Cover
Aloita nyt ilmaiseksi samenvatting RCL (1).docx
Summary
# Cognitieve en behavioristische inzichten in leren en ontwikkeling
### Kernideeën
* Leren en ontwikkeling worden vanuit verschillende theoretische perspectieven benaderd, waaronder behaviorisme en cognitivisme.
* De ontwikkeling van rekenvaardigheden begint met prenumerieke competenties en verloopt via voorbereidend, aanvankelijk en gevorderd rekenen.
* Dyscalculie wordt beschouwd als een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, die gepaard kan gaan met comorbiditeiten en heterogeniteit in uiting.
### Kernconcepten
* **Translatie:** Het omzetten van getalinformatie tussen verschillende modaliteiten (getalwoord, hoeveelheid, Arabisch cijfer).
* **Prenumerieke ontwikkeling:** Omvat getalgevoeligheid (getaldiscriminatie, ordinale relaties) en protonumerische competenties.
* **Voorbereidend rekenen:** Vaardigheden zoals tellen, maatbegrip, vergelijken van hoeveelheden, rekentaal en patronen herkennen zijn cruciaal.
* **Fasen van rekenontwikkeling (Aanvankelijk rekenen):** Gericht op het aanbrengen van basiskennis, rekentaal, visueel-ruimtelijke aspecten en automatiseren van rekenfeiten.
* **CSA-principe (Concreetheid – Schematisering – Abstractie):** Een didactisch model waarbij geleidelijk aan abstractie wordt opgebouwd.
* **IJsbergdidactiek (Handelingsmodel):** Structurele modellen en schematische denkmodellen als ondersteuning voor formele bewerkingen.
* **Dyscalculie (DC):** Ernstige, hardnekkige rekenproblemen met een oorzaak in kindkenmerken, zonder andere volledige verklaringen.
* **Neurobiologische ontwikkelingsstoornis:** Criteria omvatten problemen vanaf vroege kinderjaren, stabiel verloop, en aanwijzingen voor genetische/neurobiologische bepaaldheid.
* **Diagnostische criteria dyscalculie (verouderde):** Normaliteitscriterium (gemiddelde intelligentie) en discrepantiecriterium (problemen groter dan verwacht op basis van IQ).
* **Comorbiditeit:** Het samen voorkomen van dyscalculie met andere stoornissen (bv. taalproblemen, dyslexie, ADHD).
* **Heterogeniteit:** Variatie in de uiting en oorzaken van dyscalculie.
* **Handelingsgerichte diagnostiek:** Aanbevelingen op vaardigheids-, psychologisch, fysiek en orthopedagogisch niveau.
* **Zorgcontinuüm:** Fasen van brede basiszorg tot individueel aangepast curriculum.
* **Evidence-based handelen:** Gebruik van wetenschappelijk onderbouwde interventies en zorglandschappen (CLB, leersteuncentra).
* **Inzichten in leren:**
* **Behaviorisme:** Nadruk op consequenties, beheersingsleren, directe instructie, foutenanalyse.
* **Cognitivisme:** Aandacht voor mentale processen, voorbereidende vaardigheden, zone van naaste ontwikkeling, metacognitie.
### Implicaties
* Vroege identificatie van prenumerieke tekorten is belangrijk.
* Een multidisciplinaire aanpak, afgestemd op de individuele behoeften van het kind, is essentieel.
* Hulpmiddelen, psycho-educatie en het bevorderen van een constructief zelfbeeld zijn cruciaal voor kinderen met rekenproblemen.
* Het creëren van een inclusieve leeromgeving met redelijke aanpassingen is noodzakelijk voor optimale participatie.
* Verschillende didactische principes (CSA, directe instructie, modelleren) ondersteunen het leerproces.
### Belangrijke concepten in rekenontwikkeling
### Aanpak bij rekenproblemen
---
### Kernidee
* De focus ligt op hoe cognitieve en behavioristische theorieën ons begrip van leren en ontwikkeling, specifiek in rekenen, beïnvloeden.
* Behaviorisme focust op observeerbaar gedrag en consequenties, terwijl cognitivisme mentale processen meeneemt.
### Kernfeiten
* **Behaviorisme:** Grondleggers zijn Pavlov, Thorndike, en Watson (klassieke conditionering), met Skinner's operante conditionering (focus op consequenties).
* **Behavioristische invloeden:** Analyse van wat aan rekenproblemen voorafgaat, gevolgen van problemen, beheersingsleren, directe instructie, en foutenanalyse.
* **Cognitivisme:** Ontstond als reactie op behaviorisme, benadrukt mentale processen zoals waarneming, geheugen, en denken.
* **Cognitieve invloeden:** Analyseren van mentale processen, psycho-educatie, kijken naar voorbereidende rekenvaardigheden, en zelfstandig oefenen in de zone van actuele ontwikkeling.
* **Eclectische aanpak:** Combineert inzichten uit verschillende theorieën voor een brede diagnostiek en behandeling.
* **Klassieke conditionering:** Leren door associatie tussen een neutrale prikkel en een natuurlijke prikkel.
* **Operante conditionering:** Leren door de consequenties (bekrachtiging of straf) van gedrag.
* **Voorbereidende rekenvaardigheden:** Cognitieve en perceptuele vaardigheden die nodig zijn voor het aanleren van rekenen (bv. tellen, sorteren, ordenen).
* **Zone van Actuele Ontwikkeling (ZPD):** Het niveau van ontwikkeling waarbij een kind taken zelfstandig kan uitvoeren.
* **Zone van Naast Ontwikkeling (ZPD):** Het niveau van taken dat een kind kan uitvoeren met hulp van een meer competente ander.
* **Handleringsgericht werken:** Een aanpak die uitgaat van de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van het kind en de omgeving.
* **Zorgcontinuüm:** Een gelaagde aanpak van zorg, beginnend bij brede basiszorg en oplopend naar individueel aangepaste curricula.
* **SFON (Spontaneous Focusing On Numbers):** Spontane interesse voor cijfers en numerieke informatie.
* **Subitiseren:** Snel en accuraat waarnemen van kleine hoeveelheden zonder te tellen.
* **Object-file systeem & Exact systeem:** Systemen voor het verwerken van kleine exacte hoeveelheden.
* **Approximate Number Sense (ANS):** Schattingssysteem voor grotere hoeveelheden, ratio-afhankelijk.
* Gedragsmatige inzichten helpen bij het identificeren van leerpatronen en het aanpassen van instructie aan de hand van consequenties.
* Cognitieve theorieën benadrukken het belang van het begrijpen van het denkproces van het kind en het bieden van passende ondersteuning.
* Een gecombineerde benadering resulteert in een meer holistische en effectieve aanpak van leerproblemen.
* Het is cruciaal om niet alleen naar de fouten te kijken, maar ook naar de sterktes en het denkproces van het kind.
* Handelingsgericht werken en een zorgcontinuüm bevorderen participatie en gelijke kansen voor alle leerlingen.
### Voorbereidende rekenvaardigheden (Gedetailleerd)
* **Conversatie:** Inzicht dat verschillende hoeveelheden of volumes gelijk kunnen zijn (bv. door omkeren of compenseren).
* **Correspondentie:** Vaardigheid om hoeveelheden te vergelijken via een 1-op-1 relatie.
### Ontwikkeling van tellen
### Getalbegrip
---
* Leren is een complex proces waarbij zowel observeerbaar gedrag als interne mentale processen een rol spelen.
* Behavioristische inzichten focussen op waarneembaar gedrag en de invloed van consequenties.
* Cognitivistische inzichten leggen de nadruk op mentale processen zoals geheugen, aandacht en probleemoplossing.
### Belangrijke concepten
* **Klassieke conditionering (Pavlov, Thorndike, Watson):** Leren door associatie tussen prikkels.
* **Operante conditionering (Skinner):** Leren door bekrachtiging en straf van gedrag.
* Bekrachtiging vergroot de kans op herhaling van gedrag.
* Straf verkleint de kans op herhaling van gedrag.
* **Consequentie:** Wat volgt op gedrag en de invloed daarvan op toekomstig gedrag.
* **Directe instructie:** Expliciete uitleg en begeleiding bij het aanleren van vaardigheden.
* **Foutenanalyse:** Analyseren van gemaakte fouten om leerprocessen te begrijpen en aan te passen.
* **Mentale processen (cognitivisme):** Denkprocessen die leiden tot leren en probleemoplossing.
* **Voorbereidende rekenvaardigheden:** Competenties die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van rekenbegrip.
* **Zone van naaste ontwikkeling (Vygotsky):** Het niveau waarop een kind zelfstandig kan leren, ondersteund door anderen.
* **Eclectische aanpak:** Integreren van inzichten uit verschillende theoretische stromingen.
### Implicaties voor rekenonderwijs
* **Gedragsanalyse:** Analyseren van wat voorafgaat aan en wat de gevolgen zijn van rekenproblemen.
* **Beheersingsleren:** Gericht op het correct uitvoeren van rekenhandelingen en procedures.
* **Conventie en feedback:** Gebruik van bekrachtiging en directe feedback bij correcte en incorrecte rekenpogingen.
* **Gedetailleerde taak- en foutenanalyses:** Identificeren van specifieke denkprocessen en foutenpatronen.
