Cover
Aloita nyt ilmaiseksi sociale zekerheidsrecht deel 2.pdf
Summary
# Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
Het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT), ook bekend als brugpensioen, voorziet in een aanvullende vergoeding voor ontslagen oudere werknemers tot de wettelijke pensioenleeftijd [4](#page=4).
### 1.1 Historische context en oorsprong
Het concept van het brugpensioen deed zijn intrede rond 1974/75. In de jaren 1970 werd werkgelegenheid beschouwd als een "taart die moest worden verdeeld". Om jongeren meer kansen te geven op de arbeidsmarkt, was het de bedoeling om de uitstroom van oudere werknemers te stimuleren via regelingen voor vervroegd vertrek. Op die manier werd er in zekere zin plaats gemaakt voor jongeren. Het brugpensioen was oorspronkelijk dus een brug tussen het actieve professionele leven en het pensioen [4](#page=4) [5](#page=5).
### 1.2 Voorwaarden voor het SWT
Om aanspraak te kunnen maken op het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, dienden de volgende voorwaarden vervuld te zijn:
* **Ontslag door de werkgever:** De werknemer moest ontslagen zijn door de werkgever, met uitzondering van ontslagen om dringende redenen. Dit sluit beëindiging door de werknemer zelf, beëindiging in onderling akkoord of wegens overmacht uit [6](#page=6).
* **Recht op werkloosheidsuitkering:** De werknemer moest recht hebben op een werkloosheidsuitkering, wat aangetoond moest worden op basis van het beroepsverleden [6](#page=6).
* **Vastgestelde leeftijd:** De werknemer moest een bepaalde leeftijd bereikt hebben, die werd vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst (cao) [6](#page=6).
* **Loopbaanvereiste:** Er moest een bepaalde loopbaan voltooid zijn, eveneens vastgesteld bij cao [6](#page=6).
### 1.3 Evolutie en verschillende stelsels
De term "brugpensioen" werd op 1 januari 2012 officieel vervangen door de term "stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag" (SWT). Om te voorkomen dat oudere werknemers te vroeg de arbeidsmarkt verlieten, werden de voorwaarden voor toegang tot het brugpensioen geleidelijk strenger gemaakt. Dit gebeurde onder andere door de leeftijds- en loopbaanvereisten vaker te verhogen en het statuut van werkloze met bedrijfstoeslag minder gunstig te maken [7](#page=7).
Er bestonden diverse SWT-stelsels, elk met eigen specifieke voorwaarden:
* Algemeen SWT (cao nr. 17) [7](#page=7).
* SWT voor zware beroepen (cao nr. 143) [7](#page=7).
* SWT voor lange loopbaan (cao nr. 167) [7](#page=7).
* SWT voor ondernemingen erkend in moeilijkheden of in herstructurering (Koninklijk Besluit van 3 mei 2007) [7](#page=7).
* Medisch SWT (cao nr. 173) [7](#page=7).
### 1.4 Afschaffing van het SWT
Het regeerakkoord van 31 januari 2025 kondigde de onmiddellijke afschaffing van het SWT aan, met uitzondering van het medisch SWT. De Groep van 10 bereikte nadien een akkoord waarbij de einddatum van de bestaande cao's inzake SWT gerespecteerd zou worden tot 30 juni 2025 [10](#page=10).
Op 15 september 2025 werd een Koninklijk Besluit gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad tot afschaffing van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT). Voor elk van de verschillende stelsels werd een uiterste datum vastgelegd waarop een werknemer nog kon instappen in het betreffende SWT-stelsel. Na deze datum was toetreding niet langer mogelijk, wat resulteerde in een geleidelijke uitdoving van het stelsel [11](#page=11).
Alleen het medisch SWT bleef behouden. Dit medische SWT werd behouden tot 30 juni 2029 [11](#page=11) [13](#page=13).
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te maken tussen de verschillende SWT-stelsels, aangezien deze elk hun eigen specifieke voorwaarden en aflopende data hadden. De algemene afschaffing heeft geen retroactieve werking voor werknemers die reeds aan de voorwaarden voldeden en op SWT stonden of nog zouden gaan op basis van de oude regelgeving [14](#page=14).
#### 1.4.1 Gevolgen voor bestaande gevallen
Werknemers die aan alle voorwaarden voldeden en reeds in het SWT-stelsel zaten, of nog op SWT zouden gaan op basis van de oude regelgeving, blijven recht hebben op de bedrijfstoeslag tot aan het moment dat zij met pensioen gaan [14](#page=14).
### 1.5 Belangrijke definities
* **Brugpensioen:** Oudere term voor het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, dat oorspronkelijk bedoeld was als een overgang naar het pensioen [4](#page=4).
* **Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT):** De huidige, officiële term voor het brugpensioen [7](#page=7).
* **Collectieve Arbeidsovereenkomst (cao):** Overeenkomst die de voorwaarden en regels voor bepaalde werknemers of groepen werknemers vastlegt, inclusief leeftijds- en loopbaanvereisten voor SWT [6](#page=6).
> **Tip:** Houd de verschillende cao-nummers en bijbehorende stelsels goed uit elkaar bij het bestuderen van de materie, aangezien deze specifieke toepassingen en voorwaarden kennen [7](#page=7).
---
# Gezinsbijslag en het Groeipakket
Dit deel behandelt de gezinsbijslag, met een focus op de Vlaamse regeling, het Groeipakket, inclusief de basiswetgeving, actoren, en de verschillende prestaties [17](#page=17) [18](#page=18).
### 2.1 Algemeen
#### 2.1.1 Regionalisering van de gezinsbijslag
De gezinsbijslag was oorspronkelijk een federale bevoegdheid, vastgelegd in de Federale Algemene Kinderbijslagwet (AKBW). Sinds 1 juli 2014 werd deze bevoegdheid overgeheveld naar de deelstaten, die hierdoor eigen regelingen konden uitwerken. In de Vlaamse gemeenschap is sinds 1 januari 2019 de federale gezinsbijslagregeling vervangen door het Vlaamse Groeipakket. De juridische basis hiervoor is het Vlaams Decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid [19](#page=19) [26](#page=26).
De vroegere federale overheidsdienst FAMIFED werd opgeheven, en de taken worden nu uitgevoerd door regionale publieke kinderbijslagfondsen: FONS voor de Vlaamse gemeenschap, FAMIRIS voor Brussel en FAMIWALL voor het Waalse gewest [21](#page=21).
De bevoegde deelstaat wordt bepaald op grond van de wettelijke woonplaats van het rechtgevend kind, conform een samenwerkingsakkoord tussen de deelstaten van 6 september 2017 [22](#page=22).
De Algemene Kinderbijslagwet (AKBW) van 19 december 1939 werd in principe opgeheven door de regio's. Echter, voor kinderen geboren vóór 1 januari 2019 blijft de AKBW relevant voor de berekening van de maandelijkse kinderbijslag voor zolang er recht op bestaat. Dit omvat ook de berekening van de kinderbijslag volgens de rang van het kind in het gezin [23](#page=23).
#### 2.1.2 Administratieve organisatie
De uitbetaling van de gezinsbijslagen is gereglementeerd. De begunstigde(n) kiezen zelf een uitbetalingsinstelling. Sinds 1 januari 2019 zijn er vijf Vlaamse uitbetalers: FONS (het publieke kinderbijslagfonds, voorheen VUTG) en vier private organisaties. Verplichte aanvraag en aansluiting bij een uitbetalingsinstelling naar keuze van de begunstigde(n) is vereist [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68).
### 2.2 De Vlaamse gezinsbijslag
#### 2.2.1 Basiswetgeving
De basiswetgeving van de Vlaamse gezinsbijslag wordt gevormd door het Decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, ook wel het ‘Groeipakketdecreet’ genoemd [26](#page=26).
#### 2.2.2 Temporeel toepassingsgebied
Het Groeipakketdecreet is in principe van toepassing op alle kinderen geboren na 31 december 2018. Het creëert één universeel systeem voor alle kinderen, onafhankelijk van de professionele situatie van hun ouders [26](#page=26).
#### 2.2.3 Actoren
De actoren binnen het Groeipakket zijn het rechtgevend kind en de begunstigde [28](#page=28) [29](#page=29).
##### 2.2.3.1 Het rechtgevend kind
Om als kind recht te geven op gezinsbijslagen, moet het aan de volgende voorwaarden voldoen [30](#page=30):
* **Woonplaatsvereiste en nationaliteitsvereiste:** Het kind moet zijn woonplaats hebben in het Nederlandse taalgebied en de Belgische nationaliteit bezitten [31](#page=31).
* Kinderen die niet de Belgische nationaliteit bezitten, geven recht indien ze hun woonplaats in het Nederlandse taalgebied hebben en toegelaten of gemachtigd zijn om in België te verblijven of zich te vestigen. Indien het verblijfsrecht niet bewezen kan worden in hoofde van het kind, wordt het verblijfsrecht van de ouders beoordeeld [32](#page=32).
* **Voorbeeld:** Sammy (10 jaar) met Marokkaanse nationaliteit verblijft in België sinds 1/1/2021. Hij kan geen verblijfsrecht bewijzen. Zijn ouders verblijven in België sinds respectievelijk 1/7/2021 en 1/1/2022. De vader bezit sinds 1/5/2023 een vreemdelingenkaart type B (onbeperkt verblijfsrecht), waardoor de verblijfsvoorwaarde van het kind vervuld is vanaf 1/5/2023 [32](#page=32).
