Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Cursustekst HOWI 2025, deel 1.pdf
Summary
# Inleiding tot de filosofie en levensvormen
Hier is een gedetailleerde samenvatting voor de sectie "Inleiding tot de filosofie en levensvormen", gebaseerd op de verstrekte documentinhoud.
## 1. Inleiding tot de filosofie en levensvormen
Dit deel introduceert het concept van levensvormen als een proces van vormgeving en de rol van taal daarin, evenals de fundamentele relaties van een individu tot zichzelf, tot anderen en tot de wereld, met een focus op hoe filosofie hierop reflecteert [3](#page=3).
### 1.1 Levensvormen als vormgeving
Leven wordt begrepen als een proces van vormgeving. Dit geldt voor organismen op verschillende niveaus [3](#page=3):
* **Amoeben:** Vormen een grens tussen intern en extern, en hervormen deze voortdurend om externe voeding tot intern te maken [3](#page=3).
* **Mieren:** Structureren hun omgeving met geursporen om voedsel van bron naar kolonie te transporteren [3](#page=3).
* **Mensen:** Beschreven als een "nog niet vastgelegd dier" (Nietzsche), die gedoemd zijn zichzelf en hun wereld voortdurend opnieuw vorm te geven. Door hun instinctuele armoede compenseren mensen door te leren en communiceren ze met woorden in plaats van feromonen [3](#page=3).
Taal speelt een cruciale rol in het voortzetten van leerprocessen over generaties heen door informatie over het leven en de wereld te coderen in betekenisvol taalgebruik. Door ons handelen en spreken geven we vorm aan zowel wie we zijn als aan de wereld om ons heen [3](#page=3).
### 1.2 Fundamentele relaties in een levensvorm
Vanaf de wieg leren individuen basale relaties aan te nemen ten opzichte van:
1. **Zichzelf:** Hoe verhouden we ons tot ons eigen handelen en denken, via intenties, verlangens, opvattingen, en welke houding nemen we daartegen aan? Hoe herkennen we opvattingen als "de onze" en hoe zijn we daaraan gehecht [3](#page=3) [4](#page=4)?
2. **Anderen:** Hoe tonen anderen zich aan ons in hoe wij hen tegemoet treden [4](#page=4)?
3. **De wereld:** Hoe zien we de objecten waarop ons handelen gericht is? Wat is de coherentie van datgene buiten onszelf dat het succes of falen van ons handelen bepaalt [4](#page=4)?
Deze dimensies vormen samen een ruimte waarbinnen een gedeelde manier van leven zich kan ontplooien door praktische invulling te geven aan elk van deze relaties. Deze ruimte bepaalt wat denkbaar is en welke handelingen als zinvol worden gezien [4](#page=4).
> **Tip:** De concrete structuur van een levensvorm blijft meestal impliciet, maar wordt zichtbaar in culturele artefacten zoals literatuur en kunst, en eerder in mythes en rituele praktijken [4](#page=4).
### 1.3 Filosofie als reflectie op levensvormen
Filosofie kan worden begrepen als de mogelijkheid tot zelfbewuste, discursieve reflectie op de structuur van onze levensvormen. Dit maakt de algemene vorm van de verhoudingen tot zichzelf, elkaar en de wereld tot een expliciet thema. Door abstractie nemen we afstand tot onszelf, wat de vraag mogelijk maakt of we ons leven anders kunnen of willen vormgeven [4](#page=4).
Filosofie als historische praktijk kenmerkt zich door:
* **Vormen van conceptuele articulatie:** Het introduceren van nieuwe concepten om structurele aspecten van basisrelaties zichtbaar te maken en te reorganiseren in taal [4](#page=4).
* **Vormen van argumentatie:** Het ontwikkelen van redeneringen, het onderzoeken van samenhang en het toetsen van implicaties betreffende deze structurele aspecten [4](#page=4).
* **Vormen van archivering & transmissie:** Het dialogeren met eerdere reflecties, waarbij concepten en argumentatievormen worden doorgegeven, betwist en uitgebreid [4](#page=4).
