Cover
Aloita nyt ilmaiseksi SPP 2025_2026 les 18 rekenen en dyscalculie_studentenversie.pptx
Summary
# Ontwikkeling van getalbegrip en rekenvaardigheden
Dit onderwerp behandelt de fasen in de ontwikkeling van rekenvaardigheden, beginnend bij voorbereidende vaardigheden zoals tellen en getalbegrip, en de rol van cognitieve en taalontwikkeling hierin.
### 1.1 Fasen in het rekenproces
Het rekenproces kent drie hoofdfasen:
* **Voorbereidende of ontluikende gecijferdheid:** Dit omvat de vaardigheden die nodig zijn voordat formeel tellen en rekenen begint, vaak ontwikkeld in de kleuterklas.
* **Aanvankelijk rekenen:** De fase waarin kinderen beginnen met formeel tellen en basale rekenprocedures leren.
* **Gevorderd rekenen:** De fase waarin complexere wiskundige concepten en procedures worden toegepast.
### 1.2 De rol van voorbereidende vaardigheden
De voorbereidende rekenvaardigheden, die vanaf ongeveer vier jaar tot ontwikkeling komen, zijn cruciaal voor het verwerven van getalbegrip. Deze vaardigheden worden gezien als voorwaarden voor het latere rekenen.
#### 1.2.1 Basisvoorwaarden voor rekenvaardigheden
Algemene cognitieve vaardigheden spelen een belangrijke rol bij het leren rekenen. Deze omvatten:
* **Algemene cognitieve vaardigheden:**
* Ruimtelijke oriëntatie
* Oog-hand coördinatie
* Visuele waarneming
* Links-rechts onderscheid
* **Taalontwikkeling:** Taalvaardigheid en getalbegrip zijn sterk met elkaar verbonden. Problemen op het ene gebied vergroten de kans op problemen op het andere.
* **Aandacht:** Nodig voor het verwerken van instructies en informatie.
* **Geheugen:** Essentieel voor het onthouden van telrijen, feiten en procedures.
#### 1.2.2 Aanleg rekenen: Subitizing
Subitizing is de sensitiviteit voor hoeveelheden en de snelle, exacte herkenning van kleine hoeveelheden (meestal kleiner dan vier) zonder te hoeven tellen. Dit lijkt een aangeboren vaardigheid te zijn, die ook bij dieren in beperkte mate aanwezig is. Bij grotere hoeveelheden wordt subitizing overgenomen door het langzamere proces van tellen.
#### 1.2.3 Voorbereidende rekenvaardigheden (Piagetiaanse concepten en kernvaardigheden)
De huidige visie ziet deze vaardigheden niet zozeer als strikte voorwaarden, maar als belangrijke ontwikkelingen die gelijktijdig met het leren tellen plaatsvinden.
* **Psychologische voorbereidende rekenvaardigheden (gebaseerd op Piaget):**
* **Conservatie:** Het inzicht dat hoeveelheden, gewichten of volumes gelijk blijven, ook al verandert de vorm (bv. evenveel cola in een smal hoog glas als in een breed laag glas). Dit vereist de mogelijkheid tot reversibel denken en compensatie.
* **Correspondentie:** De vaardigheid om hoeveelheden te vergelijken via een een-op-een relatie, om zo het aantal te bepalen.
* **Voorbereidende kernvaardigheden:**
* **Classificatie:** Het vermogen om elementen te groeperen op basis van gemeenschappelijke eigenschappen. Dit kent verschillende niveaus:
* Figuratieve verzamelingen (bv. een auto bouwen met blokken).
* Non-figuratieve verzamelingen (bv. roze blokken bij elkaar leggen).
* Inclusie van klassen (bv. kleine roze buisjes bij elkaar leggen).
* **Seriatie:** Het kunnen rangschikken van elementen in een reeks op basis van variërende kenmerken (bv. appels van klein naar groot sorteren). Dit kent ook fasen:
* Paarsgewijs denken (vergelijken van twee elementen).