* **Leeftijd van het kind:**
* **Tot 18 jaar:** Onvoorwaardelijk recht [30](#page=30) [34](#page=34).
* **Voorbeeld:** Josephine wordt 18 op 15 mei 2025. Zij geeft recht op gezinsbijslagen tot 31 mei 2025 [34](#page=34).
* **Tot 21 jaar:** Kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte [30](#page=30) [34](#page=34).
* **Voorbeeld:** Mats heeft een visuele beperking en geniet van een toeslag voor een specifieke ondersteuningsbehoefte tot hij 21 jaar wordt. Tot dan heeft hij een onvoorwaardelijk recht op het basisbedrag [34](#page=34).
* **Tot 25 jaar:** Voor leerlingen, studenten en stagiairs die aan bepaalde voorwaarden voldoen [30](#page=30) [35](#page=35).
* **Student hoger onderwijs:** Vereist inschrijving voor minstens 27 studiepunten in dat academiejaar [33](#page=33) [35](#page=35).
* **Winstgevende activiteit:** In principe mag geen winstgevende activiteit worden uitgeoefend, tenzij deze activiteit gedurende maximaal 650 uur (vanaf 2025) wordt uitgeoefend onder een studentenovereenkomst [33](#page=33) [35](#page=35).
##### 2.2.3.2 De begunstigde
De begunstigde is de natuurlijke persoon aan wie toelagen in het kader van het gezinsbeleid worden toegekend [37](#page=37).
* **Begunstigde startbedrag geboorte:** In principe is de zwangere persoon begunstigde bij aanvraag van het startbedrag voor het eerste rechtgevende kind vóór de geboorte [37](#page=37).
* **Begunstigde maandelijks basisbedrag (basisgezinsbijslag):**
* **Beide ouders:** In principe worden beide ouders van het rechtgevend kind aangewezen als begunstigden ('begunstigdenkern'). Dit geldt ook indien ouders gescheiden zijn. Gevolg hiervan is dat beide ouders samen de uitbetalingsinstelling en het rekeningnummer kiezen. Dit geldt ook na de meerderjarigheid van de kinderen [38](#page=38).
* **Oefening 1 (co-ouderschap):** Anna (6 jaar) woont afwisselend bij moeder Sofie en vader Jan. Met co-ouderschap in een notariële akte vastgelegd, zijn beide ouders begunstigden. Indien zij er niet uitkomen, beslist de rechter [44](#page=44).
* **Eén ouder:** Slechts één ouder wordt aangewezen als begunstigde in volgende situaties [40](#page=40) [41](#page=41):
* Eén ouder is overleden: de overlevende ouder [40](#page=40).
* De ouder met exclusief ouderlijk gezag [40](#page=40) [46](#page=46).
* Vermoeden van afwezigheid van één ouder vastgesteld door de vrederechter: de aanwezige ouder [40](#page=40).
* Eén ouder is uit de ouderlijke macht ontzet: de niet uit de ouderlijke macht ontzette ouder [40](#page=40) [41](#page=41).
* Eén ouder is niet bekend: de bekende ouder [40](#page=40).
* **Voorbeeld:** Na echtscheiding wordt Robrecht uit het ouderlijk gezag ontzet wegens zwaarwichtige feiten. Fien, de moeder, krijgt exclusief ouderlijk gezag en wordt de begunstigde [41](#page=41).
* **Het rechtgevend kind:** Het kind zelf is begunstigde in volgende gevallen [42](#page=42):
* Als het gehuwd is [42](#page=42).
* Als het ontvoogd is of minstens 16 jaar oud is én zijn woonplaats niet bij zijn ouders of werkelijke opvoeders heeft (met een afzonderlijke domicilie of dit kan met officiële documenten aangetoond worden). Officiële documenten zijn onder andere een attest van de politie, een beschikking van een rechtbank, of een attest van het OCMW [42](#page=42).
* Als het zelf begunstigde is voor zijn eigen kind(eren) [42](#page=42).
* **De werkelijke opvoeder:** Indien de ouder(s) het kind niet daadwerkelijk opvoeden, kan de werkelijke opvoeder als begunstigde worden aangewezen. De feitelijke gezinsband primeert boven de biologische [43](#page=43).
* **Voorbeeld:** Een ex-stiefvader wordt als werkelijke opvoeder begunstigde wanneer het kind bij hem blijft wonen na de scheiding van zijn moeder [43](#page=43).
* **Oefening 2 (kind woont bij grootouders):** Yusuf (15 jaar) woont bij zijn grootouders wegens langdurige afwezigheid van zijn ouders. De grootouders, als werkelijke opvoeders met een gedomicilieerd kind, komen in aanmerking als begunstigde [45](#page=45).
* **Oefening 3 (nieuw-samengesteld gezin):** Emma (10 jaar) woont bij haar moeder Karen en diens partner Liesbet. De vader is niet betrokken. De moeder (met exclusief ouderlijk gezag) of de werkelijke opvoeder (Liesbet) kan als begunstigde worden aangesteld [46](#page=46).
* **Oefening 4 (jongere woont zelfstandig):** Liam (19 jaar), student op kot, is nog gedomicilieerd bij zijn ouders maar voorziet zelf in zijn levensonderhoud. De ouders zijn de begunstigden op basis van de domicilie thuis [47](#page=47).
#### 2.2.4 De prestaties
Het Groeipakket omvat verschillende prestaties voor een rechtgevend kind [49](#page=49) [50](#page=50) [53](#page=53) [55](#page=55) [57](#page=57):
* **Sowieso basisbedrag (basisgezinsbijslag):** Dit is een maandelijks bedrag [49](#page=49).
* **Basisbedrag (kinderbijslag):** Vanaf 1 januari 2019 is dit een flat rate van EUR 180,19 per kind (geïndexeerd bedrag). Dit geldt universeel, ongeacht de rangorde of leeftijd van het kind in het gezin [51](#page=51).
* **Overgangsregeling voor kinderen geboren vóór 1 januari 2019:** Voor deze kinderen blijven de rechten op grond van de oude Algemene Kinderbijslagwet behouden, inclusief de koppeling van het basisbedrag aan de rangorde en leeftijd (leeftijdsbijslag op 6, 12 en 18 jaar) [62](#page=62).
* **Rangorde in AKBW:**
* Rang 1: Oudste rechtgevend kind, laagste bedrag [62](#page=62) [63](#page=63).
* Rang 2: Tweede oudste rechtgevend kind, hoger bedrag [62](#page=62) [63](#page=63).
* Rang 3: Alle andere rechtgevende kinderen, hoogste bedrag [62](#page=62) [63](#page=63).
* **Voorbeeld (AKBW):** Marc heeft 3 kinderen: Tom (oudste, rang 1), Elly (tweede, rang 2) en Lucie (jongste, rang 3). Als Tom gaat werken, schuiven Elly en Lucie een rang op [64](#page=64).
* **Bedragen (geïndexeerd, indicatief):** EUR 101,69 (1e rang), EUR 188,16 (2e rang), EUR 259,49 (3e rang) [63](#page=63).
* **Eenmalig startbedrag (kraamgeld):** Bij geboorte of adoptie van een rechtgevend kind [49](#page=49) [51](#page=51).
* Bedraagt EUR 1.100 (wettelijk bedrag), momenteel EUR 1.238,78 (geïndexeerd) [51](#page=51).
* **Jaarlijkse schoolbonus (‘universele participatietoeslag’):** Wordt eenmalig in augustus uitbetaald en hangt af van de leeftijd [49](#page=49) [51](#page=51).
* 0-4 jaar: circa EUR 20 [51](#page=51).
* 5-11 jaar: circa EUR 40 [51](#page=51).
* 12-17 jaar: circa EUR 55 [51](#page=51).
* 18+: circa EUR 68 [51](#page=51).
* **Eventuele toeslagen:** Dit zijn maandelijkse verhogingen van het basisbedrag ter extra ondersteuning voor sommige kinderen [49](#page=49) [53](#page=53) [54](#page=54) [55](#page=55) [57](#page=57).
* **Zorgtoeslagen:** Bijdragen aan extra zorgen voor wezen, pleegkinderen en kinderen met specifieke ondersteuningsbehoeften [54](#page=54).
* **Sociale toeslag:** Voor gezinnen die met hun inkomen de opvoedingskost moeilijker kunnen dragen. Deze toeslag is afhankelijk van het gezinsinkomen en de gezinsgrootte [56](#page=56).
* **Selectieve participatietoeslagen:** Stimuleren het gebruik van kinderopvang of onderwijs [59](#page=59).
1. **Kinderopvangtoeslag:** [59](#page=59).
2. **Schooltoeslag:** Voor kleuter-, lager- en secundair onderwijs. Voor gezinnen met een lager inkomen, waarbij de inkomensvoorwaarde automatisch wordt onderzocht [59](#page=59).
3. **Kleutertoeslag:** Geschrapt sinds 2025 en geïntegreerd in de schooltoeslag [59](#page=59).
#### 2.2.5 De uitbetaling
De uitbetaling gebeurt door een gekozen uitbetalingsinstelling, na verplichte aanvraag. Sinds 1 januari 2019 zijn er in Vlaanderen vijf uitbetalers: FONS (publiek) en vier private kinderbijslagfondsen [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68).
