Cover
Aloita nyt ilmaiseksi LES koolhydraten ST.pptx
Summary
# Functies en indeling van koolhydraten
Hier is een gedetailleerde samenvatting over functies en indeling van koolhydraten, opgesteld als een examengericht studiehandleiding.
## 1. Functies en indeling van koolhydraten
Koolhydraten zijn essentiële energieleveranciers voor het lichaam en worden ingedeeld op basis van hun moleculaire structuur.
### 1.1 Functies van koolhydraten
Koolhydraten vervullen meerdere vitale functies in het lichaam:
* **Energieleverancier (brandstof):** Koolhydraten zijn de primaire energiebron voor het lichaam. Ze leveren de energie die nodig is voor beweging, het op peil houden van de lichaamstemperatuur en voor het uitvoeren van passieve fysiologische processen, zoals metabolisme, het immuunsysteem, hersenfunctionaliteit en de interne thermostaat.
* **Onmisbaar voedsel:** Ze zijn cruciaal voor de werking van de hersenen en het zenuwstelsel, die primair afhankelijk zijn van glucose voor hun energie.
* **Reservevoedsel:** Koolhydraten kunnen worden opgeslagen als glycogeen in de lever en spieren. Dit glycogeen dient als een reservevoorraad die kan worden aangesproken wanneer het glucosegehalte in het bloed daalt. Indien de glycogeenvoorraden vol zijn, wordt een overschot aan glucose omgezet in vet en opgeslagen in het vetweefsel.
#### 1.1.1 Glucose en glycogeen
Glucose wordt via het bloed naar de lichaamscellen getransporteerd. Een teveel aan glucose wordt opgeslagen als glycogeen. Glycogeen is de reservevorm van glucose en wordt voornamelijk opgeslagen in de lever en spieren. Wanneer de bloedsuikerspiegel daalt, kan glycogeen worden afgebroken tot glucose om het bloedglucosegehalte stabiel te houden, wat essentieel is voor de hersenen.
### 1.2 Indeling van koolhydraten
Koolhydraten worden ingedeeld op basis van het aantal suikermoleculen (sachariden) waaruit ze zijn opgebouwd. De basiseenheid is een sacharide, en koolhydraten bestaan uit C, H en O atomen.
#### 1.2.1 Monosachariden (enkelvoudige suikers)
Monosachariden bestaan uit slechts één suikermolecuul. Ze zijn direct opneembaar in het bloed en vereisen geen verteringsenergie. De menselijke cellen kunnen alleen monosachariden opnemen en transporteren.
* **Eigenschappen:** Oplosbaar in water, hebben een zoete smaak en karamelliseren bij verhitting (vanaf circa 160°C).
* **Voorkomen:** In (rijp) fruit, honing.
* **Voorbeelden:**
* **Glucose (druivensuiker/dextrose):** De meest voorkomende koolhydraat en het eindproduct van de vertering van andere suikers. Het wordt opgenomen in de dunne darm en komt in het bloed terecht. Glucose is de belangrijkste brandstof voor hersencellen, zenuwcellen en rode bloedlichaampjes. Het kan tijdelijk als glycogeen worden opgeslagen. Bij een tekort kan het lichaam glucose uit aminozuren aanmaken. Een overschot wordt omgezet in vet.
* **Fructose (vruchtensuiker):** Komt voor in fruit en honing. Fructose is zoeter dan glucose en wordt trager opgenomen in de dunne darm. Het wordt in de lever omgezet naar glucose.
* **Galactose:** Ontstaat in de dunne darm uit lactose (melksuiker) uit melk. Het wordt beter opgenomen door de dunne darm dan fructose en wordt in de lever omgezet naar glucose.
#### 1.2.2 Disachariden (dubbele suikers)
Disachariden bestaan uit twee aan elkaar verbonden sachariden. Tijdens de vertering in de dunne darm worden ze, onder invloed van specifieke enzymen, afgebroken tot monosachariden.
* **Voorkomen:** Riet, biet, melk.
* **Voorbeelden:**
* **Lactose (melksuiker):** Wordt afgebroken door het enzym lactase tot galactose en glucose. Komt voor in melk en melkproducten.
* **Lactose-intolerantie:** Een aandoening waarbij het lichaam onvoldoende lactase produceert, waardoor lactose niet goed wordt afgebroken en opgenomen. Dit kan leiden tot symptomen zoals misselijkheid, krampen, pijn en diarree.
* **Sacharose (riet-/bietsuiker/sucrose):** Wordt gebruikt als zoetstof in voeding en dranken zoals frisdrank, snoep en koek.
* **Maltose (moutsuiker):** Opgebouwd uit twee glucose-eenheden. Wordt onder andere gebruikt bij het brouwen van bier.
#### 1.2.3 Polysachariden (complexe koolhydraten)
Polysachariden bestaan uit meer dan 9 aan elkaar geschakelde sachariden. Ze hebben een complexe structuur, zijn moeilijk oplosbaar in water en worden langzamer afgebroken.
* **Zetmeel:**
* **Structuur:** Heeft een ingewikkelde structuur en smaakt niet zoet.
* **Vertering:** Wordt tijdens de vertering eerst omgezet in dubbele suikers en daarna in enkelvoudige suikers. Het afbraakproces wordt gekatalyseerd door het enzym amylase (geproduceerd in de speekselklieren en alvleesklier). De resulterende glucose wordt in de dunne darm opgenomen.
* **Voorkomen:** Graanproducten (brood, rijst, pasta), knolgewassen (aardappel).
* **Verzadiging:** Een zetmeelrijke maaltijd is zwaar verteerbaar omdat de suikers traag worden vrijgegeven.
#### 1.2.4 Voedingsvezels (onverteerbare koolhydraten)
Voedingsvezels zijn delen van de celwand van plantencellen die niet door de enzymen van het menselijke maag-darmkanaal kunnen worden afgebroken. Ze leveren geen energie, maar zijn essentieel voor de darmfunctie.
* **Voordelen:**
* Bevordert darmperistaltiek (beweging van de darmen).
* Verbetert glucose-intolerantie.
* Draagt bij aan een daling van het cholesterolgehalte.
* Heeft een beschermende werking tegen darmkanker.
* Geeft een verzadigend gevoel.
* **Soorten vezels:**
* **Fermenteerbare vezels:** Worden in de dikke darm door bacteriën afgebroken (fermentatie). Ze bevorderen de stoelgang.
