Cover
Empieza ahora gratis ALgene psychologie- samenvatting hoofdstuk 2.pdf
Summary
# De bouwstenen van het zenuwstelsel: neuronen en hun communicatie
Het zenuwstelsel is opgebouwd uit neuronen, de fundamentele eenheden die informatie verwerken en doorgeven via complexe communicatiemechanismen.
## 1. De bouwstenen van het zenuwstelsel: neuronen en hun communicatie
### 1.1 Neuronen: de basiseenheid van het zenuwstelsel
Het neuron, ook wel zenuwcel genoemd, is de fundamentele bouwsteen van het zenuwstelsel. De primaire functie van neuronen is communicatie met andere neuronen, wat cruciaal is voor alle gedragingen en cognitieve functies. Problemen in deze neuronale transmissie kunnen leiden tot ernstige aandoeningen zoals schizofrenie, depressie en dementie. De menselijke hersenen bevatten naar schatting 100 miljard neuronen, waarvan 50 miljard in de hersenen zelf. Elk neuron kan gemiddeld tienduizend connecties hebben. Gedurende de prenatale ontwikkeling worden meer neuronen aangemaakt dan nodig zijn; een snoeiproces elimineert minder efficiënte verbindingen, wat resulteert in een verfijnd neuraal netwerk [2](#page=2).
#### 1.1.1 Componenten van een neuron
Een typisch neuron bestaat uit de volgende onderdelen:
* **Cellichaam (soma):** Bevat de celkern en andere organellen.
* **Dendrieten:** Vertakkingen die signalen ontvangen van andere neuronen, lijkend op boomtakken [2](#page=2).
* **Axon:** Een lange, dunne vezel die uit het cellichaam komt en zich aan het uiteinde vertakt in axonale terminalen. Axonen vormen de zenuwen die signalen van het ene neuron naar het andere transporteren. De geleidingssnelheid van een axon wordt bepaald door twee factoren: de diameter van het axon en de aanwezigheid van een myelineschede. Een dikker axon leidt tot snellere signaaloverdracht [2](#page=2).
#### 1.1.2 Neurogenese
Neurogenese, de aanmaak van nieuwe neuronen, vindt plaats gedurende de gehele volwassenheid door middel van stamcellen. Omgevingsfactoren kunnen de ontwikkeling van neuronen beïnvloeden; bijvoorbeeld, foetaal alcoholsyndroom, veroorzaakt door alcoholgebruik tijdens de zwangerschap, kan leiden tot neurologische problemen. Stress vermindert de aanmaak van neuronen, wat suggereert dat het invloed heeft op de stemming. Nieuwe neuronen worden gebruikt voor het leren en onthouden van nieuwe informatie. Het is nog onduidelijk of het aantal neuronen gedurende de levensduur afneemt, maar er is discussie over de mogelijkheid dat de connecties of informatiesnelheid verminderen [2](#page=2).
#### 1.1.3 Typen neuronen
Er worden drie hoofdtypen neuronen onderscheiden:
1. **Sensorische neuronen:** Ontvangen informatie van lichaamsweefsels en waarnemingsorganen en sturen deze naar het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg). Ze zorgen ervoor dat de hersenen informatie ontvangen over de buitenwereld en het lichaam [3](#page=3).
2. **Motorische neuronen:** Sturen signalen vanuit de hersenen en het ruggenmerg naar spieren, organen en klieren, en voeren zo de commando's van de hersenen uit [3](#page=3).
3. **Interneuronen:** Dragen informatie over tussen neuronen, fungeren als schakels in de neuronale ketens [3](#page=3).
### 1.2 Communicatie binnen een neuron: de elektrische impuls
Informatiegeleiding binnen een neuron is een elektrochemisch proces, waarbij chemische processen leiden tot een elektrisch signaal. Deze processen vinden plaats rond de celmembraan [3](#page=3).
#### 1.2.1 Rustpotentiaal
In rust, wanneer een neuron geen signalen ontvangt of verstuurt, wordt de binnenkant van het celmembraan negatiever geladen dan de buitenkant. Buiten het axon is er een hogere concentratie van positief geladen deeltjes (voornamelijk natriumionen, Na$^+$), terwijl er binnenin meer negatief geladen deeltjes (zoals eiwitmoleculen) zijn. Dit resulteert in een potentiaalverschil van ongeveer -70 millivolt, het zogenaamde rustpotentiaal. Deze rusttoestand is een actief onderhouden situatie [3](#page=3).
#### 1.2.2 Actiepotentiaal
Neuronen worden gestimuleerd door andere neuronen of receptoren, waarbij signalen meestal op de dendrieten binnenkomen [3](#page=3).
* **Excitatoire signalen:** Verminderen het potentiaalverschil tussen de binnen- en buitenkant van de cel, waardoor de cel depolariseert [3](#page=3).
* **Inhibitorische signalen:** Vergroten het potentiaalverschil, waardoor de cel hyperpolariseert en de kans op een actiepotentiaal verkleint [3](#page=3).
Wanneer de stimuli op de dendrieten samenkomen op de axonheuvel, kan een bepaalde drempelwaarde worden overschreden. Als gevolg van een toename van natriuminflux ($Na^+$) door openende natriumkanalen, slaat de polariteit van het membraan om van negatief naar positief, wat het actiepotentiaal uitlokt. Dit actiepotentiaal plant zich voort naar de axonale terminalen. Na de depolarisatie sluiten de natriumkanalen en openen kaliumkanalen ($K^+$), waardoor de cel terugkeert naar de rustpotentiaal. Lokale verdovingsmiddelen blokkeren natriumkanalen en voorkomen zo de voortgeleiding van pijnsignalen [3](#page=3).
Na het genereren van een actiepotentiaal kan voor een korte periode (1-2 milliseconden) geen nieuw actiepotentiaal worden uitgelokt; dit wordt de refractaire periode genoemd [3](#page=3).
#### 1.2.3 De alles-of-niets wet
Elke stimulatie die de drempelwaarde bereikt, zal een gelijke reactie uitlokken, ongeacht de intensiteit van de stimulus. De intensiteit van een stimulus wordt bepaald door het aantal neuronen dat vuurt en de frequentie van de actiepotentialen in een axon [4](#page=4).
#### 1.2.4 Gemyeliniseerde axonen
Niet alle zenuwbanen sturen signalen met dezelfde snelheid; bijvoorbeeld, pijnsignalen duren langer dan visuele signalen. De geleidingssnelheid wordt beïnvloed door de diameter van het axon en de aanwezigheid van een myelineschede. De myelineschede is een vettige laag rond het axon met inkepingen, genaamd knopen van Ranvier. Bij gemyeliniseerde axonen 'springt' het actiepotentiaal van knoop tot knoop (saltatoire geleiding), wat de snelheid van signaaloverdracht aanzienlijk verhoogt. De dikte van de myelineschede wordt beïnvloed door het gebruik van het neuron. Myeline fungeert ook als isolatie, waardoor signalen niet naar naburige neuronen lekken. Myelinisatie is grotendeels voltooid bij volwassenheid, maar kan daarna afbrokkelen, wat kan bijdragen aan cognitieve achteruitgang bij ouderen. Ziekten zoals multiple sclerose, waarbij de myeline afbreekt, leiden tot vertraagde informatieoverdracht en motorische problemen [4](#page=4).