### 1.4 De geschiedenis van de filosofie
Het benaderen van filosofie als een historisch bepaalde praktijk toont aan dat filosofisch denken diverse invullingen kan krijgen, afhankelijk van de maatschappij en de plaats die aan reflectief denken wordt toegekend. De term "filosofie" zelf is afkomstig uit het oude Griekenland. In moderne samenlevingen is er vaak een specifieke plaats voor filosofisch onderzoek, zoals universiteiten [5](#page=5).
Deze plaatsen duiden niet alleen op de fysieke samenbrenging van filosofen, maar ook op de identificatie van filosofie als een intellectueel domein met eigen problemen, conceptuele articulatie en argumentatievormen. Deze intellectuele afbakening is door de geschiedenis heen in beweging [5](#page=5).
De beschikbaarheid van teksten is cruciaal voor het levend houden van denken uit eerdere periodes. Dit brengt praktische (bijv. beschikbaarheid van teksten zonder boekdrukkunst) en intellectuele uitdagingen met zich mee, zeker in tijden van informatie-overload, waarbij keuzes getuigen van een visie op wat waardevol is om te bewaren [5](#page=5).
De geschiedenis van de filosofie wordt gekenmerkt door diversiteit in denk vormen en dialoog. Het heeft ook altijd een globale dimensie gehad, in tegenstelling tot 19e- en 20e-eeuwse verhalen die Europese superioriteit claimden. Dit cursusmateriaal zal het menselijke denken volgen in zijn pogingen zichzelf te begrijpen en vrijheid te vinden *in* en *door* het denken [5](#page=5) [6](#page=6).
---
# Oude wijsbegeerte en culturele tradities
Dit gedeelte biedt een historisch overzicht van filosofische en religieuze tradities in verschillende culturen, waaronder Mesopotamië, Griekenland, India, China en Jeruzalem, en onderzoekt hun diverse benaderingen van wijsheid, ethiek en de aard van het bestaan.
## 2. Oude wijsbegeerte en culturele tradities
### 2.1 Ritueel en wijsheid: Mesopotamië
De vruchtbare halvemaan, het gebied tussen de Tigris en Eufraat, was de bakermat van de eerste stedelijke centra en ontwikkelde een complex administratief en wiskundig systeem. Heerschappij werd gelegitimeerd door religieuze basis, waarbij rituelen de orde van de samenleving bekrachtigden. Het Babylonische nieuwjaarsfestival, met de recitatie van de oorsprongsmythe Enûma Eliš, illustreert dit, waarbij politieke en natuurlijke orde met elkaar verbonden werden. Rituelen boden een manier om gemeenschappelijke aandacht te richten op belangrijke aspecten van het leven en vormden een collectieve emotionele ervaring. Mesopotamische wijsheidsteksten toonden respect voor de goddelijke orde en sociale hiërarchie, waarbij menselijke wijsheid bestond in het leiden van een goed leven vanuit deze basishouding. Het Gilgamesj-epos verhaalt van de aanvaarding van menselijke eindigheid, een thema dat ook terugkeert in teksten over de schijnbare onrechtvaardigheid van het leven. Geleerden eisten steeds meer de positie op van bemiddelaars tussen mens en goden, waarbij specifieke geleerdheid essentieel werd geacht voor toegang tot goddelijke kennis [10](#page=10) [12](#page=12) [13](#page=13) [8](#page=8) [9](#page=9).
