Cover
Empieza ahora gratis Triage.pptx
Summary
# Het Manchester Triage Systeem (MTS)
Het Manchester Triage Systeem (MTS) is een gestandaardiseerd instrument voor het sorteren van patiënten op de spoedeisende hulp, gericht op het objectief bepalen van de urgentie van zorg op basis van de aanmeldingsklacht, met veiligheid als primair doel.
### 1.1 Definitie en doel van triage
Triage betekent letterlijk sorteren. Het proces binnen het Manchester Triage Systeem (MTS) dient om te bepalen welke patiënt het dringendst geholpen moet worden. Het is een instrument dat objectief werkt, gebaseerd op de aanmeldingsklacht en de daaruit voortvloeiende prioriteit. Veiligheid van de patiënt is het hoofddoel van dit systeem. Het sorteren gebeurt niet op basis van het tijdstip van aanmelding, en het systeem houdt geen rekening met het aantal benodigde onderzoeken of interventies, in tegenstelling tot systemen zoals de Emergency Severity Index (ESI).
### 1.2 Methodologie van het MTS
Het MTS volgt een systematische aanpak die uit de volgende stappen bestaat:
1. **Identificeren van het probleem:** Dit omvat het vaststellen waarmee de patiënt zich presenteert. Het systeem is ontworpen om bijna alle mogelijke presentaties op de spoedeisende hulp te kunnen behandelen. De achterliggende schema's zijn consistent opgebouwd volgens het ABCDE-principe, waardoor een combinatie van presentaties tot dezelfde klinische prioriteit kan leiden.
2. **Verzamelen en analyseren van informatie:** Na het kiezen van een specifiek presentatieschema, worden parameters verzameld. Op basis van deze 'discriminatoren' worden bepaalde zaken uitgesloten.
3. **Evalueren en selecteren van een uitkomst:** De triageverpleegkundige bepaalt welke discriminator het meest van toepassing is op de patiënt.
4. **Implementeren van de uitkomst:** Dit is het resultaat van het verzamelen, analyseren en evalueren van de informatie. Vervolgens wordt de uitkomst gecommuniceerd aan de patiënt en diens begeleiders, vaak aan de hand van een folder. Dit kan discussies oproepen.
5. **Monitoren en hertriëren:** De toestand van de patiënt kan veranderen, waardoor aanpassing van de triagecode (herbeoordeling) noodzakelijk kan zijn.
6. **Documentatie:** De beoordeling wordt gekoppeld aan het MTS en geïntegreerd in het Elektronisch Patiëntendossier (EPD). Dit moet leiden tot een zo volledig mogelijk beeld van de patiënt.
### 1.3 Het triageproces in de praktijk
Het triageproces omvat een reeks interacties en beoordelingen:
1. **Begroeting:** De triageverpleegkundige maakt kennis met de patiënt en kan hierbij al veel informatie opvangen, zoals zichtbare problemen zoals mank lopen, wonden, spraakproblemen, of de reden van bezoek.
2. **Aanwezige klachten (situation):** Op basis van de subjectieve patiëntengeschiedenis wordt het juiste stroomschema gekozen.
3. **Doorvragen (background):** Er wordt dieper ingegaan op de klachten, inclusief het mechanisme, de duur, medicatiegebruik, allergieën en relevante medische voorgeschiedenis. Kennis en vaardigheden van de triageverpleegkundige zijn hierbij van cruciaal belang en soms van levensbelang (bijvoorbeeld bij schouderpijn, bloeddrukverschillen tussen armen of verdenking op een aneurysma). Dit kan ook helpen bij het ontdekken van moeilijkere thema's zoals mishandeling.
4. **Onderzoek en parameters (assessment):** Er wordt effectief lichamelijk onderzoek verricht. Parameters, zoals de glycemie bij aanleiding of het gewicht bij kinderen, worden afhankelijk van de patiënt verzameld.
5. **Eerste hulp:** Dit is afhankelijk van de instelling. Voorbeelden zijn het afdekken van een open wond of het aanleggen van een draagdoek.
6. **Pijn:** De subjectieve pijnscore wordt objectief beoordeeld en behandeld volgens protocol of standing orders (bijvoorbeeld paracetamol, NSAID's, tramadol per os). De mate van pijn kan de urgentiegraad en de status van de patiënt beïnvloeden.
7. **Prioriteit (recommendation):** Aan de hand van de meest geschikte discriminator wordt de prioriteit toegekend.
