Cover
Aloita nyt ilmaiseksi Samenvatting vennoot H1-H6.pdf
Summary
# Wie is onderworpen aan de vennootschapsbelasting
Hieronder volgt een gedetailleerd overzicht van wie onderworpen is aan de vennootschapsbelasting in België, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 1. Wie is onderworpen aan de vennootschapsbelasting
De vennootschapsbelasting (VEN.B.) is van toepassing op vennootschappen, verenigingen, inrichtingen of instellingen die aan drie fundamentele voorwaarden voldoen: ze moeten rechtspersoonlijkheid bezitten, hun voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer in België hebben, en zich bezighouden met de exploitatie van een onderneming of met verrichtingen van winstgevende aard [2](#page=2).
### 1.1 Rechtspersoonlijkheid bezitten
Een entiteit moet een afzonderlijke persoonlijkheid hebben, los van haar leden, om als rechtspersoon te worden beschouwd. Deze rechtspersoonlijkheid kan worden verkregen krachtens Belgisch of buitenlands publiek- of privaatrecht [2](#page=2).
#### 1.1.1 Het nieuwe vennootschapsrecht (WVV)
Sinds 1 mei 2019 beperkt het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) het aantal vennootschapsvormen tot de vennootschap onder firma (VOF), commanditaire vennootschap (CommV), besloten vennootschap (BV), coöperatieve vennootschap (CV), naamloze vennootschap (NV), en de maatschap. De maatschap is de enige vennootschapsvorm zonder rechtspersoonlijkheid. Vanaf 1 mei 2019 opgerichte vennootschappen worden volledig beheerst door het nieuwe wetboek. Het onderscheid tussen handels- en burgerlijke vennootschappen vervalt, en de landbouwvennootschap verdwijnt als aparte vorm; VOF's, CommV's, BV's of CV's kunnen erkend worden als 'landbouwonderneming'. De VSO verdwijnt, maar een CV kan erkend worden als 'sociale onderneming' [2](#page=2).
Buitenlandse vennootschappen, verenigingen en instellingen die rechtspersoonlijkheid bezitten krachtens hun lokaal recht kunnen aan de Belgische vennootschapsbelasting onderworpen worden [2](#page=2).
Een maatschap vereist minstens twee vennoten en is gebonden aan een maatschapscontract. Ze bezit geen rechtspersoonlijkheid en kan niet failliet verklaard worden [2](#page=2).
Voor rechtspersonen met handelsactiviteiten waarvoor het winstoogmerk van ondergeschikt belang is, zoals wereldwinkels of beschutte werkplaatsen, kon men vroeger een 'vennootschap met sociaal oogmerk' (VSO) oprichten [2](#page=2).
#### 1.1.2 Transformaties en overgangsregels
Commanditaire vennootschappen op aandelen worden naamloze vennootschappen met een enige bestuurder. Een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die niet voldoet aan de definitie van een coöperatieve vennootschap in het WVV, wordt een besloten vennootschap [3](#page=3).
Sinds 1 januari 2020 is het WVV van toepassing op alle bestaande vennootschappen, inclusief de dwingende bepalingen. De statuten van alle bestaande vennootschappen moeten uiterlijk op 1 januari 2024 in overeenstemming zijn gebracht met het WVV. Vennootschappen die na die datum niet meer voorzien zijn in het WVV, worden geacht automatisch omgevormd te zijn [3](#page=3).
#### 1.1.3 Verenigingen en stichtingen
Een vereniging streeft een belangeloos doel na en mag geen vermogensvoordeel uitkeren aan oprichters, leden of bestuurders. Stichtingen zijn rechtspersonen zonder leden, opgericht om een belangeloos doel na te streven, en mogen evenmin vermogensvoordelen uitkeren. Het WVV behoudt het verbod op winstuitkering voor verenigingen, wat hen onderscheidt van vennootschappen. VZW's, Internationale VZW's (IVZW), private stichtingen (PS) en stichtingen van openbaar nut (SON) verkrijgen rechtspersoonlijkheid [3](#page=3).
#### 1.1.4 Gevallen van fiscale transparantie
Indien een vennootschap, vereniging of instelling geen rechtspersoonlijkheid bezit (bv. een feitelijke vereniging), worden de inkomsten belast in hoofde van de leden of vennoten, met toepassing van personenbelasting of vennootschapsbelasting (fiscale transparantie). Dit is bijvoorbeeld het geval bij artsenmaatschappen zonder rechtspersoonlijkheid [4](#page=4).
Bepaald rechtspersonen, hoewel ze rechtspersoonlijkheid hebben, worden in fiscale aangelegenheden genegeerd:
* Landbouwondernemingen onder vorm van VOF of CommV die niet opteren voor vennootschapsbelasting [4](#page=4).
* Europees Economisch Samenwerkingsverbanden (EESV) en VOF's waarin een EESV wordt omgezet [4](#page=4).
* Verenigingen van mede-eigenaars [4](#page=4).
In deze gevallen geldt ook fiscale transparantie [4](#page=4).
### 1.2 Voornaamste inrichting of zetel van bestuur in België hebben
Om aan de vennootschapsbelasting onderworpen te worden, moet de rechtspersoon zijn fiscale woonplaats in België hebben. De statutaire zetel en de fiscale woonplaats zijn hierbij te onderscheiden begrippen [4](#page=4).
#### 1.2.1 Vennootschapsrechtelijk perspectief
Sinds 1 mei 2019 is het Belgisch vennootschapsrecht van toepassing op vennootschappen met een statutaire zetel in België, ongeacht de plaats van hun activiteiten of leiding. Vóór de invoering van het WVV paste België de 'werkelijke zetelleer' toe, waarbij gezocht werd naar de plaats van de voornaamste inrichting waar het beleid gevoerd werd. De statutaire zetel is een juridisch begrip, terwijl de voornaamste inrichting een feitelijk begrip is dat de werkelijkheid weerspiegelt [4](#page=4).
#### 1.2.2 Fiscaal perspectief
Fiscaal blijft de plaats van het werkelijke bestuur doorslaggevend voor het fiscale inwonerschap. Als het werkelijke bestuur in België gevestigd is, wordt de vennootschap beschouwd als een binnenlandse vennootschap en is zij aan de Belgische vennootschapsbelasting onderworpen [4](#page=4).
**Voorbeeld:** Een BV met een statutaire zetel in Nederland maar een voornaamste inrichting in België wordt vennootschapsrechtelijk door het Nederlandse recht beheerst, maar fiscaal aan de Belgische vennootschapsbelasting onderworpen [4](#page=4).
De fiscus kan de 'brievenbusvennootschappen' aanpakken door de plaats van werkelijke leiding te onderzoeken [5](#page=5).
**Voorbeeld:** Een Slowaakse transportfirma die vanuit België geleid wordt, onder meer door centrale order- en klantenbeheer, controle op dienst- en vakantieregeling, en beslissingen over schadebeheer, brandstofkaarten en routes in België, kan als een tussenpersoon worden beschouwd [5](#page=5).
De werkelijke zetel is waar beslissingen daadwerkelijk genomen worden, niet waar ze voorbereid worden [5](#page=5).
#### 1.2.3 Wettelijk vermoeden van binnenlandse vennootschap
Om te vermijden dat de administratie telkens het bewijs moet leveren, wordt vermoed dat een rechtspersoon met een statutaire zetel in België ook zijn werkelijke zetel in België heeft. Dit vermoeden kan enkel weerlegd worden door enerzijds te bewijzen dat de werkelijke zetel niet in België ligt, en anderzijds dat de vennootschap fiscaal inwoner is van een andere staat [5](#page=5).
#### 1.2.4 Belasting van niet-inwoners
Indien de voornaamste inrichting in het buitenland gevestigd is, worden de in België gerealiseerde inkomsten (via een vaste inrichting) onderworpen aan de belasting van niet-inwoners (BNI) [5](#page=5).
### 1.3 Zich met een exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden
#### 1.3.1 Exploitatie van een onderneming
Onder 'exploitatie van een onderneming' wordt verstaan het met winstoogmerk exploiteren van een nijverheids-, handels- of landbouwbedrijf. Dit omvat elke activiteit gericht op het produceren of verhandelen van goederen, of het verlenen van diensten. De locatie van de exploitatie (België of buitenland) is hierbij niet relevant. De aanwezigheid van 'substance' bij een buitenlandse zetel, zoals personeel op de loonlijst, is een controle-element [5](#page=5).
#### 1.3.2 Verrichtingen van winstgevende aard
Dit betreft nijverheids-, handels- of landbouwactiviteiten die, zelfs zonder winstoogmerk, in de regel winsten opleveren en een winstgevende bezigheid vormen door hun herhaaldelijk karakter. Hierbij worden nijverheids- en handelsmethoden aangewend, wat een zekere organisatie impliceert [6](#page=6).
**VZW's en winstoogmerk:** Het nieuwe WVV staat VZW's toe elke activiteit uit te oefenen die nodig is om hun belangeloos doel te bereiken. Hoewel het voornaamste voorwerp van een VZW uit ondernemingsactiviteiten kan bestaan, zolang het belangeloos doel en het verbod op winstuitkering gerespecteerd worden, spreken we best van een vereniging zonder winstuitkeringsoogmerk [6](#page=6).
Een VZW kan aan de vennootschapsbelasting onderworpen worden als de gestelde handelingen een herhalend karakter vertonen, organisatie en beheersmethoden vereisen, en het belang van de winstgevende verrichtingen aanzienlijk is. Als deze verrichtingen bijkomstig zijn of een middel tot realisatie van kerntaken, wordt de VZW belast in de rechtspersonenbelasting (RPB) [6](#page=6).
**Voorbeelden van VZW's onderworpen aan vennootschapsbelasting:**
* Een VZW die een cafetaria uitbaat en wiens inkomsten uit de cafetaria de opbrengsten uit de onroerende activiteit significant overtreffen [6](#page=6).
* Een VZW die een parochiehuis exploiteert met een cafetaria en zaalverhuur, waarbij deze activiteiten 85% van de totale inkomsten genereren en als belangrijkste activiteit worden beschouwd [6](#page=6).
* Een VZW die paardenrennen organiseert en weddenschappen int, professioneel georganiseerd met personeel, publiciteitsbudget en investeringen [6](#page=6).
* Een VZW die jaarlijks een muziekfestival organiseert, met commerciële uitbating en hoge inkomsten, zelfs zonder winstoogmerk, zolang de activiteit een economische eenheid vormt die op basis van nijverheids- of handelsmethoden werkt [6](#page=6).
* Een VZW die tussen 27.500 euro en 62.500 euro opbrengsten realiseert, voornamelijk uit de verkoop van cd's [7](#page=7).
* Het productief beheer van onroerende goederen door patrimoniumvennootschappen [7](#page=7).
* Een VZW die een 'mega metal'-festival organiseert, met omvangrijke organisatie, aanzienlijke winsten door commerciële uitbating en hoge prijzen [7](#page=7).
* Een VZW die optredens, cd-verkoop en publiciteitscampagnes organiseert, waarbij de inkomsten via de VZW geïnd worden en winsten uitgekeerd worden aan leden of bestuurders [7](#page=7).
* Een dansvereniging-VZW die haar activiteiten voornamelijk economisch organiseert op basis van rationele beheersmethoden, zonder specifieke sociale invulling [7](#page=7).
* Een VZW voor thuisverzorging met een nettowinst tot 39% van de omzet, opererend volgens normale handelsmethoden [7](#page=7).
* Een VZW die kajaks, fietsen, go-karts en boten verhuurt aan scholen, bedrijven, etc., waarbij commerciële activiteiten, personeel en financieringswijzen vergelijkbaar zijn met bedrijven in die sector [7](#page=7).
* Een VZW die een jeugdherberg met bar uitbaat, toegankelijk voor iedereen, waarbij meer dan 80% van de omzet uit deze activiteiten komt en commerciële praktijken worden toegepast [7](#page=7).
* Een VZW die gratis concerten organiseert en subsidies ontvangt, wat het gebruik van nijverheids- en handelsmethoden vereist (promotie, planning, boeken artiesten, catering, infrastructuur, veiligheid) [7](#page=7).
* Een VZW die een muziekfestival organiseert met een commerciële uitbating en hoge inkomstenprijzen, waarbij de activiteit geen alleenstaande of uitzonderlijke verrichting is [7](#page=7).
* Een VZW die een begrafenisfonds beheert, opererend volgens economische rendementmodellen met gespecialiseerd personeel [8](#page=8).
* Een VZW die jaarlijks een muziekfestival organiseert op professionele en commerciële leest, waarbij de gemaakte winst, hoewel niet gemaximaliseerd en deels besteed aan belangeloze doelen, de activiteit haar winstgevende aard niet ontneemt [8](#page=8).
#### 1.3.3 Uitsluitingen van vennootschapsbelasting
Bepaalde instellingen, hoewel aan de bovenstaande voorwaarden voldaan, worden vrijgesteld van vennootschapsbelasting en onderworpen aan de rechtspersonenbelasting (RPB) krachtens artikel 180, 181 en 182 WIB [9](#page=9).
##### 1.3.3.1 Onvoorwaardelijke uitsluiting (art. 180 WIB)
Deze uitsluiting geldt voor diverse publieke rechtspersonen, waaronder:
* Intercommunales, verenigingen, samenwerkingsverbanden en autonome gemeentebedrijven die een ziekenhuis uitbaten [9](#page=9).
* Instellingen die mindervaliden, bejaarden, beschermde minderjarigen of behoeftigen bijstaan [9](#page=9).
* De Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid (NMK), de Nationale Maatschappij voor Krediet aan KMO's (SMK) en de Belgische Maatschappij voor Financiering van de Nijverheid (Belfin) [9](#page=9).
* De Vlaamse, Waalse en Brusselse maatschappijen voor intercommunaal vervoer met hun exploitatiemaatschappijen [9](#page=9).
* Afvalwaterzuiveringsmaatschappijen [9](#page=9).
* Vennootschappen van publiek recht met sociaal oogmerk zoals Enabel, Belgisch Ontwikkelingsagentschap [9](#page=9).
* Naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel [9](#page=9).
* Vennootschap van publiek recht met sociaal oogmerk Aseva [9](#page=9).
##### 1.3.3.2 Voorwaardelijke uitsluiting (art. 181 WIB)
Onder bepaalde voorwaarden worden volgende vzw's en rechtspersonen uitgesloten:
* Beroepsverenigingen (vzw) en hun sociale werkgeversbijdragen [9](#page=9).
* Sociale verzekeringskassen, verenigingen voor onderwijs, gezins- en bejaardenhulp, en verenigingen voor de organisatie van handelsbeurzen en tentoonstellingen, opgericht onder vorm van een vzw [9](#page=9).
Dit geldt enkel indien ze zich uitsluitend of hoofdzakelijk bezighouden met verrichtingen uit de zogenaamde bevoorrechte sectoren [9](#page=9).
