Cover
Empieza ahora gratis GP 11.pdf
Summary
# Copingsstijlen en -strategieën
Dit onderwerp verkent de verschillende manieren waarop individuen omgaan met stressvolle situaties door middel van probleemgerichte en emotieregulatiestrategieën, en evalueert de effectiviteit ervan [1](#page=1).
### 1.1 Wat is coping?
Coping verwijst naar de inspanningen die iemand levert om stressoren te hanteren, te verminderen of te tolereren. Het Transactionele Model van Lazarus wordt gezien als een fundamenteel model voor het begrijpen van stress en coping. Dit model beschouwt stress als een dynamisch proces dat ontstaat uit de interactie tussen de persoon en zijn omgeving, waarbij zowel primaire als secundaire beoordelingen van gebeurtenissen een rol spelen. Coping kan gericht zijn op het veranderen van de stressor zelf (probleemgerichte coping) of op het reguleren van de emotionele reactie erop (emotieregulatie coping) [1](#page=1).
Lazarus en Folkman beschreven vijf belangrijke functies van coping voor succesvolle aanpassing aan stressoren :
* Het verminderen van de effecten van schadelijke externe omstandigheden [1](#page=1).
* Het tolereren of doorstaan van negatieve gebeurtenissen [1](#page=1).
* Het behouden van een positief zelfbeeld [1](#page=1).
* Het behouden van een positieve emotionele balans of het verminderen van emotionele verstoringen [1](#page=1).
* Het onderhouden van bevredigende relaties met anderen, ook al verdwijnt de stressor niet [1](#page=1).
Coping kan actief of passief zijn en omvat zowel cognitieve als gedragsmatige strategieën [1](#page=1).
#### 1.1.1 Copingstijlen en -strategieën
Folkman en Lazarus onderscheidden in hun "Ways of Coping"-vragenlijst twee hoofdcategorieën van copingsstrategieën: probleemgerichte coping en emotieregulatie coping. Binnen deze categorieën zijn diverse strategieën geïdentificeerd, waaronder [1](#page=1):
* **Confronteren:** Directe aanpak van de stressor [1](#page=1).
* **Afstand nemen:** Mentale of gedragsmatige terugtrekking [1](#page=1).
* **Zelfcontrole:** Reguleren van eigen emoties en gedrag [1](#page=1).
* **Sociale steun zoeken:** Hulp en begrip zoeken bij anderen [1](#page=1).
* **Verantwoordelijkheid aanvaarden:** Erkennen van eigen rol in de situatie [1](#page=1).
* **Ontsnappen/vermijden:** Pogingen om de stressor te ontlopen [1](#page=1).
* **Geplande probleemoplossing:** Systematisch aanpakken van de stressor [1](#page=1).
* **Herbeoordeling:** Het veranderen van de betekenis van de stressor [1](#page=1).
Individuen beschikken over een repertoire aan copingsstrategieën die ze afhankelijk van de situatie kunnen inzetten. Niettemin hebben sommige individuen een voorkeur voor vaste copingsstrategieën [2](#page=2).
> **Tip:** Het is belangrijk te erkennen dat geen enkele copingsstrategie universeel effectief is; de effectiviteit hangt sterk af van de specifieke situatie en de persoon [2](#page=2).
Barrett merkte op dat vrouwen over het algemeen een groter risico lopen op de gevolgen van gecontroleerd gedrag, terwijl ze ook vaker verschillende copingsstrategieën toepassen in verschillende situaties. Controlegerichte coping wordt geassocieerd met proactief en preventief gedrag [2](#page=2).
##### 1.1.1.1 Effectiviteit van controlegerichte coping
De effectiviteit van controlegerichte coping is een complex terrein. Hoewel het aannemen van controle vaak wordt nagestreefd, leidt de toepassing ervan in situaties waar het onrealistisch is tot contraproductieve effecten, zoals depressieve gevoelens en gevoelens van hulpeloosheid. In dergelijke gevallen kan het accepteren van de realiteit en het toepassen van emotieregulatie coping adaptiever zijn [2](#page=2) [5](#page=5).