> **Tip:** Kinderen geboren vóór 1 januari 2019 behouden de regels van de Algemene Kinderbijslagwet (AKBW) met rangorde en leeftijdsbijslagen, wat een significant verschil is met het universele, 'flat rate' systeem van het Groeipakket voor nieuwgeboren kinderen [62](#page=62).
> **Voorbeeld:** Een student hoger onderwijs komt in aanmerking voor gezinsbijslag tot 25 jaar indien hij minstens 27 studiepunten opneemt en niet meer dan 650 uur per jaar werkt als student [33](#page=33) [35](#page=35).
---
# Pensioenen: rust- en overlevingspensioen
Dit hoofdstuk bespreekt de basisprincipes van het Belgische pensioenstelsel, met specifieke aandacht voor het wettelijke rustpensioen en het overlevingspensioen voor werknemers [72](#page=72) [73](#page=73).
### 3.1 Algemeen kader en pensioenpijlers
Het Belgische pensioenstelsel is een sociaal zekerheidsstelsel dat de financiële zekerheid van burgers na hun beroepsloopbaan waarborgt. Het financiële model van de pensioenen is gebaseerd op het **repartitiebeginsel**, waarbij de bijdragen van de actieve bevolking worden gebruikt om de pensioenen van de gepensioneerden te financieren. De huidige demografische trend van vergrijzing, met een dalende socio-economische ratio (het aantal werkenden per gepensioneerde), vormt een grote uitdaging voor dit systeem [72](#page=72) [74](#page=74) [75](#page=75) [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78) [80](#page=80) [82](#page=82).
Het pensioenstelsel kan worden opgedeeld in drie pijlers [83](#page=83):
1. **Wettelijk pensioen:** Dit is het basispensioen dat door de sociale zekerheid wordt verstrekt [83](#page=83).
2. **Aanvullend pensioen:** Dit wordt opgebouwd via de werkgever, vaak via pensioenfondsen of groepsverzekeringen [83](#page=83).
3. **Individueel pensioen:** Dit is een aanvullend pensioen dat de werknemer zelf individueel opbouwt, bijvoorbeeld door te sparen of te beleggen [83](#page=83).
De basiswetgeving voor de werknemerspensioenen omvat onder andere het Koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en het Koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers [85](#page=85).
### 3.2 Rustpensioen werknemers
#### 3.2.1 Personeel toepassingsgebied
Het wettelijk rustpensioen voor werknemers is van toepassing op personen die als werknemer in België tewerkgesteld zijn geweest en wiens tewerkstelling aanleiding heeft gegeven tot het betalen van sociale bijdragen voor de pensioensector [87](#page=87).
#### 3.2.2 Toekenningsvoorwaarden
Om recht te hebben op een wettelijk rustpensioen, moet de werknemer aan drie voorwaarden voldoen [89](#page=89) [96](#page=96) [98](#page=98):
1. **Pensioenleeftijd bereiken:**
* **Algemene regel:** Het rustpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd. Deze leeftijd wordt trapsgewijs verhoogd: 66 jaar vanaf 1 januari 2025 en 67 jaar vanaf 1 januari 2030. Er is geen pensioenverplichting vanaf de pensioengerechtigde leeftijd; men mag bijverdienen [89](#page=89).
* **Vervroegd pensioen:** Dit is een pensioen vóór de wettelijke pensioenleeftijd. De voorwaarden voor vervroegd pensioen worden strenger naarmate men vroeger op pensioen gaat. Er is een minimumleeftijd en een minimum loopbaanduur vereist [93](#page=93).
* **Loopbaanvoorwaarden en minimumleeftijden voor vervroegd pensioen:**
* 44 loopbaanjaren, 60 jaar [93](#page=93).
* 43 loopbaanjaren, 61 jaar [93](#page=93).
* 43 loopbaanjaren, 62 jaar [93](#page=93).
* 42 loopbaanjaren, 63 jaar [93](#page=93).
* Een **loopbaanjaar** telt mee als er minstens 1/3 van een voltijds arbeidsregime (ongeveer 104 dagen voltijdse tewerkstelling) gewerkt is of gelijkgestelde dagen zijn opgenomen. Voor deeltijdse werknemers wordt een omrekening gemaakt [94](#page=94).
* **Pensioenbonus:** Stimuleert om langer door te werken door een extra uitkering te verlenen bij het langer blijven werken dan de wettelijke pensioenleeftijd .
* **Pensioenmalus:** In het regeerakkoord is voorzien in de invoering van een pensioenmalus bij uittreden vóór de wettelijke pensioenleeftijd, maar dit is nog geen wetgeving [95](#page=95).
2. **Stopzetting beroepsactiviteit:**
* In principe moet de beroepsactiviteit stopgezet worden om een rustpensioen te ontvangen [96](#page=96).
* **Cumulatie met een beroepsactiviteit:** Onder bepaalde voorwaarden is cumulatie toegestaan [96](#page=96).
* **Vanaf de wettelijke pensioenleeftijd of na minstens 45 loopbaanjaren:** Onbegrensd bijverdienen [97](#page=97).
* **Jonger dan de wettelijke pensioenleeftijd of minder dan 45 loopbaanjaren:** Er gelden inkomensgrenzen [97](#page=97).
* Zonder kinderlast: 10.117 euro bruto per jaar (werknemer) [97](#page=97).
* Met kinderlast: 15.175 euro bruto per jaar (werknemer) [97](#page=97).
* Flexi-job: 7.876 euro per jaar [97](#page=97).
* **Sancties bij overschrijding van de cumulatiegrenzen:** Het pensioen wordt proportioneel verminderd of geschorst [96](#page=96).
3. **Verblijfsvoorwaarde:**
* In principe wordt geen pensioen verstrekt aan personen die niet effectief in België verblijven [98](#page=98).
* Deze voorwaarde geldt niet voor Belgen en erkende vluchtelingen, die hun pensioen wereldwijd kunnen ontvangen [98](#page=98).
#### 3.2.3 Prestaties (pensioenberekening)
Het rustpensioen van werknemers wordt vastgesteld op grond van drie elementen: de loopbaan, het loon per loopbaanjaar, en de gezinstoestand, plus eventuele pensioenbonus .
De basisformule voor het rustpensioen per loopbaanjaar is :
$$ \text{Pensioen per loopbaanjaar} = \text{Pensioenbreuk} \times \text{Loon per loopbaanjaar} $$
De pensioenopbrengst van elk jaar wordt opgeteld om het pensioen op jaarbasis te bekomen, hoewel het maandelijks wordt uitbetaald. Er zijn drie sleutelvragen bij de berekening :
I. Welke periodes komen in aanmerking voor de loopbaanberekening?
II. Wat is het relevante loon voor elk jaar?
III. Heeft de gepensioneerde recht op 60% of 75%, en wat gebeurt er bij echtscheiding?
**I. Loopbaan:**
De loopbaan omvat periodes van werkelijke tewerkstelling, gelijkgestelde periodes, en periodes die na vrijwillige betaling van bijdragen gelijkgesteld worden .
* **Periodes van werkelijke tewerkstelling:** Alle jaren waarin een activiteit als werknemer werd uitgeoefend tellen mee vanaf 1955, zonder minimum aantal dagen of uren .
* **Gelijkgestelde periodes:** Periodes waarin geen eigenlijke tewerkstelling was maar die wel meetellen voor het pensioen. Voorbeelden zijn onvrijwillige werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, loopbaanonderbreking, tijdskrediet, deeltijdse arbeid met behoud van recht op werkloosheid, jaarlijkse vakantie, staking, afwezigheid om dwingende familiale redenen, geboorteverlof en pleegzorgverlof. Vanaf maart 2026 wordt langdurige werkloosheid beperkt in de tijd .
* **Periodes gelijkgesteld na betaling van bijdragen (Regularisatie):** Bepaalde studieperiodes na het behalen van een diploma hoger onderwijs kunnen geheel of gedeeltelijk meetellen voor de berekening van het pensioenbedrag. Dit is beperkt tot het aantal studiejaren vereist voor het diploma. De aanvraag moet voor de ingangsdatum van het rustpensioen worden ingediend. De kostprijs bedraagt forfaitair 1.902,39 euro per studieperiode van 10 maanden indien de aanvraag binnen 10 jaar na het behalen van het diploma gebeurt .
**II. Loon:**
Het totale jaarloon per loopbaanjaar is de som van:
* Werkelijke bezoldigingen voor effectief gewerkte periodes .
* Fictieve of forfaitaire lonen voor gelijkgestelde periodes, meestal gebaseerd op het loon van het voorgaande jaar (bv. bij ziekte, invaliditeit, werkloosheid). Deze zijn begrensd .
Het totale loon voor elk loopbaanjaar wordt vermenigvuldigd met een herwaarderingscoëfficiënt om het loon van vroeger af te stemmen op de huidige kosten van levensonderhoud .
**III. Gezinstoestand:**
De gezinstoestand bepaalt of men recht heeft op een gezinspensioen (75%) of een pensioen als alleenstaande (60%) .
* **Gezinspensioen (75%):** Voor gehuwde werknemers wiens echtgenoot geen beroepsactiviteit uitoefent, zelf geen eigen pensioen of vervangingsinkomen ontvangt, of wiens echtgenoot een pensioen ontvangt dat niet hoger is dan het verschil tussen het alleenstaande- en het gezinspensioen .
