Cover
Empieza ahora gratis Hfdstk: Helping people to act on their intentions.pdf
Summary
# De kloof tussen intentie en gedrag bij gedragsverandering
Hier is een studiehandleiding voor het onderwerp "De kloof tussen intentie en gedrag bij gedragsverandering", gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 1 De kloof tussen intentie en gedrag bij gedragsverandering
Dit hoofdstuk behandelt de discrepantie tussen het hebben van de intentie om een gezondheidsgedrag te veranderen en het daadwerkelijk uitvoeren ervan, en verkent strategieën om deze kloof te overbruggen.
### 1.1 De intentie-gedragsKLOOF
De "intentie-gedragsKLOOF" verwijst naar de situatie waarin individuen de intentie hebben om hun gedrag te veranderen, maar er vervolgens niet in slagen om deze intenties om te zetten in actie. Een sleutelstudie van Sheeran en Orbell identificeerde vier patronen van associatie tussen motivatie/intentie en gedrag met betrekking tot deelname aan baarmoederhalskankerscreening [1](#page=1) :
1. **Geneigde actoren**: Individuen die de intentie hebben en vervolgens handelen [1](#page=1).
2. **Geneigde onthouders**: Individuen die de intentie hebben, maar vervolgens niet handelen [1](#page=1).
3. **Onwillige actoren**: Individuen die de intentie niet hebben, maar desondanks handelen [1](#page=1).
4. **Onwillige onthouders**: Individuen die de intentie niet hebben en ook niet handelen [1](#page=1).
Uit onderzoek bleek dat 57% van de vrouwen die van plan waren deel te nemen aan baarmoederhalskankerscreening, hun intentie niet hadden omgezet in actie, zelfs een jaar later. Vergelijkbare bevindingen zijn gedaan voor een reeks andere gezondheidsgedragingen, zoals lichaamsbeweging en condoomgebruik [1](#page=1).
> **Tip:** Het overbruggen van de intentie-gedragsKLOOF is cruciaal voor effectieve gezondheidsinterventies, aangezien intenties alleen vaak niet volstaan om tot gedragsverandering te komen.
### 1.2 Strategieën om de intentie-gedragsKLOOF te overbruggen
Verschillende strategieën kunnen individuen helpen hun voornemens om te zetten in actie. De belangrijkste worden beschreven binnen het Health Action Process Approach (HAPA) model en omvatten zelfeffectiviteit, planning en actiecontrole [1](#page=1).
#### 1.2.1 Zelfeffectiviteit
Zelfeffectiviteit is het geloof in iemands eigen vermogen om een nieuw gedrag aan te nemen en vol te houden, en terugval te beheersen. Het HAPA-model onderscheidt drie typen zelfeffectiviteit [1](#page=1):
* **Taakzelfeffectiviteit**: Het geloof in het eigen vermogen om een specifieke taak uit te voeren [1](#page=1).
* **Onderhoudzelfeffectiviteit**: Het geloof in het eigen vermogen om het nieuwe gedrag op lange termijn vol te houden [1](#page=1).
* **Herstelzelfeffectiviteit**: Het geloof in het eigen vermogen om terugval na een periode van succes te overwinnen en het gedrag weer op te pakken [1](#page=1).
Zelfeffectiviteit beïnvloedt de keuze van uitdagende taken, de inspanning die geleverd wordt, de doelen die gesteld worden en de reactie op tegenslagen [1](#page=1).
Er zijn vier belangrijke methoden om zelfeffectiviteit te vergroten [1](#page=1):
1. **Meesterervaringen**: Directe ervaring met succesvol uitvoeren van de taak [1](#page=1).
2. **Vicariële ervaringen**: Observeren van anderen (rolmodellen) die slagen in een taak, wat het geloof in eigen kunnen kan versterken [1](#page=1).
3. **Verbale overtuiging**: Overtuiging door invloedrijke personen (bv. vrienden, familie, artsen). Artsen spelen hierin een unieke rol vanwege hun geloofwaardigheid en communicatieve vaardigheden [1](#page=1).