##### 1.1.1.2 Adaptieve coping
Adaptieve coping kan worden gedefinieerd als een probleemgerichte benadering die leidt tot aanpassing door de stressor te veranderen of te reguleren. Gedragsmatige probleemgerichte coping, zoals het verzamelen van nuttige informatie, wordt als adaptief beschouwd. Emotieregulatie coping, zoals het uiten van emoties of het ontkennen van de stressor, kan ook adaptief zijn, afhankelijk van de responsiviteit van de situatie [2](#page=2).
Het copingmodel van Lazarus suggereert dat zowel probleemgerichte als emotieregulatie strategieën adaptief kunnen zijn, afhankelijk van de flexibiliteit en de aard van de situatie. Veel studies bevestigen dit, waarbij zowel emotieregulatie coping als probleemgerichte strategieën worden toegepast. Copingflexibiliteit, het vermogen om verschillende strategieën toe te passen en te wisselen, is essentieel voor adaptief gedrag [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.1.2 Invloed van demografische en persoonskenmerken
Demografische en persoonskenmerken hebben invloed op copingsstrategieën en het succes ervan. Persoonlijke ervaringen en persoonlijkheidskenmerken leiden tot voorkeuren voor bepaalde copingsstrategieën, met name gerelateerd aan de verwachte effecten. Er zijn grote verschillen in hoe individuen hun gedrag veranderen; sommigen worden assertiever en confronterender, terwijl anderen hun doelen formeel en met meer zelfverwijt benaderen. Humor kan op korte termijn effectief zijn, maar kan ook leiden tot tegenstrijdige eisen en falen in zelfregulatie [4](#page=4).
### 1.2 Stress en cognities: subjectieve ervaring van controle
Individuen met een intern "locus of control" geloven dat zij verantwoordelijk zijn voor hun successen en falen, terwijl externe locus of control gelovigen succes toeschrijven aan externe factoren [4](#page=4).
> **Tip:** Een sterk intern locus of control wordt geassocieerd met een grotere voorkeur voor probleemgerichte coping, vooral bij het confronteren van persoonlijke of sociale stressoren [4](#page=4).
#### 1.2.1 Verschillende soorten controle
Er worden verschillende soorten controle onderscheiden [5](#page=5):
* **Gedragsmatig:** Gedrag gericht op het veranderen van de stressor [5](#page=5).
* **Cognitief:** Gedachte processen of strategieën [5](#page=5).
* **Beslissingen:** Het kiezen uit verschillende opties [5](#page=5).
* **Informationeel:** Informatie verkrijgen over de stressor [5](#page=5).
* **Retrospectief:** Controle over een gebeurtenis nadat deze heeft plaatsgevonden [5](#page=5).
Het geloof in controle, of het nu intern of extern is, is een cruciaal concept in de psychologie. Het multidimensionale concept van locus of control, zoals vastgesteld door Wallston omvat drie subschalen. Hoge scores op deze subschalen zijn geassocieerd met verschillende aspecten van coping, cognitie en gedrag. Het geloof in interne controle wordt gezien als een significante voorspeller van herstel na ziekte, op de lange termijn [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 1.2.2 Zelfeffectiviteit
Zelfeffectiviteit is een belangrijk concept binnen de cognitieve psychologie, dat verwijst naar het geloof van een individu in zijn vermogen om specifieke taken succesvol uit te voeren en gewenste resultaten te behalen. Zelfeffectiviteit is sterk gecorreleerd met gedragscontrole en draagt bij aan adaptief gedrag en revalidatieresultaten [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 1.2.3 Persoonlijk meesterschap
Persoonlijk meesterschap is een ander controlegerelateerd construct, dat verwijst naar het geloof van een individu in zijn vermogen om de eigen ervaringen te beïnvloeden. Dit geloof is voorspellend voor de effecten van zowel lichamelijke als psychische stressoren [6](#page=6).