* **Aandacht voor mentale processen:** Onderzoeken van werkgeheugen, motivatie, zelfbeeld en metacognitie.
* **Handelingsgericht werken:** Focus op de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van het kind.
* **Zorgcontinuüm:** Verschillende fasen van ondersteuning, van brede basiszorg tot individueel aangepast curriculum.
* **Participatie:** Streven naar gelijke kansen en maximale participatie door het wegwerken van drempels.
* **Rol van de omgeving:** Belang van interactie, feedback en betekenisvolle taken voor het leerproces.
* **Holistische aanpak:** Rekening houden met zowel het kind als de context (ouders, school).
---
* Behaviorisme focust op observeerbaar gedrag en de rol van consequenties (Skinner), terwijl cognitivisme mentale processen en tussenliggende stadia meeneemt in de analyse van leren.
* Beide perspectieven beïnvloeden huidig handelen door analyse van factoren voorafgaand aan en na problemen, en door aandacht voor mentale processen.
* Een eclectische aanpak, met grondige intake en brede taak- en foutenanalyses, is essentieel.
### Belangrijke inzichten
* **Behavioristische benadering:**
* Nadruk op consequenties van gedrag (operante conditionering).
* Belang van beheersingsleren (correct uitvoeren van rekenhandelingen).
* Contingentie en directe instructie zijn cruciaal.
* Observeren van correcte en foute handelingen, met foutenanalyse bij problemen.
* **Cognitieve benadering:**
* Focus op mentale processen, niet enkel observeerbaar gedrag.
* Belang van tussenliggende stadia in leerprocessen.
* Aandacht voor voorbereidende rekenvaardigheden.
* Zelfstandig oefenen in de zone van actuele ontwikkeling en samen oefenen in de zone van naaste ontwikkeling.
* **Eclectische benadering:**
* Grondige intake en breed onderzoek (werkgeheugen, motivatie, zelfbeeld, metacognitie).
* Brede taak- en foutenanalyses.
* Benutten van krachten en sterktes van elk kind.
* Handelingsgericht werken met focus op participatie en het wegwerken van drempels.
* Diagnose als middel voor een passende aanpak.
* Zorgcontinuüm met fases van brede basiszorg tot individueel aangepast curriculum.
### Handelingsgericht werken
* **7 uitgangspunten:** Doelgericht, transactioneel (wisselwerking), onderwijs- en opvoedingsbehoeften centraal, belang van leerkracht en ouders, benutten van positieve aspecten, constructief samenwerken, systematisch en transparant.
* Vraagt om grondige bevraging van basiszorg en verhoogde zorg.
### Kernbegrippen in rekenontwikkeling
* **SFON (Spontaneous Focusing on Numbers):** Spontane interesse voor numerieke informatie.
* **Subitiseren:** Snel en accuraat beoordelen van kleine aantallen.
* **Object-file systeem:** Exacte representatie voor kleine hoeveelheden (max 3).
---
# Strategieën voor leesbegrip en tekstinterpretatie
### Kernidee
* Tekstbegrip is een actief, strategisch proces van mentale constructie.
* Effectieve lezers gebruiken cognitieve en metacognitieve strategieën om hun begrip te ondersteunen en te monitoren.
### Kernconcepten
* **Vooraf lezen (tekstoriëntatie):**
* Activeren van voorkennis op basis van uiterlijke kenmerken (titel, afbeeldingen).
* Voorspellen van de inhoud om verwachtingen op te bouwen.
* Het belangrijkste is het activeren van voorkennis, niet de juistheid van de voorspelling.
* **Verbaal begrip:**
* Begrip van betekenis op woord-, zins- en tekstniveau.
* Omvat woordenschatkennis, betekenis van complexe woorden, zinsstructuren en beeldspraak.
* Woorden afleiden uit de context is een essentiële strategie.
* **Interpreteren op mesoniveau (paragraafniveau):**
* **Elaboratieve inferenties:** Toevoegen van voorkennis aan de tekst (causale, logische inferenties).
* **Overbruggingsinferenties:** Leggen van verbanden tussen zinnen (given-new, anaforische inferenties).
* **Interpreteren op macroniveau (tekstniveau):**
* Verbanden leggen tussen verschillende delen van de tekst (begin, midden, slot).
* Het creëren van een coherent mentaal model van de tekst.
* **Extrapolatie:**
* Relaties leggen tussen tekstgegevens en kennis buiten de tekst.
* Toepassen van geleerde concepten in nieuwe situaties.
* **Metacognitieve leesstrategieën:**
* Het sturen, bewaken en herstellen van het eigen leesbegrip.
* Bewust nadenken over de aanpak en het gebruik van leesstrategieën.
### Belangrijke feiten
* Strategie-instructie is de meest effectieve aanpak voor het verbeteren van leesbegrip.
* Directe instructie met modelleren en feedback op maat is cruciaal.
* Leesmotivatie is een sleutelfactor die gestimuleerd moet worden door betekenisvolle taken en inspraak.
### Didactische sleutels
### Hulpmiddelen en oefeningen
---
* Focus op de strategieën die de lezer toepast om de betekenis van een tekst te begrijpen, te bewaken en te herstellen.
* Het mentale model van een tekst creëren is een actief en strategisch denkproces.
* Tekstkenmerken (soort, organisatie, structuur) beïnvloeden de verwerking van de tekst.
* **Cognitieve leesstrategieën:**
* Tekstinhoud visualiseren (via tekening of schema).
* Verbinden met voorkennis.
* Samenvatten.
* Tekststructuur herkennen (signaalwoorden).
* Tekstoriëntatie: voorkennis activeren, leesdoelen stellen.
* Begrip bewaken en onduidelijkheden verhelderen (herstelstrategieën).
* **Herstelstrategieën:**
* Op woordniveau: betekenis achterhalen uit context of via woordanalyse.
* Op tekstniveau: stukken opnieuw lezen, verder lezen voor verduidelijking.
* **Voorspellen voor het lezen:**
* Belang van durven voorspellen en interactie over voorspellingen.
* Begrijpen van woordenschat, zinnen en beeldspraak binnen de tekstcontext.
* Woordbetekenissen afleiden uit de context.
* Begrijpen van complexe zinsstructuren en verwijswoorden.
* **Elaboratieve inferenties:** voorkennis toevoegen aan de tekst (bv. causale, logische).
* **Overbruggingsinferenties:** verbanden leggen binnen de tekst (bv. 'given-new', anaforisch).
### Sleutels voor aanpak begrijpend lezen
### Tip
### Voorbeeld
---
* Focus op het ontwikkelen van strategieën die verder gaan dan technisch lezen om een dieper begrip van teksten te bewerkstelligen.
* Nadruk op het actief en strategisch betrekken van de lezer bij de tekst.
### Kernfeiten
* Begrijpend lezen (BL) is een complex, actief en strategisch proces dat mentaal een "film" creëert.
* BL omvat zowel taakspecifieke (tekstkenmerken) als kindgebonden factoren (voorkennis, woordenschat).
* Vroege interventie, reeds bij aanvankelijk lezen, is cruciaal voor de ontwikkeling van BL.
* Vijf didactische sleutels voor BL: Functionaliteit, Leesmotivatie, Interactie, Transfer en Strategie-instructie.
* Strategie-instructie richt zich op het expliciet aanleren en oefenen van cognitieve en metacognitieve strategieën.
* **Cognitieve strategieën**:
* Tekstinhoud visualiseren (tekening, schema).
* **Metacognitieve strategieën**:
* Tekstoriëntatie (activeren voorkennis, leesdoelen stellen).
* **Herstelstrategieën**:
* **Op woordniveau**: Verbaal begrip, betekenis uit context afleiden.
* **Op tekstniveau**: Opnieuw lezen, verder lezen voor verduidelijking, teruglezen.
* **Interpretatie op mesoniveau (paragraafniveau)**:
* **Elaboratieve inferenties**: Toevoegen van voorkennis aan de tekst (bv. causale inferenties, logische inferenties).
* **Overbruggingsinferenties**: Verbanden leggen binnen de tekst (bv. given-new, anaforische inferenties).
* **Interpretatie op macroniveau (tekstniveau)**:
* Relaties leggen tussen tekstgegevens (bv. begin-midden-slot, titel verklaren).
* **Extrapolatie**: Relaties leggen tussen tekstgegevens en gegevens buiten de tekst (voorspellen van vervolg, toepassen in andere situaties).
* **Tekstkenmerken**: Titels, subtitels, illustraties, signaalwoorden, tekststructuur.
### Implicaties
### Tips
---
* Tekstinterpretatie omvat het leggen van verbanden tussen impliciete informatie in de tekst en voorkennis.
* Het proces van leesbegrip is actief en strategisch, waarbij lezers mentale modellen creëren.
* Strategie-instructie voor begrijpend lezen heeft een groot en duurzaam effect.
* Tekstkenmerken (tekstsoort, organisatie, structuur) beïnvloeden hoe een tekst verwerkt wordt.
* Uiterlijke kenmerken zoals titels, subtitels en signaalwoorden helpen bij oriëntatie.
* Tekststructuur verwijst naar de inhoudelijke ordening van gedachten en de samenhang van de tekst.