* **Niet-fermenteerbare vezels:** Worden niet afgebroken in de darmen en verlaten het lichaam ongewijzigd. Ze vergroten het volume van de darminhoud, wat de stoelgang bevordert, hebben een verzadigende werking en kunnen het cholesterolgehalte verlagen.
> **Tip:** Het onderscheid tussen verteerbare en onverteerbare koolhydraten is cruciaal. Verteerbare koolhydraten leveren energie, terwijl onverteerbare voedingsvezels weliswaar geen energie leveren, maar wel een belangrijke rol spelen in de spijsvertering en algehele gezondheid.
### 1.3 Bloedsuikerspiegelregulatie
De bloedsuikerspiegel wordt gereguleerd door de hormonen insuline en glucagon, geproduceerd door de alvleesklier.
* **Insuline:** Verlaagt de bloedsuikerspiegel door glucoseopname door cellen te bevorderen en glycogeenopslag te stimuleren.
* **Glucagon:** Verhoogt de bloedsuikerspiegel door de afbraak van glycogeen naar glucose te stimuleren wanneer het bloedglucosegehalte te laag is.
#### 1.3.1 Hypoglycemie (lage bloedsuikerspiegel)
Symptomen kunnen variëren van nervositeit, zweten en prikkelbaarheid tot verwardheid, snelle hartslag, duizeligheid en zelfs bewustzijnsverlies.
#### 1.3.2 Hyperglycemie (hoge bloedsuikerspiegel)
Dit treedt op wanneer het lichaam onvoldoende insuline kan produceren of hier niet goed op reageert, zoals bij diabetes. Symptomen kunnen zijn: veel plassen, veel drinken, gewichtsverlies en vermoeidheid.
> **Tip:** Het stabiel houden van de bloedsuikerspiegel is essentieel voor de gezondheid. Dit kan worden bereikt door voldoende water te drinken, gevarieerd en gezond te eten, voldoende lichaamsbeweging te krijgen en het vermijden van overmatige suiker- en alcoholconsumptie.
### 1.4 Glycemische index (GI)
De glycemische index geeft aan hoe snel koolhydraten na consumptie worden verteerd en als glucose in het bloed worden opgenomen.
* **Hoge GI:** Koolhydraten die snel worden afgebroken en glucose snel afgeven in de bloedbaan (bv. wit brood, gebakken aardappelen, cornflakes).
* **Lage GI:** Koolhydraten die langzaam afbreken en glucose geleidelijk aan het bloed afgeven (bv. groente, peulvruchten, volkorenproducten).
**Factoren die de GI laag houden:**
* Vet: Vertraagt de maaglediging.
* Eiwit: Vertraagt de maaglediging.
* Ballaststoffen: Houden suikers langer vast.
* Fructose en galactose: Worden trager omgezet tot glucose.
> **Example:** Voeding met een lage GI, zoals peulvruchten en volkorenproducten, helpt bij het stabiel houden van de bloedsuikerspiegel, wat gunstig kan zijn voor de preventie van diabetes type 2.
### 1.5 Gezondheidseffecten van koolhydraten
* **Diabetes type 2:** Een voeding met veel voedingsvezels, die vaak een lage GI heeft, is geassocieerd met een lager risico op diabetes type 2.
* **Tandproblemen:** Suikers kunnen door bacteriën in de mond worden omgezet in zuur, wat tandglazuur aantast en kan leiden tot cariës (gaatjes).
* **Voedingsstoffentekorten:** Een te hoge suikerinname kan leiden tot een tekort aan andere essentiële voedingsstoffen.
### 1.6 Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH)
* **Calorieën:** Minimaal 55% van de dagelijkse calorie-inname zou uit koolhydraten moeten komen. Dit wordt uitgedrukt in een percentage van de calorieën, niet in grammen.
* **Voedingsvezels:** Voor volwassenen wordt een minimum van 25 gram per dag aanbevolen, bij voorkeur 30 gram per dag ter preventie van diverse gezondheidsproblemen.
> **Tip:** Een tekort aan koolhydraten kan leiden tot spierafbraak, vermoeidheid, hoofdpijn en mentale neerslachtigheid, omdat het lichaam spiereiwit als energiebron gaat gebruiken.
### 1.7 Zoetstoffen
Zoetstoffen bevatten minder of geen calorieën en leveren geen gewichtstoename. Ze worden vaak aangeduid met 'light' op producten.
* **Voordelen:** Kunnen helpen de suikerinname te verlagen en zijn niet schadelijk voor het gebit.
* **Nadelen:** Hebben geen intrinsieke gezondheidsbevorderende eigenschappen en kunnen ertoe leiden dat men belangrijke koolhydraten weglaat.
> **Example:** Aspartaam (E951) is een veelgebruikte, maar ook omstreden kunstmatige zoetstof die 200 keer zoeter is dan suiker en niet verhit kan worden. Het wordt voornamelijk gebruikt in lightproducten en frisdranken.
#### 1.7.1 Natuurlijke alternatieven voor zoetstoffen
* Verse vanille
* Kaneel
* Kokosbloesemsuiker
* Honing
* Ahornsiroop of agavesiroop
#### 1.7.2 Koolhydraatbronnen met voedingsvezels
Gezonde bronnen van koolhydraten zijn onder andere:
* Volkoren graanproducten (volkorenbrood, volkorenpasta, zilvervliesrijst)
* Peulvruchten
* Groenten
* Fruit
Het is raadzaam om suikerhoudende dranken en producten met toegevoegde suikers zoveel mogelijk te vermijden.
> **Tip van de week:** Eet fruit in zijn natuurlijke vorm. De fruitsuikers zijn dan verpakt in vezels, wat de impact op de bloedsuikerspiegel vermindert. Een smoothie is een iets betere keuze dan fruitsap omdat het vezels bevat. Verrijking met yoghurt of zaden kan een gezonde toevoeging zijn.
---
# Spijsvertering en verteerbaarheid van koolhydraten
Dit gedeelte beschrijft hoe verschillende soorten koolhydraten worden verteerd, de rol van voedingsvezels en het onderscheid tussen verteerbare en niet-verteerbare koolhydraten.
### 2.1 Indeling van koolhydraten
Koolhydraten, ook wel sachariden genoemd, zijn opgebouwd uit koolstof, waterstof en zuurstofatomen en kunnen worden ingedeeld op basis van het aantal suikermoleculen:
* **Monosachariden (enkelvoudige suikers):**
* Bestaan uit één koolhydraateenheid.
* Worden direct door het lichaam opgenomen in het bloed en vereisen geen energie voor vertering.
* Eigenschappen: oplosbaar in water, hebben een zoete smaak, karamelliseren bij verhitting (160°C).
