Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Deel1_Juridisch_Kader_EuropeesIntegratieproces-1.pptx
Summary
# Historische evolutie van het juridisch kader van het Europees integratieproces
Dit onderwerp behandelt de historische ontwikkeling van het juridisch kader dat ten grondslag ligt aan het Europese integratieproces, vanaf de naoorlogse initiatieven tot aan recente verdragsherzieningen.
### 1.1 Naoorlogse initiatieven en de oprichting van supranationale organisaties
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond de behoefte aan duurzame vrede en economisch herstel in Europa. Initiatieven zoals het Marshallplan en de oprichting van de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES) in 1948 legden de basis voor internationale samenwerking. De Benelux, gevormd in 1944, toonde reeds een vroeg stadium van regionale integratie.
Het Congres van Den Haag in mei 1948, voorgezeten door Winston Churchill, was een belangrijke mijlpaal voor de verdere Europese integratie. Dit leidde tot de oprichting van de Raad van Europa op 5 mei 1949. De Raad van Europa is een intergouvernementele organisatie met een eigen institutionele structuur, die zich richt op de bescherming van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, met als belangrijkste instrumenten het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Tegenover intergouvernementele organisaties staan supranationale organisaties. Bij supranationale organisaties opereren instellingen onafhankelijk van de lidstaten, kunnen beslissingen bij meerderheid worden genomen, en ontstaat er een autonome rechtsorde met eigen rechtsbronnen die directe werking en voorrang hebben in de nationale rechtsorde. Dit staat in contrast met intergouvernementele organisaties, waar lidstaten de dominante actoren zijn en beslissingen vaak bij consensus of unanimiteit worden genomen, waarbij rechtsgevolgen afhankelijk zijn van nationaal grondwettelijk recht.
De Europese Unie (EU) daarentegen, opgericht in de jaren '50 met de Verdragen van Rome, kenmerkt zich door een supranationaal karakter. De belangrijkste instellingen zijn de Europese Raad, de Commissie, de Raad van de EU, het Europees Parlement en het Hof van Justitie. In tegenstelling tot de Raad van Europa, waar individuen niet direct een lidstaat voor het Hof van Justitie kunnen dagen (zij moeten eerst nationale rechtsmiddelen uitputten), kunnen in de EU individuen, onder bepaalde voorwaarden, wel een beroep doen op het Europees recht, hoewel de directe dagvaarding van een lidstaat door een particulier bij het Hof van Justitie beperkt is.
### 1.2 De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en verdere integratiepogingen
De Verklaring van Schuman op 9 mei 1950, uitgesproken door de Franse politicus Robert Schuman, wordt beschouwd als de geboorteakte van de Europese integratie. Schuman stelde voor om de productie van kolen en staal, cruciale grondstoffen voor oorlogsvoering, onder te brengen in een supranationale instelling. Dit leidde tot de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) middels het Verdrag van Parijs (1951/52). De oorspronkelijke zes lidstaten (Frankrijk, Duitsland, België, Nederland, Luxemburg en Italië) gaven hiermee een tastbaar voorbeeld van supranationale samenwerking. De EGKS was opgericht voor een periode van 50 jaar en kende een Hoge Autoriteit, een Gemeenschappelijke Vergadering, een Raad van Ministers en een Hof van Justitie.
Pogingen tot verdere integratie volgden, waaronder het Pleven Plan in 1950 en het Verdrag tot oprichting van een Europese Defensiegemeenschap (EDG) en een Europese Politieke Gemeenschap (EPG) in 1952. De ratificatie van het EDG-verdrag werd echter verworpen door het Franse parlement.
De Conferentie van Messina in juni 1955 markeerde een belangrijk keerpunt, waar twee visies op verdere integratie naar voren kwamen: sectorale integratie, gericht op specifieke sectoren zoals kolen en staal, en algemene economische integratie. Uit deze conferentie kwamen de Verdragen tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voort, gesloten in Rome in 1957 en in werking getreden in 1958.
### 1.3 Economische integratie: van vrijhandelszone tot economische en monetaire unie
De EEG had als kerndoelstelling de oprichting van een gemeenschappelijke markt, zoals verwoord in artikel 2 van het EEG-Verdrag. Dit hield in de geleidelijke nader tot elkaar brengen van het economische beleid van de lidstaten, ter bevordering van harmonische economische ontwikkeling, gestadige expansie, grotere stabiliteit, verbetering van de levensstandaard en nauwere betrekkingen tussen de lidstaten.
Verschillende vormen van economische integratie werden onderscheiden:
* **Vrijhandelszone:** Afschaffing van douaneheffingen en quota tussen lidstaten, maar elk land behoudt zijn eigen externe douanetarief.
