Cover
Aloita nyt ilmaiseksi P1 H3 Neurologie deel7 27112025 (1).pdf
Summary
# Structuur en organisatie van de cerebrale cortex
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding over de structuur en organisatie van de cerebrale cortex.
## 1\. Structuur en organisatie van de cerebrale cortex
De cerebrale cortex vormt het buitenste, sterk geplooide oppervlak van de hersenen en is verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies, waarbij de organisatie en interconnectiviteit van cruciaal belang zijn voor geïntegreerde verwerking [4](#page=4).
### 1.1 Algemene anatomie van de cerebrale cortex
* **Volume en oppervlakte:** De hersenschors heeft een volume van ongeveer 600 cm³ en een oppervlakte van ongeveer 2500 cm² [5](#page=5).
* **Gyri en sulci:** Het geplooide oppervlak van de cortex bestaat uit verhoogde windingen genaamd gyri, gescheiden door groeven die sulci (ondiep) of fissuren (diep) worden genoemd. Deze plooiing vergroot het oppervlak aanzienlijk binnen het beperkte schedelvolume [5](#page=5).
### 1.2 Hemisferen en lobben
De cerebrale cortex is verdeeld in linker- en rechterhemisferen, die elk verder zijn onderverdeeld in vier hoofdlobben: frontale, pariëtale, temporale en occipitale lobben [6](#page=6).
#### 1.2.1 Grenzen tussen de lobben
* **Centrale sulcus:** Scheidt de frontale en pariëtale lobben [7](#page=7).
* **Laterale fissuur (Sylviaanse fissuur):** Scheidt de frontale en pariëtale lobben van de temporale lob [7](#page=7).
* **Parieto-occipitale fissuur:** Scheidt de occipitale en pariëtale lobben aan het mediale oppervlak van de hemisfeer [7](#page=7).
* **Insula:** Een vijfde lob die diep in de laterale fissuur ligt [8](#page=8).
* **Limbische lob:** Bevindt zich aan het mediale aspect van het halfrond, waarvan de hippocampusformatie deel uitmaakt en in de parahippocampale gyrus van de temporale kwab is gevouwen [9](#page=9).
#### 1.2.2 Interconnectiviteit van de hemisferen
De activiteit van de twee hemisferen wordt gecoördineerd door verbindingen via de hersenencommissuren [10](#page=10).
* **Corpus callosum:** Het grootste deel van de cortex is hiermee verbonden [10](#page=10).
* **Anterieure commissuur:** Verbindt delen van de temporale kwabben [10](#page=10).
### 1.3 Soorten cerebrale cortex
Er worden drie hoofdtypen hersenschors onderscheiden op basis van hun architectuur en evolutie [11](#page=11):
* **Neocortex:** De meest voorkomende (90%) en complexste, gekenmerkt door zes lagen [11](#page=11).
* **Archicortex:** Heeft drie lagen [11](#page=11).
* **Paleocortex:** Heeft vier tot vijf lagen [11](#page=11).
### 1.4 De neocortex: structuur en celtypen
De neocortex is de meest uitgebreide en functioneel diverse regio [11](#page=11).
#### 1.4.1 Neuronale celtypen in de neocortex
* **Piramidale cellen:**
* Vormen ongeveer 75% van de neocorticale neuronen [12](#page=12).
* Kenmerken: groot, driehoekig cellichaam met een lange apicale dendriet gericht naar het corticale oppervlak en meerdere basale dendrieten. Het axon ontspringt aan de tegenovergestelde zijde van het cellichaam en kan collaterale takken afgeven [12](#page=12).
* Neurotransmitter: glutamaat of aspartaat (excitatoir) [12](#page=12).
* **Stellate cellen (granulecellen):**
* Interneuronen met lokale verbindingen [13](#page=13).
* Kenmerken: klein soma en talrijk vertakte dendrieten [13](#page=13).