* Problemen bij begrijpend lezen kunnen voorkomen bij dyslexie, autisme, ADHD en dyscalculie.
* De aanpak van begrijpend lezen kan al bij aanvankelijk lezen geïntegreerd worden.
* Vijf didactische sleutels voor begrijpend lezen zijn: functionaliteit, leesmotivatie, interactie, transfer en strategie-instructie.
### Belangrijke concepten
* Tekstoriëntatie en leesdoelen stellen.
* Op woordniveau: betekenis uit context afleiden.
* Op tekstniveau: opnieuw lezen, verder lezen voor verduidelijking.
* Activeren van voorkennis op basis van uiterlijke kenmerken.
* Durven voorspellen, ook al is de voorspelling niet altijd juist.
* Begrijpen van woordenschatnuances en gradatieverschillen.
### Voorbeelden
---
* Focus op de ontwikkeling van leesbegrip en tekstinterpretatie vanaf de kleuterklas tot en met de basisschool.
* Centraal staan de cognitieve en metacognitieve strategieën die nodig zijn om teksten te begrijpen.
* De aanpak is gericht op het stimuleren van actieve en strategische lezers, met aandacht voor individualisatie en transfer.
* **Zingeving:** Inzicht in de betekenis van geschreven taal en de wens om een verhaal te begrijpen.
* Tekstinhoud visualiseren.
* Op woordniveau (bv. context gebruiken om betekenis af te leiden).
* Op tekstniveau (bv. opnieuw lezen, verder lezen).
* **Voorspellen voor het lezen:** Activeren van voorkennis en verwachtingen opbouwen op basis van uiterlijke kenmerken (titels, afbeeldingen).
* **Verbaal begrip:** Begrijpen van woordbetekenissen, betekenisnuances en complexe zinsstructuren.
* **Interpretatie op mesoniveau (paragraafniveau):**
* Elaboratieve inferenties: Toevoegen van voorkennis aan de tekst.
* Causale inferenties (oorzaak-gevolg).
* Logische inferenties (logisch denken rond tekstinhoud).
* Instrumentele inferenties (middel-doel relaties).
* Categorale inferenties (indelen in klassen).
* Overbruggingsinferenties: Verbanden leggen tussen zinnen (gegeven-nieuwe informatie, anaforische inferenties/verwijswoorden).
* **Interpretatie op macroniveau (tekstniveau):** Verbanden leggen tussen begin, midden en slot; titels verklaren.
### Aanpak en Implementatie
### Specifieke Problemen en Strategieën
---
# Ontwikkeling van rekenvaardigheden en getalbegrip
### Kernidee
* Het begrijpen van getallen en het ontwikkelen van rekenvaardigheden is een geleidelijk proces dat start vanaf de vroege kinderjaren.
* Verschillende ontwikkelingsfasen, van prenumerische competenties tot gevorderd rekenen, zijn essentieel voor een solide rekenbasis.
* Voorbereidende rekenvaardigheden, zoals tellen en vergelijken van hoeveelheden, zijn cruciaal voor toekomstig rekenonderwijs.
### Kernfeiten
* **Translatie** is het omzetten van getalinformatie tussen verschillende modaliteiten: getalwoord, hoeveelheid en Arabisch cijfer.
* **Prenumerische ontwikkeling** omvat getalgevoeligheid, zoals het onderscheiden van hoeveelheden (getaldiscriminatie) vanaf 6 maanden met een 1:2 ratio, en vanaf 10 maanden met een 2:3 ratio.
* Prenumerische getalgevoeligheid voorspelt toekomstig rekenen; getaldiscriminatie op 24 maanden verklaart een deel van de variantie in rekenvaardigheid.
* **Voorbereidend rekenen** (na Piaget) omvat vaardigheden zoals tellen, maatbegrip, vergelijken van hoeveelheden, rekentaal, patronen herkennen en translatie.
* **Aanvankelijk rekenen** (1e lj) focust op het inzichtelijk aanbrengen van basiskennis, rekentaal, visueel-ruimtelijke aspecten en het automatiseren van rekenfeiten.
* Het **CPA-model** (Concreet, Schematisch, Abstract) of **CSA-principe** begeleidt de overgang van concrete handelingen naar abstract denken in rekenonderwijs.
* **Basis_kennis** in het 1e lj omvat getallen lezen/schrijven (tot 20), koppelen aan waarde, plaatswaarde, tiental-/eenheidsstructuur en kennis van operatiesymbolen.
* **Procedures** in het 1e lj omvatten tellen, splitsen van getallen tot 10 en optellen/aftrekken via materialen en kennis van splitsingen.
* **Afgeleide rekenfeiten** (rekenvoordelen) helpen bij het oplossen van sommen door bekende feiten te gebruiken.
* **Gevorderd rekenen** (vanaf 2e lj) omvat inzicht in het tiendelige talstelsel (tot 10.000-100.000), decimale getallen, de vier hoofdbewerkingen en contextrijke toepassingen.
### Kernconcepten
* **Getalbegrip** omvat het onderscheiden van het kardinale (aantal), ordinale (telgetal), meet- en rekenaspect van getallen.
* **Tellen** bestaat uit procedurele kennis (de telrij kennen) en conceptuele kennis (begrijpen wat tellen inhoudt, bv. 1-1 correspondentie, kardinaliteit).
* **Maatbegrip** ontwikkelt zich van natuurlijke maten (stappen, bekers) naar standaardmaten (m, g, l) en omvat het inzicht in relatieve getallen.
* **Wiskundige wereldoriëntatie** is het toepassen van wiskunde in het dagelijks leven.
* **Structuurmodellen** en **schematische denkmodellen** (bv. getallenas) ondersteunen het wiskundig denken.
* **Handelingsmodel (IJsdidactiek)** doorloopt vier fasen: wiskundige wereldoriëntatie, motorisch handelen, schematische denkmodellen en formele bewerking.
* **Tien- en eenheidsstructuur** is fundamenteel voor getalbegrip en rekenen tot 100.
* **CPA/CSA-principe** (Concreet, Schematisch, Abstract) is een leidraad voor het lesgeven.
* **Brugoefeningen** (optellen/aftrekken met overschrijding van tientallen) vereisen sterk getalbegrip en automatisering.
* **Afgeleide rekenfeiten** zijn een procedurele strategie om sommen efficiënter op te lossen.
### Implicaties
* De ontwikkeling van rekenvaardigheden is een continu proces waarbij vroege interventies en gerichte ondersteuning cruciaal zijn.
* Het belang van **prenumerische ontwikkeling** voor toekomstig rekenen benadrukt de noodzaak van vroege stimulatie van getalgevoeligheid.
---
* De ontwikkeling van rekenvaardigheden en getalbegrip is een complex proces dat begint vóór de schoolleeftijd en zich gedurende de hele schoolloopbaan voortzet.
* Een sterke basis in prenumerische vaardigheden en getalgevoeligheid voorspelt succes in rekenen.
* Er zijn verschillende fasen en onderliggende vaardigheden die essentieel zijn voor de ontwikkeling van rekenbegrip.
* **Translatiemodaliteiten:** Getal kan worden omgezet tussen getalwoord (twee), hoeveelheid (2 knikkers) en Arabisch cijfer (2).
* **Prenumerische ontwikkeling:**
* Baby's kunnen vanaf 6 maanden onderscheid maken tussen hoeveelheden (1:2 ratio).
* Vanaf 10 maanden kunnen ze kleinere verschillen waarnemen (2:3 ratio).
* Protonumerische getalgevoeligheid voorspelt toekomstig rekenen.
* **Voorbereidend rekenen:**
* Omvat vaardigheden zoals tellen, maatbegrip, vergelijken van hoeveelheden, rekentaal, patronen herkennen en translatie.
* Post-Piagetiaanse inzichten benadrukken het belang van deze voorbereidende vaardigheden.
* **Aanvankelijk rekenen (1e lj):**
* Visueel en inzichtelijk aanbrengen van basiskennis.
* Ondersteunen van rekentaal en visueel-ruimtelijke aspecten.
* Automatiseren van rekenfeiten.
* CSA-principe (Concreet-Schematisch-Abstract) is een belangrijk didactisch model.
* **Gevorderd rekenen (vanaf 2e lj):**
* Inzicht in het tientallig stelsel tot 1000 en hoger.
* Beheersing van de vier hoofdbewerkingen.
* Hoofdrekenen, cijferen en contextrijke toepassingen.
* **Getalbegrip:** Het vermogen om de eigenschappen van getallen te begrijpen en te manipuleren.
* **Getalgevoeligheid (Numerosity):** Het intuïtieve besef van hoeveelheden en getalrelaties.
* **Subitizeren:** Snel en accuraat overzien van kleine hoeveelheden (max. 3-4).
* **Approximate Number System (ANS):** Schattingssysteem voor grotere hoeveelheden, ratio-afhankelijk.
* **Prenumerische competenties:** Vaardigheden die voorafgaan aan formeel rekenen, zoals getaldiscriminatie en seriëren.
---
* De ontwikkeling van rekenvaardigheden en getalbegrip omvat de transitie tussen getalwoorden, hoeveelheden en Arabische cijfers.
