Cover
Empieza ahora gratis InlPW_Les9_Bestuur%2C+beleid+en+administratie_2526_Canvas.pptx
Summary
# Het beleidsproces en de beleidscyclus
Het beleidsproces en de beleidscyclus beschrijven hoe overheidsbeslissingen worden genomen en uitgevoerd om de samenleving te sturen.
## 1. Het beleidsproces en de beleidscyclus
### 1.1 Wat is beleid?
Beleid kan gedefinieerd worden als een set van onderling gerelateerde beslissingen, genomen door overheden, met het doel om de samenleving in een bepaalde richting te sturen. Dit betreft de **output** van de overheid. Het proces waardoor deze beslissingen worden gemaakt, wordt **beleidsvoering** genoemd en betreft de **activiteit** of het proces. Beleid genereert vaak conflict en heeft een grote impact op de samenleving.
Beleid als output kan gecategoriseerd worden als:
* Regulerend beleid
* Distributief beleid
* Redistributief beleid
* **Constitutief** beleid
### 1.2 De beleidscyclus
De beleidscyclus beschrijft de opeenvolgende fasen die een beleid doorloopt. Deze cyclus bestaat uit vijf hoofdfasen:
1. Agenda setting
2. Beleidsvoorbereiding
3. Besluitvorming
4. Beleidsuitvoering
5. Beleidsevaluatie
#### 1.2.1 Agenda setting
Agenda setting is de fase waarin problemen worden gesignaleerd en issues overgaan van de publieke agenda naar de beleids- of politieke agenda. Dit is een **selectie- en reductieproces** dat beïnvloed wordt door verschillende mechanismen:
* **Culturele factoren**: Maatschappelijke normen en waarden.
* **Politiek-maatschappelijke factoren**: De politieke en sociale context, belangenorganisaties.
* **Toeval en events**: Onverwachte gebeurtenissen die een probleem op de voorgrond plaatsen.
Agenda setting kan op twee manieren plaatsvinden:
* **Van onderuit**: Burgers, burgergroepen, sociale bewegingen, media of wetenschappers zetten een thema op de agenda en proberen de overheid te overtuigen om actie te ondernemen. Tactieken omvatten petities, publiek debat, betogingen, stakingen en het benaderen van beleidsmakers.
* **Van bovenaf**: De overheid of politici zetten zelf thema's op de agenda en mobiliseren steun onder burgers.
#### 1.2.2 Beleidsvoorbereiding
In deze fase worden beleidsopties of oplossingen voor geïdentificeerde problemen ontwikkeld. Dit proces wordt doorgaans uitgevoerd door een beperkt aantal actoren, vaak aangeduid als **beleidsgemeenschappen**. Hierin participeren ambtenaren, overheden, experts en academici. Meer recent worden ook gewone burgers betrokken via deliberatieve panels of mini-publics.
Beleidsvoorbereiding kan zowel een **technisch-rationeel** als een **competitief proces** zijn:
1. **Technisch-rationele beleidsvoorbereiding**:
Dit omvat het definiëren van het beleidsprobleem, het bepalen van beleidsdoelstellingen, het analyseren van beleidsopties en het kiezen van beleidsinstrumenten. Een nuttig model hierbij is het **NATO-model** van Hood, dat de volgende instrumenten onderscheidt:
* **N**odality: De manier waarop de overheid omgaat met de burgers en de middelen die zij gebruikt (bv. informatie, advies).
* **A**uthority: De mate van dwang die de overheid kan uitoefenen (bv. wetgeving, regulering).
* **T**reasury: De financiële middelen die de overheid kan inzetten (bv. subsidies, belastingen).
* **O**rganization: De overheidsinstanties die ingezet worden voor de uitvoering (bv. oprichten van agentschappen).
* **Voorbeeld:** Om jongeren minder frisdrank te laten drinken, kunnen instrumenten ingezet worden zoals een suikertaks (Treasury), campagnes over de nadelen van suiker (Nodality), of strengere regels voor de verkoop van frisdrank in scholen (Authority).
2. **Competitieve beleidsvoorbereiding**:
Dit ziet beleidsvoorbereiding als een strijd tussen verschillende probleemdefinities en oplossingen. Actoren gebruiken **framing** om hun oplossingen zo te presenteren dat ze maximale steun krijgen.
* **Voorbeeld:** Het verschil tussen "estate tax" en "death tax" voor erfbelasting, of "Obamacare" versus "Affordable Care Act" voor gezondheidszorg.