* **Douane-unie:** Vrijhandelszone plus een gemeenschappelijk extern douanetarief.
* **Gemeenschappelijke markt:** Douane-unie plus vrij verkeer van productiefactoren (goederen, personen, diensten en kapitaal). Dit betekent het zoveel mogelijk benaderen van de omstandigheden van een binnenlandse markt, zonder grenzen tussen lidstaten.
* **Economische en monetaire unie (EMU):** Gemeenschappelijke markt met een gemeenschappelijke munt.
Het streven naar een gemeenschappelijke markt was een proces dat aanvankelijk voorzien was van een overgangsperiode van 12 jaar. Dit proces van verdieping en verbreding werd door de jaren heen voortgezet.
### 1.4 Verdieping van het Europese integratieproces
De verdieping van het integratieproces omvatte zowel veranderingen binnen de bestaande verdragen als integratie buiten de verdragen.
#### 1.4.1 Verdragsherzieningen en institutionalisering
Na periodes van stagnatie, zoals de "lege stoel crisis" in 1965 en de periode van "eurosclerose", werd met het Witboek ter voltooiing van de interne markt ('1992 programma') in 1985 een impuls gegeven aan verdere integratie. De Europese Akte (1986/87) was een belangrijke verdragswijziging die de interne markt als een ruimte zonder binnengrenzen vastlegde en gekwalificeerde meerderheid van stemmen (QMV) invoerde voor harmonisatierichtlijnen. Tevens werden bevoegdheden van de EEG uitgebreid naar domeinen als onderzoek en ontwikkeling, en milieu. Institutioneel bracht de Europese Akte aanpassingen met zich mee, zoals de versterkte rol van het Europees Parlement en de oprichting van het Gerecht van Eerste Aanleg.
#### 1.4.2 Integratie buiten de verdragen
Naast de formele verdragsherzieningen vonden er ook initiatieven plaats buiten de bestaande verdragen, gericht op samenwerking op gebieden als buitenlands- en veiligheidsbeleid (via het Fouchet plan en het Rapport Davignon, leidend tot Europese Politieke Samenwerking - EPS), en justitie en binnenlandse zaken (met het EEX Verdrag en de Schengenakkoorden). Ook economische en monetaire integratie zette door, met het Rapport Werner en de invoering van de European Currency Unit (ECU) in 1978, een voorloper van de euro.
#### 1.4.3 Verdrag van Maastricht (1992/93) en de oprichting van de Europese Unie
Het Verdrag van Maastricht (1992/93) was een keerpunt, aangezien hierin de Europese Unie (EU) werd opgericht. De EU werd gestructureerd rond een pijlerstructuur, met een supranationale eerste pijler (de voormalige EEG, die werd omgevormd tot de Europese Gemeenschap - EG, met uitgebreide bevoegdheden) en twee intergouvernementele pijlers: het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) en Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ). Dit betekende dat voor de tweede en derde pijler andere spelregels golden, met unanimiteit in de Raad en een beperktere rol voor het Europees Parlement en het Hof van Justitie.
Het Verdrag van Maastricht legde ook de basis voor de Economische en Monetaire Unie (EMU) met de "Maastrichtcriteria" voor landen die de euro wilden invoeren. De euro werd uiteindelijk ingevoerd als giraal betaalmiddel in 1999 en als chartaal betaalmiddel in 2002. Daarnaast introduceerde het verdrag het concept van Europees burgerschap, met rechten zoals vrij verkeer, verblijf, kiesrecht bij Europese en lokale verkiezingen, en diplomatieke bescherming in het buitenland.
#### 1.4.4 Verdrag van Amsterdam (1997/99) en Nice (2000/2003)
Het Verdrag van Amsterdam (1997/99) beoogde een aanpassing en consolidatie van de pijlerstructuur. Het bracht aspecten als visa, asiel en migratie over naar de eerste pijler ("communautarisering" van het Schengenacquis), en deelde de derde pijler verder in. Er werden aanpassingen gedaan op het gebied van non-discriminatie en de mogelijkheid van constructieve onthouding in het GBVB werd ingevoerd. Het verdrag faalde echter in de ambitie om de EU fundamenteel voor te bereiden op een grote uitbreiding.
Het Verdrag van Nice (2000/2003) pakte de resterende institutionele kwesties aan, zoals de samenstelling van de Commissie en de gekwalificeerde meerderheid van stemmen in de Raad, om de EU gereed te maken voor de uitbreiding. Er werd ook gestreefd naar een nauwkeurige afbakening van bevoegdheden en een rol voor nationale parlementen.