#### 1.2.4 Hope en doelgerichtheid (Agency en Pathway)
Snyder introduceerde het construct "hope" (hoop) als een cognitief-motivationeel proces dat relevant is voor stress en coping. Hoop wordt gedefinieerd als een motivationeel bestanddeel gebaseerd op het gevoel dat men in staat is om succesvolle gebeurtenissen te creëren en doelen te bereiken. Snyder zag hoop als een overtuiging dat men in staat is om doelen te stellen en deze te bereiken via een plan. Hoop benadrukt doelgericht gedrag en bestaat uit twee concepten: agency (de motivatie om doelen te bereiken) en pathway (de geloofwaardige routes om die doelen te bereiken). Deze concepten worden beïnvloed door situationele en taakspecifieke factoren. Hoop heeft een bidirectionele en actieve relatie met coping en emotionele regulatie [6](#page=6).
---
# Stress en cognitie: subjectieve controle
Dit onderwerp bespreekt de invloed van cognitieve factoren, met name het gevoel van controle, op stressbeleving en copinggedrag [4](#page=4).
### 2.1 Het concept van controle
Subjectief ervaren controle, ofwel het gevoel van controle, verwijst naar de overtuiging dat men verantwoordelijk is voor wat er gebeurt in het eigen leven, of dit nu succes of risico's betreft. Dit staat tegenover externe factoren die deze gebeurtenissen zouden dicteren. Een algemeen gevoel van persoonlijke controle of meesterschap wordt als cruciaal beschouwd voor het welzijn. Dit concept omvat het vermogen om controle te hebben over wat er gebeurt [4](#page=4).
#### 2.1.1 Typen controle
Er worden verschillende vormen van controle onderscheiden [5](#page=5):
* **Gedragscontrole:** Het aanpassen van gedrag om de stressor te beïnvloeden of te vermijden [5](#page=5).
* **Cognitieve controle:** Het gebruik van gedachtenprocessen of strategieën om de interpretatie van de stressor te beïnvloeden [5](#page=5).
* **Beslissingscontrole:** Het kunnen kiezen uit verschillende opties voordat een gebeurtenis plaatsvindt [5](#page=5).
* **Informationele controle:** Het verkrijgen van informatie over de stressor [5](#page=5).
* **Retrospectieve controle:** Controle uitoefenen over een gebeurtenis nadat deze heeft plaatsgevonden, vaak door de betekenis ervan te herzien [5](#page=5).
Deze typen controle kunnen helpen bij het omgaan met gebeurtenissen onder stress [5](#page=5).
#### 2.1.2 Controle in onderzoek en theorievorming
De multidimensionale schaal voor locus of control (LOC), ontwikkeld door Kenneth Wallston in 1979, onderscheidt drie subschalen: interne controle, externe controle en controle over kansen. Hoge scores op interne controle, de overtuiging dat men zelf verantwoordelijk is voor gebeurtenissen, zijn geassocieerd met een scala aan positieve uitkomsten op het gebied van coping, functies en gedrag [5](#page=5).
Johnston stelt dat ervaren controle een significante voorspeller is van zowel kortetermijn- als langetermijnherstel na stressvolle gebeurtenissen. Hoewel controle een belangrijke uitkomst van behandeling of interventie kan zijn, is het nog steeds onduidelijk hoe het precies werkt en in welke mate het de feitelijke uitkomsten beïnvloedt [5](#page=5).
> **Tip:** Hoewel het vergroten van interne controle populair is als adaptieve strategie, kunnen onrealistische percepties van controle leiden tot teleurstelling. In situaties waar onrealistisch optimisme heerst, kan een geloof in interne controle juist problematisch zijn en leiden tot depressieve gevoelens en een gevoel van hulpeloosheid [5](#page=5).
#### 2.1.3 Aanpassing en coping
Het accepteren van de realiteit en het aanpassen van doelstellingen aan meer realistische of haalbare doelen kan adaptiever zijn. Het vasthouden aan centrale waarden of het vasthouden aan aspecten van een gebeurtenis waarop men invloed heeft, kan ook effect hebben op het welzijn [5](#page=5).
