Cover
Empieza ahora gratis Samenvatting enkel_voet theorie-12-16.pdf
Summary
# Plantaire hielpijn en plantaire fasciopathie
Dit onderwerp behandelt de mechanische oorzaken, symptomen en prevalentie van plantaire hielpijn, met een focus op plantaire fasciopathie als de meest voorkomende oorzaak.
### 1.1 Oorzaken van plantaire hielpijn
Plantaire hielpijn kan diverse oorzaken hebben, waaronder neurologische aandoeningen, artritis en trauma. Echter, dit onderwerp focust op mechanische hielpijn, veroorzaakt door belasting, wat de meest voorkomende vorm is. Plantaire hielpijn kan plantair of posterieur gelokaliseerd zijn, maar hier ligt de nadruk op de plantaire vorm. De voorkeursbenaming is "plantaire hielpijn" in plaats van "fasciitis plantaris" of "plantaire fasciopathie", aangezien de oorzaak niet altijd direct herleidbaar is tot de plantaire fascia zelf. De meeste pijnklachten zijn van mechanische aard [1](#page=1).
#### 1.1.1 Plantaire fasciopathie
Plantaire fasciopathie is de meest frequente oorzaak van plantaire hielpijn. Het is niet altijd een inflammatoir proces; het kan ook een degeneratieve fasciosis zijn, waarbij ontsteking niet het hoofdzakelijke probleem is. Histologisch worden fragmentatie en degeneratie van de plantaire fascia waargenomen, en medisch kunnen er perifasciaal oedeem en beenmergoedeem op MRI worden vastgesteld [1](#page=1).
#### 1.1.2 Functie van de plantaire fascia
De plantaire fascia, ook wel plantaire aponeurose genoemd, speelt een cruciale rol in het in stand houden van het voetgewelf. Het heeft een dynamische functie door middel van het windlass-model, wat zorgt voor voldoende stabiliteit tijdens de propulsieve fase van de gang [1](#page=1).
* **Windlass-model:** Aan het einde van de midstandsfase, wanneer de hiel de grond verlaat, komt de fascia onder spanning te staan, wat leidt tot inversie van de hiel. Deze inversie stabiliseert de voet tijdens de propulsieve fase [1](#page=1).
* **Voorwaarden voor stabilisatiemechanisme:**
* Intacte plantaire fascia [1](#page=1).
* Een efficiënte hiel-tot-teen loopbeweging (heel to toe gait) [1](#page=1).
* Voldoende mobiliteit van de achtervoet en de metatarsofalangeale (MTP) gewrichten [1](#page=1).
### 1.2 Prevalentie
* Plantaire hielpijn treft 11-15% van de volwassen populatie [1](#page=1).
* De piekincidentie ligt tussen de 45 en 60 jaar, met ongeveer een derde van de gevallen die bilateraal optreden. Dit is logisch gezien de relatie met mechanische overbelasting [1](#page=1).
* De aandoening komt zowel voor bij niet-atletische individuen (met name degenen met een staand beroep) als bij atleten (vooral afstandlopers) [1](#page=1).
* Typische populaties omvatten atleten met een hoog trainingsvolume en middelbare tot oudere sedentaire personen met een te hoge body mass index (BMI) [1](#page=1).
* Het is vaak een chronische aandoening, waarbij patiënten soms al een jaar symptomen ervaren voordat ze medische hulp zoeken [1](#page=1).
### 1.3 Klinische presentatie
De pijn bij plantaire hielpijn kan zich in drie verschillende regio's manifesteren:
* **Antero-mediaal aspect van de calcaneus (hielbeen):** Dit is de insertie van de plantaire fascia en is de meest frequente locatie van de pijn [1](#page=1) [2](#page=2).
* **Centraler op de calcaneus:** Pijn in het midden van het hielbeen [2](#page=2).
* **Midden van de plantaire fascia:** Pijn op het peesblad zelf [2](#page=2).
#### 1.3.1 Kenmerkende pijnpatronen
* Toename van pijn bij langdurig rechtstaan en wandelen [2](#page=2).
