Cover
Geriatrische zorg.docx
Summary
# Preventie van functieverlies en geriatrische beoordelingsinstrumenten
*Summary generation failed for this topic.*
---
# Dementie: diagnostiek, subtypes en gedragsmatige en psychologische symptomen
Dementie is een complexe neurocognitieve stoornis die een significante impact heeft op het dagelijks functioneren, met diverse subtypes en begeleidende gedragsmatige en psychologische symptomen die een systematische benadering vereisen.
### 2.1 Dementie als neurocognitieve stoornis
#### 2.1.1 Classificatie en diagnose
De classificatie van neurocognitieve stoornissen (NCD) is geëvolueerd, waarbij het DSM-5 de term "delier, dementie, amnestische en andere cognitieve stoornissen" heeft vervangen door "neurocognitieve stoornissen". Deze worden onderverdeeld in drie types:
* **Delier:** Een acute en fluctuerende stoornis in het bewustzijn en de aandacht, gekenmerkt door cognitieve disfuncties die direct voortkomen uit een somatische aandoening, intoxicatie of onttrekking. Delirium is behandelbaar en kan, mits tijdige interventie, verdere cognitieve achteruitgang voorkomen.
* **Beperkte neurocognitieve stoornissen (mild NCD):** Kenmerken een beperkte cognitieve achteruitgang ten opzichte van een eerder functioneringsniveau in één of meerdere cognitieve domeinen. Personen kunnen zelfstandig functioneren, maar hebben meer moeite en compenserende strategieën nodig. Dit kan een voorstadium zijn van uitgebreide NCD.
* **Uitgebreide neurocognitieve stoornissen (major NCD):** Gaan gepaard met een aanzienlijke afname in cognitief functioneren die het zelfstandig dagelijks functioneren belemmert. Dit is wat in de volksmond als dementie wordt aangeduid en wordt veroorzaakt door neurodegeneratie.
De ernst van NCD wordt gradueel ingedeeld in licht, matig en ernstig, gebaseerd op de mate van zelfredzaamheid in het dagelijks leven. De detectie en diagnose vereisen tijdige observatie, gegevens uit het dossier, anamnese en heteroanamnese, eventueel aangevuld met meetinstrumenten.
#### 2.1.2 Subtypes van dementie
Er zijn diverse subtypes van dementie, waaronder:
* **Ziekte van Alzheimer:** Gekenmerkt door neurodegeneratie die begint in de hippocampus, met amyloïde plaques en neurofibrillaire kluwens als pathologische kenmerken. Het ziektebesef is vaak goed in de beginfase, wat kan leiden tot angst en depressie.
* **Vasculaire dementie:** Ontstaat door schade aan cerebrale vaten (CVA's), wat leidt tot ischemische beschadiging van neuronen. Symptomen zijn variabel en treden vaak trapsgewijs op. Optimalisatie van de cardiovasculaire toestand is cruciaal.
* **Frontotemporale dementie (FTD):** Veroorzaakt door eiwitneerslag in de frontale en temporale hersenkwabben, leidend tot veranderingen in gedrag, persoonlijkheid en/of taalstoornissen. Geheugenproblemen treden later op.
* **Dementie met Lewy-lichaampjes (DLB):** Kenmerkt zich door abnormale eiwitneerslag in hersencellen, met pathologie die vergelijkbaar is met de ziekte van Parkinson. Motorische problemen en visuele hallucinaties kunnen voorkomen.
* **Andere oorzaken:** Diverse andere aandoeningen kunnen dementie veroorzaken, zoals traumatisch hersenletsel, HIV-infectie, prionziekten, de ziekte van Huntington, de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, het syndroom van Korsakov, en normale-drukhydrocefalie.
#### 2.1.3 Diagnostische methoden en screening
De diagnostiek van dementie omvat:
* **"Niet-pluisgevoel" en vroege symptomen:** Alertheid op signalen zoals vergeetachtigheid, herhalingen, moeite met woorden vinden of het verliezen van de draad van het verhaal.
* **Heteroanamnese:** Gesprekken met naasten om informatie te verzamelen over veranderingen in geheugen, gedrag en functioneren.
* **Neuropsychologische screening:** Korte tests die nagaan of verder onderzoek naar cognitieve vermogens aangewezen is.
* **Mini Mental State Examination (MMSE):** Een erkende test die in ongeveer 10 minuten een globale indruk geeft van cognitief functioneren, waarbij een score onder de 24 wijst op mogelijke cognitieve problemen. Het heeft beperkingen bij bepaalde populaties.
* **Kloktekentest:** Een aanvullende test die zich richt op uitvoerende functies en minder afhankelijk is van taalbegrip.
* **Neuropsychologisch onderzoek:** Uitgebreidere testonderzoeken die een belangrijke bijdrage leveren aan de diagnose, vooral bij twijfel of een zwakkere score op screeningsinstrumenten.
#### 2.1.4 Risicofactoren en preventie
Risicofactoren voor dementie zijn onder meer leeftijd, een lager opleidingsniveau, onbehandeld gezichts- en gehoorverlies, hypertensie, roken, obesitas, diabetes, verhoogd LDL-cholesterol, fysieke inactiviteit, overmatig alcoholgebruik, traumatisch hersenletsel, depressie, luchtvervuiling en sociale isolatie. Preventieve aanbevelingen omvatten levenslang leren, preventie van zintuiglijke beperkingen, stoppen met roken, bevorderen van fysieke activiteit en gezonde voeding, beheersing van chronische aandoeningen, cognitieve stimulatie en sociale verbondenheid.
### 2.2 Gedragsmatige en psychologische symptomen van dementie (BPSD)
#### 2.2.1 Kenmerken en oorzaken van BPSD
BPSD omvatten een breed scala aan verstoorde percepties, gedachten, stemmingen of gedragingen die vaak voorkomen bij personen met dementie. Deze kunnen onderverdeeld worden in:
* **Gedragsmatige symptomen:** Agitatie, fysieke en verbale agressie, euforie, apathie, ontremming.
* **Psychologische symptomen:** Depressie, angst, hallucinaties, wanen.
Het ontstaan van BPSD is multifactorieel en kan verklaard worden aan de hand van een model dat neurologische schade, biografie, psychologische factoren, lichamelijke gezondheid en sociale/fysieke omgevingsfactoren omvat ($Gedrag = N + B + P + L + S$). Het 'progressively lowered stress threshold' (PLST)-model benadrukt de toenemende gevoeligheid voor stressoren in de omgeving, wat leidt tot angst en geagiteerd gedrag. Het 'unmet needs interaction with dementia'-model verklaart agitatie als een reactie op onvervulde behoeften.