* Sommige zijn excitatoir en overvloedig aanwezig in laag IV, met axonen die in dezelfde corticale regio blijven of naar bovenliggende lagen stijgen [13](#page=13).
* Sommige zijn remmend, met gamma-aminoboterzuur (GABA) als neurotransmitter [13](#page=13).
#### 1.4.2 Corticale lagen (6-laags structuur)
De neocortex is verticaal georganiseerd in zes disticte lagen, elk met een specifieke samenstelling en functionele rol [14](#page=14).
* **Laag I (moleculaire laag):** Bevat weinig cellichamen, voornamelijk axon-uiteinden die synapsen vormen op apicale dendrieten [14](#page=14).
* **Laag II (extern granulaire laag):** Hoofdzakelijk samengesteld uit stellaatcellen [14](#page=14).
* **Laag III (extern piramidaal laag):** Bestaat voornamelijk uit kleine piramidale cellen [14](#page=14).
* **Laag IV (intern granulaire laag):** Gedomineerd door stellaatcellen en een dichte matrix van axonen; de belangrijkste ontvangstlaag voor thalamocorticale input [14](#page=14).
* **Laag V (intern piramidaal laag):** Bevat grote piramidale cellen en is de belangrijkste bron van corticale efferenten naar de meeste subcorticale regio's [14](#page=14).
* **Laag VI (veelvormige laag):** Bevat piramidale, spoelvormige en andere celtypen [14](#page=14).
#### 1.4.3 Input en output van de neocortex
* **Corticale input:** De meeste input vanuit het centrale zenuwstelsel wordt geleverd door neuronen in de thalamus [15](#page=15).
* **Topografische projecties:** Thalamocorticale vezels uit specifieke thalamische kernen eindigen voornamelijk in laag IV, maar ook in lagen III en VI [15](#page=15).
* **Diffuse projecties:** Neuronen die input van de hersenstam doorgeven, projecteren diffuus naar lagen I en VI om corticale activiteit globaal te moduleren, zoals bij veranderingen in bewustzijnstoestanden [15](#page=15).
* **Corticale output (efferenten):** Afkomstig van piramidecellen [16](#page=16).
* **Lagen II en III:** Kleinere piramidale cellen projecteren naar aangrenzende en contralaterale corticale gebieden (via corpus callosum) [16](#page=16).
* **Laag V:** Grotere piramidale cellen projecteren naar het ruggenmerg, hersenstam, striatum en thalamus [16](#page=16).
* **Laag VI:** Piramidale cellen vormen corticothalamische projecties terug naar de input-leverende thalamische kernen [16](#page=16).
#### 1.4.4 Corticale organisatie: kolommen
* **Zuillvormige organisatie:** De cortex vertoont een zuilvormige organisatie, waarbij neuronen binnen een smalle, verticaal georiënteerde kolom gecorreleerde activiteit vertonen als gevolg van gedeelde thalamische input [17](#page=17).
* **Functionele eenheid:** De dominante verticale interconnecties binnen deze kolommen suggereren dat kolommen de basale functionele eenheden van de cortex zijn [17](#page=17).
#### 1.4.5 Regionale variaties en Brodmann-gebieden
De architectuur van de neocortex varieert regionaal, wat functionele specialisatie weerspiegelt [18](#page=18).
* **Methoden voor onderverdeling:**
* **Cytoarchitectonics:** Gebaseerd op variaties in celdichtheid en structuur [18](#page=18).
* **Myeloarchitectonics:** Gebaseerd op variaties in axondichtheid en grootte [18](#page=18).
* **Chemoarchitectonics:** Gebaseerd op de expressie van moleculaire markers [18](#page=18).
* **Brodmann-gebieden:** De meest gebruikte indeling is die van Korbinian Brodmann, die de cortex verdeelt in 52 discrete gebieden op basis van cytoarchitectonische verschillen [19](#page=19).