##### 1.3.3.3 Toegelaten verrichtingen (art. 182 WIB)
VZW's en andere rechtspersonen die niet onder art. 180 of 181 WIB vallen, kunnen toch aan de vennootschapsbelasting ontsnappen als ze zich beperken tot een aantal specifieke verrichtingen, die niet als winstgevend worden aangemerkt:
* Alleenstaande of uitzonderlijke verrichtingen (bv. sporadisch organiseren van bals, tombola's) [9](#page=9).
* Verrichtingen bestaande uit het innen van fondsen ingezameld in het kader van de statutaire opdracht (bv. pensioenrossen en stichtingen o.v.v. een VZW) [9](#page=9).
* Verrichtingen die enkel bijkomstig op nijverheids-, handels- of landbouwverrichtingen betrekking hebben en niet volgens nijverheids- of handelsmethoden worden uitgevoerd [9](#page=9).
De 'bijkomstigheid' wordt beoordeeld aan de hand van het verwantheidscriterium (de onbaatzuchtige hoofdwerkzaamheid is niet mogelijk zonder de bijkomstige bedrijvigheid) en het kwantitatieve criterium (het aantal ingezette personen en het belang van de gebruikte middelen t.o.v. de onbaatzuchtige hoofdactiviteit). Beide criteria moeten jaarlijks afzonderlijk gecontroleerd worden [9](#page=9).
**Voorbeeld:** Een VZW die bijkomstig kaas maakt, of een VZW-voetbalclub die een cafetaria uitbaat [9](#page=9).
De praktijk toont dat het bepalen van de grens tussen rechtspersonenbelasting en vennootschapsbelasting voor VZW's vaak complex is [9](#page=9).
#### 1.3.4 Rechtspersonenbelasting (RPB)
Indien er geen sprake is van exploitatie, geen winstgevende verrichtingen worden gesteld, of deze slechts van bijkomstige aard zijn, worden de inkomsten belast in de rechtspersonenbelasting (RPB). De beoordeling of een bedrijvigheid hoofdstedelijk is, hangt af van de kwantitatieve verhouding tussen belangeloze en winstgevende activiteiten [8](#page=8).
**Voorbeelden van VZW's onderworpen aan RPB:**
* Een VZW voor informatie- en gezinsplanning waar de inkomsten uit medische behandelingen als bijkomstig worden beschouwd [8](#page=8).
* Een VZW met het doel het aanmoedigen en verbeteren van het paard, waarbij occasioneel paardenkoersen georganiseerd worden, maar het hoofddoel belangeloos is [8](#page=8).
* Een VZW die vieringen verzorgt, waarbij de activiteiten niet als winstgevend worden aangemerkt wegens onvoldoende inkomsten, grotendeels vrijwilligerswerk en onvoldoende directe inkomsten om kosten te dekken [8](#page=8).
* Een VZW voor sociaal toerisme die 3 commerciële activiteiten opstart nadat subsidies wegvallen, waarbij de handelsactiviteiten noodzakelijk zijn om het sociale doel te realiseren [8](#page=8).
* Een VZW die beginnende artiesten begeleidt en een café uitbaat met de inzet van vrijwilligers, waarbij de café-exploitatie bijkomstig is [8](#page=8).
Er is geen combinatie mogelijk van rechtspersonenbelasting en vennootschapsbelasting [8](#page=8).
#### 1.3.5 Sociale onderneming (SO)
Sociale ondernemingen, georganiseerd via VZW's of CV's, streven naar een positieve maatschappelijke impact. 'Doelmaximalisatie' is hierbij belangrijker dan 'winstmaximalisatie' [11](#page=11).
Een SO is normaal aan de vennootschapsbelasting onderworpen, maar de administratie aanvaardt dat een SO aan de RPB onderworpen wordt indien:
* Ze zich uitsluitend of hoofdzakelijk bezighoudt met verrichtingen uit de bevoorrechte sectoren aangeduid in art. 182 WIB [10](#page=10).
* De overgrote meerderheid van de financiële opbrengsten bestemd wordt voor de financiering van giften voor filantropische projecten en verenigingen [11](#page=11).
Voor de CV, erkend als sociale onderneming, geldt dat als ze geen vermogensvoordeel uitkeert, ze zich mogelijk moet omvormen naar een VZW, tenzij ze statutair dividenduitkeringen uitsluit en de oude regeling voor VSO's van toepassing is [10](#page=10).
#### 1.3.6 Landbouwonderneming
Een landbouwvennootschap wordt belast in hoofde van haar leden of vennoten (art. 29 WIB), tenzij de vennootschap expliciet opteert voor de vennootschapsbelasting. De VOF of CommV, erkend als landbouwonderneming, behoudt fiscale transparantie. Een BV of CV, erkend als landbouwonderneming, wordt steeds onderworpen aan de vennootschapsbelasting [10](#page=10).
---
# Krachtlijnen van de vennootschapsbelasting
Dit onderdeel belicht de kernaspecten van de vennootschapsbelasting, waaronder de bepaling van de belastbare basis, de tariefstructuur, de concepten belastbaar tijdperk en aanslagjaar, en recente hervormingen [12](#page=12).
### 2.1 Vaststelling van de belastbare basis
De belastbare basis van een vennootschap wordt, net als bij natuurlijke personen voor de personenbelasting (PB), bepaald op basis van vier inkomstensoorten: onroerende goederen, roerende goederen, beroepsinkomsten en diverse inkomsten. In de personenbelasting worden deze inkomsten gegroepeerd en onderworpen aan specifieke regels en tarieven. Voor vennootschappen geldt echter een fundamenteel verschil: hun volledige vermogen wordt geacht te worden aangewend voor winstgevende bedrijvigheid, waardoor alle inkomsten het karakter van beroepsinkomsten krijgen en als bedrijfswinsten worden aangemerkt. Zelfs private inkomsten, zoals die uit verhuurde eigendommen of beleggingen, worden geacht een bedrijfskarakter te hebben zodra ze in de vennootschap worden ingebracht [12](#page=12).
De fiscale winst wordt afgeleid van de boekhoudkundige winst, maar er is geen sprake van een één-op-één relatie. Het Wetboek Inkomstenbelastingen (WIB) hanteert soms specifieke definities voor bepaalde begrippen (bv. binnenlandse vennootschap, gerevaloriseerde waarde) die fiscaal als dusdanig moeten worden gehanteerd. Voor andere begrippen, zoals materiële en immateriële vaste activa, prevaleert het boekhoudrecht, tenzij het fiscaal recht specifieke afwijkingen voorziet. Het is cruciaal dat de fiscale winstbepaling uitgaat van de Belgische boekhoudregels, wat betekent dat activa worden gewaardeerd tegen hun aanschaffingswaarde (verminderd met afschrijvingen) en niet tegen marktwaarde. Forfaitaire bepalingen van inkomsten en kosten, zoals in de personenbelasting, zijn in de vennootschapsbelasting niet toegestaan [13](#page=13).
#### 2.1.1 Gevolg van de boekhoudwetgeving op de fiscale winst
* **Waardering van voorraden:** Bij een grote variëteit aan producten met hoge omloopsnelheid mogen deze gewaardeerd worden tegen verkoopprijs, verminderd met een winstcoëfficiënt [13](#page=13).
* **Afschrijvingen:** Boekhoudkundige herwaarderingsmeerwaarden worden fiscaal niet erkend; enkel afschrijvingen op de aanschaffingswaarde komen in aanmerking [13](#page=13).
* **Verworpen uitgaven:** Kosten die niet voldoen aan de criteria van een beroepskost moeten worden toegevoegd aan de belastbare basis [14](#page=14).
* **Verborgen reserves:** Reserves die niet correct zijn aangelegd of zichtbaar gemaakt, kunnen leiden tot correcties [14](#page=14).
> **Tip:** Ongeacht of het om exploitatie-, niet-recurrente, of inkomsten uit activa gaat, alle reële inkomsten en lasten moeten op een of andere manier in de resultatenrekening terug te vinden zijn [13](#page=13).
#### 2.1.2 Indeling van de winst volgens bestemming
De belastbare winst wordt vastgesteld op basis van de goedgekeurde jaarrekening, waarbij zowel uitgekeerde als niet-uitgekeerde winsten belastbaar zijn. De in principe belastbare winst kan worden samengesteld uit [14](#page=14):
1. Aangroei van de reserves (wettelijke reserves, beschikbare reserves, over te dragen winst, verborgen reserves) [14](#page=14).
2. Verworpen uitgaven (bv. roerende voorheffing, vennootschapsbelasting) [14](#page=14).
3. Dividenden (belastbaar gedeelte van uitgekeerde winst) [14](#page=14).
De niet-uitgekeerde winst is gelijk aan de aangroei van de reserves plus de verworpen uitgaven [14](#page=14).
> **Voorbeeld:** Een boekhoudkundige winst kan na fiscale correcties en toebedeling aan reserves en dividenden leiden tot een hoger fiscaal belastbare winst [15](#page=15).
#### 2.1.3 Gedeeltelijke vrijstelling van winst
Naast het corrigeren van de belastbare winst naar boven toe (verworpen uitgaven, verborgen reserves), bestaan er ook wettelijke bepalingen die ertoe leiden dat bepaalde bestanddelen van de boekwinst niet belastbaar zijn. Dit kan leiden tot aanpassingen in mindering op de boekwinst, bijvoorbeeld bij bepaalde gerealiseerde meerwaarden [15](#page=15).
#### 2.1.4 Het belastbare inkomen van de vennootschap
De vaststelling van de in principe belastbare winst is de eerste stap. Deze winst kan vervolgens worden verminderd met verschillende aftrekken, mits dit niet leidt tot een fiscaal verlies [16](#page=16):
* Indeling van de winst naar oorsprong (België, landen met/zonder verdrag) [16](#page=16).
* Aftrek van bij verdrag vrijgestelde winsten en andere niet-belastbare elementen [16](#page=16).
* Aftrek van definitief belaste inkomsten [16](#page=16).
* Aftrek voor innovatie-inkomsten [16](#page=16).
* Investeringsaftrek [16](#page=16).
* Aftrek groepsbijdrage [16](#page=16).
Daarnaast kan er een beperkte aftrek zijn voor gecumuleerde bedragen zoals overgedragen DBI-aftrek, overgedragen aftrek voor innovatie-inkomsten, overgedragen verliezen, en overgedragen notionele intrestaftrek [16](#page=16).
> **Tip:** Een vennootschap met een boekhoudkundig verlies kan toch belastingen verschuldigd zijn omwille van verworpen uitgaven. Omgekeerd kan een vennootschap met een aanzienlijke boekwinst door fiscale aftrekken geen belastbare winst overhouden [16](#page=16).
### 2.2 Algemene aanduiding van de tarieven
De belastbare winst wordt onderworpen aan een basistarief van 25%. KMO-vennootschappen die aan bepaalde voorwaarden voldoen (zoals het uitkeren van een bezoldiging van minstens 45.000 dollars aan minstens één bedrijfsleider) kunnen genieten van een verminderd tarief van 20% op de eerste schijf van 100.000 dollars belastbare winsten [16](#page=16).
Daarnaast zijn er bijzondere tarieven, bijvoorbeeld voor geheime commissielonen, die belast worden tegen 50% of 100%. De tarieven van de vennootschapsbelasting worden niet verhoogd met gemeentebelastingen [16](#page=16).
Sinds 1962 wordt de vennootschapsbelasting beschouwd als een aanvulling op de personenbelasting op dividenden. De totale belastingdruk op een dividend kan hierdoor oplopen tot 47,50%, wat dicht in de buurt komt van het hoogste tarief in de PB (50%) [16](#page=16).
### 2.3 De begrippen belastbaar tijdperk en aanslagjaar
Het **belastbare tijdperk** van winsten wordt bepaald door het (boek)jaar waarin een zekere en vaststaande vordering ontstaat [17](#page=17).
* Als het boekjaar eindigt op 31 december, is het belastbare tijdperk gelijk aan het kalenderjaar (N) en het aanslagjaar het volgende jaar (N+1) [17](#page=17).
* Als het boekjaar niet op 31 december eindigt, wordt het aanslagjaar genoemd naar het kalenderjaar waarin het boekjaar eindigt [17](#page=17).
Een boekjaar kan langer of korter dan 12 maanden zijn (maximaal 24 maanden min één dag), maar dit heeft geen invloed op de bepaling van het aanslagjaar. De fiscale wetgever tracht wijzigingen van het boekjaar te vermijden die bedoeld zijn om de toepassing van gunstige of ongunstige fiscale maatregelen te manipuleren, door dit expliciet te verbieden in de wettekst [17](#page=17).
> **Voorbeeld:** Een wet van 25 december 2017 verbiedt wijzigingen aan de afsluitdatum van het boekjaar die vanaf 26 juli 2017 werden aangebracht, om te voorkomen dat vennootschappen het boekjaar aanpassen om eerder te profiteren van voordelige maatregelen of nadelige maatregelen uit te stellen [17](#page=17).
### 2.4 Wet op de hervorming van de vennootschapsbelasting
De hervorming van de vennootschapsbelasting werd in drie fases geïmplementeerd [17](#page=17):
* **Eerste fase:** Vanaf aanslagjaar 2019 voor belastbare tijdperken die ten vroegste op 1 januari 2018 aanvangen [17](#page=17).
* **Tweede fase:** Vanaf aanslagjaar 2020 voor belastbare tijdperken vanaf 1 januari 2019 [17](#page=17).
* **Derde fase:** Vanaf aanslagjaar 2021 voor belastbare tijdperken vanaf 1 januari 2020 [17](#page=17).
De klemtonen van deze hervorming liggen op aanslagjaren 2019 en 2021 [17](#page=17).
> **Opmerking:** Er zijn uitzonderingen waarbij de datum van inwerkingtreding niet gekoppeld is aan een aanslagjaar, zoals de afschaffing van degressieve afschrijvingen voor activa verkregen vanaf 1 januari 2020 [18](#page=18).
### 2.5 Aangifte
Sinds aanslagjaar 2005 is de elektronische indiening van de aangifte vennootschapsbelasting mogelijk, en vanaf aanslagjaar 2014 verplicht. Enkel wanneer de vennootschap of haar gemachtigde niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikt, wordt een papieren aangifte getolereerd mits jaarlijkse schriftelijke aanvraag [18](#page=18).
Bij het aangifteformulier moeten diverse bijlagen gevoegd worden, zoals de jaarrekening (indien niet neergelegd bij de Balanscentrale), verslagen van de algemene vergadering, en attesten voor belastingkredieten. Deze documenten vormen een integrerend deel van de aangifte; ontbrekende documenten kunnen leiden tot een aangifte met een vormgebrek die rechtgezet moet worden. Bij elektronische aangiftes (Biztax) wordt de correctheid van bijlagen geforceerd door foutmeldingen indien deze niet correct zijn ingevuld [18](#page=18).
De aangifte moet ingevuld, gewaarmerkt, gedagtekend en ondertekend worden door een persoon die de vennootschap kan binden, of diens volmachtdrager. De curator van een gefailleerde vennootschap blijft jaarlijks aangifteplichtig tot de datum van vereffening [18](#page=18).