* Voorbeelden:
* **Glucose (druivensuiker/dextrose):** De meest voorkomende koolhydraat en het eindproduct van de vertering van andere suikers. Wordt opgenomen in de dunne darm en gebruikt als energiebron voor hersencellen, zenuwcellen en rode bloedlichaampjes. Kan tijdelijk als glycogeen worden opgeslagen in lever en spieren. Bij een tekort kan het lichaam glucose uit aminozuren vormen; bij een teveel wordt het omgezet in vet.
* **Fructose (vruchtensuiker):** Komt voor in fruit en honing. Smaakt zoeter dan glucose en wordt langzamer opgenomen. Wordt in de lever omgezet naar glucose.
* **Galactose:** Ontstaat in de dunne darm uit lactose en wordt in de lever omgezet naar glucose. Wordt beter opgenomen dan fructose.
* **Disachariden (dubbele suikers):**
* Bestaan uit twee aan elkaar verbonden monosachariden.
* Worden tijdens de vertering in de dunne darm afgebroken tot enkelvoudige suikers door specifieke enzymen.
* Voorbeelden:
* **Lactose (melksuiker):** Afgebroken door het enzym lactase tot galactose en glucose. Komt voor in melk en melkproducten. Bij een tekort aan lactase ontstaat lactose-intolerantie, met symptomen als misselijkheid, krampen en diarree.
* **Sacharose (riet- of bietsuiker):** Wordt gebruikt als zoetstof in voeding en dranken.
* **Maltose (moutsuiker):** Opgebouwd uit twee glucose-eenheden.
* **Polysachariden:**
* Bestaat uit meer dan negen aan elkaar verbonden suikermoleculen.
* Voorbeeld:
* **Zetmeel:** Heeft een complexe structuur, is moeilijk oplosbaar in water en niet zoet. Wordt tijdens de vertering eerst omgezet in dubbele suikers en vervolgens in enkelvoudige suikers. Komt voor in graanproducten (brood, rijst, pasta) en knolgewassen (aardappelen). Zetmeelrijke maaltijden zijn zwaar verteerbaar omdat suikers traag worden vrijgegeven. Zetmeel wordt afgebroken tot glucose door het enzym amylase.
### 2.2 Spijsvertering van koolhydraten
De spijsvertering van koolhydraten begint in de mond en vindt verder plaats in de dunne darm:
* **Mond:** Koolhydraten stimuleren de speekselproductie. Goed kauwen met voldoende speeksel bevordert de spijsvertering en kan tandcariës en tanderosie helpen voorkomen.
* **Maag en darmen:** De vertering van complexe koolhydraten zoals zetmeel vereist enzymatische afbraak. De maag produceert geen enzymen voor koolhydraatvertering. In de dunne darm worden disachariden door specifieke enzymen (zoals lactase, sacharase, maltase) afgebroken tot monosachariden. Zetmeel wordt door amylase (uit speeksel en alvleesklier) afgebroken tot maltose, wat vervolgens verder wordt afgebroken tot glucose.
* **Opname:** Alleen monosachariden (glucose, fructose, galactose) kunnen door de darmwand worden opgenomen in het bloed.
> **Tip:** De vertraging in de afbraak van zetmeel betekent dat een zetmeelrijke maaltijd langzamer wordt verteerd en de glucose geleidelijker in de bloedbaan terechtkomt.
### 2.3 Verteerbare versus niet-verteerbare koolhydraten
Koolhydraten kunnen worden onderverdeeld in verteerbare en niet-verteerbare vormen:
* **Verteerbare koolhydraten:**
* Kunnen door het lichaam worden opgenomen en gebruikt als energiebron.
* Dit omvat monosachariden en disachariden, die na vertering in de dunne darm tot monosachariden worden afgebroken.
* Voorbeelden: glucose, fructose, lactose, sacharose, zetmeel.
* **Niet-verteerbare koolhydraten (voedingsvezels):**
* Dit zijn delen van plantencelwanden die niet door menselijke spijsverteringsenzymen kunnen worden afgebroken.
* Ze vormen geen energiebron, maar zijn essentieel voor de darmfunctie.
* **Voordelen van voedingsvezels:**
* Bevorderen de darmperistaltiek (beweging van de darmen).
* Verbeteren de glucose-intolerantie.
* Dragen bij aan een daling van het cholesterolgehalte.
* Hebben een beschermende werking tegen darmkanker.
* Vergroten het verzadigingsgevoel.
* Vergroten het volume van de feces, wat de stoelgang bevordert.
* **Soorten voedingsvezels:**
* **Fermenteerbare vezels:** Worden in de dikke darm afgebroken door bacteriën (fermentatie). Dit bevordert de stoelgang.
* **Niet-fermenteerbare vezels:** Worden niet afgebroken en verlaten het lichaam ongewijzigd. Ze leveren geen energie, vergroten het volume van de darminhoud en hebben een verzadigende werking. Ze kunnen ook helpen bij het verlagen van cholesterol.
### 2.4 Bloedsuikerspiegel en de glycemische index
Koolhydraten beïnvloeden de bloedsuikerspiegel, die nauwkeurig wordt gereguleerd door de hormonen insuline en glucagon uit de alvleesklier.
* **Bloedsuikerspiegel:**
* Na het eten van koolhydraten stijgt de bloedsuikerspiegel. Insuline zorgt ervoor dat glucose de cellen in kan en de bloedsuikerspiegel daalt.
* Als de bloedsuikerspiegel te laag daalt (hypoglycemie), zorgt glucagon ervoor dat opgeslagen glycogeen wordt omgezet in glucose om de bloedsuikerspiegel te verhogen.
* **Hypoglycemie (te laag):** Symptomen kunnen zijn: wankel voelen, nervositeit, zweten, rillingen, prikkelbaarheid, verwardheid, snelle hartslag, duizeligheid, honger, misselijkheid, bleekheid, vermoeidheid, hoofdpijn.
* **Hyperglycemie (te hoog):** Treedt op als het lichaam onvoldoende insuline produceert of niet goed reageert op insuline (zoals bij diabetes). Symptomen zijn frequent plassen, veel drinken, gewichtsverlies (door afbraak van spieren en vet), en vermoeidheid.
* **Glycemische Index (GI):**
* Een maat die aangeeft hoe snel koolhydraten in de darm worden verteerd en als glucose in het bloed worden opgenomen.
* Een **lage GI** (minder dan 55) betekent dat de glucose langzaam en geleidelijk wordt opgenomen (bv. peulvruchten, volkorenproducten).