#### 1.4.6 Voorbeelden van Brodmann-gebieden en hun kenmerken
* **Brodmann-gebieden 3, 1, 2:** Primaire somatosensorische cortex (postcentrale gyrus) [20](#page=20).
* **Gebied 4:** Primaire motorische cortex (precentrale gyrus) [20](#page=20).
* **Gebied 6:** Premotorische en aanvullende motorische cortex [20](#page=20).
* **Gebieden 41 en 42:** Primaire auditieve cortex (superieure temporale gyrus) [21](#page=21).
* **Gebied 17:** Primaire visuele cortex (mediale oppervlak van de occipitale kwab) [22](#page=22).
#### 1.4.7 Plasticiteit en grenzen van corticale gebieden
Studies bevestigen distincte kenmerken van Brodmann-gebieden wat betreft cytoarchitectuur, verbindingen en functies. Er is echter ook recent bewijs voor plasticiteit in de grootte en interne organisatie van deze gebieden. Grensgebieden tussen aangrenzende regio's zijn vaak geleidelijke overgangen in plaats van scherpe scheidingen [23](#page=23) [24](#page=24).
#### 1.4.8 Specifieke corticale kenmerken
* **Agranulaire cortex:** Primaire en premotorische gebieden, gekenmerkt door het ontbreken van een duidelijke laag IV [24](#page=24).
* **Primaire motorische cortex:** Onderscheidt zich door de aanwezigheid van grote piramidale cellen in laag V, bekend als Betz-cellen (soma diameter > 150 μm), die de axonen voor de corticospinale baan leveren [24](#page=24).
* **Primaire sensorische cortices (somatosensorisch, auditief, visueel):** Meestal gekenmerkt door een prominente laag IV (interne granulaire laag) met veel stellaatcellen, waardoor ze geclassificeerd worden als granulaire cortices [24](#page=24).
### 1.5 Archicortex en Paleocortex
Deze gebieden vormen ongeveer 10% van de menselijke hersenschors [25](#page=25).
* **Archicortex:**
* Heeft een drielaagse structuur [25](#page=25).
* De hippocampusformatie is een deel van de archicortex en heeft drie lagen: moleculaire, piramidale cel en polymorfe laag, die lijken op lagen I, V en VI van de neocortex [25](#page=25).
* De witte stof die de hippocampus bedekt, heet de alveus, en de efferente axonen vormen de fornix [25](#page=25).
* **Paleocortex:**
* Heeft vier tot vijf lagen [25](#page=25).
* Bestaat op de grens tussen de archicortex en neocortex [25](#page=25).
* * *
# Functies van de hersenkwabben en integratieve functies
Dit onderwerp onderzoekt de gespecialiseerde rollen van de vier hersenkwabben (frontale, pariëtale, occipitale en temporale) en de integratieve functies van het zenuwstelsel, zoals taal, leren en geheugen.
## 2\. Functies van de hersenkwabben
De hersenschors is verdeeld in vier kwabben, elk met specifieke functies.
### 2.1 De frontale kwab
De frontale kwab is cruciaal voor motorische aansturing, planning en uitvoering van motorisch gedrag. Het bevat het gebied van Broca, dat essentieel is voor spraakproductie en zich bevindt in de inferieure frontale gyrus van de dominante hemisfeer (meestal de linkerhersenhelft). De prefrontale cortex speelt een belangrijke rol in persoonlijkheid en emotioneel gedrag. Bilaterale laesies van de prefrontale cortex, zoals bij frontotemporale dementie of lobotomie, kunnen leiden tot tekorten in aandacht, problemen met planning en probleemoplossing, en ongepast sociaal gedrag. Ook wordt het agressieve gedrag en de motivationele component van pijn verminderd [27](#page=27).
