm [91](#page=91) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Muurplaat:** Een muurplaat van multiplex 18 mm [91](#page=91) [97](#page=97) [98](#page=98) [99](#page=99).
* **Afwerking:** Plafond bepleistering 10 mm [91](#page=91) [99](#page=99).
---
# Alternatieve bouwmethoden: houtskeletbouw en massiefbouw
Dit hoofdstuk onderzoekt gedetailleerde bouwknopen voor houtskeletbouw en massiefbouw, met specifieke aandacht voor de integratie van passiefhuisstandaarden en de vereiste materiaallagen en waterkeringen [100](#page=100).
### 4.1 Houtskeletbouw
Houtskeletbouw is een bouwmethode die gebruik maakt van een dragend skelet van hout, vaak aangevuld met plaatmateriaal voor stabiliteit en afwerking. De focus ligt op de realisatie van luchtdichte en thermisch efficiënte details, essentieel voor passiefhuizen .
#### 4.1.1 Funderingsaansluiting (HB.01)
De funderingsaansluiting bij houtskeletbouw vereist een zorgvuldige plaatsing van isolatie en luchtdichting. Materialen zoals drukvaste thermische isolatieplaten of schuim worden toegepast om koudebruggen te vermijden. Een luchtdichtingsfolie en een waterkering (EPDM of bitumen) zijn cruciaal voor het beheersen van vocht en luchtstromen. De aansluiting op de gewapende dekvloer gebeurt met aandacht voor de thermische onderbreking .
#### 4.1.2 Buitendeur (HB.02)
Bij de aansluiting van buitendeuren in houtskeletbouw is een accurate plaatsing van de luchtdichting en waterkering essentieel. Vaak wordt gewerkt met drukvaste thermische isolatieplaten rondom de opening. Een waterkering, typisch van EPDM of bitumen, beschermt tegen neerslag. De luchtdichtingsfolie zorgt voor de continuïteit van de luchtdichte schil .
#### 4.1.3 Raamdetails (HB.03 en HB.04)
Voor ramen in houtskeletbouw worden zowel verticale als horizontale snedes gedetailleerd. De constructie omvat vaak een combinatie van constructiehout, OSB-platen en dampopen houtvezelplaten. Zowel luchtdichtings- als winddichtingsfolies zijn aanwezig om de weerselementen buiten te houden en de luchtdichtheid te garanderen. Drukvaste thermische isolatieplaten en akoestisch isolatiemateriaal dragen bij aan de thermische en akoestische prestaties. Waterkeringen zijn voorzien om vochtinsijpeling te voorkomen .
#### 4.1.4 Vloeroplegging (HB.05 en HB.06)
Er worden twee methoden voor vloeroplegging in houtskeletbouw beschreven: de platformmethode en de balloonmethode. Beide methoden maken gebruik van constructiehout, OSB-platen, en diverse isolatiematerialen. Een luchtdichtingsfolie en waterkering zijn cruciaal voor de aansluiting op de muren en om de continuïteit van de schil te waarborgen. Vloerafwerking en voegkit worden ook in deze details opgenomen .
#### 4.1.5 Dakconstructies (HB.07 en HB.08)
De details voor platte (HB.07) en hellende (HB.08) daken in houtskeletbouw benadrukken de integratie van isolatie en luchtdichting. Materialen zoals constructiehout, OSB-platen en dampopen isolatiematerialen vormen de kern. Essentieel zijn de luchtdichtingsfolie en waterkering (EPDM of bitumen) die de gehele constructie beschermen tegen vocht en lucht .
### 4.2 Massiefbouw
Massiefbouw omvat bouwmethoden waarbij constructieve elementen, zoals muren en vloeren, grotendeels uit massieve materialen zoals beton of metselwerk bestaan. Bij passiefhuisstandaarden wordt de nadruk gelegd op een hoogwaardige thermische isolatie en een continue luchtdichte schil rondom de dragende structuur .
