Cover
Welfare State 25 26.pptx
Summary
# Concept en definitie van de verzorgingsstaat
Dit onderwerp verkent de kernideeën achter de verzorgingsstaat, de rol van de overheid en internationale organisaties zoals de OECD, en de fundamentele doelstellingen die eraan ten grondslag liggen.
## 1\. Tradionele definitie van de verzorgingsstaat
De traditionele verzorgingsstaat kan gedefinieerd worden als een systeem waarin de overheid de hoofdzakelijke verantwoordelijkheid op zich neemt voor het waarborgen van de sociale en economische zekerheid van haar bevolking. Dit wordt doorgaans gerealiseerd via mechanismen zoals:
* **Werkloosheidsuitkeringen:** Bescherming tegen inkomensverlies bij werkloosheid.
* **Ouderdomspensioenen:** Financiële ondersteuning na pensionering.
* **Andere sociale zekerheidsmaatregelen:** Dit omvat een breder scala aan voorzieningen, zoals gezondheidszorg, kinderbijslag en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.
Het overkoepelende doel van de verzorgingsstaat is het verminderen van armoede, ongelijkheid en bestaansonzekerheid door een minimumlevensstandaard te garanderen. Dit staat in contrast met een \_laissez-faire systeem, waarbij de nadruk ligt op marktwerking en individuele verantwoordelijkheid, en onderscheidt zich van liefdadigheid door de nadruk op collectieve verantwoordelijkheid en solidariteit.
### 1.1 De visie van de OECD op sociaal beleid
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) beschouwt sociaal beleid als een breed instrument dat sociale noden aanpakt en burgers beschermt tegen risico's zoals werkloosheid, armoede en discriminatie. Tegelijkertijd streeft het sociaal beleid naar het bevorderen van individueel en collectief welzijn, gelijke kansen en een efficiënter functioneren van samenlevingen. Volgens de OECD is sociaal beleid niet louter een vangnet, maar ook een hefboom voor inclusie, productiviteit en sociale cohesie. Effectief sociaal beleid helpt individuen en gezinnen een vervullend leven te leiden en versterkt het maatschappelijke en economische functioneren.
## 2\. Economische motivatie voor overheidsinterventie in de verzorgingsstaat
Economische theorieën bieden kaders om te verklaren waarom de overheid bepaalde goederen en diensten produceert of distribueert, terwijl andere aan de private sector worden overgelaten. De belangrijkste argumenten hiervoor zijn efficiëntie en sociale rechtvaardigheid.
### 2.1 Efficiëntie
De overheid speelt een rol bij het corrigeren van situaties waarin de vrije markt faalt (\_market failures). Dit omvat:
* **Externe effecten (Externalities):** Wanneer de consumptie of productie kosten of baten genereert die niet door de directe betrokkenen worden gedragen, maar door de samenleving als geheel. Een competitieve markt kan hierdoor geen optimale (Pareto-efficiënte) oplossing bieden.
* **Publieke goederen (Public Goods):** Goederen die niet-uitsluitbaar en niet-rivaliserend zijn, zoals defensie of straatverlichting. Deze kunnen niet efficiënt via de markt worden aangeboden. De optimale voorziening hiervan zou moeten voldoen aan de regel van Samuelson, waarbij de maatschappelijke bereidheid tot betalen gelijk is aan de som van de individuele bereidheid tot betalen. De realiteit vereist hier politieke besluitvorming. Het \_free rider-probleem, waarbij individuen profiteren zonder bij te dragen, ondermijnt de marktvoorziening van publieke goederen. Overheidsinterventie is hier essentieel, niet noodzakelijk om te produceren, maar om de voorziening te organiseren en te financieren.
* **Asymmetrische informatie:** Situaties waarin een van de partijen bij een transactie meer of betere informatie heeft dan de andere, wat kan leiden tot suboptimale uitkomsten.