8. **Documentatie:** Een registratie van het totale beeld omvat: reden van bezoek inclusief voorgeschiedenis en medicatie, allergieën, parameters inclusief pijnscore, objectieve vaststellingen/observaties, toegepaste eerste hulp, toegediende medicatie, en eventuele specifieke zaken (bv. ivm onderzoek, sepsis screening, mishandeling).
9. **Herbeoordeling:** De toestand van de patiënt kan veranderen, bijvoorbeeld na toediening van pijnmedicatie. De triageverpleegkundige bepaalt waar de patiënt vervolgens terechtkomt, afhankelijk van de beschikbare faciliteiten (REA, interne afdeling, fasttrack, wachtzaal, consultatie).
### 1.4 Over- en undertriage
Een cruciaal aspect van triage is het voorkomen van over- en undertriage:
* **Overtriage:** Dit kan leiden tot onnodige onderzoeken en kostbare zorg, vooral bij kinderen. Het kan ook paniek veroorzaken bij binnenkomst van de patiënt.
* **Ondertriage:** Dit is nadelig voor de patiëntenoutcome en kan voortkomen uit fouten in de klinische inschatting of het 'onderbuikgevoel' van de verpleegkundige, of een gebrek aan kennis.
### 1.5 Casuïstiek (voorbeelden)
De volgende casussen illustreren de toepassing van het MTS:
**Casus 1:** Een vrouw van 17/02/1979 presenteert zich met hevige hoofdpijn, gevolgd door ineenzakken en overgeven onderweg naar het werk. Ze voelt zich nog steeds misselijk, is verward en heeft een slechte spraak. Kracht in de ledematen is symmetrisch, graad 4.
* Vitale parameters: Pols 125 slagen/min, bloeddruk 152/87 mmHg, temperatuur 36,0 °C, ademhaling 12-20, saturatie 100%, bewustzijn aanspreekbaar. Pijnscore (NRS) is 8.
**Casus 2:** Maria, 96 jaar, is gevallen op haar hoofd in een woonzorgcentrum. Ze heeft matige dementie (MMS 17) en geen medicatielijst. De verwijsbrief is zeer summier.
**Casus 3:** Julia, 82 jaar, heeft een bijtwonde aan haar been, veroorzaakt door haar hondje. Ze wordt aangemeld door haar dochter. Een foto van het been is beschikbaar.
**Casus 4:** Kevin, 23 jaar, wordt door vrienden binnengebracht. Hij is niet aanspreekbaar en is erg paniekerig. Ze vermoeden dat er iets in zijn drankje is gedaan ('spiking').
* Parameters: Saturatie 99%, bloeddruk 102/65 mmHg, pols 98 slagen/min, glycemie 113 mg/dL, GCS 3/15.
**Casus 5:** Debby, 62 jaar, meldt zich met een VKO (vermoeden cardiale oorzaak) die 4 uur geleden begon. Ze wilde niet mee met de ziekenwagen en wachtte wegens drukte.
* Initiële triage parameters: Saturatie 93%, pols 94 slagen/min, bloeddruk 154/89 mmHg, temperatuur 36,6 °C, glycemie 123 mg/dL, Vas 7 (waarschijnlijk een score voor het bewustzijn), GCS 15/15.
De situatie van Debby verslechtert systematisch: verandering op het EKG, saturatie daalt tot 85% ondanks 12 liter zuurstof via een masker. Een CT-thorax toont geen grote afwijkingen. Ondanks weinig verbetering wordt gestart met CPAP, waarbij ze braakt. Later volgt intubatie. Een cardioloog voert een echo aan bed uit, die een ejectiefractie van 17% laat zien. Er is een vermoeden van dissectie van de arteria pulmonalis of een acuut coronair syndroom. Uiteindelijk wordt de diagnose Takotsubo-syndroom gesteld.
---
# Het triageproces
Het triageproces is een gestructureerd mechanisme om patiënten op de spoedafdeling te sorteren op basis van de urgentie van hun medische toestand, met als hoofddoel het waarborgen van patiëntveiligheid.
### 1.1 Definitie en doel
Triage betekent letterlijk 'sorteren'. Het is het proces waarbij wordt bepaald welke patiënt het dringendst medische hulp nodig heeft. Het Manchester Triage Systeem (MTS) is een veelgebruikt instrument dat objectief, op basis van de aanmeldingsklacht en de klinische prioriteit, patiënten indeelt. Veiligheid is hierbij het centrale doel, en het proces houdt geen rekening met het tijdstip van aanmelding of het aantal benodigde onderzoeken of interventies.