### 1.3 Communicatie tussen neuronen: neurotransmissie
Neuronen zijn niet direct aan elkaar gekoppeld; overdracht van informatie van het ene neuron naar het andere vereist een gespecialiseerd systeem. Deze overdracht is chemisch en vindt plaats via neurotransmitters in de synaptische spleet [4](#page=4).
#### 1.3.1 De synaps
De synaps is de locatie waar een zenuwimpuls van het ene neuron naar het andere wordt doorgegeven. De synaps bestaat uit de presynaptische terminal (uiteinde van het verzendende neuron) en de postsynaptische membraan (ontvangend neuron), gescheiden door een kleine opening genaamd de synaptische spleet (ongeveer 0.02 tot 0.05 micrometer breed) [4](#page=4).
Wanneer een actiepotentiaal de axonale terminal bereikt, wordt een kleine hoeveelheid neurotransmitters in de synaptische spleet vrijgelaten. Deze neurotransmitters verspreiden zich en hechten zich aan gespecialiseerde receptoren op het membraan van het ontvangende neuron. Dit kan de doorlaatbaarheid van het membraan veranderen, waardoor de kans op een nieuw actiepotentiaal in het ontvangende neuron toeneemt (excitatie) of afneemt (inhibitie) [4](#page=4) [5](#page=5).
Na de overdracht worden neurotransmitters gedeactiveerd om continue stimulatie te voorkomen:
* Ze kunnen worden opgenomen door het ontvangende neuron (postsynaptisch).
* Ze kunnen worden opgenomen door het verzendende neuron (presynaptisch), een proces genaamd reuptake [5](#page=5).
* Ze kunnen worden afgebroken in de synaptische spleet [5](#page=5).
Als een neurotransmitter te lang in de spleet blijft, kan dit de communicatie verstoren. Veel medicijnen beïnvloeden dit proces van neurotransmissie [5](#page=5).
#### 1.3.2 Neurotransmitters
Er zijn veel verschillende neurotransmitters, en dezelfde neurotransmitter kan verschillende effecten hebben afhankelijk van de locatie in de hersenen [5](#page=5).
* **Dopamine:**
* Betrokken bij bewegingscontrole; een tekort leidt tot bewegingsproblemen zoals bij Parkinson [5](#page=5).
* Speelt een rol bij denken, planning en doelgericht handelen; overgevoeligheid kan leiden tot schizofrenie met hallucinaties en wanen [5](#page=5).
* Reguleert emoties en motivatie; betrokken bij het gevoel van tevredenheid en kan bijdragen aan verslavingen. Zowel een teveel als een tekort kan problemen veroorzaken [5](#page=5).
* **Adrenaline en Noradrenaline:**
* Spelen een grote rol bij de gemoedstoestand; vermindering kan leiden tot depressieve aanvallen [5](#page=5).
* Serotonine heropnameremmers (zoals Prozac) blokkeren de heropname van serotonine, waardoor er meer serotonine beschikbaar blijft in de hersenen en een positief effect op de stemming ontstaat [5](#page=5).
* **Acetylcholine:**
* De eerste ontdekte neurotransmitter [6](#page=6).
* Betrokken bij bewegingscontrole (stimuleert samentrekking van skeletspieren) en geheugen [6](#page=6).
* Verhindering van de vrijlating kan leiden tot verlamming of dood (bv. botulisme), terwijl massale afzetting spierspasmen kan veroorzaken (bv. gif zwarte weduwe) [6](#page=6).
* Bij Alzheimer is de neurotransmissie via acetylcholine aangetast [6](#page=6).
* **GABA (Gamma-aminoboterzuur):**
* De belangrijkste inhibitorische neurotransmitter in de hersenen, voornamelijk bij interneuronen [6](#page=6).
* Vermindert de kans op een actiepotentiaal en draagt bij aan kalmering [6](#page=6).
* Wordt geassocieerd met het behandelen van slapeloosheid en angst; benzodiazepines zijn GABA-agonisten die het effect van GABA verhogen [6](#page=6).
* **Endorfines:**
* Endogene opioïden met pijnreducerende werking [6](#page=6).
* Spelen een rol bij de "runner's high" en kunnen het eetgedrag beïnvloeden [6](#page=6).
* **Oxytocine:**
* Bekend als het "knuffelhormoon" [6](#page=6).
---
# Overzicht van het zenuwstelsel en de hersenstructuren
Dit gedeelte biedt een gedetailleerd overzicht van de indeling en structuur van het zenuwstelsel, met een focus op de anatomie en functies van diverse hersengebieden.
### 2.1 Indeling van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel kan worden onderverdeeld in twee hoofdcomponenten: het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel [7](#page=7).
#### 2.1.1 Centraal zenuwstelsel (CZS)
Het CZS bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg [7](#page=7).
* **Ruggenmerg:** Een smalle buis die zich uitstrekt over de gehele lengte van het lichaam, vanaf de onderkant van de schedel tot aan de heup. Het ruggenmerg controleert eenvoudige reflexen [7](#page=7).
* **Hersenen:** Drijven in hersenvocht, wat bescherming biedt tegen schokken. De hersenen zijn omgeven door de schedel en de ruggengraat. Voor complexere functies zijn de hersenen essentieel; zonder integratie van informatie door structuren boven het ruggenmerg kunnen mensen niet staan of lopen [7](#page=7).
#### 2.1.2 Perifere zenuwstelsel (PZS)
Het PZS omvat alle zenuwen die zich buiten het CZS bevinden. Het bevat voornamelijk sensorische en motorische neuronen [8](#page=8).
* **Sensorische neuronen:** Transporteren informatie van sensorische receptoren naar het CZS [8](#page=8).
* **Motorische neuronen:** Brengen informatie van het CZS over naar de diverse structuren in het lichaam [8](#page=8).
Het PZS wordt verder onderverdeeld in:
* **Somatische zenuwstelsel:** Reguleert interacties van het lichaam [8](#page=8).
* Sensorische neuronen sturen boodschappen van waarnemingsorganen [8](#page=8).
* Motorische neuronen activeren skeletspieren [8](#page=8).
* Dit systeem kan bewust worden gecontroleerd [8](#page=8).
* **Autonome zenuwstelsel:** Controleert de inwendige functies van het lichaam [8](#page=8).
* Sensorische neuronen voeren informatie van inwendige organen naar het CZS [8](#page=8).
* Motorische neuronen activeren de spieren van inwendige organen en reguleren de werking van klieren [8](#page=8).
* Het autonome zenuwstelsel omvat twee systemen:
* **Parasympathisch systeem:** Verantwoordelijk voor rust en het in stand houden van het lichaam [8](#page=8).
* **Sympathisch systeem:** Belangrijk bij stresssituaties en actie [8](#page=8).
