Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Christendom_in_Japan_overzicht_2025 (1).pdf
Summary
# Introductie van het christendom in Japan
Dit onderwerp beschrijft de eerste pogingen tot introductie van het christendom in Japan, inclusief de linguïstische uitdagingen en de beleidsvoering van de jezuïeten.
### 1.1 De komst van Franciscus Xaverius en de jezuïeten
Franciscus Xaverius, een medestichter van de orde der Jezuïeten, begon zijn missiewerk in het oosten in 1540 met als doel het christendom te verspreiden. Hij was met name geïnteresseerd in pioniersgebieden. In Malakka ontmoette Xaverius de gevluchte Japanner Yajirō (ook wel Anjirō genoemd). In 1549 reisde Xaverius samen met drie andere missionarissen naar Japan, met Yajirō als tolk [1](#page=1).
### 1.2 Uitdagingen bij de introductie van het christendom
De introductie van een nieuwe religie in een land dat hier niet direct op zat te wachten, was een aanzienlijke uitdaging. Japan had reeds een rijke traditie van religies met theologische en filosofische diepgang. Bovendien bevond Japan zich in de Sengoku-periode, een tijd van strijdende staten, wat het geen ideaal moment maakte voor de verspreiding van een nieuwe religie [1](#page=1).
#### 1.2.1 Het beleid van accommodatie en aanpassing
Onder leiding van Alessandro Valignano voerden de jezuïeten in Japan een beleid van accommodatie en aanpassing. Zij zagen het Japans niet als een barbaarse taal die snel kon worden vervangen door het christendom. Het beleid hield in dat de uiterlijke vorm van de leer werd aangepast aan de Japanse samenleving, om vervolgens het christendom eroverheen te draperen. Dit was echter een cosmetische aanpassing, zonder afstand te doen van de superioriteit van de Europese cultuur of de christelijke religie [1](#page=1).
#### 1.2.2 Linguïstische obstakels en de vertaling van 'God'
Een groot obstakel was het taalprobleem; er was niemand die het christendom aan de Japanners kon uitleggen buiten Yajirō. Bij gebrek aan een woord voor 'God', vertaalde Yajirō dit als 'Dainichi'. Dainichi werd geïnterpreteerd als een 'opper-Boeddha', een vertegenwoordiger van het universum en tegelijkertijd de absolute leegte. De Portugezen, die uit het westen kwamen (via India), werden gezien als vertegenwoordigers uit het oorsprongsgebied van het Boeddhisme [1](#page=1).
#### 1.2.3 Gevolgen van religieuze vergelijkingen
Al snel werden het christendom en het boeddhisme gezien als verschillende religies met parallellen. 'Dainichi' werd vervangen door 'Deusu' (afgeleid van het Latijnse 'Deus'). Het christendom werd hierdoor als heidens en heterodox beschouwd. Binnen het christendom zelf ontstond er angst voor afgoderij. Zowel de parallellen als de verschillen tussen de religies maakten het christendom verdacht, wat leidde tot isolatie [1](#page=1).
### 1.3 Praktische uitvoering en reacties
#### 1.3.1 Toestemming van lokale heersers
Missionarissen verkregen toestemming van daimyō (lokale heersers) om te mogen prediken in Japan. Verboden hielden de missionarissen echter niet tegen om toch te prediken. Sommige daimyō gaven toestemming en bekeerden zich zelfs, wat vaak inhield dat een groot deel van de bevolking zich eveneens bekeerde. De aantallen christenen in deze periode moeten dan ook gerelativeerd worden (vaak geschat tussen de 100.000 en 300.000, soms oplopend tot 750.000) [1](#page=1).
#### 1.3.2 Nationale verboden en beperkte impact
Er waren ook nationale verboden op het christendom, ingesteld door de Keizer en de bakufu in 1565 en 1568. Echter, door de beperkte macht van de bakufu en het keizerlijk hof, hadden deze verboden niet veel directe impact [1](#page=1).
#### 1.3.3 Linguïstische uitdagingen in erediensten
Het ontbreken van Japanse priesters betekende dat diensten werden geleid door Portugezen die puur fonetische Japanse teksten voorlazen, doorspekt met Latijnse en Portugese leenwoorden [1](#page=1).
#### 1.3.4 Argwaan van Toyotomi Hideyoshi
Toyotomi Hideyoshi toonde argwaan tegenover het christendom en de bedoelingen van buitenlanders. Christelijke missionarissen werden gezien als een voorbode van een Europese invasie [1](#page=1).
