Cover
Aloita nyt ilmaiseksi ADEMHALING
Summary
# Fysiologische noodzaak en basisfuncties van het ademhalingsstelsel
Het ademhalingsstelsel is essentieel voor het menselijk lichaam omdat het de continue aanvoer van zuurstof en de afvoer van koolstofdioxide mogelijk maakt, wat cruciaal is voor cellulaire energiewinning. Dit stelsel vervult vijf basisfuncties: luchttransport, gasuitwisseling, bescherming van longweefsel, geluidsproductie en reukzin [1](#page=1).
### 1.1 Fysiologische noodzaak van het ademhalingsstelsel
Voor de energiewinning in de vorm van ATP (adenosinetrifosfaat) op cellulair niveau is zuurstof (O2) onmisbaar. De productie van ATP vindt plaats via een cascade van processen, waaronder de glycolyse, de pyrodruivenzuurcyclus en het elektronentransportsysteem. De laatste twee processen zijn aeroob, wat betekent dat ze zuurstof vereisen. Bij deze processen worden twee afvalproducten gevormd: koolstofdioxide (CO2) en water (H2O) [1](#page=1).
> **Tip:** De celkern is de controlekamer, de mitochondriën zijn de energiecentrales waar ATP wordt aangemaakt met behulp van zuurstof.
Om de mitochondriën continu van zuurstof te voorzien en de ophoping van koolstofdioxide te voorkomen, is het ademhalingsstelsel noodzakelijk. Zuurstof wordt via het ademhalingsstelsel aan de cellen geleverd, terwijl koolstofdioxide als afvalproduct wordt afgevoerd. Water, een ander afvalproduct, diffundeert uit de cellen naar het interstitieel vocht [1](#page=1).
### 1.2 Basisfuncties van het ademhalingsstelsel
Het ademhalingsstelsel kent vijf fundamentele functies die essentieel zijn voor het organisme:
1. **Luchttransport:** Het ademhalingsstelsel zorgt voor de verplaatsing van lucht van en naar het gaswisselingsoppervlak in de longen. Dit omvat zowel inademing als uitademing [1](#page=1).
2. **Gasuitwisseling:** Een van de belangrijkste functies is het creëren van een oppervlak waar gasuitwisseling kan plaatsvinden tussen de ingeademde lucht en het circulerende bloed. In de longblaasjes (alveoli) wordt zuurstof opgenomen in het bloed en koolstofdioxide aan de lucht afgegeven [1](#page=1).
3. **Bescherming en verdediging:** Het ademhalingsstelsel beschermt de delicate alveolaire oppervlakken tegen uitdroging en extreme temperatuursveranderingen. Daarnaast speelt het een rol in de verdediging tegen ziekteverwekkers die met de ingeademde lucht worden binnengebracht [1](#page=1).
4. **Geluidsproductie:** Het ademhalingsstelsel is betrokken bij de productie van geluid, wat essentieel is voor spraak, zang en andere vormen van vocale communicatie. Dit gebeurt voornamelijk in het strottenhoofd (larynx) [1](#page=1).
5. **Bevordering van de reukzin:** Door lucht langs de reukcellen in de neusholte te transporteren, draagt het ademhalingsstelsel bij aan de reukzin. Dit stelt ons in staat geuren waar te nemen [1](#page=1).
---
# Anatomische onderdelen van het ademhalingsstelsel
Dit gedeelte beschrijft de anatomische structuren van het ademhalingsstelsel, essentieel voor zowel luchtgeleiding als gasuitwisseling.
### 2.1 Luchtwegen voor luchtgeleiding
De luchtwegen transporteren lucht van de buitenlucht naar de longen en omvatten een reeks structuren die opeenvolgend de lucht leiden.
#### 2.1.1 De hogere luchtwegen
* **Neus en neusholte:** De externe neus en de interne neusholte vormen het beginpunt van de luchtwegen [2](#page=2).