### 2.2 Grieks denken in beweging: Ioniërs en Italianen
Na de instorting van de Myceense beschaving rond 1200 v.o.t. kende Griekenland een heropleving, met de opkomst van complexere stadstaten en experimenten met bestuursvormen. De Ioniërs, zoals Thales, begonnen de natuur te verklaren vanuit immanente principes, waarbij water, het onbepaalde, of lucht als *archē* (oerprincipe) werden gezien. Thales' hypothese dat er iets ten grondslag moest liggen aan de natuurlijke wereld was een stap van abstractie, een poging om anders te denken. De term "kosmos" drukte een geordend, "mooi" geheel uit, en de Ioniërs boden met hun "kosmogonieën" een alternatief voor de mythische verhalen van Hesiodus, waarbij de orde van de natuur werd gezien als het resultaat van immanente principes. Heraclitus benadrukte de strijd en spanning als fundamentele motoren in de realiteit, met vuur als zijn primaire analogie. Parmenides introduceerde het onderscheid tussen noodzakelijk (perfect, onveranderlijk) en contingent (veranderlijk) zijn, en benadrukte het vertrouwen op zuiver denken boven de zintuiglijke waarneming [19-20](#page=19 page=20). Zeno's paradoxen, zoals die van Achilles en de schildpad, illustreerden de logische inconsistenties in alledaagse ideeën over beweging en veelheid. Empedocles introduceerde het idee van de vier basiselementen (vuur, lucht, water, aarde) met liefde en strijd als basiskrachten en de pythagoreërs kenden een centrale plaats toe aan wiskundige verhoudingen, wat leidde tot een combinatie van getallen-mysticisme en wiskundig inzicht [14](#page=14) [16](#page=16) [17](#page=17) [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20) [22](#page=22).
### 2.3 Filosofie en theorie: Athene
De klassieke periode (ca. 500-323 v.o.t.) in Athene werd gekenmerkt door democratische experimenten en een bloei van intellectueel leven. De sofisten verschenen als professionele onderwijzers, die de nadruk legden op welsprekendheid en praktische expertise. Protagoras' stelling "de mens is de maat van alle dingen" leidde tot discussies over relativisme. Plato introduceerde de term "filosofie" als liefde voor wijsheid, in oppositie tot de schijnwijsheid van de sofisten, en verbond dit met het ideaal van "theorie" (aanschouwing). Hij stichtte de Academie, een school waar theoretische aanschouwing centraal stond voor de hervorming van de relatie tot het zelf en de wereld [31-32](#page=31 page=32). Plato's idee van "vormen" of "ideeën" stelde dat er een ideale werkelijkheid bestaat die enkel met zuiver denken te vatten is. De ziel werd als onsterfelijk en rationeel beschouwd, gevangen in een materieel lichaam. Socrates daagde gesprekspartners uit tot morele reflectie, waarbij het erkennen van het niet-weten een scharnier voor morele transformatie moest zijn [28-29](#page=28 page=29). Aristoteles, een leerling van Plato, ontwikkelde een systeem waarbij vormen immanent waren en de werkelijkheid werd begrepen vanuit de dynamiek van vorm en materie, en actualisering en potentie [36-37](#page=36 page=37). Zijn ethiek benadrukte de vorming van karakter en het nastreven van geluk door deugdzaamheid, en hij stelde de "eerste filosofie" (metafysica) voor als studie van het zijn [39-40](#page=39 page=40) [23](#page=23) [24](#page=24) [31](#page=31) [33](#page=33) [34](#page=34).
### 2.4 Zelf en karma: India
De Indiase cultuurwereld kende diverse intellectuele tradities, waaronder de Veda's, die complexe rituele praktijken en een kosmische orde beschreven. Het idee van "karma" verbond morele kwaliteit van handelingen met positieve of negatieve effecten, en bepaalde de cyclus van wedergeboortes. De Upanishaden voegden een nieuwe interpretatielaag toe, met de nadruk op het diepere zelf als fundamentele openheid naar de wereld, identiek aan het kosmische principe "brahman". De Bhagavad-Gita benadrukte de houding van handelen vanuit afstandelijkheid ten opzichte van de resultaten, als een vorm van toewijding aan de god. Het jaïnisme zocht verlossing in het minimaliseren van handelen en geweldloosheid, om zo los te komen van de materiële wereld en de cyclus van wedergeboortes. De Boeddha, Siddharta Gautama, bood een middenweg tussen extreem ascetisme en het alledaagse leven, en zag verlangen als de oorsprong van lijden, waarbij verlichting werd bereikt door het stoppen van identificatie met het zelf. Keizer Ashoka promootte via edicten algemene morele principes en tolerantie, en gaf een belangrijke impuls aan de verspreiding van het boeddhisme [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50).