* **Pensioen voor alleenstaande (60%):** Voor gepensioneerden die geen recht hebben op een gezinspensioen .
* **Pensioen van de uit de echt gescheiden echtgenoot:** Kan onder voorwaarden recht hebben op een pensioen gebaseerd op de loopbaan van de ex-echtgenoot. Dit bedraagt 62,5% van het geïndexeerde en geherwaardeerde loon van de werknemer, in verhouding tot de duur van het huwelijk .
**Pensioenbonus:**
Dit is een extra netto bedrag dat bovenop het pensioen wordt uitbetaald. Het wordt opgebouwd vanaf de vroegst mogelijke pensioendatum gedurende maximaal drie kalenderjaren, op voorwaarde dat men effectief verder werkt. De uitbetaling is in principe kapitaal (eenmalig) .
**Bijzondere aspecten van de pensioenberekening:**
* **Gemengde loopbaan:** Pensioen wordt pro rata berekend over de verschillende stelsels waar een loopbaan is opgebouwd .
* **Eenheid van loopbaan:** De volledige loopbaan wordt in principe beperkt tot 45 jaren (voor mannen en vrouwen). Sinds 2019 geldt deze regel niet meer voor reëel gewerkte arbeidsprestaties. De berekening is gebaseerd op voltijdse dagequivalenten (45 x 312 = 14.040 dagen) .
#### 3.2.4 Administratieve organisatie en aanvraag wettelijk rustpensioen
De pensioenen worden geregeld door de Federale Pensioendienst (FPD), die opgericht werd in 2016 na de fusie van het Rijksinstituut voor de Pensioenen (RVP) en de Dienst voor de Overheidspersoneelsstelsels (FDOS). De FPD kent pensioenen toe, berekent ze en betaalt ze uit. Men kan het persoonlijke pensioendossier raadplegen via 'Mypension' .
* **Geen pensioenaanvraag nodig indien:**
* Men op de wettelijke pensioenleeftijd met pensioen gaat.
* Men gewerkt heeft als werknemer, zelfstandige of ambtenaar in België.
* Men 13 maanden vóór de wettelijke pensioenleeftijd in België woont .
* **Aanvraag indienen:** In alle andere gevallen moet een aanvraag worden ingediend bij de Pensioendienst (online mogelijk). De werkgever heeft nauwelijks verplichtingen inzake wettelijke pensioenen .
#### 3.2.5 Betaling rustpensioen
* Het pensioen wordt maandelijks uitbetaald door de Federal Pensioendienst .
* Vakantiegeld wordt samen met het pensioen van mei uitbetaald .
* **Schorsing van de betaling:** Als de gepensioneerde wordt opgesloten (detentie, voorlopige hechtenis of internering), blijft het genot behouden indien de duur minder dan 12 maanden is .
* **Stopzetting van de betaling:** Bij overlijden van de gepensioneerde .
### 3.3 Overlevingspensioen
Het overlevingspensioen is bedoeld voor de langstlevende echtgenoot of echtgenote van een overleden werknemer .
#### 3.3.1 Personeel toepassingsgebied
Het overlevingspensioen voor werknemers geldt voor weduwnaars of weduwen van werknemers. Feitelijk of wettelijk samenwonende partners hebben geen recht op een overlevingspensioen .
#### 3.3.2 Voorwaarden
Om recht te hebben op een overlevingspensioen, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan :
* **Huwelijk:** Men moet minstens één jaar wettelijk getrouwd zijn op het moment van het overlijden van de werknemer. Er zijn uitzonderingen mogelijk als het huwelijk minder dan een jaar oud was (bv. bij geboorte van een kind, kind ten laste, ongeval of beroepsziekte na huwelijk). Ook een voorafgaande wettelijke samenwoning die samen met het huwelijk minstens één jaar duurde en niet onderbroken werd, kan meetellen .
* **Geen nieuw huwelijk aangaan:** Het overlevingspensioen wordt geschorst bij hertrouwen .
* **Leeftijd:** Tot 2014 was de minimumleeftijd 45 jaar, dit wordt jaarlijks verhoogd tot 55 jaar in 2030 .
* **Stopzetting beroepsactiviteit:** Cumulatie met een beroepsactiviteit is toegestaan mits de inkomsten onder bepaalde grenzen blijven .
* **Verblijfsvoorwaarde:** Idem als voor de gerechtigden van het rustpensioen (verblijf in België) .
#### 3.3.3 Prestaties
Het overlevingspensioen wordt berekend op basis van het rustpensioen van de overleden werknemer .
* **Overlijden tijdens het rustpensioen:** Het overlevingspensioen bedraagt 80% van het rustpensioen dat de overleden werknemer zou hebben ontvangen berekend tegen het gezinsbedrag (dit komt overeen met 60% van het loon) .
* **Overlijden vóór ingangsdatum pensioen (maar minstens 20 jaar oud op 1 januari):** Het overlevingspensioen bedraagt 80% van het theoretisch rustpensioen dat de werknemer zou hebben verkregen als gezinsrustpensioen indien hij niet voortijdig was overleden .
#### 3.3.4 Administratieve organisatie en aanvraag
De aanvraag voor een overlevingspensioen moet ingediend worden bij de Federale Pensioendienst .
Het huidige regeerakkoord voorziet in de vervanging van het overlevingspensioen door een tijdelijke overgangsuitkering, hoewel dit nog geen wetgeving is .
---
# Sociale bijstand
Sociale bijstand fungeert als een residuair vangnet binnen de sociale bescherming, onderscheiden van de klassieke sociale zekerheid, en richt zich op personen die niet via de reguliere sociale zekerheidssystemen terechtkunnen .
### 4.1 Maatschappelijke integratie - leefloon
Het recht op maatschappelijke integratie, ingevoerd in 2002 met de Wet van 26 mei 2002, beoogt behoeftige personen te helpen integreren in de maatschappij door middel van tewerkstelling, het toekennen van een leefloon, of via een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI) .
#### 4.1.1 Voorwaarden voor maatschappelijke integratie
Om aanspraak te maken op maatschappelijke integratie, moet men voldoen aan de volgende voorwaarden:
* **Leeftijd:** Meerderjarig zijn, of hiermee gelijkgesteld worden (bv. indien men kinderen ten laste heeft of zwanger is) .
* **Verblijfplaats:** Een werkelijke verblijfplaats in België hebben, met een mogelijke uitzondering voor maximaal vier weken per jaar voor vakantie of andere uitzonderlijke omstandigheden .
* **Nationaliteit:** Belg zijn, EU-burger met verblijfsrechten van meer dan drie maanden, een vreemdeling ingeschreven in het bevolkingsregister, of een erkende vluchteling of staatloze .
* **Onvoldoende bestaansmiddelen:** Dit vereist een sociaal onderzoek waarbij de inkomsten en het vermogen van de aanvrager en diens partner worden onderzocht. In principe wordt het vermogen niet in rekening gebracht, maar er wordt van uitgegaan dat dit inkomsten genereert. Bepaalde bestaansmiddelen, zoals gezinsbijslagen of studietoelagen, zijn vrijgesteld .
* **Werkbereidheid:** De aanvrager moet werkbereid zijn, tenzij dit om gezondheids- of billijkheidsredenen onmogelijk is. Dit wordt beoordeeld op basis van de concrete mogelijkheden en inspanningen van de betrokkene .
* **Rechten laten gelden op sociale uitkeringen:** Eerst moeten de rechten binnen het socialezekerheidsrecht worden uitgeoefend, aangezien maatschappelijke integratie een residuair karakter heeft .
* **Rechten laten gelden op onderhoudsgelden:** Het is mogelijk, maar geen verplichting, om rechten op onderhoudsgeld te laten gelden ten aanzien van echtgenoten, ex-echtgenoten, kinderen of ouders .
#### 4.1.2 Prestaties in het kader van maatschappelijke integratie
De prestaties zijn niet puur uitkeringsgericht en richten zich in eerste instantie op integratie door tewerkstelling. Ondergeschikt hieraan staat het leefloon, dat gekoppeld is aan een GPMI en gezien kan worden als een inkomen in ruil voor de inzet van de betrokkene tot maatschappelijke inschakeling .
* **Leeftijdscriterium:**
* Aanvragers jonger dan 25 jaar hebben recht op tewerkstelling binnen drie maanden via een middelenverbintenis. Een leefloon is slechts bij uitzondering mogelijk .
* Aanvragers van 25 jaar en ouder kunnen aanspraak maken op een leefloon of tewerkstelling, zonder discriminatie van ouderen .
* **Leefloon:** Dit is meestal gekoppeld aan een GPMI, wat specifieke voorwaarden met zich meebrengt. Niet-naleving kan leiden tot verlies van het leefloon. De bedragen zijn forfaitair en worden berekend op basis van de gezinssituatie :
* Samenwonend: 876,13 euro per maand (bedrag 2025) .
* Alleenstaand: 1.314,20 euro per maand .
* Gerechtigde met gezinslast: 1.776,07 euro per maand (bedrag 2025) .
* **Gevolgen voor sociaal statuut:** Personen die een leefloon ontvangen, betalen geen bijdragen voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, hebben recht op verhoogde tegemoetkomingen en een sociale toeslag in het kader van het Groeipakket .