* **Startpijn:** De meest kenmerkende pijn treedt op bij de eerste stappen na opstaan uit bed of na lang zitten [2](#page=2).
* Verbetering van de pijn na enkele minuten (ongeveer 5-10 minuten) [2](#page=2).
* Toename van de pijn gedurende de dag bij belastende activiteiten [2](#page=2).
### 1.4 Onderzoek
Het onderzoek naar plantaire hielpijn omvat screening, palpatie en beeldvorming.
#### 1.4.1 Klinisch onderzoek
* **Observatie:** Let op zwelling of atrofie van het hielvetkussen. Een afgenomen dikte van het fatpad, waarbij het vet naar de zijkanten van de hiel verplaatst wordt, kan leiden tot zichtbare "bolletjes" [2](#page=2).
* **Alignement:** Beoordeel het algemene alignement van de voet [2](#page=2).
* **Palpatie:** Palpeer de aanhechting van de plantaire fascia aan de calcaneus, de hiel zelf, en het verloop van de plantaire fascia om herkenbare pijn te reproduceren [2](#page=2).
* **Range of Motion (ROM):** Evalueer de mobiliteit van verschillende gewrichten, met name de dorsaalflexie (DF) van het talocrurale gewricht en het MTP1-gewricht. Beperkte DF kan leiden tot verhoogde spanning op de plantaire fascia [2](#page=2).
* **Kracht:** Evalueer de kracht van de musculus tibialis posterior [2](#page=2).
* **Gait-analyse:** Beoordeel de progressiehoek van de gang, aangezien een "toe-out" houding een rol kan spelen [2](#page=2).
* **Vragenlijsten:** Gebruik gestandaardiseerde vragenlijsten zoals de FAAM (Foot and Ankle Outcome Measure), FHSQ (Foot Health Status Questionnaire), en FFI (Foot Function Index) om fysieke klachten, beperkingen in activiteit en participatie te beoordelen [2](#page=2).
#### 1.4.2 Toegevoegde testen
* **Windlass test / Jack test:** Deze test probeert de herkenbare pijn te reproduceren door extensie van het MTP-gewricht. Dit creëert spanning op de plantaire fascia en kan de typische pijn uitlokken, wat de betrokkenheid van de fascia plantaris bevestigt. Normaal gesproken leidt deze extensie tot een ophoging van het mediale voetgewelf [2](#page=2).
* **Triple flexie compressie test:** Om neurologische problematiek uit te sluiten. Hierbij wordt de nervus tibialis getest door de voet in plantairflexie (PF) en inversie (INV) te brengen, gecombineerd met druk ter hoogte van de tarsale tunnel (achter de mediale malleolus) [2](#page=2).
* **Dorsiflextie Compressie Test:** Vergelijkbaar concept als de triple flexie test, maar met een combinatie van dorsiflexie en inversie [2](#page=2).
### 1.5 Beeldvormende diagnostiek (MBV)
* **Weight-bearing radiografie (RX):** Dit maakt het mogelijk om het alignement van de voet onder belasting te beoordelen [3](#page=3).
* **Infracalcaneale spur (Hielspoor):** Dit is een botaanwas aan de aanhechting van de calcaneus. Een betere term is "tractiespoor", wat abnormale tractiekrachten ter plaatse van de insertie aangeeft. Een hielspoor betekent niet per se dat de klachten ernstiger zijn of dat een andere behandeling nodig is. Hoewel geassocieerde symptomen aanwezig kunnen zijn, hoeft een hielspoor niet altijd gepaard te gaan met plantaire hielpijn, en andersom kan plantaire hielpijn ook voorkomen zonder een hielspoor. Een hielspoor is een radiologisch vastgesteld gegeven. Er zijn morfologische adaptatiemechanismen waardoor de klacht na ongeveer 18 maanden spontaan kan verdwijnen zonder therapie, hoewel dit een te lange periode is, zeker voor sporters. Operatief verwijderen kan overwogen worden, maar niet uitsluitend ter hoogte van de plantaire fascia; soms vindt het plaats ter hoogte van de musculus flexor digitorum brevis [3](#page=3).