### 2.2 De pariëtale kwab
De pariëtale kwab omvat de somatosensorische cortex en de aangrenzende pariëtale associatiecortex. De associatiecortex integreert informatie van de somatosensorische, visuele en auditieve cortices, wat bijdraagt aan de verwerking, perceptie en integratie van sensorische informatie. Verbindingen met de frontale kwab helpen bij het vertalen van somatosensorische informatie naar vrijwillige motoriek. Sensorische informatie, waaronder somatosensorische, visuele en auditieve input, wordt ook overgedragen naar talencentra. Laesies kunnen leiden tot het syndroom van Gerstmann, gekenmerkt door het onvermogen om vingers te benoemen en een verlies van rekenvaardigheid. De rechter pariëtale kwab is betrokken bij ruimtelijke oriëntatie; laesies hier kunnen resulteren in het neglect-syndroom [32](#page=32).
### 2.3 De occipitale kwab
De occipitale kwab is primair verantwoordelijk voor visuele verwerking en perceptie. Het omvat de primaire visuele cortex (Brodmann gebied 17) in de sulcus calcarius, en de secundaire (Brodmann gebied 18) en tertiaire (Brodmann gebied 19) visuele cortices. Deze kwab heeft verbindingen met de frontale oogvelden voor de controle van de blikrichting, en met de middenhersenen voor de controle van convergerende oogbewegingen, pupilcontractie en accommodatie [34](#page=34).
### 2.4 De temporale kwab
De temporale kwab is betrokken bij de verwerking en perceptie van geluiden en vestibulair informatie. Hogere-orde visuele verwerking vindt hier ook plaats; bijvoorbeeld, de infratemporale cortex is betrokken bij gezichtsherkenning. De lus van Meyer, een deel van de visuele banen, loopt door de temporale kwab, en laesies kunnen het zicht in het bovenste deel van het gezichtsveld beïnvloeden. Een deel van Wernicke's gebied, cruciaal voor taalbegrip, bevindt zich in het posterieure deel van de temporale kwab [35](#page=35).
### 2.5 Het limbisch systeem en de mediale temporale kwab
Het limbisch systeem domineert de mediale temporale kwab en is betrokken bij emotioneel gedrag, leren en geheugen. Het reguleert emotioneel gedrag. De amygdala conditioneert de associatie van angst met pijnlijke stimuli en kan, via verbindingen met de mediale frontale cortex en de anterieure cingulate gyrus, vermijdende reacties veroorzaken bij het opnieuw tegenkomen van deze stimuli. De amygdala projecteert ook naar de nucleus accumbens, het "beloningscentrum", dat plezierige gebeurtenissen signaleert als reactie op dopaminerge input van het ventrale tegmentale gebied in de hersenstam [37](#page=37).
## 3\. Integratieve functies van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel integreert informatie en processen die essentieel zijn voor complexe functies zoals taal, leren en geheugen.
### 3.1 Dominante hemisfeer en taal
Rechtshandigheid wordt geassocieerd met een sensorimotorisch dominante linker hersenhelft, terwijl linkshandigheid correleert met een dominante rechter hersenhelft. De dominante hemisfeer wordt echter primair bepaald door de hersenhelft waarin taal wordt verwerkt. Bij mensen is de linker hemisfeer in meer dan 90% van de gevallen de dominante hemisfeer, ongeacht of men rechts- of linkshandig is [56](#page=56).
Verschillende gebieden in de linker hersenhelft zijn cruciaal voor taal [58](#page=58).
* **Wernicke's gebied:** Gelegen in het posterieure deel van de superieure temporale gyrus, strekkend voorbij de auditieve cortex naar de pariëtale kwab. Schade hier resulteert in receptieve afasie, waarbij begrip van gesproken en geschreven taal moeilijk is, terwijl de spraakproductie vloeiend blijft, zij het vaak betekenisloos ("woordensalade") [58](#page=58).
* **Broca's gebied:** Gelegen in het posterieure deel van de inferieure frontale gyrus. Laesies hier veroorzaken expressieve afasie, met moeite in het genereren van spraak en schrijven, terwijl het begrip intact blijft [58](#page=58).