> **Tip:** Begrijp dat de initiële verspreiding van het christendom in Japan sterk afhankelijk was van de vertalingsstrategieën en de politieke context van die tijd. De pogingen tot aanpassing, zoals het vertalen van 'God' naar 'Dainichi', tonen de complexiteit van interculturele en interreligieuze communicatie.
> **Tip:** De cijfers over het aantal christenen in Japan tijdens de beginperiode moeten met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, gezien de invloed van bekeringen op daimyo-niveau.
* * *
# Christendom onder de Tokugawa-dynastie en vervolging
Dit gedeelte beschrijft de toenemende onderdrukking en uiteindelijke verboden op het christendom onder het Tokugawa-bewind, de daaruit voortvloeiende opstanden en de strategieën van de verborgen christenen.
### De eerste tekenen van beperking en vervolging
De Tokugawa-dynastie begon met het inperken van christelijke activiteiten al vroeg in haar bewind. In 1587 werd het \_Bateren tsuihōrei (padre-uitdrijf-bevel) uitgevaardigd, waarmee de activiteit van Portugezen werd beperkt tot handel en missionarissen 20 dagen kregen om het land te verlaten, hoewel ze in het geheim actief bleven. Een belangrijke gebeurtenis was de opstand van missionarissen (Portugezen, Spanjaarden en Japanners), waaronder Sint-Paulus Miki, in 1597. Zij werden na een mars van Kyoto naar Nagasaki gekruisigd [2](#page=2).
De reden voor deze toenemende weerstand lag in de exclusiviteit en de onvoorwaardelijke overgave aan God die het christendom eiste. Dit werd gezien als een bedreiging voor het Confucianistische seculiere systeem dat onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de \_daimyō of shogun eiste. Voor de religieus-eclectische boeddhisten en shintoïsten was dit minder een probleem, aangezien zij hun loyaliteit konden aanpassen aan de situatie [2](#page=2).
### Consolidatie van macht en verdere onderdrukking onder de Tokugawa
Onder het bewind van Tokugawa Ieyasu en zijn opvolgers transformeerde Japan tot een afgesloten 'politiestaat' waar wetten strikt werden ingevoerd, uitgevoerd en opgevolgd. Intrigerende westerse machten droegen bij aan het argwaan tegen de missionarissen, die werden gezien als een voorhoede voor koloniale belangen [2](#page=2).
In 1614 vaardigde Tokugawa Hidetada een bevel uit dat alle missionarissen Japan moesten verlaten en christelijke volgelingen geëxecuteerd moesten worden. In de jaren 1620, onder Tokugawa Iemitsu, werden deze maatregelen verder aangescherpt. Dit omvatte een verbod op alle boeken die naar het christendom verwezen en de invoering van \_fumie (stapplaatjes) en \_terauke (tempelregistratie) [2](#page=2).
#### De Shimabara-opstand
Een dramatische uiting van het verzet tegen de onderdrukking was de \_Shimabara no ran (opstand van Shimabara) in 1636-1637. Deze opstand op het schiereiland Shimabara, nabij Nagasaki, begon oorspronkelijk als een protest tegen slechte werkomstandigheden en hoge belastingen die werden gebruikt voor de bekostiging van het kasteel van Shimabara. Al snel kregen de christelijke identiteit van veel opstandelingen en dit aspect de overhand. De \_Bakufu (het militaire bestuur) stuurde 125.000 manschappen om de opstand van ongeveer 30.000 mensen neer te slaan, wat resulteerde in een bloedbad [2](#page=2).
### Diplomatieke missies naar het Westen
Ondanks de toenemende druk op het christendom, vonden er ook diplomatieke missies plaats naar het Westen.
#### De Tenshō missie
De Tenshō missie (1582-1590), onder leiding van Itō Mansho in opdracht van \_daimyō Ōtomo Sōrin, was een expliciet religieuze missie naar het Vaticaan. Vier jonge Japanse christenen reisden naar Rome om de Paus te informeren over het succes van de missie in Japan en de superioriteit van de Europese cultuur onder het christendom te demonstreren. Deze missie vertrok vóór het verbod van Hideyoshi en keerde pas daarna terug [2](#page=2).
#### De Keichō missie
De Keichō missie (1613-1620), geleid door Hasekura Tsunenaga in opdracht van \_daimyō Date Masamune, was aanvankelijk gericht op diplomatie en handel met Nieuw-Spanje (Mexico). Tijdens deze reis bereikte de missie echter ook Rome en ontmoette zij de Paus [2](#page=2).