* **Echografie (Ultrasound):** Een echo kan gebruikt worden om de dikte van de plantaire fascia te controleren. Patiënten met plantaire fasciopathie hebben een 105 keer hogere kans op een fasciale dikte van meer dan 4 millimeter. Veranderingen in het hielvetkussen kunnen ook zichtbaar zijn [3](#page=3).
### 1.6 Differentiaaldiagnose
Het is belangrijk om plantaire hielpijn te onderscheiden van andere mogelijke aandoeningen:
* **Neurologische oorzaken:** Deze presenteren zich vaak met tintelend, voos of branderig gevoel.
* Afklemming van de nervus abductor digiti quinti [3](#page=3).
* Problematiek van de mediale calcaneus tak van de nervus tibialis posterior [3](#page=3).
* Tarsaal tunnel syndroom [3](#page=3).
* **Soft tissue problemen:**
* Atrofie van het hielvetkussen (fat pad atrophy) [3](#page=3).
* Contusie van de hiel (trauma) [3](#page=3).
* Scheur van de plantaire fascia [3](#page=3).
* **Skeletale oorzaken:** Stressfractuur van de calcaneus [3](#page=3).
### 1.7 Patho-mechanica
De oorzaak van plantaire hielpijn is multifactorieel. De meest genoemde factor is mechanische stress. Afklemming van de nervus calcaneus medialis of de nervus plantaris lateralis kan hieraan bijdragen [3](#page=3).
#### 1.7.1 Mechanische overload
Mechanische overload kan optreden door diverse factoren, waaronder:
* Biomechanische oorzaken [3](#page=3).
* Obesitas [3](#page=3).
* Werkgerelateerde factoren [3](#page=3).
#### 1.7.2 Biomechanische aspecten
De spanning die optreedt tijdens de standfase en het windlassfenomeen zijn belangrijke biomechanische oorzaken [3](#page=3).
* **Midstandsfase:** In deze fase komt de plantaire fascia onder aanzienlijke druk te staan, omdat deze moet voorkomen dat het mediale voetgewelf platgedrukt wordt en zo veel belasting moet opvangen. Het lichaamsgewicht zorgt ervoor dat het calcaneum en de voorvoet uit elkaar worden geduwd, maar dit wordt tegengegaan door de spanning van de fascia [3](#page=3).
* **Propulsiefase:** In de propulsieve fase is de plantaire fascia cruciaal voor het windlassfenomeen [3](#page=3).
---
# Klinische presentatie en diagnostiek
Dit deel beschrijft de klinische presentatie, diagnostische methoden en differentiële diagnoses van plantaire fasciopathie.
### 2.1 Klinische presentatie
De pijn bij plantaire fasciopathie kan zich in drie verschillende regio's manifesteren [2](#page=2):
* **Antero-mediale aspect van calcaneum:** De meest frequente locatie, ter hoogte van de insertie aan de calcaneus [2](#page=2).
* **Centraler op calcaneum:** Pijn in het midden van de hiel [2](#page=2).
* **Midden fascia plantaris:** Pijn op het peesblad zelf [2](#page=2).
Kenmerken van de pijn bij plantaire fasciopathie omvatten [2](#page=2):
* Toename van de pijn bij langdurig rechtstaan en wandelen [2](#page=2).
* Startpijn, specifiek de eerste stappen na opstaan of na lang zitten [2](#page=2).
* Verbetering van de pijn na enkele minuten (5-10 minuten) [2](#page=2).
* Toename van de pijn gedurende de dag bij belastende activiteiten [2](#page=2).
### 2.2 Onderzoek
Het klinisch onderzoek omvat screening, palpatie en het beoordelen van de Range of Motion (ROM) en krachten [2](#page=2).
#### 2.2.1 Observatie
Bij inspectie dient gelet te worden op:
* **Zwelling of atrofie thv hielpad:** Verminderde dikte van het vetpad, waarbij het vet naar de zijkanten van de hiel kan verschuiven, wat zichtbare bolletjes kan veroorzaken [2](#page=2).