* Een **hoge GI** (meer dan 70) betekent dat de glucose snel wordt opgenomen (bv. aardappelen, wit brood).
* Factoren die de GI verlagen: vet, eiwit, ballaststoffen (vezels), fructose en galactose.
* Voeding met een lage GI wordt geassocieerd met een lager risico op diabetes type 2 en tandproblemen, omdat het de bloedsuikerspiegel stabieler houdt.
> **Example:** Wit brood heeft een hoge GI omdat het snel wordt afgebroken tot glucose. Linzen hebben een lage GI omdat ze rijk zijn aan vezels en langzamer worden verteerd.
### 2.5 Gezondheidseffecten en aanbevolen hoeveelheden
* **Gezondheidseffecten van koolhydraten:**
* **Energievoorziening:** Koolhydraten zijn de primaire energiebron voor het lichaam, vooral voor de hersenen en het zenuwstelsel.
* **Diabetes type 2:** Een voeding met veel voedingsvezels, die doorgaans een lage GI heeft, is geassocieerd met een lager risico op diabetes type 2.
* **Tandproblemen:** Suikers kunnen door bacteriën in de mond worden omgezet in zuur, wat schadelijk is voor het tandglazuur.
* **Tekort aan koolhydraten:** Kan leiden tot spierafbraak (het lichaam gebruikt spiereiwit als energiebron), vermoeidheid, hoofdpijn en mentale neerslachtigheid.
* **Teveel aan koolhydraten:** Kan leiden tot vetopslag.
* **Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid (ADH):**
* Minimaal 55% van de dagelijkse calorie-inname moet uit koolhydraten komen.
* **Voedingsvezels:** Volwassenen wordt minimaal 25 gram per dag aanbevolen, bij voorkeur 30 gram per dag voor preventie van diverse gezondheidsproblemen.
### 2.6 Zoetstoffen en gezonde keuzes
* **Toegevoegde suikers:** Suikers die door de voedingsindustrie aan producten worden toegevoegd als zoetstof, conserveermiddel of voor de structuur. Ze zijn vaak goedkoop en komen voor in diverse producten zoals vleeswaren, ontbijtgranen, frisdranken en snoep.
* **Zoetstoffen:**
* Bevatten minder of geen calorieën en leveren geen gewichtstoename.
* Kunnen een alternatief zijn om suikerinname te verlagen, vooral bij overgewicht.
* Aantasten de tanden niet (geen cariës).
* Voorbeelden zijn aspartaam (E951).
* Natuurlijke alternatieven om zoetheid te geven zijn onder andere vanille, kaneel, kokosbloesemsuiker, honing en ahornsiroop.
* **Gezonde koolhydraatkeuzes:**
* Focus op volkoren graanproducten (brood, pasta, rijst), peulvruchten, groenten en fruit in zijn natuurlijke vorm.
* Beperk suikerhoudende dranken (frisdrank, vruchtensap) en producten met toegevoegde suikers (koek, snoep).
* Eet fruit in zijn geheel in plaats van fruitsap, omdat de vezels in fruit de impact op de bloedsuikerspiegel verminderen. Smoothies, aangelengd met yoghurt en eventueel toegevoegde zaden of havermout, zijn een betere optie dan fruitsap.
---
# Bloedsuikerspiegel en het glycemische index
Dit onderdeel behandelt de regulatie van de bloedsuikerspiegel door hormonen en het concept van de glycemische index en de impact ervan op de gezondheid.
### 3.1 Regulatie van de bloedsuikerspiegel
De bloedsuikerspiegel, de concentratie glucose in het bloed, wordt nauwkeurig gereguleerd om een constante aanvoer van energie naar de lichaamscellen te garanderen.
#### 3.1.1 Hormonale regulatie
De belangrijkste hormonen die betrokken zijn bij de regulatie van de bloedsuikerspiegel zijn insuline en glucagon, beide afkomstig uit de alvleesklier.
* **Insuline:** Na een maaltijd stijgt het bloedsuikergehalte. De alvleesklier produceert insuline, dat ervoor zorgt dat glucose uit het bloed wordt opgenomen door de lichaamscellen voor energie of wordt opgeslagen. Overtollige glucose wordt omgezet in glycogeen en opgeslagen in de lever en spieren. Als de glycogeenvoorraden vol zijn, wordt glucose omgezet in vet en opgeslagen in het vetweefsel.
* **Glucagon:** Wanneer het bloedsuikergehalte te laag wordt (bijvoorbeeld tussen maaltijden of tijdens inspanning), geeft de alvleesklier glucagon af. Glucagon stimuleert de lever om opgeslagen glycogeen weer om te zetten in glucose, dat vervolgens in het bloed wordt vrijgegeven om het bloedsuikergehalte te verhogen.
#### 3.1.2 Hyperglycemie en hypoglycemie
* **Hyperglycemie (te hoge bloedsuikerspiegel):** Dit treedt op wanneer het lichaam onvoldoende insuline produceert of er niet goed op reageert, zoals bij diabetes mellitus. Hoge bloedsuikerspiegels kunnen worden veroorzaakt door voeding en gebrek aan beweging. Symptomen kunnen zijn: veel plassen, veel dorst, gewichtsverlies, en vermoeidheid.
* **Hypoglycemie (te lage bloedsuikerspiegel):** Dit wordt ook wel een 'hypo' genoemd. Symptomen kunnen variëren van trillen, zweten, nerveusiteit, prikkelbaarheid, verwardheid, snelle hartslag, duizeligheid, honger tot zelfs hoofdpijn en coördinatieproblemen.
#### 3.1.3 Stabiel houden van de bloedsuikerspiegel
Het handhaven van een stabiele bloedsuikerspiegel is cruciaal voor de gezondheid. Effectieve strategieën omvatten:
* Voldoende hydratatie (1,5-2 liter water per dag).
* Een gevarieerd en gezond voedingspatroon.
* Regelmatige consumptie van (vette) vis.
* Beperken van rood en bewerkt vlees.
* Vermijden van toegevoegde suikers.
* Matigen met alcoholgebruik.
* Dagelijkse lichamelijke inspanning van 30-60 minuten.
> **Tip:** Het is belangrijk om de bloedsuikerspiegel stabiel te houden om energiepieken en -dalen te vermijden, wat bijdraagt aan zowel fysieke als mentale welzijn.
### 3.2 Het glycemische index (GI) concept
De glycemische index (GI) is een maat die aangeeft hoe snel koolhydraten in de voeding worden verteerd en als glucose in het bloed worden opgenomen na de consumptie van een maaltijd. Voedingsmiddelen met een hoge GI leiden tot een snelle stijging van de bloedsuikerspiegel, terwijl voedingsmiddelen met een lage GI de bloedsuikerspiegel geleidelijker laten stijgen.