Het **Eerste Theorema van de Welvaartseconomie** stelt dat een competitief marktevenwicht onder ideale omstandigheden Pareto-efficiënt is. Echter, de beperkingen van dit theorema, zoals het ontbreken van externe effecten, publieke goederen, en de onbehandelde kwestie van distributie en sociale rechtvaardigheid, maken overheidsinterventie noodzakelijk.
### 2.2 Sociale rechtvaardigheid en herverdeling
Naast efficiëntie is sociale rechtvaardigheid een centrale doelstelling van de verzorgingsstaat. Dit uit zich in:
* **Ondersteuning van levensstandaarden:** Het garanderen van een bepaald minimumniveau van welzijn.
* **Armoedebestrijding:** Het actief tegengaan van armoede, met name structurele armoede.
* **Bescherming van verworven levenskwaliteit:** Het compenseren van inkomensverlies door sociale risico's.
* **Vermindering van ongelijkheid:** Het afvlakken van extreme inkomens- en vermogensverschillen.
* **Sociale integratie:** Het bevorderen van participatie en samenhang in de samenleving.
Herverdeling via belastingen en sociale zekerheid is een cruciaal instrument om deze doelstellingen te bereiken.
#### 2.2.1 Ongelijkheid en armoede
Het is belangrijk onderscheid te maken tussen **ongelijkheid** (de verdeling van inkomen of welzijn binnen een samenleving) en **armoede** (het niet kunnen voldoen aan basisbehoeften). Ongelijkheid kan gemeten worden met instrumenten als de Lorenz-curve en de Gini-coëfficiënt, die echter niet gevoelig zijn voor proportionele inkomensverschillen. Armoede kan zowel **absoluut** (bijvoorbeeld het niet bereiken van een bepaalde inkomensgrens, zoals de Wereldbank's 3 per dag).
* **Relatieve armoede:** Vergelijkt het inkomen met de gemiddelde levensstandaard in een samenleving (bv. EU's "at risk of poverty" (AROP) rate: inkomen onder 60% van het mediane equivalent inkomen).
* **EU-beleidsmaten:**
* **AROP (At Risk of Poverty):** Percentage mensen met inkomen onder de relatieve armoedegrens.
* **Materiële en sociale deprivatie:** Gebrek aan toegang tot basisgoederen en sociale activiteiten (bv. onvermogen om een huis adequaat te verwarmen, onverwachte uitgaven te betalen).
* **Zeer lage werkintensiteit:** Huishoudens waarin volwassenen maximaal 20% van hun werkpotentieel benutten.
* **AROPE (At Risk of Poverty or Social Exclusion):** Een gecombineerde indicator die armoede, ernstige materiële deprivatie en zeer lage werkintensiteit samenmeet.
### 5.2 Armoede in Europa
* Relatieve armoede (AROP) varieert aanzienlijk tussen EU-landen, met hogere percentages in Oost- en Zuid-Europese landen en lagere in Noord- en West-Europese landen.
* Kinderen lopen een hoger risico op armoede en ernstige materiële deprivatie dan volwassenen en ouderen.
* Personen met een laag opleidingsniveau en werklozen hebben een significant hoger AROPE-risico.
### 5.3 Sociale zekerheid en armoedebestrijding
Sociale zekerheid speelt een cruciale rol in armoedebestrijding, maar de effectiviteit ervan varieert per land en per huishoudtype.
* **Huishoudens zonder werk:** Lopen een extreem hoog armoederisico, wat wijst op de noodzaak van sociale transfers en activeringsbeleid.
* **Horizontale herverdeling:** De effectiviteit ervan hangt af van de spreiding van risico's en de relatie tussen risico's en behoeften. Nieuwe sociale risico's (bv. ouderschapsverlof) kunnen de armoedeverminderende werking soms beperken.
* **Tussen landen:** Landen met sterke sociale vangnetten en effectieve herverdelingsmechanismen (bv. Nederland, Scandinavische landen) laten lagere armoederisico's zien.