### 4.2 OCMW-dienstverlening
De OCMW-dienstverlening, geregeld door de OCMW-Wet van 8 juli 1976, heeft een ruimer toepassingsgebied dan het recht op maatschappelijke integratie en valt onder het principe dat elke persoon recht heeft op maatschappelijke dienstverlening die hem in staat stelt een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. Dit recht geldt ongeacht leeftijd, nationaliteit of verblijfplaats .
#### 4.2.1 Kenmerken van OCMW-dienstverlening
* **Menselijke waardigheid:** Vrijwaring voor armoede, zelfs als er geen recht (meer) is op maatschappelijke integratie .
* **Beperkingen:** De dienstverlening kan beperkt worden bij bedrog, indien eigen inspanning volstaat, of op voorwaarde van werkbereidheid, volgens beslissing van het OCMW .
* **Beperkingen voor bepaalde vreemdelingen:**
* Verzoekers om internationale bescherming ontvangen hulp via aparte opvangstructuren .
* Meerderjarige vreemdelingen met illegaal verblijf hebben enkel recht op dringende medische hulp .
* Minderjarige vreemdelingen met illegaal verblijf hebben recht op onontbeerlijke materiële hulp indien de ouders dit niet kunnen .
* **Financiële middelen:** Bij ontoereikende bestaansmiddelen worden de regels van de Wet Maatschappelijke Integratie vaak toegepast .
#### 4.2.2 Vormen van OCMW-dienstverlening
De dienstverlening is een subjectief recht waarbij het OCMW de noodzaak en de vorm bepaalt. Het kan van materiële, sociale, geneeskundige of psychologische aard zijn, en gericht op maatschappelijke participatie. Enkele vormen zijn :
* Financiële hulp (huisvesting, verwarming, …) .
* Dienstverlening in natura (huisvesting, verwarming, …) .
* Voorschotten op sociale uitkeringen .
* Sociale tewerkstelling .
* Begeleiding (budgetbegeleiding, schuldbemiddeling) .
* Informatieverschaffing en rechtshulp .
* Geneeskundige dienstverlening .
* Installatiepremie voor daklozen .
* Financiële dienstverlening aan onderhoudsplichtigen .
#### 4.2.3 Procedure
De bevoegde instantie is het OCMW van de gemeente waar de aanvrager gewoonlijk verblijft. Een sociaal onderzoek is niet altijd noodzakelijk, maar kan nuttig zijn. De beslissing wordt genomen door de OCMW-raad .
### 4.3 Inkomensgarantie voor ouderen (IGO)
De inkomensgarantie voor ouderen (IGO) is een sociaal vangnet voor personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, maar geen of een te laag pensioen ontvangen .
#### 4.3.1 Voorwaarden voor IGO
* **Leeftijd:** Pensioengerechtigd .
* **Nationaliteit:** In principe Belgisch, met uitzonderingen .
* **Verblijfsvoorwaarde:** Hoofdverblijfplaats in België, met een maximum van 29 kalenderdagen per jaar verblijf in het buitenland .
* **Onvoldoende bestaansmiddelen:** Minder dan een bepaald bedrag, afhankelijk van de gezinssituatie:
* 1.549,42 euro per maand voor alleenstaanden (op 01.11.2024) .
* 1.032,95 euro per maand voor samenwonenden (op 01.11.2024) .
* **Rechten laten gelden op pensioen:** De aanvrager moet aanspraak maken op een pensioen .
#### 4.3.2 Prestaties van IGO
De IGO kent forfaitaire bedragen toe, onderverdeeld in twee categorieën:
* Delen zelfde hoofdverblijfplaats: 1.053,58 euro per maand (bedrag 2025) .
* Alleenstaande, persoon met kinderen ten laste: 1.580,37 euro per maand (bedrag 2025) .
### 4.4 Tegemoetkomingen aan personen met een handicap (TPH)
Deze tegemoetkomingen zijn bedoeld voor personen die door een handicap aanzienlijk beperkt zijn in hun verdienvermogen of zelfredzaamheid .
#### 4.4.1 Typen tegemoetkomingen
* **Inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT):** Voor personen met een handicap wiens lichamelijke of psychische toestand het verdienvermogen vermindert tot één derde .
* **Integratietegemoetkoming (IT):** Voor personen met een handicap die bijkomende kosten moeten dragen wegens een vermindering van zelfredzaamheid .
#### 4.4.2 Voorwaarden voor TPH
* **Leeftijd:** Vanaf 18 jaar en vóór 65 jaar .
* **Nationaliteit:** Belg of behorend tot bepaalde andere categorieën .
* **Woonplaats en verblijf:** In België .
* **Inkomen:** Maximaal vastgestelde grenzen .
* **Handicap:**
* IVT: Verdienvermogen niet meer dan één derde van dat van een gezond persoon .
* IT: Bepaald via een puntensysteem dat de graad van zelfredzaamheid vaststelt .
#### 4.4.3 Bedragen van de tegemoetkomingen
* **IVT:** Kent drie categorieën toe op basis van de gezinssituatie, met jaarlijkse basisbedragen variërend van 10.778,55 euro tot 16.167,85 euro .
* **IT:** Kent vijf categorieën toe op basis van de graad van zelfredzaamheid, met jaarlijkse basisbedragen van 1.581,40 euro tot 13.705,66 euro .
### 4.5 Individuele materiële bijstand voor personen met een handicap
Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) verleent financiële tegemoetkomingen voor de meerkost van hulpmiddelen, aanpassingen of bijstand .
#### 4.5.1 Algemeen
* **Definitie persoon met handicap:** Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem door functiestoornissen (mentaal, psychisch, lichamelijk, zintuiglijk), beperkingen bij activiteiten en persoonlijke/externe factoren .
* **Doelgroep:** Enkel meerderjarige personen met een handicap die werkelijk in België verblijven en een woonplaats in het Nederlandse taalgebied hebben .
* **Verblijfsvoorwaarde:** Minstens vijf jaar ononderbroken in België verblijven of tien jaar in de loop van het leven .
#### 4.5.2 Hulpmiddelen en procedure
Het VAPH hanteert een "refertelijst" met hulpmiddelen en aanpassingen, waarvoor een "refertebedrag" is bepaald. Voor minderjarigen verloopt de procedure via integrale jeugdhulp, voor meerderjarigen via het provinciaal kantoor van het VAPH .
### 4.6 Persoonlijk assistentiebudget voor personen met een handicap
Het persoonlijk assistentiebudget (PAB) is bedoeld om participatie, integratie en gelijke kansen van personen met een handicap te bevorderen .
#### 4.6.1 Algemeen
* **Doel:** Bevorderen van participatie, integratie en gelijke kansen in alle maatschappelijke domeinen .
* **Onderscheid:**
* "Persoonsvolgend budget": voor meerderjarigen .
* "Persoonlijk assistentiebudget": voor minderjarigen, zijnde een budget voor assistentie thuis, op school of op het werk .
* **Hoogte budget:** Bepaald door deskundigen, afhankelijk van de aard en ernst van de handicap .
---
# Payroll en bijdrageberekening
Dit hoofdstuk verkent de essentie van payrolladministratie, inclusief de opmaak van loonbrieven, de berekening van brutolonen naar nettolonen en loonkosten, de berekening van sociale zekerheidsbijdragen en de concepten van aantrekkelijk en flexibel verlonen met cafetariaplannen.
### 5.1 Wat is payroll?
Payroll, oftewel loonadministratie, omvat het proces dat zowel de arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer loontechnisch weergeeft als de financiële verplichtingen van de werkgever ten opzichte van de overheid uitvoert in het kader van tewerkstelling .
#### 5.1.1 Payroll als weergave van de arbeidsrelatie
Dit proces houdt in:
* De arbeidsovereenkomst .
* De uitbetaling van loon als tegenprestatie voor arbeid .
* Het behoud van loon tijdens schorsing van de arbeidsovereenkomst bij bepaalde afwezigheden .
* Andere verplichte betalingen voor de werkgever, zoals vakantiegeld voor bedienden of tussenkomst in woon-werkverkeer .
* Het tijdig uitbetalen van het loon .
* De opmaak van de loonbrief .
#### 5.1.2 Payroll als uitvoering van financiële verplichtingen
Dit aspect omvat twee hoofdpijlers:
1. **Werkgeversbijdragen (patronale bijdragen):** De werkgever betaalt deze bijdragen bovenop het brutoloon van de werknemer, wat de berekening van brutoloon naar loonkost beïnvloedt .
2. **Inhoudingen op het brutoloon:** De werkgever voert diverse inhoudingen uit op het brutoloon van de werknemer :
* Sociale zekerheidsbijdragen .
* Bedrijfsvoorheffing, wat een voorschot is op de belastingen .
De verantwoordelijkheid voor de correcte berekening en tijdige betaling van sociale bijdragen en bedrijfsvoorheffing ligt volledig bij de werkgever .
### 5.2 Loonbrief & loon
#### 5.2.1 De loonbrief
De loonbrief, ook wel loonfiche genoemd, is een verplichte afrekening die de werkgever aan de werknemer moet overhandigen. Het is een uittreksel van de individuele rekening en stelt de werknemer in staat de berekening van zijn loon en de ingehouden bedragen na te gaan. Deze afrekening dient bij elke definitieve loonbetaling te worden verstrekt .
#### 5.2.2 De individuele rekening
Op de individuele rekening vindt de werknemer alle prestaties, vergoedingen en bezoldigingen terug die hij gedurende het voorbije jaar bij de werkgever heeft verricht of ontvangen .