#### 3.2.1 Categorieën van de glycemische index
De GI wordt meestal ingedeeld in de volgende categorieën:
* **Lage glycemische index (minder dan 55):** Peulvruchten, volkorenproducten, zuivel, sommige fruitsoorten (bijvoorbeeld appels, sinaasappels).
* **Matige glycemische index (tussen 55 en 70):** Couscous, muesli, sommige fruitsoorten (bijvoorbeeld mango, ananas).
* **Hoge glycemische index (meer dan 70):** Aardappelen, wit brood, bewerkte graanproducten, gebakken aardappelen, cornflakes, popcorn.
#### 3.2.2 Factoren die de GI beïnvloeden
Verschillende factoren kunnen de GI van een voedingsmiddel beïnvloeden:
* **Vet:** Vet vertraagt de maaglediging, waardoor glucose langzamer wordt vrijgegeven.
* **Eiwit:** Eiwitten, die vaak gepaard gaan met vet, dragen ook bij aan een langzamere vertering.
* **Ballaststoffen:** Ruwe vezels en andere vezelcomponenten binden de suikers en vertragen hun opname.
* **Soort suiker:** Voedingsmiddelen die fructose of galactose bevatten, of waarbij deze suikers een deel uitmaken, hebben over het algemeen een lagere GI omdat fructose en galactose langzamer worden omgezet in glucose.
* **Verwerkingsgraad:** Hoe meer bewerkt een koolhydraatrijk product is (bijvoorbeeld wit brood in vergelijking met volkoren brood), hoe hoger de GI.
#### 3.2.3 Gezondheidseffecten van de glycemische index
Het consumeren van voeding met een lage GI wordt geassocieerd met verschillende gezondheidsvoordelen:
* **Diabetes type 2:** Een voeding met een lage GI, vaak rijk aan voedingsvezels, wordt in verband gebracht met een lager risico op het ontwikkelen van diabetes type 2.
* **Tandgezondheid:** Voedingsmiddelen met een lage GI veroorzaken minder snel een piek in de mondbacteriën die zuur produceren, wat schadelijk is voor het tandglazuur.
* **Voedingsstoffentekorten:** Een dieet dat voornamelijk bestaat uit voedingsmiddelen met een hoge GI en weinig voedingsvezels kan leiden tot een tekort aan essentiële voedingsstoffen.
* **Verzadiging:** Voedingsmiddelen met een lage GI geven een langer verzadigd gevoel, wat kan helpen bij gewichtsbeheersing.
> **Voorbeeld:** Wit brood heeft een hoge GI omdat de snelle koolhydraten snel worden afgebroken en glucose snel in het bloed komt. Volkoren brood heeft een lagere GI doordat de aanwezigheid van vezels de vertering en opname van glucose vertraagt.
### 3.3 Koolhydraten en aanbevolen dagelijkse hoeveelheid
#### 3.3.1 Functies van koolhydraten
Koolhydraten dienen als primaire energiebron voor het lichaam, essentieel voor hersenactiviteit, het zenuwstelsel, fysieke beweging, en het in stand houden van lichaamsprocessen zoals metabolisme en immuunsysteem. Ze zijn de "brandstof" van het lichaam en een vorm van "reservevoedsel" in de vorm van glycogeen.
#### 3.3.2 Indeling van koolhydraten
Koolhydraten worden ingedeeld op basis van de structuur van sachariden:
* **Monosachariden (enkelvoudige suikers):** Bestaan uit één sacharide-eenheid. Voorbeelden zijn glucose (druivensuiker), fructose (vruchtensuiker) en galactose (uit melk). Deze worden direct door het bloed opgenomen en vereisen geen vertering.
* **Disachariden (dubbele suikers):** Bestaan uit twee aan elkaar verbonden sacharide-eenheden. Voorbeelden zijn sacharose (tafelsuiker), maltose (moutsuiker) en lactose (melksuiker). Deze worden in de dunne darm afgebroken tot monosachariden.
* **Polysachariden (complexe koolhydraten):** Bestaan uit negen of meer sacharide-eenheden. Zetmeel is hiervan een belangrijk voorbeeld. Ze hebben een complexere structuur, worden langzamer afgebroken en smaken niet zoet.
#### 3.3.3 Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH)
* **Koolhydraten:** Bij volwassenen moet minstens 55% van de dagelijkse calorie-inname uit koolhydraten bestaan. Een tekort kan leiden tot het gebruik van spiereiwitten als energiebron, wat gevolgen heeft zoals verminderde spieropbouw, snelle vermoeidheid, en mentale neerslachtigheid. Een teveel aan koolhydraten wordt omgezet in vet.
* **Voedingsvezels:** Volwassenen wordt een minimale inname van 25 gram per dag aanbevolen, bij voorkeur 30 gram. Vezels zijn belangrijk voor de darmfunctie, helpen bij het verlagen van cholesterol, dragen bij aan een verzadigd gevoel, en worden geassocieerd met een beschermende werking tegen bepaalde ziekten.
#### 3.3.4 Toegevoegde suikers en zoetstoffen
* **Toegevoegde suikers:** Dit zijn suikers die door de voedingsindustrie aan producten worden toegevoegd voor smaak, conservering of structuur. Ze kunnen voorkomen in diverse producten, waaronder bewerkt vlees, ontbijtgranen, dressings, frisdranken en snacks. Het vermijden van producten met veel toegevoegde suikers is een belangrijke stap naar een gezonder dieet.
* **Zoetstoffen:** Zoetstoffen leveren weinig tot geen calorieën en kunnen een rol spelen bij het verlagen van de suikerinname, met name voor personen met overgewicht of obesitas. Ze tasten de tanden niet aan. Het is echter belangrijk dat consumenten de noodzakelijke koolhydraten niet vergeten te nemen wanneer zij zoetstoffen gebruiken, en zich te realiseren dat zoetstoffen geen intrinsieke gezondheidsbevorderende eigenschappen hebben. Natuurlijke alternatieven voor zoetstoffen zijn onder andere vanille, kaneel, kokosbloesemsuiker, honing en ahornsiroop.
> **Conclusie:** Kies voor koolhydraatbronnen rijk aan voedingsvezels zoals volkorenproducten, peulvruchten, groenten en fruit in hun natuurlijke vorm, in plaats van suikerrijke dranken en bewerkte producten met toegevoegde suikers. De 80/20 regel (80% gezonde keuzes, 20% ruimte voor minder gezonde keuzes) kan hierbij een leidraad zijn.