#### 2.2.2 Benadering en interventies bij BPSD
Een belevingsgerichte zorg en een analytische aanpak zijn essentieel voor de aanpak van BPSD. Belangrijke principes zijn:
* **Signaleren en Erkenning:** Tijdig signaleren van (mogelijke) BPSD en deze erkennen als een vorm van communicatie.
* **Observeren en Actief Bevragen:** Systematisch observeren van gedrag en actief in gesprek gaan met de persoon met dementie en diens naasten.
* **Probleemanalyse:** Een grondige analyse van alle factoren die bijdragen aan het gedrag, met behulp van methoden zoals de ABC-methode (Actie, Bewa(r)kers, Consequenties, Samen bespreken).
* **Psychosociale Interventies:** Focus op oorzaken in plaats van alleen op de uitingen. Dit kan cognitieve stimulatie, lichaamsbeweging en ondersteuning voor mantelzorgers omvatten.
* **Medicatie:** Medicamenteuze interventies, zoals antipsychotica of sedativa, worden enkel overwogen als andere interventies niet helpen en alleen in noodsituaties, waarbij de voordelen tegen de nadelen worden afgewogen.
* **Fysieke Vrijheidsbeperking:** Wordt eveneens als laatste redmiddel ingezet.
#### 2.2.3 Specifieke gedragsveranderingen en fasen van dementie
De gedragsveranderingen en de impact op het functioneren variëren afhankelijk van de fase van dementie:
* **Bedreigde Ik (beginnende dementie):** Problemen met denken, nieuwe informatie opslaan, instrumentele activiteiten van het dagelijks leven (IADL). Gevoelens van onzekerheid, angst, wanhoop, prikkelbaarheid. Richt zich op sterke kanten en het behouden van grip op het dagelijks leven.
* **Verdwaalde Ik (matige dementie):** Denken valt weg, meer geleid door emoties. Nieuwe informatie opnemen lukt niet meer. Herinneringen aan het verleden vermengen zich met het heden. Loopdrang, dwaalgedrag, verlies van fatsoensnormen. Afhankelijkheid van anderen. Stimuleert beweging in een veilige omgeving.
* **Verborgen en Verzonken (ernstige dementie):** Vermogen tot communiceren is verloren. Taal verliest betekenis. Volledig in zichzelf gekeerd, afhankelijk van primaire behoeften (eten, drinken, rust, veiligheid). Observeren wat ontspanning bevordert.
* **Levenseinde:** Vroegtijdige zorgplanning is cruciaal voor de beslissingen rondom het levenseinde, waarbij palliatieve zorg een recht is.
#### 2.2.4 Hulpmiddelen en benaderingen
Diverse hulpmiddelen en benaderingen kunnen worden ingezet:
* **Realiteitsoriënterende benadering:** Gebruik van informatie (klok, kalender) en herkenbare objecten om desoriëntatie tegen te gaan.
* **Reminiscentie:** Het opwekken van herinneringen via verhalen, muziek, foto's, afgestemd op de levensloop van de persoon.
* **Snoezelen:** Stimuleren van zintuiglijke waarneming voor ontspanning en rust.
* **PDL-benadering (Passiviteiten van het Dagelijkse Leven):** Methodiek gericht op optimale begeleiding van de zorgvrager.
* **Communicatietips:** Persoonsgerichte zorg, respect, nuance, kennis over dementie.
#### 2.2.5 Evaluatie van medicatie en vrijheidsbeperking
Bij het overwegen van medicatie voor BPSD is het essentieel om de voordelen en nadelen af te wegen. Fysieke vrijheidsbeperking wordt alleen in noodsituaties toegepast. De effectiviteit van ingezette interventies moet altijd worden geëvalueerd.
### 2.3 Uitdagingen in Diagnostiek en Evaluatie
#### 2.3.1 Instrumenten voor functionele evaluatie
* **KATZ-schaal:** Meet de mate van hulp bij activiteiten van het dagelijks leven (ADL) zoals wassen, kleden, verplaatsen, toiletbezoek, continentie en eten. Wordt gebruikt voor financiering van zorg en indicatiestelling.
* **IADL-schaal van Lawton en Brody:** Beoordeelt de bekwaamheid om instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven uit te voeren, zoals telefoneren, boodschappen doen, koken en huishouden.
* **BelRAI (Belgian Resident Assessment Instrument):** Een reeks internationaal gevalideerde beoordelingsinstrumenten die de gezondheids- en welzijnssituatie van kwetsbare ouderen gestandaardiseerd in kaart brengt en kwalitatieve zorgplanning ondersteunt.
* **BelRAI-screener:** Een kort screeningsinstrument (ongeveer 15 minuten).
* **BelRAI-LTCF:** Verplicht in Vlaamse woonzorgcentra.
* **BelRAI-HC:** Voor thuiszorg.
#### 2.3.2 Klinisch redeneren en Comprehensive Geriatric Assessment (CGA)
* **Klinisch redeneren:** Een proactieve methodiek die risico-inschatting, vroegsignalisering, probleemanalyse, interventie en opvolging omvat.
* **Comprehensive Geriatric Assessment (CGA):** Een interdisciplinaire beoordeling op meerdere domeinen (lichamelijk, cognitief, psychisch, functioneel, sociaal) om capaciteiten, zorgbehoeften en problemen op te sporen en te komen tot een gecoördineerd zorgplan. Het is een fundament voor klinisch redeneren bij kwetsbare ouderen.
#### 2.3.3 Ziekenhuisgerelateerd functieverlies
Dit type functieverlies ontstaat onder invloed van verschillende factoren, waaronder de gezondheidstoestand van de patiënt vóór opname, de ziekenhuisomgeving en het ontslagbeleid. Preventie en herstel vereisen multifactoriële interventies, zoals interventies door interne liaisonteams geriatrie en geriatrisch co-management.
#### 2.3.4 Evaluatie van visus, gehoor en continentie
* **Visusproblemen:** Ouderdomsverziendheid (presbyopie), cataract en leeftijdsgebonden maculadegeneratie zijn veelvoorkomende problemen die leiden tot verminderd zicht. Aanpassingen in de omgeving en communicatie, en het gebruik van hulpmiddelen zijn essentieel.
* **Gehoorverlies:** Presbyacusis, veroorzaakt door veroudering, ziekten of exogene factoren, beïnvloedt het richtinghoren en de perceptie van hoge tonen. Adequate communicatie en hulpmiddelen zijn belangrijk.
* **Continentieproblemen:** Urine-incontinentie kan chronisch of acuut zijn en heeft diverse oorzaken, waaronder urogenitale aandoeningen, medicatiegebruik, functionele beperkingen en omgevingsfactoren. Behandeling omvat bekkenbodemspiertraining, blaastraining, medicatie, leefstijladvies en chirurgische interventies.