* **Alignement van de voet:** De stand van de voet [2](#page=2).
#### 2.2.2 Palpatie en ROM
* **Palpatie:** Voer palpatie uit ter hoogte van de aanhechting van de fascia plantaris aan de calcaneus, de gehele hiel en de plantaire fascia om herkenbare pijn te proberen reproduceren [2](#page=2).
* **ROM:** Beoordeel de ROM van diverse gewrichten, met speciale aandacht voor de dorsaalflexie (DF) mobiliteit van het talocrurale en het MTP1-gewricht. Beperkte DF kan leiden tot verhoogde spanning op de fascia plantaris [2](#page=2).
* **Krachtevaluatie:** Evalueer de kracht van de musculus tibialis posterior [2](#page=2).
#### 2.2.3 Gait-analyse
* **Progression angle van de gait:** De "toe-out" hoek tijdens het lopen kan een rol spelen en dient beoordeeld te worden [2](#page=2).
#### 2.2.4 Vragenlijsten
Gebruik gestandaardiseerde vragenlijsten om fysieke klachten, beperkingen in activiteit en participatie te inventariseren, zoals de FAAM (Foot and Ankle Outcome Measure), FHSQ (Foot Health Status Questionnaire) en FFI (Foot Function Index) [2](#page=2).
#### 2.2.5 Toegevoegde testen
* **Windlass test / Jack test:** Deze test reproduceert de herkenbare pijn en bevestigt de betrokkenheid van de fascia plantaris. Door extensie van het MTP-gewricht wordt een normale ophoging van het mediaal voetgewelf veroorzaakt. De hierdoor ontstane spanning kan de karakteristieke pijn provoceren [2](#page=2).
* **Triple flexie compressie test:** Deze test wordt gebruikt om neurologische problematiek uit te sluiten door de nervus tibialis te testen. Hierbij worden de voet in plantairflexie (PF) en inversie (INV) gebracht, gevolgd door druk uit te oefenen ter hoogte van de tarsale tunnel (achter de mediale malleolus) [2](#page=2).
* **Dorsiflexie Compressie Test:** Vergelijkbaar met de triple flexie compressie test, maar hierbij wordt de voet in dorsiflexie (DF) en inversie (INV) gebracht [2](#page=2).
### 2.3 Beeldvorming en Specifieke Bevindingen
#### 2.3.1 Hielspoor (Infracalcaneale spur)
Een hielspoor, of beter gezegd een "tractiespoor", is een extra botaangroei aan de calcaneus thv de insertie van de fascia plantaris. Dit duidt op abnormale tractiekrachten ter hoogte van de insertie. Een hielspoor betekent niet per se dat de klachten ernstiger zijn of een andere behandeling vereisen. Hielspoor kan geassocieerd zijn met plantaire hielpijn, maar is niet altijd aanwezig bij deze klachten, noch is plantaire hielpijn altijd aanwezig bij een hielspoor; ze kunnen onafhankelijk van elkaar voorkomen. Een hielspoor is een radiologisch vastgesteld gegeven [3](#page=3).
#### 2.3.2 Ultrasound
Ultrasound kan gebruikt worden om de dikte van de fascia plantaris te controleren. Kenmerkende bevindingen zijn hypo-echogeniciteit en verdikking van de plantaire fascia. Patiënten met plantaire fasciopathie hebben een significant hogere kans op een fasciale dikte van meer dan 4 mm. Ook veranderingen in het vetpad kunnen zichtbaar zijn [3](#page=3).
### 2.4 Differentiaal Diagnose
Bij de diagnostiek van plantaire hielpijn is het belangrijk om andere mogelijke oorzaken uit te sluiten [3](#page=3).
#### 2.4.1 Neurologische oorzaken
Deze presenteren zich vaak met een tintelend, doof of branderig gevoel. Mogelijke neurologische oorzaken zijn [3](#page=3):
* Entrapment van de abductor digiti quinti nerve [3](#page=3).
* Problemen van de mediale calcaneustak van de nervus tibialis posterior [3](#page=3).