#### 2.5.1 Termijn van aangifte
De uiterste datum van indiening van de aangifte wordt bepaald door de laatste dag van de zevende maand volgend op het afsluiten van het boekjaar. Er is echter een vaste indieningsdatum voor vennootschappen en rechtspersonen met een boekjaar dat afsluit op 31 december of uiterlijk eind februari van het volgende jaar: 30 september van het aanslagjaar [19](#page=19).
> **Voorbeeld:** De aangifte voor een boekjaar dat eindigt op 31 december 2024 moet uiterlijk op 30 september 2025 ingediend worden [19](#page=19).
### 2.6 Ruling of voorafgaand akkoord (voorafgaande beslissing)
Een ruling is een juridische handeling waarbij de FOD Financiën vaststelt hoe de wet wordt toegepast op een specifieke situatie of verrichting die fiscaal nog geen uitwerking heeft gehad. Rulings bieden rechtszekerheid aan de belastingplichtige en binden de administratie gedurende een periode van 5 jaar [20](#page=20).
Het concept van rulings werd versterkt door het toenemend gebruik van begrippen als 'rechtmatige behoeften van financiële of economische aard' en 'fiscaal misbruik'. Er zijn echter zeven gevallen waarin geen ruling mogelijk is, waaronder de belastingtarieven, berekening van de belasting, en sancties. Rulings kunnen evenmin aangevraagd worden indien essentiële elementen betrekking hebben op een vluchtland dat niet samenwerkt met de OESO [20](#page=20).
### 2.7 Cooperative Tax Compliance Program (CTCP)
Sinds eind 2018 is er een pilootproject voor de controle van 'zeer grote ondernemingen' waarbij de focus verschuift van controle van het verleden naar controle van het heden. Op vrijwillige basis wordt tussen de onderneming en de administratie een overeenkomst gesloten waarin de onderneming inzage verstrekt, een dialoog aangaat over fiscale planning en risico's, en een robuust fiscaal risicobeheersingssysteem heeft. In ruil hiervoor krijgt de onderneming een vast aanspreekpunt en een snellere rechtszekerheid [20](#page=20) [21](#page=21).
### 2.8 Bindende kracht van de jaarrekening
De goedgekeurde jaarrekening bindt de vennootschap, bestuurders en aandeelhouders. Het bindende karakter is echter niet absoluut; fouten kunnen leiden tot correcties. Artikel 3:19 van het Wetboek Vennootschappen (WV) voorziet in vrijwillige en verplichte correcties van de jaarrekening, zowel bij materiële fouten als bij dwaling in rechte of feite [21](#page=21).
Een verbeterde jaarrekening is tegenstelbaar aan de fiscus indien een materiële vergissing of dwaling kan worden aangetoond. Een 'beslissing' (juridische vergissing of onjuiste interpretatie) kan niet worden teruggekomen. Materiële vergissingen omvatten onder andere rekenfouten, schrijffouten, boekingen van verkeerde bedragen of op verkeerde posten, en schendingen van het boekhoudrecht. Een nieuwe goedkeuring door de algemene vergadering is vereist, behalve bij louter materiële correcties. Een keuze in de boekhoudkundige verwerking, zoals de eenmalige opname van een rentesubsidie, wordt niet beschouwd als een materiële vergissing [21](#page=21).
---
# KMO-vennootschap: definitie en fiscale gunstmaatregelen
Dit onderwerp verklaart wat een KMO-vennootschap is en welke fiscale voordelen hieraan verbonden zijn, inclusief de criteria voor kleine en microvennootschappen.
### 3.1 Inleiding tot KMO-vennootschappen en Fiscale Gunstmaatregelen
België kent een aanzienlijk aantal KMO's, en om deze te ondersteunen, zijn er specifieke fiscale gunstmaatregelen voorzien. Vóór 2009 bestond er echter veel verwarring rond de definitie van een KMO, met diverse criteria die naast of door elkaar werden gehanteerd. Na een uitspraak van het Grondwettelijk Hof is er naar een uniformere benadering gezocht [23](#page=23).
Enkel KMO-vennootschappen komen in aanmerking voor een reeks specifieke fiscale voordelen. Deze gunstmaatregelen omvatten onder andere [23](#page=23):
* Toepassing van een verlaagd tarief vennootschapsbelasting van 20% in plaats van 25% op de eerste schijf van 100.000,00 euro belastbare winsten [23](#page=23).
* Toegang tot de gewone investeringsaftrek [23](#page=23).
* Een specifieke investeringsaftrek voor investeringen in beveiliging en digitale activa [23](#page=23).
* Vrijstelling van belastingvermeerdering bij onvoldoende voorafbetalingen gedurende de opstartfase [23](#page=23).
* Mogelijkheid tot een roerende voorheffing van 15% op uitgekeerde dividenden (voor WPRbis-aandelen) [23](#page=23).
* De mogelijkheid om een liquidatiereserve aan te leggen met interessante uitkeringsmogelijkheden [23](#page=23).
* De mogelijkheid om bijkomende kosten (bij een investering) ineens af te trekken [23](#page=23).
* Een hogere vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing [23](#page=23).
* Geen beperking op de aftrek van overgedragen verliezen gedurende de eerste 4 boekjaren na oprichting [23](#page=23).
* Geen minimumbezoldiging vereist gedurende de eerste 4 boekjaren voor het verkrijgen van het verminderd basistarief [23](#page=23).
* Verhoogde kostenaftrek tot 120% voor bijkomende kosten gelinkt aan de verplichte elektronische facturatie vanaf 1 januari 2026 [23](#page=23).
Sommige fiscale faciliteiten voor KMO's zijn inmiddels geschrapt, zoals de volledige afschrijvingsannuïteit tijdens het jaar van aanschaffing van een activum en de mogelijkheid om bijkomende kosten bij aanschaf van een activum naar wens ten laste van het resultaat te leggen; deze faciliteiten zijn niet langer van toepassing voor activa verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2020 [23](#page=23).
### 3.2 Definities: Kleine, Micro, Grote Vennootschap en Groep van Beperkte Omvang
Om in aanmerking te komen voor de fiscale voordelen, moet een vennootschap zich kwalificeren als een KMO volgens de criteria in artikel 1:24-25 van het Wetboek Vennootschappen en Verenigingen (WVV). Dit betekent dat de vennootschap moet voldoen aan de criteria om als een kleine of microvennootschap te worden aangemerkt. Vennootschappen die niet aan deze criteria voldoen, worden als 'groot' beschouwd. Het WVV definieert niet concreet wat een 'grote vennootschap' is, maar stelt dat het een vennootschap is die geen kleine vennootschap of microvennootschap is. Daarnaast bestaat ook het concept van een 'groep van beperkte omvang', wat voornamelijk relevant is voor rapporteringsverplichtingen. Op puur fiscaal vlak zijn enkel de aanduidingen 'klein' of 'groot' van betekenis [23](#page=23) [24](#page=24).
#### 3.2.1 Kleine vennootschap
Een kleine vennootschap is gedefinieerd in artikel 2, §1, 5e, bis WIB als een vennootschap die op grond van artikel 1:24, §§ 1 tot 6 WVV als kleine vennootschap wordt aangemerkt, of die, wanneer artikel 1:24 niet van toepassing is, op overeenkomstige wijze beantwoordt aan de criteria in dat artikel [24](#page=24).
> **Tip:** Vzw's die onderworpen worden aan de vennootschapsbelasting, kunnen, mits ze voldoen aan de criteria in art. 1:24, §§ 1 tot 6 WVV, aanspraak maken op de fiscale voordelen voor kleine vennootschappen, zelfs indien ze vennootschapsrechtelijk geen vennootschap zijn [24](#page=24).
#### 3.2.2 Microvennootschap
Een microvennootschap is een subcategorie van de kleine vennootschap. Het WVV definieert een microvennootschap in artikel 1:25 als een 'kleine vennootschap met rechtspersoonlijkheid' die op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar geen dochter- of moedervennootschap is en die niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt [28](#page=28) [29](#page=29):
* Jaargemiddelde van het aantal werknemers: 10 [28](#page=28).
* Jaaromzet, exclusief btw: 700.000 euro [28](#page=28).
* Balanstotaal: 350.000 euro [28](#page=28).
Microvennootschappen hebben minder rapporteringsverplichtingen en kunnen nog genieten van bijkomende voordelen, zoals een hogere vrijstelling inzake doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor startende ondernemingen en een federale belastingvermindering van 45% voor investeerders die nieuwe aandelen verwerven van een startende microvennootschap [29](#page=29).
#### 3.2.3 Groep van beperkte omvang
Een groep van beperkte omvang wordt gedefinieerd in artikel 1:26 WVV. Het betreft een moedervennootschap van een groep die één of meerdere dochtervennootschappen controleert, of vennootschappen die een consortium vormen. Deze groepen worden als zodanig beschouwd indien maximaal één van de volgende criteria wordt overschreden op geconsolideerde basis [29](#page=29):
* Jaargemiddelde van het aantal werknemers: 250 [29](#page=29).
* Jaaromzet, exclusief btw: 34.000.000,00 euro [29](#page=29).
* Balanstotaal: 17.000.000 euro [29](#page=29).
Voor boekjaren die na 31 december 2023 aanvangen, worden de drempels verhoogd:
* Jaargemiddelde van het aantal werknemers: 250 [29](#page=29).
* Jaaromzet, exclusief btw: 42.500.000 euro [29](#page=29).
* Balanstotaal: 21.250.000 euro [29](#page=29).
De aanmerking als 'groep van beperkte omvang' heeft voornamelijk impact op de rapporteringsverplichtingen, waarbij de moedervennootschap vrijgesteld kan worden van consolidatie [29](#page=29).
### 3.3 De Criteria voor Classificatie
De indeling van vennootschappen in kleine, grote en microvennootschappen gebeurt op basis van een aantal criteria, die vastgelegd zijn in artikel 1:24 WVV en gebaseerd zijn op Europese richtlijnen. Deze criteria zijn het gemiddeld personeelsbestand, de jaaromzet (exclusief btw) en het balanstotaal, telkens op de balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar [24](#page=24) [25](#page=25).
#### 3.3.1 Groottecriteria volgens Accountancyrichtlijn 2013/34/EU (omgezet met wet van 18.12.2015)
Kleine vennootschappen mogen op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden [25](#page=25):
* Jaargemiddelde van het personeelsbestand: 10 [25](#page=25).
* Jaaromzet, exclusief btw: 9.000.000 euro [25](#page=25).
* Balanstotaal: 4.500.000 euro [25](#page=25).
#### 3.3.2 Groottecriteria volgens Accountancyrichtlijn 2023/272/EU (omgezet met wetten van 28.03.2024 en 28.05.2024)
Gezien de inflatie worden de drempelwaarden aangepast voor boekjaren die een aanvang nemen na 31 december 2023 [25](#page=25):
* Jaargemiddelde van het aantal werknemers: 50 [25](#page=25).
* Jaaromzet (excl. btw): 11.250.000 euro [25](#page=25).
* Balanstotaal: 6.000.000 euro [25](#page=25).
Deze aangepaste drempelwaarden zijn van toepassing op boekjaren die een aanvang nemen na 31 december 2023, maar door het principe van 'uitgestelde werking' zijn de gevolgen pas op termijn voelbaar. De uitgestelde werking houdt in dat een overschrijding van criteria (of het niet langer overschrijden) pas gevolgen heeft als dit zich gedurende twee opeenvolgende boekjaren voordoet [25](#page=25).
> **Tip:** Er is een eenmalige uitzondering op de uitgestelde werking voor de opstelling en openbaarmaking van jaarrekeningen die ondernemingen afsluiten na 31 december 2023. Voor die afsluiting wordt enkel rekening gehouden met de verhoogde bedragen voor jaaromzet en balanstotaal van het betrokken boekjaar [25](#page=25).
#### 3.3.3 Toepassing voor startende vennootschappen
Voor vennootschappen die met hun bedrijf starten, worden de criteria voor de eerste keer te goeder trouw geschat aan het begin van het boekjaar. Indien uit deze schatting blijkt dat meer dan één criterium zal worden overschreden gedurende het eerste boekjaar, moet hiermee onmiddellijk rekening worden gehouden [26](#page=26).
#### 3.3.4 Boekjaar omvat geen 12 maanden
Indien een boekjaar uitzonderlijk een duur heeft van minder of meer dan twaalf maanden (maximaal 24 maanden min één kalenderdag), wordt de jaaromzet (excl. btw) vermenigvuldigd met een breuk waarbij de teller 12 is en de noemer het aantal maanden van het betrokken boekjaar, waarbij elke begonnen maand voor een volle maand wordt geteld [26](#page=26).
> **Voorbeeld:** Een vennootschap met een boekjaar van 10 maanden en een omzet van 6.750.000,00 euro (excl. btw) heeft een herschaalde omzet van 6.750.000,00 euro \* (12/10) = 8.100.000,00 euro. Deze omzet wordt dan getoetst aan de limieten [26](#page=26).
#### 3.3.5 Bepaling van het gemiddeld personeelsbestand
Het gemiddeld aantal tewerkgestelde werknemers wordt berekend als het gemiddelde van het aantal werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten (VTE) dat geregistreerd is in de DIMONA-databank per einde van elke maand van het boekjaar. Voor deeltijdse werknemers wordt de berekening gedaan op basis van het contractueel overeengekomen aantal te presteren uren, gerelateerd aan de normale arbeidsduur van een vergelijkbare voltijdse werknemer [26](#page=26).
#### 3.3.6 Bepaling van de jaaromzet
Indien de opbrengsten uit het gewoon bedrijf voor meer dan de helft bestaan uit opbrengsten die niet aan de post "omzet" beantwoorden, dient voor de toepassing van de criteria de jaaromzet te worden gedefinieerd als het totaal van de bedrijfs- en financiële opbrengsten, met uitsluiting van niet-relevante opbrengsten. De 'opbrengsten uit het gewoon bedrijf' omvatten de bedrijfsopbrengsten (70: omzet; 71: wijzigingen in voorraden en bestellingen in uitvoering; 72: intern geproduceerde vaste activa; 74: andere bedrijfsopbrengsten) en de financiële opbrengsten. Niet-relevante opbrengsten regulariseringen van belastingen en onttrekkingen aan belastingvrije reserves en uitgestelde belastingen maken geen deel uit van de opbrengsten uit het gewoon bedrijf [27](#page=27) .
> **Voorbeeld:** Een vennootschap met een omzet van 4.000.000,00 euro en andere opbrengsten (zoals verhuur onroerende goederen en opbrengsten uit vorderingen) die samen 8.000.000,00 euro bedragen, heeft een totale opbrengst van 12.000.000,00 euro. De opbrengsten uit gewoon bedrijf bedragen 4.000.000,00 euro, wat minder is dan de helft van de totale opbrengsten. De te beschouwen jaaromzet is dan 12.000.000,00 euro min de meerwaarden op realisatie van vaste activa (3.000.000,00 euro), resulterend in 9.000.000,00 euro, wat nog steeds onder de limiet van 11.250.000,00 euro ligt [27](#page=27).