#### 1.2.3 Besluitvorming
Nadat issues op de agenda zijn geplaatst en oplossingen zijn geformuleerd, volgt de besluitvorming. Er zijn twee belangrijke modellen voor besluitvorming:
1. **Rationeel model (Rationele-actor model)**:
Dit model gaat ervan uit dat besluitvorming een **kosten-batenanalyse** is. De beleidsoptie die de beste resultaten oplevert tegen de laagste kost wordt gekozen. Dit model veronderstelt dat alle informatie beschikbaar en verwerkbaar is, en dat alle effecten ingeschat kunnen worden. Het streeft naar depolitisering van besluitvorming.
* **Beperking**: De praktijk is vaak complexer dan dit model toelaat, vanwege **bounded rationality** (beperkte rationaliteit).
2. **Incrementeel model (Muddling through)**:
Dit model beschrijft besluitvorming als een **trial-and-error** proces. Keuzes worden gemaakt op basis van wat haalbaar is. Dit model erkent dat informatie inadequaat en onvolledig is, de context verwarrend en chaotisch, en besluitvormers voorzichtig, conservatief en risicoavers zijn.
* **Relevantie**: Dit model is zeer toepasselijk op de Belgische politiek en de staatshervorming, die vaak gekenmerkt wordt door incrementalisme.
De institutionele context, inclusief regels, wetten, procedures en praktijken, speelt een cruciale rol in besluitvorming. Ook de rol van burgers via referenda kan belangrijk zijn, hoewel dit instrument soms als bot wordt beschouwd voor complexe aangelegenheden.
#### 1.2.4 Beleidsuitvoering
Beleidsuitvoering, ook wel **implementatie** genoemd, is het proces waarbij beleidsbeslissingen in de praktijk worden omgezet in concrete acties. Er zijn twee benaderingen:
* **Top-down**: Hogere ambtenaren nemen de beslissingen, en lagere niveaus voeren deze uit. Dit streeft naar uniformiteit en controle.
* **Bottom-up**: "Street-level bureaucrats" die direct contact hebben met de bevolking, bepalen hoe beleid effectief kan worden geïmplementeerd, wat meer flexibiliteit toelaat.
#### 1.2.5 Beleidsevaluatie
Nadat beleid is uitgevoerd, moeten de effecten ervan worden geëvalueerd. Als de doelstellingen zijn bereikt, kan het beleid worden beëindigd. Als doelstellingen niet zijn bereikt, leidt dit tot terugkoppeling en bijsturing. Evaluatiecriteria omvatten vaak de **3 E's**:
* **Efficiency**: Efficiëntie (input versus output).
* **Effectiveness**: Effectiviteit (mate waarin doelstellingen worden bereikt).
* **Economy**: Economie (kostenefficiëntie).
Andere evaluatiecriteria zijn procesevaluatie en klantentevredenheid. In de praktijk wordt echter vaak weinig beleid geëvalueerd.
### 1.3 Bestuursstijlen
Er zijn twee basistypen democratieën, met bijhorende bestuursstijlen, zoals onderscheiden door Lijphart:
* **Consensusdemocratieën** (bv. België, Nederland):
* Kenmerken: Proportioneel kiessysteem, meerpartijensysteem, brede regeringscoalities, corporatisme, federaal bestuur en decentralisatie, bicameralisme, rigide grondwet met judicial review.
* Bestuurlijke stijl: Meer macht voor middenveld in agendasetting en beleidsvoorbereiding, vaker incrementele besluitvorming, vaker bottom-up implementatie.
* **Meerderheidsdemocratieën** (bv. Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten):
* Kenmerken: Meerderheidskiessystemen, tweepartijensystemen, eenpartijregeringen of minimal winning coalities, pluralisme, unitair bestuur en centralisatie, unicameralisme, flexibele grondwet zonder judicial review.
* Bestuurlijke stijl: Macht gecentraliseerd bij de politiek, vaker 'rationele' besluitvorming, vaker top-down implementatie.
### 1.4 Functies van administraties
Administraties hebben twee hoofdfuncties:
* **Administreren**: Het uitvoeren van beslissingen van politici door middel van dagelijkse routines en implementatie van beleid.
* **Adviseren**: Het informeren van politici ter ondersteuning van hun besluitvorming.