* Tarsaal tunnel syndroom [3](#page=3).
#### 2.4.2 Weke delen oorzaken
* Vetpadatrofie [3](#page=3).
* Hielcontusie (trauma) [3](#page=3).
* Scheur in de plantaire fascia [3](#page=3).
#### 2.4.3 Skeletale oorzaken
* Stressfractuur van de calcaneus [3](#page=3).
### 2.5 Patho-mechanica
De oorzaak van plantaire hielpijn is multifactorieel, waarbij mechanische stress de meest genoemde factor is. Zenuwentrapment van de nervus calcanealis medialis of nervus plantaris lateralis kan ook bijdragen aan de klachten [3](#page=3).
#### 2.5.1 Mechanische overload
Dit kan voortkomen uit biomechanische factoren, obesitas, of werkgerelateerde belastingen [3](#page=3).
#### 2.5.2 Biomechanische oorzaak
Dit is met name gerelateerd aan de spanning die optreedt tijdens de standfase en het windlassfenomeen [3](#page=3).
* **Midstance fase:** Tijdens deze fase komt de plantaire fascia onder grote druk te staan omdat deze moet voorkomen dat het mediaal voetgewelf platgedrukt wordt, waardoor aanzienlijke belasting opgevangen wordt. Het lichaamsgewicht zorgt ervoor dat de calcaneus en voorvoet uit elkaar worden geduwd, maar de spanning van de fascia speelt hierin een cruciale rol [3](#page=3).
* **Propulsiefase:** In deze fase is de plantaire fascia essentieel voor het windlassfenomeen [3](#page=3).
---
# Risicofactoren en pathomechanica
Plantaire hielpijn is een multifactoriële aandoening die wordt beïnvloed door een complex samenspel van risicofactoren en biomechanische processen.
### 3.1 De multifactoriële aard van plantaire hielpijn
Plantaire hielpijn, ook wel hielspoor of tractiespoor genoemd, is niet strikt gekoppeld aan de aanwezigheid van een radiologisch vastgesteld botaanwas aan de calcaneus. Een hielspoor kan voorkomen zonder pijnklachten, en pijn kan aanwezig zijn zonder zichtbaar hielspoor. Afwijkingen zoals een verdikte plantaire fascia (> 4 mm) met hypo-echogeniciteit, en veranderingen in het vetkussen van de hiel, worden vaak waargenomen bij personen met deze aandoening. Hoewel morfologische adaptaties kunnen leiden tot een natuurlijke vermindering van de klachten na ongeveer 18 maanden, is deze periode voor veel patiënten te lang, met name voor sporters. Differentiaal diagnoses omvatten neurologische oorzaken (tinteling, doofheid, branderigheid), zoals inklemming van de abductor digiti quinti nerve, de mediale calcaneus tak van de N. tibialis posterior, of tarsale tunnel syndroom; soft tissue problemen zoals vetkussenatrofie, hielcontusie of fasciale scheuren; en skeletale oorzaken zoals een stressfractuur van de calcaneus [3](#page=3).
### 3.2 Pathomechanica van plantaire hielpijn
De oorzaak van plantaire hielpijn is multifactorieel, waarbij mechanische stress de meest genoemde factor is. Zenuwbeklemming van de N. calcaneale mediale of N. plantare laterale kan hierbij een rol spelen [3](#page=3).
#### 3.2.1 Mechanische overload
Overmatige mechanische belasting kan voortkomen uit verschillende bronnen:
* **Biomechanische factoren:** Vooral de spanning die ontstaat tijdens de standfase van de voet en het windlass-fenomeen dragen bij. Tijdens de midstance fase wordt de plantaire fascia aanzienlijk belast om te voorkomen dat het mediale voetgewelf plat wordt gedrukt. Het lichaamsgewicht duwt de calcaneus en voorvoet uit elkaar, en de spanning van de fascia is cruciaal om dit tegen te gaan. In de propulsiefase is de plantaire fascia essentieel voor het windlass-fenomeen [3](#page=3).
* **Obesitas:** Een verhoogd lichaamsgewicht leidt tot extra mechanische stress op de voetstructuren [4](#page=4).