* Vroege getalgevoeligheid bij baby's voorspelt toekomstige rekenvaardigheden, met verschillen die groter zijn dan bij geletterdheid.
* De ontwikkeling kent fasen: prenumeriek, voorbereidend, aanvankelijk en gevorderd rekenen.
* Prenumerische competenties omvatten getaldiscriminatie (onderscheid maken tussen hoeveelheden) en ordinale relaties.
* Vanaf 6 maanden kunnen baby's een 1:2 ratio onderscheiden; vanaf 10 maanden een 2:3 ratio.
* Voorbereidend rekenen omvat vaardigheden zoals tellen, maatbegrip, vergelijken van hoeveelheden, rekentaal en patronen herkennen.
* Aanvankelijk rekenen (1e leerjaar) richt zich op inzichtelijk aanbrengen van basiskennis, rekentaal en visueel-ruimtelijke aspecten.
* Het CSA-principe (Concreet, Schematisch, Abstract) en het Handelingsmodel (ijsbergdidactiek) ondersteunen het leerproces.
* Basisvaardigheden zijn onder andere getallen lezen en schrijven tot 20, koppelen aan waarde, plaatswaarde, tiental- en eenheidsstructuur, en kennis van operatiesymbolen.
* Gevorderd rekenen (vanaf 2e leerjaar) omvat inzicht in het tientallig stelsel tot 100.000, decimale getallen, de vier hoofdbewerkingen, hoofdrekenen en contextrijke toepassingen.
* Dyscalculie wordt gedefinieerd als een ernstig en hardnekkig rekenprobleem met oorzaak in kindkenmerken, zonder andere volledige verklaring.
* **Translatie:** Het omzetten van getal tussen verschillende modaliteiten (getalwoord, hoeveelheid, cijfer).
* **Getalgevoeligheid:** Het vermogen om hoeveelheden te onderscheiden en te vergelijken.
* **Prenumerische ontwikkeling:** De vroege stadia van getalbegrip bij baby's en peuters.
* **Voorbereidend rekenen:** Vaardigheden die nodig zijn voordat formeel rekenen begint.
* **Aanvankelijk rekenen:** De focus op basiskennis en procedureel begrip in de eerste leerjaren.
* **Gevorderd rekenen:** De ontwikkeling van complexere rekenkundige concepten en procedures.
* **CPA-model (Concreet-Picturaal-Abstract):** Een didactisch model dat de leerling door verschillende representatieniveaus leidt.
* **Afgeleide rekenfeiten (Rekenvordelen):** Sommen die door middel van bekende rekenfeiten efficiënter opgelost kunnen worden.
* **Neurobiologische ontwikkelingsstoornis:** Classificatie van dyscalculie vanwege vroege aanvang, brede ontwikkelingsproblemen en stabiel verloop.
* **Beschrijvende diagnose:** Dyscalculie als een categorisering gebaseerd op primaire kenmerken.
* **Kwantitatief en kwalitatief oordeel:** Bij diagnostiek wordt zowel het rekenniveau als de manier van denken geanalyseerd.
* Een vroege focus op prenumerische vaardigheden kan bijdragen aan een betere latere rekenontwikkeling.
* Het aanleren van rekenen vereist een stapsgewijze opbouw van concreet naar abstract.
* Dyscalculie is een specifieke leerstoornis die een aangepaste, handelingsgerichte aanpak vereist.
---
* De ontwikkeling van rekenvaardigheden en getalbegrip omvat diverse fasen, van protonumerische competenties bij baby's tot gevorderd rekenen en problematiek zoals dyscalculie.
* Essentieel is de translatiemogelijkheid tussen getalvormen: getalwoord, hoeveelheid en Arabisch cijfer.
### Belangrijke feiten
* Protonumerische competenties (vanaf 6 maanden) voorspellen toekomstig rekenen; 1:2 ratio (2 vs 4) en later 2:3 ratio (bij 10 maanden) zijn indicatoren van getalgevoeligheid.
* Voorbereidend rekenen omvat vaardigheden zoals tellen, maatbegrip, vergelijken, rekentaal en patronen herkennen, naast Piaget's rekenvoorwaarden.
* Aanvankelijk rekenen (1e lj) focust op inzichtelijk aanbrengen van basiskennis, rekentaal, visueel-ruimtelijke aspecten en automatiseren van rekenfeiten.
* Gevorderd rekenen (vanaf 2e lj) omvat inzicht in het tientallig stelsel, getallenkennis tot 100.000, de vier hoofdbewerkingen, hoofdrekenen, cijferen en contextrijke toepassingen.
* Dyscalculie is een ernstig en hardnekkig rekenprobleem met oorzaak in kindkenmerken, zonder andere volledige verklaring.
* De diagnose van dyscalculie is beschrijvend en handelingsgericht, met criteria zoals achterstand en hardnekkigheid.
* Comorbiditeit met taalproblemen, dyslexie, ADHD, ASS en fobieën komt frequent voor bij dyscalculie.
* **Translatie:** Omzetten van een getal tussen modaliteiten (getalwoord, hoeveelheid, Arabisch cijfer).
* **Getalgevoeligheid:** Protonumerische competenties zoals getaldiscriminatie en vergelijken van hoeveelheden.
* **Voorbereidende rekenvaardigheden:** Vaardigheden die essentieel zijn voor de ontwikkeling van getalbegrip, waaronder tellen, maatbegrip en rekentaal.
* **CSA-principe (Concreetheid – Schematisch – Abstract):** Een didactische aanpak waarbij geleidelijk van concreet materiaal naar abstracte concepten wordt gegaan.
* **Handelingsmodel (IJsdidactiek):** Een model dat de overgang van wiskundige wereldoriëntatie naar formele bewerkingen schetst.
* **Afgeleide rekenfeiten/rekenvoordelen:** Sommen die uit bekende rekenfeiten worden afgeleid, wat niet altijd helpt bij kinderen met dyscalculie.
* **Neurobiologische ontwikkelingsstoornis:** Dyscalculie valt hieronder door vroege aanvang, stabiliteit, comorbiditeit en genetische/neurobiologische aanwijzingen.
* **Handelingsgerichte diagnostiek:** Een diagnostische aanpak die aanbevelingen doet op vaardigheids-, psychologisch, fysiek en orthopedagogisch niveau.
* **Foutenanalyse:** Cruciaal voor het begrijpen van denkprocessen en het identificeren van specifieke problemen bij rekenen.
* **Redelijke aanpassingen:** Juridisch verankerde aanpassingen om gelijke kansen te garanderen, zoals extra tijd bij toetsen en het toelaten van hulpmiddelen.
* Vroege herkenning van protonumerische vaardigheden is belangrijk voor het voorspellen van rekenontwikkeling.
* Een gedifferentieerde aanpak die rekening houdt met de fasen van rekenontwikkeling is noodzakelijk.
* Het aanleren van strategisch rekenen en het stimuleren van metacognitie zijn cruciaal voor kinderen met rekenproblemen.
* De impact van dyscalculie op zelfbeeld en motivatie vereist psychosociale ondersteuning.
* Samenwerking tussen school, ouders en therapeuten is essentieel voor een effectieve begeleiding.
* Het creëren van een inclusieve leeromgeving met universeel ontwerp voor leren (UDL) is van belang.
---
* De ontwikkeling van rekenvaardigheden en getalbegrip is een complex proces dat al vroeg in de kinderjaren begint.
* Numerieke competenties zijn essentieel voor dagelijkse participatie en functioneren.
### Belangrijke concepten
* **Translatie:** Het omzetten van getalinformatie tussen verschillende representaties (getalwoord, hoeveelheid, Arabisch cijfer).
* **Prenumerieke competenties:** Vroege vaardigheden die onderscheid maken tussen hoeveelheden, zoals getaldiscriminatie.
* Baby's vanaf 6 maanden kunnen een 1:2 ratio onderscheiden (bv. 2 vs. 4 stippen).
* Vanaf 10 maanden kunnen ze een 2:3 ratio waarnemen.
* **Voorbereidende rekenvaardigheden:** Vaardigheden die nodig zijn voor getalbegrip, zoals tellen, maatbegrip, vergelijken van hoeveelheden, rekentaal en patronen herkennen.
* **Handelingsmodel (CSA/CIS/CPA):** Een didactische benadering die leert door concreet te handelen, te schematiseren en mentaal uit te voeren.
* Getaldiscriminatie op jonge leeftijd voorspelt toekomstig rekenen.
* Aanvankelijk rekenen (1e lj.) richt zich op inzichtelijk aanbrengen van basiskennis, rekentaal en visueel-ruimtelijke aspecten.
* Gevorderd rekenen (vanaf 2e lj.) omvat inzicht in het tientallig stelsel, de vier hoofdbewerkingen en contextrijke toepassingen.
* Dyscalculie is een ernstige en hardnekkige rekenproblematiek die gerelateerd is aan kindkenmerken, zonder andere volledige verklaringen.
* De ontwikkeling van tellen omvat zowel procedurele (telrij kennen) als conceptuele (principes van tellen) kennis.
* Principes van tellen: stabiele volgorde, 1-1 correspondentie, kardinaliteit, irrelevante volgorde, abstractie.
* Splitsen van getallen is cruciaal voor optellen en aftrekken, met name bij brugoefeningen.