### 2.2 De hersenen
Vrijwel alle lichaamsactiviteiten worden door de hersenen gecontroleerd, met uitzondering van reflexen [8](#page=8).
#### 2.2.1 De hersenstam
Dit is het meest basale deel van de hersenen, gelegen aan de onderkant [8](#page=8).
* **Medulla oblongata (verlengde ruggenmerg):** Controleert autonoom de hartslag en ademhaling. Zonder dit deel is men niet levensvatbaar; een nekslag is hierdoor dodelijk [8](#page=8).
* **Pons:** Bevat vezels die het lichaam met de hersenen verbinden. De vezels kruisen hier de middellijn, waardoor het linker hersendeel wordt verbonden met het rechterlichaam en vice versa [8](#page=8).
* **Mesencefalon (middenhersenen):** Het bovenste deel van de hersenstam, dat bewegingen coördineert. Degeneratie van neuronen in dit gebied kan leiden tot Parkinson. Het is ook het beginpunt van twee communicatieroutes op basis van dopamine [8](#page=8).
* **Formatio reticularis (reticulair activatiesysteem):** Een complex gebied in het centrum van de hersenstam dat betrokken is bij het reguleren van slaap en waakzaamheid [8](#page=8).
#### 2.2.2 De kleine hersenen (cerebellum)
Gelegen aan de achterkant van de hersenen, boven de medulla oblongata [9](#page=9).
* Coördineert bewegingen voor soepelheid en nauwkeurigheid [9](#page=9).
* Speelt ook een rol bij taal-, denk- en geheugentaken, maar genereert deze niet [9](#page=9).
* Schade leidt tot schokkerige bewegingen en evenwichtsproblemen [9](#page=9).
* Is als eerste beïnvloed door alcohol [9](#page=9).
#### 2.2.3 De thalamus en hypothalamus
Deze structuren bevinden zich bovenop de hersenstam [9](#page=9).
* **Thalamus:** Bestaat uit twee uitstulpingen aan de bovenzijde van de hersenstam. Het functioneert als het belangrijkste verbindingsstation in de hersenen, waarbij de informatiestroom van het PZS en hogere hersenlagen wordt gecoördineerd. De corpus geniculatum is een belangrijke kern hierin, betrokken bij het overbrengen van visuele informatie naar de hersenen. De thalamus integreert ook informatie uit verschillende hersendelen [9](#page=9).
* **Hypothalamus:** Een klein complex van structuren onder de thalamus. Het controleert het autonome zenuwstelsel en het endocriene systeem. Cruciaal voor overlevingsgedragingen zoals eten, vechten, vluchten en paren. Het reguleert ook de lichaamstemperatuur. Invloeden van de hypothalamus gebeuren vaak via de hypofyse, een klier die hormonen afgeeft. Het bevat ook het "genotscentrum" [9](#page=9).
> **Example:** Het onderzoek van Olds en Milner toonde aan dat ratten, gestimuleerd in het genotscentrum van de hypothalamus, herhaaldelijk op een hendel bleven drukken voor elektrische stimulatie, wat de rol van de hypothalamus bij voldoening na beloning benadrukt [9](#page=9).
#### 2.2.4 Het limbische systeem en de basale ganglia
Deze structuren liggen rond de hersenstam, thalamus en hypothalamus en vormen een overgangsgebied naar de grote hersenen [9](#page=9).
* **Limbisch systeem:** Reguleert emoties en slaat geheugensporen op. De drie belangrijkste structuren zijn de amygdala, septum en hippocampus [9](#page=9).
* **Amygdala:** Betrokken bij schrikreacties, het leren vrezen van stimuli en het gewaarworden van gevaar. Reageert op de relevantie van een stimulus en leert acties die tot beloning leiden. Het linkerdeel lijkt belangrijker voor emotie [9](#page=9).
* **Septum:** Reguleert emoties en heeft veel verbindingen met andere hersenstructuren. Functioneert als een verbindingsstation tussen cognitieve en emotionele processen. Het is essentieel voor het leren van effectieve gedragingen en maakt deel uit van het genotscentrum. Speelt een belangrijke rol bij adequate stressreacties [9](#page=9).
* **Hippocampus:** Cruciaal voor geheugen, samen met de temporale cortex. Het is een van de weinige plaatsen waar na de geboorte nog nieuwe neuronen worden aangemaakt. De hippocampus is kleiner bij mensen die als kind mishandeld zijn, wat suggereert dat stress neurogenese onderdrukt [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Basale ganglia:** Samen met de frontale cortex spelen deze een rol bij het leren van nieuwe, complexe gedragingen, inclusief het uitvoeren, plannen en onderdrukken ervan. Ze zijn betrokken bij stressreacties op aversieve stimuli en vertonen veel activiteit door de neurotransmitter dopamine [10](#page=10).
#### 2.2.5 De grote hersenen (cerebrum)
De grote hersenen bevinden zich aan de bovenkant van het CZS en bestaan uit twee helften: de linker- en rechterhemisfeer. Het buitenste laagje, de cerebrale cortex of hersenschors (grijze materie), wordt onderverdeeld in vier lobben [10](#page=10).
##### 2.2.5.1 Primaire sensorische gebieden
Drie gebieden worden als primaire sensorische gebieden beschouwd [10](#page=10):
* **Somatosensorische cortex:** Ontvangt gewaarwordingen van aanraking, pijn, druk en temperatuur. Het is somatotopisch georganiseerd: een specifieke regio in de cortex is verantwoordelijk voor de gevoeligheid van een specifiek lichaamsdeel. Gelegen aan de voorkant van de pariëtale lob [10](#page=10).
* **Primaire visuele cortex:** Bevindt zich in het achterste deel van de occipitale lob. Ontvangt signalen van de ogen, die worden verwerkt tot betekenisvolle waarnemingen in andere lobben. Beperkt zich tot het detecteren van eenvoudige kenmerken. Stimulatie kan leiden tot het waarnemen van lichtvlekken [10](#page=10) [11](#page=11).
* **Primaire auditieve cortex:** Gelegen in de temporale lob. Hier komen gehoorsignalen aan. Stimulatie leidt tot betekenisloos lawaai, wat aangeeft dat de verdere geluidsverwerking door andere hersendelen plaatsvindt [10](#page=10) [11](#page=11).
##### 2.2.5.2 Motorische cortex
* **Motorische cortex:** Gelegen aan de achterkant van de frontale lob, achter de sulcus centralis. Door gekruiste zenuwverbindingen controleert de motorische cortex aan de linkerhersenhelft de bewegingen aan de rechterkant van het lichaam en vice versa. Volledige vernietiging leidt tot hemiplegie (halfzijdige verlamming van de tegenovergestelde lichaamshelft). Hoe complexer de beweging, hoe groter het gewijde hersengebied [11](#page=11).
##### 2.2.5.3 De associatiezones
De cerebrale cortex is onderverdeeld in vier lobben, die elk associatiezones bevatten die verantwoordelijk zijn voor de verwerking en interpretatie van informatie [11](#page=11).