* **Gemengde afasie:** Grote laesies kunnen leiden tot gemengde vormen van afasie [58](#page=58).
### 3.2 Leren en geheugen
Leren wordt gedefinieerd als het neurale mechanisme waardoor gedrag van een organisme verandert als gevolg van ervaring. Geheugen is het opslagmechanisme voor wat is geleerd. Verschillende vormen van leren omvatten [63](#page=63):
* **Gewenning:** Het leren om niet te reageren op herhaalde, onbeduidende stimuli [63](#page=63).
* **Sensitisatie:** Een verhoogde gevoeligheid voor schadelijke of sterke stimuli die volgt op de presentatie van een ander sterke of schadelijke stimulus [63](#page=63).
* **Associatieve conditionering:** Het leren om te reageren op een voorheen onbeduidende gebeurtenis nadat deze is gekoppeld aan een belangrijke gebeurtenis [63](#page=63).
* * *
# Slaap-waakcyclus en neurale plasticiteit
De slaap-waakcyclus beschrijft de regulatie van slaap en waakzaamheid over een periode van 24 uur, waarbij verschillende slaapstadia gekenmerkt worden door specifieke hersenactiviteit en fysiologische veranderingen, terwijl neurale plasticiteit verwijst naar het aanpassingsvermogen van het centrale zenuwstelsel, met de grootste mate van plasticiteit tijdens de ontwikkeling in zogenaamde kritieke periodes [41](#page=41) [72](#page=72) [74](#page=74).
### 3.1 De slaap-waakcyclus
#### 3.1.1 Kenmerken van de slaap-waakcyclus
De slaap-waakcyclus kenmerkt zich door een circadiane periodiciteit van 24 uur. Veranderingen in de gedragstoestand, zoals slaap en waakzaamheid, correleren met karakteristieke veranderingen in de elektro-encefalogram (EEG)-activiteit. In een wakker individu domineert beta-golfactiviteit, gedefinieerd als activiteit boven de 12 Hz. Wanneer een persoon ontspannen is met de ogen gesloten, wordt het EEG daarentegen gedomineerd door alfagolven, die een frequentie hebben van 8 tot 12 Hz [41](#page=41).
#### 3.1.2 Stadia van slaap
Tijdens het inslapen doorlopen individuen vier stadia van slaap, aangeduid als fase 1 tot en met fase 4, gedurende een periode van ongeveer 30 tot 45 minuten [43](#page=43).
* **Fase 1:** In deze initiële fase van slaap worden alfagolven afgewisseld met theta-golven, die een frequentie hebben van 4 tot 7 Hz [43](#page=43).
* **Fase 2:** Naarmate de slaap vordert naar fase 2, vertraagt de hersenactiviteit verder. Deze fase wordt onderbroken door specifieke EEG-kenmerken, namelijk slaapspoelen (korte uitbarstingen van activiteit tussen 12 en 14 Hz) en grote K-complexen, die zich uiten als grote, langzame golven [43](#page=43).
* **Fase 3:** In fase 3 van de slaap worden deltagolven, met een frequentie lager dan 4 Hz, dominant in het EEG, af en toe onderbroken door slaapspoelen [43](#page=43).
* **Fase 4:** De diepste slaapfase, fase 4, wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van deltagolven zonder slaapspoelen [43](#page=43).
#### 3.1.3 Fysiologische kenmerken tijdens slaap
Gedurende de slaap blijven de spieren ontspannen, hoewel de lichaamshouding met tussenpozen wordt aangepast. De hartslag en bloeddruk dalen, terwijl de gastro-intestinale motiliteit toeneemt. Het gemak waarmee een persoon gewekt kan worden, neemt geleidelijk af naarmate de slaapstadia vorderen. Bij het ontwaken passeren individuen de slaapstadia in omgekeerde volgorde [45](#page=45).