#### 2.3.5 Ondervoeding en risico-inschatting
Ondervoeding is een veelvoorkomend geriatrisch syndroom met multifactoriële oorzaken, waaronder lichamelijke, psychische, functionele en sociale factoren. Risico-inschatting gebeurt via screeningsinstrumenten zoals de MNA, MUST en SNAQ. Interventies richten zich op persoonsgerichte zorg, aangepaste voeding en hulpmiddelen.
#### 2.3.6 Eenzaamheid en sociale kwetsbaarheid
Eenzaamheid kan emotioneel, sociaal of existentieel van aard zijn en wordt beïnvloed door eigen perceptie en uitlokkende factoren zoals verlies van gezondheid of sociale contacten. Interventies richten zich op het versterken van het sociale netwerk en het bieden van maatwerk.
#### 2.3.7 Geriatrische syndromen en hun aanpak
Oudere personen met dementie vertonen vaak meerdere geriatrische syndromen, waaronder vallen, incontinentie, ondervoeding, visus- en gehoorproblemen, slaapstoornissen en medicatiegerelateerde problemen. Een integrale en persoonsgerichte aanpak is noodzakelijk.
#### 2.3.8 Behandeling van specifieke cognitieve functies
* **Aandacht:** Moeilijkheden met volgehouden, selectieve en verdeelde aandacht komen voor. De verpleegkundige kan helpen door eerst de aandacht te trekken, multitasking te vermijden en prikkels te beperken.
* **Geheugen:** Stoornissen in het kortetermijngeheugen (inprenting en oprolling) zijn kenmerkend. Informatie moet eenvoudig, herhaald en eventueel op papier worden aangeboden.
* **Taal:** Spraak- en taalstoornissen (afasie) komen voor. Korte, eenvoudige zinnen en non-verbale communicatie zijn belangrijk.
* **Ruimtelijk inzicht:** Visueel-ruimtelijke problemen kunnen leiden tot inschattingsfouten en moeite met het onderscheiden van objecten. Voldoende licht en kleurcontrast helpen.
* **Executief functioneren:** Problemen met plannen, organiseren en impulsbeheersing. Een duidelijke planning en dagstructuur ondersteunen.
#### 2.3.9 Behandeling van medicamenteuze cognitieve symptomen
Cholinesteraseremmers en memantine kunnen cognitieve symptomen tijdelijk stabiliseren of vertragen, maar hebben beperkte effecten en mogelijke bijwerkingen. Lecanemab is een recentere behandeling die de onderliggende oorzaak van Alzheimer aanpakt door amyloïde-eiwitten te verminderen, voornamelijk in het vroege stadium.
#### 2.3.10 Medicatiegerelateerde problemen
Het optimaliseren van medicatiegebruik, het vermijden van polyfarmacie en het screenen op medicatiegerelateerde bijwerkingen zijn cruciaal. Deprescribing, het systematisch stopzetten van medicatie, kan nuttig zijn.
#### 2.3.11 Verpleegkundige interventies
Verpleegkundigen spelen een cruciale rol in de detectie, evaluatie en begeleiding van personen met dementie en hun naasten. Dit omvat het toepassen van klinische redenering, het gebruik van meetinstrumenten, het bieden van persoonsgerichte zorg en het uitvoeren van specifieke interventies gericht op cognitieve, gedragsmatige en fysieke symptomen.
### 2.4 Dementievriendelijke zorg
Het creëren van een dementievriendelijke omgeving en zorgpraktijk is essentieel in het ziekenhuis, woonzorgcentrum en thuis. Dit omvat het aanpassen van de fysieke omgeving, het trainen van personeel, het betrekken van mantelzorgers en het bieden van individueel afgestemde zorg. Het SPACE-model (Staff, Partnership, Assessment, Care, Environment) biedt een kader hiervoor.
---
# Specifieke geriatrische syndromen en zorgproblemen
Dit deel van de studiegids behandelt een reeks veelvoorkomende geriatrische syndromen en zorgproblemen die ouderen kunnen beïnvloeden, waaronder functieverlies, dementie, delier, incontinentie, ondervoeding, visus- en gehoorverlies, en eenzaamheid.
## 3.1 Het in kaart brengen van functionele mogelijkheden
Het dagelijks functioneren van ouderen kan worden opgesplitst in:
* **Activiteiten van het dagelijkse leven (ADL):** Essentieel voor zelfredzaamheid, zoals aan- en uitkleden, en eten.
* **Instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven (IADL):** Complexere activiteiten die planning en inzicht vereisen, zoals boodschappen doen, koken, huishouden en medicatiebeheer.
Verpleegkundigen hebben kennis van de functionele mogelijkheden nodig om veranderingen op te volgen, negatieve gezondheidsuitkomsten, zoals functieverlies, voor te blijven en het welslagen van behandelingen en interventies te evalueren.
### 3.1.1 Meetinstrumenten voor functioneren
* **KATZ-schaal:** Meet de hulpbehoefte bij ADL-activiteiten zoals wassen, kleden, verplaatsen, toiletbezoek, continentie en eten. Deze schaal wordt gebruikt voor financiering van zorgkosten in woonzorgcentra (WZC) en thuisverpleging, en voor indicatiestelling. In WZC wordt de KATZ-schaal vaak gecombineerd met de MMSE voor het beoordelen van oriëntatie in tijd en ruimte, tenzij er sprake is van dementie.
* **BelRAI (Belgian Resident Assessment Instrument):** Een reeks internationaal gevalideerde beoordelingsinstrumenten die de gezondheids- en welzijnssituatie van kwetsbare ouderen gestandaardiseerd in kaart brengen. Het doel is kwalitatieve zorgplanning en monitoring te realiseren. BelRAI beoordeelt fysieke, cognitieve, psychische en sociale zorgnoden. Een korter screeningsinstrument, de BelRAI-screener, kan worden gebruikt voor een snelle inschatting. In Vlaamse WZC is de BelRAI-LTCF verplicht.
* **IADL-schaal van Lawton en Brody:** Beoordeelt de bekwaamheid om instrumentele dagelijkse activiteiten uit te voeren en geeft inzicht in functionele zorgbehoeften.
### 3.1.2 Klinisch redeneren als proactieve methodiek
Klinisch redeneren is cruciaal voor het vroegtijdig signaleren en analyseren van risico's, het plannen van interventies en het opvolgen van kwetsbare ouderen. Het voorkomt "professioneel ageïsme", waarbij problemen niet tijdig worden aangepakt, wat kan leiden tot onnodig functieverlies. De principes van Comprehensive Geriatric Assessment (CGA) vormen de basis hiervoor.