De effectiviteit van sociale zekerheid wordt beïnvloed door de spanningen tussen horizontale en verticale solidariteit, en tussen decommodificatie en recommodificatie. De nieuwe focus op preventie en arbeidsmarktintegratie kan de traditionele armoedebestrijdingsfunctie van sociale zekerheid beïnvloeden.
* * *
# Uitdagingen en transformaties van de moderne welvaartsstaat
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting van de "Uitdagingen en transformaties van de moderne welvaartsstaat", bedoeld als studiemateriaal voor een examen.
## 3\. Uitdagingen en transformaties van de moderne welvaartsstaat
De moderne welvaartsstaat wordt geconfronteerd met diverse uitdagingen die haar traditionele fundamenten en functies onder druk zetten, wat leidt tot een noodzakelijke transformatie richting een 'nieuwe verzorgingsstaat' die beter aansluit bij hedendaagse maatschappelijke en economische realiteiten.
### 3.1 Hedendaagse uitdagingen voor de sociale zekerheid
Sinds het begin van de 21e eeuw heeft de sociale zekerheid te maken met ingrijpende veranderingen, voortkomend uit diverse factoren:
* **Technologische veranderingen:** De opkomst van nieuwe technologieën, waaronder kunstmatige intelligentie, digitale communicatie en medische innovaties, stelt nieuwe eisen aan zowel de levering van zorg als de bescherming die sociale zekerheid kan bieden.
* **Arbeidsmarkthervormingen:** De aard van werk en arbeidsrelaties verandert drastisch. Flexibilisering, onzekere werkvormen (zoals platformwerk en deeltijdwerk), verschuivende loopbanen en de noodzaak van voortdurende aanpassing aan de 'nieuwe economie' (gericht op diensten, deelconcepten en digitalisering) creëren nieuwe risico's en onzekerheden voor werknemers.
* **Internationale ontwikkelingen:** Globalisering, handel en migratie leiden tot grensoverschrijdende sociale vraagstukken en versterken de noodzaak voor internationale samenwerking en afstemming van sociaal beleid.
* **Culturele verschuivingen:** Veranderende gezinsstructuren, een toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen en nieuwe maatschappelijke normen beïnvloeden de sociale noden en de vraag naar sociale voorzieningen.
* **Vergrijzing:** De vergrijzing van de bevolking in ontwikkelde economieën leidt tot aanzienlijk hogere kosten voor pensioenen, gezondheidszorg en langdurige zorg, wat de houdbaarheid van de huidige sociale zekerheidssystemen onder druk zet.
* **Hoge kosten:** De kosten van nieuwe technologieën in de zorg, de oplopende kosten door vergrijzing en andere maatschappelijke behoeften verhogen de druk op de financiering van de verzorgingsstaat.
Deze factoren leiden tot meer algemene onzekerheid (economisch, sociaal, politiek), groeiende ongelijkheid en een constante noodzaak tot aanpassing van vaardigheden en beleid. De 'oude risico's' zoals ziekte en ouderdom blijven bestaan, maar worden aangevuld met 'nieuwe' risico's die voortkomen uit de dynamiek van de moderne samenleving.
#### 3.1.1 De 'nieuwe verzorgingsstaat' en marktgericht sociaal beleid
Als reactie op deze uitdagingen evolueert de verzorgingsstaat naar een meer marktgericht model. De focus verschuift van louter bescherming naar een actievere rol die de markteconomie ondersteunt. Kernaspecten van dit nieuwe model omvatten:
* **Jobcreatie:** Actief beleid om werkgelegenheid te bevorderen.
* **Actieve arbeidsmarktparticipatie:** Stimuleren van mensen om deel te nemen aan de arbeidsmarkt, onder meer via beleid voor activering (Active Labour Market Policy - ALM).
* **Aanpassing aan de 'nieuwe economie':** Beleid dat gericht is op het faciliteren van werknemers en bedrijven in sectoren zoals de dienstverlening, digitalisering, flexibele contracten en platformwerk.