* **Frontale lob/cortex:** Verantwoordelijk voor de verwerking en interpretatie van informatie, planning, supervisie en evaluatie van gedrag. Schade kan leiden tot verminderde initiatie van nieuwe activiteiten, problemen met aandacht, verstoorde langetermijnplanning, en problemen met emotieregulatie. Bevat het gebied van Broca, cruciaal voor spraakproductie. Symptomen van beschadigde frontale lobben lijken op die van sommige progressieve hersenziekten, zoals dementie, waarbij individuele functies intact blijven maar coördinatie en doelgerichtheid afnemen [12](#page=12).
* **Pariëtale cortex:** Speelt een rol bij het integreren en lokaliseren van diverse informatie (spatiale aandacht). Schade kan leiden tot agnosie voor vingers en handen (vingeragnosie), rekenproblemen (acalculie), en problemen met lezen (alexie). Letsel kan leiden tot hemineglect (vooral na rechts pariëtaal letsel), waarbij de patiënt een helft van het visuele veld verwaarloost. Dit is een aandachtsprobleem, geen visueel probleem [12](#page=12).
* **Occipitale cortex:** Verwerkt visuele informatie die via de primaire visuele cortex binnenkomt. Schade kan leiden tot apperceptieve agnosie, waarbij patiënten wel lijnen, kleuren en bewegingen kunnen zien, maar individuele elementen van een stimulus niet meer tot een geheel kunnen samenvoegen, zelfs geen letters kunnen kopiëren [12](#page=12).
* **Temporale cortex:** Verantwoordelijk voor het verwerken en herkennen van stimuli [12](#page=12).
* Een deel nabij de occipitale lob is betrokken bij het herkennen van visuele objecten. Schade hier kan leiden tot associatieve agnosie, waarbij patiënten wel figuren kunnen kopiëren, maar ze niet kunnen benoemen [12](#page=12) [13](#page=13).
* Rond de primaire auditieve cortex verwerkt dit gebied auditieve informatie. Schade kan leiden tot auditieve agnosie, waarbij geluiden wel worden gehoord, maar niet herkend [13](#page=13).
* Rond de hippocampus speelt de temporale cortex een cruciale rol bij het opslaan en oproepen van herinneringen, en bij het integreren van geheugensporen. Schade kan geheugenproblemen of amnesie veroorzaken [13](#page=13).
* Nabij de septum en amygdala is de temporale cortex betrokken bij emoties [13](#page=13).
### 2.3 Het brein in actie
Diverse technieken worden gebruikt om de werking van de hersenen te bestuderen [13](#page=13).
#### 2.3.1 Letselstudies
Door hersenletsels te bestuderen en de gevolgen voor gedrag te analyseren, wordt hersenactiviteit aan gedrag gekoppeld. Bij dieren worden letsels aangebracht om te observeren welk gedrag hierdoor verdwijnt. Nadelen zijn de diffuse aard van letsels en de mogelijke overschaduwing van gedrag door andere factoren [13](#page=13).
#### 2.3.2 Elektrische activiteit: EEG en MEG
* **Elektro-encefalogram (EEG):** Registreert hersenactiviteit via elektroden op de schedel, meetend elektrische activiteit over relatief grote oppervlakken [13](#page=13).
* **Event-Related Potential (ERP):** De elektrische activiteit van de hersenen als reactie op een specifieke prikkel. Door herhaaldelijk dezelfde stimulus aan te bieden en de signalen te middelen, worden toevallige bewegingen uitgezuiverd. Dit helpt te meten hoe snel de hersenen informatie oppikken en erop reageren [14](#page=14).
* **Magnetische encefalogram (MEG):** Een recentere, verbeterde versie van het EEG waarbij magnetisme wordt gebruikt in plaats van elektroden [14](#page=14).
#### 2.3.3 Elektrische stimulatie en TMS
Delen van de hersenen kunnen worden gestimuleerd om de gevolgen ervan na te gaan. Transcraniële magnetische stimulatie (TMS) gebruikt een magnetisch veld om kortstondig de neuronale communicatie te verstoren en de effecten te bestuderen [14](#page=14).
#### 2.3.4 Hersenscans (PET en fMRI)
Hersengebieden die actief zijn, hebben meer bloed nodig [14](#page=14).
* **PET (positron emissie tomografie):** Meet bloedtoevoer door een licht radioactief geladen stof in te spuiten [14](#page=14).
* **fMRI (functional magnetic resonance imaging):** Meet de kernspinresonantie van rode bloedcellen om zuurstofgebruik te bepalen zonder radioactieve stoffen [14](#page=14).
> **Tip:** Hersenscans hebben de beperking dat ze geen nauwkeurig beeld geven van de tijdsverloop van processen. Daarom wordt fMRI vaak gecombineerd met EEG/ERP voor gedetailleerde analyse [14](#page=14).
### 2.4 Netwerken in de hersenen
De hersenen functioneren via netwerken van nauw samenwerkende gebieden, waarbij een gebied bij meerdere netwerken betrokken kan zijn [15](#page=15).
* **Het standaardnetwerk (Default Mode Network):** Actief tijdens momenten van rust en wanneer de persoon niet op de buitenwereld gericht is, zoals bij mijmeren of dagdromen. Dit netwerk is nauw verbonden met de hippocampus en temporale cortex, wat de uitwisseling van geheugeninformatie vergemakkelijkt. Het wordt gezien als een "stationair draaiend brein" in plaats van een volledig rustende toestand [15](#page=15).
* **Het brein gericht op de buitenwereld (Dorsaal aandachtsnetwerk):** Actief wanneer personen zich richten op de buitenwereld en stimuli waarnemen. Deze gebieden liggen rond de motorische en somatosensorische cortex [15](#page=15).
* **Het frontopariëtale controlenetwerk:** Actief wanneer gedrag doelgericht is, met betrokkenheid van de frontale en pariëtale cortex. Dit netwerk werkt samen met het default mode network en het dorsale aandachtsnetwerk [15](#page=15).
#### 2.4.1 Interacties tussen verafgelegen hersengebieden
Het begrijpen van geschreven woorden vereist interactie tussen de occipitale, temporale, frontale en pariëtale lobben. De verwerking van geschreven woorden doet een beroep op de gesproken vorm [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 2.4.2 Hersenlateralisatie
Hoewel de hersenen fysiek symmetrisch zijn, zijn de twee hemisferen functioneel verschillend, wat leidt tot lateralisatie van functies [16](#page=16).
* **Spraak- en taalcentra:**
* **Gebied van Broca (linker frontale lob):** Cruciaal voor spraakproductie. Schade leidt tot afasie van Broca (traag en moeizaam spreken, maar intact begrip) [16](#page=16).
* **Gebied van Wernicke (grensgebied linker pariëtale, temporale, occipitale lob):** Essentieel voor taalbegrip. Schade leidt tot afasie van Wernicke (vlot spreken, maar geen taalbegrip) [16](#page=16).