* **Mondholte:** Alternatief voor de neusholte voor luchtinlaat [2](#page=2).
* **Pharynx (keelholte):** Een gedeelde doorgang voor zowel de luchtwegen als de voedselweg. De pharynx wordt onderverdeeld in drie delen [2](#page=2):
* **Nasopharynx:** Het bovenste deel, achter de neusholte [2](#page=2).
* **Oropharynx:** Het middelste deel, achter de mondholte [2](#page=2).
* **Laryngopharynx:** Het onderste deel, dat overgaat in de larynx en de slokdarm [2](#page=2).
#### 2.1.2 De lagere luchtwegen
* **Larynx (strottenhoofd):** Bevat de stembanden en speelt een rol bij de ademhaling en bescherming van de onderste luchtwegen. Belangrijke structuren in de larynx zijn [2](#page=2):
* **Epiglottis:** Een kraakbeenflap die de larynx afsluit tijdens het slikken om voedsel in de slokdarm te leiden [2](#page=2).
* **Os hyoïdeum (tongbeen):** Een hoefijzervormig bot dat de basis van de tong ondersteunt en aanhechting biedt aan spieren van de larynx [2](#page=2).
* **Cartilago thyroïdea (schildkraakbeen):** Het grootste kraakbeen van de larynx, bekend als de adamsappel [2](#page=2).
* **Cartilago cricoïdea (ringkraakbeen):** Een ringvormig kraakbeen onder het schildkraakbeen, dat de basis van de larynx vormt [2](#page=2).
* **Trachea (luchtpijp):** Een buis die zich uitstrekt van de larynx tot de bronchiën en kraakbeenringen bevat om open te blijven [2](#page=2).
* **Bronchiën:** De trachea splitst zich in twee primaire bronchiën, die naar elke long leiden. Deze vertakken verder in:
* **Primaire bronchiën:** De eerste vertakking na de trachea [2](#page=2).
* **Secundaire bronchiën:** Vertakkingen van de primaire bronchiën, die naar specifieke longkwabben leiden [2](#page=2).
* **Tertiaire bronchiën:** Verdere vertakkingen van de secundaire bronchiën, die naar segmenten van de longkwabben leiden [2](#page=2).
* **Bronchiolen:** Kleine luchtwegen die ontstaan uit de tertiaire bronchiën en leiden naar de alveoli [2](#page=2).
* **Terminale bronchiolen:** De kleinste luchtwegen die lucht geleiden, direct voorafgaand aan de alveoli [3](#page=3).
### 2.2 Structuren voor gaswisseling
De gaswisseling, de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide, vindt plaats in de longblaasjes.
* **Alveoli (longblaasjes):** Kleine, zakvormige structuren waar de daadwerkelijke gasuitwisseling met het bloed plaatsvindt [3](#page=3).
### 2.3 Oppervlakten van de longen
De longen hebben verschillende oppervlakken die in contact staan met omliggende structuren.
* **Costaal oppervlak:** Het deel van de long dat direct tegen de binnenkant van de borstkaswand, de ribben, aanligt [3](#page=3).
* **Mediastinaal oppervlak:** Het deel van de long dat naar het mediastinum wijst, de ruimte tussen de twee pleuraholten, begrensd door het sternum (ventraal) en de wervelkolom (dorsaal) [3](#page=3).
* **Diafragmaal oppervlak:** De onderzijde van de longen die op het diafragma (middenrif) rust [3](#page=3).
#### 2.3.1 Algemene longkenmerken
* **Apex (longtop):** De afgeronde, bovenste punt van elke long [3](#page=3).
* **Longbasis:** De uitgeholde onderzijde van elke long, die rust op het diafragma [3](#page=3).
#### 2.3.2 Longkwabben
* **Rechterlong:** Bestaat uit drie kwabben: de bovenste, middelste en onderste kwab [3](#page=3).