* **Ontwikkeling van vaardigheden:** Investeren in levenslang leren en het ontwikkelen van nieuwe competenties om werknemers aanpasbaar te houden aan de veranderende arbeidsmarkt.
Dit marktgerichte sociaal beleid wordt gezien als een investering die economische dynamiek combineert met sociale inclusie, in tegenstelling tot een puur beschermend model.
#### 3.1.2 Verdelingsvraagstukken en spanningen in de nieuwe verzorgingsstaat
De transformatie naar een nieuwe verzorgingsstaat brengt ook complexe verdelingsvraagstukken met zich mee:
* **Matthew-effecten:** Het risico bestaat dat de voordelen van sociaal beleid disproportioneel terechtkomen bij hogere inkomensgroepen, wat de ongelijkheid vergroot en het principe van sociale rechtvaardigheid ondermijnt. Mensen met minder vaardigheden of die zich onderaan de sociale ladder bevinden, blijven kwetsbaar voor structurele armoede.
* **Selectiviteit versus universaliteit:** Er ontstaat een spanning tussen het efficiënt inzetten van middelen (wat pleit voor selectieve uitkeringen gericht op de meest behoeftigen) en het ideaal van universele sociale verzekering, waarbij iedereen bescherming geniet. Het streven naar efficiëntie kan botsen met het principe van inclusieve bescherming.
* **Prikkeleffecten:** Herverdelingsbeleid, zowel via belastingen als sociale zekerheid, kan prikkels creëren die zowel positieve (bijvoorbeeld financieel veiligheidsgevoel) als negatieve effecten (ontmoediging tot werken, hogere ziektekosten) hebben. Beleidsmakers moeten rekening houden met deze 'efficiency-equity trade-off', zoals beschreven door Okun. Lagere belastingtarieven kunnen soms leiden tot hogere opbrengsten door terugverdieneffecten (Laffer-curve).
#### 3.1.3 Rol van Europa en de EU in de moderne welvaartsstaat
Hoewel landen primair verantwoordelijk zijn voor hun arbeidsmarkt- en sociaal beleid, speelt de EU een aanvullende en stimulerende rol:
* **Minimumbescherming en wetgeving:** De EU stelt minimumstandaarden vast voor arbeidswetgeving en beschermt sociale zekerheidsrechten bij mobiliteit binnen Europa.
* **Europese financiering:** Het Europees Sociaal Fonds (ESF/ESF+) investeert in mensen en hun vaardigheden, en ondersteunt transities naar een groene en digitale economie. De distributie van deze fondsen probeert, zij het niet perfect, rekening te houden met sociale noden zoals armoede, langdurige werkloosheid en NEET-jongeren.
* **Open Methode van Coördinatie (OMC):** Dit instrument stimuleert samenwerking, benchmarking en uitwisseling van best practices tussen lidstaten op gebieden als werkgelegenheid en sociale inclusie, zonder bindende regels op te leggen.
* **Europees Semester:** Een jaarlijkse cyclus van economische en sociale beleidsmonitoring en coördinatie, die leidt tot land-specifieke aanbevelingen voor hervormingen.
* **Europese prioriteiten en fondsen:** De strategische agenda van de EU en initiatieven zoals Next Generation EU (met de Recovery and Resilience Facility - RRF) en REPowerEU, sturen investeringen en hervormingen in lidstaten, met een sterke focus op groene en digitale transities, maar ook op sociale cohesie, gezondheid en veerkracht. De RRF richt zich sterk op investeringen die bijdragen aan duurzame, digitale en inclusieve groei.
* **Europese Pijler van Sociale Rechten:** Deze pijler definieert 20 principes op het gebied van gelijke kansen, eerlijke arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming, met concrete doelstellingen voor 2030 op het gebied van werkgelegenheid, training en reductie van armoede en sociale uitsluiting.