#### 1.4.5 Verdrag van Lissabon (2007/2009)
Na de mislukking van het Grondwettelijk Verdrag (als gevolg van negatieve referenda in Frankrijk en Nederland in 2005), leidde het Verdrag van Lissabon (2007/2009) tot een grondige hervorming van de EU. Het schafte de pijlerstructuur af en creëerde een enkele rechtspersoonlijkheid voor de Unie (met uitzondering van het GBVB). De democratisering van de besluitvorming werd versterkt door een grotere rol voor het Europees Parlement, de invoering van het burgerinitiatief en een versterkte rol voor nationale parlementen bij de subsidiariteitstoets. Het Handvest van de grondrechten werd juridisch bindend, met dezelfde kracht als de verdragen. Het Verdrag van Lissabon consolideerde en moderniseerde de EU-verdragen, resulterend in het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU).
### 1.5 Verbreding van het Europees integratieproces
Naast de verdieping van de integratie, kende de EU ook een significante verbreding door de toetreding van nieuwe lidstaten. Dit proces van uitbreiding ging hand in hand met verdieping, aangezien de groeiende Unie nieuwe structuren en regels vereiste.
#### 1.5.1 Toetredingscriteria en -procedure
De procedure voor toetreding is vastgelegd in artikel 49 VEU, dat bepaalt dat elke Europese staat die de waarden van de Unie eerbiedigt, lid kan worden. De aanvraag wordt gericht aan de Raad, die na raadpleging van de Commissie en goedkeuring van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen beslist. De Europese Raad stelt de criteria voor toetreding vast, zoals de Kopenhagencriteria (politieke stabiliteit, democratie, rechtsstaat, mensenrechten, bescherming van minderheden en een functionerende markteconomie). De voorwaarden voor toelating en de aanpassingen van de verdragen vormen het onderwerp van een akkoord tussen de lidstaten en de verzoekende staat, dat door alle partijen moet worden bekrachtigd.
#### 1.5.2 Uitbreidingen en specifieke gevallen
De geschiedenis van de EU kent meerdere uitbreidingsgolven. De "Big Bang" uitbreiding in 2004 voegde tien nieuwe lidstaten toe, gevolgd door Bulgarije en Roemenië in 2007. Het proces van toetreding is politiek complex en kan langdurig zijn, zoals de casus Turkije en het Ankara Akkoord (1963) illustreert, waarbij toetredingsonderhandelingen al in 2005 zijn gestart maar door diverse kwesties, waaronder de kwestie Cyprus, nog steeds gespannen zijn.
De Brexit, de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU in 2020, is een uniek geval dat de complexiteit van lidmaatschap en de gevolgen van uittreding benadrukt. Na een referendum in 2016 en onderhandelingen gebaseerd op artikel 50 VEU, trad het VK per 1 februari 2020 uit de EU, gevolgd door een overgangsperiode en de totstandkoming van een handels- en samenwerkingsakkoord. De Ierse kwestie, met de Gode Vrijdagakkoord van 1998, bleef een gevoelig punt tijdens het Brexit-proces.
> **Tip:** Het is cruciaal om de evolutie van het juridisch kader te zien als een continu proces van verdieping (meer bevoegdheden, supranationaliteit) en verbreding (meer lidstaten), waarbij de interactie tussen beide factoren de complexiteit van het Europese integratieproces vormgeeft. Begrip van de verschillende verdragen en hun specifieke bijdragen is essentieel.
---
# Kenmerken van intergouvernementele en supranationale organisaties
Dit deel van de analyse verklaart de fundamentele verschillen tussen intergouvernementele en supranationale organisaties, met nadruk op hun institutionele structuren, besluitvormingsprocessen en rechtsgevolgen binnen de nationale rechtsordes.
### 2.1 Intergouvernementele organisaties
Intergouvernementele organisaties worden gekenmerkt doordat de lidstaten de belangrijkste actoren zijn. Beslissingen worden doorgaans genomen bij consensus of unanimiteit. Deze organisaties maken gebruik van de klassieke bronnen van internationaal recht, zoals verdragen en conventies. De rechtsgevolgen die deze beslissingen hebben binnen de nationale rechtsorde, worden bepaald door het nationale constitutionele recht, wat aansluit bij de principes van monisme of dualisme.
> **Tip:** Denk aan de Raad van Europa als een klassiek voorbeeld van een intergouvernementele organisatie.