* **Linkerlong:** Bestaat uit twee kwabben: de bovenste en onderste kwab [3](#page=3).
---
# Mechanismen van longventilatie en ademhalingsvolumes
Dit onderwerp beschrijft de fysieke mechanismen die ten grondslag liggen aan ademhaling, inclusief de rol van spieren en drukverschillen, en definieert verschillende ademhalingsvolumes die essentieel zijn voor de beoordeling van de longfunctie.
### 3.1 De principes van longventilatie
De verplaatsing van lucht in en uit de longen, ook wel ventilatie genoemd, is gebaseerd op het principe dat lucht stroomt van een gebied met hogere druk naar een gebied met lagere druk [4](#page=4).
#### 3.1.1 Inademen (inspiratie)
Bij het inademen wordt de ruimte in de longen vergroot. Dit leidt tot een daling van de druk binnen de longen, waardoor deze lager wordt dan de atmosferische druk buiten het lichaam. Het drukverschil zorgt ervoor dat lucht de longen instroomt [4](#page=4).
De toename van de longruimte kan op twee manieren worden bewerkstelligd:
* **Contractie van het diafragma (middenrif):** Dit is de belangrijkste ademhalingsspier. Wanneer het diafragma samentrekt, wordt het platter. Omdat de onderkant van de longen via het longvlies (pleura) verbonden is met het diafragma, worden de longbasissen naar beneden getrokken, wat resulteert in een grotere ruimte in de longen. Bij ontspanning wordt het diafragma weer boller, waardoor de longruimte kleiner wordt [4](#page=4).
* **Beweging van de ribbenkast (emmerhengselbeweging):** De ribbenkast kan naar omhoog en naar omlaag kantelen. Hulpademhalingsspieren kunnen het borstbeen (sternum) en de ribben omhoog trekken, waardoor de longruimte toeneemt. Bij ontspanning keren deze spieren door hun elasticiteit terug naar hun oorspronkelijke positie, waarbij het borstbeen en de ribben naar beneden kantelen en de longruimte weer kleiner wordt [4](#page=4).
#### 3.1.2 Uitademen (expiratie)
Bij het uitademen wordt de ruimte in de longen verkleind. Hierdoor stijgt de druk in de longen boven de druk van de buitenlucht. Dit hogere interne druk zorgt ervoor dat lucht de longen uitstroomt [4](#page=4).
De verkleining van de longruimte kan worden bereikt door:
* **Ontspanning van het diafragma:** Het terugkeren van het diafragma naar zijn bolle, ontspannen vorm verkleint de longruimte [4](#page=4).
* **Ontspanning van de hulpademhalingsspieren:** De spieren die bij inademen worden gebruikt, ontspannen en keren terug naar hun oorspronkelijke lengte, waardoor het borstbeen en de ribben naar beneden kantelen en de longruimte kleiner wordt [4](#page=4).
* **Hulpademhalingsspieren voor uitademen:** Deze spieren kunnen actief het borstbeen en de ribben omlaag trekken, wat de longruimte verder verkleint. Bij ontspanning keren deze spieren terug omhoog, waardoor de longruimtes groter worden [4](#page=4).
#### 3.1.3 Verschillen tussen rust- en inspanningsventilatie
Hoewel het document de specifieke verschillen tussen ventilatie bij rust en inspanning niet gedetailleerd beschrijft, kan worden afgeleid dat inspanning een verhoogde activiteit van zowel de belangrijkste als de hulpademhalingsspieren vereist om de grotere luchtverplaatsing te bewerkstelligen [5](#page=5).
### 3.2 Ademhalingsvolumes
Ademhalingsvolumes meten de hoeveelheid lucht die tijdens verschillende ademhalingsmanoeuvres wordt verplaatst. Deze volumes worden vaak weergegeven in een grafiek, zoals een spirometercurve [5](#page=5) [6](#page=6).