### Kakure kirishitan (Verborgen christenen)
Na het vertrek van de buitenlandse missionarissen moesten de Japanse christenen hun geloof in het geheim voortzetten. Rituelen en gebruiken bleven bestaan, zij het in gecondenseerde, afgeleide of geassimileerde vorm binnen andere (boeddhistische) praktijken. Na de heropening van Japan voor het christendom, keerden enkelen terug naar de Katholieke Kerk, terwijl anderen hun eigen \_Kakure-geloof bleven belijden [2](#page=2).
> **Tip:** De Shimabara-opstand is een cruciaal voorbeeld van hoe religieuze vervolging kon leiden tot grootschalige, zij het uiteindelijk neergeslagen, opstanden, waarbij de religieuze identiteit een centrale rol speelde.
>
> **Tip:** Het fenomeen van de \_Kakure kirishitan illustreert de veerkracht van religie en de aanpassingsvermogen van gelovigen onder extreme druk, waarbij geloofstradities evolueerden om te overleven.
* * *
# Herintrede en herinterpretatie van het christendom in de 19e eeuw
Dit onderwerp beschrijft de complexe terugkeer van het christendom in Japan na de opening van het land, de voortdurende vooroordelen en de verschuivende interpretatie van religieuze vrijheid in relatie tot staatsshinto.
### 3.1 Historische context en vooroordelen
In de 19e eeuw werd de perceptie van het christendom in Japan sterk beïnvloed door de historische context van de christelijke aanwezigheid in de Edo-periode. Het werd beschouwd als een heterodoxe leer die de samenleving vervreemdde en inging tegen de heersende orde, en werd gezien als een voorbode van westerse invasie. Deze vooroordelen bleven hardnekkig bestaan bij gebrek aan openlijke pro-christelijke propaganda. Voor christenen lag de primaire loyaliteit bij Christus, wat in strijd was met het feodale systeem, waar loyaliteit aan de wereldlijke heerser voorop stond. Deze gedachte werd doorgetrokken naar \_Rangaku (Nederlandse wetenschap), waarbij men aannam dat westerse wetenschap voortkwam uit de christelijke wereld en de basiselementen van het christendom bevatte [3](#page=3).
### 3.2 De opening van Japan en de herintrede van het christendom
De opening van Japan voor de buitenwereld in 1854, bewerkstelligd door de Amerikaan Mathew Perry, creëerde nieuwe mogelijkheden, maar ook nieuwe uitdagingen. In de Amerikaanse concessies werd religieuze vrijheid toegekend. Er ontstond echter een vertaalprobleem: Amerikanen spraken over religie in algemene zin, terwijl Japanners specifiek verwezen naar de Amerikaanse 'sekte' of 'school', oftewel het christendom. Dit probleem bleef tot ver in de Meiji-periode bestaan [3](#page=3).
Meer missionarissen arriveerden, aanvankelijk om buitenlanders te dienen, terwijl het christendom voor Japanners verboden bleef. Prediking vond in het geheim plaats, en ontdekte Japanse christenen werden gedeporteerd of geëxecuteerd, evenals de \_Kakure Kirishitan die contact hadden met westerlingen [3](#page=3).
#### 3.2.1 De ontdekking van de Kakure Kirishitan
Een belangrijk moment was de bouw van de Kathedraal in Oura nabij Nagasaki door de Fransen tussen 1863 en 1865. In 1865 verklaarden Japanse bezoekers dat ze, na het zien van een Mariabeeld, dezelfde religie aanhingen als de missionarissen; het bleken \_Kakure Kirishitan. Bernard Petitjean, die onderzoek deed, was verbaasd over de aantallen en de zuiverheid van de rituelen van deze christenen die 250 jaar lang ondergedoken waren geweest. De paus noemde dit "het wonder uit het oosten" [4](#page=4).
#### 3.2.2 Internationale druk en diplomatieke concessies
De \_bakufu (het toenmalige Japanse shogunaat) was zich bewust van de aanwezigheid van \_Kirishitan en organiseerde diverse razzia's (kuzure). Vaak bleef dit beperkt tot deportatie, met een enkele executie als waarschuwing. De meest extreme razzia vond plaats in 1869 onder het nieuwe Meiji-bewind, waarbij 3500 christenen uit de omgeving van Urakami werden gedeporteerd. Dit leidde tot protesten vanuit de hele wereld, maar zowel de \_bakufu als de Meiji-regering beschouwden dit als een binnenlandse aangelegenheid [4](#page=4).