* Empirisch zoekend seriëren (experimenteel ordenen, waarbij elementen nog verplaatst moeten worden).
* Transitief niveau (volledig beheersen van het ordenen van een reeks).
* **Maatbegrip:** Het inzicht dat verschillende hoeveelheden vergeleken kunnen worden met behulp van een bemiddelaar (maat), zoals graden Celsius, meters of uren.
> **Tip:** Hoewel Piaget vier specifieke 'rekenvoorwaarden' benoemde (seriatie, classificatie, conservatie, correspondentie), ziet de huidige visie deze meer als 'voorbereidende rekenvaardigheden' die naast het leren tellen ontwikkeld worden.
#### 1.2.4 Tellen
Tellen is een complex proces dat kinderen ongeveer vier jaar leren beheersen en dat verschillende stadia kent. De belangrijkste principes van tellen zijn:
* **Stabiele getalvolgorde (ordinaliteit):** Het correct opzeggen van de telrij (één, twee, drie...).
* **Eén-op-één correspondentie:** Elk object wordt één keer benoemd met een telwoord.
* **Kardinaliteit:** Het laatste gebruikte telwoord geeft het totale aantal objecten aan.
* **Telvolgorde is irrelevant:** De volgorde waarin objecten worden geteld, maakt niet uit voor het eindresultaat.
* **Abstractie:** Het begrijpen van een getal als een absolute hoeveelheid, onafhankelijk van de eigenschappen van de objecten.
#### 1.2.5 Ontwikkeling van getalbegrip
Getalbegrip is het inzicht dat een getal meer dan één functie of betekenis heeft. Een kind heeft getalbegrip als het bij het aftellen van elementen elk telwoord opvat als zowel de aanduiding van het opeenvolgende element *als* het totale aantal tot dan toe getelde elementen.
Het getalbegrip omvat verschillende aspecten:
* **Kardinaliteit:** Het getal als aanduiding van een aantal objecten in een verzameling.
* **Ordinaliteit:** Het getal als positie in een geordende reeks (bv. de derde knikker).
* **Meetaspect:** Het getal als maat (bv. vier meter lang).
* **Rekenaspect:** Het getal als onderdeel van een rekenopgave (bv. 2 + 2 = 4).
* **Coderingsaspect:** Het getal als naam of label (bv. huisnummer 4).
De overgang van voorbereidend naar aanvankelijk rekenen wordt gekenmerkt door de ontwikkeling van dit getalbegrip.
> **Tip:** Een risicofactor voor dyscalculie is het uitvallen op meerdere aspecten van het getalbegrip. Niet alle kleuters beheersen de onderliggende telprincipes bij aanvang van het eerste leerjaar, wat leidt tot grote individuele verschillen.
### 1.3 Specifieke rekenvaardigheden
Specifieke rekenvaardigheden kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën:
* **Conceptuele kennis (WAT?):** Begrip van wiskundige concepten, zoals de betekenis van vermenigvuldigen als herhaald optellen. Dit wordt vaak opgebouwd uit ervaringen en inzicht in relaties.
* Voorbeeld: Begrip van de inverse relatie tussen deeltal, deler en quotiënt ($8 \div 2 = 4$ impliceert $2 \times 4 = 8$).
* **Procedurele kennis (HOE?):** Kennis van algoritmen en procedures om rekenopgaven op te lossen. Dit kan variëren van eenvoudige telstrategieën tot complexe cijferprocedures.
* Voorbeeld van strategieën bij optellen:
* Volledig tellen.
* Doortellen vanaf het grootste getal.
* Decompositie (bv. aanvullen tot 10: $8 + 6 = 8 + 2 + 4 = 10 + 4 = 14$).