### 2.5 De weg: China
In China ontstonden vroege samenlevingsvormen rond de grote rivieren, met de Zhou dynastie die het "Hemels Mandaat" hanteerde om hun heerschappij te legitimeren. De I Tjing, het boek van de veranderingen, bood een symbolische techniek voor voorspelling en stileren van de relatie van de mens tot een wereld die hem te buiten gaat, met concepten als "yin" en "yang". Het Confucianisme, gesticht door Kongzi, benadrukte respect voor tradities, familiebanden en rituele vormen, en zag deugdzaamheid als de basis van het morele leven [53-54](#page=53 page=54). Mengzi zag de mens als van nature goed, met "spruiten" van morele disposities, terwijl Xunzi een meer pessimistische visie had, waarbij de mens geneigd was tot eigenbelang en rituelen nodig waren om het leven te reguleren. Het Mohisme, met Mozi als centrale figuur, daagde het Confucianisme uit en pleitte voor universele zorg en een consequentialistische ethiek, gebaseerd op de effecten van handelingen. Het Daoïsme, met Laozi en Zhuangzi, benadrukte het concept van de "dao" (de weg) als een onuitsprekelijke, creatieve kracht die leidt tot een moeiteloos, spontaan leven van "niet-handelen" [58-59](#page=58 page=59) [51](#page=51) [52](#page=52) [55](#page=55) [56](#page=56).
### 2.6 Levenskunsten: De hellenistische scholen
Na de dood van Alexander de Grote ontstond het hellenistische tijdperk, gekenmerkt door een gedeelde Griekse cultuurtaal en wijdverbreide handelscontacten. De zoektocht naar gemoedsrust werd een centraal ideaal voor filosofische activiteit. De epicureërs, gesticht door Epicurus, zagen ware genot in het pure bestaan en pleitten voor een leven in afzondering, vrij van angst voor de dood en goden. De stoïcijnen, met Zeno van Citium als stichter, benadrukten de binding aan de morele aard en het cultiveren van onverschilligheid ten opzichte van externe factoren, waarbij de kosmos werd gezien als een rationele, doelmatige voorzienigheid [64-65](#page=64 page=65). Het scepticisme, vertegenwoordigd door Pyrrho van Ellis, stelde de opschorting van alle oordelen voor om gemoedsrust te bereiken, gebaseerd op de beperkingen van menselijke kennis [67-68](#page=67 page=68). De cynici verwierpen sociale conventies en pleitten voor een "honds" leven in overeenstemming met de natuur [61](#page=61) [62](#page=62) [63](#page=63) [69](#page=69).
### 2.7 Zonde en genade: Jeruzalem
Jezus van Nazareth presenteerde een boodschap van morele hervorming, waarbij naastenliefde en het besef van eigen imperfectie centraal stonden [71-72](#page=71 page=72). De joodse traditie legde de nadruk op de exclusieve verhouding tussen God en zijn uitverkoren volk, en de goddelijke wet als fundering voor ethiek. Het christendom introduceerde het concept van "zonde" als een fundamentele imperfectie van de menselijke conditie, en "genade" als een goddelijke gift die verlossing mogelijk maakte. Dit contrasteerde met het hellenistische perfectionisme en benadrukte de afhankelijkheid van de mens van een transcendente God [72](#page=72) [73](#page=73) [74](#page=74).
---
# Levenskunsten en hellenistische scholen
Deze sectie verkent de hellenistische scholen, waaronder Epicurisme, Stoïcisme, Scepticisme en Cynisme, en hun focus op het bereiken van gemoedsrust en een deugdzaam leven door middel van specifieke levenspraktijken [61](#page=61).