Hieronder worden de belangrijkste ademhalingsvolumes beschreven [6](#page=6):
* **Ademvolume of tidal volume (TV):** Dit is de hoeveelheid lucht die tijdens één normale, rustige ademhalingscyclus (één inademing en één uitademing) in of uit de longen wordt verplaatst. Dit volume is ongeveer 500 milliliter [6](#page=6).
* **Inspiratoir reservevolume (IRV):** Dit is de extra hoeveelheid lucht die bovenop een normaal ingeademd ademvolume kan worden ingeademd. Het IRV is bij mannen doorgaans groter (ongeveer 3300 milliliter) dan bij vrouwen (ongeveer 1900 milliliter) [6](#page=6).
* **Expiratoir reservevolume (ERV):** Dit is de extra hoeveelheid lucht die aan het einde van een normale, rustige uitademing nog extra geforceerd kan worden uitgeademd. Het ERV bedraagt ongeveer 1000 milliliter [6](#page=6).
* **Vitale capaciteit (VC):** Dit is de som van het ademvolume (TV), het inspiratoir reservevolume (IRV) en het expiratoir reservevolume (ERV). Het vertegenwoordigt de maximale hoeveelheid lucht die een persoon na een maximale inademing volledig kan uitademen. De meting omvat een maximale inademing gevolgd door een maximale uitademing, waarbij de patiënt de tijd mag nemen die hij of zij nodig heeft [6](#page=6).
$$ VC = TV + IRV + ERV $$
* **De één-seconde-waarde (FEV1):** Dit volume vertegenwoordigt de hoeveelheid lucht die na een maximale inademing binnen de eerste seconde van een geforceerde uitademing kan worden uitgeademd. Het is een belangrijke indicator voor luchtwegobstructie [6](#page=6).
* **De Tiffenau-index:** Deze index kan niet direct met een spirometer worden gemeten, maar wordt berekend op basis van andere longvolumes. Het is het percentage van de vitale capaciteit dat een persoon in de eerste seconde van een geforceerde uitademing kan uitademen. Dit wordt ook wel de geforceerde vitale capaciteit in één seconde (FEV1) gedeeld door de geforceerde vitale capaciteit (FVC) genoemd [6](#page=6):
$$ \text{Tiffenau-index} = \frac{FEV1}{FVC} \times 100\% $$
> **Tip:** De Tiffenau-index is een nuttige maatstaf om obstructieve longziekten te diagnosticeren, waarbij de luchtstroom vertraagd is.
> **Voorbeeld:** Een patiënt ademt maximaal in en ademt vervolgens 4 liter lucht uit in de eerste seconde, en de totale vitale capaciteit is 5 liter. De Tiffenau-index zou dan zijn: $(4 \text{ liter} / 5 \text{ liter}) \times 100\% = 80\%$. Dit getal kan dan vergeleken worden met referentiewaarden.
---
# Gasuitwisseling en transport in het bloed
Dit onderwerp behandelt de processen van externe en interne respiratie, en de methoden waarmee zuurstof en kooldioxide via het bloed worden getransporteerd [7](#page=7).
### 4.1 Respiratieprocessen
* **Externe respiratie**: Dit omvat alle processen die plaatsvinden bij de alveoli, waarbij zuurstof en kooldioxide worden uitgewisseld tussen de lucht in de alveoli en het bloed in de longcapillairen [7](#page=7).
* **Interne respiratie**: Dit is de uitwisseling van zuurstof en kooldioxide tussen het bloed in de lichaamscapillairen en elke individuele cel in het lichaam [7](#page=7).
### 4.2 Zuurstoftransport in het bloed
Zuurstof wordt op twee manieren door het bloed vervoerd [7](#page=7):
1. **Gebonden aan hemoglobine**: Zuurstofmoleculen binden zich aan hemoglobine in de erytrocyten (rode bloedcellen). De ijzermoleculen in hemoglobine spelen hierbij een cruciale rol. De reversibele reactie wordt weergegeven als [7](#page=7):
`Hb + O2 HBO2` [7](#page=7).