* **Feitenkennis:** Het snel en accuraat oproepen van rekenfeiten (bv. de tafels van vermenigvuldiging) uit het lange-termijngeheugen. Dit vereist veel herhaling en leidt tot een sterk geheugenspoor. Het voordeel is efficiëntie en meer beschikbare werkgeheugencapaciteit.
### 1.4 Dyscalculie
Dyscalculie is een primaire leerstoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen met het vlot of accuraat oproepen van rekenfeiten en/of het leren en vlot of accuraat toepassen van rekenprocedures.
#### 1.4.1 Kenmerken van dyscalculie
Dyscalculie kan zich uiten op minimaal één van de volgende drie gebieden:
1. Problemen met getallenkennis.
2. Problemen met het automatiseren van rekenfeiten.
3. Problemen met het onthouden en accuraat uitvoeren van rekenprocedures, wat leidt tot problemen met nauwkeurigheid en snelheid.
#### 1.4.2 Criteria voor diagnostiek
Voor de diagnose van dyscalculie worden doorgaans drie criteria gehanteerd:
1. **Achterstandscriterium:** Een significante achterstand op gestandaardiseerde rekentests ten opzichte van een relevante vergelijkingsgroep.
2. **Hardnekkigheidscriterium (didactische resistentie):** De rekenproblemen zijn blijvend, ook na adequate instructie en oefening.
3. **Exclusiviteitscriterium:** De rekenproblemen zijn niet volledig toe te schrijven aan een andere oorzaak (zoals een andere leerstoornis of intellectuele beperking).
#### 1.4.3 Prevalentie en comorbiditeit
* **Prevalentie:** Ongeveer 2 tot 8% van de leerlingen heeft dyscalculie. De prevalentie lijkt vergelijkbaar bij jongens en meisjes.
* **Comorbiditeit:** Dyscalculie komt vaak samen voor met andere problematiek:
* **Homotypische comorbiditeit:** Samen met andere leerstoornissen, zoals dyslexie en dysorthografie.
* **Heterotypische comorbiditeit:** Samen met stoornissen uit andere diagnostische groepen, zoals ADHD, gedragsproblemen en depressie.
Comorbiditeit met dyslexie is veelvoorkomend (17-43% van de gevallen), mede door de verwevenheid van taal en rekenen. Problemen met leesvaardigheden kunnen het risico op rekenstoornissen vergroten. ADHD-problemen beïnvloeden de prognose van dyscalculie negatief.
> **Tip:** De samenhang tussen lees- en rekenstoornissen is aanzienlijk. Aangezien bepaalde deelaspecten van wiskunde taalgebruik vereisen, kunnen leesmoeilijkheden het risico op het ontwikkelen van verwante rekenstoornissen vergroten.
---
# Specifieke rekenvaardigheden en feitenkennis
Dit deel behandelt de verschillende soorten rekenkennis, hun ontwikkeling en veelvoorkomende uitdagingen, met specifieke aandacht voor dyscalculie.
### 2.1 Inleiding tot rekenvaardigheden
Rekenkundige vaardigheden zijn essentieel in het dagelijks leven, van het omgaan met geld en afstanden tot tijdsberekeningen en snelheden. Het falen in deze vaardigheden kan leiden tot een moeilijker en minder voorspelbaar leven. Het rekenproces kan worden onderverdeeld in drie fasen: voorbereidende of ontluikende gecijferdheid, aanvankelijk rekenen en gevorderd rekenen.
### 2.2 Ontwikkeling van aantallen, hoeveelheden en relaties
De ontwikkeling van getalbegrip en rekenvaardigheden begint al in de kleuterklas met "ontluikende gecijferdheid" en "voorbereidende rekenvaardigheden". Het is hierbij belangrijker dat jonge kinderen een gevoel ontwikkelen voor maten, hoeveelheden, reeksen en getallen dan dat ze cijfers mooi kunnen naschrijven. Informele ervaringen spelen een grote rol in het leren van de onderliggende logica van wiskunde.