### 3.1 Historische en intellectuele context van de hellenistische periode
Na de dood van Alexander de Grote in 323 v.o.t. viel zijn rijk uiteen, wat leidde tot het hellenistische tijdperk, gekenmerkt door de verspreiding van de Griekse cultuur en taal over een uitgestrekt gebied. Athene bleef een centrum voor filosofie, terwijl Alexandrië uitgroeide tot een knooppunt van kennisaccumulatie op diverse wetenschappelijke gebieden. De Romeinse Republiek begon geleidelijk de hellenistische wereld te annexeren, waarbij Romeinse studenten filosofische tradities in Athene bestudeerden [61](#page=61).
### 3.2 De zoektocht naar gemoedsrust als centraal ideaal
Na Plato en Aristoteles ontstonden nieuwe filosofische scholen met een primair doel: het bereiken van gemoedsrust (ataraxia) en bevrijding van onrust, wat werd beschouwd als het kenmerk van ware wijsheid. Dit ideaal vertoont parallellen met het boeddhisme, hoewel directe invloed niet bewezen is. De epicureërs en stoïcijnen geloofden dat rationeel inzicht in de natuur en de menselijke conditie essentieel was voor het goede leven. Deze scholen onderscheidden zich door hun materialistische ontologie, die geen plaats bood voor immateriële principes. Hun leerstellingen waren dogmatisch, maar dienden als leidraad voor een specifieke levenswijze en werden versterkt door oefeningen als meditatie en gewetensonderzoek [62](#page=62).
### 3.3 De epicureërs
#### 3.3.1 Het ware genot
Epicurus (341-270 v.o.t.) stelde dat de belangrijkste oorzaak van onrust het zoeken naar valse genietingen is. Ware genot is simpelweg het genot van het bestaan, zoals het ervaren van geen honger, dorst of kou. Meer intense genietingen zijn instabiel en moeten vermeden worden, hoewel de eenvoudige geneugten van de zintuigen waardevol zijn wanneer ze op de juiste manier worden beleefd. Het epicurisme werd vaak verkeerd begrepen als een nastreven van onmatig genot, terwijl de radicaliteit ligt in de visie op de menselijke natuur [63](#page=63).
> **Tip:** Begrijp dat het epicuristische 'genot' niet neerkomt op losbandigheid, maar op het nastreven van een staat van serene tevredenheid en vrijheid van pijn en onrust.
#### 3.3.2 De atomistische fysica en de bevrijding van angst
De angst voor de dood werd door Epicurus gezien als een belangrijke bron van onrust. Hij gebruikte de atomistische fysica van Democritus om deze angst te ontkrachten. Volgens deze theorie zijn alle objecten opgebouwd uit ondeelbare atomen die bewegen in een lege ruimte; veranderingen zijn het gevolg van willekeurige herschikkingen van deze atomen, zonder goddelijk plan of doel. De ziel bestaat eveneens uit atomen, wat betekent dat de dood slechts een ontbinding van de persoon is en ons daarom niet kan raken: "wanneer wij er zijn, is de dood er niet; wanneer de dood er is, zijn wij er niet". Goden bestaan wel, maar hun perfecte gemoedsrust komt voort uit hun oninterventie in de wereld, wat aanleiding geeft tot dankbaarheid voor het bestaan in plaats van vrees [63](#page=63).
#### 3.3.3 De tuin als gemeenschap
De school van Epicurus, geassocieerd met een tuin, benadrukte vriendschap en wederzijdse correctie binnen een afgesloten gemeenschap. Mannen en vrouwen, burgers en slaven konden zich hier onttrekken aan het politieke leven, dat als een bron van onrust werd beschouwd. De wijze verkoos 'in het verborgene' te leven. Menselijke wetten werden gezien als een noodzakelijke, maar suboptimale oplossing voor sociale stabiliteit, die overbodig zou zijn in een ideale samenleving waar rechtvaardigheid wederzijds respect voor natuurlijke grenzen inhoudt [64](#page=64).
> **Tip:** Het onderscheid tussen natuurlijke en artificiële verlangens is cruciaal in de epicuristische ethiek.