4. **Fysiologische toestanden**: Positieve emoties kunnen zelfeffectiviteit verhogen, terwijl angst of somberheid deze kunnen verminderen [1](#page=1).
> **Tip:** Bij het helpen van patiënten met gedragsverandering, zoals het verminderen van suiker- of alcoholconsumptie, is het vergroten van hun zelfeffectiviteit een effectieve strategie. Denk na over hoe communicatietechnieken kunnen worden ingezet om hen te overtuigen van hun eigen capaciteiten.
#### 1.2.2 Planning
Planning is essentieel voor het verbeteren van de frequentie en/of intensiteit van gedragsverandering en kent twee vormen [1](#page=1):
* **Actieplanning (implementation intentions)**: Dit zijn intentionele, doelgerichte reacties die in gang worden gezet wanneer specifieke kansen zich voordoen. Het houdt in dat men plant om gedrag X uit te voeren in situatie Y. Het formuleren van actieplannen die specificeren *hoe*, *wanneer* en *waar* een gedrag zal worden uitgevoerd, verhoogt de kans aanzienlijk dat men handelt conform de intenties. Zelfs korte actieplannen kunnen effectief zijn. Een voorbeeld is een patiënt die plant om medicatie in te nemen (hoe) thuis (waar) in de ochtend tijdens het ontbijt (wanneer) [1](#page=1).
* **Copingplanning**: Specifieke plannen om nieuw gedrag te beschermen tegen afleidingen, barrières of risicovolle situaties die waarschijnlijk tot terugval leiden [1](#page=1).
Actieplannen zijn vooral nuttig voor het initiëren van gedragsverandering, terwijl copingplannen nodig zijn voor het in stand houden ervan [1](#page=1).
**Volitionele hulpbladen** zijn planning-gebaseerde hulpmiddelen die individuen betrekken bij planning. Ze vragen om het koppelen van problematische situaties aan passende gedragsmatige of cognitieve reacties, zoals het vermijden van alcohol [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Een actieplan kan zijn: "Als ik na het werk thuiskom en zin krijg in snacks, zal ik in plaats daarvan een glas water drinken en een stuk fruit eten." Een copingplan zou kunnen zijn: "Als mijn vrienden me uitnodigen om te gaan stappen en ik weet dat er veel alcohol zal zijn, zal ik een excuus verzinnen om thuis te blijven of alleen frisdrank bestellen."
#### 1.2.3 Actiecontrole
Actiecontrole omvat zelfregulerende strategieën die nodig zijn bij het aannemen of onderhouden van nieuw gedrag. Dit proces omvat zelfmonitoring om discrepanties tussen huidig gedrag en gestelde doelen te identificeren, gevolgd door inspanningen om verandering te bewerkstelligen. Actiecontrole is belangrijk wanneer hulpbronnen beperkt zijn (bv. bij stress), wanneer situatiedruk hoog is, of bij concurrerende, gewoonte-gebonden gedragingen [2](#page=2).
Zelfmonitoring van gedrag kan effectief zijn bij het veranderen van gezondheidsgerelateerde gedragingen en kan worden gefaciliteerd door dagboeken, apps of apparaten [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Een patiënt met diabetes type 2 wil gezonder eten en meer bewegen. Door een dagboek bij te houden van zijn eetgewoonten en fysieke activiteit, kan hij patronen herkennen die hem helpen te identificeren waar hij afwijkt van zijn doelen en waar hij verbeteringen kan aanbrengen.
Een casestudy met cardiale revalidatiepatiënten suggereerde dat planning mogelijk effectiever is voor het initiëren van veranderingen, terwijl zelfmonitoring nodig is om deze veranderingen te bestendigen [2](#page=2).
#### 1.2.4 Doelhiërarchieën
Tijdsgebrek is een veelgenoemde reden voor het niet uitvoeren van voorgenomen gedragingen. Dit kan te maken hebben met de aanwezigheid van concurrerende, meer urgente intenties. Het is belangrijk te erkennen dat individuen specifieke doelhiërarchieën kunnen hebben waarbij verschillende doelen elkaar kunnen belemmeren of faciliteren. Vaak vertonen individuen die ongezond gedrag vertonen meerdere ongezonde gedragingen, wat de noodzaak benadrukt om de onderlinge relaties tussen deze gedragsdoelen te overwegen (bv. stoppen met roken kan leiden tot gewichtstoename) [2](#page=2).