* Afgeleide rekenfeiten (rekenvoordelen) kunnen helpen bij het oplossen van sommen.
* Breuken en procenten worden vanaf het 4e tot 6e leerjaar aangeboden, met nadruk op inzicht en representaties.
* Metend rekenen en meetkunde vereisen inzicht in eenheden, omzettingen en ruimtelijke concepten.
* Geldbegrip omvat het verkennen van munten en biljetten, inwisselen en omgaan met de komma.
* Vroege identificatie en ondersteuning van prenumerieke vaardigheden is belangrijk voor toekomstig rekenonderwijs.
* Een didactische aanpak die vertrekt van concreet handelen en naar abstractie evolueert (CSA-principe) is effectief.
* Het aanleren van strategieën en het bevorderen van metacognitie zijn cruciaal voor zowel rekenvaardigheden als begrijpend lezen.
* Gepersonaliseerde ondersteuning, rekening houdend met de individuele leerbehoeften en mogelijke comorbiditeiten, is essentieel.
* Het belang van foutloze leermethoden en het vermijden van te veel "trucjes" die het werkgeheugen belasten.
* Het bevorderen van een positief zelfbeeld, autonome motivatie en metacognitieve vaardigheden is van groot belang voor de leerling.
---
* Ontwikkeling van rekenvaardigheden en getalbegrip is een complex proces dat zich ontvouwt vanaf de vroege kinderjaren, beïnvloed door zowel aangeboren factoren als omgevingsfactoren.
* Prenumerische competenties, zoals getaldiscriminatie (onderscheid maken tussen hoeveelheden), zijn vroege indicatoren van toekomstig rekenvermogen.
* Tellen omvat zowel procedurele kennis (het correct opzeggen van de telrij) als conceptuele kennis (begrip van de principes van tellen).
* De ontwikkeling van getalbegrip verloopt via verschillende fasen, van concreet handelen naar abstract denken (CSA-principe).
* Afgeleide rekenfeiten, of rekenvoordelen, zijn methoden om sommen op te lossen door te steunen op reeds bekende rekenfeiten.
* Dyscalculie is een ernstige en hardnekkige rekenprobleem dat niet volledig verklaard kan worden door andere oorzaken en wordt beschouwd als een neurobiologische ontwikkelingsstoornis.
* Comorbiditeit met andere leer- en gedragsproblemen, zoals dyslexie, ADHD en ASS, komt frequent voor bij dyscalculie.
* **Translatie:** Het omzetten van getalinformatie tussen verschillende modaliteiten: getalwoord, hoeveelheid, en Arabisch cijfer.
* **Prenumerische ontwikkeling:** De vroege, proto-numerieke vaardigheden die een basis vormen voor getalbegrip, zoals het onderscheiden van hoeveelheden en het vergelijken van grotere en kleinere hoeveelheden.
* **Voorbereidend rekenen:** Vaardigheden die essentieel zijn voor rekenen, zoals tellen, maatbegrip, het vergelijken van hoeveelheden, rekentaal, patronen herkennen en translatie.
* **Aanvankelijk rekenen:** De fase waarin basiskennis, regels en rekentaal worden aangebracht, met de nadruk op inzicht en het visueel-ruimtelijke aspect.
* **Gevorderd rekenen:** Vanaf het tweede leerjaar, met inzicht in het tientallig stelsel, de vier hoofdbewerkingen en contextrijke toepassingen.
* **Dyscalculie (DC):** Een beschrijvende diagnose die ernstige rekenproblemen indiceert, waarbij de oorzaak primair in de kindkenmerken ligt.
* **Handelingsgerichte diagnostiek:** Een aanpak die aanbevelingen doet op vier niveaus: vaardigheidsniveau, psychologisch niveau, fysiek niveau en orthopedagogisch niveau.
* **Foutenanalyse:** Het classificeren van rekenfouten om de onderliggende oorzaak van het probleem te achterhalen, met verschillende categorieën zoals nulfouten, lokalisatiefouten en basisfouten.
* **Strategie-instructie:** Het expliciet aanleren van cognitieve en metacognitieve leesstrategieën ter ondersteuning van leesbegrip.
* Vroegtijdige detectie en ondersteuning van prenumerische vaardigheden zijn cruciaal voor de verdere rekenontwikkeling.
* Een grondige analyse van rekenfouten is essentieel om de juiste begeleiding te kunnen bieden.
* Interdisciplinaire samenwerking is van groot belang voor een integrale aanpak van rekenproblemen.
* Het aanleren van strategieën voor begrijpend lezen is essentieel voor schoolsucces, ook bij kinderen met dyscalculie.
* Het recht op redelijke aanpassingen, zoals extra tijd en hulpmiddelen, is wettelijk verankerd om participatie en gelijke kansen te waarborgen.
- > **Tip:** De ontwikkeling van getalbegrip is een continu proces dat start met concrete ervaringen en geleidelijk evolueert naar abstractere concepten
- > **Tip:** Maatwerk is cruciaal; de aanpak moet worden afgestemd op de specifieke behoeften en het profiel van het kind
---
### Kernideeën
* Translatie is het omzetten van een getal van de ene modaliteit (getalwoord, hoeveelheid, cijfer) naar de andere.
* Protonumerische competenties, zoals getaldiscriminatie, zijn voorspellend voor toekomstig rekenen.
* De ontwikkeling van rekenvaardigheden kent verschillende fasen, van prenumerisch tot gevorderd rekenen.
* Effectieve rekenondersteuning vereist een grondige diagnostiek en een handelingsgerichte aanpak, met aandacht voor zowel cognitieve als psychosociale factoren.
* Vanaf 6 maanden kunnen baby's onderscheid maken tussen hoeveelheden met een 1:2 ratio.
* Vanaf 10 maanden kunnen baby's kleinere verschillen waarnemen met een 2:3 ratio.
* Ontluikende gecijferdheid vertoont meer verschillen tussen kinderen dan ontluikende geletterdheid.
* Het C-SA-principe (Concreet-Schematisch-Abstract) is een belangrijk didactisch model voor rekenonderwijs.
* 'Afgeleide rekenfeiten' of 'rekenvoordelen' helpen bij het oplossen van sommen door bekende feiten te gebruiken.
* Dyscalculie wordt beschouwd als een neurobiologische ontwikkelingsstoornis.
* Comorbiditeiten bij dyscalculie omvatten taalproblemen, dyslexie, ADHD en ASS.
* Handelingsgerichte diagnostiek omvat analyses op vaardigheids-, psychologisch, fysiek en orthopedagogisch niveau.
* Tests voor diagnostiek moeten genormeerd, valide, betrouwbaar en recent zijn.
* Foutenanalyse helpt bij het identificeren van specifieke rekenproblemen.
* **Getalbegrip:** Omvat de kardinale, ordinale, meet-, reken-, coderings- en relationele aspecten van getallen.
* **Translatie:** Het vermogen om getalinformatie tussen verschillende representaties (getalwoorden, hoeveelheden, cijfers) om te zetten.
* **Prenumerische competenties:** Vroege vaardigheden zoals getaldiscriminatie en het vergelijken van hoeveelheden.
* **Voorbereidende rekenvaardigheden:** Vaardigheden zoals tellen, maatbegrip, vergelijken van hoeveelheden en patronen herkennen.
* **Handelingsmodel/IJsbergdidactiek:** Een model dat de opbouw van wiskundige concepten van concreet naar abstract beschrijft.
* **Dyscalculie:** Een ernstige en hardnekkige rekenstoornis met oorzaak in de kindkenmerken, zonder andere volledige verklaringen.
* **Handelingsgerichte diagnostiek:** Een aanpak die gericht is op het formuleren van adviezen voor begeleiding en behandeling.
* **Foutenanalyse:** Het systematisch classificeren van rekenfouten om de aard van het probleem te achterhalen.
* **Metacognitie:** Het vermogen om het eigen denken en leerproces te monitoren en te sturen, essentieel voor zelfregulerend leren.
* **Psycho-educatie:** Het vergroten van inzicht in de stoornis, het ontwikkelen van copingstrategieën en het versterken van het zelfvertrouwen.
* **Universal Design for Learning (UDL):** Een didactische benadering die streeft naar inclusief onderwijs door flexibiliteit en variatie centraal te stellen.
### Tip
### Voorbeeld
---
# Strategieën en interventies bij rekenproblemen
### Kernidee
* Focus op de ontwikkeling van rekenvaardigheden en specifieke interventies voor rekenproblemen.
* Onderscheid tussen normale ontwikkeling, leerstoornissen en leeruitdagingen.
* Belang van vroege detectie en een handelingsgerichte aanpak.
### Sleutelconcepten
* **Translatie:** Het omzetten van getalrepresentaties tussen verschillende modaliteiten (getalwoord, hoeveelheid, Arabisch cijfer).
* **Prenumerieke ontwikkeling:** Baby's' vermogen om hoeveelheden te onderscheiden (getaldiscriminatie, 1:2 ratio vanaf 6 maanden, 2:3 ratio vanaf 10 maanden).
* **Voorbereidend rekenen:** Vaardigheden die leiden tot getalbegrip, waaronder tellen, maatbegrip, vergelijken van hoeveelheden, rekentaal en patronen herkennen.