#### 4.2.1 Funderingsaansluiting (MB.01)
De funderingsaansluiting in massiefbouw is vergelijkbaar met houtskeletbouw qua vereisten voor thermische isolatie en luchtdichting. Drukvaste thermische isolatieplaten en -schuim worden gebruikt om koudebruggen te voorkomen. De luchtdichtingsfolie en waterkering (EPDM of bitumen) zijn cruciaal voor het creëren van een luchtdichte en waterdichte overgang. De aansluiting met de gewapende dekvloer en de buitengevelbepleistering wordt zorgvuldig gedetailleerd .
#### 4.2.2 Buitendeur (MB.02)
Bij buitendeuren in massiefbouw is een correcte plaatsing van de thermische isolatie, luchtdichting en waterkering van groot belang. Drukvaste thermische isolatieplaten en -schuim worden aangebracht om thermische prestaties te optimaliseren. De waterkering, vaak EPDM of bitumen, beschermt tegen vocht. Een luchtdichtingsfolie garandeert de continuïteit van de luchtdichte schil. De aansluiting met de dorpel en de omringende massieve structuur wordt nauwkeurig uitgewerkt .
#### 4.2.3 Raamdetails (MB.03 en MB.04)
Raamdetails in verticale (MB.03) en horizontale (MB.04) snedes voor massiefbouw tonen de integratie van isolatie, luchtdichting en afwerking. De constructie omvat gewapend beton, drukvast thermisch isolatieschuim, en dampopen isolatiemateriaal. Zowel luchtdichtingsfolie als luchtdichtingskit dragen bij aan de luchtdichte schil. De buitengevelbepleistering en binnenbepleistering sluiten de constructie af .
#### 4.2.4 Dakconstructies (MB.05 en MB.06)
De details voor platte (MB.05) en hellende (MB.06) daken in massiefbouw benadrukken de plaatsing van de isolatie en de luchtdichte afsluiting. Gewapend beton vormt vaak de dragende structuur, afgewerkt met afschotbeton of een sarking-dak. Dampopen isolatiemateriaal, buitengevelbepleistering en binnenbepleistering zorgen voor de afwerking en isolatie. Een waterkering (EPDM of bitumen) en een dampscherm zijn essentiële componenten voor vochtbeheersing .
#### 4.2.5 Zijgevel en hellend dak (MB.07)
Detail MB.07 beschrijft de aansluiting van een zijgevel met een hellend dak in massiefbouw. Deze constructie omvat zichtmetselwerk, dampopen isolatiemateriaal en een luchtdichtingsfolie. De buitengevelbepleistering en binnenbepleistering zorgen voor de afwerking. Een waterkering is ook hier cruciaal .
> **Tip:** Bij het bestuderen van deze details is het essentieel om de functie van elke laag (luchtdichting, waterkering, isolatie, dampopenheid) te begrijpen in relatie tot de passiefhuisstandaard. Let op de continuïteit van de schillen over verschillende aansluitingen heen.
> **Tip:** Vergelijk de materiaallagen en de detailuitwerkingen tussen houtskeletbouw en massiefbouw voor specifieke knooppunten zoals funderingen, ramen en deuren. Identificeer de overeenkomsten en verschillen in aanpak voor het bereiken van een luchtdichte en thermisch efficiënte schil.
---
# Oefening en praktische toepassing van details
Dit gedeelte van de cursus richt zich op de praktische uitwerking van bouwdetails, waarbij studenten worden aangemoedigd om zelfstandig details te ontwerpen en uit te tekenen met aandacht voor schaal, conventie en constructieve principes .
### 5.1 Opdracht tot het uitwerken van bouwdetails
De oefening omvat het ontwikkelen van een gedetailleerde tekening op A3-formaat, waarbij een reeks kernpunten in acht genomen moet worden voor een succesvolle uitwerking .
#### 5.1.1 Kernprincipes voor detailuitwerking
Bij het ontwerpen en tekenen van bouwdetails zijn de volgende aspecten cruciaal:
* **Doordachte keuze van het detail:** Het detail moet een specifieke bouwkundige oplossing weergeven die goed overwogen is .