De vijf processen in het uitspreken van woorden omvatten: boodschap activeren, woordvormen activeren (gebied van Wernicke), monitoring, opdelen in lettergrepen (gebied van Broca), en de motorische uitvoering [16](#page=16).
* **Linkshandigen vs. rechtshandigen:** Bij een klein aantal mensen kan schade aan de rechterhersenhelft spraakproblemen veroorzaken [17](#page=17).
#### 2.4.3 Split-brain experimenten
Bij patiënten met een doorgesneden corpus callosum (grootste verbinding tussen hemisferen) is informatie in de ene hemisfeer niet bereikbaar voor de andere. Deze experimenten hebben unieke inzichten geboden in hersenlateralisatie. De rechterhemisfeer is dominant voor het richten van aandacht en gezichtswaarneming [17](#page=17).
> **Example:** Een split-brain patiënt die een voorwerp in zijn linkerhand kreeg (verbonden met de rechterhemisfeer) kon het voorwerp niet benoemen, maar kon wel met zijn linkerhand antwoorden op vragen over het voorwerp, wat de rol van de rechterhemisfeer in taalbegrip aantoont [17](#page=17).
#### 2.4.4 Hersenplasticiteit
Dit is het vermogen van de hersenen om hun organisatie en functies te herschikken als reactie op veranderde omstandigheden [18](#page=18).
* **Spontaan herstel:** Direct na hersenbeschadiging zijn de gevolgen het grootst, gevolgd door een periode van (soms verbazingwekkend) herstel. Dit omvat het opruimen van beschadigde neuronen en de overname van functies door overgebleven weefsel. Dendrieten kunnen groeien en krimpen, en nieuwe synaptische verbindingen kunnen worden gevormd, waarbij gliacellen een belangrijke rol spelen. Rehabilitatieoefeningen kunnen dit proces versterken [18](#page=18).
* **Recuperatie van minder gebruikte hersengebieden:** Vroeger werd gedacht dat hersenplasticiteit beperkt was tot associatiezones, maar onderzoek toont aan dat ook primaire sensorische en motorische gebieden zich kunnen reorganiseren. Bijvoorbeeld, bij ratten na hersenletsel, de somatosensorische cortex die reageerde op een arm, ging reageren op aanraking van het gezicht. Blinde personen vertonen activiteit in de visuele cortex bij klankdiscriminatie, en dove personen in de auditieve cortex bij visuele taken [18](#page=18).
* **Verandering door oefening:** Gebieden die veel gebruikt worden, breiden zich uit. Dit is te zien bij blinde personen die braille lezen, beroepsmusici, en bij het herkennen van mensengezichten [18](#page=18).
#### 2.4.5 Verschillen tussen mannen en vrouwen
De algemene organisatie van de hersenen is gelijk, maar het patroon van windingen, groeven en actieve netwerken bij bepaalde taken kan verschillen tussen mannen en vrouwen, deels aangeboren [18](#page=18).
---
# Het brein in actie en de invloed van netwerken en plasticiteit
Dit onderwerp onderzoekt hoe hersenactiviteit wordt bestudeerd, hoe hersennetwerken functioneren en hoe de hersenen zich kunnen aanpassen door middel van plasticiteit.
### 3.1 Technieken om hersenactiviteit te bestuderen
Het bestuderen van hersenactiviteit is cruciaal om de relatie tussen hersenen en gedrag te begrijpen.
#### 3.1.1 Letselstudies
Letselstudies maken gebruik van patiënten met hersenschade om te achterhalen welke functies specifieke hersengebieden vervullen. Deze methode heeft aangetoond dat letsels aan de linkerhersenhelft vaker leiden tot taalproblemen dan letsels aan de rechterhersenhelft. Een voordeel is de beschikbaarheid van gedocumenteerde gevallen, maar een nadeel is dat letsels vaak diffuus zijn en meerdere gebieden aantasten. Bij dieren worden experimenteel letsels aangebracht om gedragsveranderingen te observeren [13](#page=13).
#### 3.1.2 Elektrische activiteit
De elektrische activiteit van de hersenen kan gemeten worden met verschillende technieken.
##### 3.1.2.1 Elektro-encefalogram (EEG)
Het EEG registreert elektrische hersenactiviteit via elektroden op de schedel, wat gevoelig is voor neuronale correlaten van gedrag [13](#page=13).
* **Event-Related Potential (ERP):** Een ERP is de elektrische activiteit van de hersenen als reactie op een specifieke stimulus. Door herhaaldelijk dezelfde stimulus aan te bieden en de signalen te middelen, worden willekeurige bewegingen uitgezuiverd. Dit helpt bij het bepalen van de snelheid waarmee de hersenen informatie oppikken en erop reageren. ERP's kunnen ook een indicatie geven van de oorsprong van het signaal. Onderzoek toonde aan dat bij fouten de hersenactiviteit eerst negatief en daarna positief werd, en dat de reactie op fouten verminderde door vermoeidheid [14](#page=14).
##### 3.1.2.2 Magneto-encefalogram (MEG)
Het MEG is een verbeterde versie van EEG waarbij magnetisme in plaats van elektroden wordt gebruikt [14](#page=14).
#### 3.1.3 Elektrische stimulatie
Het stimuleren van specifieke hersengebieden kan inzicht geven in hun functie [14](#page=14).
* **Transcranial Magnetic Stimulation (TMS):** Met TMS wordt een magnetisch veld door de hersenen gestuurd om de neuronale communicatie tijdelijk te verstoren, waardoor een kortstondig 'letsel' ontstaat om de gevolgen te bestuderen [14](#page=14).
#### 3.1.4 Hersenscans
Hersenscans meten de bloedtoevoer naar actieve hersengebieden.
* **PET (Positron Emission Tomography):** Bij PET-scans wordt een licht radioactieve stof geïnjecteerd om de bloedtoevoer naar de hersenen te meten [14](#page=14).
* **fMRI (functional Magnetic Resonance Imaging):** fMRI meet de kernspinresonantie van rode bloedcellen om te bepalen welke gebieden veel zuurstof verbruiken, zonder radioactieve stoffen. Onderzoek met fMRI naar foutendetectie toonde aan dat activering altijd aan de binnenkant van de frontale lobben plaatsvindt. De grootste beperking van scans is de beperkte temporele resolutie. Het simultane gebruik van fMRI en EEG/ERP kan gedetailleerde neurale circuits ontrafelen [14](#page=14).
### 3.2 Netwerken in de hersenen
Hersengebieden werken samen in netwerken, waarbij een gebied deel kan uitmaken van meerdere netwerken en verschillende rollen kan vervullen [15](#page=15).
#### 3.2.1 Het standaardnetwerk (Default Mode Network)
Dit netwerk van associatiezones is actief tijdens momenten van rust of wanneer de aandacht niet op de buitenwereld gericht is. Oorspronkelijk werd gedacht dat dit het rustnetwerk van de hersenen was. Nu wordt het geassocieerd met mijmeren, dagdromen, het ophalen van herinneringen en denken aan de toekomst. Het heeft nauw contact met de hippocampus en de temporale cortex voor gemakkelijke geheugenuitwisseling. Het kan worden gezien als een diffuse alertheid van de omgeving of een stationair draaiend brein [15](#page=15).