#### 3.3.4 Erfenis van Epicurus
Hoewel er weinig direct materiaal van Epicurus bewaard is gebleven, is zijn denken overgeleverd via latere Romeinse bronnen, met name Lucretius' leerdicht *De rerum natura*. De nadruk op genot als levensdoel maakte het epicurisme tot een bron van fascinatie en ongemak tijdens de Renaissance [64](#page=64).
### 3.4 De Stoa
#### 3.4.1 De aard van de mens en de wil tot het goede
In tegenstelling tot het epicurisme, dat doctorinaal stabiel bleef, was de Stoa diverser met verschillende interne ontwikkelingen. Zeno van Citium (ca. 334-262 v.o.t.), stichter van de school, leerde dat onrust voortkomt uit het najagen van genot en eigenbelang. Ware wijsheid ligt in een leven in overeenstemming met de menselijke natuur, die hij identificeerde als het streven naar het goede. Omdat veel levensdoelen afhankelijk zijn van externe factoren, biedt enkel de wil om het goede te doen, volledig in onze macht, bescherming tegen frustratie. Dit houdt in dat we ons rationeel laten leiden door wat moreel juist is [64](#page=64) [65](#page=65).
#### 3.4.2 Onverschilligheid en morele voortreffelijkheid
Stoïcijnen cultiveren een relatie met zichzelf die gebaseerd is op hun morele aard, wat hen leert onverschillig te staan tegenover externe zaken die buiten hun controle vallen. Een wijze blijft gelukkig, zelfs onder extreme omstandigheden, omdat deze externe zaken zijn morele voortreffelijkheid niet aantasten. Dit is een radicalisering van de socratische inspiratie [65](#page=65).
> **Tip:** Stoïcijnse 'onverschilligheid' betekent niet dat men niets meer voelt, maar dat men zich niet laat leiden door externe omstandigheden of emoties die voortkomen uit foute oordelen.
#### 3.4.3 Kosmische rede en materiële voorzienigheid
Stoïcijnen geloofden dat de wereld niet door toeval, maar door een doelmatige voorzienigheid wordt geregeerd. De kosmos is doordrongen van een rationele kracht, 'pneuma' (een combinatie van lucht en vuur), die alles op een noodzakelijke wijze met elkaar verbindt. De goddelijke rede is identiek aan de rationaliteit van de kosmos [65](#page=65).
#### 3.4.4 De mens als microkosmos en de rol van emoties
Inzicht in de fysica helpt de wijze te beseffen dat hij deel uitmaakt van een groter, zinvol geheel, wat leidt tot berusting en correcte deliberatie. De menselijke rede deelt in de kosmische rationaliteit, waardoor we een 'microkosmos' zijn, van nature afgestemd op het goede handelen. Emoties worden gezien als foute oordelen die waarde toekennen aan externe objecten. Het ontwikkelen van theoretisch inzicht is cruciaal om deze oordelen te corrigeren en onverschilligheid te bereiken [65](#page=65) [66](#page=66).
#### 3.4.5 Gevatte handelingen en kosmopolitisme
Hoewel stoïcijnen niet gemotiveerd worden door externe zaken, erkennen ze het belang van 'gepaste handelingen' die voortkomen uit onze positie in de wereld. Gegeven onze positie als levende wezens, ondernemen we acties die bijdragen aan onze gezondheid of het beëindigen van lijden, indien moreel mogelijk. De kosmos wordt gezien als een polis, een universele staat, waarin alle mensen burgers zijn met een gedeelde rationele aard. Natuurwetten zijn de uitdrukking van de onderliggende rationaliteit van de natuur, en menselijke wetten zouden deze zo goed mogelijk moeten weerspiegelen [66](#page=66) [67](#page=67).
### 3.5 Socrates' idealen en de weg van theorie af
Gelijktijdig met het epicurisme en stoïcisme ontstonden het scepticisme en cynisme, die het ideaal van gemoedsrust deelden, maar de weg ernaartoe anders zagen. Zij verwierpen de ontwikkeling van theorieën en legden de nadruk op de socratische kritiek op schijnkennis. Deze stromingen vormden minder afgebakende scholen en kenden geen centrale leerstellingen of schoolhoofden, maar werden doorgegeven via een levende traditie van leermeesters en leerlingen [67](#page=67).