Tijdens de \_bakumatsu-periode sloot Japan in de jaren 1850 en 1860 veel verdragen met buitenlandse mogendheden, waarbij Japan vaak nadeel ondervond. De \_bakufu was intern verzwakt en verdeeld over de te volgen koers. Japan begon zich te oriënteren op het westen, en na de Meiji-omwenteling wilde de nieuwe regering de ongelijke verdragen herzien [4](#page=4).
Het christendomprobleem kwam diplomatiek aan bod tijdens de Iwakura-missie (1871-1873). Het werd duidelijk dat Japan concessies moest doen inzake haar religieus beleid om de ongelijke verdragen te kunnen herzien. De diplomatieke druk leidde ertoe dat Japan in 1873 de borden met het verbod op het christendom verwijderde. Hoewel de religie officieel nog verboden was, nam de tolerantie geleidelijk toe [4](#page=4).
### 3.3 Vrijheid van religie en de vorming van staatsshinto
In de jaren 1870 klonk er vanuit binnen- en buitenland steeds meer vraag naar religieuze vrijheid en een scheiding van politiek en religie. De Meiji-regering was zich hiervan bewust, maar wilde de nieuwe legitimiteit van het bewind, geworteld in de afstamming van de zonnegodin (\_kokutai), niet opgeven. De nieuwe ideologie moest buiten het domein van religie gehouden worden door de afstamming van de Keizer als historisch feit te bevestigen en de verering van de Keizer en zijn voorouders als staatsritueel te bestempelen. Shinto-schrijnen waar deze staatsrituelen plaatsvonden, werden zo als \_hi-shukyo (niet-religieus) bestempeld, wat de geboorte van staatsshinto markeerde [5](#page=5).
Nu staatsshinto uit de sfeer van religie was getrokken, kon de Japanse regering een religieus beleid voeren zonder de staatsideologie aan te tasten. In de tweede helft van de Meiji-periode en na de grondwet van 1889, kreeg Japan een westers en liberaal religieus beleid met volledige godsdienstvrijheid, mits de 'verplichtingen' van het niet-religieuze staatsshinto werden nageleefd [5](#page=5).
De vorming van staatsshinto dwong veel shintoïsten tot een keuze: zich aansluiten bij de nieuwe staatsgesteunde structuur met compromissen, of verdergaan als religie. Als religieuzen konden zij kiezen voor het christendom, boeddhisme, of een vorm van religieus shinto, dat diende als verzamelbak voor alles wat niet boeddhistisch of christelijk was, zoals Shugendo, Kurozumi-kyo, Tenrikyo en Omotokyo [5](#page=5).
#### 3.3.1 Religieuze vrijheid na de Tweede Wereldoorlog
De scheiding tussen kerk en staat die na de Tweede Wereldoorlog in Japan werd ingevoerd, had tot doel de invloed van religieuze organisaties in de politiek te vermijden, en, meer dan in het Westen, de politieke inmenging in religieuze organisaties en de persoonlijke levenssfeer te voorkomen [5](#page=5).
In de late Meiji- en Taisho-periodes stabiliseerde de politieke organisatie van religie zich, wat meer ruimte bood voor religieuze vrijheid. Het christendom maakte een gestage maar bescheiden opmars. In de vooroorlogse periode was het in gegoede kringen populair om westers over te komen, wat het christendom kon omvatten, mede uit interesse. Dit laatste geldt deels nog steeds; hoewel er oprechte christenen zijn, sluiten sommigen zich uit interesse aan bij een kerk of sturen ouders hun kinderen naar zondagsscholen voor een goede opvoeding [5](#page=5).
* * *
# Huidige status en invloedrijke figuren van het christendom in Japan
Dit gedeelte biedt een overzicht van de huidige aantallen christenen in Japan en beschrijft de rol van belangrijke individuen zoals Uchimura Kanzo, Joseph Hardy Neesima en Tsuda Umeko.
### 4.1 Huidige status van het christendom in Japan
Het christendom heeft in Japan een aanzienlijke, zij het relatief kleine, aanhang. De verdeling onder de verschillende denominaties is als volgt:
* Katholieken: 500.000 [6](#page=6).
* Protestanten: 500.000 [6](#page=6).