#### 3.2.2 Netwerken gericht op de buitenwereld
Wanneer personen gericht zijn op de buitenwereld, wordt een ander netwerk van associatiezones actief.
* **Dorsale aandachtsnetwerk:** Dit netwerk, gelegen rond de motorische en somatosensorische cortex, is actief bij het waarnemen van stimuli en gaat gepaard met actieve sensorische gebieden [15](#page=15).
#### 3.2.3 Het frontopariëtale controlenetwerk
Dit netwerk is actief bij doelgericht gedrag en omvat de frontale en pariëtale cortex. Het helpt doelen te bewaken en de aandacht te sturen. Dit netwerk interageert met zowel het binnengerichte standaardnetwerk als het buitengerichte dorsale aandachtsnetwerk [15](#page=15).
* **Interacties tussen verafgelegen hersengebieden:** De betekenis van geschreven woorden activeert gebieden in de occipitale, temporale, frontale en pariëtale lobben. Bij geschreven woorden is de frontale lob zelfs sneller actief dan de temporale lob. De verwerking van geschreven woorden doet een beroep op de gesproken vorm ervan [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 3.2.4 Hersengebieden in meerdere netwerken
Eenzelfde hersengebied kan bij verschillende netwerken betrokken zijn en verschillende rollen vervullen. Bijvoorbeeld, de visuele cortex is actief bij het waarnemen van visuele stimuli, maar ook wanneer iemand aan visuele stimuli denkt. Ook bij het denken aan een beweging wordt de motorische cortex actief. De hippocampus speelt ook een rol bij het ophalen van kennis en herinneringen, wat bijdraagt aan de levendigheid van woordbetekenissen [16](#page=16).
### 3.3 Hersenlateralisatie
Hoewel de hersenen fysiek symmetrisch zijn, zijn de twee hersenhelften functioneel verschillend en zijn bepaalde functies meer uitgesproken aan één kant [16](#page=16).
#### 3.3.1 Spraak- en taalcentra
* **Gebied van Broca:** Gelegen in de frontale lob van de linkerhersenhelft, is dit gebied cruciaal voor taalproductie. Schade leidt tot langzaam en moeizaam spreken met intact taalbegrip (afasie van Broca) [16](#page=16).
* **Gebied van Wernicke:** Dit grenst aan de pariëtale, temporale en occipitale lob van de linkerhersenhelft en is essentieel voor taalbegrip. Schade hier resulteert in vlot spreken zonder taalbegrip (afasie van Wernicke) [16](#page=16).
Vijf processen zijn betrokken bij het uitspreken van woorden: het activeren van de boodschap (concepten) in de temporale lob, het activeren van woordvormen nabij de temporale en pariëtale lob (inclusief Wernicke's gebied), een monitoringproces om de juiste woordvormen te selecteren in de bovenkant van de temporale lob, het opdelen van woordvormen in lettergrepen voor uitspraak in de frontale lob (Broca's gebied), en de uiteindelijke spierbeweging via de motorische cortex [16](#page=16).
#### 3.3.2 Linkshandigen versus rechtshandigen
Bij een beperkt aantal mensen kan schade aan de rechterhersenhelft leiden tot spraakproblemen [17](#page=17).
#### 3.3.3 Split-brain experimenten
Bij split-brain patiënten is het corpus callosum, de grootste verbinding tussen de twee hersenhelften, doorgesneden. Dit werd gedaan als behandeling voor epilepsie, om de verspreiding van epileptische aanvallen te beperken. Door deze ingreep was informatie in de ene hersenhelft onbereikbaar voor de andere, wat unieke mogelijkheden bood voor onderzoek naar hersenlateralisatie [17](#page=17).
* **Onderzoeksbevindingen:** Split-brain patiënten konden voorwerpen in hun rechterhand (verbonden met de linkerhersenhelft) waarnemen en benoemen, maar niet de ervaringen verwoorden van voorwerpen die ze met hun linkerhand aanraakten. De rechterhersenhelft kon echter wel begrepen taal verwerken; de linkerhand kon perfect antwoorden en voorwerpen aanraken die gevraagd werden [17](#page=17).
De rechterhersenhelft is dominant voor aandacht en gezichtswaarneming. Letsel aan de rechterkant kan leiden tot hemineglect, waarbij de linkerhelft van het lichaam en de omgeving verwaarloosd wordt. De rechterhersenhelft is ook beter in het herkennen van gezichten, wat blijkt uit extra activiteit in de onderste temporale lob bij het zien van gezichten [17](#page=17).
### 3.4 Hersenplasticiteit
Hersenplasticiteit is het vermogen van de hersenen om hun organisatie en functies te herschikken onder veranderde omstandigheden [18](#page=18).
#### 3.4.1 Spontaan herstel
Na hersenbeschadiging treedt direct na het letsel het grootst gevolgen op, gevolgd door een periode van spontaan herstel in de weken daarna. Dit herstel omvat het opruimen van beschadigde neuronen en het overnemen van functies door overgebleven weefsel. Studies met ratten tonen aan dat dendrieten kunnen groeien en krimpen, en er nieuwe synaptische verbindingen gevormd kunnen worden, waarbij gliacellen een belangrijke rol spelen. Dit herstel kan versterkt worden door gerichte rehabilitatieoefeningen [18](#page=18).
#### 3.4.2 Recuperatie van minder gebruikte hersengebieden
Vroeger werd aangenomen dat plasticiteit beperkt was tot associatiezones, terwijl primaire sensorische en motorische gebieden onveranderlijk waren. Onderzoek van Edward Taub met apen toonde een massieve reorganisatie van de somatosensorische cortex na vernietiging van zenuwverbindingen; het deel dat reageerde op de arm, reageerde nu op aanraking van het gezicht [18](#page=18).
Ook bij mensen die blind geboren zijn, vertoont de visuele cortex activiteit bij klankdiscriminatietaken, en bij dove mensen de auditieve cortex bij visuele taken. Dit kan verklaard worden door directe synaptische connecties tussen visuele en auditieve cortex bij de geboorte, die normaal gesnoeid worden, maar behouden blijven als een van de gebieden geen input ontvangt [18](#page=18).
#### 3.4.3 Verandering door oefening
Wanneer een hersengebied veel gebruikt wordt, kan het zich uitbreiden door naburig weefsel in te palmen. Dit is te zien bij blinde personen die braille lezen, beroepsmusici, en zelfs bij volwassenen die vroeger Pokémon speelden, waarvoor een specifiek gebied in de hersenen geactiveerd werd voor het herkennen van mensengezichten [18](#page=18).
* **In de kijker: verschillen tussen mannen en vrouwen:** Hoewel de algemene organisatie van de hersenen gelijk is, verschillen het patroon van windingen, groeven en de netwerkanalogie van actieve hersengebieden bij specifieke taken tussen mannen en vrouwen, deels aangeboren [18](#page=18).