### 2.2 Gerelateerde concepten aan controle
#### 2.2.1 Zelfeffectiviteit
Zelfeffectiviteit is een belangrijk concept binnen de cognitieve psychologie dat verwijst naar het geloof van een persoon in zijn of haar capaciteiten om specifieke taken uit te voeren en bepaalde uitkomsten te beïnvloeden. Zelfeffectiviteit wordt vaak gecorreleerd aan specifiekere vormen van gedragscontrole, waarbij het bijdraagt aan succesvol gedrag, met name in revalidatie [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 2.2.2 Persoonlijk meesterschap
Persoonlijk meesterschap is het geloof van een individu in zijn of haar capaciteiten om persoonlijke ervaringen te beïnvloeden. Hogere overtuigingen in persoonlijk meesterschap zijn voorspellend voor beter functioneren, zowel op psychisch als fysiek vlak. Dit effect is sterker in jongere leeftijdsgroepen, maar ook op latere leeftijd is meesterschap van belang voor succes en welzijn [6](#page=6).
#### 2.2.3 Explanatory Style (Verklarende stijl)
Exploratory Style, zoals geïntroduceerd door Snyder in het construct van 'hope', is een cognitief-motivationeel proces dat relevant is voor stress en coping. Het is een motivationeel bestanddeel gebaseerd op het gevoel van vooruitgang richting succesvolle doelen. Snyder zag 'hope' als een overtuiging die individuen in staat stelt om doelen te stellen en deze te bereiken [6](#page=6).
'Hope' benadrukt doelgericht handelen en bestaat uit twee aspecten:
* **Agency:** Het gevoel van motivatie en het vermogen om doelen te bereiken [6](#page=6).
* **Pathway:** Het vermogen om plannen te maken en strategieën te ontwikkelen om doelen te bereiken [6](#page=6).
Er is een overlap tussen 'hope', dispositioneel optimisme en zelfeffectiviteit, waarbij alle drie individuele verschillen in motivatie en het bereiken van doelen verklaren. Volgens Snyder kunnen deze drie concepten, samen met situationele en taakspecifieke kenmerken, worden toegepast in interventies. Snyder en collega's stellen dat deze vier constructen (agency, pathway, optimisme, en zelfeffectiviteit) variëren in de mate waarin ze situationele en taakspecifieke invloeden weerspiegelen [6](#page=6).
> **Tip:** 'Hope' gaat niet alleen over positieve motivatie, maar heeft ook een bidirectionele relatie met coping en het omgaan met stress [6](#page=6).
---
# Sociale steun en stress
Dit deel onderzoekt de definities, types en effecten van sociale steun op stress, mortaliteit, morbiditeit en algemene gezondheid.
### 3.1 Definities, types en functies van sociale steun
Sociale steun kan worden gedefinieerd als de perceptie van anderen dat men geliefd is, verzorgd wordt, gerespecteerd en gewaardeerd wordt. Het betreft deelname aan een sociaal netwerk dat wederzijdse verplichtingen creëert. Er zijn diverse persoonlijke variabelen die de steun beïnvloeden, zoals het netwerk en de verscheidenheid aan rollen die iemand vervult. Het ervaren van sociale isolatie wordt beschouwd als een risicofactor voor een slechte gezondheid en kan leiden tot een gebrek aan tevredenheid of betekenisvolle verbindingen. Het onderzoek naar sociale steun richt zich daarom op hoe deze steun wordt gewaardeerd, waarbij ervaren steun een betere voorspeller is dan de werkelijke steun [7](#page=7).
Verschillende types sociale steun worden onderscheiden:
* Emotionele steun [7](#page=7).
* Waardering of respect [7](#page=7).
* Instrumentele steun (hulp bij praktische zaken) [7](#page=7).
* Informatieve steun (advies of informatie) [7](#page=7).
* Sociële integratie (deelname aan groepen) [7](#page=7).
Volgens het stressmodel van Cobb heeft sociale steun een invloed op hoe stressvolle situaties worden beoordeeld en op de reactie daarop, waarbij het als een buffer kan werken tegen stress. Sociale en culturele achtergronden bepalen mede hoe individuen sociale interacties ervaren en hoe ze omgaan met sociale steun, waarbij factoren zoals geslacht, leeftijd en culturele normen een rol spelen. Een groot sociaal netwerk is niet automatisch gekoppeld aan de kwaliteit van de steun die men ontvangt [7](#page=7).