---
# Gezondheidseffecten en aanbevolen dagelijkse hoeveelheid
Oké, hier is de samenvatting voor het examenonderwerp "Gezondheidseffecten en aanbevolen dagelijkse hoeveelheid" op basis van de verstrekte tekst.
## 4. Gezondheidseffecten en aanbevolen dagelijkse hoeveelheid
Dit gedeelte belicht de impact van koolhydraatinname op de gezondheid, de optimale dagelijkse hoeveelheid voor volwassenen, en de risico's verbonden aan zowel een tekort als een teveel.
### 4.1 De rol van koolhydraten in de gezondheid
Koolhydraten, in de vorm van suikers, zetmeel en vezels, zijn de primaire energiebron voor het lichaam. Ze zijn essentieel voor de hersenen en het zenuwstelsel, en ondersteunen fysieke, mentale en emotionele welzijn. Voedingsmiddelen zoals volkoren graanproducten, aardappelen, groenten en fruit zijn de aanbevolen bronnen, in tegenstelling tot frisdranken, koek en snoep.
### 4.2 Gevolgen van koolhydraatinname
Koolhydraten fungeren als brandstof die beweging, lichaamswarmte en diverse fysiologische processen, waaronder metabolisme, het immuunsysteem, hersenfuncties en interne thermoregulatie, mogelijk maakt. Ze worden ook opgeslagen als reservevoedsel in de vorm van glycogeen in de lever en spieren, wat cruciaal is voor het handhaven van de bloedsuikerspiegel, met name voor de hersenen. Overmatige glucose wordt omgezet in vet en opgeslagen in vetweefsel.
### 4.3 Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH)
Voor volwassenen dienen koolhydraten minimaal 55% van de dagelijkse calorie-inname te leveren. Deze hoeveelheid wordt uitgedrukt in een percentage van de calorieën, niet in grammen.
#### 4.3.1 Tekorten aan koolhydraten
Een tekort aan koolhydraten kan ertoe leiden dat het lichaam spiereiwitten als energiebron gaat gebruiken, met als gevolgen:
* Tekort aan spierglycogeen
* Trage spieropbouw
* Snel vermoeid raken en/of buiten adem zijn
* Veelvuldig koud hebben
* Lage trainingsintensiteit aankunnen
* Knagende hoofdpijn
* Pijn op de borst
* Mentale neerslachtigheid
* Spierafname op de lange termijn
#### 4.3.2 Overmaat aan koolhydraten
Een overschot aan koolhydraten wordt eerst afgebroken tot glucose. Via de lever wordt deze glucose vervolgens als vet opgeslagen in de weefsels.
#### 4.3.3 Voedingsvezels
* **Algemeen:** Voedingsvezels zijn onverteerbare delen van plantencelwanden die het lichaam niet als energiebron kan opnemen, maar die essentieel zijn voor de darmfunctie.
* **Aanbevolen hoeveelheid:** Voor volwassenen wordt een minimum van 25 gram voedingsvezels per dag aanbevolen, bij voorkeur minimaal 30 gram per dag ter preventie van cardiovasculaire aandoeningen, obesitas, bepaalde kankers, infecties en ontstekingsziekten.
* **Functies van voedingsvezels:**
* Bevorderen darmperistaltiek
* Verbeteren glucose-intolerantie
* Leiden tot daling van het cholesterolgehalte
* Bieden bescherming tegen darmkanker
* Geven een verzadigd gevoel
#### 4.3.4 Soorten voedingsvezels
* **Fermenteerbare vezels:** Worden in de dikke darm door bacteriën afgebroken (fermentatie). Ongeveer 70% van deze vezels wordt gefermenteerd, wat de stoelgang bevordert.
* **Niet-fermenteerbare vezels:** Worden niet afgebroken in de darmen en verlaten het lichaam ongewijzigd. Ze leveren geen energie, maar vergroten het volume van de darminhoud, wat de stoelgang bevordert en een verzadigende werking heeft. Ze kunnen ook helpen het cholesterolgehalte te verlagen.
### 4.4 Risico's van overmatige suikerinname
Suikers, met name toegevoegde suikers, hebben een slechte invloed op de gezondheid.
#### 4.4.1 Risico's van toegevoegde suikers
Toegevoegde suikers zijn suikers die aan voedingsmiddelen worden toegevoegd om ze zoeter te maken, maar ook als conserveermiddel, vulmiddel of voor de structuur. Dit zijn vaak geraffineerde suikers, wat producten met veel toegevoegde suikers relatief goedkoop maakt. Ze zijn te vinden in diverse producten, zoals sommige vleeswaren, ontbijtgranen, saladedressings, crackers, vruchtensappen, frisdrank, chips, koekjes en snoepjes.
#### 4.4.2 Tandproblemen
Bacteriën in de mond zetten suikers om in zuur, wat het tandglazuur en tandweefsel aantast en leidt tot gaatjes.
#### 4.4.3 Suikerovergevoeligheid en tekorten aan andere voedingsstoffen
Een hoge suikerconsumptie kan leiden tot een tekort aan andere essentiële voedingsstoffen.
### 4.5 Zoetstoffen
Zoetstoffen bevatten minder tot geen calorieën en leiden daardoor niet tot gewichtstoename. Ze worden vaak aangeduid met 'light' en kunnen een goede vervanger zijn om de suikerinname te verlagen, bijvoorbeeld als onderdeel van de voedingsbehandeling bij overgewicht of obesitas. Zoetstoffen tasten de tanden niet aan (geen cariës). Echter, ze hebben geen gezondheidsbevorderende eigenschappen en kunnen ervoor zorgen dat consumenten de noodzakelijke koolhydraten vergeten.
#### 4.5.1 Voorbeelden van zoetstoffen
* **E951 Aspartaam:** Een veelgebruikte, maar omstreden kunstmatige zoetstof met een 200 keer hogere zoetkracht dan suiker. Het kan niet verhit worden en wordt voornamelijk gebruikt in lightproducten en frisdranken.
#### 4.5.2 Natuurlijke alternatieven voor zoetstoffen
* Verse vanille
* Kaneel
* Kokosbloesemsuiker
* Honing
* Ahornsiroop
* Agavesiroop
### 4.6 Gezonde koolhydraatbronnen en conclusies
Goede bronnen van koolhydraten zijn voedingsmiddelen die veel voedingsvezels bevatten, zoals volkoren graanproducten (volkorenbrood, volkorenpasta, zilvervliesrijst), peulvruchten, groenten en fruit. Het wordt aangeraden om suikerhoudende dranken (frisdrank, vruchtensap) te beperken en producten met toegevoegde suikers (koek, snoep) te mijden of te verminderen, conform de 80/20 regel.