---
# Strategieën om de kloof tussen intentie en gedrag te overbruggen
Dit onderwerp richt zich op de methoden die individuen kunnen gebruiken om hun voornemens om te zetten in daadwerkelijk gedrag, met name door het overbruggen van de 'intentie-gedragkloof' [1](#page=1).
### 2.1 De intentie-gedragkloof
De 'intentie-gedragkloof' verwijst naar de discrepantie tussen het hebben van de intentie om een gedrag te veranderen en het daadwerkelijk uitvoeren van dat gedrag. Een sleutelstudie, die de relaties tussen motivatie/intentie en gedrag onderzocht, identificeerde vier patronen van associatie met betrekking tot deelname aan baarmoederhalskankerscreening [1](#page=1):
* **Inclined actors:** Degenen die de intentie hebben en vervolgens handelen [1](#page=1).
* **Inclined abstainers:** Degenen die de intentie hebben, maar vervolgens niet handelen [1](#page=1).
* **Disinclined actors:** Degenen die niet de intentie hebben, maar toch handelen [1](#page=1).
* **Disinclined abstainers:** Degenen die geen intentie hebben en ook niet handelen [1](#page=1).
Uit onderzoek bleek dat 57% van de vrouwen die van plan waren deel te nemen aan baarmoederhalskankerscreening, hun intentie niet in actie hadden omgezet. Vergelijkbare bevindingen zijn ook aangetoond voor een reeks andere gezondheidsgedragingen, zoals lichaamsbeweging en condoomgebruik [1](#page=1).
### 2.2 Strategieën om de intentie-gedragkloof te overbruggen
Er zijn diverse strategieën die individuen kunnen toepassen om hun goede voornemens om te zetten in actie. De belangrijkste strategieën, zoals beschreven in het Health Action Process Approach (HAPA) model, zijn zelfeffectiviteit, planning en actiecontrole [1](#page=1).
#### 2.2.1 Zelfeffectiviteit
Zelfeffectiviteit verwijst naar iemands waargenomen bekwaamheid om nieuw gedrag aan te nemen en vol te houden, en terugval te managen. Zelfeffectiviteit is essentieel gedurende het gehele proces van gedragsverandering. Het HAPA-model onderscheidt drie soorten zelfeffectiviteit [1](#page=1):
* **Task self-efficacy:** De waargenomen bekwaamheid om een specifieke taak uit te voeren [1](#page=1).
* **Maintenance self-efficacy:** De waargenomen bekwaamheid om het nieuwe gedrag vol te houden, vooral in uitdagende situaties [1](#page=1).
* **Recovery self-efficacy:** De waargenomen bekwaamheid om terug te keren naar het gewenste gedrag na een terugval [1](#page=1).
Iemands waargenomen zelfeffectiviteit beïnvloedt de moeilijkheid van taken die ze kiezen, de inspanning en volharding die ze leveren, de doelen die ze stellen, en hoe ze reageren op tegenslagen [1](#page=1).
Er zijn vier belangrijke methoden om de zelfeffectiviteit te verhogen [1](#page=1):
1. **Mastery experience:** Directe ervaring met het succesvol uitvoeren van de taak [1](#page=1).
2. **Vicarious experience:** Het observeren van anderen (rolmodellen) die succesvol zijn in een bepaalde taak, wat het geloof kan vergroten dat men dit zelf ook kan [1](#page=1).
3. **Verbal persuasion:** Aansporing en overtuiging van invloedrijke personen (zoals vrienden, familie, of autoriteitsfiguren zoals artsen) om het geloof in eigen kunnen te versterken en doorzettingsvermogen te stimuleren [1](#page=1).
4. **Physiological states:** Positieve emoties kunnen de zelfeffectiviteit verhogen, terwijl negatieve emoties zoals angst of een laag humeur deze kunnen verminderen [1](#page=1).