Ongeveer elke 90 minuten vindt er een overgang plaats van trage-golf-slaap (non-REM slaap) naar snelle oogbeweging (Rapid-Eye-Movement of REM) slaap [45](#page=45).
#### 3.1.4 REM-slaap
REM-slaap wordt gekenmerkt door een EEG met lage voltage en snelle activiteit. Gedurende deze fase valt de spierspanning volledig weg, met uitzondering van de oogspieren waar nog fasische samentrekkingen kunnen voorkomen, wat de basis vormt voor de snelle oogbewegingen waar de fase naar vernoemd is. Autonome functies worden beïnvloed: de temperatuurregeling is verstoord, pupillen kunnen vernauwd zijn (miose), erecties kunnen optreden, en hartslag, bloeddruk en ademhaling vertonen intermitterende veranderingen. Verschillende episodes van REM-slaap komen gedurende de nacht voor. Dromen worden voornamelijk geassocieerd met de REM-slaap [47](#page=47).
#### 3.1.5 Slaapstoornissen
Diverse slaapstoornissen kunnen de slaap-waakcyclus verstoren:
* **Slapeloosheid:** Deze wordt best behandeld met niet-farmacologische methoden zoals slaaphygiëne en cognitieve gedragstherapie. Indien medicatie noodzakelijk is, wordt dit best kortdurend toegepast met middelen als benzodiazepines (bijvoorbeeld lormetazepam), trazodone of zolpidem [51](#page=51).
* **Bedplassen:** Dit komt voor bij kinderen en kan soms behandeld worden met desmopressine [51](#page=51).
* **Slaapwandelen:** Een motorische stoornis die tijdens de slaap optreedt [51](#page=51).
* **Slaapapneu:** Dit wordt klassiek gezien bij snurkers met overgewicht en een korte hals, en wordt behandeld met CPAP (Continuous Positive Airway Pressure) ademhalingsondersteuning [51](#page=51).
* **Narcolepsie:** Gekenmerkt door overmatige en oncontroleerbare slaperigheid, inslaap- of ontwaakhallucinaties, slaapparalyse en plotseling tonusverlies in de spieren (cataplexie). De behandeling kan bestaan uit een combinatie van methylfenidaat, modafinil, gammahydroxyboterzuur en selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's) zoals sertraline [52](#page=52).
> **Tip:** Het is belangrijk om bij slaapproblemen eerst te focussen op verbetering van slaaphygiëne en gedragstherapeutische benaderingen voordat medicatie wordt overwogen.
### 3.2 Neurale plasticiteit
#### 3.2.1 Concept van neurale plasticiteit
Plasticiteit verwijst naar het vermogen van het centrale zenuwstelsel (CZS) om in connectiviteit te veranderen. Dit proces speelt een rol in verschillende contexten, waaronder leren en geheugen, herstel na schade, en ontwikkeling [72](#page=72).
#### 3.2.2 Ontwikkelingsplasticiteit en kritieke periodes
De plasticiteit van de hersenen is het grootst tijdens de ontwikkeling, maar een zekere mate van plasticiteit blijft behouden in de hersenen van volwassenen, bijvoorbeeld bij laesies, sensorische deprivatie of door ervaringen. Voor sommige neurale systemen is de ontwikkelingsplasticiteit maximaal gedurende een specifieke periode, aangeduid als de "kritieke periode" [72](#page=72) [74](#page=74).
> **Voorbeeld:** Visuele deprivatie tijdens de kritieke periode kan leiden tot blijvende abnormale verbindingen en resulteren in amblyopie (lui oog) [74](#page=74).
> **Tip:** Het begrijpen van kritieke periodes is essentieel voor interventies gericht op ontwikkeling en herstel, aangezien de effectiviteit van stimulatie of training op deze momenten het grootst is.