### 3.2 Sociale steun en mortaliteit
Onderzoek heeft aangetoond dat sociale steun een causale rol speelt in mortaliteit. Vervolgonderzoeken, zoals dat van Schiassr concluderen dat sociale interacties een sterke voorspellende factor zijn voor mortaliteit als gevolg van ischemische hart- en vaatziekten, hart- of longinfarcten. Een meta-analyse door Holt-Lunstad et al. ondersteunt dit, waarbij adequate sociale relaties leidden tot een 50% lager mortaliteitsrisico dan slechte sociale relaties. Matige sociale steun, hoewel variërend gedefinieerd, werd geassocieerd met een hoger risico op vroegtijdige sterfte. Latere meta-analyses die sociale isolatie en eenzaamheid onderzochten, brachten deze in verband met een significant verontrustend hoog risico op voortijdige sterfte, met 26-32% [8](#page=8).
### 3.3 Sociale steun en morbiditeit
Onderzoek heeft aangetoond dat sociale steun beleving de stressbeleving kan beïnvloeden. Sociale relaties hebben een voorspellende waarde voor de vitaliteit en de gezondheid. Ervaren functionele steun werd in verband gebracht met een incidentie van hart- en vaatziekten, en de effectiviteit van structurele en sociale steun droeg bij aan het risico op diabetes. Sociale steun verbetert de prognose en resultaten van ziekten. Bij patiënten met een vergevorderde ziekte bleek een sociaal netwerk een voorspellende factor te zijn voor de hevigheid van de ziekte. Verschillende methoden voor het meten van sociale steun, zoals de Social Support Index, bieden inzicht in de relatie tussen sociale steun en zowel lichamelijke als geestelijke gezondheid [8](#page=8).
### 3.4 De invloed van sociale steun op gezondheid
Sociale steun kan de manier waarop stress wordt ervaren, veranderen. Een gebrek aan steun kan leiden tot stress, met name bij stressoren die de eigen identiteit of het zelfbeeld bedreigen. Dit geldt vooral voor situaties waarin men zich bedreigd voelt door anderen, een partner verliest of slachtoffer is van plotselinge, onrustige of ongecontroleerde levensgebeurtenissen [9](#page=9).
Er zijn twee belangrijke hypothesen opgesteld over hoe sociale steun invloed uitoefent op de gezondheid:
1. **Hypothese van directe effecten:** Sociale steun is gunstig en bevordert de gezondheid, zelfs in afwezigheid van stressoren. Veel sociale steun geeft een algemeen gevoel van verbondenheid, leidt tot positieve verwachtingen en een gezondere levenswijze, wat een fysiologisch effect kan hebben op de gezondheid [9](#page=9).
2. **Bufferinghypothese:** Sociale steun beperkt de negatieve effecten van stressvolle situaties. Sociale steun treedt op als een buffer doordat het de cognitieve beoordeling van de situatie beïnvloedt of doordat steun geboden wordt wanneer stress dreigt [9](#page=9).
> **Tip:** Hoewel de bufferinghypothese veel onderzoek heeft aangewakkerd, is er consistent bewijs dat sociale steun gezond gedrag bevordert, wat een direct effect suggereert [9](#page=9).
Onderzoek toont aan dat sociale steun individuen ondersteunt bij het overwinnen van hindernissen en het verhogen van zelfeffectiviteit. De voordelige effecten van sociale steun op psychosociaal welzijn zijn aangetoond, waarbij de effecten sterker blijken bij mannen, die meer neigen tot steun via partners, en bij vrouwen, die steun ontvangen van vrienden en familie. Uchino stelt dat sociale steun leidt tot verminderde stressactiviteit en veranderingen in neuro-endocriene en immuunfuncties. Holt-Lunstad merkte op dat borstkankerpatiënten die sociale steun beschikbaar hadden, minder uitgesproken cardiovasculaire stressreacties vertoonden en lagere cortisolconcentraties. Cortisol speelt een belangrijke rol in de regulatie van het immuunsysteem [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Groepscoaching met als doel cortisolconcentraties te verlagen, toont een positief effect [9](#page=9).