* Orthodoxen: 30.000 [6](#page=6).
* Mormonen (Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen): 125.000 [6](#page=6).
* Jehova's getuigen: 200.000 [6](#page=6).
Naast de traditionele christelijke kerken bestaan er ook religieuze bewegingen die inspiratie putten uit het christendom, vaak in combinatie met andere religies. Een voorbeeld hiervan is Kōfuku no Kagaku (wetenschap van het geluk) [6](#page=6).
### 4.2 Invloedrijke figuren binnen het Japanse christendom
Verschillende individuen hebben een cruciale rol gespeeld in de verspreiding en ontwikkeling van het christendom in Japan.
#### 4.2.1 Uchimura Kanzo
Uchimura Kanzo was een agrarisch wetenschapper en onderwijzer. Hij ondervond uitdagingen met het "Rescript on Education" vanuit zijn christelijke overtuiging. Hij uitte publieke kritiek op de secularisering en de verbinding tussen de staat en het Shintoïsme. Daarnaast was hij journalist en pacifist [6](#page=6).
#### 4.2.2 Joseph Hardy Neesima (Niijima Jo)
Joseph Hardy Neesima, ook bekend als Niijima Jo, was de oprichter van de Doshisha Universiteit. Hij reisde in 1864 naar de Verenigde Staten, waar hij zich bekeerde tot het christendom. Tijdens het bezoek van de Iwakura-missie aan de VS trad Niijima op als vertaler en adviseur. In 1875, in een periode van religieuze tolerantie in Japan, keerde hij terug en stichtte de Doshisha Universiteit, waar hij het christendom openlijk predikte [6](#page=6).
#### 4.2.3 Tsuda Umeko
Tsuda Umeko reisde op achtjarige leeftijd mee met de Iwakura-missie om deel te nemen aan een onderwijsprogramma in de Verenigde Staten. Daar werd zij gedoopt. Na haar terugkeer in Japan richtte zij een school op en wordt zij beschouwd als een van de eersten die een feministische beweging in Japan initieerde. Haar school bestaat nog steeds onder de naam Tsuda College (Tsuda juku), met een focus op meisjes en jonge vrouwen uit de gegoede klasse met een christelijke inslag [6](#page=6).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Franciscus Xaverius | Een jezuïetische missionaris en medestichter van de orde der Jezuïeten, die vanaf 1540 actief was in het oosten met als doel het christendom te verspreiden, met name in pioniersgebieden zoals Japan. |
| Alessandro Valignano | Een jezuïetische visitator die in Japan een beleid van accommodatie en aanpassing voerde om het christendom te integreren in de Japanse samenleving, waarbij de uiterlijke vorm werd aangepast zonder de superioriteit van de Europese cultuur op te geven. |
| Dainichi | Een Boeddhistische term die door Yajirō werd gebruikt als vertaling voor God, verwijzend naar een 'opper-Boeddha' die het universum vertegenwoordigt en de absolute leegte belichaamt. |
| Deusu | De Portugese en Latijnse term voor God, die geleidelijk de Boeddhistische term Dainichi verving naarmate het christendom als een aparte religie werd erkend, wat later tot verdachtmakingen leidde. |
| Daimyō | Lokale feodale heersers in Japan die toestemming moesten geven aan missionarissen om te mogen prediken; hun bekering kon leiden tot de bekering van een groot deel van hun bevolking. |
| Bateren tsuihōrei | Een decreet uit 1587 dat de activiteiten van Portugese missionarissen beperkte tot handel en hen beval Japan binnen twintig dagen te verlaten, hoewel velen in het geheim actief bleven. |
| Tokugawa Ieyasu | De grondlegger van het Tokugawa-shogunaat, onder wiens bewind Japan een periode van isolatie inging en wetten strenger werden toegepast, wat leidde tot vervolging van christenen. |
| Fumie | Een ritueel waarbij vermeende christenen gedwongen werden op afbeeldingen van heiligen of Christus te stappen om hun geloof te verloochenen, als onderdeel van de onderdrukking van het christendom. |
| Terauke | Een registratiesysteem waarbij huishoudens werden geregistreerd bij Boeddhistische tempels, bedoeld om de identiteit van christenen te controleren en hen te isoleren van de samenleving. |
| Shimabara no ran | Een grootschalige opstand op het schiereiland Shimabara in 1636-1637, die begon als een protest tegen slechte werkomstandigheden en belastingen, maar al snel een religieus karakter kreeg en bloedig werd neergeslagen door het shogunaat. |