* **Aanvankelijk rekenen (1e lj):** Inzichtelijk aanbrengen van basiskennis, ondersteunen van rekentaal, visueel-ruimtelijke aspecten en automatiseren van rekenfeiten.
* **Handelingsmodel (CSA/CPA):** Concreet-Schematisch-Abstract principe voor het aanleren van wiskundige concepten.
* **IJsbergdidactiek:** Van wiskundige wereldoriëntatie naar formele bewerkingen.
* **Afgeleide rekenfeiten/rekenvoordelen:** Sommen die efficiënt afgeleid kunnen worden uit gekende rekenfeiten.
* **Dyscalculie (DC):** Ernstige, hardnekkige rekenproblemen met oorzaak in kindkenmerken, zonder volledige verklaring elders.
* **Neurobiologische ontwikkelingsstoornis:** DC voldoet aan criteria zoals vroege start, stabiel verloop en blijvende tekorten.
* **Beschrijvende diagnose:** DC wordt omschreven aan de hand van primaire kenmerken, niet door een oorzaak.
* **Comorbiditeit:** Vaak samengaand met taalproblemen, dyslexie, ADHD, ASS, fobieën, angststoornissen, ODD en CD.
* **Heterogeniteit:** Rekenenproblemen manifesteren zich op diverse manieren bij verschillende individuen.
* **Handelingsgerichte diagnostiek:** Aanbevelingen op vaardigheids-, psychologisch, fysiek en orthopedagogisch niveau.
* **Foutenanalyse:** Classificeren van rekenfouten om de aanpak te bepalen (bv. nulfout, doortellen, basisfout, substitutiefout, lokalisatiefout).
* **Screeners:** Taakspecifieke risicosignalen detecteren voor dyscalculie.
* **Consolidatie en Transfer:** Het inzetten van geleerde vaardigheden in nieuwe contexten en dagelijkse situaties.
### Sleutelfeiten
* Prenumerieke getalgevoeligheid voorspelt toekomstig rekenen.
* Kinderen met DC hebben vaak moeite met subitiseren (snel overzien van kleine hoeveelheden).
* De ernst van rekenproblemen kan variëren, met een grotere variatie in ontluikende gecijferdheid dan in ontluikende geletterdheid.
* Dyscalculie is een beschrijvende diagnose die leidt tot handelingsgerichte adviezen.
* Vroegtijdige interventie en gerichte ondersteuning zijn cruciaal.
* Het belang van een brede basiszorg en verhoogde zorg binnen het onderwijs.
### Implicaties
---
* Kernidee is het aanreiken van een breed scala aan interventies en strategieën om rekenproblemen aan te pakken, rekening houdend met de heterogeniteit van de problematiek en de individuele leerbehoeften.
### Belangrijke feiten
* Interventies moeten evidence-based zijn en passen binnen een handelingsgericht kader.
* Het zorgcontinuüm omvat brede basiszorg, verhoogde zorg, uitbreiding van zorg via het CLB, en individueel aangepast curriculum.
* Handelingsgericht werken vertrekt vanuit 7 uitgangspunten, waaronder doelgericht werken, transactionele benadering, en het centraal stellen van onderwijs- en opvoedingsbehoeften.
* Zowel procedurele als conceptuele rekenkennis zijn cruciaal voor de verdere rekenontwikkeling.
* Maatwerk en individuele aanpak zijn essentieel, rekening houdend met sterke en zwakke punten van het kind.
* Het belang van de omgeving (ouders, leerkrachten) voor de aanpak wordt benadrukt.
### Kernconcepten
* **Evidence-based handelen:** Gebruik maken van interventies die wetenschappelijk onderbouwd zijn voor hun effectiviteit.
* **Handelingsgerichte diagnostiek:** Een breed beeld vormen van de uitdagingen en ondersteuningsbehoeften, niet enkel focussen op de stoornis.
* **Zorgcontinuüm:** Een gelaagd systeem van ondersteuning dat varieert in intensiteit en setting.
* **CSA-principe (Concreet - Schematisch - Abstract):** Een didactisch model dat het leerproces opbouwt van tastbare materialen naar abstracte concepten.
* **Interne en externe factoren:** Factoren die rekenproblemen kunnen beïnvloeden, zoals kindkenmerken en omgevingsfactoren.
* **Transfer:** Het toepassen van geleerde vaardigheden in nieuwe situaties en contexten.
* **Foutloze leerprincipes:** Streven naar correcte uitvoering om positieve neurale verbindingen te versterken.
* **Metacognitie:** Het denkproces over het eigen denken, inclusief plannen, monitoren en evalueren.
* Individuele aanpak is noodzakelijk, rekening houdend met de specifieke leerstijl en moeilijkheden van het kind.
* Samenwerking tussen verschillende professionals (therapeuten, leerkrachten, ouders) is cruciaal voor een effectieve aanpak.
* Het bevorderen van een constructief zelfbeeld en autonome motivatie is even belangrijk als het aanpakken van rekenvaardigheden.
* Ondersteuning moet niet enkel gericht zijn op het compenseren van tekorten, maar ook op het wegwerken van drempels en het zorgen voor gelijke kansen.
* Tijdige interventie, met name in de prenumerieke fase, kan de ontwikkeling van rekenvaardigheden positief beïnvloeden.
* De nadruk ligt op het ontwikkelen van inzicht en strategieën in plaats van op pure automatisering of trucs.
### Tips
- > **Tip:** Het is cruciaal om bij interventies het CSA-principe (Concreet, Schematisch, Abstract) toe te passen om een dieper begrip van wiskundige concepten te bevorderen
- > **Tip:** Werk met kleine, behapbare stappen en bied veel herhaling en positieve feedback om het zelfvertrouwen van het kind te vergroten
- > **Tip:** Houd rekening met de beperkte capaciteit van het werkgeheugen bij kinderen met dyscalculie en vermijd het gebruik van te veel mentale belasting door trucs of complexe instructies
- > **Tip:** Betrek het kind actief bij het leerproces door hen inspraak te geven in de keuze van hulpmiddelen en aanpak, wat de motivatie en autonomie bevordert
---
* Interventies bij rekenproblemen (dyscalculie) beogen een gestructureerde en individueel aangepaste aanpak.
* De aanpak is evidence-based en focust op zowel de rekenvaardigheden als psychosociale factoren.
* Er wordt gestreefd naar het verlagen van drempels en het bevorderen van participatie en gelijke kansen.
### Kernfeiten
* Onderwijsleerplannen benadrukken het belang van zowel procedurele als conceptuele rekenkennis.
* De ontwikkeling van rekenvaardigheden is leeftijdgebonden en kent verschillende fasen.
* Dyscalculie wordt beschouwd als een neurobiologische ontwikkelingsstoornis.
* Comorbiditeit met taalproblemen, dyslexie en ADHD komt frequent voor.
* Diagnostiek is cruciaal voor het bepalen van een handelingsgericht advies.
* De aanpak moet rekening houden met de heterogeniteit van rekenproblemen.
### Belangrijke concepten
* **CSA-principe (Concreet – Schematisch – Abstract):** Materiële handelingen, schematische representaties en mentale operaties.
* **Handelingsmodel/IJsbergdidactiek:** Van concrete ervaring naar formele bewerking, met een ondersteunende basis.
* **Afgeleide rekenfeiten (rekenvoordelen):** Gebruikmaken van reeds gekende sommen om nieuwe sommen op te lossen.
* **Foutenanalyse:** Systematisch analyseren van rekenfouten om de oorzaak te achterhalen.
* **Metacognitie:** Het bewustzijn en de controle over eigen denkprocessen tijdens het rekenen.
* **Universal Design for Learning (UDL):** Ontwerpen van didactische maatregelen die voor alle leerlingen voordelig zijn.
* **Redicodi-maatregelen:** Stimuleren, remediëren, differentiëren, compenseren en dispenseren.
### Implicaties voor de aanpak
* **Pre numerieke ondersteuning:** Vroege stimulatie van getalgevoeligheid (bv. hoeveelheden vergelijken).
* **Numerieke ondersteuning:** Gestructureerd aanbrengen van getallenkennis, procedures en algoritmen.
* **Hulpmiddelen:** Zorgvuldig selecteren en aanleren van compenserende hulpmiddelen.
* **Psycho-educatie:** Kennis over dyscalculie vergroten bij kind, ouders en leerkrachten.
* **Sociale en emotionele ondersteuning:** Inzetten op een positief zelfbeeld, motivatie en omgaan met faalangst.
* **Samenwerking:** Nauwe samenwerking met school, ouders en andere betrokken professionals.
* **Gestructureerde instructie:** Directe instructie, modelleren en het bieden van veel expliciete feedback.
* **Foutloos leren:** Streven naar het minimaliseren van fouten om sterke hersenverbindingen te bevorderen.
---
* Strategieën en interventies bij rekenproblemen richten zich op het aanpakken van zowel de kwantitatieve als kwalitatieve aspecten van rekenmoeilijkheden.
* Een brede, handelingsgerichte diagnostiek is essentieel om de specifieke behoeften van het kind te identificeren.
* De aanpak is multidisciplinair en streeft naar het verlagen van drempels en het bevorderen van participatie voor alle kinderen.