#### 2.2.1 Basisvoorwaarden voor rekenen
Algemene cognitieve vaardigheden vormen de basis voor het verwerven van rekenvaardigheden. Deze omvatten:
* **Psychomotoriek:** Ruimtelijke oriëntatie, oog-hand coördinatie, visuele waarneming, links-rechts onderscheid.
* **Taalontwikkeling:** Taal en getalbegrip zijn sterk met elkaar verbonden. Problemen op het ene gebied vergroten de kans op problemen op het andere.
* **Aandacht:** Het vermogen om te focussen op rekenkundige taken.
* **Geheugen:** Het opslaan en oproepen van rekenkundige informatie.
#### 2.2.2 Aanleg voor rekenen: Subitizing
* **Subitizing** is de sensitiviteit voor hoeveelheden en de snelle, exacte herkenning van kleine aantallen zonder te tellen. Dit is een aangeboren vaardigheid, beperkt tot hoeveelheden kleiner dan vier, die bij jonge kinderen al zichtbaar is. Het is een snel, parallel proces dat wordt overgenomen door tellen wanneer hoeveelheden groter worden.
#### 2.2.3 Voorbereidende rekenvaardigheden
Deze vaardigheden zijn cruciaal voor het ontwikkelen van getalbegrip en komen vanaf ongeveer vier jaar tot ontwikkeling. Historisch gezien werd, onder invloed van Piaget, gesproken over vier rekenvoorwaarden:
* **Seriatie:** Het kunnen rangschikken van elementen in een reeks op basis van kenmerken.
* **Classificatie:** Het inzicht in het maken van verzamelingen door elementen te groeperen op basis van gelijke eigenschappen.
* **Conservatie:** Het inzicht dat hoeveelheden, gewichten of volumes gelijk blijven, ook al verandert de vorm (bv. gelijke hoeveelheid cola in een smal hoog glas en een breed laag glas). Dit vereist reversibel denken en compensatie.
* **Correspondentie:** De vaardigheid om hoeveelheden te vergelijken via een een-op-een relatie.
De huidige visie beschouwt deze niet langer als strikte voorwaarden, maar als "voorbereidende rekenvaardigheden" die gelijktijdig met het leren tellen worden ontwikkeld. Naast de Piagetiaanse concepten worden ook maatbegrip en meer complexe vormen van classificatie en seriatie benoemd.
#### 2.2.4 Tellen
Het leren tellen, hoewel het makkelijk lijkt, duurt ongeveer vier jaar en kent verschillende stadia. Essentiële principes zijn:
* **Stabiele getalvolgorde (ordinaliteit):** De telrij wordt correct opgezegd.
* **Eén-op-één correspondentie:** Elk geteld voorwerp krijgt één telwoord toegewezen.
* **Kardinaliteit:** Het laatste telwoord duidt het totale aantal getelde objecten aan.
* **Irrelevante telvolgorde:** Het maakt niet uit of je van links naar rechts of andersom telt.
* **Abstractie:** Getallen worden als een absolute hoeveelheid beschouwd, onafhankelijk van de kenmerken van de objecten.
#### 2.2.5 Ontwikkeling van getalbegrip
Getalbegrip is het inzicht dat een getal meerdere functies kan hebben. Een kind heeft getalbegrip wanneer het tijdens het aftellen elk telwoord opvat als aanduiding van het hoeveelste getelde element én als het totale aantal tot dan toe getelde elementen. Getalbegrip omvat diverse aspecten:
* **Kardinaliteit:** Het getal als aanduiding van het aantal in een verzameling.
* **Ordinaliteit:** Hoeveelheden worden geordend in reeksen (bv. 3 is groter dan 2).
* **Meetaspect:** Het getal als maat (bv. 4 graden Celsius, 4 meter).
* **Rekenaspect:** Het getal in relatie tot bewerkingen (bv. 2 + 2 = 4).
* **Coderingsaspect:** Het getal als naam of label (bv. huisnummer 4).