#### 1.4.1 Organisatievormen van administraties
Twee dominante organisatiemodellen voor administraties zijn:
1. **Bureaucratie (Max Weber)**:
Gekenmerkt door hiërarchie, functionalisme, legalisme, neutraliteit, vastheid van betrekking en expertise.
2. **New Public Management (NPM)**:
Gebaseerd op marktdenken, gericht op kerntaken en privatisering, met toepassing van managementtechnieken zoals strategisch management, human resources management en klantgerichtheid.
### 1.5 Het verschil tussen politici en ambtenaren
Politici en ambtenaren verschillen op diverse vlakken, waaronder hun selectie, looptijd, expertise, drijfveren, primaire oriëntatie, en maatstaven voor succes. Ambtenaren zijn doorgaans permanent en gespecialiseerd, terwijl politici verkozen worden voor een bepaalde termijn en een breder mandaat hebben.
### 1.6 Bureaucratische macht en controle
Administraties bezitten aanzienlijke macht, die voortkomt uit hun:
* **Strategische positie**: Kennis en netwerken.
* **Logistieke macht**: Groter aantal en meer permanente aanwezigheid.
* **Status**: Gemaakt van een 'meritocratic elite'.
Dit leidt tot het zogenaamde **probleem van ministeriële controle**. Deze macht kan gecontroleerd worden via:
* **Politieke benoemingen**: Het aanstellen van alternatieven aan de top om de macht te balanceren.
* **Kabinetten**: Persoonlijke adviseurs van politici die helpen bij het sturen.
* **Ombudsfunctie**: Instellingen die administratieve macht beperken en klachten behandelen.
---
# Bestuursstijlen en administraties
Dit deel behandelt de verschillen tussen consensusdemocratieën en meerderheidsdemocratieën, hun bestuursstijlen, en de functies en organisatievormen van administraties.
### 2.1 Bestuursstijlen: consensus- versus meerderheidsdemocratieën
Volgens Lijphart kunnen democratieën worden onderverdeeld in twee hoofdtypen: consensusdemocratieën en meerderheidsdemocratieën.
#### 2.1.1 Kenmerken van consensusdemocratieën
Consensusdemocratieën, zoals België en Nederland, kenmerken zich door:
* Proportioneel kiessysteem
* Meerpartijensysteem
* Brede regeringscoalities
* Corporatisme (structuur waarin belangengroepen nauw betrokken zijn bij het beleid)
* Federaal bestuur en decentralisatie
* Bicameralisme (tweekamerstelsel)
* Rigide grondwet en *judicial review* (rechterlijke toetsing van wetten aan de grondwet)
#### 2.1.2 Kenmerken van meerderheidsdemocratieën
Meerderheidsdemocratieën, zoals het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, kenmerken zich door:
* Meerderheidskiessystemen
* Tweepartijensystemen
* Eenpartijregeringen of *minimal winning coalitions* (coalities die net voldoende meerderheid hebben)
* Pluralisme (competitie tussen diverse groepen)
* Unitair bestuur en centralisatie
* Unicameralisme (eenkamerstelsel)
* Flexibele grondwet en geen *judicial review*
#### 2.1.3 Verschillen in bestuursstijlen
De verschillen in democratische systemen leiden tot verschillende bestuursstijlen:
* **Consensusdemocratieën:**
* Meer macht voor het middenveld in agendasetting en beleidsvoorbereiding.
* Vaker incrementele besluitvorming (*muddling through*).
* Vaker *bottom-up* implementatie (uitvoerende ambtenaren op het laagste niveau hebben meer flexibiliteit en zeggenschap).
* **Meerderheidsdemocratieën:**
* Macht is meer gecentraliseerd bij de politiek.
* Vaker 'rationele' besluitvorming (kosten-batenanalyses).
* Vaker *top-down* implementatie (beleidsbeslissingen worden van bovenaf opgelegd en uniform uitgevoerd).
### 2.2 Administraties: functies en organisatievormen
Administraties spelen een cruciale rol in het overheidsbestuur.
#### 2.2.1 Functies van administraties
Administraties hebben hoofdzakelijk twee functies:
1. **Administreren:** Dit omvat het uitvoeren van beleid dat door politici is vastgesteld. Bureaucraten zetten beslissingen om in dagelijkse routines en zorgen ervoor dat beleid in de praktijk wordt gebracht.
2. **Adviseren:** Bureaucraten informeren politici bij het nemen van beslissingen. Ze beschikken over specifieke kennis en expertise die essentieel is voor een goed onderbouwd beleid.