Reviews geven inzicht in de rol van stressvolle effecten van sociale steun op de gezondheid. Er wordt bewijs geleverd dat sociale steun bijdraagt aan de verwerking van gebeurtenissen, de kwaliteit van relaties, de perceptie van zichzelf en anderen, en de gerapporteerde algemene sociale steun. Dit toont aan dat sociale steun actief copingstrategieën stimuleert [9](#page=9).
### 3.5 Copingstrategieën en sociale steun
Onderzoek wijst uit dat probleemgerichte copingstrategieën, waarbij sociale steun op alle niveaus ondersteunend is, effectiever zijn dan andere strategieën. Sociale steun kan verschillende "functies" van steun bieden. Proactieve coping, waarbij men anticipeert op gevolgen en zich voorbereidt, wordt gestimuleerd door planning en vaardigheden, wat leidt tot een betere inzet van sociale steun [10](#page=10).
Greenhaus onderzocht de directe en indirecte effecten van proactieve coping op het functioneel vermogen. Factoren zoals opleidingsstatus, leeftijd, sociale steun en de mate van betrokkenheid bij het werk voorspellen het functioneel vermogen [10](#page=10) .
> **Tip:** Een verband tussen depressie en functioneel vermogen wordt gesuggereerd, waarbij sociale steun proactieve coping versterkt [10](#page=10).
Interventies die proactieve coping versterken, liggen vaak op het gebied van zelfredzaamheidstrainingen [10](#page=10).
### 3.6 Zelfredzaamheid, controle en sociale steun
De perceptie van controle is gerelateerd aan de waardering van sociale steun. Diverse onderzoeken tonen aan dat de perceptie van controle een belangrijke factor is in het beoordelen van de effectiviteit van sociale steun. De structuur en functie van sociale steun, evenals geslacht- en culturele verschillen, beïnvloeden de effectiviteit van steun [10](#page=10).
Hoewel sociale steun een robuuste voorspeller is voor de gezondheid, zijn er verschillen in hoe deze wordt ervaren. Vrouwen neigen er meer toe steun te zoeken en te ontvangen, mogelijk als gevolg van hun sociale netwerk en rol als ontvanger van steun [10](#page=10).
### 3.7 Culturele verschillen in sociale steun
Er zijn consistente en duidelijke culturele verschillen in de perceptie van en de behoefte aan sociale steun. In Aziatische culturen, met een collectivistische prioriteit, wordt het zoeken of verwachten van steun als minder wenselijk beschouwd. Europeanen en Amerikanen zoeken vaker steun bij vrienden en partners. Aziatische bevolkingsgroepen rapporteren minder sociale steun te ontvangen van zorgverleners bij invaliderende ziekten dan witte Amerikanen [11](#page=11).
Taylor stelt dat in Aziatische culturen de perceptie van impliciete steun van anderen acceptabeler is dan expliciete steun vragen, om anderen niet tot last te zijn. Impliciete steun wordt gezien als een teken van competentie, terwijl expliciete steun kan duiden op een tekortkoming. Deze verschillen zijn ook waarneembaar tussen andere culturen, zoals Afro-Amerikanen die vaker steun zoeken bij familie dan witte Amerikanen [11](#page=11) .
### 3.8 Sociaal kapitaal en gezondheid
Sociaal kapitaal verwijst naar de middelen die beschikbaar zijn via iemands netwerken. Onderzoek van O'Brien toont aan dat het samenwerken met anderen aan gemeenschappelijke doelen of het oplossen van problemen de individueel ervaren sociale kapitaal verhoogt. Sociaal kapitaal, met name sociaal vertrouwen en sociale participatie, vormt de bronnen waarover een individu beschikt en die steun bieden [11](#page=11).
Een verhoogd sociaal vertrouwen leidt tot bredere sociale banden, wat resulteert in meer wederzijdse hulp en genegenheid. Gevoelens van sociaal vertrouwen en wederkerigheid kunnen in stressvolle situaties goede zorg en karigheid bieden [11](#page=11).