* **Keuze van schaal:** De juiste schaal moet worden gekozen om de details leesbaar en begrijpelijk te maken .
* **Tekenconventie:** Standaard tekenconventies moeten worden gevolgd om de tekening eenduidig te maken .
* **Ter plaatse nazicht:** Indien mogelijk, is het nazicht van bestaande details op locatie waardevol voor het begrip .
* **Begrip van de opbouw:** De interne structuur en de opeenvolging van materialen in de detaillering moeten duidelijk zijn .
* **Keuze van hoek en aansluitingen:** De specifieke uitwerking van hoeken en de verbindingen tussen verschillende bouwdelen zijn van essentieel belang .
* **Vermijden van kopiëren:** Het is belangrijk om zelfstandig tot oplossingen te komen en niet zomaar bestaande details te kopiëren .
* **Inzicht in de materie:** De oefening is gericht op het vergroten van het inzicht in bouwkundige detaillering en constructie .
> **Tip:** De focus ligt op het tonen van begrip en het zelfstandig toepassen van de geleerde principes, in plaats van het louter reproduceren van voorbeelden.
De opdracht, gesitueerd binnen de bredere context van de bouwkundige technieken, beoogt studenten te trainen in het vertalen van theoretische kennis naar concrete, uitvoerbare bouwdetails .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Detail | Een gedetailleerde weergave van een specifiek onderdeel van een bouwconstructie, die de exacte samenstelling, afmetingen en onderlinge relaties van de materialen toont. |
| Fundering | Het onderste gedeelte van een bouwwerk dat de krachten van het gebouw overdraagt op de ondergrond. Dit kan variëren van een funderingszool tot een funderingsbalk. |
| Schuifraam | Een raam dat zijdelings kan worden verschoven, vaak gebruikt als toegang tot een terras of balkon. |
| Raam | Een opening in een gebouw die meestal is afgedicht met glas, bedoeld voor lichtinval en ventilatie. |
| Latei | Een constructief element, meestal van beton of staal, dat boven een opening zoals een deur of raam wordt geplaatst om het gewicht van de erboven liggende constructie te dragen. |
| Kroonlijst | De bovenste rand van een muur, vaak versierd, die dient als overgang tussen muur en dak. |
| Nok | Het hoogste punt van een hellend dak, waar de twee dakvlakken samenkomen. |
| Dakrand plat dak | De randafwerking van een plat dak, die zorgt voor waterafvoer en bescherming van de dakconstructie. |
| Houtskeletbouw | Een bouwwijze waarbij de dragende structuur van een gebouw bestaat uit een skelet van houten staanders en liggers. |
| Massiefbouw | Een bouwwijze waarbij de dragende constructie bestaat uit massieve materialen zoals baksteen, beton of cellenbeton. |
| Funderingsaansluiting | De gedetailleerde verbinding tussen de fundering en de bovenliggende muur of vloer, cruciaal voor stabiliteit en vochtwering. |
| Buitendeur | De entree deur van een gebouw aan de buitenkant. |
| Raam verticale snede | Een detail dat de opbouw van een raam toont in een verticale doorsnede, met aandacht voor isolatie, luchtdichting en waterkering. |
| Raam horizontale snede | Een detail dat de opbouw van een raam toont in een horizontale doorsnede, met aandacht voor de aansluiting met de muur en de dorpel. |
| Vloeropleg | De aansluiting van een vloer op een muur of een andere constructie. |
| Plat dak | Een dak met een hellingsgraad van maximaal 10 graden, dat speciale aandacht vereist voor waterdichting en afvoer. |
| Hellend dak | Een dak met een hellingsgraad van meer dan 10 graden, dat is opgebouwd uit verschillende lagen zoals dakpannen, onderdak en isolatie. |