### 3.1.3 Comprehensive Geriatric Assessment (CGA)
CGA is een interdisciplinaire beoordeling die gericht is op het identificeren van capaciteiten, zorgbehoeften en problemen van kwetsbare ouderen op meerdere domeinen (lichamelijk, cognitief, psychisch, functioneel, sociaal). Het doel is een gecoördineerd en integraal zorgplan op te stellen om beïnvloedbare risicofactoren voor functieverlies aan te pakken.
Stappen in CGA:
1. Opsporen van kwetsbare ouderen met hoog risico op functionele achteruitgang.
2. Evalueren van deze personen.
3. Uitvoeren van aanbevelingen uit de evaluatie.
### 3.1.4 Ziekenhuisgerelateerd functieverlies
Verbeterde medische technieken zorgen ervoor dat meer ouderen operaties ondergaan, wat echter het risico op complicaties zoals infecties, incontinentie, ondervoeding, delier en spierkrachtverlies verhoogt. Dit ziekenhuisgerelateerd functieverlies is multifactorieel en kan preventief worden aangepakt door middel van CGA en geriatrisch co-management.
* **Geriatrische liaisonteams:** Adviseren op basis van CGA, maar worden vaak te laat ingeschakeld.
* **Geriatrisch co-management:** Een proactieve, preventiegerichte aanpak waarbij geriatrische zorg structureel wordt geïntegreerd in niet-geriatrische diensten, met gedeelde verantwoordelijkheid en samenwerking.
**Tips voor preventie van ziekenhuisgerelateerd functieverlies:**
* Breng het functioneren vóór opname in kaart.
* Informeer, motiveer en betrek de oudere en mantelzorger over het belang van bewegen.
* Stimuleer dagelijkse mobiliteit en zelfredzaamheid.
* Creëer gunstige omstandigheden voor activiteit (bv. snelle verwijdering van katheters).
* Betrek de oudere bij beslissingen over ontslag en nazorg.
## 3.2 Dementie en neurocognitieve stoornissen
Neurocognitieve stoornissen (NCS), voorheen bekend als dementie, worden geclassificeerd als:
* **Delier:** Een acute, fluctuerende stoornis in het bewustzijn en de aandacht, vaak met bijkomende cognitieve stoornissen. Behandelbaar.
* **Beperkte neurocognitieve stoornissen (mild NCS):** Geringe cognitieve achteruitgang die compenserende strategieën vereist, maar zelfstandig functioneren nog mogelijk maakt. Kan een voorstadium zijn van uitgebreide NCS.
* **Uitgebreide neurocognitieve stoornissen (major NCS):** Significante afname in cognitief functioneren die het zelfstandig dagelijks leven belemmert. Dit wordt doorgaans aangeduid als dementie.
### 3.2.1 Classificatie en subtypes van NCS
De classificatie van NCS omvat verschillende subtypes, waaronder de Ziekte van Alzheimer, Frontotemporale degeneratie, Dementie met Lewy-bodies en Vasculaire ziekte. De gradatie (licht, matig, ernstig) is gebaseerd op de zelfredzaamheid in het dagelijks leven. Geheugenverlies is niet bij alle vormen van dementie een direct symptoom.
### 3.2.2 Dementie bij specifieke groepen
* **Jongdementie:** Eerste symptomen vóór 65 jaar.
* **Dementie bij personen met syndroom van Down:** Hogere kans door de aanwezigheid van het APP-gen op chromosoom 21. Vroege diagnose is uitdagend.
* **Dementie bij ouderen met migratieachtergrond:** Cross-culturele screenings zijn essentieel.
### 3.2.3 Symptomen en diagnose
Cognitieve symptomen variëren per individu en dementietype. Ze omvatten problemen met aandacht, geheugen, taal, ruimtelijk inzicht en executief functioneren.
* **Niet-pluisgevoel:** Initiële signalen die verder onderzoek vereisen.
* **Neuropsychologische screening:** Een korte test om de noodzaak voor verder onderzoek na te gaan.
* **Mini Mental State Examination (MMSE):** Een wereldwijd erkende screeningstest, hoewel met beperkingen (bv. bij ouderen, laag opgeleiden).
* **Kloktekentest:** Een aanvullende test, minder afhankelijk van taalbegrip.
* **Neuropsychologisch onderzoek:** Een uitgebreid testonderzoek voor diagnose.
### 3.2.4 Vormen van dementie
* **Ziekte van Alzheimer:** Neurodegeneratie die begint in de hippocampus, met amyloïde plaques en neurofibrillaire kluwens.
* **Vasculaire dementie:** Veroorzaakt door CVA's, met symptomen afhankelijk van de locatie van de beroerte.
* **Frontotemporale dementie:** Verlies van neuronen in de frontale en temporale kwabben, met gedrags- en persoonlijkheidsveranderingen.
* **Dementie met Lewy-bodies:** Abnormale eiwitneerslag in hersencellen, vaak met motorische problemen en visuele hallucinaties.
* **Andere vormen:** Ziekte van Creutzfeldt-Jakob, Ziekte van Huntington, Syndroom van Korsakov, Normale-drukhydrocefalie.
### 3.2.5 Preventie van dementie
Risicofactoren omvatten een lager opleidingsniveau, onbehandeld zichts- en gehoorverlies, hypertensie, roken, obesitas, diabetes, hoge LDL-cholesterol, inactiviteit, alcoholmisbruik, hersenletsel, depressie, luchtvervuiling en sociale isolatie. Preventieve aanbevelingen richten zich op levenslang leren, stoppen met roken, gezonde voeding, beweging, sociale verbondenheid en aanpak van risicofactoren.
### 3.2.6 Behandeling van dementie
* **Medicamenteuze behandeling:** Cholinesteraseremmers en memantine kunnen de symptomen tijdelijk stabiliseren. Nieuwe behandelingen zoals Lecanemab pakken de onderliggende oorzaak aan.
* **Gedragsmatige en psychologische symptomen:** Een multifactorieel verklaringsmodel (Gedrag = N + B + P + L + S: Neurologische schade, Biografie, Persoonlijkheid, Lichamelijke gezondheid, Sociale en fysieke omgeving) en het "Progressively Lowered Stress Threshold"-model helpen de oorzaken van gedragsveranderingen te begrijpen. Belevingsgerichte zorg, communicatie en het aanpakken van onvervulde behoeften (Unmet-needs interaction with dementia-model) zijn essentieel.
* **Zorgprincipes:** Routines, betrekken van naasten, beperken van keuzemogelijkheden, bewuste communicatie, alert zijn op angst/agitatie, en het aanpassen van de fysieke omgeving.