#### 3.3.7 Bepaling van het balanstotaal
Het balanstotaal is de totale boekwaarde van de activa zoals deze blijkt uit het balansschema dat is vastgesteld bij koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 3:2, §1 WVV [27](#page=27).
#### 3.3.8 Verbonden vennootschappen en consolidatie
Wanneer vennootschappen met elkaar verbonden zijn in de zin van artikel 1:20 WVV, worden de criteria inzake omzet en balanstotaal berekend op geconsolideerde basis. Het aantal werknemers wordt opgeteld. In bepaalde gevallen kunnen de grenzen voor balanstotaal en netto-omzet met 20% worden verhoogd indien bepaalde consolidatieverrichtingen niet worden uitgevoerd [27](#page=27).
Fiscaal gezien geldt de beoordeling op basis van de cijfers van de volledige groep niet enkel voor de uiteindelijke moedervennootschap, maar ook voor alle andere vennootschappen die tot de groep behoren. Dit kan ertoe leiden dat een individuele dochtervennootschap fiscaal als groot wordt beschouwd, ook al mag ze vennootschapsrechtelijk een verkort schema van de jaarrekening neerleggen [28](#page=28).
> **Voorbeeld:** NV X (boekjaar 1 sep 2023 - 31 aug 2024) verwerft 51% van de aandelen van NV Y op 1 april 2024. Op geconsolideerde basis voor het boekjaar 2023/2024 blijken twee parameters (personeelsbestand en balanstotaal) de limieten te overschrijden. De NV X vult op haar aangifte in dat ze verbonden is en geeft de geconsolideerde parameters in. Het consistente beginsel vereist dat de parameters van de twee voorafgaande boekjaren worden geraadpleegd om te bepalen of NV X klein is en dus van KMO-voordelen kan genieten [30](#page=30).
### 3.4 Aangifte
Bij de aangifte vennootschapsbelasting moet de grootte van de vennootschap worden aangeduid. Met betrekking tot de boekjaren die na 31 december 2023 aanvangen, worden specifieke drempels gehanteerd voor het jaargemiddelde van het aantal werknemers de jaaromzet (exclusief btw: 900.000 euro) en het balanstotaal (450.000 euro). De uitgestelde werking is hier ook voor één keer niet van toepassing op de opstellingen en openbaarmaking van de jaarrekeningen die na 31 december 2023 worden afgesloten [10](#page=10) [29](#page=29).
Indien een vennootschap verbonden is met andere vennootschappen, dienen de parameters voor personeelsbestand, jaaromzet en balanstotaal op geconsolideerde basis te worden ingevuld in de aangifte. Indien de vennootschap niet verbonden is, worden deze parameters op niet-geconsolideerde basis ingevuld [30](#page=30).
> **Belangrijk:** De kwalificatie als 'klein' verleent toegang tot diverse fiscale gunstmaatregelen. De bewijslast hiervan ligt bij de vennootschap zelf die de voordelen vraagt [30](#page=30).
---
# Studie van de belastbare inkomsten
Dit deel vergelijkt de belastbare inkomsten onder de personenbelasting en vennootschapsbelasting, met specifieke aandacht voor roerende en beroepsinkomsten [31](#page=31).
### 4.1 Inkomsten uit onroerende goederen
Bij vennootschappen zijn de algemene artikelen 7 tot 16 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen (WIB) niet van toepassing. In plaats daarvan worden enkel de werkelijke opbrengsten en kosten in aanmerking genomen, net zoals bij natuurlijke personen die deze goederen voor winstgevende activiteiten inzetten [31](#page=31).
* **Niet-verhuurde onroerende goederen:** Het kadastraal inkomen wordt geacht begrepen te zijn in de winst [31](#page=31).
* **Verhuurde onroerende goederen:** Het werkelijke nettobedrag van de huurinkomsten wordt opgenomen in de belastbare basis. Aan de opbrengstenzijde worden de ontvangen huur en genoten huurvoordelen opgenomen. Aan de kostenzijde zijn dit afschrijvingen, werkelijke onderhouds- en herstellingskosten (geen forfaits) en de onroerende voorheffing [31](#page=31).
### 4.2 Inkomsten uit roerende goederen
De belastbare basis van inkomsten uit roerende goederen kan aanzienlijk verschillen naargelang de belastbare persoon een particulier of een vennootschap is [31](#page=31).
#### 4.2.1 Inkomsten uit de verhuring, verpachting en concessie van roerende goederen
Net zoals bij onroerende goederen, worden de reële lasten afgetrokken van de reële opbrengsten; forfaits zijn niet toegestaan [31](#page=31).
#### 4.2.2 Inkomsten uit belegde kapitalen
##### 4.2.2.1 Verschillen met personenbelasting
* De vrijstelling van 1.020,00 euro (aanslagjaar 2025) voor interesten uit gewone spaarboekjes is niet van toepassing voor vennootschappen [31](#page=31).
* De bevrijdende roerende voorheffing (RV) is beperkt tot het domein van de personenbelasting [31](#page=31).
##### 4.2.2.2 Regeling voor interesten en dividenden
1. **Particuliere persoon, onderworpen aan de personenbelasting:**
Het brutodividend of -intrest wordt belast, waarna de 30% roerende voorheffing wordt afgetrokken, resulterend in een netto bedrag. Dit netto bedrag kan facultatief worden aangegeven en is dan afzonderlijk belastbaar tegen 30%. De totale belastingdruk bedraagt 30% [31](#page=31).
2. **Handelaar, onderworpen aan de personenbelasting:**
Als de belegging tot het bedrijfsvermogen behoort, wordt de intrest of het dividend belast tegen het progressieve tarief van de personenbelasting (artikel 37 WIB) [32](#page=32).
3. **Binnenlandse vennootschap:**
* **Dividend:** Wanneer vennootschap A een dividend ontvangt van vennootschap B, is er een risico op dubbele belasting. Om dit te vermijden, kan vennootschap A, onder strikte voorwaarden, 100% van het belastbaar dividend in aftrek brengen via de regeling van 'definitief belaste inkomsten' (DBI-aftrek). Dit principe stelt dat eenmaal een inkomen belast is, het voldoende belast is [32](#page=32).
* **Zonder DBI-aftrek:** Bruto dividend min 30% RV is netto dividend. Dit netto dividend wordt verhoogd met de verworpen uitgave (RV) en is bijgevolg belastbaar. De globale belastingdruk bedraagt 25% (30% - 5%) [32](#page=32).
* **Met DBI-aftrek:** Na aftrek van 30% RV en de DBI-aftrek, is er 0,00 belastbaar inkomen. De roerende voorheffing van 30% wordt teruggekregen na aftrek van 5% (het deel dat effectief aan de vennootschap wordt toegekend), wat resulteert in een netto RV van 25% [32](#page=32).
* De globale belastingdruk bedraagt meestal 25%, eventueel 20% voor KMO's. In bepaalde gevallen (bijvoorbeeld bij een dochtervennootschap) wordt er geen verdere belasting geheven op het dividend, en wordt de RV tussen de vennootschappen niet ingehouden [32](#page=32).
#### 4.2.3 Forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting (FBB)
Het FBB (artikelen 285 tot 289 WIB) is van toepassing op:
* Interesten, royalty's, inkomsten uit verhuring, verpachting en concessie van roerende goederen en diverse roerende inkomsten (artikel 90, 4° tot 6° WIB) [32](#page=32).
* NIET op dividenden, behalve voor dividenden van buitenlandse beleggingsvennootschappen [32](#page=32).
**Beperking in het toepassingsgebied:** Het FBB is enkel van toepassing op inkomsten uit activa die aangewend worden voor de uitoefening van een beroepswerkzaamheid en die in België gelokaliseerd zijn. Investeringen in een buitenlandse inrichting komen dus niet in aanmerking voor het FBB [33](#page=33).
**Dubbele belasting:** Buitenlandse roerende inkomsten kunnen leiden tot dubbele belasting. Het FBB dient om deze dubbele belasting te milderen, maar wordt wel aan de belastbare basis toegevoegd en wordt verrekend als een niet-terugbetaalbare voorheffing. Het FBB is enkel mogelijk bij effectieve inning van buitenlandse belasting en niet voor inkomsten uit belastingparadijzen [33](#page=33).
**Impact op belastbaar inkomen:** De belastbare basis wordt gevormd door het nettobedrag te verhogen met de ingehouden Belgische RV en het FBB (indien reeds in het buitenland belast) [33](#page=33).
**Omvang:**
* **Historisch:** Het FBB was oorspronkelijk forfaitair berekend op basis van een buitenlandse bronheffing van 15%, vastgesteld op 15/85sten van de ontvangen inkomsten na aftrek van de buitenlandse belasting [33](#page=33).
* **Wijziging:** Om fiscale constructies tegen te gaan, wordt het FBB nu meer gebaseerd op de werkelijk betaalde buitenlandse belasting [34](#page=34).
* **FBB op buitenlandse interesten (art. 287 WIB):** Het FBB wordt berekend als een breuk waarbij de teller gelijk is aan de werkelijk ingehouden buitenlandse belasting (maximaal 15%) en de noemer 100 min de teller [34](#page=34).
* **FBB op buitenlandse royalty's (art. 286, 2d lid WIB):** Voor belastbare perioden die afsluiten vanaf 31.12.2023, gebeurt de verrekening voor alle royalty's op basis van de werkelijke betaalde buitenlandse bronbelasting [34](#page=34).
* **FBB op buitenlandse innovatie-inkomsten (art. 286, 7de lid WIB):** Hierbij is er sprake van een werkelijk betaalde buitenlandse belasting (WBB) met een maximum van 15% in de teller van de breuk. Dit FBB is slechts verrekenbaar tot beloop van de belasting verschuldigd op de inkomsten waarvoor een aftrek voor innovatie-inkomsten werd verleend [34](#page=34) [35](#page=35).
#### 4.2.4 Proratering
* **Intresten die in een volgend belastbaar tijdperk worden uitgekeerd:** Volgens artikel 362bis WIB moeten intresten die gedurende het lopende belastbare tijdperk verstreken zijn, als inkomen van dat jaar worden aangemerkt, zelfs indien ze pas later worden geïnd. Een evenredig deel van de RV en het FBB kan verrekend worden indien de belastingplichtige bewijst dat de inkomsten op de vervaldag aan de Belgische of buitenlandse belasting zullen onderworpen zijn [35](#page=35).
> **Voorbeeld:** Een vennootschap boekt op 01.10.2023 een Belgische obligatielening van EUR 10.000,00 tegen 3% over 3 jaar. Voor boekjaar 2023 wordt EUR 75,00 aan verlopen intresten geboekt, met een verrekenbare RV van EUR 22,50 [35](#page=35).
* **Overdracht van vastrentende effecten tijdens het belastbare tijdperk (art. 19, § 2 WIB):** Bij overdracht worden verworven intresten in de belastbare basis opgenomen in verhouding tot de bezitsduur. Dezelfde verhouding geldt voor de RV en het FBB. De prorata RV is enkel verrekenbaar voor vastrentende effecten van Belgische oorsprong, tenzij de belastingplichtige het bewijs levert dat de inkomsten effectief aan de RV worden onderworpen [35](#page=35) [36](#page=36).
* **Berekening van het verlopen intrestgedeelte:**
* **Lineair:** Voor effecten waarvan de inkomsten niet gekapitaliseerd worden, gebeurt de berekening lineair [36](#page=36).
* **Actuarieel:** Voor kapitalisatiebons en zerobonds wordt het actuariële rendement berekend en vervolgens de gekapitaliseerde waarde [36](#page=36).
> **Voorbeeld Zerobond:** Een zerobond met inschrijvingsprijs EUR 10.000,00, terugbetalingsprijs EUR 16.000,00 op 8 jaar, verkocht op 01.10.2024. Het actuariële rendement is 0,0605. De gekapitaliseerde waarde is EUR 14.225,39, wat resulteert in een roerend inkomen van EUR 4.225,39 en een verrekenbare RV van EUR 1.267,62 [36](#page=36).
### 4.3 Beroepsinkomsten
Het belastbare bedrag wordt vastgelegd volgens de regels die van toepassing zijn op de winsten van bedrijven (artikel 23, § 1, 1° WIB) [37](#page=37).
#### 4.3.1 Belastbaar tijdperk
Het belastbare tijdperk wordt bepaald door het ogenblik waarop er een zekere en vaststaande vordering is. Dit verschilt van de algemene regel voor andere beroepsinkomsten die gebaseerd is op het moment van ontvangst of toekenning [37](#page=37).
> **Tip:** Bij gespreide prestaties en facturatie of inning op een ander tijdstip dan de prestaties, moeten de inkomsten toegerekend worden aan het boekjaar waarin de prestaties effectief plaatsvinden. Een correct gebruik van overlopende rekeningen is hierbij cruciaal [37](#page=37).
* **Opschortende voorwaarde:** Een vordering verkrijgt pas een zeker en vaststaand karakter op het tijdstip waarop aan de opschortende voorwaarde is voldaan [38](#page=38).
* **Ontbindende voorwaarde:** Het zekere en vaststaande karakter van de vordering wordt niet aangetast door een mogelijke vernietiging van de verbintenis. Deze schuldvorderingen zijn integraal belastbaar vanaf de ondertekening van de overeenkomst [38](#page=38).
#### 4.3.2 Winstbestanddelen
##### 4.3.2.1 Artikel 24 WIB
Artikel 24 WIB duidt de volgende winstbestanddelen aan:
1. **De eigenlijke exploitatie winst:** Dit omvat inkomsten uit alle verrichtingen, gedaan door of vanwege de onderneming. Alles wat een vennootschap buiten haar gestort kapitaal verkrijgt, wordt beschouwd als een baat van haar beroepswerkzaamheid en is in beginsel belastbaar [38](#page=38).
2. **Meerwaarden op activa en minderwaarden op passiva:** Indien uitgedrukt of verwezenlijkt [38](#page=38).
3. **Verworpen uitgaven:** Gekoppeld aan de meerwaarden op activa [38](#page=38).
**Nuancering van art. 24, 1ste lid, 2° via art. 24, 1ste lid, 3° WIB (reconstitutiemeerwaarden):**
Indien fiscaal aanvaarde waardeverminderingen op participaties en portefeuillewaarden werden geboekt, zal een latere waardevermeerdering op de laatste dag van het boekjaar in de winst moeten worden opgenomen, zelfs indien deze niet in de boekhouding is uitgedrukt. Deze fiscale correctie moet worden doorgevoerd tot de oorspronkelijke aanschaffings- of beleggingsprijs is hersteld [38](#page=38).
Sinds de afsluiting van het belastbare tijdperk op 24.07.1991 (aanslagjaar 1991 of 1992), worden waardeverminderingen op financiële activa fiscaal niet meer aanvaard [38](#page=38).
##### 4.3.2.2 Artikel 25 WIB
Dit artikel breidt de definitie van winst uit:
1. **Het ondernemersloon:** Specifiek voor natuurlijke personen/ondernemers belast in de personenbelasting [39](#page=39).