#### 5.2.3 Het begrip "loon"
Het begrip "loon" is niet eenduidig en de inhoud ervan kan variëren naargelang de toepasselijke wetgeving. Wetgevingen zoals de arbeidsovereenkomstenwet en de loonbeschermingswet hanteren elk hun eigen definitie, die specifiek is voor de toepassing van die wet .
Het loonpakket kan worden onderverdeeld in:
* Loon in geld .
* Financiële voordelen .
* Niet-financiële voordelen .
De RSZ- en fiscale behandeling van de bestanddelen van een loonpakket kunnen verschillen, waarbij elk voordeel zijn eigen RSZ- en fiscale behandeling heeft .
Loon op de loonbrief omvat alles wat de werkgever aan de werknemer toekent, zoals loon als tegenprestatie voor arbeid (maandloon, uurloon, stukloon), premies, loon in natura, eindejaarspremies, dubbel vakantiegeld, voordelen van alle aard, kosten eigen aan de werkgever en tussenkomsten in woon-werkverkeer .
* **Uurloon:** Het bruto maandloon van een arbeider is het basis uurloon vermenigvuldigd met het aantal gepresteerde arbeidsuren. Dit kan variëren naargelang het aantal werkdagen in de maand .
* **Voorbeeld uurloon:** Een arbeider met een bruto uurloon van 15,50 euro die 160 uur werkt in een maand, verdient 2.480,00 euro bruto. Bij 21 werkdagen en 1 feestdag in april, met 168 gewerkte uren en 8 uren voor de feestdag, komt het bruto loon op 2.728,00 euro .
* **Maandloon:** Voor bedienden blijft de maandwedde hetzelfde, ongeacht het aantal werkdagen in de maand .
#### 5.2.4 Uitbetaling van loon
Het loon moet wettelijk worden uitbetaald. Voor arbeiders geldt een voorschot halverwege de maand en een afrekening einde maand. Bedienden ontvangen hun loon één keer per maand, aan het einde van de maand. De uiterste betaaldatum is de 7e werkdag van de volgende maand, tenzij anders bepaald in de arbeidsovereenkomst of collectieve arbeidsovereenkomst, dan is het de 4e werkdag .
### 5.3 De loonberekening: basisoverzicht
Het loonproces kan worden voorgesteld als een stroom van brutoloon naar loonkost (werkgever) en brutoloon naar nettoloon (werknemer) .
De totale loonkost voor de werkgever omvat het brutoloon plus de werkgeversbijdrage RSZ .
De berekening van brutoloon naar nettoloon omvat:
* Brutoloon
* - Werknemersbijdrage RSZ
* - Bedrijfsvoorheffing
* - Bijzondere bijdrage sociale zekerheid
* = Nettoloon
Het belastbaar loon is het brutoloon na aftrek van de werknemersbijdrage RSZ en eventuele correcties zoals de werkbonus .
### 5.4 Berekening socialezekerheidsbijdragen
#### 5.4.1 Op welk loon?
Het loonbegrip voor de berekening van socialezekerheidsbijdragen is complex en omvat niet alle loonbestanddelen .
**Basis:** Het bijdrageplichtig loon is het loon krachtens artikel 2 van de Loonbeschermingswet .
**Artikel 2 Loonbeschermingswet:** Dit artikel definieert "loon" als elk geldelijk of in geld waardeerbaar voordeel, ten laste van de werkgever, ingevolge de dienstbetrekking, als tegenprestatie voor arbeid of datgene waarop de werknemer recht heeft krachtens wet, cao, ondernemingsregels, gebruik of eenzijdige verbintenis. Er zijn ook expliciete uitsluitingen, zoals vakantiegeld .
**Verruiming:** Volgens artikel 19 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 ("UB RSZ-Wet") vallen naast het directe loon ook diverse andere voordelen onder de bijdrageplicht. Dit omvat :
* Loon voor overwerk .
* Voordelen in geld waardeerbaar, zoals bedrijfswagen, pc, internet, telefoon (voordelen in natura of van alle aard) .
* Loon voor wettelijke feestdagen .
* Gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid .
* Loon voor educatief verlof .
* Vergoedingen n.a.v. een concurrentiebeding .
* Opzeggingsvergoedingen .
**Voordelen in natura (of voordelen/vergoedingen van alle aard):**
* **GSM:** Privégebruik wordt forfaitair gewaardeerd op 144 euro per jaar (12 euro per maand) voor toestel, internet en abonnement .
* **Laptop/iPad:** Privégebruik wordt forfaitair gewaardeerd op 72 euro per jaar (6 euro per maand) voor een pc en 36 euro per jaar (3 euro per maand) voor een tablet .
* **Internetverbinding:** Privégebruik wordt forfaitair gewaardeerd op 60 euro per jaar (5 euro per maand). Dit is anders dan een tegemoetkoming in professioneel gebruik van een privéabonnement, wat een kost eigen aan de werkgever is .
**Enkel Vakantiegeld:** Bij arbeiders wordt de RSZ-afhouding berekend op 108% van het brutoloon, ter compensatie van het ontbreken van RSZ op het enkel vakantiegeld uitbetaald door de vakantiekas. De RSZ-bijdragen (WN & WG) worden dus berekend op 108% van het loon .
* **Voorbeeld:** Op basis van 2.480 euro brutoloon, bedraagt de basis voor sociale bijdragen 2.480 euro x 108% = 2.678,40 euro .
**Dubbel Vakantiegeld:** Dit is niet onderworpen aan "gewone" socialezekerheidsbijdragen, maar wel aan bijzondere bijdragen. Extra aanvullingen van de werkgever op het wettelijk enkel en dubbel vakantiegeld zijn wel bijdrageplichtig .
**Beperkingen:** Bepaalde loonbestanddelen zijn uitgesloten van de berekening van socialezekerheidsbijdragen :
* **Bedragen bij beëindiging dienstbetrekking:** Vergoedingen die toegekend worden wanneer de dienstbetrekking beëindigd wordt zonder dat de werkgever zijn verplichtingen nakomt, zijn in beginsel niet bijdrageplichtig. Daarentegen vinden voordelen die de werkgever toekent bij beëindiging (bv. pensionering, met inachtneming van de opzegtermijn) hun grond in de dienstbetrekking en zijn ze bijdrageplichtig .
* **Kostenvergoedingen:** Bedragen die de werkelijke kosten dekken die ten laste van de werkgever vallen, zijn vrijgesteld. Dit kan via onkostennota's of via aanvaarde forfaits. Indien de vergoeding de werkelijke kosten overschrijdt, wordt het deel dat dit overschrijdt als "verdund loon" beschouwd en is het bijdrageplichtig .
* **Voorbeeld thuiswerkvergoeding:** Vergoeding voor kosten verbonden aan thuiswerk (materiaal, meubilair, algemene kantoorkosten) .
* **Cheques:**
* **Maaltijdcheques:** Vrijgesteld onder cumulatieve voorwaarden: werkgeversbijdrage max. 6,91 euro per cheque, werknemersbijdrage min. 1,09 euro, aantal cheques gelijk aan aantal gepresteerde werkdagen. Anders zijn sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd op het werkgeversaandeel .
* **Ecocheques:** Vrijgesteld tot een maximum van 250 euro per werknemer per jaar. Anders zijn gewone socialezekerheidsbijdragen verschuldigd op de totale waarde .
* **Geschenken/Geschenkcheques:** Vrijgesteld onder voorwaarden: ter gelegenheid van Sinterklaas, Kerstmis en/of Nieuwjaar, met een jaarlijks maximum van 40 euro per werknemer + 40 euro per kind ten laste. Anders zijn de gewone socialezekerheidsbijdragen verschuldigd op de totale waarde .
* **Terugbetaling kosten woon-werkverplaatsing:**
* **Fietsvergoeding:** Vrijgesteld tot 0,36 euro per kilometer in 2025, met een jaarlijks maximum van 3.610 euro. Overschrijding is bijdrageplichtig .
* **Privé-gebruik Bedrijfswagen:** Het voordeel uit privégebruik is niet onderworpen aan gewone socialezekerheidsbijdragen, maar wel aan een solidariteitsbijdrage (CO2-bijdrage) ten laste van de werkgever. Het ontbreken van privaat gebruik wordt strikt beoordeeld .
**Conclusie:** Een loonbestanddeel is onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen indien het voldoet aan de definitie van artikel 2 Loonbeschermingswet of onder de verruiming van artikel 19 UB RSZ-wet valt. Het is niet onderworpen indien het niet voldoet aan de definitie van artikel 2 LBW of onder de beperkingen van artikel 19 UB RSZ-wet valt .
#### 5.4.2 Soorten sociale bijdragen
Er zijn drie hoofdcategorieën van sociale bijdragen:
1. **Algemene bijdragen:** Dit zijn de werknemers- (13,07%) en werkgeversbijdragen (variërend, bv. 24,92%) die rechtstreeks bestemd zijn voor de takken van sociale zekerheid. Voor arbeiders geldt een extra bijdrage voor de regeling jaarlijkse vakantie .
2. **Bijzondere bijdragen:** Deze zijn niet rechtstreeks bestemd voor de takken van sociale zekerheid en worden enkel onder bepaalde omstandigheden verschuldigd. Ze dienen om het financieel evenwicht in de sociale zekerheid te behouden of specifieke sectoren te financieren. Ze kunnen ten laste zijn van de werkgever, werknemer of beiden. Voorbeelden zijn de bijzondere bijdrage op extralegale pensioenen, de solidariteitsbijdrage (CO2-bijdrage) voor bedrijfswagens (werkgever) de bijzondere bijdrage op dubbel vakantiegeld en de Bijzondere Bijdrage Sociale Zekerheid (BBSZ) (werknemer) .