De EU fungeert als een katalysator voor beleidsaanpassing en stimuleert lidstaten om hun sociale modellen te hervormen en te versterken in het licht van gedeelde uitdagingen.
### 3.2 Armoede in de moderne welvaartsstaat
Ondanks de inspanningen van de welvaartsstaat blijft armoede, vooral in relatieve termen, een hardnekkig probleem.
#### 3.2.1 Meten van armoede
Het meten van armoede gebeurt met verschillende instrumenten:
* **Armoedegrenzen:** Kritieke inkomensgrenzen waaronder individuen als 'arm' worden beschouwd.
* **Absolute armoede:** Voldoet niet aan een minimuminkomen voor basisbehoeften (bv. Wereldbank 3 per dag. Dit concept is vooral relevant in ontwikkelingslanden.
* **Relatieve armoede**: Houdt rekening met de gemiddelde levensstandaard in een specifieke samenleving. In de Europese Unie wordt iemand beschouwd als "at risk of poverty" (AROP) wanneer het inkomen lager is dan 60% van het nationale mediane equivalent inkomen na sociale transfers. De OESO hanteert soms een drempel van 50% van het mediane inkomen. Relatieve armoede benadrukt ongelijkheid binnen een land, zelfs als basisbehoeften zijn vervuld.
#### 5.1.2 Europese beleidsindicatoren
De Europese Unie gebruikt een reeks indicatoren om armoede en sociale uitsluiting te meten:
* **At Risk of Poverty (AROP)**: Het percentage mensen met een inkomen onder 60% van het nationale mediane inkomen. De verschillen tussen EU-landen zijn aanzienlijk, wat de effectiviteit van sociale bescherming en herverdelingsmechanismen weerspiegelt.
> **Tip:** AROP is een cruciale indicator voor relatieve armoede en laat zien hoe goed sociale systemen erin slagen om mensen boven een sociaal aanvaardbaar minimum te tillen.
* **Materiële en sociale deprivatie**: Deze indicator meet het gebrek aan toegang tot basisgoederen en sociale activiteiten. De **materiële en sociale deprivatiegraad** meet het aandeel mensen dat zich minstens 5 van 13 gedefinieerde basisitems niet kan veroorloven.
* **Ernstige materiële en sociale deprivatiegraad**: Dit geldt voor personen die zich 7 van de 13 items niet kunnen veroorloven.
* De 13 items zijn onderverdeeld in:
* **Huishoudniveau**: Bijvoorbeeld het kunnen betalen van onverwachte uitgaven, het huis adequaat warm houden.
* **Individueel niveau**: Bijvoorbeeld het hebben van regelmatige vrijetijdsactiviteiten, een internetverbinding.
> **Tip:** Materiële en sociale deprivatie biedt een aanvulling op inkomensstatistieken door ook levensomstandigheden en sociale participatie te meten, wat een breder beeld geeft van armoede en uitsluiting.
* **Zeer lage werkintensiteit**: Dit verwijst naar huishoudens waarin volwassenen maximaal 20% van hun gezamenlijke arbeidspotentieel benutten. Een lage werkintensiteit is vaak gecorreleerd met een verhoogd armoederisico, vooral bij eenoudergezinnen.
* **At Risk of Poverty or Social Exclusion (AROPE)**: Dit is een samengestelde indicator die drie dimensies combineert:
1. Risico op armoede (AROP).
2. Ernstige materiële en sociale deprivatie.
3. Zeer lage werkintensiteit in huishoudens. Het AROPE-percentage in de EU bedraagt 21,4% (2023), maar vertoont grote nationale verschillen. De indicator laat zien dat sociale uitsluiting multidimensionaal is en beleidsmaatregelen moet houden rekening met de overlap tussen deze risicofactoren.
> **Voorbeeld:** Een persoon kan arm zijn (lage AROP), maar niet materieel gedepriveerd en toch risico lopen op sociale uitsluiting door de combinatie van factoren. AROPE geeft dit bredere beeld.