### 1.2 Methode van triage
Het triageproces volgt een systematische aanpak:
1. **Identificeren van het probleem:** Wat is de voornaamste klacht van de patiënt? Het MTS omvat schema's die zijn opgebouwd volgens het ABCDE-principe, wat zorgt voor consistentie, zelfs bij gecombineerde presentaties.
2. **Verzamelen en analyseren van informatie:** Na het kiezen van een relevant presentatieschema worden parameters verzameld om specifieke zaken uit te sluiten. Dit vereist kennis en vaardigheden van de triageverpleegkundige.
3. **Evalueren en selecteren van een uitkomst:** De triageverpleegkundige bepaalt welke discriminator het meest van toepassing is op de situatie van de patiënt.
4. **Implementeren van de uitkomst:** Dit is het resultaat van de voorgaande stappen en omvat communicatie naar de patiënt en diens begeleiders. Het kan leiden tot discussies. De toestand van de patiënt wordt gemonitord en kan leiden tot een herbeoordeling en aanpassing van de triagecode.
5. **Monitoren:** Voortdurende observatie van de patiënt om veranderingen in de toestand te detecteren.
### 1.3 Stappen binnen het triageproces
Het triageproces zelf bestaat uit specifieke stappen:
#### 1.3.1 Begroeting
De eerste interactie met de patiënt, waarbij al veel informatie kan worden verkregen door observatie (bv. mank lopen, zichtbare wonden, spraak, algemene indruk) en door te vragen naar de reden van bezoek.
#### 1.3.2 Aanwezige klachten (situation)
Op basis van de subjectieve anamnese van de patiënt wordt het juiste stroomschema gekozen.
#### 1.3.3 Doorvragen (background)
Gedetailleerde vragen over de klachten, inclusief mechanisme, duur, medicatiegebruik, allergieën, en relevante medische voorgeschiedenis. Dit kan van levensbelang zijn, bijvoorbeeld bij het differentiëren tussen schouderpijn, hoge bloeddruk of een aneurysma, of het ontdekken van complexe problematiek zoals mishandeling.
#### 1.3.4 Onderzoek en parameters (assessment)
Uitvoeren van een gericht lichamelijk onderzoek en het meten van vitale parameters. De te verzamelen parameters zijn afhankelijk van de patiënt (bv. gewicht bij kinderen, glycemie indien geïndiceerd).
#### 1.3.5 Eerste hulp
Indien nodig wordt direct eerste hulp verleend, zoals het afdekken van open wonden of het aanleggen van een draagdoek. Dit is vaak instellingsgebonden.
#### 1.3.6 Pijnscore
Objectieve pijnmeting met een gestandaardiseerde pijnscore (NRS - Numeric Rating Scale). Behandeling volgt protocollen of standing orders (bv. paracetamol, NSAID, tramadol per os). Allergieën moeten hierbij altijd in acht worden genomen. De mate van pijn kan de urgentiegraad en de status van de patiënt beïnvloeden. Er kunnen verschillen zijn in pijnperceptie tussen mannen en vrouwen.
#### 1.3.7 Prioriteitsbepaling (recommendation)
Op basis van de meest geschikte discriminator wordt de prioriteit van de patiënt bepaald.
#### 1.3.8 Documentatie
Een uitgebreide registratie van het totale beeld is cruciaal. Dit omvat:
* Reden van bezoek, inclusief voorgeschiedenis en medicatie.
* Allergieën.
* Parameters, inclusief pijnscore.
* Objectieve vaststellingen en observaties.
* Toegepaste eerste hulp.
* Toegediende medicatie.
* Eventuele specifieke zaken (bv. onderzoeken, sepsis screening, vermoeden van mishandeling).
#### 1.3.9 Herbeoordeling
De toestand van een patiënt kan gedurende het verblijf op de spoed veranderen. Herbeoordeling is noodzakelijk, zeker na toediening van pijnmedicatie of als de klinische toestand daartoe aanleiding geeft.
### 1.4 Doorstroom en zones
Na triage bepaalt de triageverpleegkundige waar de patiënt terechtkomt. Dit kan variëren afhankelijk van de beschikbare faciliteiten en de urgentie, zoals:
* Reanimatie (REA)
* Interne geneeskunde
* Fasttrack (voor minder urgente gevallen)
* Wachtzaal
* Consultatiekamer
Een goede briefing van het behandelteam is essentieel om de continuïteit van zorg te waarborgen en over- of undertriage te voorkomen.