#### 2.1.1 Institutionele structuur en besluitvorming
Bij intergouvernementele organisaties overleggen lidstaten met elkaar, waarbij de lidstaten dominant blijven in het besluitvormingsproces. Wanneer er afspraken worden gemaakt, is dit vaak gebaseerd op consensus of unanimiteit. Dit betekent dat alle lidstaten akkoord moeten gaan met een besluit.
#### 2.1.2 Rechtsgevolgen in nationale rechtsordes
De beslissingen van intergouvernementele organisaties hebben interne rechtsgevolgen die afhankelijk zijn van hoe de nationale rechtsorde is ingericht. Dit wordt bepaald door de keuze tussen een monistisch of dualistisch systeem:
* **Monisme:** Internationaal recht wordt automatisch onderdeel van het nationale recht.
* **Dualisme:** Internationaal recht moet eerst worden omgezet in nationaal recht om rechtsgevolgen te hebben.
### 2.2 Supranationale organisaties
Supranationale organisaties kenmerken zich door instellingen die onafhankelijk van de lidstaten opereren. Besluitvorming vindt vaak plaats bij gekwalificeerde meerderheid. Deze organisaties creëren een autonome rechtsorde met eigen rechtsbronnen, en hun beslissingen kunnen directe werking hebben en voorrang genieten boven nationaal recht.
> **Tip:** De Europese Unie, met name de instellingen die onder de eerste pijler vielen, is een prominent voorbeeld van een supranationale organisatie.
#### 2.2.1 Institutionele structuur en besluitvorming
In een supranationale organisatie opereren instellingen die een zekere mate van onafhankelijkheid genieten ten opzichte van de lidstaten. Dit stelt hen in staat om beslissingen te nemen die bindend zijn, zelfs als niet alle lidstaten ermee instemmen. De besluitvorming gebeurt vaak via een gekwalificeerde meerderheid, wat betekent dat een besluit kan worden aangenomen als een bepaald percentage van de stemmen wordt behaald, in plaats van unanimiteit te vereisen.
#### 2.2.2 Rechtsgevolgen in nationale rechtsordes
Beslissingen van supranationale organisaties creëren een eigen rechtsorde die losstaat van de nationale rechtsordes. Dit leidt tot twee belangrijke rechtsgevolgen:
* **Directe werking:** Bepaalde bepalingen van het recht van de supranationale organisatie kunnen rechtstreeks van toepassing zijn op individuen en bedrijven binnen de lidstaten, zonder dat nationale wetgeving nodig is.
* **Voorrang:** Het recht van de supranationale organisatie geniet voorrang boven strijdig nationaal recht.
> **Voorbeeld:** Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak *Van Gend & Loos* (1963) heeft de directe werking van gemeenschapsrecht bevestigd. Dit betekent dat individuen zich rechtstreeks kunnen beroepen op bepalingen van gemeenschapsrecht voor hun nationale rechter.
### 2.3 Vergelijking tussen intergouvernementele en supranationale organisaties
Het fundamentele verschil ligt in de mate van soevereiniteit die lidstaten overdragen aan de organisatie.
| Kenmerk | Intergouvernementele organisatie | Supranationale organisatie |
| :----------------------- | :----------------------------------------------- | :----------------------------------------------------------- |
| **Rol van lidstaten** | Dominant, actoren | Minder dominant, instellingen opereren onafhankelijk |
| **Besluitvorming** | Consensus, unanimiteit | Gekwalificeerde meerderheid |
| **Rechtsbronnen** | Bronnen van internationaal recht (verdragen) | Autonome rechtsorde met eigen rechtsbronnen |
| **Rechtsgevolgen nationaal** | Bepaald door nationaal grondwettelijk recht | Directe werking, voorrang boven nationaal recht |
| **Kracht van beslissingen** | Afhankelijk van implementatie door lidstaten | Bindend, rechtstreeks toepasbaar (met voorrang) |
De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), opgericht bij het Verdrag van Parijs, was een van de eerste voorbeelden van een supranationale organisatie. De oprichters zagen dit als een manier om oorlogen in Europa onmogelijk te maken door sleutelsectoren onder gemeenschappelijk beheer te plaatsen. Dit vereiste een overdracht van soevereiniteit naar een supranationaal niveau.
De ontwikkeling van de Europese Unie laat een voortdurende evolutie zien van meer intergouvernementele elementen naar steeds meer supranationale kenmerken, met name door de "verdieping" van integratie, waarbij meer beleidsterreinen onder de supranationale besluitvormingsmechanismen vallen.