#### 2.2.2 Organisatievormen van administraties
Er zijn twee belangrijke modellen voor de organisatie van administraties:
##### 2.2.2.1 Het bureaucratische model (Max Weber)
Dit model, ontwikkeld door Max Weber, benadrukt een formele en hiërarchische structuur met specifieke kenmerken:
* **Hiërarchie:** Een duidelijke bevelsstructuur met meerdere managementniveaus.
* **Functionalisme:** Taken worden verdeeld op basis van specialisatie en expertise.
* **Legalisme:** Beslissingen en acties zijn gebaseerd op formele regels en wetten.
* **Neutraliteit:** Ambtenaren dienen onpartijdig en objectief te zijn, zonder persoonlijke voorkeuren of politieke loyaliteit.
* **Vastheid van betrekking:** Ambtenaren hebben een zekerebaanzekerheid, wat stabiliteit en continuïteit bevordert.
* **Expertise:** Werk wordt uitgevoerd door getrainde experts met gespecialiseerde kennis.
##### 2.2.2.2 New Public Management (NPM)
Dit model is een reactie op de tekortkomingen van het traditionele bureaucratische model en brengt elementen van marktwerking in het overheidsbestuur. Kernprincipes zijn:
* **Marktdenken:** Toepassen van principes uit de private sector, zoals efficiëntie en concurrentie.
* **Privatisering en kerntaken:** Focus op de kerntaken van de overheid en het privatiseren van niet-essentiële diensten.
* **Managementtechnieken:** Gebruik van moderne managementinstrumenten, zoals strategisch management en performance-indicatoren.
* **Human resources management:** Meer aandacht voor personeelsbeheer, ontwikkeling en motivatie.
* **Klantgerichtheid:** De burger wordt steeds meer gezien als 'klant' wiens tevredenheid belangrijk is.
### 2.3 Verschil tussen politici en ambtenaren
Politici en ambtenaren verschillen op diverse cruciale punten:
* **Selectie:** Politici worden verkozen; ambtenaren worden aangesteld op basis van expertise en prestaties.
* **Termijn:** Politici hebben een beperkte ambtstermijn, afhankelijk van verkiezingen; ambtenaren hebben doorgaans een permanente aanstelling.
* **Expertise:** Politici hebben vaak algemene politieke kennis; ambtenaren beschikken over diepgaande specialistische kennis van hun domein.
* **Drijfveer:** Politici streven naar politieke macht en het realiseren van hun partijprogramma; ambtenaren streven naar het correct uitvoeren van beleid en dienstverlening.
* **Primaire oriëntatie:** Politici zijn gericht op de publieke opinie en verkiezingen; ambtenaren zijn gericht op de effectieve en efficiënte uitvoering van beleid.
* **Maatstaf voor succes:** Succes voor politici wordt gemeten in verkiezingsuitslagen en beleidsrealisaties; succes voor ambtenaren wordt gemeten in de kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening.
* **Aantal:** Ambtenaren zijn doorgaans met veel meer dan politici.
### 2.4 Macht van administraties en controlemechanismen
Administraties beschikken over aanzienlijke macht, die voortkomt uit verschillende bronnen.
#### 2.4.1 Bronnen van bureaucratische macht
* **Strategische positie:** Ambtenaren beschikken over cruciale kennis en expertise, en onderhouden uitgebreide netwerken, wat hen een strategisch voordeel geeft bij beleidsvorming en -uitvoering.
* **Logistieke macht:** Vanwege hun grotere aantal en permanente aanstelling hebben ambtenaren een operationeel overwicht. Ze beheren de dagelijkse gang van zaken en de continuïteit.
* **Status:** Ambtenaren worden vaak gezien als een 'meritocratic elite', geselecteerd op basis van hun capaciteiten en opleiding.
#### 2.4.2 Het probleem van ministeriële controle
De aanzienlijke macht van ambtenaren kan leiden tot een probleem van controle door politici (ministers). Ministers zijn afhankelijk van de informatie en medewerking van hun ambtenaren, wat hen kwetsbaar maakt voor bureaucratische invloed.
#### 2.4.3 Controlemechanismen op bureaucratische macht
Om de macht van administraties te beheersen, kunnen verschillende mechanismen worden ingezet:
* **Politieke benoemingen:** Het aanstellen van loyale of meer politiek gevoelige figuren aan de top van de administratie kan de invloed van bureaucraten temperen. Dit staat bekend als het *spoils system*.