### 1.5 Risico's van over- en undertriage
* **Overtriage (te hoge prioriteit):** Kan leiden tot kostbare, onnodige onderzoeken en behandelingen, en paniek bij patiënten die hier niet direct aanleiding toe geven. Bij kinderen kan dit complexere problematiek maskeren.
* **Ondertriage (te lage prioriteit):** Is nadelig voor de patiëntoutcome en kan voortkomen uit een foutief 'buikgevoel' of een gebrek aan kennis.
### 1.6 Casuïstiek
De volgende casussen illustreren de toepassing van triageprincipes:
#### 1.6.1 Casus 1: Patiënt met hoofdpijn en verwardheid
* **Situatie:** Patiënt (17/02/1979, vrouw) voelt plotseling hevige hoofdpijn op weg naar het werk, zakt ineen, braakt en is verward. Spreken is onsamenhangend ('slurred speech'). Kracht in alle ledematen is symmetrisch aanwezig.
* **Vitale parameters:**
* Pols: 125 slagen per minuut
* Bloeddruk (BD): 152/87 mmHG
* Temperatuur (Temp): 36,0 graden Celsius
* Ademhaling (AH): 12-20 ademhalingen per minuut
* Saturatie (Sat): 100%
* Bewustzijn (BWZ): Aanspreekbaar
* NRS pijnscore: 8
* **Analyse:** De combinatie van plotselinge hevige hoofdpijn, bewustzijnsverandering, braken en neurologische symptomen wijst op een potentiële cerebrovasculaire aandoening of een andere intracraniële pathologie. De vitale parameters laten een tachycardie zien en een licht verhoogde bloeddruk, wat kan passen bij een stressreactie of een onderliggend probleem.
#### 1.6.2 Casus 2: Maria (96 jaar) met val
* **Situatie:** Maria (96 jaar) is gevallen op haar hoofd in een verzorgingstehuis. Mini-Mental State Examination (MMS) score is 17 (matige dementie). Geen medicatielijst en een zeer summiere verwijsbrief.
* **Analyse:** Val op het hoofd bij een oudere patiënt met dementie vereist alertheid op mogelijke hoofd- of hersentrauma, ook bij afwezigheid van duidelijke waarschuwingssignalen op het moment van aanmelding. De lage MMS score compliceert het beoordelen van het bewustzijn en de cognitieve status.
#### 1.6.3 Casus 3: Julia (82 jaar) met bijtwonde
* **Situatie:** Julia (82 jaar) presenteert zich met een bijtwonde aan haar been, veroorzaakt door een hondje. Haar dochter brengt haar. Een foto van het been is beschikbaar.
* **Analyse:** Bijtwonden hebben een verhoogd risico op infectie. Een adequate wondreiniging, wondzorg en mogelijk antibiotische profylaxe zijn geïndiceerd.
#### 1.6.4 Casus 4: Kevin (23 jaar) met drugsintoxicatie
* **Situatie:** Kevin (23 jaar) wordt binnen gebracht door vrienden. Hij is niet aanspreekbaar, vertoont veel paniek en wordt letterlijk 'binnengedragen'. Vrienden vermoeden dat er iets in zijn drankje is gedaan (drugsproofing).
* **Parameters bij triage:**
* Saturatie (Sat): 99%
* Bloeddruk (BD): 102/65 mmHG
* Pols: 98 slagen per minuut
* Glycemie: 113 mg/dL
* Glasgow Coma Scale (GCS): 3/15
* **Analyse:** Een GCS van 3/15 duidt op diep bewustzijnsverlies en vereist onmiddellijke stabilisatie en intensieve zorg, inclusief luchtwegbeveiliging. De lage bloeddruk kan wijzen op shock. Het vermoeden van drugsinname maakt een toxische oorzaak waarschijnlijk.
#### 1.6.5 Casus 5: Debby (62 jaar) met borstklachten (acute situatie)
* **Situatie:** Debby (62 jaar) presenteert zich met klachten van borstpijn (VKO - vermoedelijk cardiaal orgaanpijn), 4 uur geleden ontstaan. Ze wilde niet mee met de ziekenwagen en moest wachten op de spoedafdeling wegens drukte.