2. **Voordelen van alle aard in hoofde van de ondernemer:** Ook specifiek voor natuurlijke personen/ondernemers [39](#page=39).
3. **De baten van zijn speculaties:** Tenzij er een fiscale vrijstelling van toepassing is, wordt alles wat de vennootschap boven haar kapitaal verkrijgt, als een belastbare baat van haar winstgevende beroepsactiviteit beschouwd [39](#page=39).
4. **Sommen betaald voor de terugbetaling van ontleende kapitalen:** Betalingen zoals annuïteiten en leasingtermijnen moeten worden gesplitst in een niet-aftrekbaar kapitaaldeel en een wel aftrekbaar rentedeel [39](#page=39).
5. **Om het even welke reserves, voorzorgsfondsen of voorzieningen:** Alle winsten die in de onderneming worden gelaten om het bedrijfsvermogen te verhogen of toekomstige uitgaven/verliezen te dekken, zijn belastbaar (tenzij vrijstellingsvoorwaarden vervuld zijn) [39](#page=39).
6. **Compensatievergoedingen verkregen:**
* Voor vermindering der werkzaamheden (in de personenbelasting afzonderlijk belastbaar tegen 16,5% of 33%) [39](#page=39).
* Wegens tijdelijke winstderving (in de personenbelasting gezamenlijk belastbaar als een vervangingsinkomen) [39](#page=39).
In de vennootschapsbelasting worden deze vergoedingen gewoon als winsten belast [39](#page=39).
> **Leidraad:** Alles wat een vennootschap boven haar gestort kapitaal ontvangt, is een baat van haar winstgevende activiteiten en draagt bij tot de in principe belastbare winst [39](#page=39).
##### 4.3.2.3 Artikel 26 WIB
Dit artikel is gericht tegen internationale belastingontwijking.
* **Algemene regel:** Een verstrekt abnormaal of goedgunstig voordeel wordt bij de winst van de Belgische onderneming gevoegd, tenzij dit voordeel in aanmerking komt voor de belastbare inkomsten van de verkrijger [39](#page=39).
* **Abnormaal voordeel:** Verleend als onafhankelijke personen dit elkaar niet zouden toekennen of als het strijdig is met handelsgebruiken [39](#page=39).
* **Goedgunstig voordeel:** Verleend zonder tegenprestatie of zonder flankerende verbintenis [39](#page=39).
* **Toepassingsmogelijkheid:** Het volstaat dat de mogelijkheid bestaat om de verkrijger te belasten [40](#page=40).
* **Bij begunstigde vennootschap:** Als de verkrijger een vennootschap is die aan de Belgische vennootschapsbelasting is onderworpen, kan artikel 26 WIB geen uitwerking hebben omdat de voordelen steeds in aanmerking komen voor de belastbare inkomsten van de verkrijger [40](#page=40).
* **Uitzondering:** Artikel 26 WIB treedt in werking indien het abnormale of goedgunstige voordeel het belastbare inkomen van de verkrijger niet beïnvloedt (bijvoorbeeld bij een vzw die vrijgesteld is) [40](#page=40).
> **Voorbeeld:** Een NV verhuurt gronden aan een vzw en stelt ook een wagen gratis ter beschikking. De vennootschap wordt belast op basis van toegekende abnormale of goedgunstige voordelen [40](#page=40).
* **Specifieke gevallen (art. 26 WIB):**
1. **Abnormale of goedgunstige voordelen verstrekt aan een buitenlandse belastingplichtige met een wederzijdse afhankelijkheid:** Dit beoogt winstverschuivingen naar landen met een lagere belastingdruk. De fiscus moet een viervoudig bewijs leveren: band van wederzijdse afhankelijkheid, abnormaal en goedgunstig voordeel, aan een buitenlandse onderneming, en causaal verband tussen de afhankelijkheid en de voordelen [42](#page=42).
2. **Voordelen toegekend aan inrichtingen/personen/ondernemingen in belastingparadijzen:** Hier is geen band van wederzijdse afhankelijkheid vereist. De fiscus moet het materiële bestaan van het voordeel en de aanzienlijk gunstigere belastingregeling aantonen [42](#page=42).
3. **Algemene regel voor voordelen aan buitenlandse ondernemingen:** Het ontbreken van verbondenheid of de vestiging in een 'niet-belastingparadijs' garandeert niet dat het voordeel niet bij de eigen winst wordt gevoegd. De administratie kan aantonen dat de verkrijger een stroman is voor een vennootschap in een belastingparadijs [42](#page=42).
* **Schuldkwijtschelding:** Schuldkwijtschelding wordt als abnormaal of goedgunstig voordeel beschouwd indien een onafhankelijke derde niet dezelfde beslissing zou nemen. Groepssolidariteit kan echter een rechtvaardiging bieden om een faillissement af te wenden [41](#page=41).
* **Omvang van het voordeel:** De werkelijke waarde ervan in hoofde van de verkrijger bepaalt de omvang [41](#page=41).
* **Procedure:** De belastingadministratie draagt de bewijslast om aan te tonen dat het om een abnormaal of goedgunstig voordeel gaat. De vennootschap kan zich bevrijden door aan te tonen dat de voordelen belastbaar zijn in hoofde van de verkrijger. Indien dit niet het geval is, wordt het voordeel bij de belastbare basis gevoegd onder de rubriek van de verworpen uitgaven [41](#page=41).
#### 4.3.3 Kostenaftrek
In de personenbelasting is er een forfaitaire aftrek van beroepskosten mogelijk. Voor vennootschappen is dit expliciet uitgesloten, om een 'vervennootschappelijking' van zelfstandige activiteiten in te perken [43](#page=43).
### 4.4 Inkomsten van diverse aard
Deze inkomsten worden als winst beschouwd tot beloop van het verschil tussen de werkelijke opbrengsten en kosten [43](#page=43).
---
# De beroepskosten
Dit hoofdstuk behandelt de criteria die bepalen of diverse kosten als aftrekbare beroepskosten voor vennootschappen kunnen worden aangemerkt, met speciale aandacht voor afschrijvingen en personeelskosten.
### 5.1 Algemene beginselen van beroepskosten
Beroepskosten omvatten alle uitgaven, lasten die de belastingplichtige (vennootschap) heeft gedaan of gedragen tijdens het belastbare tijdperk om belastbare inkomsten te verwerven of te behouden, en waarvan de echtheid en het bedrag bewezen kunnen worden. De intentie om inkomsten te verkrijgen of te behouden volstaat; er hoeven niet daadwerkelijk inkomsten te zijn verkregen. De kosten hoeven niet in verhouding te staan tot de inkomsten, maar moeten wel in het eigen belang van de vennootschap zijn gedaan. Niet-gedetailleerde facturen voor algemeen beheer worden gecontroleerd op hun echtheid [44](#page=44).
Vennootschappen kunnen geen gebruik maken van de forfaitaire aftrek voor beroepskosten die voorzien is in artikel 51, tweede lid, 5° WIB. Zij dienen hun aftrekbare kosten steeds te bewijzen [44](#page=44).
Aftrekbare beroepskosten kunnen de vorm aannemen van:
* Een effectief gedane uitgave [45](#page=45).
* Een voorkomende last, zoals een afschrijvingskost [45](#page=45).
* Een uitgave die nog niet gedaan is, maar reeds als een zekere en vaststaande schuld is geboekt [45](#page=45).
Een zekere en vaststaande schuld betekent dat zowel het principe van de verschuldigdheid als het bedrag van de schuld vaststaan. Voorwaardelijke schulden of verliezen, waarvan het principe en/of het bedrag onderworpen is aan nog niet vervulde voorwaarden of die afhankelijk zijn van een vonnis of expertise, zijn principieel niet aftrekbaar [45](#page=45).
> **Tip:** Voorzieningen voor risico's en kosten, gevormd omdat een gebeurtenis in de toekomst waarschijnlijk een uitgave zal veroorzaken waarvan het bedrag nog niet met zekerheid gekend is, verschillen van beroepskosten [45](#page=45).
Boekhoudkundige correctheid is secundair aan de fiscale inhoud; elke controleerbare boekhouding op basis van documenten wordt aanvaard. Het woord 'of' bij de definitie van een zekere en vaststaande schuld betekent niet dat het moment van aftrek gekozen kan worden; zodra kosten geboekt moeten worden, dienen ze als beroepskost ingebracht te worden [45](#page=45).
#### 5.1.1 Het eenjarigheidsbeginsel
De aftrek als beroepskost van een toe te rekenen kost is expliciet voorzien in artikel 49, tweede lid, WIB, en is verplicht. Kosten die, in strijd met de boekhoudkundige bepalingen, pas in het jaar van betaling worden ingebracht terwijl ze in een vorig boekjaar zeker en vaststaand werden, zijn niet meer aftrekbaar in het jaar van betaling. Dit principe is een vertaling van het eenjarigheidsbeginsel [45](#page=45).
Een kost is fiscaal aftrekbaar op het moment dat hij betaald of gedragen is, tenzij hij eerder een zeker en vaststaand karakter heeft verkregen. Kosten die door een factuur worden verantwoord, maar niet bij ontvangst worden geboekt, zijn op grond van het eenjarigheidsbeginsel niet meer aftrekbaar in het jaar van betaling. De vennootschap kan het belastbare tijdstip van de aftrek van een kostenfactuur niet kiezen [45](#page=45).
> **Voorbeeld:** Een NV was op 31.12.N een bepaald bedrag aan intresten verschuldigd. Deze intresten werden in de loop van N+1 betaald en op 31.12.N+1 geboekt. De intresten hadden reeds op 31.12.N als zekere en vaststaande schuld moeten geboekt worden en zijn dus niet meer aftrekbaar in het tijdperk N+1 [45](#page=45).
Een boete die door de Raad voor Mededinging werd opgelegd, kon niet als beroepskost worden aanvaard omdat de schuld te vroeg was geboekt, vóór de datum waarop ze als zeker en vaststaand kon worden aangemerkt [45](#page=45).
Intresten op voorschotten van een bedrijfsleider aan zijn vennootschap die nooit werden betaald of geboekt, zijn enkel aftrekbaar voor het jaar waarin ze daadwerkelijk betaald worden. Achterstallige RSZ-bijdragen over voorgaande jaren zijn niet meer aftrekbaar indien ze pas worden ingebracht in het jaar waarin ze als schuld hadden moeten geboekt worden [45](#page=45).
#### 5.1.2 Problematiek van vooruitbetaalde kosten en toe te rekenen kosten
**Vooruitbetaalde kosten**
Vooruitbetaalde kosten, zoals vooruitbetaalde huur of verzekeringskosten, kunnen volgens artikel 49 WIB ineens ten laste gelegd worden van het boekjaar waarin ze betaald zijn, of zodra ze als een zekere en vaststaande schuld zijn geboekt. Dit geldt ondanks het boekhoudkundige matchingprincipe. Een overheveling naar een overlopende rekening van het actief was vanuit fiscaal oogpunt niet strikt nodig [45](#page=45) [46](#page=46).
Echter, de hervorming van de vennootschapsbelasting heeft via artikel 195/1 WIB (vanaf aanslagjaar 2019) bepaald dat kosten die betrekking hebben op een toekomstig belastbaar tijdperk, slechts aftrekbaar zijn in verhouding tot het gedeelte dat op dat tijdperk betrekking heeft. Dit betekent dat het matchingprincipe ook voor vennootschappen geldt, waardoor het ineens in kosten brengen van vooruitbetaalde kosten onmogelijk is gemaakt [46](#page=46).
> **Voorbeeld (Boekhoudkundige en fiscale verwerking van vooruitbetaalde kosten):**
> **Jaar N**
> 490 Over te dragen kosten
> 61 Diverse goederen en diensten
>
> **Jaar N+1**
> 61 Diverse goederen en diensten
> 490 Over te dragen kosten
**Uitzondering op het matchingprincipe:** De bijkomende premie voor een 'backservice' in het kader van een aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood, die in één keer wordt betaald, kan volledig als beroepskost in mindering worden gebracht voor het jaar van betaling, mits aan wettelijke en reglementaire bepalingen voldaan is [46](#page=46).
**Toe te rekenen kosten**
Dit zijn kosten die pas in een volgend boekjaar betaald moeten worden, maar die voor een deel op het lopende boekjaar drukken. Boekhoudkundig moeten dergelijke kosten proportioneel worden aangerekend op het resultaat van het lopende boekjaar [46](#page=46) [47](#page=47).
> **Voorbeeld (Boekhoudkundige verwerking van toe te rekenen kosten):**
> **Jaar N**
> 6X (Financiële)kosten
> 492 Toe te rekenen kosten
>
> **Jaar N+1**
> 492 Toe te rekenen kosten
> 6X (Financiële)kosten
### 5.2 Opsomming van aftrekbare beroepskosten (art. 52 WIB)
Artikel 52 WIB geeft een niet-limitatieve opsomming van uitgaven en lasten die als beroepskost in aanmerking komen.
#### 5.2.1 Kosten met betrekking tot onroerende goederen
Hieronder vallen huur, verwarming, verlichting, onderhoud, en betaalde erfpacht- en opstalvergoedingen. De onroerende voorheffing wordt integraal als beroepskost aanvaard [47](#page=47).
**Huuruitgaven:** Huurders die rechtspersonen zijn en gehouden zijn een aangifte in de inkomstenbelastingen in te dienen, moeten bij hun aangifte een bijlage (formulier 270 MLH) voegen met gegevens over de huur. Deze bijlage is niet vereist indien de huurvergoeding deel uitmaakt van een factuur voor goederenlevering of dienstenprestatie [47](#page=47).
> **Voorbeeld (Formulier 270 MLH):** BV Jacobs Accountancy is gevestigd in de privéwoning van mevrouw Jacobs en huurt 1/3 van het gebouw aan EUR 500,00 per maand. De BV moet formulier 270 MLH voegen bij haar aangifte, met identificatie van de verhuurder en het gehuurde goed, en het bedrag van de huur dat als beroepskost wordt ingebracht (EUR 6.000,00 x 60% = EUR 3.600,00) [47](#page=47).
Dit formulier is ook van toepassing voor vergoedingen voor verkregen zakelijke rechten zoals vruchtgebruik, erfpacht of recht van opstal [47](#page=47).
#### 5.2.2 Interesten op beroepsmatig aangegane leningen
De interesten betaald op geleende kapitalen zijn een aftrekbare beroepskost [48](#page=48).
* **Leningen voor de voorafbetaling van belasting:** Interesten op leningen die zijn aangegaan om vennootschapsbelasting te betalen of voorafbetalingen te doen, zijn wel aftrekbaar [48](#page=48).
* **Leningen om aandelen te verwerven:** De interesten op schulden om aandelen aan te schaffen zijn aftrekbaar, zelfs als de dividenden van een DBI-aftrek kunnen genieten, wat een dubbele aftrek kan betekenen [48](#page=48).
#### 5.2.3 Verzekeringspremies
Verzekeringspremies betaald voor diverse risico's waarmee de vennootschap zich verzekerd heeft in het kader van haar beroepsbeoefening zijn aftrekbaar. Voorbeelden zijn materiële schadeverzekering en burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering [48](#page=48).