> **Tip:** De "pijlerstructuur" van het Verdrag van Maastricht toonde deels de hybride aard van de toenmalige Europese Unie, met een supranationale eerste pijler (Europese Gemeenschappen) en intergouvernementele tweede (Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid) en derde pijlers (Justitie en Binnenlandse Zaken). Het Verdrag van Lissabon heeft deze pijlerstructuur afgeschaft om een meer coherente en supranationale structuur te creëren.
---
# Verdragswijzigingen en de verbreding van de Europese Unie
Dit onderwerp beschrijft de belangrijkste verdragswijzigingen die de Europese Unie hebben gevormd, de processen van de verbreding van de EU en de criteria voor de toelating van nieuwe lidstaten.
## 3.1 De belangrijkste verdragswijzigingen
De Europese integratie is een continu proces geweest van verdieping en verbreding, sterk gestuurd door opeenvolgende verdragswijzigingen die de institutionele en juridische structuur van de EU hebben aangepast en uitgebreid.
### 3.1.1 Vroege integratie en de oprichting van de Gemeenschappen
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond de noodzaak om oorlog onmogelijk te maken door economische belangen te bundelen. Dit leidde tot de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) via het Verdrag van Parijs in 1951/52, die kolen en staal, essentiële oorlogsmaterialen, onder supranationaal bestuur plaatste. Hierna volgden de Verdragen van Rome in 1957, die de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) oprichtten. De EEG had als kerndoel het instellen van een gemeenschappelijke markt, gekenmerkt door het vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen.
> **Tip:** De vorming van een gemeenschappelijke markt is een cruciaal stadium van economische integratie, waarbij belemmeringen voor handel worden afgeschaft en de omstandigheden van een interne markt zoveel mogelijk worden benaderd.
### 3.1.2 De Europese Akte (1986/87)
Na een periode van "eurosclerose" was de Europese Akte een belangrijke stap voorwaarts. Deze wijziging intensiveerde het integratieproces met als doel de voltooiing van de interne markt tegen 1992. Belangrijke aanpassingen waren de uitbreiding van de bevoegdheden van de EEG naar gebieden zoals onderzoek en ontwikkeling en milieu, de invoering van gekwalificeerde meerderheid van stemmen (QMV) voor harmonisatierichtlijnen, en institutionele aanpassingen zoals een grotere rol voor het Europees Parlement en de oprichting van het Gerecht van Eerste Aanleg.
### 3.1.3 Het Verdrag van Maastricht (1992/93)
Dit verdrag markeerde een fundamentele transformatie met de oprichting van de Europese Unie (EU). Het introduceerde de pijlerstructuur, met de eerste pijler (de Gemeenschappen) die supranationaal was, en de tweede (Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid) en derde pijler (Justitie en Binnenlandse Zaken) die intergouvernementeel van aard waren. De EEG werd omgevormd tot de Europese Gemeenschap (EG), met een bredere bevoegdheid inclusief onderwijs, cultuur en consumentenbescherming. Het verdrag legde ook de basis voor de Economische en Monetaire Unie (EMU), inclusief de invoering van de euro en de "Maastrichtcriteria" voor lidstaten die de munt wilden adopteren. Europees burgerschap werd geïntroduceerd, met rechten zoals vrij verkeer en verblijf, en kiesrecht bij Europese en lokale verkiezingen.
> **Tip:** De pijlerstructuur van Maastricht reflecteerde een compromis tussen supranationale en intergouvernementele integratie, wat leidde tot verschillende besluitvormingsprocedures en institutionele rollen per pijler.
### 3.1.4 Het Verdrag van Amsterdam (1997/99)
Dit verdrag beoogde de pijlerstructuur aan te passen en te consolideren. Belangrijke stappen waren de "communautarisering" van Visa, asiel en migratie naar de eerste pijler, waardoor besluitvorming op dit gebied supranationaal werd. De derde pijler, Politiële en Justitiële Samenwerking in Strafzaken, kende beperkte materiële wijzigingen. Het verdrag voegde ook de non-discriminatiebepalingen toe en introduceerde de constructieve onthouding in het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid. Ondanks ambitieuze doelen om de EU voor te bereiden op uitbreiding, bleken veel grote institutionele veranderingen niet haalbaar.
### 3.1.5 Het Verdrag van Nice (2000/2003)
Het Verdrag van Nice pakte de "Amsterdam left-overs" aan, met name de institutionele aanpassingen die nodig waren voor de uitbreiding. Het vereenvoudigde de verdragen, bakende bevoegdheden nauwkeuriger af en introduceerde het Statuut van het Handvest van de grondrechten. Bepalingen over de samenstelling van de Commissie en gekwalificeerde meerderheid van stemmen in de Raad werden aangepast om de efficiëntie na uitbreiding te waarborgen.