* **Werkgerelateerde factoren:** Langdurige fysieke belasting, zoals lang staan of lopen, kan de voet overbelasten [4](#page=4).
#### 3.2.2 Het windlass-fenomeen
Het windlass-fenomeen is een cruciaal biomechanisch proces waarbij de plantaire fascia strakker wordt gespannen tijdens het omhoog duwen van de tenen tijdens de propulsiefase van de loopcyclus. Dit fenomeen is essentieel voor het stabiliseren van de voetboog en het creëren van een stijve hefboom voor efficiënte voortstuwing. Onvoldoende mobiliteit van de voet kan dit proces beïnvloeden, waardoor andere mechanismen moeten compenseren, wat kan leiden tot overbelasting van de achillespees of de tibialis posterior spier [3](#page=3) [4](#page=4).
### 3.3 Risicofactoren voor plantaire hielpijn
Verschillende factoren verhogen de kans op het ontwikkelen van plantaire hielpijn:
* **Leeftijd:** Met het ouder worden treden degeneratieve veranderingen op in de weefsels, waardoor deze minder elastisch worden en minder goed schokken absorberen. Dit kan sneller leiden tot overbelasting van de plantaire fascia [4](#page=4).
* **BMI (Body Mass Index):** Een toename in lichaamsgewicht correleert direct met een verhoogde mechanische stress op de voet [4](#page=4).
* **Geslacht:** Er is geen aantoonbare associatie tussen geslacht en het risico op plantaire hielpijn [4](#page=4).
* **Verminderde mobiliteit in gewrichten:**
* **Talocruraal gewricht:** Verminderde dorsaalflexie (DF) van het bovenste spronggewricht [4](#page=4).
* **MTP1 gewricht:** Verminderde dorsaalflexie van het eerste middenvoetsbeentje [4](#page=4).
Deze beperkingen kunnen leiden tot compensatoire eversie van het subtalaire gewricht, wat extra spanning op de plantaire aponeurose veroorzaakt [4](#page=4).
* **Verkorting van de posterieure keten:** Een algemeen verkorte achterste spierketen kan de spanning op de plantaire fascia verhogen door de gemeenschappelijke aanhechting met de kuitspieren [4](#page=4).
* **Fysieke belasting:**
* Langdurige belastingen [4](#page=4).
* Plotselinge toename in trainingsvolume [4](#page=4).
* **Excessieve pronatie:** Overmatige pronatie tijdens de voetafrol verhoogt de belasting op de plantaire fascia. Het controleren van het gangpatroon is hierbij belangrijk [4](#page=4).
* **Schoeisel:** Slecht schoeisel met onvoldoende demping kan een rol spelen bij de ontwikkeling van het probleem [4](#page=4).
* **Vermoeidheid:** Algemene vermoeidheid kan bijdragen aan een verhoogd risico [4](#page=4).
> **Tip:** Het is cruciaal om de multifactoriële aard van plantaire hielpijn te erkennen en niet enkel te focussen op de aanwezigheid van een hielspoor. Een grondige anamnese en onderzoek naar biomechanische factoren, belasting en individuele risicofactoren zijn essentieel voor een effectieve behandeling.
---
# Behandelingsstrategieën en -mogelijkheden
De behandeling van voetklachten, met name plantaire fasciopathie, omvat een breed scala aan strategieën gericht op het verminderen van pijn, het herstellen van functie en het voorkomen van recidieven. Deze strategieën omvatten conservatieve methoden zoals stretching en oefentherapie, evenals aanpassingen in belasting, schoeisel en aanvullende therapieën [4](#page=4) [5](#page=5).
### 4.1 Conservatieve behandelmethoden
#### 4.1.1 Stretching en mobilisaties
Stretching en mobilisaties spelen een cruciale rol in de behandeling, met een focus op de posterieure keten en de plantaire fascia zelf [4](#page=4).
* **Posterieure keten stretchen:** Dit omvat het stretchen van spieren zoals de triceps surae om de algehele spanning in de posterieure spierketen te verminderen [4](#page=4).