#### 5.1.3 Armoede naar leeftijd en socio-economische groep
AROPE-cijfers variëren sterk afhankelijk van socio-economische kenmerken:
* **Leeftijd**: Kinderen lopen een significant hoger risico op armoede en sociale uitsluiting dan volwassenen en ouderen.
* **Onderwijsniveau**: Mensen met een laag opleidingsniveau hebben een veel hoger risico op armoede dan hoogopgeleiden.
* **Arbeidsstatus**: Werklozen lopen een extreem hoog risico, terwijl werkenden een veel lager risico hebben.
#### 5.1.4 De effectiviteit van armoedemaatstaven
Hoewel **headcounts** (het tellen van mensen onder de armoedegrens) populair zijn vanwege hun eenvoud, hebben ze beperkingen. Ze kunnen ertoe leiden dat beleid zich richt op de "minder arme" groepen binnen de armen, omdat die gemakkelijker boven de grens kunnen worden getild. Dit kan de aandacht afleiden van de meest kwetsbare groepen. Bovendien kan een stabiele headcount verbergen dat de afstand tot de armoedegrens voor velen groter wordt. Alternatieve maatstaven, zoals de **poverty gap ratio**, meten de diepte van armoede en geven zo een completer beeld.
### 5.2 Sociale zekerheid en armoedereductie
Sociale zekerheid speelt een cruciale rol bij armoedebestrijding, maar de effectiviteit ervan varieert sterk tussen landen.
#### 5.2.1 Verschillen tussen landen
Sinds de jaren negentig zijn de armoedecijfers in veel welvaartsstaten teleurstellend gebleven, ondanks stijgende inkomens en werkgelegenheid. Dit suggereert een mogelijke verzwakking van de sociale zekerheid. Significante verschillen tussen landen wijzen op de impact van specifieke instituties en beleidskeuzes.
#### 5.2.2 Tensions in socialezekerheidsstelsels
Socialezekerheidsstelsels worden geconfronteerd met verschillende spanningen die hun effectiviteit op armoedebestrijding beïnvloeden:
* **Horizontale versus verticale solidariteit**:
* **Horizontale solidariteit**: Is gebaseerd op een verzekeringslogica, waarbij risico's (zoals ziekte, werkloosheid, ouderdom) collectief worden gespreid. Systemen die sterk gericht zijn op het beschermen van levensstandaarden (zoals via uitkeringen bij ziekte of werkloosheid) kunnen minder aandacht hebben voor **verticale solidariteit**, wat de herverdeling van inkomen van rijk naar arm betreft. Verticale herverdeling wordt dan vaak de taak van belastingheffing en sociale bijstand.
* Systemen die **minimuminkomensbescherming** vooropstellen, bieden minder bescherming voor hogere inkomensgroepen, waardoor die bescherming vaker aan private verzekeraars wordt overgelaten.
* **Nieuwe doelstellingen: social risk prevention**: Naast compensatie is er een derde doelstelling bijgekomen: het **voorkomen van sociale risico's**, vooral door middel van arbeidsmarktintegratie. Dit leidt tot een spanning tussen:
* **Decommodificatie**: Sociale rechten die mensen beschermen tegen afhankelijkheid van de markt (bv. een ruime werkloosheidsuitkering die onafhankelijkheid van de markt garandeert).
* **Recommodificatie**: Sociale rechten worden aangepast om arbeidsparticipatie te stimuleren, waardoor mensen juist weer meer afhankelijk worden van de markt (bv. strengere voorwaarden voor werkloosheidsuitkeringen die aanzetten tot snelle hervatting van werk).