> **Tip:** Denk na over hoe je deze principes van zelfeffectiviteit kunt toepassen bij patiënten die hun gezondheidsgedrag willen verbeteren, zoals het verminderen van suiker- of alcoholconsumptie [1](#page=1).
#### 2.2.2 Planning
Planning omvat twee verschillende soorten plannen die beide gericht zijn op het verbeteren van de frequentie en/of intensiteit van gedragsverandering [1](#page=1):
* **Action planning (implementatie-intenties):** Dit zijn intentionele, doelgerichte reacties die in werking treden wanneer zich een relevante gelegenheid voordoet. Het betreft het maken van specifieke plannen over hoe, wanneer en waar een bepaald gedrag zal worden uitgevoerd (bv. "Ik zal mijn medicatie innemen als ik 's ochtends ontbijt"). Personen die actieplannen vormen, handelen significant vaker in lijn met hun intenties dan degenen die dit niet doen. Zelfs korte actieplannen van één minuut kunnen effectief zijn. Deze plannen helpen omdat omgevingsfactoren de beoogde acties triggeren, waardoor vergeten of uitstellen wordt voorkomen [1](#page=1).
* **Coping planning:** Dit zijn specifieke plannen om nieuw gedrag te beschermen tegen afleidingen, barrières of risicovolle situaties waarin terugval waarschijnlijk is [1](#page=1).
Actieplannen zijn vooral nuttig voor het initiëren van gedragsverandering, terwijl copingplannen nodig kunnen zijn om de gedragsverandering te handhaven. Het combineren van zowel actie- als copingplannen is het meest effectief in het veranderen van gedrag [1](#page=1).
**Volitional help sheets** zijn hulpmiddelen die gebaseerd zijn op planning. Ze helpen individuen om problematische situaties (bv. binge drinking) te koppelen aan passende gedragsmatige of cognitieve reacties (bv. vermijding van alcohol) [2](#page=2).
> **Example:** Een patiënt maakt een actieplan om zijn medicatie elke ochtend in te nemen (hoe) wanneer hij thuis is (waar) tijdens het ontbijt (wanneer) [1](#page=1).
#### 2.2.3 Actiecontrole
Actiecontrole omvat de zelfregulerende strategieën die nodig zijn wanneer men van plan is een nieuw gedrag aan te nemen of te handhaven. Dit proces omvat het zelf monitoren van gedrag om te beoordelen of het huidige gedrag overeenkomt met een eerder gesteld doel. Indien er een discrepantie wordt vastgesteld, is er inspanning nodig om de verandering te initiëren. Actiecontroleprocessen zijn dus cruciaal gedurende het hele traject van gedragsverandering [2](#page=2).
Zelfregulatie kan falen in sociale of emotionele situaties, wanneer hulpbronnen verzwakt zijn (zoals bij stress), wanneer situationele eisen hoog zijn, of wanneer concurrerende gedragingen gewoonte zijn geworden [2](#page=2).
Het vragen aan individuen om hun gedrag te zelf monitoren, is effectief gebleken bij het veranderen van diverse gezondheidsgerelateerde gedragingen. Dit kan eenvoudig worden gefaciliteerd met zelfmonitoringdagboeken, apps of apparaten. Zelfs het louter catalogiseren van een gezondheidsgerelateerd gedrag kan leiden tot belangrijke gezondheidsverbeteringen [2](#page=2).
> **Example:** Een studie met hartrevalidatiepatiënten toonde aan dat planning effectiever was om veranderingen te initiëren, terwijl zelfmonitoring nodig was om deze veranderingen te handhaven [2](#page=2).
### 2.3 Goal hierarchies (Doelhiërarchieën)
Gebrek aan tijd is een veelgenoemde reden waarom mensen niet doen wat ze van plan waren. Dit kan te maken hebben met het hebben van meer dringende intenties die prioriteit krijgen. De intentie-gedragkloof kan dus worden beïnvloed door concurrerende doelen. Het is belangrijk om te erkennen dat individuen specifieke doelhiërarchieën kunnen hebben en meerdere doelen nastreven die kunnen conflicteren met of juist bijdragen aan een doel om een gezondheidsgedrag te veranderen [2](#page=2).