* **Plantaire fascia stretching:** Specifieke rekoefeningen voor de plantaire fascia worden uitgevoerd door middel van dorsaalflexie van de talocrurale en de MTP1 gewrichten. Een methode is de "cijfer 4-houding" waarbij de voet in een gekruiste positie wordt gebracht en vervolgens de tenen maximaal naar dorsaalflexie worden bewogen om de bindweefsels te ontspannen [4](#page=4).
* **Dynamische stretching:** Het rollen van de voet over een tennisbal of blikje kan de visco-elastische eigenschappen van de fascia verbeteren en de mobiliteit vergroten [4](#page=4).
#### 4.1.2 Oefentherapie
Oefentherapie richt zich op het versterken van zowel de intrinsieke als extrinsieke voetspieren om de voetboog mechanisch te ondersteunen en de belasting op de plantaire fascia te verminderen [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Intrinsieke voetspieren:** Oefeningen zoals "foot doming" en "short foot exercise" worden aanbevolen om deze kleine spieren te versterken [4](#page=4).
* **Extrinsieke voetspieren:** Vooral de invertoren (zoals de musculus tibialis posterior) en plantairflexoren worden getraind [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Tappenoefening:** Een specifieke oefening waarbij de patiënt de hiel op de grond houdt en herhaaldelijk de hallux (grote teen) buigt en krachtig op de grond duwt door middel van dorsaalflexie en plantairflexie in het bovenste spronggewricht. Daarna wordt dit herhaald voor de tenen 2 tot 5. Deze oefening wordt uitgevoerd tot vermoeidheid of een brandend gevoel optreedt [5](#page=5).
* **Trainingsfrequentie:** Meestal worden oefeningen 3 maal daags herhaald met 12-15 herhalingen per spiergroep, en kunnen zowel thuis als tijdens werk worden uitgevoerd [5](#page=5).
#### 4.1.3 Load management en educatie
Educatie van de patiënt over belasting is essentieel [4](#page=4).
* **Load management:** Het aanpassen van zowel statische als dynamische belasting is cruciaal. Dit omvat het onderbreken van langdurige statische belasting en het verminderen van loopvolume bij dynamische belasting [5](#page=5).
* **Pijneducatie:** Patiënten worden geïnformeerd over factoren zoals gewichtsverlies en het gebruik van zolen [5](#page=5).
* **Risicofactoren:** Educatie kan ook gericht zijn op het begrijpen van risicofactoren zoals een verhoogde BMI, een verkorte posterieure keten, excessieve pronatie en verminderde mobiliteit van de voet [4](#page=4).
#### 4.1.4 Schoeiseladvies
Het kiezen van geschikt schoeisel is een belangrijk onderdeel van de behandeling [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Dempen:** Goede demping in schoenen kan helpen bij het ontwikkelen van problemen te voorkomen [4](#page=4).
* **Hieltje:** Het dragen van schoenen met een iets verhoogde achterkant (een hieltje) kan de stress op de plantaire fascia verminderen [5](#page=5).
#### 4.1.5 Taping
Taping kan ondersteuning bieden aan het lengtegewelf van de voet [4](#page=4).
* **Mechanische ondersteuning:** Taping van het longitudinale lengtegewelf ondersteunt mechanisch de voetboog, wat kan leiden tot verbetering van pijn en functie [4](#page=4).
* **Antipronatietape:** Indien de patiënt een pronatieprobleem heeft, kan antipronatietape worden toegepast [4](#page=4).
### 4.2 Aanvullende behandelmogelijkheden
Indien de conservatieve aanpak na een periode van ongeveer zes weken onvoldoende resultaat oplevert, kunnen aanvullende therapieën worden overwogen [5](#page=5).
#### 4.2.1 Shockwave therapie
Shockwave therapie kan worden ingezet wanneer de kernbenadering (conservatieve behandeling) na zes weken geen positief effect heeft [5](#page=5).
#### 4.2.2 Zooltherapie
Zooltherapie, zoals het gebruik van antipronatiezolen, wordt overwogen in latere fasen van de behandeling en vereist een specifieke indicatie [5](#page=5).