* **Pre-numerieke ondersteuning**: Vroege interventie is cruciaal, met focus op getalgevoeligheid (vergelijken van hoeveelheden) en voorbereidende rekenvaardigheden.
* **Numerieke ondersteuning**: Gerichte aanpak van rekenvaardigheden, beginnend bij basiskennis en procedures, met systematische opbouw.
* **Aanpak rekenalgoritmes en procedures**: Vingertellen mag als tijdelijk hulpmiddel, splitsen en automatiseren van rekensommen zijn belangrijk.
* **Aanpak breuken en procenten**: Starten met inzicht via concrete materialen, geleidelijk naar abstractie, en het koppelen aan bekende breuken.
* **Aanpak metend rekenen en meetkunde**: Beginnen met natuurlijke maten, koppelen aan standaardmaten, en dit visueel maken.
* **Aanpak kloklezen en tijdsduur**: Focus op de draairichting van wijzers, verschil tussen uur en halfuur, en betekenisvolle referentiepunten.
* **Aanpak omgaan met geld**: Verkennen van biljetten en munten, functie van de komma, en het teruggeven van wisselgeld.
* **Psycho-educatie**: Belangrijk voor het kind, ouders en leerkrachten om inzicht te geven in dyscalculie en de aanpak.
* **Redelijke aanpassingen**: Wettelijk verankerd recht op aanpassingen om gelijke kansen te garanderen.
* **CSA/CIS/CPA-principe**: Concreet, Schematisch, Abstract / Concreet, Iconisch, Symbolisch / Concrete handeling, Picturaal, Abstract. Dit principe begeleidt de overgang van tastbare objecten naar mentale voorstellingen.
* **Handelingsmodel/IJsbergdidactiek**: Starten met de wiskundige wereldoriëntatie, via structuurmodellen en schematische denkmodellen naar formele bewerkingen.
* **Afgeleide rekenfeiten/rekenvoordelen**: Sommen die efficiënt kunnen worden opgelost door gebruik te maken van reeds gekende rekensommen.
* **Foutenanalyse**: Essentieel om de aard van de rekenfouten te begrijpen en de interventie daarop af te stemmen.
* **SNARC-effect**: Het Spatial Numerical Association of Response effect, waarbij getallen ruimtelijk geassocieerd worden.
* **Zone van naaste ontwikkeling (ZNO)**: Het niveau waarop een kind een taak kan uitvoeren met hulp van een meer bekwame ander.
* **Universal Design for Learning (UDL)**: Ontwerpen van onderwijs dat toegankelijk is voor alle leerlingen, ongeacht hun behoeften.
* **Communicatie met diverse partijen**: Essentieel om de aanpak af te stemmen met kind, ouders, leerkrachten en andere betrokkenen.
* **Vroegtijdige interventie**: Hoe vroeger problemen worden gesignaleerd en aangepakt, hoe groter de kans op succes.
* **Individualisatie**: Elke aanpak moet aangepast zijn aan de specifieke behoeften, sterktes en zwaktes van het kind.
* **Samenwerking**: Een nauwe samenwerking tussen school, ouders en eventuele externe hulpverleners is cruciaal voor een effectieve aanpak.
* **Focus op begrip en strategieën**: De nadruk ligt niet enkel op het automatiseren van feiten, maar vooral op het ontwikkelen van rekeninzicht en strategieën.
* **Rol van metacognitie**: Het kind moet leren nadenken over zijn eigen leerproces en strategieën kunnen toepassen.
### Veelvoorkomende valkuilen
---
* Interventies voor rekenproblemen richten zich op het verbeteren van zowel procedurele als conceptuele rekenvaardigheden.
* Effectieve aanpakken zijn handelingsgericht en stemmen de interventie af op de individuele behoeften van het kind, rekening houdend met zowel de leerling als de omgeving.
* Vroege detectie en interventie bij prenumerische vaardigheden, zoals getal discriminatie en vergelijken van hoeveelheden, voorspellen toekomstig rekenen.
* Translatie (omzetten van getal tussen modaliteiten zoals getalwoord, hoeveelheid, Arabisch cijfer) is een cruciale vaardigheid.
* De CSA-methode (Concreet, Schematisch, Abstract) en het handelingsmodel (ijsbergdidactiek) bieden een gestructureerde aanpak voor het leren van rekenconcepten.
* Afgeleide rekenfeiten (rekenvoordelen) kunnen kinderen helpen bij het automatiseren, maar zijn niet altijd intuïtief voor kinderen met dyscalculie.
* Dyscalculie is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis die gekenmerkt wordt door ernstige en hardnekkige rekenproblemen zonder andere duidelijke verklaringen.
* **Prenumerische ontwikkeling:** Baby's onderscheiden hoeveelheden (getaldiscriminatie); de 1:2 ratio wordt vanaf 6 maanden waargenomen, 2:3 ratio vanaf 10 maanden.
* **Voorbereidende rekenvaardigheden:** Tellen, maatbegrip, vergelijken van hoeveelheden, rekentaal, patronen herkennen, translatie.
* **Aanvankelijk rekenen (1e lj):** Inzichtelijk aanbrengen van basiskennis, ondersteunen van rekentaal, visueel-ruimtelijke aspecten, automatiseren van rekenfeiten.
* **Gevorderd rekenen (vanaf 2e lj):** Inzicht in het tientallig stelsel, getalnotatie, de vier hoofdbewerkingen, hoofdrekenen, rekenen met breuken en procenten, contextrijke toepassingen.
* **Foutenanalyse:** Classificeren van fouten (bv. nulfout, lokalisatiefout, basisfout, instellingsfout, S-taak, G-fout) is essentieel voor gerichte interventie.
* **Metacognitie:** Het bewustzijn en de controle over eigen denkprocessen; bij rekenproblemen kan dit deficiënt zijn (bv. planning, evaluatie).
* Een handelingsgerichte diagnostiek is cruciaal om een breed beeld te vormen en passende interventies te ontwikkelen.
* Ondersteuning dient plaats te vinden binnen een zorgcontinuüm, met nauwe samenwerking tussen ouders, school en hulpverleners.
* Psycho-educatie, het bevorderen van autonome motivatie en het versterken van een constructief zelfbeeld zijn belangrijke componenten van de psychosociale ondersteuning.
* Het verlagen van drempels en zorgen voor optimale participatie, conform het principe van Universal Design for Learning (UDL), is essentieel voor gelijke kansen.
* Interventies voor rekenproblemen dienen evidence-based te zijn en systematisch te worden geëvalueerd op zowel product als proces.