| Opbouw | De opeenvolging van verschillende lagen en materialen die samen een bouwcomponent vormen, zoals een wand, vloer of dak. |
| Structurele laag | De dragende laag van een bouwcomponent, die de belastingen opneemt en doorgeeft aan de onderliggende constructie. |
| Isolerende laag | Een laag materiaal die de warmteoverdracht tussen binnen en buiten beperkt, essentieel voor energie-efficiëntie. |
| Water afstotende laag | Een laag die voorkomt dat water de constructie binnendringt, cruciaal voor de duurzaamheid van het gebouw. |
| Damscherm | Een dampremmende folie die aan de warme zijde van de isolatie wordt aangebracht om condensatie in de constructie te voorkomen. |
| Afwerking (buiten/binnen) | De buitenste of binnenste laag van een bouwcomponent, die zorgt voor bescherming, esthetiek en functionaliteit. |
| Knopen = Details | In de bouwcontext verwijzen knopen naar de gedetailleerde uitwerking van de samenkomsten van verschillende bouwcomponenten (bijvoorbeeld muur-dak, muur-vloer). |
| Wand - dak aansluiting | De gedetailleerde verbinding tussen de verticale muur en het horizontale of hellende dak, die cruciaal is voor wind- en waterdichtheid. |
| Wand - vloer - fundering aansluiting | De gedetailleerde verbinding tussen de muur, de vloer en de fundering, essentieel voor de stabiliteit en waterkering van de begane grond. |
| Wand - opening aansluiting | De gedetailleerde verbinding tussen de muur en een opening zoals een raam of deur, die zorgt voor luchtdichtheid, waterdichtheid en isolatie. |
| Dubbele beglazing | Glas bestaande uit twee glasplaten gescheiden door een spouw, wat zorgt voor betere thermische en akoestische isolatie. |
| Kimblok | Een speciaal gevormd blok dat wordt gebruikt aan de onderkant van een muur, vaak in combinatie met een fundering, voor een correcte aansluiting. |
| Blauwe hardsteen | Een harde, donkergrijze natuursteen die vaak wordt gebruikt voor dorpels, gevelbekleding en funderingsdetails. |
| Terrastegels | Vloerbedekking voor buitenruimtes zoals terrassen. |
| Cementgebonden dekvloer | Een laag mortel die op een betonnen vloer wordt aangebracht om een egale ondergrond te creëren voor de uiteindelijke vloerafwerking. |
| Gespoten PUR | Polyurethaanschuim dat ter plaatse wordt gespoten voor isolatie of als egalisatielaag. |
| Gewapende betonnen vloerplaat | Een betonnen plaat waaraan staalwapening is toegevoegd om de draagkracht en sterkte te vergroten. |
| Werkvloer | Een tijdelijke of definitieve laag die wordt aangebracht op de ondergrond of de fundering om een stabiele en egale basis te vormen voor verdere constructie. |
| Gestabiliseerd zand | Zand gemengd met cement om een harde en stabiele ondergrond te vormen. |
| Funderingszool | Het onderste, bredere deel van een fundering dat direct op de draagkrachtige grond rust. |
| Aardingslus | Een metalen geleider die rond de fundering wordt aangebracht om het gebouw te aarden en bescherming te bieden tegen blikseminslag en potentiaalverschillen. |
| Vorstvrije diepte | De diepte onder het aardoppervlak waar de temperatuur onder het vriespunt blijft, om vorstschade aan funderingen te voorkomen. |
| Draagkrachtige ondergrond | De grondlaag die voldoende sterkte heeft om de belasting van het gebouw te dragen. |
| Aanvulling teelaarde | Aarde die wordt gebruikt om een lager gelegen gebied op te hogen tot het gewenste maaiveldniveau. |
| Ongeroerde grond | De natuurlijke, onverstoorde grondlaag onder de bouwput. |
| Regenafvoerbuis | Een buis die regenwater van het dak of van gevels afvoert naar de grond of een verzamelsysteem. |