---
# Het endocriene systeem en genetische invloeden op gedrag
Dit gedeelte bespreekt het endocriene systeem met zijn hormonen en klieren, en introduceert de basisprincipes van erfelijkheidsleer en gedragsgenetica.
### 4.1 Het endocriene systeem
Het endocriene systeem is een tweede communicatiesysteem naast het zenuwstelsel, dat via hormonen, chemische boodschappers in de bloedbaan, ons gedrag en onze emoties kan beïnvloeden [19](#page=19).
#### 4.1.1 Klieren en hormonen
Het systeem bestaat uit diverse klieren die hormonen afscheiden [19](#page=19).
* **De hypofyse**
De hypofyse is een cruciale schakel tussen de hypothalamus en de bloedbaan. De hypothalamus scheidt stoffen af die de hypofyse bereiken, waarna de hypofyse deze hormonen in de bloedbaan afgeeft. De meeste hormonen van de hypofyse hebben een indirect effect door de productie en afscheiding van hormonen in andere klieren te stimuleren of te onderdrukken. Sommige hormonen, zoals noradrenaline en oxytocine, fungeren ook als neurotransmitters [19](#page=19).
* **Bijnieren**
De bijnieren reageren op stress door adrenaline af te scheiden, wat leidt tot een verhoogde bloedglucosewaarde. Ze produceren ook geslachtshormonen [19](#page=19).
* Het bijniermerg, het binnenste deel, is essentieel bij stressreacties door de afscheiding van adrenaline en noradrenaline in de bloedbaan, wat zorgt voor meer energie via verhoogde bloedglucose en een snellere hartslag [19](#page=19).
* De bijnierschors, het buitenste deel, produceert mannelijke en vrouwelijke geslachtshormonen. Schade hieraan kan leiden tot verstoring van deze hormonen en zichtbare mannelijke kenmerken bij vrouwen, wat kan voortkomen uit erfelijkheid of tumoren [19](#page=19).
* **Geslachtsklieren**
Onder invloed van de hypothalamus (en met tussenkomst van de hypofyse) synthetiseren de geslachtsklieren geslachtsspecifieke hormonen. Deze hormonen zorgen ervoor dat weefsels mannelijke of vrouwelijke kenmerken ontwikkelen [19](#page=19).
* Vrouwen produceren oestrogeen en progesteron [19](#page=19).
* Mannen produceren testosteron [19](#page=19).
* **Pijnappelklier**
De pijnappelklier bevindt zich tussen de thalamus en de kleine hersenen. Een overschot aan melatonine, een hormoon dat hier wordt afgescheiden, wordt door sommige psychologen beschouwd als een oorzaak van seizoensgebonden stemmingsstoornissen, aangezien zonlicht de productie ervan vermindert. Melatonine speelt een rol bij het reguleren van slaap [19](#page=19) [20](#page=20).
### 4.2 Erfelijke en prenatale invloeden
#### 4.2.1 Erfelijkheidsleer en gedragsgenetica
De bevindingen van Gregor Mendel vormden de basis voor de erfelijkheidsleer. Mendel bestudeerde de overerving van kenmerken door planten te kruisen en de eigenschappen van opeenvolgende generaties te observeren. Hij ontdekte dat erfelijk materiaal van beide ouderplanten wordt doorgegeven en introduceerde de termen recessieve en dominante genen [20](#page=20).
* **Recessieve genen** komen alleen tot uiting als ze in het erfelijk materiaal van zowel de moeder- als vaderplant aanwezig zijn, zoals het gen voor mucoviscidose [20](#page=20).
* **Dominante genen** komen tot uitdrukking zodra ze aanwezig zijn, zoals het gen voor bruine ogen [20](#page=20).
#### 4.2.2 Chromosomen en DNA
Erfelijk materiaal is verpakt in chromosomen, die in vrijwel alle cellen van het menselijk lichaam voorkomen, behalve in rode bloedcellen. Een mens heeft 46 chromosomen, verdeeld over 23 paren (één van de moeder en één van de vader). De autosomen zijn geordend van groot naar klein [20](#page=20).
* **Geslachtschromosomen**
* Mannen hebben X- en Y-chromosomen (X is groot, Y is klein). Aangezien het Y-chromosoom uniek is voor mannen, kan het worden gebruikt om de mannelijke lijn te traceren [20](#page=20).
* Vrouwen hebben twee X-chromosomen. Elke cel bevat in de mitochondriën (kleine celorganellen die zorgen voor energie en stofwisseling) een beetje DNA dat altijd afkomstig is van de eicel, aangezien de zaadcel te klein is om dit te bevatten. Door dit mitochondriale DNA te analyseren, kan de vrouwelijke lijn worden bepaald [20](#page=20).
Bij de autosomen komen genen in tweevoud voor, één van elke ouder, en geldt het principe van gendominantie. Dit principe geldt ook voor de vrouwelijke geslachtschromosomen, maar niet bij mannen omdat het X-chromosoom veel meer genen bevat dan het Y-chromosoom. Dit verklaart waarom sommige stoornissen, zoals kleurenblindheid, vaker bij mannen voorkomen, omdat recessieve genen op het X-chromosoom bij hen al tot expressie kunnen komen [21](#page=21).
#### 4.2.3 DNA en de genetische code
DNA (desoxyribonucleïnezuur) werd ontdekt door James Watson en Francis Crick. Zij ontdekten dat DNA bestaat uit een dubbele helixstructuur, opgebouwd uit een reeks van vier basenparen: adenine (A), guanine (G), cytosine (C) en thymine (T). Deze basen paren altijd met hun complement (T met A, en C met G). Het menselijk genoom bestaat uit ongeveer 3 miljard basenparen [21](#page=21).
Een verrassende ontdekking was dat een aanzienlijk deel van het menselijk DNA overeenkomt met dat van dieren, bijvoorbeeld 98,6% met dat van chimpansees [21](#page=21).
De genetische code wordt gebruikt om eiwitten te kopiëren, die verantwoordelijk zijn voor de meeste celuncties. Hiervoor worden slechts kleine delen van het DNA gebruikt, de genen, die ongeveer 3% van de basenparen vormen. Er wordt geschat dat er 20.000 tot 25.000 genen zijn, vergelijkbaar met andere zoogdieren. Een groot deel van het DNA wordt beschouwd als "junk-DNA" en speelt een rol bij de regulatie van genen en het aan- en uitschakelen ervan. Dit is nodig omdat sommige genen slechts op specifieke momenten actief moeten zijn [21](#page=21).
* **Fenotype** verwijst naar de genetische samenstelling van een individu [21](#page=21).
* **Genotype** verwijst naar de zichtbare en meetbare kenmerken [21](#page=21).
#### 4.2.4 Gedragsgenetica
Mensen zijn genetisch 99,4-99,8% gelijkend. Veranderingen in de basensequenties kunnen gedragsveranderingen veroorzaken op verschillende manieren [21](#page=21) [22](#page=22):
* Een verandering in een gen kan leiden tot een verandering in het eiwit dat wordt gecodeerd [22](#page=22).