* **Bijzondere Bijdrage Sociale Zekerheid (BBSZ):** Varies based on salary and family situation. The amounts paid to the RSZ are advances on the annual contribution .
* **Solidariteitsbijdrage op studentenarbeid:** Bedraagt 2,71% voor de werknemer en 5,42% voor de werkgever binnen een contingent van 650 uren .
3. **Bijdrageverminderingen:** Dit zijn overheidsmaatregelen om de werkgelegenheid te stimuleren door werkgeversbijdragen te verminderen (bv. structurele vermindering, doelgroepvermindering) of werknemersbijdragen te verminderen (bv. werkbonus) .
* **Sociale Werkbonus:** Garandeert werknemers met een laag loon een hoger nettoloon zonder het brutoloon te verhogen. De werkgever trekt dit bedrag af van de normale werknemersbijdragen .
* **Voorbeeld werkbonus:** Jan, met een loon van 3.017,85 euro, heeft recht op een werkbonus van 66,92 euro .
* **Fiscale Werkbonus:** Een belastingvermindering om het effect van de sociale werkbonus op het belastbaar loon te compenseren. Voor Jan bedraagt dit 33,14% van de sociale werkbonus, dus 22,18 euro .
### 5.5 Loonberekening: van brutoloon naar loonkost
De loonkost voor de werkgever bestaat uit het brutoloon plus de werkgeversbijdrage RSZ. Dit is niet de totale kost van de tewerkstelling; hierbij komen nog zaken als de inrichting van de werkplek, ter beschikking stellen van materiaal, verzekeringen, etc. .
**Werkgeversbijdrage RSZ:** Bedraagt 24,92% .
* Bij arbeiders wordt de RSZ berekend op 108% van het brutoloon, rekening houdend met de bijdrage voor de regeling jaarlijkse vakantie .
* **Voorbeeld:** Voor een arbeider met een bruto maandloon van 3.000 euro is de werkgeversbijdrage 24,92% van (3.000 x 1,08) = 807,41 euro. De loonkost bedraagt 3.000 + 807,41 = 3.807,41 euro .
* Voor een bediende met een bruto maandloon van 3.000 euro is de werkgeversbijdrage 24,92% van 3.000 = 747,60 euro. De loonkost bedraagt 3.000 + 747,60 = 3.747,60 euro .
**Loonbestanddelen vs. Maandloon:** Niet alle loonbestanddelen zijn onderworpen aan normale RSZ-bijdragen van de werkgever .
### 5.6 Loonberekening: van brutoloon naar nettoloon
#### 5.6.1 Van brutoloon naar belastbaar loon
Het belastbaar loon wordt verkregen na aftrek van de werknemersbijdrage RSZ (13,07%) van het brutoloon, eventueel gecorrigeerd door de werkbonus .
* **Voorbeeld Jan (arbeider):**
* Bruto maandloon: 168 uren x 21 euro/uur = 3.528 euro .
* RSZ-bijdrage (13,07%): (3.528 euro / 100 * 108) * 13,07% = 498 euro .
* Totaal belastbaar loon: 3.528 euro - 498 euro = 3.030 euro .
* **Voorbeeld Piet (bediende):**
* a) Bruto maandloon: 3.250 euro .
* RSZ-bijdrage (13,07%): 3.250 euro x 13,07% = 424,78 euro .
* Totaal belastbaar loon: 3.250 euro - 424,78 euro = 2.825,22 euro .
* b) Bruto maandloon: 2.150 euro, werkbonus: 272,95 euro .
* RSZ-bijdrage (13,07%): 2.150 euro x 13,07% = 281,01 euro .
* Totaal belastbaar loon: 2.150 euro - 281,01 euro + 272,95 euro (werkbonus) = 2.141,94 euro .
* **Specifieke loonbestanddelen:** Sommige loonbestanddelen, zoals het voordeel privégebruik smartphone, zijn wel onderworpen aan RSZ-bijdragen en worden in de berekening meegenomen .
#### 5.6.2 Van belastbaar loon naar netto loon
Van het belastbaar loon worden de bedrijfsvoorheffing en de bijzondere bijdrage sociale zekerheid (BBSZ) afgetrokken om het nettoloon te bekomen. De bedrijfsvoorheffing is een voorschot op de personenbelasting .
* **Voorbeeld Jan (arbeider):**
* Totaal belastbaar loon: 3.030 euro .
* Bedrijfsvoorheffing: 525 euro .
* BBSZ: 32,26 euro .
* Nettoloon: 3.030 euro - 525 euro - 32,26 euro = 2.472,66 euro .
* Indien er een voorschot van 750 euro is ontvangen, wordt dit afgetrokken van het voorlopige nettoloon .
* **Voorbeeld Piet (bediende):**
* a) Totaal belastbaar loon: 2.825,22 euro .
* Bedrijfsvoorheffing: 557,48 euro .
* BBSZ: 26,10 euro .
* Nettoloon: 2.825,22 euro - 557,48 euro - 26,10 euro = 2.241,64 euro .
* b) Totaal belastbaar loon: 2.141,94 euro .
* Bedrijfsvoorheffing: 143,62 euro .
* BBSZ: 12,07 euro .
* Nettoloon: 2.141,94 euro - 143,62 euro - 12,07 euro = 1.986,24 euro .
* **Fiscaal belastbaar vs. RSZ-plichtig:** Niet alle voordelen die fiscaal belastbaar zijn, zijn onderworpen aan RSZ-bijdragen, en omgekeerd. Het belastbaar voordeel alle aard voor privégebruik van bedrijfswagens wordt berekend met specifieke formules .
* **Voorbeeld VAA Bedrijfswagen:** Een VW Golf met een waarde van 28.600 euro en 98 g/km CO2-uitstoot heeft een voordeel van alle aard van 192,03 euro per maand. Dit voordeel is fiscaal belastbaar, maar niet onderworpen aan RSZ .
### 5.7 Loonberekening: wijziging nettoloon
Het nettoloon kan nog wijzigen door nettovergoedingen of netto-inhoudingen, zoals bijdragen van de werknemer voor maaltijdcheques, vergoedingen voor woon-werkverkeer, eigen bijdrage voor groepsverzekering, of kosten eigen aan de werkgever .
* **Voorbeeld:** Een werknemer met een voorlopig nettoloon van 2.166,92 euro ontvangt een tussenkomst voor woon-werkverkeer van 120 euro, een kost eigen aan de werkgever van 50 euro, en betaalt een eigen bijdrage voor een groepsverzekering van 12 euro en een bijdrage voor maaltijdcheques van 22,89 euro (21 dagen x 1,09 euro). Het definitieve nettoloon wordt dan 2.302,03 euro .
### 5.8 Loonberekening: oefeningen
De documentatie bevat diverse oefeningen met casussen van arbeiders en bedienden om de berekening van het nettoloon te oefenen, rekening houdend met verschillende factoren zoals gezinssituatie, werkbonus, bijzondere bijdragen, bedrijfsvoorheffing, en specifieke voordelen zoals maaltijdcheques, fietsvergoedingen en kostenvergoedingen .
### 5.9 Aantrekkelijk & flexibel verlonen
Aantrekkelijk en flexibel verlonen houdt in dat het loonpakket wordt geoptimaliseerd om fiscaal en parafiscaal interessant te zijn .
#### 5.9.1 Loonpakket
Een loonpakket kan worden opgebouwd uit:
* Loon in geld .
* Financiële voordelen .
* Niet-financiële voordelen .
Het omzetten van loon dat onderworpen is aan sociale zekerheidsbijdragen/belastingen in voordelen die vrijgesteld of gunstiger behandeld worden, is mogelijk en wordt beschouwd als het kiezen van de minst belaste weg, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan .
* **Voorbeeld effectiviteit:** Een voordeel X van 1.000 euro brutoloon leidt tot 435 euro netto voor de werknemer, terwijl de loonkost voor de werkgever 1.250 euro is. Een ander voordeel Y van 1.000 euro brutoloon leidt tot 600 euro netto en een loonkost van 1.250 euro. Voordeel Z van 1.000 euro brutoloon leidt tot 600 euro netto, maar met een lagere loonkost van 1.100 euro .
#### 5.9.2 Cafetariaplan
Een cafetariaplan biedt gepersonaliseerde verloning op maat, waarbij de inhoud van het loonpakket optimaal wordt afgestemd op de persoonlijke behoeften van de werknemer op een bepaald moment .
Het principe is om een brutobudget dat de werkgever ter beschikking stelt, om te zetten naar netto-inkomen voor de werknemer, waarbij de loonkost voor de werkgever constant blijft. Dit principe biedt voordelen zoals keuzevrijheid voor de werknemer (koopkracht), verbetering van de employer branding, en een onveranderde loonkost voor de werkgever .