#### 5.2.4 Commissies, erelonen, etc. betaald aan derden
Commissies, makelaarslonen, erelonen en gelijkaardige vergoedingen betaald aan personen die geen deel uitmaken van de onderneming, maar die voor de begunstigde een beroepsinkomen vormen, zijn aftrekbaar. Dit omvat commissies aan zelfstandige handelsvertegenwoordigers en erelonen aan advocaten. Let op de meldingen voor fiche 281.50 (geheime commissielonen) [48](#page=48).
#### 5.2.5 Publiciteitskosten
Publiciteitskosten zijn aftrekbare beroepskosten [48](#page=48).
#### 5.2.6 Diverse algemene kosten
Diverse algemene kosten zijn aftrekbaar, waaronder bureelkosten, bijdragen aan beroepsverenigingen, en abonnementen [48](#page=48).
#### 5.2.7 Personeelskosten
Personeelskosten komen in aanmerking voor aftrek [48](#page=48).
* **Bezoldigingen:** Bezoldigingen toegekend aan werknemers en bedrijfsleiders, zowel in geld (periodieke lonen, tussenkomsten woon-werkverkeer, fietsvergoedingen, terugbetaling kosten eigen aan werkgever, niet-recurrente resultaatgebonden bonussen conform CAO nr. 90) als voordelen van alle aard, worden als personeelskost aangemerkt [48](#page=48) [49](#page=49).
* **Patronale bijdragen:** Werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid en voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood zijn aftrekbaar [49](#page=49).
##### 5.2.7.1 Collectieve pensioentoezeggingen (CPT) - Groepsverzekering
Werkgeversbijdragen voor een extralegaal pensioen of kapitaal bij vroegtijdig overlijden zijn aftrekbaar onder voorwaarden:
* Gestort aan een in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigde levensverzekeringsonderneming of pensioenfonds [49](#page=49).
* Ten behoeve van het ganse personeel of een personeelsgroep [49](#page=49).
* De latere vergoedingen, aangevuld met het wettelijke pensioen, mogen niet meer bedragen dan 80% van de laatste normale bruto-jaarbezoldiging, berekend naar de normale duur van een beroepsloopbaan [49](#page=49).
De "laatste normale bruto-jaarbezoldiging" is de bezoldiging vóór enige RSZ-inhouding, toegekend anders dan ten uitzonderlijke titel. De "normale duur van een beroepsloopbaan" wordt forfaitair op 40 jaar vastgesteld [49](#page=49).
> **Formule voor de maximumuitkering:**
> $$ EWP < \left( 80\%\ \text{ref. bezoldiging} - \text{wettelijk pensioen} \right) \times \frac{N}{D} $$
> Waarbij:
> * $EWP$: Extralegale pensioenuitkering
> * $N$: Aantal werkelijk gepresteerde en nog te presteren jaren in de onderneming
> * $D$: Normale duur van de beroepsloopbaan
Inhaalbijdragen (backservice) vallen ook onder de 80%-beperking, maar zijn niet onderworpen aan artikel 195/1 WIB omdat ze bedoeld zijn om 'voorbije' jaren te valoriseren [50](#page=50).
##### 5.2.7.2 Individuele Pensioentoezegging (IPT)
IPT's aan werknemers vanaf 1 januari 2004 kennen strenge voorwaarden, waaronder het occasionele karakter, het bestaan van een collectieve pensioenregeling, en externe financiering [50](#page=50).
De aftrek van werkgeverspremies voor IPT's is beperkt tot de 80%-grens en een absoluut bedrag van EUR 2.970,00 (aanslagjaar 2025) per werknemer. Voor zelfstandige bedrijfsleiders geldt de 80%-grens, maar niet de beperking tot EUR 2.970,00. Wel is regelmatige bezoldiging vereist [50](#page=50).
##### 5.2.7.3 Interne Pensioenbelofte (IPB)
IPB's maakten het mogelijk om binnen de vennootschap zelf een kapitaal op te bouwen. De mogelijkheid tot interne opbouw is per 1 januari 2012 afgeschaft; bestaande voorzieningen konden behouden blijven, maar er mag niets meer worden bijgestort [51](#page=51).
> **Tip:** Bedrijfsleidersverzekeringen die van voor 1 januari 2012 bestaan, mogen nog wel worden opgebouwd [51](#page=51).
##### 5.2.7.4 Wyninckx-bijdrage
Deze bijzondere sociale zekerheidsbijdrage voor werkgevers die aanvullende pensioenen financieren boven het maximaal wettelijke ambtenarenpensioen, vormt een aftrekbare beroepskost [52](#page=52).
#### 5.2.8 Bezoldigingen van gezinsleden die met de belastingplichtige samenwerken
Dit is enkel van toepassing in de personenbelasting [52](#page=52).
#### 5.2.9 Pensioenen en renten
Pensioenen of vervangende kapitalen die door de vennootschap worden toegekend ingevolge een contractuele verbintenis aan personen die voorheen in de vennootschap werkzaam waren (werknemer of bestuurder) of aan hun rechtverkrijgenden, zijn aftrekbaar [52](#page=52).
> **Beperking:** Het extralegaal pensioen is slechts aftrekbaar indien het, samen met het wettelijke pensioen, niet meer dan 80% van de laatste normale bruto-jaarbezoldiging bedraagt [52](#page=52).
#### 5.2.10 Afschrijvingen
Afschrijvingen worden toegestaan op oprichtingskosten, immateriële vaste activa en materiële vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is en die samengaan met een waardevermindering tijdens het belastbare tijdperk [53](#page=53).
> **Voorbeeld (Afschrijving antieke kantoormeubelen):** De administratie weigert dit, maar de rechtspraak aanvaardt het wel, omdat ze aan slijtage onderhevig zijn [53](#page=53).
> **Voorbeeld (Afschrijving kunstvoorwerpen):** In het algemeen niet afschrijfbaar, tenzij geïntegreerd in een gebouw. Perzische tapijten zijn niet afschrijfbaar. Antieke Japanse en Chinese beelden zijn eveneens niet afschrijfbaar [53](#page=53).
**Afschrijvingstermijnen:** Wettelijk opgelegde termijnen zijn uitzonderlijk. Belastingplichtigen moeten de waardevermindering bewijzen [53](#page=53).
* **Materiële vaste activa:** Gebouwen (3-5%), materieel (10%), meubilair (10%), rollend materieel (10-33%), lichte outillage (33%). Bijzondere omstandigheden kunnen een sneller afschrijvingsritme verantwoorden [53](#page=53) [54](#page=54).
* **Elektrische laadstations:** Aftrekbaar tegen 150% (voorheen 200%) mits afschrijving over minstens 5 jaar. Een normale gebruiksduur van 10 jaar wordt aanvaard, maar kortere termijnen kunnen worden aangetoond [53](#page=53).
* **Bedrijfsfietsen:** Minimum 3 jaar afschrijven [53](#page=53).
* **Personenwagens:** Een gebruiksduur die de realiteit zo dicht mogelijk benadert, wordt in acht genomen; 5 jaar is gebruikelijk [54](#page=54).
Herstellingswerken met een verbeterend effect moeten worden geactiveerd en afgeschreven. Schilderwerken kunnen over 5 jaar worden afgeschreven omdat ze verkommering voorkomen. Renovatiewerken die de gebruiksduur verlengen, moeten over de verlengde duur worden gespreid [54](#page=54).
**Verkorting/verlenging van de afschrijvingstermijn:** Bijzondere omstandigheden van economische of technologische aard kunnen leiden tot een verlenging of inkorting. Een verlenging is fiscaal geen probleem; een inkorting vereist de nodige motivering [55](#page=55).
**Aanvullende of niet-recurrentre afschrijvingen:** Toegestaan indien de boekhoudkundige waarde hoger is dan de gebruikswaarde, mits voldoende gemotiveerd [55](#page=55).
**Ander zakelijk recht dan eigendomsrecht:** Afschrijvingen over de duur van het zakelijk recht, tenzij de economische gebruiksduur korter is. Kosten van inrichting van een gehuurd pand worden maximaal over de duur van het eerste huurcontract afgeschreven [55](#page=55).
**Afschrijving en blote eigendom:** De blote eigenaar heeft normaal geen recht op afschrijvingen, tenzij bij de prijsbepaling geen rekening is gehouden met waardeverminderingen [55](#page=55).
**Leasing:** De afschrijfbare waarde komt overeen met het kapitaaldeel van de termijnen. De jaarlijkse afschrijving wordt bepaald volgens de normale gebruiksduur van het goed, niet noodzakelijk volgens de duur van het contract [56](#page=56).
**Immateriële vaste activa:** Moeten worden afgeschreven over minimaal 3 jaar (onderzoek en ontwikkeling) of 5 jaar (overige gevallen). Kosten van onderzoek mogen niet meer geactiveerd worden. Afschrijving op cliënteel is mogelijk mits bewijs van waardevermindering, met een redelijke termijn van 10 à 12 jaar [56](#page=56).
**Oprichtingskosten:** Ineens of met vaste annuïteiten afschrijfbaar [57](#page=57).
**Afschrijvingsbasis:** De aanschaffings- of beleggingswaarde, vermeerderd met bijkomende kosten. Bijkomende kosten voor personenwagens en dubbel gebruiksauto's moeten worden mee afgeschreven. Voor niet-kleine vennootschappen moeten bijkomende kosten voor materiële en immateriële vaste activa mee worden afgeschreven. Aankoopkosten van grond (registratierechten, notariskosten) zijn niet afschrijfbaar (bijzaak volgt hoofdzaak). Bij de aankoop van een gebouwd onroerend goed moet de afschrijfbare basis worden bepaald door een schatting van de grond- en gebouwwaarde. De vruchtgebruiker mag de grondwaarde wel mee afschrijven [57](#page=57) [58](#page=58).
**Fiscaal aanvaarde afschrijvingsstelsels:**
* **Lineaire afschrijvingsmethode:** Vaste annuïteiten op de aanschaffingswaarde [60](#page=60).
* **Degressieve afschrijvingsmethode:** Aangewezen voor activa verkregen vóór 1.01.2020. Het percentage mag maximaal het dubbele van het lineaire percentage zijn en het degressieve bedrag mag nooit meer zijn dan 40% van de aanschaffingswaarde. Het gebruik ervan is verboden voor o.a. personenwagens, bedrijfswagens die worden verhuurd of in leasing gegeven, bedrijfsfietsen, immateriële vaste activa en oprichtingskosten [60](#page=60) [61](#page=61).
**Bijzondere afschrijvingsregimes:**
* **Art. 64bis WIB:** Verdubbeling van het lineair afschrijvingsbedrag gedurende maximaal drie jaar voor KMO's in ontwikkelingszones [61](#page=61).
* **Art. 64quater WIB:** Verhoogde afschrijvingen voor publiek toegankelijke intelligente laadpalen voor elektrische voertuigen (150% of 200%) [61](#page=61).
**Aanvang der afschrijvingen:** De eerste afschrijvingsannuïteit wordt geprorateerd naar het gedeelte van het boekjaar waarin de vaste activa zijn verkregen of tot stand gebracht [62](#page=62).
> **Voorbeeld (Geprorateerde afschrijving):** Een machine van EUR 10.000,00, lineair af te schrijven over 5 jaar, aangekocht op 29.03.2024, levert een afschrijving op van EUR 1.519,13 voor 2024 [63](#page=63).
**Einde der afschrijvingen:** Geen afschrijvingen meer toegestaan tijdens het jaar waarin het activum buiten gebruik wordt gesteld of vervreemd, tenzij er nog een waardevermindering is geleden. Indien het boekjaar langer of korter dan 12 maanden is, moet de afschrijving steeds geprorateerd worden [64](#page=64) [65](#page=65).
**Inhalen van afschrijvingstekorten:** Te weinig geboekte afschrijvingen mogen niet in een volgend boekjaar worden ingehaald; de enige oplossing is een verlenging van de afschrijvingstermijn [65](#page=65).
**Waardeverminderingen:** Geboekte waardeverminderingen op andere activa dan vaste activa (zoals voorraden, portefeuillewaarden) zijn fiscaal aanvaard indien de belastingplichtige het bewijs kan leveren van de waardedaalt [65](#page=65).
#### 5.2.11 Verplichte sociale zekerheidsbijdragen als zelfstandige
Vennootschappen zijn onderworpen aan het sociaal statuut van zelfstandigen en betalen jaarlijkse bijdragen. Bepaalde vennootschappen kunnen vrijgesteld worden [65](#page=65).
#### 5.2.12 Toegkende niet-recurrentre resultaatsgebonden voordelen
Vanaf 2008 kunnen werknemers tot een bepaald bedrag lastenvrij vergoed worden bij het realiseren van vooraf geformuleerde doelstellingen [66](#page=66).
#### 5.2.13 Mobiliteitsbudget
Het saldo van het mobiliteitsbudget dat ter beschikking van de werknemer wordt gesteld, kan aftrekbaar zijn [66](#page=66).
#### 5.2.14 Inkoop van goederen en diensten
De aankoop van handelsgoederen en grondstoffen is niet begrepen in het kostenforfait voor verkrijgers van winsten [66](#page=66).
#### 5.2.15 Sommen werkelijk betaald voor collectieve voorziening voor kinderopvang
Investeringskosten in kinderbewaarplaatsen voor kinderen onder 3 jaar zijn aftrekbaar, doch beperkt tot een bedrag per opvangplaats (aanslagjaar 2025: EUR 10.230,00). Enkel werkelijk betaalde sommen zijn aftrekbaar; schulden van toekomstige stortingen of aangelegde voorzieningen zijn niet aftrekbaar [66](#page=66) [67](#page=67).
---
# De kapitaalloze vennootschap als nieuwe norm
Dit hoofdstuk behandelt de transitie naar de kapitaalloze vennootschap onder het nieuwe vennootschapsrecht en de implicaties voor het eigen vermogen.
### 6.1 Exit van het kapitaalbegrip
De invoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) op 23 maart 2019 heeft ingrijpende gevolgen, waaronder de normalisatie van de kapitaalloze vennootschap. Enkel de naamloze vennootschap (NV) behoudt een kapitaalvereiste van minimum 61.500 euro [68](#page=68).
Klassiek had het kapitaal twee functies:
* Verdeelsleutel voor de rechten van aandeelhouders [68](#page=68).
* Buffer ter bescherming van schuldeisers [68](#page=68).
De bufferfunctie is in de loop der jaren steeds meer in vraag gesteld, aangezien het kapitaal onvoldoende bescherming kan bieden bij aanzienlijke verliezen. De minimumkapitaalvereiste werd ook als een rem op het ondernemen ervaren [68](#page=68).
Behalve voor de NV, verdwijnt de eigen vermogenspost 'kapitaal' als zodanig van de balans. De wettelijke reserve wordt eveneens afgeschaft (met uitzondering van de NV). De wetgever voorziet echter wel in de mogelijkheid om het eigen vermogen deels onbeschikbaar te maken. Dit betekent niet dat financiële buffers overbodig zijn; ze worden in het WVV anders ingevuld [68](#page=68).