* Veranderingen in genregulatie kunnen de beschikbaarheid van eiwitten verhogen of verlagen [22](#page=22).
* Veranderingen in genregulatie kunnen de distributie van genexpressie over het lichaam beïnvloeden [22](#page=22).
* Veranderingen in genregulatie kunnen de neurotransmissie en de werking van hormonen beïnvloeden [22](#page=22).
Gedragsgenetica is het onderzoeksveld dat bestudeert hoe het genoom en de omgeving interageren om bepaalde kenmerken te produceren. Onderzoeksmethoden zijn bij dieren uitgebreider dan bij mensen en omvatten onder andere selectieve teelt en biotechnologische methoden [22](#page=22).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Neuron | Een zenuwcel; de basiseenheid van het zenuwstelsel, verantwoordelijk voor het doorgeven van informatie via elektrochemische signalen. |
| Dendriet | Een uitloper van een neuron die signalen van andere neuronen ontvangt en doorgeeft aan het cellichaam. |
| Axon | Een lange, dunne vezel van een neuron die elektrische impulsen weg van het cellichaam geleidt naar andere neuronen, spieren of klieren. |
| Neurogenese | Het proces van de aanmaak van nieuwe neuronen, wat gedurende de hele volwassenheid kan plaatsvinden en belangrijk is voor leren en geheugen. |
| Sensorische neuron | Een neuron dat informatie van zintuiglijke receptoren of lichaamsweefsels naar het centrale zenuwstelsel geleidt. |
| Motorische neuron | Een neuron dat signalen van het centrale zenuwstelsel naar spieren, klieren of organen geleidt om een reactie te bewerkstelligen. |
| Interneuron | Een neuron dat informatie tussen andere neuronen binnen het centrale zenuwstelsel doorgeeft. |
| Rustpotentiaal | De elektrische spanning over het celmembraan van een neuron wanneer het niet wordt gestimuleerd; typisch negatief aan de binnenkant ten opzichte van de buitenkant. |
| Actiepotentiaal | Een snelle, tijdelijke verandering in het elektrische potentiaal over het celmembraan van een neuron, die een signaal genereert dat door het axon wordt doorgegeven. |
| Alles of niets wet | Het principe dat een neuron ofwel volledig reageert op een stimulus die de drempelwaarde overschrijdt, ofwel helemaal niet reageert. |
| Myelineschede | Een isolerende laag vet rondom het axon van veel neuronen, die de snelheid van de impulsgeleiding verhoogt. |
| Synaps | De functionele verbinding tussen twee neuronen of tussen een neuron en een doelcel, waar informatieoverdracht plaatsvindt, meestal via neurotransmitters. |
| Neurotransmitter | Een chemische boodschapper die door een neuron wordt vrijgegeven om signalen over te dragen aan een andere cel bij een synaps. |
| Dopamine | Een neurotransmitter die betrokken is bij bewegingscontrole, beloning, motivatie en cognitieve functies, en waarvan disfunctie geassocieerd wordt met aandoeningen als Parkinson en schizofrenie. |
| Serotonine | Een neurotransmitter die een rol speelt bij stemming, slaap en eetlust, en waarvan veranderingen geassocieerd worden met depressie en angststoornissen. |
| Acetylcholine | Een neurotransmitter die betrokken is bij bewegingscontrole (neuromusculaire junctie) en bij geheugenprocessen in het centrale zenuwstelsel. |
| GABA | Gamma-aminoboterzuur; de belangrijkste remmende neurotransmitter in de hersenen, die de neuronale activiteit vermindert en betrokken is bij de regulatie van angst en slaap. |
| Endorfine | Endogene peptiden die werken als neurotransmitters en pijnstillende effecten hebben, en die betrokken zijn bij gevoelens van welzijn en euforie. |
| Gliacellen | Ondersteunende cellen in het zenuwstelsel die helpen bij het voeden, isoleren en beschermen van neuronen, en die een rol spelen bij synapsvorming en myelinisatie. |
| Centraal zenuwstelsel (CZS) | Het deel van het zenuwstelsel dat bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. |
| Perifeer zenuwstelsel (PZS) | Het deel van het zenuwstelsel dat buiten het centrale zenuwstelsel valt, bestaande uit alle zenuwen die het CZS verbinden met de rest van het lichaam. |
| Autonoom zenuwstelsel | Het deel van het perifere zenuwstelsel dat onbewuste lichaamsfuncties regelt, zoals hartslag, ademhaling en spijsvertering, onderverdeeld in het sympathische en parasympathische systeem. |
| Hersenschors (cerebrale cortex) | De buitenste laag van de grote hersenen, verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies zoals taal, geheugen, waarneming en bewustzijn. |
| Limbische systeem | Een complex netwerk van hersenstructuren, waaronder de amygdala, hippocampus en hypothalamus, dat betrokken is bij emoties, motivatie, geheugen en leren. |
| Hippocampus | Een hersenstructuur binnen het limbisch systeem, cruciaal voor de vorming van nieuwe herinneringen en ruimtelijke navigatie. |
| Amygdala | Een hersenstructuur binnen het limbisch systeem, betrokken bij de verwerking van emoties, met name angst, en bij het leren van associaties. |
| Hersenstam | Het onderste deel van de hersenen dat de hersenen verbindt met het ruggenmerg en vitale functies zoals ademhaling, hartslag en slaap-waakcycli regelt. |
| Hersenplasticiteit | Het vermogen van de hersenen om hun structuur en functie te reorganiseren als reactie op ervaring, leren, verwondingen of veranderingen in de omgeving. |
| Endocriene systeem | Een systeem van klieren die hormonen produceren en afscheiden in de bloedsomloop om diverse lichaamsfuncties en gedragingen te reguleren. |
| Hormoon | Een chemische boodschapper die door endocriene klieren wordt geproduceerd en via de bloedsomloop naar doelorganen wordt getransporteerd om fysiologische effecten te veroorzaken. |
| Hypofyse | Een kleine endocriene klier aan de basis van de hersenen die hormonen produceert die veel andere endocriene klieren reguleren en een cruciale rol speelt in groei, metabolisme en reproductie. |
| Chromosoom | Een structuur in de celkern die bestaat uit DNA en eiwitten, en die genetisch materiaal draagt. |
| DNA (Desoxyribonucleïnezuur) | Het molecuul dat genetische informatie draagt en de blauwdruk vormt voor de ontwikkeling en functie van alle levende organismen. |
| Gen | Een segment van DNA dat de instructies bevat voor de synthese van een specifiek eiwit of RNA-molecuul, en dat een erfelijke eigenschap bepaalt. |
| Fenotype | De observeerbare fysieke of biochemische eigenschappen van een individu, die het resultaat zijn van de interactie tussen het genotype en omgevingsfactoren. |
| Genotype | De genetische samenstelling van een individu, bestaande uit alle genen die het bezit. |
| Gedragsgenetica | Een onderzoeksveld dat de genetische basis van gedrag bestudeert en hoe genen en omgeving interageren om individuele verschillen in gedrag te produceren. |