* **Parameters bij triage:**
* Saturatie (Sat): 93%
* Pols: 94 slagen per minuut
* Bloeddruk (BD): 154/89 mmHG
* Temperatuur (Temp): 36,6 graden Celsius
* Glycemie: 123 mg/dL
* VAS (visuele analoge schaal voor pijn): 7
* GCS: 15/15
* **Verloop en verdere ontwikkelingen:** De toestand van Debby verslechtert. Haar saturatie daalt tot 85% ondanks zuurstoftoediening. Een CT-thorax toont geen significante afwijkingen. Er is weinig verbetering, wat leidt tot CPAP-behandeling. Ze braakt in het CPAP-masker en er ontstaat schuim op haar mond. Vervolgens wordt zij geïntubeerd. Een cardioloog voert een echo aan bed uit, waaruit een ejectiefractie van 17% blijkt. Er is een vermoeden van een dissectie van een coronaire arterie, een dissectie van de arterie pulmonalis, of een acuut coronair syndroom. Uiteindelijk wordt de diagnose TAKOTSUBO syndroom gesteld.
* **Analyse:** Deze casus benadrukt het belang van herbeoordeling. Ondanks initiële parameters die misschien niet direct levensbedreigend leken, verslechterde de toestand van de patiënt aanzienlijk, wat leidde tot intensieve interventies. De initiële wachttijd en de ontwikkeling van de symptomen onderstrepen de complexiteit van cardiovasculaire problematiek en het belang van een tijdige en accurate triage en herbeoordeling.
---
# Doorstroming van patiënten en risico's van triage
Dit onderwerp behandelt de doorstroming van getriagde patiënten naar verschillende zones en bespreekt de potentiële risico's van zowel overtriage als ondertriage.
### 3.1 Het triageproces
Het triageproces omvat meerdere stappen om de juiste prioriteit en bestemming voor een patiënt te bepalen.
#### 3.1.1 Begroeting
De eerste indruk van de patiënt kan al veel informatie verschaffen, zoals zichtbare mankementen, wonden of spraakproblemen. Dit helpt bij het vaststellen van de reden van bezoek.
#### 3.1.2 Aanwezige klachten (situation)
Op basis van de subjectieve patiëntengeschiedenis wordt het juiste stroomschema binnen het triage systeem gekozen.
#### 3.1.3 Doorvragen (background)
Verdere bevraging over de klachten is cruciaal. Dit omvat het mechanisme van de klachten, de duur, medicatiegebruik en allergieën. Relevante medische voorgeschiedenis en eventuele eerdere medische incidenten zijn ook belangrijk. Kennis en vaardigheden van de triageverpleegkundige zijn hierbij essentieel, zeker bij potentieel levensbedreigende situaties.
#### 3.1.4 Onderzoek en parameters (assessment)
Een lichamelijk onderzoek wordt uitgevoerd en relevante parameters worden gemeten. Dit kan variëren afhankelijk van de patiënt, zoals het gewicht bij kinderen of de glycemie indien geïndiceerd.
#### 3.1.5 Eerste hulp
Indien nodig wordt direct eerste hulp verleend, zoals het afdekken van een open wonde of het aanleggen van een draagdoek. De aard van de eerste hulp is instellingsgebonden.
#### 3.1.6 Pijn
De ernst van de pijn wordt objectief gescoord en behandeld volgens protocollen. De mate van pijn kan de urgentiegraad en de status van de patiënt beïnvloeden.
#### 3.1.7 Prioriteit (recommendation)
Op basis van de verzamelde informatie en de meest geschikte discriminatoren wordt de prioriteit van de patiënt bepaald.
#### 3.1.8 Documentatie
Een volledige registratie van het totaalbeeld is noodzakelijk. Dit omvat de reden van bezoek, voorgeschiedenis, medicatie, allergieën, gemeten parameters inclusief pijnscore, objectieve observaties, toegepaste eerste hulp en toegediende medicatie. Specifieke zaken zoals onderzoeksuitkomsten, sepsis screening of meldingen van mishandeling kunnen hier ook worden gedocumenteerd.
#### 3.1.9 Herbeoordeling
De toestand van de patiënt kan veranderen, waardoor een herbeoordeling noodzakelijk is, bijvoorbeeld na pijnmedicatie.
### 3.2 Doorstroming van patiënten
Na triage bepaalt de verpleegkundige waar de patiënt naartoe gaat. Dit kan variëren afhankelijk van de beschikbare faciliteiten, zoals de reanimatie, interne afdeling, fasttrack, wachtzaal of consultatieruimte. Een effectieve briefing is essentieel om het overzicht te behouden.