### 6.2 Oprichting van een kapitaalloze vennootschap: van kapitaal naar inbreng
#### 6.2.1 Toereikend aanvangsvermogen
Bij de oprichting van een besloten vennootschap (BV) vanaf 1 mei 2019 is er geen sprake meer van een minimumkapitaal van 18.550 euro. Dit is vervangen door de algemene verplichting om te voorzien in een toereikend aanvangsvermogen. De oprichters moeten ervoor zorgen dat de BV over een eigen vermogen beschikt dat, mede gelet op andere financieringsbronnen, toereikend is voor de voorgenomen bedrijvigheid [68](#page=68).
Het aanvangsvermogen kan bestaan uit:
* Inbrengen in geld [68](#page=68).
* Inbrengen in natura (lichamelijke goederen zoals gebouwen, machines, en onlichamelijke goederen zoals goodwill, software, logo's) [68](#page=68).
* Inbrengen in nijverheid (arbeid en diensten die nog geleverd moeten worden), wat ook als een inbreng in natura wordt beschouwd [68](#page=68).
* Kredieten en achtergestelde leningen verstrekt door de vennoten [68](#page=68).
Een toereikend aanvangsvermogen is een flexibel gegeven en varieert per vennootschap. Zowel de inbreng in natura als in nijverheid vereisen een revisoraal verslag [68](#page=68).
> **Tip:** Een verbintenis om een softwarepakket te schrijven kan als inbreng in nijverheid gelden [68](#page=68).
#### 6.2.2 Inbreng
In de jaarrekening wordt het begrip 'kapitaal' vervangen door 'inbreng'. Elke vennoot dient een inbreng te doen, die een inbreng in geld, natura of nijverheid kan zijn [68](#page=68).
#### 6.2.3 Eigen vermogensrekening
Het ingebrachte eigen vermogen (bij oprichting of latere verhoging) wordt geboekt op een afzonderlijke passiefrekening: 'Beschikbare inbreng buiten kapitaal' (code 110), meer bepaald onder 'Andere' (code 1109). Enkel indien de statuten dit uitdrukkelijk voorzien, kan een inbreng als 'onbeschikbaar' worden aangeduid (code 111: Onbeschikbare inbreng buiten kapitaal) [69](#page=69).
#### 6.2.4 Financieel plan
Er is een verplichting tot het opstellen van een financieel plan. Dit plan bevat onder meer [69](#page=69):
* De voorgenomen bedrijvigheid [69](#page=69).
* Een overzicht van de financieringsbronnen en te verstrekken zekerheden [69](#page=69).
* Een openingsbalans en geprojecteerde balansen na 12 en 24 maanden [69](#page=69).
* Een geprojecteerde resultatenrekening na 12 en 24 maanden [69](#page=69).
* Een begroting van verwachte inkomsten en uitgaven voor minstens 2 jaar [69](#page=69).
* Een schatting van de verwachte omzet en rendabiliteit [69](#page=69).
* De naam van de deskundige die eventueel bij de opstelling betrokken is [69](#page=69).
### 6.3 Een bestaande BVBA wordt BV
Vennootschappen die reeds bestonden op 30 april 2019, konden hun statuten aanpassen aan het WVV via een zogenaamde 'opt-in'. Wanneer een BVBA haar statuten aanpast vóór 1 januari 2020, zijn de nieuwe bepalingen van het WVV vanaf die datum van toepassing. De jaarrekening voor het boekjaar 2019 moest dan volgens de nieuwe modellen worden neergelegd [69](#page=69).
Vennootschappen die geen 'opt-in' hebben gedaan en waarvan het boekjaar per kalenderjaar afsluit, legden hun jaarrekening met afsluitingsdatum 31 december 2019 voor het laatst neer met vermelding van een kapitaal. Vanaf 1 januari 2020 werd de nieuwe vennootschapswetgeving van rechtswege van toepassing op deze vennootschappen, waardoor bestaande BVBA's kapitaalloos werden [69](#page=69).
#### 6.3.1 Omvorming kapitaal
Het volstorte gedeelte van het kapitaal, samen met de wettelijke reserves, werd van rechtswege omgezet in een statutair onbeschikbare eigen vermogensrekening (bv. 100 Geplaatst kapitaal wordt 1119 @ Andere onbeschikbare inbreng buiten kapitaal). Bij deze omzetting werd geen onderscheid gemaakt tussen externe en interne inbreng (zoals geïncorporeerde reserves) [69](#page=69).
> **Tip:** Indien gewenst, kon bij de eerstvolgende statutenwijziging (uiterlijk vóór 1 januari 2024) besloten worden om deze statutair onbeschikbare eigen vermogensrekening beschikbaar te maken, wat resulteerde in een overboeking van onbeschikbaar naar beschikbaar (bv. 1119 @ 110). Vanaf dan konden deze bedragen uitgekeerd worden mits naleving van de netto-actieftest en liquiditeitstest [69](#page=69).
Voor nieuwe BV's die vanaf 1 mei 2019 worden opgericht, is de inbreng in principe 'beschikbaar', tenzij de statuten ze als 'onbeschikbaar' aanmerken [69](#page=69).
#### 6.3.2 Omvorming wettelijke reserve
De wettelijke reserves (code 130) werden omgevormd naar 'Statutair onbeschikbare reserves' (code 1311). Ook deze onbeschikbare reserve kan met een statutenwijziging 'beschikbaar' worden gemaakt [70](#page=70) [71](#page=71).
> **Tip:** Wettelijke reserves en onbeschikbare reserves lijken op elkaar wat betreft de vrije beschikbaarheid, maar vormen wel een aparte rubriek. Onbeschikbare reserves worden uit de uitkeerbare winst aangelegd maar zijn onbeschikbaar op basis van andere factoren dan een wettelijke bepaling, zoals een beslissing van de algemene vergadering of statutaire bepalingen. Bij de overgangsregeling moest de bestaande wettelijke reserve omgezet worden in een 'statutair onbeschikbare reserve', die later omgezet kan worden in een beschikbare reserve [71](#page=71).
Andere voorbeelden van 'statutair onbeschikbare reserves' zijn:
* Reserve tot aflossing van het kapitaal (rekening 1311) [71](#page=71).
* Kapitaalvermindering tot dekking van een voorzienbaar verlies (rekening 1311.2) [71](#page=71).
### 6.4 Instandhouding van het eigen vermogen
Naast een toereikend aanvangsvermogen, is het van belang dit eigen vermogen in de toekomst intact te houden. Elke uitkering moet daarom worden onderworpen aan een netto-actieftest en een liquiditeitstest [70](#page=70).
#### 6.4.1 Netto-actieftest
Op basis van de laatst goedgekeurde jaarrekening (of een recentere staat van activa en passiva) wordt nagegaan of de uitkering niet leidt tot een negatief netto-actief of een netto-actief dat daalt onder het bedrag van het wettelijke of statutair onbeschikbaar eigen vermogen [70](#page=70).
#### 6.4.2 Liquiditeitstest
Hierbij wordt nagegaan of de vennootschap, op basis van redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen, na de uitkering haar schulden die binnen het jaar opeisbaar worden, kan voldoen. Bestuurders moeten hiermee vermijden dat de voortzetting van de activiteiten door uitkeringen wordt bemoeilijkt [70](#page=70).
### 6.5 Het eigen vermogen van de kapitaalloze / kapitaalvennootschap
Het eigen vermogen van kapitaalloze vennootschappen omvat 'Inbreng buiten kapitaal' (beschikbaar en onbeschikbaar), herwaarderingsmeerwaarden, reserves, en overgedragen winst/verlies. Kapitaalvennootschappen daarentegen hebben ook een post 'Kapitaal' (geplaatst en niet-opgevraagd) [70](#page=70).
* **Inbreng buiten kapitaal:** Bij kapitaalloze vennootschappen is dit een centrale post [70](#page=70).
* **Uitgiftepremies:** Deze worden enkel bij kapitaalvennootschappen vermeld. In tegenstelling tot vroeger, worden uitgiftepremies als beschikbaar beschouwd, tenzij de statuten anders bepalen. Kapitaalloze vennootschappen vermelden geen uitgiftepremies meer omdat het WVV volledige vrijheid biedt om inbreng en toekenning van aandelen los te koppelen [71](#page=71).
* **Andere voorbeelden van statutair onbeschikbare reserves:**
* Reserve tot aflossing van het kapitaal [71](#page=71).
* Kapitaalvermindering tot dekking van een voorzienbaar verlies [71](#page=71).
* Onbeschikbare reserve voor inkoop van eigen aandelen [71](#page=71).
* Financiële steunverlening, waarbij een vennootschap waarborgen of leningen verstrekt aan haar moedermaatschappij als deze haar aandelen wil overkopen [71](#page=71).
> **Voorbeeld:** Kapitaalvennootschappen vermelden 'Uitgiftepremies' en 'andere', zoals winstbewijzen, onder 'Inbreng buiten kapitaal' [71](#page=71).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Vennootschapsbelasting (VEN.B.) | Een directe belasting die wordt geheven op de winsten van vennootschappen, verenigingen en instellingen die aan specifieke voorwaarden voldoen, zoals het bezitten van rechtspersoonlijkheid, het hebben van hun voornaamste inrichting of zetel van bestuur in België, en het zich bezighouden met een ondernemingsexploitatie of winstgevende verrichtingen. |
| Rechtspersoonlijkheid | Het juridische vermogen van een entiteit om zelfstandig rechten en plichten te hebben, contracten af te sluiten, rechtsgedingen te voeren en aansprakelijk te worden gesteld, los van haar leden of oprichters. Dit staat centraal bij de onderwerping aan de vennootschapsbelasting. |
| Statutaire zetel | De officiële vestigingsplaats van een vennootschap, zoals vastgelegd in de statuten. Dit is een juridisch concept dat los kan staan van de plaats waar de daadwerkelijke economische activiteiten worden geleid. |
| Fiscale woonplaats | De plaats die juridisch wordt beschouwd als de vestigingsplaats voor fiscale doeleinden. Voor vennootschappen wordt deze bepaald door de locatie van het werkelijke bestuur of beheer, en niet louter door de statutaire zetel. |
| Werkelijke zetel | De plaats waar de feitelijke leiding en het dagelijkse bestuur van een vennootschap plaatsvinden, inclusief de locatie van belangrijke bestuursvergaderingen en de centrale boekhouding. Dit is cruciaal voor het bepalen van de fiscale woonplaats. |
| Fiscale transparantie | Een principe waarbij de inkomsten van een entiteit die geen rechtspersoonlijkheid bezit, rechtstreeks worden belast bij de leden of vennoten. Afhankelijk van de aard van het lid (natuurlijk persoon of rechtspersoon) is dit respectievelijk de personenbelasting of de vennootschapsbelasting. |
| Exploitatie van een onderneming | Het op winstoogmerk verrichten van nijverheids-, handels- of landbouwactiviteiten. Dit omvat elke activiteit gericht op de productie of verhandeling van goederen, of het verlenen van diensten, ongeacht of dit in België of in het buitenland gebeurt. |
| Verrichtingen van winstgevende aard | Nijverheids-, handels- of landbouwactiviteiten die, zelfs zonder winstoogmerk, in de regel winsten opleveren door hun herhaaldelijk karakter en het gebruik van georganiseerde, commerciële methoden. Dit kan ook van toepassing zijn op vzw's indien deze activiteiten een significant deel van hun werking uitmaken. |
| Rechtspersonenbelasting (RPB) | Een belasting die van toepassing is op bepaalde rechtspersonen wiens inkomsten voortkomen uit activiteiten die niet als een ondernemingsexploitatie of winstgevende verrichtingen worden beschouwd, of wanneer deze activiteiten bijkomstig van aard zijn. |
| Sociale onderneming (SO) | Een onderneming die primair gericht is op het realiseren van een positieve maatschappelijke impact, waarbij "doelmaximalisatie" belangrijker is dan "winstmaximalisatie". Voordelen zijn gericht op de maatschappij in plaats van op aandeelhouders. |
| Belastbare Basis | Het totaal van de netto-inkomsten die een vennootschap aan de vennootschapsbelasting moet onderwerpen, nadat deze zijn geglobaliseerd volgens specifieke regels. |
| Belastbaar Inkomen | Het inkomen dat aan belasting wordt onderworpen, wat bij vennootschappen wordt afgeleid van de belastbare winst na diverse correcties en aftrekken. |
| Belastbaar Tijdperk | De periode, doorgaans een boekjaar, waarin een bepaalde en vaststaande vordering tot inkomen ontstaat en belastbaar wordt. |
| Aanslagjaar | Het jaar waarin de belasting daadwerkelijk wordt geheven, doorgaans het jaar volgend op het belastbare tijdperk. |
| Vennootschapsbelasting | Een directe belasting die wordt geheven op de winsten van vennootschappen, die verschillende tarieven kent afhankelijk van de omstandigheden. |
| Boekhoudkundige Winst | Het resultaat van de inkomsten en uitgaven zoals deze in de boekhouding van een vennootschap zijn geregistreerd, voor aftrek van belastingen. |
| Fiscale Winst | De winst die de basis vormt voor de berekening van de vennootschapsbelasting, die afgeleid wordt van de boekhoudkundige winst na diverse fiscale correcties. |
| Verworpen Uitgave | Kosten die in de boekhouding weliswaar zijn opgenomen, maar die fiscaal niet aftrekbaar zijn en daarom moeten worden toegevoegd aan de belastbare winst. |
| Verdoken Reserve | Posten die worden toegevoegd aan de belastbare basis als gevolg van opmerkingen van de fiscale administratie na controle, vaak gerelateerd aan onjuiste of niet-transparante boekingen. |
| Wettelijke Reserve | Een deel van de winst dat wettelijk verplicht is om te worden gereserveerd en dat niet direct kan worden uitgekeerd aan aandeelhouders. |
| Beschikbare Reserve | Een deel van de winst dat na toevoeging aan de wettelijke reserves, door de algemene vergadering kan worden ingezet voor diverse doeleinden. |
| Dividenden | Het belastbare gedeelte van de winst dat aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd. |
| Voorafgaande Beslissing (Ruling) | Een juridische handeling waarbij de fiscale administratie vaststelt hoe een specifieke wet wordt toegepast op een concrete situatie die fiscaal nog geen uitwerking heeft gehad, wat rechtszekerheid biedt. |
| Coöperatieve Tax Compliance Program (CTCP) | Een programma waarbij de fiscus de controle van grote ondernemingen verschuift van het verleden naar het heden, met een focus op proactieve samenwerking en risicobeheer. |
| Jaarrekening | Een document dat de financiële toestand, het vermogen en het resultaat van een vennootschap weergeeft, bestaande uit de balans, de resultatenrekening en de toelichting. |
| Materiële Fout (in jaarrekening) | Een fout in de jaarrekening die te wijten is aan een rekenfout, schrijffout, boeking van een verkeerd bedrag, of een boeking die indruist tegen het boekhoudrecht, en die gecorrigeerd kan worden. |
| Dwaling (in jaarrekening) | Een fout in de jaarrekening gebaseerd op een dwaling in rechte of feite, inclusief een dwaling in de waardering van een post of een inbreuk op het boekhoudrecht, die gecorrigeerd kan worden. |