* **Behandeling van agitatie:** Eerst psychosociale interventies, daarna eventueel medicatie. De ABC-methode (Actie, Bew (lokkers), Consequenties, Samen bespreken) is nuttig voor probleemgedrag.
## 3.3 Delier
Een delier is een acute, fluctuerende neurocognitieve stoornis met verstoringen in bewustzijn, aandacht en andere cognitieve functies. Het kan hypersomnolentie of agitatie veroorzaken en is vaak een gevolg van een onderliggende lichamelijke aandoening, intoxicatie of onttrekking.
### 3.3.1 Kenmerken van delier
* **Bewustzijnsstoornis:** Verminderd besef van de omgeving.
* **Aandachtsstoornis:** Moeite met het richten, vasthouden en verplaatsen van de aandacht.
* **Cognitieve stoornissen:** Geheugen-, oriëntatie-, taal-, of waarnemingsproblemen.
* **Ontwikkeling:** Acuut ontstaan (uren tot dagen), fluctuerend verloop.
* **Oorzaak:** Direct gevolg van een somatische aandoening, intoxicatie, onttrekking of blootstelling aan toxische stoffen.
### 3.3.2 Uitingsvormen en differentiatie
Delier kan hyperactief, hypoactief of gemengd zijn. Het onderscheidt zich van dementie, depressie en psychose door de acute aanvang, fluctuerende aard en stoornis in bewustzijn.
### 3.3.3 Risicofactoren en preventie
Predisponerende factoren (bv. hoge leeftijd, dementie, eerdere delier) en precipiterende factoren (bv. chirurgie, slaaptekort, medicatie) dragen bij aan het risico. Preventie richt zich op niet-medicamenteuze, multifactoriële interventies, zoals het Hospital Elder Life Program (HELP).
### 3.3.4 Vroegsignalering en diagnostiek
* **Cognitieve screening:** Gebruik van instrumenten zoals de MMSE.
* **Oriëntatie en aandachtstesten:** Achterwaarts opsommen van dagen/maanden, digit span test.
* **Anamnese en heteroanamnese:** Cruciaal voor het achterhalen van de oorzaak.
* **Screeningstools:** Delirium Observation Screening Scale (DOSS) en Confusion Assessment Method (CAM) helpen bij detectie en ernstmeting.
### 3.3.5 Behandeling van delier
De behandeling richt zich primair op het achterhalen en behandelen van de onderliggende stoornis. Niet-medicamenteuze interventies (veilige omgeving, reoriëntatie, mobilisatie) zijn belangrijk. Medicamenteuze behandeling met antipsychotica of sedativa is slechts in uitzonderlijke gevallen aangewezen.
## 3.4 Incontinentie
Incontinentie is het ongewild urineverlies, wat vaak voorkomt bij ouderen door fysiologische veranderingen, aandoeningen en medicatiegebruik.
### 3.4.1 Fysiologische veranderingen en risicofactoren
Leeftijdsgebonden veranderingen in blaascapaciteit, sluitspierfunctie en zenuwvoorziening, evenals hormonale veranderingen (menopauze), prostaatvergroting bij mannen en schade aan bekkenbodemstructuren door bevallingen of ingrepen verhogen het risico.
### 3.4.2 Gevolgen van urine-incontinentie
Psychische problemen (stress, schaamte), sociale isolatie, huidproblemen (dermatitis, decubitus) en financiële lasten.
### 3.4.3 Typen urine-incontinentie
* **Urge-incontinentie:** Plotselinge, onbedwingbare aandrang.
* **Stress-incontinentie:** Urineverlies bij verhoogde intra-abdominale druk.
* **Gemengde urine-incontinentie:** Combinatie van urge- en stressincontinentie.
* **Overloopincontinentie:** Door blaasovervulling en onvolledige lediging.
* **Functionele urine-incontinentie:** Door fysieke of cognitieve beperkingen die het bereiken van het toilet bemoeilijken.
### 3.4.4 Risico-inschatting en interventies
* **Vroegsignalering:** Belangrijk om onderrapportage te voorkomen. Gebruik van meetinstrumenten zoals de ICIQ-SF en mictiedagboeken.
* **Analyse:** Identificeren van alle oorzaken en bevorderende factoren.
* **Interventies:** Gewoonteplassen, blaastraining, medicatie, leefstijladviezen, chirurgische ingrepen en gebruik van incontinentiemateriaal. Huidbescherming is cruciaal.
## 3.5 Ondervoeding
Ondervoeding is een veelvoorkomend geriatrisch syndroom bij kwetsbare ouderen, met multifactoriële oorzaken.
### 3.5.1 Verhoogde gevoeligheid en oorzaken
Veranderingen in smaak, geur, spijsvertering en eetlust, gecombineerd met verminderde energiebehoefte en soms een actievere levensstijl, dragen bij aan ondervoeding.
### 3.5.2 Gevolgen van ondervoeding
Verminderde lichaamsconditie, sarcopenie (spieratrofie), verhoogde zorgafhankelijkheid, psychische en sociale kwetsbaarheid.
### 3.5.3 Risico-inschatting en vroegsignalisering
Gebruik van screeningsinstrumenten zoals de Malnutrition Awareness Scale, MUST, MNA en SNAQ-varianten. Belangrijk is ook een gesprek met de oudere en mantelzorger, en biochemische analyses.
### 3.5.4 Interventies
Aangepaste voeding en maaltijden, persoonsgerichte zorg, optimale fysieke ruimte, gebruik van smaakversterkers en energie/eiwitrijke voeding zijn essentieel.
## 3.6 Visus- en gehoorverlies
Verminderd zicht en gehoor komen frequent voor bij ouderen en hebben aanzienlijke gevolgen.
### 3.6.1 Verhoogde gevoeligheid en oorzaken
**Visus:** Veranderingen in hoornvlies, netvlies, pupilgrootte en elasticiteit van de ooglens (presbyopie) leiden tot wazig zicht, verminderde lichtgevoeligheid en kleurwaarneming. Oorzaken zijn o.a. cataract, leeftijdsgebonden maculadegeneratie, glaucoom en retinopathie.
**Gehoor:** Veranderingen in het kraakbeen van de gehoorgang, oorsmeerproductie, gehoorbeentjes en doorbloeding van het binnenoor leiden tot presbyacusis (ouderdomsslechthorendheid). Andere oorzaken zijn Menière, diabetes, otosclerose, lawaai en ototoxische medicatie.
### 3.6.2 Gevolgen van verminderde visus en gehoor
Zorgafhankelijkheid, verhoogd valrisico, fysieke en sociale kwetsbaarheid, schaamte, desoriëntatie, en verhoogd sterfterisico.