#### 5.2.3 Effectiviteit van horizontale herverdeling
De effectiviteit van horizontale herverdeling bij armoedebestrijding hangt af van de verbinding tussen risico's en behoeften:
* Wanneer lage-inkomensgroepen hogere risico's lopen op ziekte en werkloosheid dan hogere inkomensgroepen, zorgt horizontale solidariteit (via sociale verzekeringen) impliciet ook voor verticale herverdeling van rijk naar arm.
* Echter, bij **nieuwe sociale risico's**, zoals het opnemen van ouderschapsverlof of deeltijds werken, zien we dat deze vaker voorkomen bij tweeverdienershuishoudens. Dit kan de armoedeverlagende capaciteit van sociale zekerheid verminderen, omdat deze regelingen dan minder gericht zijn op de meest kwetsbare groepen.
#### 5.2.4 Belang van werkintensiteit en arbeidsparticipatie
* Huishoudens met **zeer lage werkintensiteit** hebben een significant hoger armoederisico. Dit onderstreept het belang van arbeidsparticipatie voor sociale bescherming.
* Zelfs voor **werkende personen** blijft het risico op armoede bestaan ("in-work at-risk-of-poverty rate"). Dit duidt op structurele problemen zoals lage lonen, onzekere contracten en beperkte sociale vangnetten, wat de noodzaak van adequate lonen en bescherming benadrukt.
> **Tip:** De correlatie tussen werk en inkomen is belangrijk, maar niet waterdicht. Beleid moet zowel gericht zijn op het creëren van "betere jobs" (met fatsoenlijke lonen en arbeidsvoorwaarden) als op het versterken van sociale vangnetten voor diegenen die (nog) niet kunnen werken.
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Welvaartsstaat | Een maatschappelijk systeem waarin de overheid een centrale rol speelt in het waarborgen van de sociale en economische zekerheid van haar burgers, door middel van voorzieningen zoals uitkeringen, pensioenen en gezondheidszorg. |
| Sociale zekerheid | Een stelsel van regelingen en voorzieningen die burgers beschermen tegen diverse sociale risico's, zoals werkloosheid, ziekte, ouderdom en arbeidsongeschiktheid, om een basisniveau van welzijn en inkomenszekerheid te garanderen. |
| Efficiëntie | Een economisch principe dat verwijst naar het optimaal benutten van schaarse middelen om zo veel mogelijk welvaart te creëren, wat in de context van de verzorgingsstaat kan betekenen dat de overheid ingrijpt waar de markt faalt. |
| Sociale rechtvaardigheid | Het principe dat streeft naar eerlijke verdeling van kansen, middelen en welzijn binnen een samenleving, waarbij de overheid zich richt op het verminderen van ongelijkheid, armoedebestrijding en het waarborgen van gelijke toegang tot basisvoorzieningen. |
| Marktfalen | Situaties waarin de vrije markt niet leidt tot een efficiënte allocatie van middelen of maatschappelijk wenselijke uitkomsten, bijvoorbeeld door externe effecten, asymmetrische informatie of het ontbreken van publieke goederen, wat overheidsinterventie rechtvaardigt. |
| Externe effecten (Externaliteiten) | Gevolgen van economische activiteiten (consumptie of productie) die buiten de directe markttransactie vallen en invloed hebben op derden, zoals milieuvervuiling (negatief) of kennisverspreiding (positief). |
| Publieke goederen | Goederen die niet-uitsluitbaar en niet-rivaliserend zijn, wat betekent dat iedereen ervan kan profiteren zonder ervoor te hoeven betalen en dat het gebruik ervan door één persoon het gebruik door een ander niet hindert; deze worden vaak door de overheid geleverd. |
| Free rider-probleem | Het fenomeen waarbij individuen profiteren van een publiek goed of een collectieve dienst zonder eraan bij te dragen, wat de financiering en levering ervan ondermijnt. |
| Trade-off | Een situatie waarin het nemen van een bepaalde beslissing leidt tot een nadeel op een ander gebied; bijvoorbeeld de afweging tussen efficiëntie en rechtvaardigheid in sociaal beleid. |