* **Kabinetten:** Ministers kunnen beschikken over persoonlijke adviseurs (kabinetleden) die hen bijstaan met advies en de politieke lijn bewaken, onafhankelijk van de permanente administratie.
* **Ombudsfunctie:** De ombudsman of ombudsvrouw treedt op als onafhankelijke bemiddelaar tussen burgers en de overheid, en kan administratieve macht beperken door klachten te onderzoeken en misstanden aan te kaarten.
---
# Politici versus ambtenaren en bureaucratische macht
Dit onderwerp onderzoekt de fundamentele verschillen tussen politici en ambtenaren, de verschillende bronnen van macht die bureaucratieën bezitten, en de mechanismen die ingezet worden om deze bureaucratische macht te beheersen.
### 3.1 Het onderscheid tussen politici en ambtenaren
Politici en ambtenaren spelen distincte, maar complementaire rollen binnen het bestuur. Hun verschillen manifesteren zich op diverse vlakken:
* **Selectie:** Politici worden gekozen door de bevolking via verkiezingen, terwijl ambtenaren worden aangesteld op basis van hun competenties en expertise.
* **Termijn:** Politici hebben een beperkte mandaatperiode, afhankelijk van verkiezingen. Ambtenaren genieten doorgaans van een vaste aanstelling, wat stabiliteit en continuïteit garandeert.
* **Expertise:** Politici opereren vaak op een breder, politiek-strategisch niveau. Ambtenaren beschikken daarentegen over gespecialiseerde kennis en technische expertise met betrekking tot specifieke beleidsterreinen.
* **Drijfveer:** Politici worden primair gedreven door electorale overwegingen en het najagen van politieke doelen. Ambtenaren laten zich leiden door professionele normen, efficiëntie en de correcte uitvoering van het beleid.
* **Primaire oriëntatie:** Politici zijn gericht op de politieke arena, de publieke opinie en het verwerven of behouden van macht. Ambtenaren richten zich op de organisatie, de procedures en de operationele aspecten van beleidsuitvoering.
* **Maatstaf voor succes:** Voor politici is succes vaak gerelateerd aan electorale winst en de realisatie van politieke programma's. Voor ambtenaren wordt succes gemeten aan de hand van de efficiëntie en effectiviteit van de beleidsuitvoering.
### 3.2 Bureaucratische macht
Bureaucratieën, de uitvoerende organen van de overheid, bezitten aanzienlijke macht. Deze macht is niet enkel gebaseerd op de uitvoerende taken, maar vindt zijn oorsprong in verschillende bronnen:
* **Strategische positie:** Ambtenaren beschikken over cruciale kennis, informatie en netwerken binnen de overheid. Dit geeft hen een strategisch voordeel bij de beleidsvoorbereiding en -uitvoering. Ze kennen de procedures, de geschiedenis van besluitvorming en de onderlinge relaties tussen actoren.
* **Logistieke macht:** Bureaucratieën zijn vaak groter in aantal dan politieke gremia. Ze zijn permanent aanwezig en beschikken over de infrastructuur en de middelen om beleid uit te voeren. Dit creëert een vorm van institutionele inertie en continuïteit die moeilijk te doorbreken is.
* **Status en expertise:** Ambtenaren worden vaak beschouwd als een "meritocratische elite", aangesteld op basis van hun verdiensten en expertise. Deze status kan hen gezag en invloed verlenen, zelfs buiten hun formele bevoegdheden. Hun diepgaande kennis van complexe materie maakt hen onmisbaar voor politici.
> **Tip:** Het probleem van ministeriële controle benadrukt de uitdaging die politici hebben om de macht van deskundige en permanente ambtenaren volledig te beheersen. Politici zijn afhankelijk van de informatie en adviezen van ambtenaren, wat een vorm van machtsoverdracht impliceert.
### 3.3 Controlemechanismen voor bureaucratische macht
De significante macht van bureaucratieën vereist effectieve controlemechanismen om te waarborgen dat het bestuur ten dienste staat van de democratische wil en het algemeen belang. Enkele belangrijke mechanismen zijn:
* **Politieke benoemingen:** In bepaalde systemen, zoals het "spoils system", kunnen politici de topfuncties binnen de bureaucratie invullen met vertrouwelingen. Dit biedt een mogelijkheid om de koers van de administratie directer te sturen wanneer ambtenaren te machtig of afwijkend lijken te opereren. Dit mechanisme brengt echter ook risico's met zich mee op het gebied van politicologisering en het verlies van objectiviteit.