#### 4.2.3 Injecties
Injecties kunnen als aanvullende therapie worden toegepast indien andere methoden onvoldoende effect hebben [5](#page=5).
#### 4.2.4 Nachtspalk
Een nachtspalk houdt de voeten tijdens het slapen in een positie van 90 graden. Dit voorkomt dat de voet langdurig in plantairflexie (en daarmee verkorte toestand van de fascia) blijft liggen [5](#page=5).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Plantaire fasciopathie | Een veelvoorkomende oorzaak van plantaire hielpijn, gekenmerkt door degeneratie en mogelijke fragmentatie van de plantaire fascia, vaak gerelateerd aan mechanische overbelasting. |
| Plantaire fascia | Een dikke peesplaat onder de voet die de voetboog ondersteunt en een dynamische rol speelt tijdens het lopen, met name bij het stabiliseren van de voet tijdens de afwikkeling. |
| Windlass-model | Een mechanisme waarbij de plantaire fascia onder spanning komt te staan tijdens de afzetfase van het lopen, wat leidt tot inversie van de voet en stabilisatie van de voetboog. |
| Antero-mediaal aspect van calcaneum | Het voorste en binnenste deel van het hielbeen, waar de plantaire fascia aanhecht en waar vaak pijn wordt ervaren bij plantaire fasciopathie. |
| Startpijn | Pijn die optreedt bij de eerste stappen na een periode van rust, zoals bij het opstaan na slapen of na lang zitten, kenmerkend voor plantaire fasciopathie. |
| Dorsiflexie (DF) | De beweging van de voet omhoog, weg van de grond, waarbij de tenen naar het scheenbeen worden bewogen. Beperking hiervan kan bijdragen aan spanning op de plantaire fascia. |
| MTP1-gewricht | Het gewricht van de grote teen (metatarsophalangeal joint 1), waarbij beperkte dorsiflexie kan leiden tot compensatoir verhoogde spanning op de plantaire fascia. |
| Windlass test / Jack test | Een diagnostische manoeuvre waarbij de grote teen wordt geëxtendeerd om spanning op de plantaire fascia te creëren en de karakteristieke pijn te reproduceren, wat de betrokkenheid van de fascia bevestigt. |
| Hielspoor (infracalcaneale spur) | Een benige uitgroeiing aan de onderzijde van het hielbeen, geassocieerd met abnormale tractiekrachten op de aanhechting van de plantaire fascia. Het is niet altijd de oorzaak van pijn. |
| Hypo-echogeniciteit | Een bevinding bij echografie die duidt op een lagere terugkaatsing van geluidsgolven, wat kan wijzen op weefselveranderingen zoals verdikking en degeneratie van de plantaire fascia. |
| Patho-mechanica | De studie van de abnormale mechanische processen in het lichaam die leiden tot ziekte of letsel, in dit geval gericht op de biomechanische factoren die plantaire hielpijn veroorzaken. |
| Posterior chain (posterieure keten) | De groep spieren aan de achterkant van het lichaam, inclusief de kuitspieren en hamstrings, die de mobiliteit en spanning van de voet en enkel kunnen beïnvloeden. |
| Intrinseke voetspieren | Kleine spieren die volledig binnen de voet gelegen zijn en helpen bij het ondersteunen van de voetboog en het verfijnen van de voetbewegingen. |
| Extrinsieke voetspieren | Spieren waarvan de aanhechting buiten de voet ligt, maar waarvan de pezen door de enkel lopen om de voet te bewegen, zoals de tibialis posterior en de kuitspieren. |
| Load management | Het strategisch aanpassen van de hoeveelheid en intensiteit van fysieke belasting om overbelasting te voorkomen en herstel te bevorderen, cruciaal bij de behandeling van plantaire hielpijn. |
| Nachtspalk (night splint) | Een hulpmiddel dat de voet tijdens het slapen in een neutrale of licht geëxtendeerde positie houdt om verkorting van de plantaire fascia en achillespees te voorkomen. |