| Aangifte Vennootschapsbelasting | De officiële verklaring die vennootschappen jaarlijks indienen bij de fiscale administratie om hun belastbare winst en verschuldigde belasting te melden. |
| Tarief Vennootschapsbelasting | De percentages die worden toegepast op de belastbare winst om de te betalen vennootschapsbelasting te berekenen, met een basistarief en eventuele verminderde tarieven voor KMO's. |
| KMO (Kleine en Middelgrote Onderneming) | Een type vennootschap dat, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, kan genieten van een verminderd tarief op de eerste schijf van de belastbare winsten. |
| KMO-vennootschap | Een vennootschap die voldoet aan de criteria om gekwalificeerd te worden als kleine of microvennootschap, waardoor ze in aanmerking komt voor specifieke fiscale gunstmaatregelen. |
| Kleine vennootschap | Een vennootschap die, volgens de wetboeken Vennootschappen en Verenigingen (WVV), voldoet aan bepaalde omvangcriteria wat betreft personeelsbestand, jaaromzet en balanstotaal, of die, indien de wetboeken niet van toepassing zijn, overeenkomstig deze criteria beantwoordt. |
| Microvennootschap | Een specifieke subcategorie van de kleine vennootschap, die additioneel geen dochter- of moedermaatschappij mag zijn en aan nog strengere omvangcriteria voldoet, wat kan leiden tot extra voordelen. |
| Groep van beperkte omvang | Een groep bestaande uit een moedervennootschap en haar dochtervennootschappen, of vennootschappen die een consortium vormen, die voldoen aan specifieke geconsolideerde omvangcriteria voor personeelsbestand, jaaromzet en balanstotaal. |
| Jaaromzet | Het totale bedrag van de bedrijfs- en financiële opbrengsten, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, die een vennootschap genereert in een boekjaar, waarbij bepaalde niet-recurrente opbrengsten uitgesloten kunnen worden. |
| Balanstotaal | De totale boekwaarde van alle activa van een vennootschap, zoals weergegeven in de balans, die gebruikt wordt als een van de criteria om de omvang van de vennootschap te bepalen. |
| Gemiddeld personeelsbestand | Het gemiddeld aantal werknemers van een vennootschap gedurende het boekjaar, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, dat berekend wordt op basis van de registraties in de DIMONA-databank of vergelijkbare documenten. |
| Uitgestelde werking | Een principe waarbij de gevolgen van het overschrijden of niet langer overschrijden van omvangcriteria voor de kwalificatie van een vennootschap pas ingaan vanaf het boekjaar dat volgt op het tweede opeenvolgende boekjaar waarin de wijziging zich voordoet. |
| Consolidatie | Het proces waarbij de financiële resultaten en balansen van een groep van verbonden vennootschappen worden samengevoegd om een geconsolideerde jaarrekening te verkrijgen, wat relevant is voor de bepaling van de omvang van de groep. |
| Fiscale gunstmaatregelen | Specifieke voordelen toegekend door de wetgever aan bepaalde categorieën van vennootschappen, zoals KMO's, om hen fiscaal te ondersteunen, bijvoorbeeld via een verlaagd tarief van de vennootschapsbelasting of investeringsaftrekken. |
| Belastbare inkomsten | Het totale inkomen dat onderworpen is aan belastingen, na aftrek van toegestane kosten en aftrekposten. Dit omvat zowel inkomsten uit personenbelasting als vennootschapsbelasting. |
| Personenbelasting | De belasting die wordt geheven op de inkomsten van natuurlijke personen, zoals lonen, salarissen, winsten uit zelfstandige activiteiten en inkomsten uit onroerende of roerende goederen. |
| Roerende inkomsten | Inkomsten die voortkomen uit roerende goederen, zoals dividenden, intresten en royalty's. De belasting hiervan kan verschillen afhankelijk van de belastingplichtige (natuurlijk persoon of vennootschap). |
| Beroepsinkomsten | Inkomsten die verkregen worden uit een zelfstandige beroepswerkzaamheid. De berekening van het belastbare bedrag volgt de regels voor winsten van ondernemingen zoals gespecificeerd in het Wetboek van Inkomstenbelastingen (WIB). |
| Forfait | Een vastgesteld bedrag dat wordt gebruikt voor de berekening van inkomsten of kosten, in plaats van de werkelijke opbrengsten en uitgaven. Dit staat tegenover de berekening op basis van werkelijke bedragen. |
| Roerende voorheffing (RV) | Een voorheffing die wordt ingehouden op bepaalde roerende inkomsten, zoals dividenden en intresten, voordat deze aan de ontvanger worden uitgekeerd. Deze kan vervolgens verrekend worden met de verschuldigde belasting. |
| Definitief belastbare inkomsten (DBI-aftrek) | Een aftrekregeling die van toepassing is op dividenden die door een vennootschap worden ontvangen. Het doel is om dubbele belasting op winsten die reeds op het niveau van de uitkerende vennootschap zijn belast, te voorkomen. |
| Forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting (FBB) | Een bedrag dat in mindering mag worden gebracht op de Belgische belastingen ter compensatie van buitenlandse belastingen die reeds op buitenlandse inkomsten zijn betaald. Het is bedoeld om dubbele belasting te verminderen. |
| Dubbele belasting | Een situatie waarin hetzelfde inkomen in twee verschillende jurisdicties wordt belast. Mechanismen zoals het FBB zijn bedoeld om dit te voorkomen of te verminderen. |
| Overlopende rekeningen | Boekhoudkundige rekeningen die worden gebruikt om inkomsten of kosten te registreren die betrekking hebben op meerdere boekjaren. Ze zorgen voor een correcte toerekening van opbrengsten en kosten aan het juiste belastbare tijdperk. |
| Opschortende voorwaarde | Een voorwaarde die, indien niet vervuld, de totstandkoming van een rechtshandeling of verbintenis verhindert. Een vordering wordt pas zeker en vaststaand op het moment dat aan deze voorwaarde is voldaan. |
| Ontbindende voorwaarde | Een voorwaarde die, indien vervuld, het einde van een rechtshandeling of verbintenis teweegbrengt. Het bestaan van een dergelijke voorwaarde tast het zekere en vaststaande karakter van een vordering niet aan voor fiscale doeleinden. |
| Winstbestanddelen | De verschillende componenten die worden meegenomen bij de berekening van de belastbare winst van een vennootschap, zoals vastgelegd in artikel 24 en 25 van het WIB. |
| Verdoken reserves | Verborgen reserves die, hoewel niet expliciet in de boekhouding opgenomen, toch tot de belastbare winst van een vennootschap kunnen worden gerekend. |
| Abnormaal of goedgunstig voordeel | Een voordeel dat niet wordt toegekend tussen onafhankelijke derden onder normale marktomstandigheden, of dat zonder tegenprestatie of flankerende verbintenis wordt verleend. Dit kan leiden tot een winstcorrectie bij de verstrekker. |
| Transfer pricing | De prijszetting van transacties tussen gelieerde ondernemingen (bijvoorbeeld binnen een internationale groep). Het doel van de regelgeving is ervoor te zorgen dat deze prijzen de marktprijs benaderen om winstverschuivingen te voorkomen. |
| Belastingparadijs | Een land of jurisdictie met een significant gunstiger belastingregime dan andere landen, wat aantrekkelijk kan zijn voor belastingontwijking door het wegsluizen van winsten. |
| Beroepskosten | Alle uitgaven en lasten die door de belastingplichtige (vennootschap) tijdens het belastbare tijdperk zijn gedaan of gedragen om belastbare inkomsten te verwerven of te behouden, en waarvan de echtheid en het bedrag bewezen kunnen worden. |
| Intentie tot verwerving/behoud van inkomsten | Voor de aftrekbaarheid van beroepskosten is het niet vereist dat er daadwerkelijk inkomsten zijn verkregen of behouden; de intentie om deze te verwerven of te behouden volstaat. |
| Zekere en vaststaande schuld | Een schuld waarvan zowel het principe van de verschuldigdheid als het bedrag definitief vaststaan, waardoor deze onder bepaalde voorwaarden als aftrekbare beroepskost kan worden aangemerkt. |
| Voorwaardelijke schulden of verliezen | Schulden of verliezen waarvan het beginsel en/of het bedrag afhankelijk zijn van nog niet vervulde voorwaarden, een vonnis of een expertise, en die daarom principieel niet als beroepskost aftrekbaar zijn. |
| Eenjarigheidsbeginsel | Een principe dat stelt dat een kost fiscaal aftrekbaar is op het moment dat deze betaald of gedragen is, tenzij deze eerder een zeker en vaststaand karakter heeft verkregen, wat de aftrekperiode bepaalt. |
| Toerekenbare kosten | Kosten die weliswaar in de loop van een volgend boekjaar betaald moeten worden, maar die proportioneel betrekking hebben op het lopende boekjaar en daarom in dat lopende jaar reeds ten laste gelegd moeten worden. |
| Vooruitbetaalde kosten | Kosten die reeds betaald zijn, maar betrekking hebben op een toekomstig belastbaar tijdperk; deze kunnen onder specifieke voorwaarden, afhankelijk van de wetgeving, ineens of gespreid in aftrek worden gebracht. |
| Matchingprincipe | Een boekhoudkundig principe dat vereist dat kosten worden toegerekend aan de periode waarin de bijbehorende opbrengsten zijn gerealiseerd, en dat sinds de hervorming van de vennootschapsbelasting ook fiscaal van toepassing is voor vennootschappen. |
| Collectieve pensioentoezeggingen (CPT) | Regelingen waarbij de vennootschap ernaar streeft dat werknemers en/of bedrijfsleiders in de toekomst recht hebben op een extralegaal pensioen of een kapitaal bij vroegtijdig overlijden, gefinancierd via externe fondsen. |
| Individuele Pensioentoezegging (IPT) | Een pensioenvehikel waarbij aan individuele personen, onderhandse individuele pensioenbeloften worden gedaan, met strikte toepassingsvoorwaarden voor werknemers en specifieke regels voor bedrijfsleiders. |
| Interne Pensioenbelofte (IPB) | Een systeem waarbij binnen de vennootschap zelf, onder bepaalde voorwaarden en grenzen, een kapitaal werd opgebouwd door het aanleggen van vrijgestelde voorzieningen, wat echter per 1 januari 2012 niet meer mocht aangroeien. |
| Afschrijvingen | De fiscale en boekhoudkundige verwerking van de waardevermindering van materiële en immateriële vaste activa over hun gebruiksduur, die noodzakelijk zijn en samengaan met een waardevermindering tijdens het belastbare tijdperk. |
| Afschrijfbare bestanddelen | Kosten die in aanmerking komen voor afschrijving, zoals oprichtingskosten, immateriële en materiële vaste activa, waarvan de gebruiksduur beperkt is en die noodzakelijk zijn voor de bedrijfsuitoefening. |
| Lineaire afschrijvingsmethode | Een afschrijvingssysteem waarbij jaarlijks een vast percentage op de aanschaffings- of beleggingswaarde (eventueel vermeerderd met bijkomende kosten) in kosten wordt geboekt. |
| Degressieve afschrijvingsmethode | Een afschrijvingssysteem waarbij een vast afschrijvingspercentage wordt toegepast op de boekwaarde (residiewaarde), met een maximum dat het dubbele van het lineaire percentage bedraagt en een beperking van 40% op het afschrijvingsbedrag van de oorspronkelijke waarde. |
| Waardeverminderingen | Fiscaal aanvaarde boekingen van waardeverminderingen op diverse activa, zoals voorraden of portefeuillewaarden, indien de belastingplichtige het bewijs van de daling in waarde kan leveren. |
| Kapitaalloze vennootschap | Een vennootschapsvorm waarbij het concept van 'kapitaal' als zodanig niet langer centraal staat op de balans en er geen wettelijke minimumkapitaalvereiste is, met uitzondering van de NV. Dit impliceert een verschuiving van het traditionele kapitaalbegrip naar het concept van inbreng. |
| Inbreng | De bijdrage die elke vennoot levert aan de vennootschap, die kan bestaan uit geld, goederen (in natura, zowel roerend als onroerend, inclusief immateriële goederen zoals goodwill) of arbeid en diensten (in nijverheid). Elke inbreng, behalve die in geld, vereist een revisoraal verslag. |
| Toereikend aanvangsvermogen | De algemene verplichting voor nieuwe vennootschappen, met name de BV, om bij oprichting te voorzien in eigen vermogen dat voldoende is voor de voorgenomen bedrijvigheid, rekening houdend met alle financieringsbronnen. Dit vervangt het vroegere minimumkapitaalbegrip. |
| Financieel plan | Een verplicht document bij de oprichting van een vennootschap, dat een gedetailleerd overzicht bevat van de voorgenomen bedrijvigheid, financieringsbronnen, zekerheden, openingsbalansen, geprojecteerde resultatenrekeningen en begrotingen voor een periode van minimaal twee jaar, evenals een schatting van omzet en rendabiliteit. |
| Eigen vermogen | Het totaal van de middelen die aan de passiefzijde van de balans staan en toebehoren aan de vennootschap, bestaande uit diverse posten zoals inbreng, reserves en overgedragen winsten/verliezen. Bij kapitaalloze vennootschappen wordt het traditionele kapitaal vervangen door "inbreng buiten kapitaal". |
| Beschikbare inbreng buiten kapitaal | Het deel van de inbreng van de vennoten dat in principe vrij kan worden aangewend door de vennootschap, tenzij de statuten anders bepalen. Dit staat tegenover de onbeschikbare inbreng. |
| Onbeschikbare inbreng buiten kapitaal | Een deel van de inbreng van de vennoten dat, omwille van wettelijke bepalingen (vooral in de overgangsfase van bestaande vennootschappen) of statutaire bepalingen, niet vrij door de vennootschap kan worden aangewend. Dit kan later onder bepaalde voorwaarden beschikbaar worden gemaakt. |
| Statutair onbeschikbare reserve | Reserves die onbeschikbaar zijn gemaakt op basis van een beslissing in de statuten van de vennootschap, of als gevolg van een beslissing van de algemene vergadering. Deze reserves zijn niet vrij uitkeerbaar, tenzij de statuten later anders bepalen. |
| Netto-actieftest | Een financiële toets die nagegaan wordt alvorens een uitkering te doen, om te verzekeren dat de uitkering niet leidt tot een negatief netto-actief of een netto-actief dat daalt onder het niveau van het wettelijk of statutair onbeschikbaar eigen vermogen. |
| Liquiditeitstest | Een financiële toets die vereist is voor elke uitkering, waarbij beoordeeld wordt of de vennootschap, rekening houdend met verwachte ontwikkelingen, na de uitkering nog steeds haar schulden die binnen een jaar opeisbaar worden, kan voldoen. |