### 3.3 Over- en ondertriage risico's
#### 3.3.1 Overtriage
Overtriage, met name bij kinderen, kan leiden tot complexe en kostelijke, onnodige onderzoeken. Het kan ook onnodige paniek veroorzaken bij patiënten bij binnenkomst.
#### 3.3.2 Ondertriage
Ondertriage kan nadelige gevolgen hebben voor de patiëntoutcome. Het kan voortkomen uit een foutief "buikgevoel" of een gebrek aan kennis bij de triageverpleegkundige.
> **Tip:** Het Manchester Triage Systeem (MTS) is ontworpen om een objectieve en gestructureerde aanpak te bieden, met veiligheid als hoofddoel, onafhankelijk van het tijdstip van aanmelding of het aantal benodigde onderzoeken.
> **Voorbeeld:** Casus Debby, een 62-jarige vrouw met een VKO die aanvankelijk weigert mee te gaan met de ziekenwagen en terechtkomt in de wachtzaal door drukte. Haar toestand verslechtert stelselmatig, met een dalende saturatie en veranderingen op het EKG, wat uiteindelijk leidt tot intubatie en de diagnose Takotsubo syndroom. Dit illustreert het belang van herbeoordeling en het herkennen van achteruitgang.
---
# Casuïstiek in de spoedopvang
Dit gedeelte illustreert de praktische toepassing van triageprincipes aan de hand van diverse patiëntencasuïstiek, met focus op patiëntprofielen en klinische scenario's.
### 4.1 Het Triageproces
Triage is het proces van sorteren om te bepalen welke patiënt het dringendst geholpen moet worden, met veiligheid als hoofddoel. Het Manchester Triage Systeem (MTS) is een objectief instrument dat gebaseerd is op de aanmeldingsklacht en prioriteit bepaalt, onafhankelijk van het tijdstip van aanmelding. Het houdt geen rekening met het aantal onderzoeken of interventies zoals bij de Emergency Severity Index.
#### 4.1.1 Methode van Triage
De methode van triage omvat de volgende stappen:
1. **Identificeren van het probleem:** Vaststellen waarmee de patiënt zich presenteert. Achterliggende schema's zijn opgebouwd volgens het ABCDE-principe, zodat combinaties van presentaties tot dezelfde klinische prioriteit leiden.
2. **Verzamelen en analyseren van informatie:** Na het kiezen van een presentatieschema worden parameters verzameld en geanalyseerd om zaken uit te sluiten op basis van discriminatoren.
3. **Evalueren en selecteren van een uitkomst:** De triageverpleegkundige bepaalt welke discriminator het meest van toepassing is.
4. **Implementeren van de uitkomst:** Dit is het resultaat van het verzamelen, analyseren en evalueren. Vervolgens wordt de uitkomst gecommuniceerd aan de patiënt en diens omgeving (bijvoorbeeld via een folder). Dit kan soms tot discussies leiden.
5. **Monitoren en hertriëren:** De toestand van de patiënt wordt gemonitord en de triagecode kan worden aangepast.
#### 4.1.2 Het Triageproces: Stapsgewijs
Het triageproces kan verder worden uitgesplitst in de volgende stappen:
1. **Begroeting:** Direct bij binnenkomst kunnen observaties worden gedaan (bv. mankeren, wond, spraak). De reden van bezoek wordt vastgesteld.
2. **Aanwezige klachten (situation):** Aan de hand van de subjectieve patiëntengeschiedenis wordt objectief het juiste stroomschema gekozen.
3. **Doorvragen (background):** Er wordt doorgevraagd naar de klachten, het mechanisme, de duur, medicatie, allergieën en relevante medische voorgeschiedenis. Kennis en vaardigheden van de triageverpleegkundige zijn hierbij van belang. Dit kan levensreddend zijn bij specifieke klachten (bv. schouderpijn, bloeddrukverschil tussen armen, aneurysma). Ook het herkennen van moeilijke thema's zoals mishandeling is een aspect.
4. **Onderzoek en parameters (assessment):** Er wordt effectief lichamelijk onderzoek verricht. Parameters worden verzameld afhankelijk van de patiënt (bv. gewicht bij kinderen, glycemie bij aanleiding).
5. **Eerste hulp:** Eerste hulp wordt toegepast indien nodig (bv. open wond afdekken, draagdoek), volgens instellingsgebonden protocollen.