| Herverdeling | Het proces waarbij inkomen of vermogen wordt overgedragen van de ene groep in de samenleving naar de andere, meestal via belastingen en sociale uitkeringen, om ongelijkheid te verminderen en sociale rechtvaardigheid te bevorderen. |
| Gini-coëfficiënt | Een statistische maatstaf voor inkomensongelijkheid binnen een land of regio, waarbij een waarde van 0 perfecte gelijkheid aangeeft en een waarde van 1 perfecte ongelijkheid. |
| Armoede | De toestand waarin een individu of huishouden niet beschikt over voldoende middelen om aan de basisbehoeften te voldoen of om deel te nemen aan de samenleving, gemeten op absolute (minimum levensstandaard) of relatieve (vergeleken met het gemiddelde in de samenleving) basis. |
| Materiële en sociale deprivatie | Een indicator van armoede die kijkt naar het onvermogen om essentiële goederen en diensten te verkrijgen of deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten die als wenselijk of noodzakelijk worden beschouwd voor een adequate levenskwaliteit. |
| Werkintensiteit | Een maatstaf die aangeeft in welke mate werkende leeftijd leden van een huishouden gedurende het jaar werken in verhouding tot hun totale potentiële arbeidstijd, relevant voor het armoederisico. |
| AROPE (At Risk of Poverty or Social Exclusion) | Een samengestelde indicator van de Europese Unie die het risico op armoede, ernstige materiële en sociale deprivatie, en leven in huishoudens met een zeer lage werkintensiteit combineert om sociale uitsluiting te meten. |
| Sociale investering | Een benadering van sociaal beleid die zich richt op het voorkomen van sociale risico's en het bevorderen van menselijk kapitaal door middel van investeringen in onderwijs, gezondheidszorg, kinderopvang en arbeidsmarktbeleid, in plaats van enkel achteraf te compenseren. |
| Horizontale solidariteit | Solidariteit tussen groepen met vergelijkbare risico's, zoals werkenden die bijdragen aan een uitkering voor werklozen of gezonden die bijdragen voor zieken, vaak gebaseerd op een verzekeringsprincipe. |
| Verticale solidariteit | Solidariteit tussen groepen met verschillende inkomensniveaus, waarbij hogere inkomensgroepen bijdragen aan de financiering van voorzieningen voor lagere inkomensgroepen, primair gericht op herverdeling. |
| Decommodificatie | De mate waarin burgers hun levensstandaard en zekerheid kunnen handhaven onafhankelijk van hun positie op de markt, bijvoorbeeld door middel van sociale rechten en uitkeringen die beschermen tegen marktwerking. |
| Recommodificatie | Het proces waarbij sociale rechten en voorzieningen worden aangepast om de arbeidsparticipatie te bevorderen, waardoor burgers juist afhankelijker worden van de markt. |
| Open Methode van Coördinatie (OMC) | Een beleidsinstrument van de EU dat lidstaten stimuleert om samen te werken, best practices uit te wisselen en gezamenlijke doelstellingen na te streven op gebieden die onder nationale bevoegdheid vallen, zonder bindende regels op te leggen. |
| Europees Semester | Een jaarlijkse cyclus binnen de EU waarin lidstaten hun economisch en sociaal beleid monitoren en afstemmen op basis van Europese richtsnoeren en land-specifieke aanbevelingen, met als doel groei, werkgelegenheid en sociale inclusie te versterken. |
| Recovery and Resilience Facility (RRF) | Een centraal financieel instrument van Next Generation EU dat lidstaten ondersteunt bij het herstel na de COVID-19-crisis door middel van leningen en subsidies, gericht op investeringen in de groene en digitale transitie, en structurele hervormingen. |
| Europese Pijler van Sociale Rechten | Een EU-instrument dat 20 principes omvat op het gebied van gelijke kansen, billijke arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming, bedoeld om sociale rechtvaardigheid en gelijkheid in de EU te versterken. |