| Open stootvoeg | Verticale voeg tussen bakstenen die open is gelaten voor ventilatie of ontlastingsdoeleinden. |
| Aluminium schuifraam | Een schuifraam waarvan het kozijn en de profielen van aluminium zijn gemaakt. |
| Vast raam | Een raam dat niet geopend kan worden, enkel bedoeld voor lichtinval. |
| Dagkant | De zijkant van een muuropening, zoals bij een raam of deur. |
| Dragend metselwerk | Metselwerk dat de constructieve belasting van erboven liggende elementen draagt. |
| Pleisterwerk | Een afwerkingslaag van mortel op muren en plafonds. |
| Venstertablet | De horizontale afwerking aan de binnenzijde van een raamopening, ook wel vensterbank genoemd. |
| Luchtdichtheidsmembraan | Een folie die wordt aangebracht om de luchtdoorlaatbaarheid van de gebouwschil te minimaliseren, essentieel voor energieprestaties. |
| Betonbalk | Een dragende balk vervaardigd uit gewapend beton. |
| Bakgoot | Een goot aan de dakrand die regenwater opvangt en afvoert, vaak gemaakt van zink of kunststof. |
| Slab | Een waterkerende strook, vaak van bitumineuze of EPDM-materiaal, die wordt gebruikt om de aansluiting tussen verschillende bouwdelen waterdicht te maken. |
| Onderdakfolie | Een dampopen folie die onder de dakbedekking wordt aangebracht om het dak te beschermen tegen insijpelend water en vocht. |
| Kleipan | Een dakpan gemaakt van klei. |
| Muurplaat | Een houten of metalen balk die aan de bovenzijde van een muur wordt bevestigd en waarop dakconstructies rusten. |
| Rollaag | Een laag metselwerk waarbij de stenen rechtop staan, vaak toegepast aan de onderkant van een spouwmuur of als afwerking van een dakrand. |
| Rollaag profiel | Een profiel dat wordt gebruikt om rollagen te ondersteunen en te verankeren. |
| EPDM folie | Ethyleenpropyleen-dieen-monomeer rubberfolie, een veelgebruikt waterkerend en afdichtend materiaal. |
| Gelamineerde ligger | Een samengestelde houten balk, opgebouwd uit meerdere lagen hout die met lijm zijn verbonden, voor verhoogde sterkte. |
| Kepers | Houten balken die op de daksporen worden gemonteerd en waarop de dakbeschot of panlatten worden bevestigd. |
| Nokpan | Een speciale dakpan die wordt gebruikt om de nok van een hellend dak af te dekken. |
| Noklat | Een houten balk die aan de nok van het dak wordt bevestigd om de nokpannen te ondersteunen. |
| Nokbalk | De hoofdligger aan de nok van een dakconstructie. |
| OSB-plaat | Oriented Strand Board, een plaatmateriaal gemaakt van samengeperste houtsnippers, vaak gebruikt als dakbeschot of wandbekleding. |
| Tand en groef | Een verbinding waarbij een uitstekende "tand" van het ene element in een "groef" van het andere element past, voor een stevige koppeling. |
| Gordingen | Horizontale houten balken die op de daksporen of muren rusten en waarop de kepers of dakbeschot worden bevestigd. |
| Uitvullatten | Houten latten die worden gebruikt om kleine oneffenheden of afstanden op te vullen in een constructie. |
| Dampscherm | Een dampdichte folie die aan de warme zijde van de isolatie wordt geplaatst om de overdracht van vochtige lucht naar de koudere delen van de constructie te voorkomen. |
| Dakrand plat dak | De afwerking aan de rand van een plat dak, die zorgt voor waterafvoer en bescherming. |
| Zinken kraal | Een zinken randafwerking aan de dakrand, die dient als waterkering. |
| Muurplaat multiplex | Een plaat van multiplex die aan de bovenzijde van een muur wordt bevestigd, vaak als ondergrond voor dakbedekking. |