### 3.6.3 Risico-inschatting en interventies
Vroegsignalering door observatie van klinische tekenen en anamnese. Interventies omvatten aanpassingen in de omgeving en communicatie, en het gebruik van hulpmiddelen.
## 3.7 Valpreventie
Ouderen vallen frequent, met ernstige lichamelijke en psychosociale gevolgen.
### 3.7.1 Gevolgen van vallen
Lichamelijke schade (fracturen, hoofdletsel) en psychosociale impact (valangst, verlies van zelfstandigheid).
### 3.7.2 Risico-inschatting en interventies
* **Valanamnese en mobiliteitstesten:** Identificeren van risicofactoren.
* **Multifactoriële aanpak:** Aanpakken van beïnvloedbare factoren zoals verminderde mobiliteit, visus-/gehoorproblemen, incontinentie, medicatie en omgevingsfactoren.
* **Secundaire preventie:** Gericht op het voorkomen van herhaaldelijke valincidenten.
## 3.8 Eenzaamheid
Eenzaamheid is het subjectieve gemis aan sociale relaties (emotioneel, sociaal, existentieel) en kan kortdurend of chronisch zijn.
### 3.8.1 Risico-inschatting en vroegsignalisering
Oog hebben voor het sociale netwerk, bewustzijn van risicofactoren en vroegsignalering via signalen zoals lichamelijke klachten, psychische problemen of veranderingen in gedrag. Gebruik van schalen zoals de UCLA Loneliness Scale en de Eenzaamheidsschaal van De Jong-Gierveld.
### 3.8.2 Interventies
Maatwerk is essentieel, gericht op het sociale netwerk, het vergroten van het gevoel erbij te horen en het vinden van een doel in het leven. Technologie kan hierbij ondersteunen.
## 3.9 Medicatiegebruik bij ouderen
Overmatig medicatiegebruik ("overgebruik") en de aanpak ervan via "deprescribing" (systematisch stoppen met medicatie) zijn belangrijk. Ook medicatie-geïnduceerde problemen, zoals incontinentie en ondervoeding, dienen te worden aangepakt.
## 3.10 Multimorbiditeit en verouderingsprocessen
Ouderen hebben vaak meerdere chronische aandoeningen (bv. diabetes, hartfalen, COPD) die samen met normale verouderingsprocessen leiden tot complexe zorgsituaties. Veranderingen in visus, gehoor, mobiliteit en cognitie zijn veelvoorkomend.
## 3.11 Beoordeling en indicatiestelling
Instrumenten zoals de KATZ-schaal en BelRAI zijn cruciaal voor het objectiveren van zorgbehoeften en het bepalen van indicaties voor zorg, zowel thuis als in instellingen.
## 3.12 Preventie van complicaties
Gerichte preventie van geriatrische syndromen, zoals vallen, incontinentie, ondervoeding en delier, is essentieel om de kwaliteit van leven van ouderen te behouden en complicaties te voorkomen. Dit vereist een integrale en persoonsgerichte benadering.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Activiteiten van het dagelijks leven (ADL) | Dit zijn basisactiviteiten die essentieel zijn voor zelfredzaamheid in de eigen leefomgeving, zoals aan- en uitkleden, wassen en eten. Ze vormen de basis voor iemands zelfstandigheid. |
| Instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven (IADL) | Dit zijn complexere activiteiten die planning en inzicht vereisen, zoals boodschappen doen, koken, het onderhoud van de woning en medicatiebeheer. Ze vereisen meer cognitieve en organisatorische vaardigheden. |
| KATZ-schaal | Een evaluatie-instrument dat de mate van hulpbehoefte bij dagelijkse activiteiten (ADL) meet. Het wordt gebruikt voor de indicatiestelling van zorg, met name voor residentiële zorginstellingen (WZC) en thuisverpleging. |
| BelRAI | Een reeks internationaal gevalideerde inschattingsinstrumenten die de gezondheids- en welzijnssituatie van kwetsbare ouderen in kaart brengen. Het beoordeelt fysieke, cognitieve, psychische en sociale zorgnoden om kwalitatieve zorgplanning en monitoring te realiseren. |
| Comprehensive Geriatric Assessment (CGA) | Een interdisciplinaire beoordeling van een kwetsbare oudere op meerdere domeinen (lichamelijk, cognitief, psychisch, functioneel en sociaal). Het doel is het opsporen van capaciteiten, zorgbehoeften en problemen om tot een gecoördineerd en integraal zorgplan te komen. |
| Ziekenhuisgerelateerd functieverlies | Dit verwijst naar het verlies van functionele mogelijkheden dat optreedt tijdens of na een ziekenhuisopname, als gevolg van factoren zoals immobiliteit, acute ziekte en de ziekenhuisomgeving zelf. |
| Geriatrisch co-management | Een proactieve en samenwerkingsgerichte benadering waarbij geriatrische expertise structureel wordt geïntegreerd in niet-geriatrische afdelingen om geriatrische problemen vroegtijdig aan te pakken en te voorkomen. |
| Neurocognitieve stoornissen (NCD) | Een brede term die veranderingen in cognitief functioneren omvat, zoals dementie, delirium en mild cognitieve stoornissen. Het is de nieuwe benaming in de DSM-5 voor wat voorheen verschillende cognitieve stoornissen werden genoemd. |
| Dementie | Een chronische en progressieve aandoening die gekenmerkt wordt door een aanzienlijke afname van cognitief functioneren, met name in geheugen, taal, probleemoplossend vermogen en sociale vaardigheden, die zelfstandig functioneren belemmert. |
| Delier | Een acute, fluctuerende neurocognitieve stoornis die gekenmerkt wordt door een plotselinge verandering in het bewustzijn, aandacht en cognitieve functies. Het is vaak veroorzaakt door een onderliggende lichamelijke aandoening of intoxicatie en is in veel gevallen omkeerbaar. |
| Urine-incontinentie | Onvrijwillig urineverlies dat kan optreden door diverse oorzaken, waaronder veroudering, veranderingen in de blaasfunctie, bekkenbodemproblemen, en functionele of omgevingsfactoren. Het heeft aanzienlijke psychische, sociale en financiële gevolgen. |
| Ondervoeding | Een chronisch geriatrisch syndroom met een multifactorieel karakter, gekenmerkt door een verminderde inname of absorptie van voedingsstoffen. Dit kan leiden tot algemene verminderde lichaamsconditie, spieratrofie (sarcopenie), zorgafhankelijkheid en psychische kwetsbaarheid. |
| Visus- en gehoorverlies | Leeftijdsgebonden achteruitgang van het zien en horen. Verminderde visus kan leiden tot problemen met het onderscheiden van contrasten en kleuren, terwijl gehoorverlies het verstaan van spraak bemoeilijkt en kan leiden tot desoriëntatie en sociale isolatie. |