### 3.1.6 Het Verdrag van Lissabon (2007/2009)
Voortkomend uit de poging om een grondwet voor Europa te creëren, die in referenda in Frankrijk en Nederland werd verworpen, werd het Verdrag van Lissabon een "hervormingsverdrag". De belangrijkste aanpassingen waren de afschaffing van de pijlerstructuur, wat resulteerde in een enkele rechtspersoonlijkheid voor de EU, en een versterking van de democratische besluitvorming door uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Parlement. De rol van nationale parlementen bij de subsidiariteitstoets werd versterkt, en een burgerinitiatief werd ingevoerd. Het Handvest van de grondrechten werd juridisch bindend, en het verdrag consolideerde de EU- en VWEU-verdragen.
> **Tip:** Het Verdrag van Lissabon heeft de EU hervormd tot een coherentere juridische entiteit, met een grotere nadruk op democratie en de rol van burgers en nationale parlementen.
### 3.1.7 Verdere aanpassingen van verdragen
Er bestaan zowel klassieke als vereenvoudigde procedures voor verdragswijzigingen. De klassieke procedure vereist unanimiteit van alle lidstaten en bekrachtiging volgens hun constitutionele bepalingen. Vereenvoudigde procedures zijn beschikbaar voor kleinere aanpassingen, hoewel deze nog steeds unanimiteit in de Raad vereisen na raadpleging van het Europees Parlement en de Commissie. De eurocrisis leidde bijvoorbeeld tot de invoering van een permanent noodfonds voor de stabiliteit van de eurozone via een verdragsaanpassing.
## 3.2 De verbreding van de Europese Unie
De verbreding van de EU verwijst naar het proces waarbij nieuwe lidstaten toetreden tot de Unie. Dit proces gaat hand in hand met verdieping en vereist zowel procedurele stappen als het voldoen aan specifieke criteria.
### 3.2.1 Procedure voor toetreding
Volgens Artikel 49 VEU kan elke Europese staat die de door de Unie hooggehouden waarden eerbiedigt en zich ertoe verbindt deze uit te dragen, een verzoek tot lidmaatschap indienen. Dit verzoek wordt gericht aan de Raad, die bij eenparigheid van stemmen beslist na consultatie van de Commissie en goedkeuring van het Europees Parlement. De criteria voor toetreding worden vastgesteld door de Europese Raad. De voorwaarden voor toelating en de aanpassingen van de verdragen die daaruit voortvloeien, worden vastgelegd in een akkoord tussen de lidstaten en de verzoekende staat, dat door alle partijen moet worden bekrachtigd.
> **Tip:** Het toetredingsproces is zowel een juridische procedure als een politiek proces, waarbij de bestaande lidstaten bepalen wanneer een kandidaat-land klaar is om toe te treden.
### 3.2.2 Criteria voor toetreding (Kopenhagen criteria)
De Kopenhagen criteria, vastgesteld in 1993, vormen de basisvoorwaarden voor toetreding:
1. **Politieke criteria:** Stabiliteit van instellingen die democratie, de rechtsstaat, mensenrechten en respect voor en bescherming van minderheden garanderen.
2. **Economische criteria:** Een functionerende markteconomie die in staat is de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te bieden.
3. **Aanneming van het gemeenschapsrecht (acquis communautaire):** Het vermogen om de verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap, inclusief de aanvaarding van de doelstellingen van politieke, economische en monetaire unie, op zich te nemen.
### 3.2.3 De toetredingsprocedure in de praktijk
Het toetredingsproces is langdurig en complex. Kandidaat-landen moeten uitgebreide onderhandelingen voeren en aanzienlijke hervormingen doorvoeren om aan de criteria te voldoen. Voorbeelden zoals Turkije, dat in 1963 een associatieovereenkomst sloot en in 1999 als kandidaat-lidstaat werd erkend, illustreren de complexiteit en de politieke uitdagingen, zoals de Cypruskwestie die de start van onderhandelingshoofdstukken heeft belemmerd. De "Big Bang" uitbreiding in 2004, waarbij tien landen toetraden, en de latere toetreding van Kroatië in 2013, tonen de dynamiek van de verbreding.
### 3.2.4 Brexit en de implicaties
Het Verenigd Koninkrijk, dat in 1973 toetrad, kende een specifieke rol binnen de EU met diverse opt-outs. Interne politieke ontwikkelingen, zoals de opkomst van UKIP en een verkiezingsbelofte van premier David Cameron, leidden tot een referendum in 2016 waarin 52% van de kiezers voor uittreding stemde. Het Brexit-proces, gebaseerd op Artikel 50 VEU, resulteerde in een uittredingsakkoord en een overgangsperiode, waarna een handels- en samenwerkingsakkoord van kracht werd. De Ierse kwestie, met betrekking tot de grens tussen Noord-Ierland (VK) en Ierland (EU), vormde een significant obstakel in het Brexit-proces.