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Cerebrale cortex | Het buitenste, geplooide oppervlak van de hersenen dat verantwoordelijk is voor hogere cognitieve functies, bestaande uit verschillende lobben en lagen met gespecialiseerde cellen. |
| Gyri | De verhoogde windingen of plooien aan het oppervlak van de cerebrale cortex, die bijdragen aan een groter oppervlak binnen een beperkt volume van de schedel. |
| Sulci | De groeven of inkepingen tussen de gyri op het oppervlak van de cerebrale cortex, die helpen bij het organiseren en vergroten van het corticale oppervlak. |
| Lobben van de hersenschors | De vier belangrijkste afdelingen van de cerebrale cortex: frontale, pariëtale, temporale en occipitale kwabben, elk met specifieke functies. |
| Neocortex | Het grootste deel van de menselijke hersenschors, gekenmerkt door zijn zeslaagse structuur en betrokken bij complexe functies zoals perceptie, denken en taal. |
| Piramidale cellen | Een type exciterende neuron in de neocortex, gekenmerkt door een driehoekig cellichaam en een lange apicale dendriet, cruciaal voor corticale output. |
| Stellate cellen | Een type interneuron in de neocortex, vaak granulaire cellen genoemd, die lokale verbindingen leggen en zowel exciterend als remmend kunnen zijn. |
| Thalamus | Een hersenstructuur die fungeert als een relaisstation voor sensorische en motorische informatie naar de cerebrale cortex, en speelt een rol bij bewustzijn en slaap. |
| Corpus callosum | Een grote bundel zenuwvezels die de linker en rechter hersenhelften verbindt, essentieel voor de communicatie en coördinatie tussen de twee hemisferen. |
| Brodmann-gebieden | Een systeem dat de cerebrale cortex indeelt in 52 discrete regio's op basis van cytoarchitectonische (celstructuur) verschillen, wat functionele specialisatie weerspiegelt. |
| Afasie | Een taalstoornis die wordt veroorzaakt door schade aan specifieke hersengebieden, resulterend in moeilijkheden met spreken, begrijpen, lezen of schrijven. |
| Wernicke afasie (receptieve afasie) | Een vorm van afasie gekenmerkt door moeite met het begrijpen van gesproken en geschreven taal, waarbij de spraakproductie vloeiend maar vaak betekenisloos is. |
| Broca afasie (expressieve afasie) | Een vorm van afasie gekenmerkt door moeite met het produceren van spraak en schrijven, terwijl het taalbegrip meestal intact is. |
| Langetermijnpotentiatie (LTP) | Een proces waarbij de synaptische verbindingen sterker worden na herhaalde stimulatie, wat wordt beschouwd als een belangrijk mechanisme voor leren en geheugen. |
| Langetermijndepressie (LTD) | Een proces waarbij de synaptische verbindingen zwakker worden na herhaalde stimulatie, wat ook een rol speelt bij leren en geheugen, met name bij het vergeten of aanpassen van associaties. |
| Declaratief geheugen | Het vermogen om feiten en gebeurtenissen bewust op te halen en te beschrijven, zoals het onthouden van namen of historische feiten. |
| Procedureel geheugen | Het geheugen voor vaardigheden en procedures, zoals fietsen of typen, dat vaak impliciet is en niet bewust kan worden gerapporteerd. |
| Neurale plasticiteit | Het vermogen van het zenuwstelsel om zich aan te passen en te veranderen in reactie op ervaringen, leren, of als gevolg van schade of ontwikkeling. |
| Kritieke periode | Een specifiek tijdsinterval tijdens de ontwikkeling waarin een bepaald neuraal systeem bijzonder ontvankelijk is voor omgevingsinvloeden, waardoor permanente veranderingen kunnen optreden. |
| REM-slaap | Een fase van de slaap gekenmerkt door snelle oogbewegingen, levendige dromen, verhoogde hersenactiviteit en verlamming van de skeletspieren. |
| Slaaphygiëne | Gedragsmatige aanbevelingen en gewoonten die gericht zijn op het verbeteren van de slaapkwaliteit en het bevorderen van een regelmatig slaappatroon. |