| Bitumineuze dakdichting | Waterkerende laag op basis van bitumen, gebruikt voor platte daken. |
| Thermische isolatie PUR | Polyurethaan schuim gebruikt als thermische isolatie. |
| Cellenbetonblokken | Lichte betonblokken met luchtcellen, gebruikt voor muren en soms als isolatiemateriaal. |
| Plafond bepleistering | De afwerkingslaag op het plafond. |
| Hellingsbeton | Een betonnen laag die wordt aangebracht op een dak om de gewenste hellingsgraad te realiseren voor waterafvoer. |
| Bitumineus dampscherm | Een dampdichte folie op basis van bitumen. |
| Constructiehout | Hout dat wordt gebruikt voor dragende delen van een constructie. |
| LVL | Laminated Veneer Lumber, een constructief plaatmateriaal opgebouwd uit dunne lagen fineer. |
| Zachte dampopen houtvezelplaat | Een plaatmateriaal van houtvezels dat dampopen is en zacht van structuur, vaak gebruikt voor isolatie en als onderdeel van de buitenschil. |
| Afwerkingshout | Hout dat wordt gebruikt voor decoratieve en beschermende doeleinden, zoals vloeren of wandbekleding. |
| Drukvaste thermische isolatieplaat | Een isolatieplaat die hoge druk kan weerstaan, vaak gebruikt in vloeren of daken. |
| Drukvast thermisch isolatieschuim | Schuim dat thermische isolatie biedt en tegelijkertijd druk kan weerstaan. |
| Dampopen isolatiemateriaal | Isolatiemateriaal dat de doorlaat van waterdamp toestaat, waardoor het materiaal kan "ademen" en vocht kan reguleren. |
| Akoestisch isolatiemateriaal | Materiaal dat geluid absorbeert of dempt, gebruikt voor geluidsisolatie. |
| Drukvaste thermische onderbreking | Een element dat de warmteoverdracht door drukvaste materialen onderbreekt, om thermische bruggen te voorkomen. |
| Zichtmetselwerk | Metselwerk dat zichtbaar blijft als afwerking van de gevel. |
| Gewapende dekvloer | Een dekvloer waaraan wapening is toegevoegd om de sterkte te vergroten. |
| Gewapend beton | Beton met toegevoegde staalwapening voor verhoogde sterkte en draagvermogen. |
| Vloerafwerking | De bovenste laag van een vloer die zichtbaar en beloopbaar is. |
| Voegkit | Een afdichtingsmiddel dat wordt gebruikt om voegen tussen materialen water- en luchtdicht te maken. |
| Luchtdichtingsfolie | Een folie die de luchtdoorlaatbaarheid van de gebouwschil minimaliseert. |
| Waterkering | Een constructie-element of materiaal dat voorkomt dat water de gebouwschil binnendringt. |
| Hechtmortel | Een speciale mortel die zorgt voor een goede hechting tussen verschillende bouwlagen, zoals tussen isolatie en gevelbepleistering. |
| Buitengevelbepleistering | De afwerkingslaag op de buitengevel, die bescherming en esthetiek biedt. |
| Noppenfolie | Een folie met noppen, vaak gebruikt voor bescherming of drainage in de grond. |
| Dorpel | De onderste rand van een raam- of deuropening. |
| Luchtdichtingskit | Een kit die wordt gebruikt om voegen en naden luchtdicht af te dichten. |
| Binnenbepleistering | De afwerkingslaag op de binnenmuren en plafonds. |
| Afschotbeton | Een betonnen laag met een helling, aangebracht op daken of terrassen voor waterafvoer. |
| Sarking-dak | Een bouwmethode waarbij het dakbeschot direct op de daksporen wordt aangebracht, vaak in combinatie met isolatie en dakbedekking. |
| Zijgevel | De zijkant van een gebouw. |
| Tekenconventie | De afspraken en symbolen die worden gebruikt in technische tekeningen om informatie eenduidig weer te geven. |
| Hoek en aansluitingen | De specifieke details van hoe verschillende bouwdelen samenkomen en verbonden zijn. |
| Inzicht | Het begrip en de kennis van de principes achter de ontworpen constructie. |