> **Example:** De "Big Bang" uitbreiding in 2004, waarbij landen als Estland, Letland en Litouwen (voormalige Sovjetrepublieken) lid werden, was een significante stap in de verbreding van de EU, gedreven door de wens tot herstel van onafhankelijkheid en integratie in de Europese structuren.
---
# Brexit en de gevolgen voor het Verenigd Koninkrijk en de EU
Dit onderwerp behandelt de achtergrond, het proces en de gevolgen van de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, inclusief de Ierse kwestie en de nieuwe handels- en samenwerkingsakkoorden.
## 4. Brexit en de gevolgen voor het Verenigd Koninkrijk en de EU
### 4.1 Achtergrond van Brexit
Het Verenigd Koninkrijk (VK) trad toe tot de Europese Economische Gemeenschap (EEG) in 1973, na een aanvankelijk lidmaatschap van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA). De toetreding werd in 1963 en 1967 geblokkeerd door een Frans veto onder Charles De Gaulle. Een referendum in 1975 resulteerde in een overweldigende meerderheid (67,2%) ten gunste van het lidmaatschap.
Het VK had door de jaren heen een bijzondere positie binnen de EU. Premier Margaret Thatcher eiste in 1979 haar geld terug ("I want my money back"). Het VK maakte gebruik van diverse opt-outs, waaronder op het gebied van de Economische en Monetaire Unie (EMU), Schengen en het Handvest van de grondrechten. Intern kreeg de eurosceptische politieke partij UKIP steeds meer aanhang, wat leidde tot de verkiezingsbelofte van premier David Cameron in 2015 om een nieuw reglement voor het VK binnen de EU te onderhandelen. Dit resulteerde in het Brexit-referendum op 23 juni 2016, waarbij 52% van de stemmers koos voor uittreding uit de EU.
### 4.2 Het Brexit-proces
Het Brexit-proces kende een gefaseerde aanpak, waarbij de uittreding werd gebaseerd op Artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Dit leidde tot de totstandkoming van een uittredingsakkoord, ondersteund door een politieke verklaring die het juridisch kader voor de toekomstige relatie zou schetsen.
Op 1 februari 2020 trad het VK de jure uit de EU. Vanaf die datum begon een overgangsperiode die liep tot 31 december 2020. Na afloop van deze periode, op 1 januari 2021, trad het handels- en samenwerkingsakkoord tussen het VK en de EU in werking.
### 4.3 De Ierse kwestie
De Ierse kwestie vormde een centraal en complex aspect van de Brexit. Historisch gezien was er een diepe verdeeldheid tussen de protestantse 'unionisten', die voorstander waren van het VK, en de katholieke 'nationalisten', die streefden naar een verenigd Ierland. Het Goede Vrijdagakkoord van 1998 was cruciaal in het brengen van vrede en stabiliteit in Noord-Ierland.
Een van de grootste uitdagingen van Brexit was het voorkomen van harde grenscontroles tussen Noord-Ierland (onderdeel van het VK) en de Republiek Ierland (lidstaat van de EU). Harde grenscontroles werden gezien als een bedreiging voor het Goede Vrijdagakkoord en de vrede in de regio. Verschillende oplossingen, waaronder een speciaal 'backstop'-mechanisme voor Noord-Ierland, werden besproken en vormden een significant struikelblok in de onderhandelingen over het uittredingsakkoord.
### 4.4 Nieuwe handels- en samenwerkingsakkoorden
Het handels- en samenwerkingsakkoord, dat op 1 januari 2021 van kracht werd, vormt de basis voor de nieuwe relatie tussen het VK en de EU na Brexit. Dit akkoord reguleert een breed scala aan gebieden, waaronder handel in goederen en diensten, visserij, lucht- en zeevervoer, en deelname aan EU-programma's.
Het akkoord beoogt een zo soepel mogelijke handel te waarborgen, maar introduceert wel douanecontroles en regelgevende verschillen die voorheen niet bestonden. De implementatie en de langetermijneffecten van dit akkoord op de Britse en Europese economieën zijn onderwerp van voortdurende analyse en aanpassing.
> **Tip:** Begrijp de historische context van het VK binnen de EU, inclusief de opt-outs en de opkomst van euroscepticisme, om de achterliggende redenen voor Brexit beter te plaatsen.