De overgang van voorbereidend naar aanvankelijk rekenen wordt gekenmerkt door de ontwikkeling van getalbegrip. Een aanzienlijk deel van de kleuters beheerst de onderliggende telprincipes nog niet bij de start van het eerste leerjaar.
### 2.3 Specifieke rekenvaardigheden
Deze vaardigheden worden onderverdeeld in drie categorieën:
#### 2.3.1 Conceptuele kennis
Dit betreft het begrip van de onderliggende principes en relaties in het rekenen. Het is gebaseerd op ervaring en begrip van concepten.
* **Voorbeeld:** Begrijpen dat vermenigvuldigen herhaald optellen is ($3 \times 5 = 5 + 5 + 5$).
* **Voorbeeld:** Het inzicht in de inverse relatie tussen de deler en het quotiënt bij delingen (bv. als $8 \div 2 = 4$, dan is $2 \times 4 = 8$).
#### 2.3.2 Procedurele kennis
Dit omvat de kennis van procedures en algoritmen om rekenopgaven op te lossen.
* **Eenvoudig:** Van (verkort) tellen naar optellen (bv. $2+3$ oplossen door door te tellen vanaf het grootste getal).
* **Complexer:** Cijferen, algebraïsche procedures, decompositie (bv. $8 + 5$ oplossen door eerst aan te vullen tot 10: $8 + 2 = 10$, waarna $10 + 3 = 13$).
Veelvoorkomende fouten in procedurele kennis kunnen optreden bij het optellen (bv. $22 + 7 = 92$, $11 \times 3 = 14$, $52 + 29 = 61$, $34 + 17 = 21$) en aftrekken (bv. $63 - 4 = 61$, $25 - 17 = 12$, $27 + 8 = 34$, $34 - 23 = 29$). Fouten bij optellen komen ook voor bij grotere getallen, zoals $16 + 16 = 22$.
#### 2.3.3 Feitenkennis
Dit betreft het snel en accuraat oproepen van rekenfeiten uit het langetermijngeheugen. Dit wordt ontwikkeld door veelvuldige herhaling van specifieke problemen, vooral met kleine getallen voor eenvoudige optellingen en vermenigvuldigingen.
* **Voordelen:** Maakt rekenen sneller en makkelijker, en ontlast het werkgeheugen.
### 2.4 Dyscalculie
Dyscalculie is een primaire leerstoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen met het vlot en accuraat oproepen van rekenfeiten, en/of het leren en vlot toepassen van rekenprocedures.
#### 2.4.1 Kenmerken van dyscalculie
Problemen met dyscalculie kunnen zich manifesteren op minimaal één van de volgende gebieden:
* Problemen met getallenkennis.
* Problemen met het automatiseren van rekenfeiten.
* Problemen met het onthouden en accuraat uitvoeren van rekenprocedures.
Dit leidt tot problemen met nauwkeurigheid en snelheid in rekenkundige taken.
#### 2.4.2 Criteria voor diagnostiek van dyscalculie
De diagnose van dyscalculie vereist het voldoen aan de volgende criteria:
* **Achterstandscriterium:** Een ernstige achterstand op gestandaardiseerde rekentesten, vergeleken met een relevante leeftijds- en opleidingsgroep.
* **Hardnekkigheidscriterium (didactische resistentie):** De rekenproblemen zijn niet tijdelijk en blijken niet op te lossen met adequate instructie en oefening.
* **Exclusiviteitscriterium (milde vorm):** De problemen zijn niet volledig toe te schrijven aan andere (leer)stoornissen.
#### 2.4.3 Prevalentie en comorbiditeit
De algemene prevalentie van dyscalculie wordt geschat op 2 tot 8%. Dyscalculie wordt vaker bestudeerd in combinatie met andere stoornissen:
* **Comorbiditeit met dyslexie:** Dit komt veel voor (17-43%), mede door de verwevenheid van taal en rekenen.