### 3.6 Het scepticisme
#### 3.6.1 Pyrrho's radicale onbewogenheid
Pyrrho van Ellis (ca. 360-270 v.o.t.) stond bekend om zijn radicale onbewogenheid, mogelijk geïnspireerd door Indiase gymnosofisten. De kern van zijn filosofie was dat onrust voortkomt uit een onjuiste hechting aan opvattingen die herhaaldelijk onjuist blijken te zijn. De oplossing hiervoor was het opschorten van alle oordelen (epochè), omdat onze zintuigen enkel tonen hoe dingen aan ons verschijnen, niet hoe ze werkelijk zijn [67](#page=67) [68](#page=68).
> **Tip:** De sceptische houding van het opschorten van oordelen was gericht op het bereiken van innerlijke rust, niet op het ontkennen van de realiteit.
#### 3.6.2 Epistemologische analyse en plausibiliteit
Latere pyrrhonisten ontwikkelden strategieën voor handelen zonder expliciete oordelen en verfijnden de epistemologische argumenten tegen de mogelijkheid van kennis. Zij gebruikten voorbeelden van variabele verschijnselen om aan te tonen dat er geen criterium is om één verschijningswijze als de juiste te bestempelen. Sceptische argumenten, zoals die over het statuut van kennis, worden tot op de dag van vandaag in de epistemologie bediscussieerd. Voor Pyrrho was filosofie een mentale ascese, een manier om het zelf te helen van ongezonde hechting aan opvattingen [68](#page=68).
#### 3.6.3 De Academie en het concept van plausibiliteit
De Academie, onder leiding van Plato's opvolgers, keerde terug naar Socrates' inspiratie en introduceerde het concept van 'plausibiliteit' of 'waarschijnlijkheid'. Hoewel zekerheid onmogelijk was, kon er wel een onderscheid gemaakt worden tussen opvattingen die meer of minder geloofwaardig waren. Deze aanpak stelde een 'evenwichtige' verhouding tot opvattingen in staat. Het academisch scepticisme daagde de ambities van dogmatische scholen uit en voerde debatten met de Stoa over de mogelijkheid van een criterium voor waarheid [68](#page=68) [69](#page=69).
### 3.7 De cynici
#### 3.7.1 Leven in overeenstemming met de natuur
De cynici, wiens naam afkomstig is van hun 'hondse' levenswijze, keerden zich af van sociale conventies en verplichtingen om zo de belangrijkste bron van onrust uit te schakelen. Zij geloofden dat het leven in overeenstemming met de natuur discipline en wilskracht vereist, door afstand te nemen van luxe en sociale bevestiging. Dit leidde tot gemoedsrust door het besef het leven op eigen krachten te leiden [69](#page=69).
> **Example:** Diogenes van Sinope, een prominente cynicus, leefde naar verluidt in een ton en at rauw voedsel, om zo te demonstreren hoe men zonder materiële goederen en sociale schaamte kon leven.
#### 3.7.2 Provocatie en het in vraag stellen van conventies
In tegenstelling tot hun Chinese tegenhangers, waren de cynici provocatief in hun opstelling, met toespraken en gedrag dat gericht was op het uitdagen van tijdgenoten. Ze wilden schaamte, als een artificiële emotie, elimineren en hielden hun medeburgers een spiegel voor door hun armoedige klederdracht. De anekdote van Diogenes die Alexander de Grote vraagt uit zijn zon te gaan, illustreert de cynische afkeer van macht en sociale druk [69](#page=69).