| Valpreventie | Een multifactoriële aanpak gericht op het verminderen van het risico op vallen bij ouderen. Dit omvat het identificeren en aanpakken van beïnvloedbare risicofactoren zoals verminderde mobiliteit, valangst, visus- en gehoorproblemen en medicatiegebruik. |
| Eenzaamheid | Een subjectief gevoel van gemis aan sociale relaties, zowel kwantitatief als kwalitatief. Het kan emotionele, sociale of existentiële vormen aannemen en heeft aanzienlijke gevolgen voor het emotionele en fysieke welzijn. |
| Gedragsmatige en psychologische symptomen van dementie (BPSD) | Een verzamelnaam voor symptomen zoals agitatie, agressie, angst, depressie, hallucinaties en wanen die vaak voorkomen bij personen met dementie. Deze symptomen worden beschouwd als een communicatievorm en vereisen een analytische en persoonsgerichte aanpak. |
| Persoonsgerichte zorg | Een zorgbenadering waarbij de individuele behoeften, voorkeuren, waarden en levensgeschiedenis van de persoon met dementie centraal staan. Het doel is het bevorderen van welzijn, identiteit en het gevoel erbij te horen. |
| Delirium Observation Screening Scale (DOSS) | Een screeningsinstrument om de ernst van een delier te meten. Het evalueert gedragskenmerken en kan gebruikt worden om het verloop van een delier te monitoren en de effectiviteit van interventies te beoordelen. |
| Neuropsychologisch onderzoek | Een uitgebreid testonderzoek dat een belangrijke bijdrage levert aan de diagnose van cognitieve stoornissen. Het omvat een grondig gesprek met de persoon en naasten, gevolgd door een reeks cognitieve tests. |
| Malnutrition Universal Screening tool (MUST) | Een screeningsinstrument om het risico op ondervoeding te meten. Het houdt rekening met body mass index (BMI), onbedoeld gewichtsverlies en de mogelijke impact van ziekte op de voedingstoestand. |
| Ziekte van Alzheimer | De meest voorkomende vorm van dementie, gekenmerkt door de afbraak van neuronen en de vorming van amyloïde plaques en neurofibrillaire kluwens in de hersenen. Het begint vaak met problemen met het korte termijn geheugen en vordert geleidelijk. |
| Vasculaire dementie | Dementie veroorzaakt door schade aan de hersenen als gevolg van cerebrovasculaire aandoeningen, zoals een beroerte (CVA) of meerdere kleine beroertes. Het ziektebeeld kan sterk variëren afhankelijk van de locatie en omvang van de hersenschade. |
| Frontotemporale dementie | Een progressieve neurodegeneratieve hersenziekte die voornamelijk de frontale en temporale hersenkwabben aantast. Dit leidt primair tot gedrags- en persoonlijkheidsveranderingen, taalstoornissen en problemen met executief functioneren. |
| Dementie met Lewy-lichaampjes | Een vorm van dementie die gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van Lewy-lichaampjes in de hersencellen. Symptomen kunnen variëren van geheugenverlies tot motorische problemen, vergelijkbaar met de ziekte van Parkinson, en visuele hallucinaties. |
| Cholinesteraseremmers | Medicijnen die de afbraak van acetylcholine in de hersenen remmen, wat kan leiden tot een tijdelijke stabilisering van cognitieve symptomen bij de ziekte van Alzheimer. Ze hebben echter een bescheiden en tijdelijk effect en kunnen bijwerkingen hebben. |
| Memantine | Een medicijn dat de abnormaal hoge niveaus van glutamaat in de hersenen blokkeert, wat bijdraagt aan de beschadiging van hersencellen bij Alzheimer. Het kan cognitieve functies verbeteren en wordt vaak teruggbetald in combinatie met cholinesteraseremmers. |
| Lecanemab | Een antilichaam dat zich bindt aan amyloïde-bèta-eiwitten in de hersenen, met als doel de vorming van amyloïde plaques te verminderen. Het wordt ingezet in het vroege stadium van Alzheimer en kan bijwerkingen hebben zoals zwellingen en bloedingen in de hersenen. |
| Apraxie | Een onvermogen om complexe, aangeleerde handelingen doelgericht uit te voeren ondanks intacte motoriek. Dit treedt vaak eerst op bij instrumentele activiteiten van het dagelijks leven en vordert naar basisactiviteiten. |
| Agnosie | Het onvermogen om waargenomen zintuiglijke informatie, zoals geluiden, voorwerpen of personen, te herkennen. Dit verschilt van apraxie, waarbij voorwerpen wel herkend worden, maar de kennis over hun gebruik verdwenen is. |
| Facadegedrag | Gedrag waarbij iemand niet openstaat voor verandering of nieuwe informatie, vaak als reactie op gevoelens van onzekerheid of verlies. Confabuleren is een bijzondere vorm hiervan, waarbij gaten in het geheugen worden opgevuld met verzonnen verhalen. |
| Snoezelen | Een zintuiglijke stimulatietherapie die gebruikmaakt van licht, geuren, geluiden, smaken en tastbare materialen om contact te leggen en gevoelens van ontspanning en rust te bevorderen bij personen met gevorderde dementie. |
| PDL-benadering (Passiviteiten van het dagelijkse leven) | Een methode die bestaat uit handelingen, voorzieningen en maatregelen om de begeleiding van passieve zorgvragers te optimaliseren. Dit omvat onder andere wisselhoudingen, dynamische zitmiddelen en het beheerst gebruik van tilliften. |
| Dementia Care Mapping | Een observatiemethodiek die tot doel heeft persoonsgerichte zorg te stimuleren. Getrainde observatoren observeren gedurende zes uur zes bewoners met dementie om de kwaliteit van de zorg te evalueren. |
| Healing environment | Een fysieke omgeving die bijdraagt aan het welzijn van personen, onder andere door het gebruik van licht, verlichting, kleur en geur. Het creëren van een helende omgeving kan de beleving en het welzijn van kwetsbare personen positief beïnvloeden. |
| Hygiënische zorgen en mondzorg | Essentiële aspecten van de dagelijkse zorg, met speciale aandacht voor een warme en comfortabele omgeving, een aangename watertemperatuur, het handhaven van routines en de huishoudelijke staat van de badkamer. |
| Toiletgebeuren | Het proces van toiletgang, waarbij aandacht besteed wordt aan het tijdig bereiken van het toilet, het voorkomen van ongewild urineverlies en het zorgen voor adequate hygiëne. Problemen hierbij kunnen wijzen op functionele incontinentie. |