> **Tip:** Concentreer je bij de Ierse kwestie op de spanning tussen het Goede Vrijdagakkoord en de noodzaak van grenscontroles, en de politieke en sociale implicaties daarvan.
> **Voorbeeld:** Het ontbreken van een harde grens tussen Noord-Ierland en de Republiek Ierland was een cruciaal punt. Zonder een akkoord hierover, dreigde de vrede en stabiliteit in de regio in gevaar te komen, wat de onderhandelingen over het uittredingsakkoord bemoeilijkte.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Intergouvernementeel | Een vorm van organisatie waarbij lidstaten hun soevereiniteit behouden en beslissingen doorgaans bij consensus of unanimiteit worden genomen; de lidstaten blijven de belangrijkste actoren. |
| Supranationaal | Een organisatievorm waarbij instellingen onafhankelijk van de lidstaten opereren, beslissingen bij meerderheid kunnen nemen en een eigen autonome rechtsorde creëren met directe werking en voorrang boven nationaal recht. |
| Congres van Den Haag | Een belangrijke bijeenkomst in mei 1948, voorgezeten door W. Churchill, die cruciaal was voor de vroege stappen richting Europese samenwerking na de Tweede Wereldoorlog. |
| Raad van Europa | Een intergouvernementele organisatie opgericht op 5 mei 1949, met als doel het bevorderen van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat in Europa, met lidstaten en een eigen institutionele structuur. |
| Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) | De eerste supranationale Europese organisatie, opgericht bij het Verdrag van Parijs in 1951/52, met als doel de controle over de productie van kolen en staal in Frankrijk en Duitsland te verenigen. |
| Verklaring van Schuman | Een historische speech van de Franse politicus Robert Schuman op 9 mei 1950, die de basis legde voor het idee van een Europese eenmaking door de kolen- en staalindustrie onder een supranationaal bestuur te plaatsen. |
| Verdrag van Rome | Een reeks verdragen, waaronder het verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), ondertekend in 1957, die de economische en atoomenergie-integratie binnen Europa verder vormgaven. |
| Gemeenschappelijke markt | De afschaffing van alle belemmeringen van het intracommunautaire handelsverkeer, teneinde de nationale markten te verenigen tot één enkele markt die de omstandigheden van een binnenlandse markt zoveel mogelijk benadert, met vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. |
| Verdieping | Het proces waarbij de Europese Unie haar beleidsterreinen uitbreidt en de integratie binnen bestaande domeinen versterkt, vaak door middel van supranationale besluitvorming en aanpassing van verdragen. |
| Verbreding | Het proces van uitbreiding van het aantal lidstaten van de Europese Unie, waarbij nieuwe landen toetreden tot de gemeenschap en zich aan de bestaande verdragen en wetgeving moeten conformeren. |
| Europese Akte | Een verdrag uit 1986 dat de oprichting van de interne markt tegen 1992 nastreefde en de besluitvormingsprocedures binnen de EEG aanpaste, onder andere door de invoering van gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor bepaalde aangelegenheden. |
| Verdrag van Maastricht | Ondertekend in 1992, dit verdrag legde de basis voor de oprichting van de Europese Unie (EU) als zodanig, introduceerde het concept van Europees burgerschap en zette de weg vrij voor de Economische en Monetaire Unie (EMU) en de euro. |
| Verdrag van Lissabon | Een hervormingsverdrag uit 2007 dat de pijlerstructuur van de EU afschafte, de rol van het Europees Parlement versterkte en het Handvest van de grondrechten juridisch bindend maakte, met als doel de besluitvorming te democratiseren en de coherentie van het extern beleid te verbeteren. |
| Kopenhagencriteria | De voorwaarden die een kandidaat-lidstaat moet vervullen om lid te kunnen worden van de Europese Unie, waaronder politieke stabiliteit, democratie, respect voor mensenrechten en minderheden, en een functionerende markteconomie. |
| Brexit | De uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, een proces dat in gang werd gezet na een referendum in 2016 en resulteerde in het verlaten van de EU per 1 februari 2020. |
| Schengenakkoorden | Een reeks overeenkomsten die oorspronkelijk voorzagen in de geleidelijke afschaffing van de grenstoezichtcontroles tussen deelnemende Europese landen, wat resulteerde in een ruimere ruimte van vrij verkeer voor personen. |
| Gekwalificeerde meerderheid (QMV) | Een besluitvormingsprocedure in de Raad van de Europese Unie waarbij een voorstel wordt aangenomen indien het de steun krijgt van een bepaald percentage van de lidstaten, dat een bepaald percentage van de bevolking vertegenwoordigt. |