#### 3.7.3 De kritische dimensie van cynisme
Cynisme vertegenwoordigt de kritische dimensie van reflectief denken, waarin gevestigde praktijken in vraag worden gesteld, in tegenstelling tot Aristoteles die de logica van de gevestigde praktijken expliciteerde. Hoewel ze afhankelijk bleven van de maatschappij waarin ze leefden, bood het cynisme een spiegel die tijdgenoten dwong na te denken over wat werkelijk van tel is [70](#page=70).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Levensvorm | Een manier van vormgeven aan zichzelf en de wereld, gekenmerkt door specifieke relaties tot het zelf, anderen en de omgeving. |
| Kosmos | Een Griekse term voor het universum, beschouwd als een geordend en mooi geheel, met een structuur die voortkomt uit immanente principes. |
| Archē | Het oerprincipe of de fundamentele substantie waaruit volgens de vroege Griekse filosofen (zoals de Ionische natuurfilosofen) de natuurlijke wereld is ontstaan. |
| Logos | Een Griekse term die zowel kan verwijzen naar menselijke rede of spreken als naar de intrinsieke orde en rationaliteit die in de wereld zelf aangetroffen wordt. |
| Doxa | De Griekse term voor mening of opinie, in tegenstelling tot "epistēmē" (kennis), vaak geassocieerd met de zintuiglijke wereld en veranderlijke verschijnselen. |
| Phu sis | Een Griekse term die verwijst naar natuurlijke processen van groei en generatie, en die de intrinsieke aard van dingen beschrijft. |
| Theoria | Een Griekse term die oorspronkelijk "aanschouwing" of "contemplatie" betekent en later, met name in de filosofie van Plato, het ideaal van theoretisch inzicht in de ware aard van de werkelijkheid vertegenwoordigt. |
| Aporie | Een filosofische impasse of een situatie van twijfel en onzekerheid, die vaak het resultaat is van kritische analyse van schijnzekerheden, zoals kenmerkend voor de vroege Socratische dialogen. |
| Karma | Een concept uit de Indiase filosofie dat verwijst naar de morele kwaliteit van handelingen en de gevolgen daarvan, die invloed hebben op het huidige en toekomstige leven van een persoon door middel van reïncarnatie. |
| Brahman | Het kosmische principe in de Upanishaden, dat wordt geïdentificeerd met het diepste zelf en de fundamentele orde van de werkelijkheid, en dat het doelwit is van spirituele verlossing. |
| Dao | Het Chinese concept van 'de weg' of 'het pad', dat verwijst naar de natuurlijke orde en de juiste manier van leven in harmonie daarmee, vaak gekenmerkt door spontaniteit en niet-handelen ('wu wei'). |
| Wu wei | Een Chinees concept dat vertaald kan worden als 'niet-handelen' of 'handelen door niet te handelen', en dat een moeiteloze en spontane manier van handelen impliceert, in overeenstemming met de natuurlijke loop der dingen (de Dao). |
| Noms | Griekse term voor wet, vaak in contrast met 'physis' (natuur), en onderwerp van debat over de aard en legitimiteit van menselijke wetgeving. |
| Cynisme | Een filosofische stroming die zich afkeerde van sociale conventies en verplichtingen, en een leven in overeenstemming met de natuur nastreefde, gekenmerkt door radicale eenvoud en provocatie. |
| Genot (hēdonē) | Het Griekse woord voor genot, dat in het Epicurisme werd geïnterpreteerd als het ware doel van het leven, niet zozeer als excessieve lust, maar als het pure genot van het bestaan. |
| Stoïcisme | Een filosofische school die de nadruk legde op het cultiveren van een rationele en morele aard, en op het ontwikkelen van onverschilligheid ten opzichte van externe omstandigheden, met als doel gemoedsrust en deugdzaamheid. |
| Scepticisme | Een filosofische houding die de mogelijkheid van zekere kennis betwijfelt en pleit voor het opschorten van oordelen om zo gemoedsrust te bereiken. |
| Genade | Een centraal concept in het christendom, dat verwijst naar de goddelijke hulp en vergeving die de menselijke zondigheid overwint, en die ontvangen wordt als een geschenk van God. |
| Zonde | In het christendom, het idee dat de mens fundamenteel eindig en beperkt is, en geneigd tot immoreel handelen, wat een contrast vormt met de klassieke Griekse opvatting van menselijke perfectibiliteit. |