#### 4.6.1 Fruit eten versus fruitsap drinken
Het is beter om fruit in zijn natuurlijke vorm te eten. De fruitsuikers zijn dan ingebed in vezels, wat een minder grote impact heeft op de bloedsuikerspiegel. Een smoothie is een iets betere keuze dan fruitsap omdat deze ook vezels bevat. Het toevoegen van yoghurt aan een smoothie kan helpen de hoeveelheid suikers te beperken, en het toevoegen van chiazaad, gebroken lijnzaad of havermout is een goede optie.
### 4.7 Bloedsuikerspiegel en de Glycemische Index (GI)
De bloedsuikerspiegel schommelt na een maaltijd met koolhydraten. Het hormoon insuline uit de alvleesklier zorgt voor een daling, terwijl glucagon het weer verhoogt als het te laag wordt. Deze hormonen houden de bloedsuikerspiegel binnen de grenzen.
#### 4.7.1 Hypoglycemie (lage bloedsuikerspiegel)
Symptomen kunnen zijn: wankel gevoel, nervositeit, zweten, rillingen, prikkelbaarheid, verwardheid, snelle hartslag, duizeligheid, honger, misselijkheid, bleekheid, slaperigheid, zwakte, wazig zien, tintelingen, hoofdpijn en coördinatieproblemen.
#### 4.7.2 Hyperglycemie (hoge bloedsuikerspiegel)
Dit treedt op wanneer het lichaam geen insuline kan produceren of er niet goed op reageert (diabetes type 1 en 2). Het lichaam heeft insuline nodig om glucose in de cellen te transporteren voor energie. Hoge bloedsuikerspiegels kunnen worden veroorzaakt door voeding en beweging.
Symptomen:
* Vaak plassen (nieren spoelen overtollige glucose uit)
* Veel drinken (dorst door vochtverlies)
* Gewichtsverlies (lichaam breekt spieren en vet af voor energie)
* Vermoeidheid (glucose kan niet efficiënt voor energie worden gebruikt)
#### 4.7.3 Stabiel houden van de bloedsuikerspiegel
Effectieve methoden zijn:
* Voldoende water drinken (1,5-2 liter per dag)
* Gevarieerd en gezond eten
* Minstens één keer per week (vette) vis eten
* Zo min mogelijk rood en bewerkt vlees consumeren
* Suikers vermijden
* Alcohol vermijden
* Dagelijkse lichamelijke inspanning (30-60 minuten)
#### 4.7.4 De Glycemische Index (GI)
De glycemische index (GI) geeft aan hoe snel koolhydraten in de darm worden verteerd en als glucose in het bloed worden opgenomen. Hoe trager de glucoseopname, hoe lager de GI.
* **Lage GI (minder dan 55):** Peulvruchten, pasta, zuivel, appels, sinaasappels.
* **Matige GI (tussen 55 en 70):** Couscous, muesli, mango, ananas.
* **Hoge GI (meer dan 70):** Aardappelen, wit brood, bewerkte graanproducten.
Factoren die de GI laag houden:
* **Vet:** Vertraagt maaglediging.
* **Eiwit:** Bevat vaak veel vet en blijft langer in de maag.
* **Ballaststoffen:** Vasten suikers langer vast.
* **Fructose en galactose:** Worden trager omgezet tot glucose.
#### 4.7.5 Relatie tussen GI, vezels en diabetes type 2
Er is een verband tussen voeding met een lage GI en een lager risico op diabetes type 2. Voeding rijk aan voedingsvezels heeft doorgaans een lage GI.
---
# Toegevoegde suikers en zoetstoffen
Dit onderdeel behandelt het onderscheid tussen natuurlijke en toegevoegde suikers, en de rol en impact van zoetstoffen op de gezondheid.
### 5.1 Toegevoegde suikers
Toegevoegde suikers zijn suikers die aan producten worden onttrokken, omdat deze voedingsmiddelen van nature geen suiker bevatten. Suiker wordt om diverse redenen toegevoegd, zoals als zoetstof, conserveermiddel, vulmiddel of om de structuur te verbeteren. Dit betreft voornamelijk geraffineerde suikers, die een kosteneffectief ingrediënt vormen, wat bijdraagt aan de lagere prijs van producten met veel toegevoegde suikers in vergelijking met natuurlijke producten.
**Producten met toegevoegde suikers:**
* Sommige vleeswaren (bijv. kalkoenfilet, gebraden gehakt, varkensfricandeau, ham)
* Ontbijtgranen
* Saladedressings
* Crackers
* Vruchtensappen en frisdranken
* Chips, koekjes, snoepjes
**Voorbeelden van voedingsmiddelen zonder toegevoegde suikers:**
* Een stuk fruit
* Ongesuikerde yoghurt/platte kaas
* Een handvol noten/zaden
* Rijstwafels / Maïswafels
* Peperkoek zonder toegevoegde suiker
* Groenten / soep
* Peulvruchten (sojabonen, gepofte kikkererwten, edamameboontjes)
* Een kleine portie havermout
* Zelfgebakken tussendoortjes zonder toegevoegd suiker
**Zoetstoffen**
Zoetstoffen bevatten minder of geen calorieën en leveren daardoor geen gewichtstoename op. Producten die zoetstoffen bevatten, worden vaak aangeduid als 'light', en de gebruikte zoetstof staat vermeld op het etiket. Zoetstoffen kunnen een nuttige vervanger zijn om de suikerinname te verlagen, en kunnen deel uitmaken van de voedingsbehandeling bij overgewicht of obesitas. Een bijkomend voordeel is dat ze geen aantasting van het tandglazuur veroorzaken (cariës).
#### 5.1.1 E-nummers en zoetstoffen
E-nummers zijn goedgekeurde stoffen door de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA). Enkele categorieën zijn:
* **E100 - 180:** Kleurstoffen
* **E200 - 252:** Conserveermiddelen
* **E260 - 297:** Voedingszuren
* **E300 - 321:** Antioxidanten
* **E322 - 392:** Voedingszuren
* **E400 - 495:** Geleermiddelen, emulgatoren, stabilisatoren en verdikkingsmiddelen
Een bekend en omstreden voorbeeld van een kunstmatige zoetstof is **E951 Aspartaam**. Het heeft een 200 maal hogere zoetkracht dan suiker, maar kan niet verhit worden en wordt voornamelijk gebruikt in lightproducten en frisdranken.