- > **Tip:** Het principe van 'foutloos leren' is belangrijk
- Dit betekent dat men zoveel mogelijk wil voorkomen dat kinderen fouten maken, om zo sterke, correcte verbindingen in het brein te leggen
- > **Tip:** Hulpmiddelen (zoals tafelkaarten, rekenmachines) moeten passen bij de cliënt en samen met de cliënt worden ingezet
- Het 'onthoudboekje' kan leerlingen helpen om niet-geautomatiseerde kennis op te zoeken
- > **Tip:** Bij het aanleren van nieuwe concepten is het cruciaal om te starten met concrete materialen, vervolgens over te gaan naar schematische representaties en uiteindelijk naar abstracte begrippen (CSA-principe)
- > **Tip:** Het inzetten op "transfers" (toepassen van geleerde stof in nieuwe contexten) is essentieel voor het integreren van rekenvaardigheden in dagelijkse situaties
- > **Tip:** Directe instructie, waarbij de therapeut voordoet, samen met het kind oefent en vervolgens het kind zelfstandig laat werken, is een effectieve aanpak
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Translatie | Het omzetten van een getal van de ene modaliteit naar de andere, zoals van een getalwoord naar een hoeveelheid of een Arabisch cijfer. |
| Getalgevoeligheid | Het vermogen om onderscheid te maken tussen verschillende hoeveelheden, zelfs bij zeer jonge kinderen, wat een belangrijke basis vormt voor verdere rekenontwikkeling. |
| Protonumerische competenties | De aangeboren vaardigheden van baby's om onderscheid te maken tussen hoeveelheden, zoals getaldiscriminatie, waarbij ze al vanaf zes maanden een 1:2 ratio kunnen waarnemen. |
| Ordinale relaties | Het begrijpen van de volgorde of rangschikking van hoeveelheden, bijvoorbeeld weten dat vier meer is dan twee. |
| Voorbereidende rekenvaardigheden | Vaardigheden die nodig zijn om tot een goed getalbegrip te komen, zoals tellen, maatbegrip, het vergelijken van hoeveelheden en het begrijpen van rekentaal. |
| Aanvankelijk rekenen | Het proces van het inzichtelijk aanbrengen van basiskennis en regels in het eerste leerjaar, waarbij de nadruk ligt op rekentaal, visueel-ruimtelijke aspecten en het automatiseren van rekenfeiten. |
| Inzicht | Het leren rekenen door eerst de concepten te ervaren, te verwoorden, te schematiseren en mentaal uit te voeren, wat de basis vormt voor dieper begrip. |
| Concreteness Fading (CSA-principe of CPA-model) | Een didactische aanpak waarbij de concreetheid van het materiaal geleidelijk wordt afgebouwd naarmate het begrip van de leerling toeneemt. |
| IJsbergdidactiek | Een model dat de verschillende fasen van wiskundeonderwijs weergeeft, van de brede basis van wiskundige wereldoriëntatie tot de top van formele bewerkingen. |
| Basiskennis | De fundamentele kennis die nodig is voor rekenen, zoals het lezen en schrijven van getallen, het koppelen aan waarde, en kennis van operatiesymbolen. |
| Procedures | De methoden en stappen die worden gevolgd om rekenopgaven op te lossen, zoals tellen, splitsen, optellen en aftrekken. |
| Tellen en splitsen | Essentiële procedures in het rekenonderwijs; tellen is zowel procedurele als conceptuele kennis, en splitsen van getallen tot tien is cruciaal voor brugoefeningen. |
| Getalbegrip | Het fundamentele begrip van getallen, hun betekenis, relaties en toepassingen, wat essentieel is voor het ontwikkelen van rekenvaardigheden. |
| Prenumerische ontwikkeling | De vroege fase van rekenontwikkeling die zich richt op protonumerische competenties, zoals het vermogen om hoeveelheden te onderscheiden en ordinale relaties te leggen, nog voordat formeel getalbegrip aanwezig is. |
| Getaldiscriminatie | Het vermogen om onderscheid te maken tussen verschillende hoeveelheden, zelfs zonder expliciet te tellen. |
| Voorbereidend rekenen | Vaardigheden die voorafgaan aan formeel rekenen en die essentieel zijn voor het ontwikkelen van een solide getalbegrip, zoals tellen, maatbegrip en het herkennen van patronen. |
| Voorwaarden voor rekenen | Concepten en vaardigheden die volgens bepaalde theorieën (zoals die van Piaget) noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van rekenbegrip, zoals conservatie en classificatie. |
| Inzichtelijk aanbrengen | Het aanleren van wiskundige concepten op een manier die begrip bevordert, in plaats van enkel procedures uit het hoofd te leren. |
| CSA-principe (Concreetheid, Schematisch, Abstract) | Een didactisch principe waarbij de leerstof geleidelijk minder concreet wordt gemaakt, van handelen met echte objecten naar schematische voorstellingen en uiteindelijk abstracte concepten. |
| Basiskennis (rekenen) | De fundamentele kennis die nodig is voor rekenen, waaronder het lezen en schrijven van getallen, het koppelen aan de waarde van getallen (plaats- en tiental-eenheidsstructuur) en kennis van operatiesymbolen. |
| Procedures (rekenen) | De stappen en methoden die worden gebruikt om rekenkundige taken uit te voeren, zoals tellen, splitsen, optellen en aftrekken. |
| Splitsen van getallen | Het opdelen van een getal in kleinere delen, wat een belangrijke vaardigheid is voor het begrijpen van getalstructuren en het uitvoeren van optellingen en aftrekkingen. |
| Prenumerieke ontwikkeling | De fase van rekenontwikkeling die voorafgaat aan formeel rekenen, gericht op protonumerieke competenties zoals getalgevoeligheid, het vergelijken van grote en kleine hoeveelheden, en ordinale relaties. |
| CSA-principe (Concreetheid-Schematisch-Abstract) | Een didactisch principe waarbij leerstof steeds minder concreet wordt aangeboden, beginnend met tastbaar materiaal, vervolgens via schematische voorstellingen, en eindigend met abstracte symbolen. |
| Basiskennis (L-, K-, S-taken) | Fundamentele wiskundige kennis, waaronder het lezen en schrijven van getallen (L-taak), kennis van de waarde van getallen en plaatswaarde (K-taak), en kennis van operatiesymbolen (+, -, =, <, >) (S-taak). |
| Afgeleide rekenfeiten (rekenvoordelen) | Sommen die efficiënt opgelost kunnen worden door gebruik te maken van reeds bekende rekenfeiten, wat helpt bij het vergroten van de rekenvaardigheid. |
| Prenumerische competenties | Vaardigheden die aanwezig zijn bij baby's en jonge kinderen, zoals het vermogen om onderscheid te maken tussen verschillende hoeveelheden (getaldiscriminatie). |
| Concreteness Fading (CSA-principe) | Een didactische aanpak waarbij de mate van concreetheid geleidelijk wordt afgebouwd, van tastbaar materiaal naar abstracte representaties. |
| Handelingsmodel | Een model dat de verschillende stappen in het leerproces van rekenen beschrijft, vaak beginnend bij concrete handelingen. |
| Term | Definitie |
| Basiskennis rekenen | Fundamentele kennis die nodig is om te kunnen rekenen, zoals het lezen en schrijven van getallen, kennis van plaatswaarde en kennis van operatiesymbolen. |
| Procedures rekenen | De methoden en stappen die worden gebruikt om rekenkundige bewerkingen uit te voeren, zoals tellen, splitsen, optellen en aftrekken. |
| Gevorderd rekenen | De fase in de rekenontwikkeling vanaf het tweede leerjaar, gericht op inzicht in het tientallige talstelsel, getalnotatie tot grote getallen en de vier hoofdbewerkingen. |
| Begrijpend lezen (BL) | Een actief en strategisch denkproces waarbij de lezer een persoonlijke verwerking en synthese van de tekst maakt, vergelijkbaar met het creëren van een mentaal model, zoals een film. Het omvat het toepassen van verschillende leesstrategieën om de tekst te begrijpen. |
| Cognitieve leesstrategieën | Mentale hulpmiddelen die lezers gebruiken om hun begrip van een tekst te ondersteunen. Voorbeelden zijn het stellen van vragen over de tekstinhoud, het visualiseren van de tekst via tekeningen of schema's, het verbinden met voorkennis, het samenvatten van de tekst en het herkennen van de tekststructuur met behulp van verbindings- of signaalwoorden. |
| Metacognitieve leesstrategieën | Strategieën die gericht zijn op het bewaken en sturen van het eigen leesproces. Dit omvat tekstoriëntatie (het activeren van voorkennis en het stellen van leesdoelen), het bewaken van het begrip en het toepassen van herstelstrategieën op woord- en tekstniveau wanneer er onduidelijkheden ontstaan. |
| Tekstkenmerken | Aspecten van een tekst die invloed hebben op hoe deze verwerkt wordt. Dit omvat de tekstsoort (bv. gedicht, verhaal, informatieve tekst), de tekstorganisatie (uiterlijke kenmerken zoals titels, afbeeldingen, en signaalwoorden) en de tekststructuur (de inhoudelijke ordening van gedachten door de schrijver). |
| Tekstorganisatie | De uiterlijke kenmerken van een tekst die visueel waarneembaar zijn voordat men begint met lezen. Dit omvat elementen zoals titels, subtitels, tekeningen, grafieken, foto's en signaalwoorden. Deze kenmerken helpen bij het reproduceren van een verhaal en het achteraf vertellen van informatie. |
| Tekststructuur | De manier waarop een schrijver zijn gedachten inhoudelijk ordent. Een goed gestructureerde tekst is inhoudelijk samenhangend, wat het begrip ervan vergemakkelijkt. Dit aspect is niet visueel zichtbaar. |
| Interactie bij begrijpend lezen | Het proces van instructies en feedback op maat geven, zowel tussen de begeleider en het kind als tussen kinderen onderling, voor, tijdens en na het lezen. Dit is essentieel voor het aanleren van leesstrategieën en het bevorderen van begrip. |
| Leesmotivatie | De drijfveer om te lezen, die wordt bevorderd door aan te sluiten bij de interesses van het kind, betekenisvolle taken aan te bieden (waarbij duidelijk is waarom men leest) en inspraak en keuze te geven. |
| Transfer bij begrijpend lezen | Het toepassen van aangeleerde leesvaardigheden en strategieën in andere contexten, zoals thuis (ouderbegeleiding), in de bibliotheek, of bij andere tekstsoorten dan die specifiek geoefend zijn. |
| Strategie-instructie | Het expliciet aanleren en inoefenen van cognitieve en metacognitieve leesstrategieën. Dit gebeurt bij voorkeur via een direct instructiemodel, waarbij de strategieën gemodelleerd en hardop voorgedaan worden, gevolgd door interactie en feedback op maat. |
| Functionaliteit bij begrijpend lezen | Het werken met betekenisvolle taken waarbij het duidelijk is waarom de tekst gelezen wordt. Dit kan leiden tot het oplossen van problemen door aanwijzingen te volgen, een stappenplan uit te voeren, of informatie te reconstrueren, wat zeer motiverend werkt. |
| Hardnekkigheidscriterium | Een van de criteria voor het diagnosticeren van dyscalculie, waarbij de rekenproblemen langdurig aanwezig moeten zijn en niet van voorbijgaande aard mogen zijn. |
| Basiskennis (L-taak, K-taak, S-taak) | De fundamentele kennis die nodig is voor rekenen, waaronder het lezen en schrijven van getallen (L-taak), het koppelen aan de waarde van getallen en plaatswaarde (K-taak), en kennis van operatiesymbolen (S-taak). |
| Procedures (P-taak) | De stappen en methoden die worden gebruikt om rekenkundige bewerkingen uit te voeren, zoals tellen, splitsen, optellen en aftrekken. |