* **Comorbiditeit met dysorthografie:** Ook frequent voorkomend (50%), wat de prognose negatief beïnvloedt.
* **Comorbiditeit met ADHD:** Ligt tussen de 20-60% en beïnvloedt de prognose negatief.
* **Comorbiditeit met gedragsproblemen:** Komt voor bij 43% van de gevallen.
Het gelijktijdig voorkomen van deze stoornissen kan de ernst en prognose van dyscalculie beïnvloeden.
---
# Dyscalculie: kenmerken, diagnostiek en comorbiditeit
Dit onderwerp behandelt dyscalculie als een specifieke leerstoornis, de criteria voor de diagnose en de relatie met andere stoornissen.
### 4.1 Kenmerken van dyscalculie
Dyscalculie manifesteert zich op minimaal één van de volgende drie gebieden:
* Problemen met getallenkennis.
* Problemen met het automatiseren van rekenfeiten.
* Problemen met het onthouden en accuraat uitvoeren van rekenprocedures.
Deze problemen leiden tot een tekort in zowel de nauwkeurigheid als de snelheid van rekenen. Rekenen en wiskunde bestaan uit diverse deelvaardigheden, en de genoemde problemen kunnen op verschillende complexiteitsniveaus optreden. Dyscalculie wordt gekenmerkt door hardnekkige problemen met het vlot of accuraat oproepen van rekenfeiten en/of het leren en vlot of accuraat toepassen van rekenprocedures.
### 4.2 Criteria voor diagnostiek
De diagnose van dyscalculie wordt gesteld aan de hand van de volgende criteria:
#### 4.2.1 Achterstandscriterium
Er is sprake van een ernstige achterstand op een gestandaardiseerde rekentest, wat betreft het vlot en accuraat oproepen van rekenfeiten en/of het toepassen van rekenprocedures. Deze achterstand wordt beoordeeld in vergelijking met een relevante vergelijkingsgroep, rekening houdend met leeftijd, intellectuele mogelijkheden en opleiding.
#### 4.2.2 Hardnekkigheidscriterium (didactische resistentie)
De rekenproblemen moeten van niet-voorbijgaande aard zijn, wat wordt vastgesteld op verschillende meetmomenten in de tijd. Bovendien moet aangetoond worden dat adequate instructie en oefening niet hebben geleid tot het wegwerken van de achterstand.
#### 4.2.3 Exclusiviteitscriterium (milde vorm)
De hardnekkige rekenproblemen mogen niet volledig toe te schrijven zijn aan een andere problematiek.
### 4.3 Prevalentie
De algemene prevalentie van dyscalculie wordt geschat op 2 tot 8% van de leerlingen. Vergeleken met dyslexie is dyscalculie een minder bestudeerde leerstoornis. Momenteel gaat men uit van een gelijke of iets hogere prevalentie bij meisjes dan bij jongens.
### 4.4 Comorbiditeit
Comorbiditeit verwijst naar het gelijktijdig voorkomen van aandoeningen (concurrente comorbiditeit) of het voortvloeien van de ene aandoening uit de andere (successieve comorbiditeit). Men onderscheidt homotypische comorbiditeit (stoornissen binnen dezelfde diagnostische groep, zoals dyslexie en dyscalculie beide leerstoornissen) en heterotypische comorbiditeit (stoornissen uit verschillende diagnostische groepen, zoals dyscalculie en depressie).
Er is vaak sprake van successieve comorbiditeit met taalproblemen op kleuterleeftijd, hoewel hier geen precieze cijfers van bekend zijn.
* **Homotypische comorbiditeit:**
* In 17 tot 43% van de gevallen is er sprake van een dubbeldiagnose met dyslexie.
* In 50% van de gevallen is er sprake van homotypische comorbiditeit met dysorthografie. Comorbide dysorthografie beïnvloedt de prognose van dyscalculie negatief. De combinatie van dyscalculie en dyslexie met spellingsproblemen komt in ongeveer 7,5% van de gevallen voor, voornamelijk bij jongens.