* **Kabinetten:** Kabinetten zijn persoonlijke adviesorganen van politici. Ze functioneren als een buffer tussen de politiek verantwoordelijke minister en de ambtelijke organisatie. Kabinetsmedewerkers, vaak politiek georiënteerd, helpen politici om de administratie te controleren, beleidsvoorstellen te formuleren en de uitvoeringsprocessen te overzien. Ze vertegenwoordigen de politieke wil binnen de ambtelijke structuur.
* **Ombudsfunctie:** De ombudsman of ombudsfunctie is een onafhankelijke instantie die klachten van burgers over administratief falen onderzoekt. Door administratieve procedures te toetsen aan de wet en het algemeen belang, kan de ombudsman misbruik van bevoegdheden door ambtenaren beperken en bijdragen aan de transparantie en correctheid van het bestuur.
Deze mechanismen zijn cruciaal om de balans te bewaren tussen de noodzakelijke deskundigheid en stabiliteit van bureaucratieën, en de democratische controle die politieke leiders dienen uit te oefenen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Beleid | Een samenhangende reeks beslissingen genomen door overheden met als doel de samenleving in een specifieke richting te sturen; het betreft de output of het product van overheidsacties. |
| Beleidsvoering | Het proces waarin beleidsbeslissingen worden gemaakt; dit omvat de activiteiten en procedures die leiden tot het formuleren en implementeren van beleid. |
| Beleidscyclus | Een model dat de opeenvolgende fasen van het beleidsproces beschrijft: agendasetting, beleidsvoorbereiding, besluitvorming, beleidsuitvoering en beleidsevaluatie. |
| Agenda setting | De fase in de beleidscyclus waarin problemen worden geïdentificeerd en belangrijke kwesties op de beleids- of politieke agenda terechtkomen, vaak via een selectie- en reductieproces. |
| Beleidsvoorbereiding | De fase waarin mogelijke oplossingen voor beleidsproblemen worden ontwikkeld, vaak door een beperkt aantal actoren zoals ambtenaren, experts en soms burgers. |
| Besluitvorming | Het proces waarbij een keuze wordt gemaakt uit verschillende beleidsopties, gebaseerd op modellen zoals het rationele model (kosten-batenanalyse) of het incrementele model (trial-and-error). |
| Beleidsuitvoering | Het proces van het omzetten van beleidsbeslissingen in concrete acties en praktijken, ook wel implementatie genoemd, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen top-down en bottom-up benaderingen. |
| Beleidsevaluatie | De fase waarin de effecten van geïmplementeerd beleid worden beoordeeld om te bepalen of de doelstellingen zijn bereikt en of bijsturing noodzakelijk is, vaak gebruikmakend van criteria zoals efficiëntie, effectiviteit en economie. |
| Consensusdemocratieën | Een vorm van democratie, gekenmerkt door proportionele vertegenwoordiging, meerpartijensystemen, brede coalities en decentralisatie, waarbij streven naar consensus centraal staat. |
| Meerderheidsdemocratieën | Een vorm van democratie, gekenmerkt door meerderheidskiessystemen, tweepartijensystemen en eenpartijregeringen, waarbij de macht sterker geconcentreerd is bij de meerderheid. |
| Administraties | Overheidsorganen die belast zijn met het implementeren van beleid, het uitvoeren van dagelijkse routines en het adviseren van politici; ze kunnen georganiseerd zijn volgens bureaucratische modellen of New Public Management. |
| Bureaucratie | Een organisatievorm gebaseerd op hiërarchie, functionalisme, legalisme, neutraliteit, vaste betrekkingen en expertise, zoals oorspronkelijk beschreven door Max Weber. |
| New Public Management (NPM) | Een managementbenadering voor de publieke sector die principes uit de private sector overneemt, zoals marktdenken, privatisering, strategisch management en klantgerichtheid. |
| Ambtenaren | Staatsmedewerkers die beleid uitvoeren en adviseren; ze verschillen van politici in hun selectie, termijn, expertise, drijfveren en primaire oriëntatie. |
| Bureaucratische macht | De invloed die uitgaat van administratieve instanties, voortkomend uit hun strategische positie, logistieke capaciteiten en status, wat uitdagingen kan bieden voor politieke controle. |