#### 5.1.2 Alternatieven voor toegevoegde suikers
* **Natuurlijke zoetstoffen:** Verse vanille, kaneel, kokosbloesemsuiker, honing, ahornsiroop, agavesiroop.
* **Koolhydraatbronnen met veel voedingsvezels:** Volkoren graanproducten (volkorenbrood, volkorenpasta, zilvervliesrijst), peulvruchten, groente en fruit.
Het advies is om suikerhoudende dranken zoals frisdrank en vruchtensap zoveel mogelijk te vermijden en producten met toegevoegde suiker, zoals koek en snoep, te minderen of te mijden. De '80/20 regel' kan hierbij gehanteerd worden.
> **Tip:** Eet fruit liever in zijn natuurlijke vorm. De fruitsuikers zijn dan verpakt tussen de vezels, wat minder impact heeft op de bloedsuikerspiegel. Een smoothie is een iets betere keuze dan fruitsap omdat deze ook vezels bevat. Verdun een smoothie met yoghurt in plaats van fruitsap om de hoeveelheid suikers te beperken, en voeg eventueel chiazaad, gebroken lijnzaad of havermout toe.
### 5.2 Zoetstoffen en gezondheid
Zoetstoffen worden weliswaar gezien als een mogelijke vervanger voor suiker om de inname te verlagen, maar ze hebben geen enkele direct gezondheidsbevorderende eigenschap. Er bestaat echter een risico dat consumenten de noodzakelijke koolhydraten, die energie leveren, vergeten te nuttigen wanneer zij sterk leunen op producten met zoetstoffen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Koolhydraten | Koolhydraten, ook wel suikers genoemd, zijn macronutriënten die het lichaam van energie voorzien. Ze zijn essentieel voor de hersenen, het zenuwstelsel en voor een goede fysieke, mentale en emotionele gezondheid. Ze komen voor in de vorm van suikers, zetmeel en vezels. |
| Energie | De capaciteit om arbeid te verrichten. In de context van voeding leveren koolhydraten de energie die het lichaam nodig heeft voor beweging, warmteproductie en het uitvoeren van fysiologische processen zoals metabolisme en immuunsysteemactiviteit. |
| Glycogeen | Glycogeen is een polysacharide die dient als energieopslagvorm van glucose in de lever en spieren van dieren en mensen. Het wordt vrijgemaakt wanneer het bloedglucosegehalte daalt, om de hersenen en andere cellen van brandstof te voorzien. |
| Sachariden | Sachariden zijn de bouwstenen van koolhydraten, opgebouwd uit koolstof (C), waterstof (H) en zuurstof (O). Ze worden ingedeeld in monosachariden (één sacharide), disachariden (twee sachariden) en polysachariden (meer dan negen sachariden). |
| Monosachariden | Dit zijn enkelvoudige suikers, bestaande uit één koolhydraateenheid. Voorbeelden zijn glucose, fructose en galactose. Ze worden direct door het bloed opgenomen en opgenomen door de lichaamscellen zonder extra verteringsenergie te gebruiken. |
| Disachariden | Disachariden zijn dubbele suikers, opgebouwd uit twee aan elkaar verbonden sachariden. Voorbeelden zijn lactose (melksuiker), sacharose (riet-/bietsuiker) en maltose (moutsuiker). Ze worden tijdens de spijsvertering afgebroken tot monosachariden. |
| Polysachariden | Polysachariden zijn complexe koolhydraten die bestaan uit vele koolhydraateenheden, zoals zetmeel en vezels. Ze hebben een ingewikkelde structuur, zijn moeilijk oplosbaar in water en minder snel verteerbaar dan enkelvoudige of dubbele suikers. |
| Zetmeel | Zetmeel is een polysacharide die een belangrijke energiebron vormt en voorkomt in graanproducten, aardappelen en knolgewassen. Het wordt tijdens de spijsvertering afgebroken tot glucose-eenheden. |
| Voedingsvezel | Voedingsvezels zijn onverteerbare delen van plantencelwanden die door het menselijk maag-darmkanaal niet kunnen worden afgebroken. Ze spelen een cruciale rol bij de darmperistaltiek, het glucose- en cholesterolgehalte, en dragen bij aan een verzadigd gevoel. |
| Darmperistaltiek | Darmperistaltiek verwijst naar de ritmische samentrekkingen van de spieren in de darmwand die zorgen voor de voortbeweging van de voedselmassa door het spijsverteringskanaal. Vezels stimuleren dit proces. |
| Bloedsuikerspiegel | De hoeveelheid glucose in het bloed, die continu wordt gereguleerd door hormonen zoals insuline en glucagon. Een stabiele bloedsuikerspiegel is essentieel voor een goede gezondheid en energievoorziening van de lichaamscellen. |
| Hypoglycemie | Hypoglycemie, ook wel een 'hypo' genoemd, is een medische aandoening waarbij het bloedglucosegehalte te laag is. Symptomen kunnen variëren van duizeligheid en zweten tot verwardheid en snelle hartslag. |
| Hyperglycemie | Hyperglycemie is het medische woord voor een te hoge bloedsuikerspiegel. Dit treedt vaak op bij diabetes mellitus, wanneer het lichaam onvoldoende insuline produceert of niet effectief kan gebruiken om glucose op te nemen in de cellen. |
| Insuline | Insuline is een hormoon dat wordt geproduceerd door de alvleesklier. Het speelt een sleutelrol bij het verlagen van de bloedsuikerspiegel door glucose uit het bloed naar de lichaamscellen te transporteren waar het als energie kan worden gebruikt. |
| Glucagon | Glucagon is een hormoon dat, net als insuline, door de alvleesklier wordt geproduceerd. Het werkt tegengesteld aan insuline en verhoogt de bloedsuikerspiegel door de lever aan te zetten tot de afgifte van opgeslagen glucose. |
| Glycemische index (GI) | De glycemische index is een maat die aangeeft hoe snel koolhydraten uit voedingsmiddelen worden verteerd en als glucose in het bloed worden opgenomen. Voeding met een lage GI geeft glucose geleidelijker af, wat gunstig is voor de bloedsuikerspiegel. |
| Zoetstoffen | Zoetstoffen zijn ingrediënten die aan voedingsmiddelen worden toegevoegd om ze zoeter te maken, vaak met minder of geen calorieën. Ze kunnen een alternatief zijn voor suiker om de suikerinname te verlagen, maar missen gezondheidsbevorderende eigenschappen. |