2. **Opgelost in bloedplasma**: Een klein percentage (ongeveer 1,5%) van de zuurstofmoleculen blijft opgelost in het arterieel bloedplasma [7](#page=7).
### 4.3 Kooldioxidetransport in het bloed
Kooldioxide wordt op drie manieren door het bloed vervoerd [7](#page=7):
1. **Gebonden aan hemoglobine**: Ongeveer 23% van het kooldioxide bindt zich aan hemoglobine in de erytrocyten [7](#page=7).
2. **Opgelost in bloedplasma**: Ongeveer 7% van het kooldioxide is opgelost in het bloedplasma [7](#page=7).
3. **Als bicarbonaat-ionen**: De grootste fractie, ongeveer 70%, wordt getransporteerd via de vorming van koolzuur ($H_2CO_3$), dat direct uiteenvalt in een waterstofion ($H^+$) en een waterstofcarbonaat- of bicarbonaat-ion ($HCO_3^-$). Deze omzetting vindt plaats in de erytrocyten en het plasma en is cruciaal voor het bufferingsysteem van het bloed en het transport van $CO_2$ naar de longen. De reactie is als volgt [7](#page=7):
`CO2 + H2O H2CO3 H+ + HCO3-` [7](#page=7).
> **Tip**: Begrijp de chemische reacties voor $CO_2$ transport, aangezien deze essentieel zijn voor het handhaven van de pH-balans in het bloed.
> **Voorbeeld**: De omzetting van $CO_2$ naar bicarbonaat zorgt ervoor dat grote hoeveelheden $CO_2$ efficiënt van de weefsels naar de longen kunnen worden getransporteerd om daar te worden uitgeademd.
---
# Regulatie van de ademhaling
De regulatie van de ademhaling omvat zowel reflexmatige als bewuste mechanismen die de diepte en snelheid van de ademhaling aanpassen aan de fysiologische behoeften van het lichaam [8](#page=8) [9](#page=9).
### 5.1 Reflexmatige regulatie van de ademhaling
Normale ademhaling is voornamelijk reflexmatig gestuurd, zonder bewuste controle. De ademhalingscentra in de hersenen worden beïnvloed door sensorische informatie van mechanoreceptoren en chemoreceptoren [8](#page=8).
#### 5.1.1 Mechanoreceptoren
Mechanoreceptoren detecteren rek en druk in de luchtwegen en longen.
* **Inademingsreflex (Hering-Breuer reflex)**: Deze reflex voorkomt overmatige rek van de longen tijdens geforceerde inademing. Rekreceptoren in de longen worden gestimuleerd wanneer de longen uitzetten. Sensorische zenuwvezels die de longen verlaten, sturen signalen via de nervus vagus naar de ademhalingscentra. Wanneer de longen bijna hun maximale volume bereiken, wordt de inademing gestopt en begint de actieve uitademing [8](#page=8).
* **Uitademingsreflex**: Bij samendrukking van de longen wordt het uitademingscentrum geremd en het inademingscentrum gestimuleerd [8](#page=8).
Deze mechanoreceptorreflexen zijn niet significant tijdens normale, rustige ademhaling, maar spelen een rol bij geforceerde in- en uitademing tijdens zware lichamelijke inspanning [9](#page=9).
#### 5.1.2 Chemoreceptoren
Chemoreceptoren reageren op veranderingen in de chemische samenstelling van het bloed en de cerebrospinale vloeistof (CSV). Stimulatie van deze receptoren leidt tot een toename van de ademhalingsdiepte en -snelheid [9](#page=9).
* **Centra in glomus caroticum en glomus aorticum**: Deze centra zijn gevoelig voor de pH, $pCO_2$ en $pO_2$ in het arteriële bloed [9](#page=9).