| Tenshō missie | Een missie die in 1582 door vier jonge Japanse christenen onder leiding van Itō Mansho naar het Vaticaan werd gestuurd om de Paus te informeren over de voortgang van de missie en de superioriteit van de Europese cultuur te tonen. |
| Keichō missie | Een missie onder leiding van Hasekura Tsunenaga die in 1613-1620 werd ondernomen, aanvankelijk gericht op diplomatie en handel met Nieuw Spanje, maar uiteindelijk ook Rome bereikte. |
| Kakure kirishitan | Letterlijk 'verborgen christenen', dit zijn Japanse christenen die hun geloof in het geheim bleven belijden na het vertrek van buitenlandse missionarissen, waarbij rituelen werden gecondenseerd of geassimileerd in andere gebruiken. |
| Kokugaku | Een Japanse academische beweging in de Edo-periode die zich richtte op de studie van de 'echte' Japanse cultuur, onafhankelijk van Chinese en westerse invloeden, met focus op taal, literatuur en geschiedenis. |
| Shinto | Een inheemse Japanse religie die gericht is op de verering van kami (goden of geesten) en vaak verbonden is met natuurverschijnselen en voorouders; het werd in de Edo-periode geassocieerd met de 'pure' Japanse cultuur. |
| Hirata Atsutane | Een belangrijke figuur binnen kokugaku die een theologie ontwikkelde gebaseerd op Japanse geschriften, waarbij hiaten werden opgevuld met elementen uit het boeddhisme, confucianisme en met name het christendom. |
| Jaaku | Een concept dat in de 19e eeuw het beeld van het christendom in Japan vormde, waarbij het werd gezien als een heterodoxe leer die de samenleving vervreemdde, inging tegen de heersende orde en een voorbode was van westerse invasie. |
| Rangaku | Letterlijk 'Nederlandse leer', dit verwijst naar de studie van westerse wetenschappen in Japan tijdens de Edo-periode, die vanwege hun oorsprong uit de christelijke wereld met argwaan werd bekeken. |
| Mathew Perry | Een Amerikaanse marineofficier die in 1854 naar Japan kwam en de opening van het land voor buitenlandse handel en contacten bewerkstelligde, wat leidde tot religieuze vrijheid voor Amerikanen in hun concessies. |
| Meiji-omwenteling | De politieke en sociale revolutie in Japan in 1868 die leidde tot de herstelling van de keizerlijke macht en de afschaffing van het shogunaat, gevolgd door een periode van snelle modernisering en westificatie. |
| Iwakura missie | Een Japanse diplomatieke missie die van 1871 tot 1873 de wereld rondreisde om internationale relaties te verkennen en de ongelijke verdragen met westerse mogendheden te herzien; tijdens deze missie werd de kwestie van religieuze tolerantie belangrijk. |
| Jinja-shinto | 'Schrijn-Shinto', een vorm van Shinto die gericht is op staatsrituelen en de verering van de keizer en zijn voorouders, wat door de Meiji-regering als niet-religieus werd bestempeld om de scheiding tussen staat en religie te bewerkstelligen. |
| Hi-shukyo | Letterlijk 'niet-religieus', de term die werd gebruikt om Jinja-shinto te definiëren om het te onderscheiden van ware religie en de staatsideologie te beschermen tegen religieuze inmenging. |
| Staatsshinto | Een door de staat gesteunde ideologie gebaseerd op Shinto-principes, bedoeld om nationale eenheid en de legitimiteit van het keizerlijke bewind te versterken, en werd als niet-religieus beschouwd. |
| Uchimura Kanzo | Een invloedrijke Japanse intellectueel, academicus en pacifist die kritisch stond tegenover het 'Rescript on Education' en de link tussen staat en Shinto, en een belangrijke stem was in de ontwikkeling van het Japanse christendom. |
| Joseph Hardy Neesima (Niijima Jo) | Een Japanse christen die in de VS werd opgeleid en na zijn terugkeer in Japan in 1875 de Doshisha Universiteit stichtte, een instelling met een christelijke inslag, en openlijk het christendom predikte. |
| Tsuda Umeko | Een pionier op het gebied van feministisch onderwijs in Japan, die in de VS werd gedoopt en na haar terugkeer een school stichtte die zich richtte op meisjes en jonge vrouwen met een christelijke achtergrond, die nog steeds bestaat als Tsuda College. |