6. **Pijn:** Een objectieve pijnscore wordt vastgesteld en behandeling vindt plaats volgens protocol of standing orders (bv. paracetamol, NSAID, Tradonal per os). De mate van pijn beïnvloedt de urgentiegraad en status van de patiënt.
7. **Prioriteit (recommendation):** Op basis van de meest geschikte discriminator wordt de prioriteit bepaald.
8. **Documentatie:** Een registratie van het totaalbeeld omvat: reden van bezoek inclusief voorgeschiedenis en medicatie, allergieën, parameters inclusief pijn, objectieve vaststellingen/observaties, toegepaste eerste hulp, toegediende medicatie. Hier is ook ruimte voor specifieke zaken (bv. ivm onderzoek, sepsis screening, mishandeling).
9. **Herbeoordeling:** De toestand van de patiënt kan veranderen. Herbeoordeling vindt plaats, bijvoorbeeld na pijnmedicatie.
#### 4.1.3 Doorstroom en Beoordeling
Na triage bepaalt de triageverpleegkundige waar de patiënt terechtkomt. Dit kan variëren afhankelijk van de faciliteiten, zoals de reanimatie, interne afdeling, fasttrack, wachtzaal, of consultatiekamer. Briefing is essentieel om de triageverpleegkundige overzicht te laten behouden.
#### 4.1.4 Overtriage en Oondertriage
* **Overtriage:** Dit kan leiden tot onnodige onderzoeken, hogere kosten, en paniek bij de patiënt. Bij kinderen kan dit complexer zijn.
* **Ondertriage:** Dit kan nadelig zijn voor de patiëntoutcome en duidt op een fout in de inschatting of kennis.
### 4.2 Casusvoorbeelden
#### 4.2.1 Casus 1: Verdachte Cerebrovasculaire Aandoening
* **Patiëntprofiel:** Vrouw, geboren 17/02/1979, blanco voorgeschiedenis.
* **Scenario:** Onderweg naar het werk plotselinge hevige hoofdpijn, patiënte is ineengezakt en heeft overgegeven. Heden nog steeds misselijk, presenteert zich met een verwarde indruk en slurred speech. Kracht symmetrisch in alle vier ledematen.
* **Vitale parameters:**
* Pols: 125 slagen/minuut
* Bloeddruk: 152/87 mmHg
* Temperatuur: 36.0 °C
* Ademhaling: 12-20 ademhalingen/minuut
* Saturatie: 100%
* Bewustzijn: Aanspreekbaar
* NRS (pijnscore): 8/10
#### 4.2.2 Casus 2: Valincident bij Ouderen
* **Patiëntprofiel:** Maria, 96 jaar, woont in een RVT (Rust- en verzorgingstehuis). Matige dementie (MMS: 17). Geen medicatielijst, zeer summiere verwijsbrief.
* **Scenario:** Val op het hoofd in het RVT.
#### 4.2.3 Casus 3: Bijtwonde
* **Patiëntprofiel:** Julia, 82 jaar.
* **Scenario:** Aangeboden door dochter met een bijtwonde aan het been, veroorzaakt door een hondje.
#### 4.2.4 Casus 4: Verdachte Drug spiking
* **Patiëntprofiel:** Kevin, 23 jaar, komt van het 'carre' (uitgaansgebied).
* **Scenario:** Binnengebracht door vrienden, niet aanspreekbaar. Er is sprake van veel paniek. Hij wordt binnen gedragen. Vrienden vermoeden dat er iets in zijn drankje is gedaan ('spiking').
* **Parameters:**
* Saturatie: 99%
* Bloeddruk: 102/65 mmHg
* Pols: 98 slagen/minuut
* Glycemie: 113 mg/dL
* GCS: 3/15
#### 4.2.5 Casus 5: Cardiale klachten na VKO
* **Patiëntprofiel:** Debby, 62 jaar.
* **Scenario:** Vier uur geleden VKO (vermoedelijk een vergelijkbare klacht). Wilde niet mee met de ziekenwagen. Wachtzaal wegens drukte en nog niet gezien.
* **Parameters bij triage:**
* Saturatie: 93%
* Pols: 94 slagen/minuut
* Bloeddruk: 154/89 mmHg
* Temperatuur: 36.6 °C
* Glycemie: 123 mg/dL
* Vasculaire toegang (Vas): 7 (waarschijnlijk verwijzend naar een score of status, context is onduidelijk)
* GCS: 15/15
* **Verwikkelingen/Evolutie:**
* De situatie verslechtert stelselmatig.