* **Receptoren in de medulla oblongata**: Deze receptoren reageren op de pH en $pCO_2$ in de cerebrospinale vloeistof [9](#page=9).
Onder normale omstandigheden wordt de ademhalingsactiviteit voornamelijk gereguleerd door de kooldioxideconcentratie ($pCO_2$). Bij een sterk dalende arteriële zuurstofspanning ($pO_2$) werken de zuurstof- en kooldioxidereceptoren samen. De O2-receptoren zijn in dat geval ook gevoelig voor pH-veranderingen [9](#page=9).
> **Tip:** De belangrijkste ademhalingsspier, het diafragma, wordt geïnnerveerd door de nervus phrenicus, die ontspringt op wervelniveau C4 [8](#page=8).
### 5.2 Regulatie van de ademhaling door hogere hersencentra
Hogere hersencentra, zoals de cerebrale cortex, het limbisch systeem en de hypothalamus, kunnen de ademhaling beïnvloeden. Dit gebeurt zowel via de ademhalingscentra in de hersenstam als door directe aansturing van de ademhalingsspieren [9](#page=9).
* **Bewuste controle**: De ademhalingsspieren kunnen bewust worden onderdrukt of versterkt, wat essentieel is voor activiteiten zoals spreken of zingen [9](#page=9).
* **Onbewuste beïnvloeding**: De diepte en snelheid van de ademhaling veranderen ook onbewust bij activering van centra die betrokken zijn bij emoties zoals woede, of bij fysiologische toestanden zoals eten of seksuele opwinding [9](#page=9).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Adenosine-trifosfaat (ATP) | Een molecuul dat wordt gebruikt als energiebron in cellen, gevormd via aerobe processen die zuurstof vereisen. |
| Aerobe processen | Metabole processen in cellen die zuurstof nodig hebben om energie te produceren, zoals de pyrodruivenzuurcyclus en het elektronentransportsysteem. |
| Alveoli (longblaasjes) | Kleine, zakvormige structuren in de longen waar de gasuitwisseling tussen lucht en bloed plaatsvindt. |
| Bronchiën | De twee hoofdvertakkingen van de trachea die lucht naar de longen leiden en zich verder vertakken in bronchiolen. |
| Bronchiolen | Kleinere luchtwegen in de longen die zich vertakken uit de bronchiën en leiden naar de alveoli. |
| Cartilago cricoïdea | Een ringvormig kraakbeen dat deel uitmaakt van de larynx en zich onder het schildkraakbeen bevindt. |
| Cartilago thyroïdea | Het schildkraakbeen, het grootste kraakbeen van de larynx dat de stembanden ondersteunt en de stem produceert. |
| Cerebrospinale vloeistof | Vocht dat de hersenen en het ruggenmerg omringt en beschermt, en dat betrokken is bij de regulatie van de ademhaling. |
| Chemoreceptoren | Receptoren die reageren op chemische veranderingen in het bloed en de cerebrospinale vloeistof, zoals de concentratie van $O_2$, $CO_2$ en $pH$. |
| Diafragma | De belangrijkste ademhalingsspier, een koepelvormige spier aan de basis van de borstkas die bij contractie de borstruimte vergroot en inademen veroorzaakt. |
| Epiglottis | Een kraakbeenflapje dat zich boven de opening van de larynx bevindt en voorkomt dat voedsel en vloeistof in de luchtwegen terechtkomen tijdens het slikken. |
| Expiratoir reservevolume (ERV) | De extra hoeveelheid lucht die na een normale uitademing geforceerd kan worden uitgeademd. |
| Externe respiratie | Het proces van gasuitwisseling (zuurstof en kooldioxide) tussen de lucht in de alveoli en het bloed in de longcapillairen. |
| Geforceerde ademhaling | Ademhaling waarbij extra ademhalingsspieren worden gebruikt om de longen verder te vullen of te legen dan bij rustige ademhaling. |