| Geriatrische problemen | Problemen die specifiek voorkomen bij ouderen, vaak gerelateerd aan leeftijdsgebonden aandoeningen zoals artrose, maar ook aan veranderingen in visus, gehoor en cognitief functioneren. Dementie kan deze problemen verergeren. |
| Acuut ontstaan en fluctuerend verloop | Kenmerken van een delier, waarbij de stoornissen in bewustzijn, aandacht en concentratie acuut ontstaan en sterk kunnen fluctueren gedurende de dag. Dit staat in contrast met de geleidelijke en stabiele aard van dementie. |
| Confusion Assessment Method (CAM) | Een diagnostisch instrument dat gebruikt wordt om snel symptomen van een delier te detecteren. Het bestaat uit negen items die gericht zijn op alertheid, gedesorganiseerd denken, veranderd bewustzijn, desoriëntatie en geheugenstoornissen. |
| Niet-medicamenteuze interventies | Behandelingen die geen medicatie vereisen, maar gericht zijn op het aanpakken van beïnvloedbare risicofactoren. Dit omvat reoriëntatie, stimuleren van zelfzorg, fysieke activiteit, en psychosociale ondersteuning. |
| Medicamenteuze interventies | Behandelingen die medicatie gebruiken, zoals antipsychotica of sedativa, om gedragssymptomen zoals agitatie bij een delier te verminderen. De voordelen en nadelen van deze medicatie moeten zorgvuldig worden afgewogen. |
| Urogenitale aandoeningen | Aandoeningen van de urinewegen en geslachtsorganen, zoals urineweginfecties en benigne prostaathyperplasie, die urine-incontinentie kunnen veroorzaken of verergeren. |
| Obstipatie en fecale impactie | Problemen met de stoelgang, waarbij de ontlasting moeilijk of niet kan worden uitgedreven. Dit kan leiden tot overloopincontinentie en andere complicaties, en is vaak multifactorieel. |
| Medicatie-geïnduceerde urine-incontinentie | Urine-incontinentie veroorzaakt door het gebruik van bepaalde medicijnen, zoals alfablokkers, diuretica of anticholinerge middelen. Deze medicijnen kunnen de tonus van de urethra, urinevolume of cognitieve functies beïnvloeden. |
| Bekkenbodemspiertraining | Een oefentherapie gericht op het versterken van de bekkenbodemspieren. Dit kan helpen bij het voorkomen en behandelen van urine-incontinentie, met name stress-incontinentie. |
| Blaastraining | Een interventie die gericht is op het herwinnen van controle over de blaasfunctie door middel van geleidelijk langere tijd uitstellen van toiletbezoek en vaste toiletrondes. |
| Voedselinname opvolgen | Het monitoren van de hoeveelheid en soort voedsel die een persoon consumeert om ondervoeding te signaleren en te voorkomen. Dit gebeurt door middel van dagelijkse registratie en berekening van punten per maaltijd. |
| Screeningsinstrumenten (voeding) | Vragenlijsten en meetinstrumenten zoals de MNA (Mini Nutritional Assessment) en MUST (Malnutrition Universal Screening tool) die helpen bij het vroegtijdig opsporen van ondervoeding bij kwetsbare ouderen. |
| Katarakt (staar) | Een oogaandoening waarbij de ooglens troebel wordt, wat leidt tot wazig zien, verminderde kleurperceptie en lichtgevoeligheid. Een chirurgische ingreep kan de troebele lens vervangen door een kunstlens. |
| Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (AMD) | Een aandoening die het centrale zicht aantast door schade aan de macula (gele vlek) van het netvlies. Er zijn twee vormen: droge AMD, die traag verloopt, en natte AMD, die sneller verergert en behandeld kan worden met injecties. |
| Glaucoom | Een oogaandoening die gekenmerkt wordt door een verhoogde oogboldruk, wat leidt tot schade aan de oogzenuw en verminderd zicht, met name het perifere zicht. Behandeling omvat oogdruppels, lasertherapie of chirurgie. |
| Retinopathie | Schade aan het netvlies als gevolg van aantasting van de kleine bloedvaten. Dit komt vaak voor bij diabetes en kan leiden tot symptomen zoals zwarte vlekken en verminderde gezichtsscherpte. |
| Eigen perceptie (eenzaamheid) | De manier waarop iemand zijn sociale situatie interpreteert en vergelijkt met zijn behoeften en de sociale relaties van anderen. Dit subjectieve aspect is cruciaal voor het ervaren van eenzaamheid. |
| Uitlokkende factoren (eenzaamheid) | Factoren die eenzaamheid kunnen veroorzaken of verergeren. Deze kunnen intra-individueel zijn (bv. verlies van gezondheid, persoonlijkheid), inter-individueel (bv. veranderingen in sociaal netwerk) of maatschappelijk van aard. |
| Maatwerk (eenzaamheid) | Een aanpak die gericht is op meerdere oorzaken van eenzaamheid tegelijkertijd en is afgestemd op de specifieke doelgroep en het individu. Het kan interventies omvatten op het niveau van het sociale netwerk, het individu en de maatschappij. |
| Realiteitsoriënterende benadering | Een communicatiemethode die de persoon met dementie helpt de realiteit te behouden door middel van het geven van oriënterende informatie, een overzichtelijke indeling en herkenbare aankleding in de leefomgeving. |
| Reminiscentie | Het ophalen van herinneringen door middel van verhalen, muziek, foto's of geuren die afgestemd zijn op de leeftijd, cultuur en levensloop van de persoon. Dit heeft geen therapeutisch doel, maar draagt bij aan welzijn en contact. |
| Ziektebeeld (Delier) | Kenmerken van een delier, waaronder acute verandering van cognitief functioneren, fluctuerend verloop, verstoorde aandacht, veranderd bewustzijn en psychomotorische onrust. Het is omkeerbaar en onderscheidt zich van dementie door het acute en fluctuerende karakter. |
| Ziektebeeld (Dementie) | Kenmerken van dementie, die chronisch is en gekenmerkt wordt door een geleidelijke achteruitgang van cognitief functioneren. Waarnemingsstoornissen kunnen aanwezig zijn, maar het bewustzijn is doorgaans niet verstoord zoals bij een delier. |
| Ziektebeeld (Depressie) | Een stemmingsstoornis die gekenmerkt wordt door aanhoudende somberheid, verlies van interesse en energie. Het kan cognitieve symptomen veroorzaken, maar is doorgaans omkeerbaar en anders dan de chronische, progressieve aard van dementie. |
| Ziektebeeld (Psychose) | Een toestand die gekenmerkt wordt door wanen en hallucinaties, waarbij de realiteitszin verstoord is. Psychotische symptomen kunnen ook voorkomen bij dementie of een delier, maar de primaire kenmerken verschillen. |