### 3.9 Problematische aspecten van sociale steun
Hulp van anderen is niet altijd ondersteunend of wordt niet altijd als zodanig ervaren. Instrumentele steun, zoals hulp bij praktische zaken, kan nuttig zijn als de situatie beheersbaar is, maar niet als deze niet beheersbaar is [12](#page=12).
Operationele conditioneringstheorieën suggereren dat de aanpassing aan sociale steun afhankelijk is van de context en de manier waarop deze wordt ontvangen. Veel onderzoek naar sociale steun is gebaseerd op zelfrapportages, wat vertekening kan introduceren door zelfbescherming en persoonlijke aspecten die de bereidheid tot het vragen en ontvangen van steun beïnvloeden [12](#page=12).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Coping | Alles wat men doet om feitelijke of ingebeelde stressoren te verminderen, zowel actief als passief, met als doel de stressor te veranderen of te reduceren. |
| Stressor | Een gebeurtenis, situatie of prikkel die een stressreactie uitlokt en aanpassing van het individu vereist. |
| Transactioneel model | Een theoretisch model dat stress beschouwt als een dynamisch proces dat voortkomt uit de interactie tussen de persoon en de omgeving, waarbij beoordelingen van de situatie centraal staan. |
| Primaire beoordeling | De initiële inschatting van een gebeurtenis door een individu om te bepalen of deze bedreigend, schadelijk of uitdagend is. |
| Secundaire beoordeling | De beoordeling van de eigen capaciteiten en beschikbare middelen om om te gaan met een bedreigende of uitdagende gebeurtenis. |
| Probleemgerichte coping | Copingstrategieën die gericht zijn op het veranderen van de stressor zelf, bijvoorbeeld door het aanpakken van de oorzaak van het probleem. |
| Emotieregulatie (of opgerichte coping) | Copingstrategieën die gericht zijn op het reguleren van de emotionele reacties op een stressor, bijvoorbeeld door het accepteren van de situatie of het zoeken naar afleiding. |
| Controlegerichte coping | Een vorm van coping waarbij het individu probeert controle te behouden of te vergroten over de stressvolle situatie, door middel van gedragsmatige of cognitieve strategieën. |
| Adaptieve coping | Copingstrategieën die effectief zijn in het verminderen van stress en het bevorderen van welzijn, passend bij de specifieke situatie. |
| Copingflexibiliteit | Het vermogen om verschillende copingstrategieën aan te passen en te kiezen op basis van de specifieke eisen van de situatie en de eigen middelen. |
| Cognitieve herbeoordeling | Het proces waarbij de betekenis van een stressvolle gebeurtenis wordt aangepast door middel van veranderingen in gedachten en overtuigingen, om de emotionele impact te verminderen. |
| Zelfeffectiviteit | Het geloof in het eigen vermogen om bepaalde taken uit te voeren en gewenste resultaten te bereiken in specifieke situaties. |
| Interne locus of control | De overtuiging dat men zelf verantwoordelijk is voor succes en mislukking, en dat externe factoren minder invloed hebben op de uitkomst. |
| Externe locus of control | De overtuiging dat externe factoren, zoals toeval of andere mensen, meer invloed hebben op succes en mislukking dan de eigen inspanningen. |
| Sociale steun | De perceptie en realiteit van hulp, emotionele ondersteuning, informatie en praktische hulp vanuit sociale relaties. |
| Bufferhypothese | De theorie dat sociale steun fungeert als een buffer die de negatieve effecten van stress op de gezondheid vermindert. |
| Directe effecten (van sociale steun) | De positieve effecten van sociale steun op de gezondheid, ongeacht de aanwezigheid van stressoren, bijvoorbeeld door het bevorderen van een gezonde levensstijl. |
| Sociale isolatie | Een gebrek aan sociale contacten en verbindingen met anderen, wat een risicofactor kan zijn voor slechte gezondheid. |
| Sociaal kapitaal | De middelen die voortkomen uit sociale netwerken, zoals vertrouwen, sociale participatie en wederzijdse relaties, die individuen kunnen gebruiken om hun doelen te bereiken. |
| Proactieve coping | Copingstrategieën die gericht zijn op het anticiperen op en voorbereiden op mogelijke toekomstige stressoren, om de impact ervan te minimaliseren. |