| Glomus aorticum | Een cluster van chemoreceptoren nabij de aorta die gevoelig is voor veranderingen in de bloedgassen en $pH$. |
| Glomus caroticum | Een cluster van chemoreceptoren in de halsslagader die gevoelig is voor veranderingen in de bloedgassen en $pH$. |
| Hemoglobine | Een eiwit in rode bloedcellen dat zuurstof en kooldioxide transporteert. |
| Hyoidbeen (os hyoïdeum) | Een hoefijzervormig bot in de hals dat deel uitmaakt van het strottenhoofd en betrokken is bij de spraakproductie. |
| Inademingsreflex | Een reflex die voorkomt dat de longen te veel worden uitgerekt door de ademhalingscentra te remmen wanneer rek wordt gedetecteerd. |
| Interne respiratie | De uitwisseling van zuurstof en kooldioxide tussen het bloed in de lichaamscapillairen en de individuele cellen. |
| Inspiratoir reservevolume (IRV) | De extra hoeveelheid lucht die na een normale inademing geforceerd kan worden ingeademd. |
| Interstitieel vocht | Het vocht dat zich tussen de cellen van een weefsel bevindt. |
| Keelholte (pharynx) | Het deel van de keelholte dat zich achter de mond en neusholte bevindt en dient als doorgang voor lucht en voedsel. |
| Larynx (strottenhoofd) | Het deel van de luchtwegen dat zich tussen de pharynx en de trachea bevindt en de stembanden bevat voor stemproductie. |
| Limbisch systeem | Een deel van de hersenen dat betrokken is bij emoties, motivatie en geheugen, en dat de ademhaling kan beïnvloeden. |
| Longbasis | De onderzijde van de longen, die rust op het diafragma. |
| Longtop (apex) | De afgeronde bovenzijde van de longen. |
| Mechanoreceptoren | Receptoren die reageren op mechanische prikkels zoals rek en druk, bijvoorbeeld in de longen om overmatige uitzetting te voorkomen. |
| Medulla oblongata | Het onderste deel van de hersenstam dat vitale functies zoals ademhaling en hartslag reguleert. |
| Mitochondriën | Celorganellen waar aerobe ademhaling plaatsvindt om ATP te produceren. |
| Nasopharynx | Het bovenste deel van de keelholte, dat zich achter de neusholte bevindt en alleen lucht vervoert. |
| Nervus phrenicus | De zenuw die het diafragma innerveert en de ademhaling reguleert. |
| Nervus vagus | Een craniale zenuw die een rol speelt bij de autonome regulering van diverse lichaamsfuncties, waaronder ademhaling. |
| Oropharynx | Het middelste deel van de keelholte, dat zich achter de mond bevindt en zowel lucht als voedsel vervoert. |
| Pyrodruivenzuurcyclus (Krebscyclus) | Een reeks chemische reacties in de mitochondriën die, samen met het elektronentransportsysteem, de belangrijkste bron van ATP is voor cellen. |
| Reukcellen | Gespecialiseerde zenuwcellen in de neusholte die geuren detecteren. |
| Respiratie | Het proces van ademhalen, inclusief gasuitwisseling in de longen en de cellen. |
| Spirometer | Een instrument dat wordt gebruikt om longvolumes en ademhalingssnelheden te meten. |
| Stofwisseling | De chemische processen in een organisme die nodig zijn om leven in stand te houden, waaronder energiewinning uit voedsel. |
| Talvolume (tidal volume) | De hoeveelheid lucht die tijdens één rustige ademhalingscyclus in of uit de longen wordt verplaatst. |
| Trachea (luchtpijp) | De buis die lucht van de larynx naar de bronchiën transporteert. |
| Vitale capaciteit | De maximale hoeveelheid lucht die na een maximale inademing kan worden uitgeademd. |