* **Invloed van leesvaardigheden:** Diverse onderzoeken bevestigen de samenhang tussen lees- en rekenstoornissen. Leesvaardigheden beïnvloeden de vorderingsgraad in wiskunde, omdat bepaalde deelgebieden in wiskunde taal gebruiken. Specifieke leesmoeilijkheden kunnen het risico op de ontwikkeling van bijkomende of verwante rekenstoornissen vergroten.
* **Heterotypische comorbiditeit:**
* De prevalentie van ADHD ligt tussen de 20 en 60%. ADHD-problemen beïnvloeden de prognose van dyscalculie negatief.
* Er is een heterotypische comorbiditeit van 43% met gedragsproblemen.
> **Tip:** Comorbiditeit, met name met dyslexie, ADHD en gedragsproblemen, kan de prognose van dyscalculie negatief beïnvloeden. Houd hier rekening mee bij diagnostiek en interventie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ontluikende gecijferdheid | Een vroege fase in de ontwikkeling van rekenvaardigheden, gericht op het ontwikkelen van een gevoel voor maten, hoeveelheden, reeksen en getallen bij jonge kinderen, nog voordat zij getallen kunnen naschrijven. |
| Subitizing | De aangeboren vaardigheid om in één oogopslag een kleine hoeveelheid objecten snel, exact en zonder te tellen te herkennen, meestal tot een aantal van vier. |
| Seriatie | De vaardigheid om elementen te kunnen rangschikken tot een reeks op basis van één of meerdere variërende kenmerken, zoals van klein naar groot of van veel naar weinig. |
| Classificatie | Het vermogen om elementen te groeperen op basis van één of meer gelijke eigenschappen, wat leidt tot het maken van verzamelingen en het begrijpen van klassenhiërarchieën. |
| Conservatie | Het inzicht dat bepaalde eigenschappen van objecten, zoals hoeveelheid, gewicht of volume, gelijk blijven ondanks veranderingen in uiterlijke vorm of presentatie. |
| Correspondentie | De vaardigheid om hoeveelheden te vergelijken door een een-op-een relatie te leggen, waarbij begrepen wordt dat twee groepen objecten evenveel zijn als er een één-op-één koppeling mogelijk is. |
| Kardinaliteit | Het principe van tellen dat stelt dat het laatste telwoord dat genoemd wordt bij het tellen van een set objecten, het totale aantal objecten in die set aangeeft. |
| Ordinaliteit | Het principe van tellen dat verwijst naar de stabiele volgorde van telwoorden (de telrij) en de positie van elk telwoord binnen die reeks. |
| Getalbegrip | Het inzicht dat een getal meerdere functies of aspecten kan hebben, zoals het aangeven van een hoeveelheid (kardinaal aspect), een positie in een reeks (ordinaal aspect), of een maat. |
| Conceptuele kennis | Begrip van de onderliggende wiskundige ideeën en relaties, zoals de betekenis van bewerkingen en hoe deze met elkaar verband houden, gebaseerd op ervaringen en redeneringen. |
| Procedurele kennis | De kennis van algoritmes en stappenplannen om wiskundige problemen op te lossen, zoals het uitvoeren van optellingen, aftrekkingen, vermenigvuldigingen en delingen. |
| Feitenkennis | Het direct kunnen oproepen van antwoorden op veelvoorkomende rekenopgaven, zoals sommen met kleine getallen, door middel van geautomatiseerde geheugenstrategieën. |
| Dyscalculie | Een primaire leerstoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen met het vlot en accuraat oproepen van rekenfeiten en/of het leren en toepassen van rekenprocedures, ondanks adequate instructie. |
| Comorbiditeit | Het gelijktijdig voorkomen van dyscalculie met andere aandoeningen, zoals dyslexie, ADHD of depressie, wat de prognose en behandeling van dyscalculie kan beïnvloeden. |