* Verandering op het EKG.
* Saturatie daalt tot 85% ondanks 12 liter zuurstof met 100% masker.
* CT-thorax toont geen ernstige afwijkingen.
* Weinig verbetering, wat leidt tot CPAP. Er wordt rozig schuim op de mond waargenomen en braken in het CPAP-masker.
* Intubatie volgt.
* Cardioloog verricht een echo aan bed. De ejectiefractie is 17%.
* Vermoedens omvatten: dissectie van de coronaire arterie, dissectie van de arterie pulmonalis, acuut coronair syndroom.
* Diagnose: TAKOTSUBO Syndroom.
> **Tip:** Bij het beoordelen van casuïstiek is het cruciaal om alle beschikbare informatie te integreren: de anamnese, de vitale parameters, de observaties, en de voorgeschiedenis. Veranderingen in de tijd (evolutie van de klachten) zijn zeer belangrijk voor de triagebeslissing.
> **Tip:** Het herkennen van specifieke alarmsymptomen, zoals bij de casus van Debby (dalende saturatie ondanks zuurstof, EKG-veranderingen, braken met schuim) is essentieel voor een correcte prioritering en behandeling.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Triage | Een proces van het sorteren en classificeren van patiënten op basis van de ernst van hun aandoening om te bepalen welke patiënt het dringendst medische hulp nodig heeft. |
| Manchester Triage Systeem (MTS) | Een gestandaardiseerd instrument dat door verpleegkundigen wordt gebruikt om patiënten op de spoedeisende hulp te beoordelen en een prioriteitsscore toe te kennen op basis van specifieke discriminatoren. |
| Spoedverpleegkundige | Een gespecialiseerde verpleegkundige die werkzaam is op de afdeling spoedeisende hulp en verantwoordelijk is voor de initiële beoordeling, stabilisatie en triage van patiënten. |
| ABCDE-methode | Een acroniem dat staat voor Airway (luchtweg), Breathing (ademhaling), Circulation (circulatie), Disability (neurologische status) en Exposure (omgeving/temperatuur), gebruikt voor de systematische beoordeling van kritisch zieke patiënten. |
| Discriminatoren | Specifieke klinische kenmerken of symptomen die worden gebruikt binnen het MTS om de ernst van de aandoening van een patiënt te bepalen en de bijbehorende prioriteitsscore toe te kennen. |
| Overtriage | Het ten onrechte toekennen van een hogere prioriteitsscore aan een patiënt dan noodzakelijk, wat kan leiden tot onnodige onderzoeken en een hogere belasting van de zorg. |
| Ondertriage | Het ten onrechte toekennen van een lagere prioriteitsscore aan een patiënt dan noodzakelijk, wat de uitkomsten voor de patiënt negatief kan beïnvloeden door vertraagde zorg. |
| Vitale parameters | Fysiologische metingen die de basisfuncties van het lichaam aangeven, zoals pols, bloeddruk, ademhalingsfrequentie, temperatuur en zuurstofsaturatie. |
| GCS (Glasgow Coma Scale) | Een neurologische schaal die wordt gebruikt om de mate van bewustzijn van een persoon te beoordelen na hersenletsel, gebaseerd op oogrespons, verbale respons en motorische respons. |
| EPD (Elektronisch Patiëntendossier) | Een digitaal systeem voor het opslaan en beheren van patiëntinformatie, inclusief medische geschiedenis, diagnoses, behandelingen en onderzoeksresultaten. |
| Herbeoordeling | Het opnieuw evalueren van de toestand van een patiënt na een initiële triage, vooral belangrijk als de toestand van de patiënt verandert of na interventies zoals medicatie. |
| Cardioloog | Een arts gespecialiseerd in de diagnose en behandeling van hartziekten. |
| Echocardiografie | Een diagnostisch hulpmiddel dat ultrageluid gebruikt om bewegende beelden van het hart te maken, waardoor de structuur en functie van het hart kunnen worden geëvalueerd. |
| Injectiefractie | Een meting van de efficiëntie waarmee het hart bloed uitpompt tijdens elke hartslag, uitgedrukt als een percentage van het bloed dat bij elke contractie uit de linkerventrikel wordt gestoten. |
| Takotsubo Syndroom | Een plotselinge, tijdelijke verzwakking van de hartspier, vaak uitgelokt door ernstige emotionele of fysieke stress, wat kan leiden tot symptomen die lijken op een hartaanval. |