Hervormingen op de arbeidsmarkt, fiscaliteit en pensioenen, inclusief de mogelijkheid om loon interessant te belonen, spelen een rol in het verhogen van de nettolonen en het stimuleren van de arbeidsmarkt. De wettelijk toegestane tussenkomst voor maaltijdcheques wordt verhoogd en de bestedingsmogelijkheden worden uitgebreid. Ook de invoering van een wettelijke omkadering voor cafetariaplannen reguleert dit systeem van flexibele verloning .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Arbeidsongeschiktheid | Een toestand waarbij een werknemer tijdelijk of permanent niet in staat is om zijn werk uit te voeren wegens ziekte of ongeval, waarvoor hij recht kan hebben op een uitkering. |
| Arbeidsongeval | Een ongeval dat gebeurt tijdens of door de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, met letsel tot gevolg, en dat kan leiden tot sociale en medische uitkeringen. |
| Bedrijfstoeslag | Een aanvullende vergoeding die wordt toegekend aan werknemers die gebruik maken van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT), ter compensatie van het verlies aan inkomen. |
| Bedrijfsvoorheffing | Een voorschot op de personenbelasting dat door de werkgever wordt ingehouden op het loon van de werknemer en doorgestort aan de fiscus. |
| Bestaansmiddelenonderzoek | Een onderzoek dat wordt uitgevoerd om de financiële situatie van een aanvrager van sociale bijstand te beoordelen, waarbij inkomsten en vermogen worden geanalyseerd. |
| Bijdrage | Een periodieke betaling die door werknemers en/of werkgevers wordt gedaan aan de sociale zekerheid, om aanspraak te maken op uitkeringen en diensten. |
| Bijzondere bijdragen | Bepaalde socialezekerheidsbijdragen die niet direct bestemd zijn voor de klassieke takken van de sociale zekerheid, maar worden ingevoerd om het financiële evenwicht te bewaren of specifieke sectoren te financieren. |
| Brugpensioen | Een vroegere benaming voor het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT), dat oudere werknemers toeliet om vroeger dan de wettelijke pensioenleeftijd te stoppen met werken. |
| Cafetariaplan | Een flexibel loonpakket waarbij werknemers keuzes kunnen maken uit een menu van vergoedingen, voordelen en diensten, afgestemd op hun individuele behoeften en fiscaal/parafiscaal gunstig kan zijn. |
| Dubbel vakantiegeld | Een jaarlijkse vergoeding die, bovenop het enkel vakantiegeld, door de werkgever wordt betaald aan bedienden en die meestal in mei of juni wordt uitgekeerd. |
| Gelijkgestelde periodes | Periodes waarin een werknemer niet daadwerkelijk heeft gewerkt, maar die toch meetellen voor de opbouw van sociale rechten, zoals periodes van ziekte, werkloosheid of loopbaanonderbreking. |
| Gezinsbijslag | Een financiële tegemoetkoming die wordt toegekend aan gezinnen met kinderen, bedoeld om de kosten voor de opvoeding en verzorging te helpen dekken. |
| Groeipakket | De huidige Vlaamse regeling voor gezinsbijslag, die de traditionele kinderbijslag heeft vervangen door een systeem met verschillende toeslagen en premies. |
| Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) | Een sociaal vangnet dat zorgt voor een minimuminkomen voor gepensioneerden die geen of een te laag pensioen ontvangen. |
| Individuele rekening | Een document waarin de werkgever alle prestaties, vergoedingen en bezoldigingen die een werknemer heeft ontvangen gedurende het voorbije jaar, per uitbetalingsperiode, registreert. |
| Leefloon | Een uitkering die het OCMW toekent aan personen die onvoldoende bestaansmiddelen hebben en niet in aanmerking komen voor andere sociale zekerheidsuitkeringen, met als doel maatschappelijke integratie te bevorderen. |
| Loon | Elke geldelijke of in geld waardeerbare voordeel dat een werknemer ontvangt van de werkgever als tegenprestatie voor arbeid of als recht dat voortvloeit uit de dienstbetrekking. |
| Loonbrief | Een document dat de werkgever aan de werknemer moet overhandigen bij elke loonbetaling, waarop de berekening van het loon, de inhoudingen en andere relevante informatie staan vermeld. |
| Loonkost | De totale kosten die een werkgever maakt voor de tewerkstelling van een werknemer, inclusief het brutoloon, de werkgeversbijdragen en andere gerelateerde kosten. |
| Maatschappelijke integratie | Een recht dat voorziet in financiële steun (zoals het leefloon) en tewerkstelling om behoeftige personen te helpen opnieuw te integreren in de maatschappij. |
| Maaltijdcheques | Elektronische of papieren waardebonnen die de werkgever aan de werknemer toekent ter besteding in restaurants en supermarkten, vaak vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen onder bepaalde voorwaarden. |
| Omvang van de loopbaan | De totale duur van de periode waarin iemand heeft gewerkt en/of als gelijkgesteld heeft geteld, wat van belang is voor de berekening van pensioenen en andere sociale uitkeringen. |
| Overlevingspensioen | Een pensioen dat wordt toegekend aan de langstlevende echtgenoot van een werknemer na diens overlijden. |
| Payroll | Het proces van loonadministratie, inclusief het berekenen en uitbetalen van lonen, het inhouden van belastingen en sociale bijdragen, en het voldoen aan de financiële verplichtingen van de werkgever ten opzichte van de overheid. |
| Pensioenleeftijd | De leeftijd waarop men wettelijk recht heeft op een rustpensioen, die in België geleidelijk wordt verhoogd. |
| Pensioenfonds | Een fonds dat geld verzamelt en investeert om toekomstige pensioenuitkeringen te financieren. |
| Pensioensysteem | Het geheel van regels en instellingen die voorzien in inkomen voor personen die de arbeidsmarkt verlaten wegens leeftijd, ziekte of arbeidsongeschiktheid. |
| Personenbelasting | De belasting die geheven wordt op het inkomen van natuurlijke personen. |
| Privé-gebruik bedrijfswagen | Het voordeel dat een werknemer geniet door een bedrijfswagen ook voor privédoeleinden te mogen gebruiken, dat onderworpen kan zijn aan socialezekerheidsbijdragen en belastingen. |
| Reglementaire vakantie | De wettelijk bepaalde vakantiedagen waarop een werknemer recht heeft. |
| Repartitie (omslagstelsel) | Een financieringssysteem voor pensioenen waarbij de bijdragen van de actieve bevolking direct worden gebruikt om de pensioenen van de gepensioneerden uit te betalen. |
| Rechtgevend kind | Een kind dat voldoet aan de wettelijke voorwaarden om recht te geven op gezinsbijslag of andere kinderbijslagen. |
| Risicogroepen | Werkzoekenden die omwille van hun leeftijd, achtergrond of beperkingen extra moeilijkheden ondervinden op de arbeidsmarkt. |
| Rustpensioen | Het pensioen dat men ontvangt na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd en het voldoen aan de loopbaanvoorwaarden. |
| Sociale bijstand | Een vangnet van uitkeringen en diensten die worden verleend aan personen die niet kunnen voorzien in hun levensonderhoud via de sociale zekerheid, en die vaak afhankelijk zijn van een bestaansmiddelenonderzoek. |
| Sociale zekerheid | Een systeem dat burgers beschermt tegen inkomensverlies en kosten bij ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, ouderdom en andere sociale risico's, gefinancierd door bijdragen van werknemers en werkgevers. |
| Sociale werkbonus | Een premie die werknemers met een laag loon ontvangen om hun nettoloon te verhogen, zonder het brutoloon te beïnvloeden. |
| Solidariteitsbijdrage | Een bijdrage die soms wordt geheven om de sociale zekerheid te financieren, bijvoorbeeld bij het gebruik van een bedrijfswagen. |
| Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) | Een regeling die oudere werknemers toestaat om, onder bepaalde voorwaarden, met brugpensioen te gaan en aanvullende vergoedingen te ontvangen naast hun werkloosheidsuitkering. |
| Studietoelage | Een financiële tegemoetkoming voor studenten om de kosten van hun opleiding te ondersteunen. |
| Tewerkstellingsmaatregel | Een overheidsmaatregel die bedoeld is om de werkgelegenheid te bevorderen, bijvoorbeeld door een verlaging van werkgeversbijdragen. |
| Uitkering | Een periodieke financiële tegemoetkoming die wordt verleend door de overheid of een sociale zekerheidsinstelling aan personen die aan bepaalde voorwaarden voldoen (bv. werkloosheid, ziekte, pensioen). |
| Vakantiegeld | Een extra vergoeding die werknemers ontvangen in het kader van hun vakantie, bestaande uit enkel en dubbel vakantiegeld. |
| Verloning | Het geheel van financiële en niet-financiële voordelen die een werknemer ontvangt van de werkgever in ruil voor geleverde arbeid. |
| Werkbonus | Een premie voor werknemers met een laag loon die het nettoloon verhoogt. |
| Werkgever | Een persoon of rechtspersoon die werknemers in dienst neemt en loon betaalt voor geleverde arbeid. |
| Werknemer | Een persoon die onder gezag van een werkgever arbeid verricht in ruil voor loon. |
| Werkloosheid | Een toestand waarin een persoon die actief op zoek is naar werk, dit niet vindt en hiervoor een uitkering kan ontvangen. |
| Ziekte-uitkering | Een financiële tegemoetkoming die wordt verleend aan werknemers die tijdelijk niet kunnen werken wegens ziekte. |
| Zorgtoeslag | Een toeslag binnen het Groeipakket die bedoeld is om de extra kosten te dekken die gepaard gaan met de zorg voor kinderen met specifieke behoeften. |