> **Tip:** Overweeg de relatie tussen verschillende gedragsdoelen en beoordeel of deze conflicteren of het doelgedrag faciliteren [2](#page=2).
---
# Zelfeffectiviteit en de vier methoden om deze te verhogen
Dit onderdeel onderzoekt het concept zelfeffectiviteit, gedefinieerd als iemands waargenomen vermogen om een nieuw gedrag aan te nemen en vol te houden, en bespreekt de vier sleutelmethoden om deze te verhogen.
### 3.1 De intention-behaviour gap
Een sleutelstudie identificeerde vier patronen van associatie tussen intentie en gedrag met betrekking tot deelname aan baarmoederhalskankerscreening. Deze patronen zijn: inclined actors (die intentie hebben en handelen), inclined abstainers (die intentie hebben maar niet handelen), disinclined actors (die geen intentie hebben maar wel handelen), en disinclined abstainers (die geen intentie hebben en niet handelen). Een jaar later had 57% van de vrouwen die van plan waren om deel te nemen aan baarmoederhalskankerscreening, hun intentie niet omgezet in actie, een fenomeen dat bekend staat als de 'intention-behaviour gap'. Vergelijkbare bevindingen zijn aangetoond voor diverse andere gezondheidsgedragingen, zoals lichaamsbeweging en condoomgebruik [1](#page=1).
### 3.2 Strategieën om de intention-behaviour gap te overbruggen
Er zijn verschillende strategieën die individuen kunnen gebruiken om hun goede voornemens om te zetten in actie. Binnen het Health Action Process Approach (HAPA) model worden zelfeffectiviteit, planning en actiecontrole als belangrijke strategieën genoemd. Deze volitieve processen zijn cruciaal voor gedragsverandering [1](#page=1).
#### 3.2.1 Zelfeffectiviteit
Zelfeffectiviteit verwijst naar iemands waargenomen bekwaamheid om nieuw gedrag aan te nemen en vol te houden, en om terugval te beheersen. Zelfeffectiviteit is gedurende het gehele gedragsveranderingsproces van belang. Het HAPA model onderscheidt drie soorten zelfeffectiviteit: taakzelfeffectiviteit, onderhoudszelfeffectiviteit en herstelszelfeffectiviteit, die de zelfregulerende uitdagingen in verschillende stadia van het veranderingsproces weerspiegelen. Individuen kunnen op verschillende momenten verschillende fase-specifieke zelfeffectiviteit nodig hebben [1](#page=1).
Iemands waargenomen zelfeffectiviteit beïnvloedt de moeilijkheidsgraad van de taken die zij selecteren (indien er een keuze is), evenals de hoeveelheid inspanning en volharding die zij tonen bij het behalen van een taak. Zelfeffectiviteit beïnvloedt ook het type doelen dat individuen stellen en hoe zij reageren op stressfactoren en tegenslagen bij het nastreven van hun doelen [1](#page=1).
Er zijn vier belangrijke methoden om de zelfeffectiviteit van een individu te verhogen: mastery experience (ervaring met beheersing), vicarious experience (vicieuze ervaring, gebaseerd op observatie), verbal persuasion (verbale overtuiging) en physiological states (fysiologische toestanden) [1](#page=1).
* **Mastery experience:** Zelfeffectiviteit kan worden verhoogd door directe ervaring met het beheersen van de taak zelf [1](#page=1).
* **Vicarious experience:** Dit verwijst naar het observeren van rolmodellen die slagen in een bepaalde taak, wat het geloof van een individu kan vergroten dat zij ook de capaciteiten bezitten om de taak te beheersen [1](#page=1).
* **Verbal persuasion:** Een derde techniek om zelfeffectiviteit te verhogen omvat verbale overtuiging van invloedrijke personen, zoals ouders, partners, vrienden of autoriteitsfiguren (bijvoorbeeld artsen, managers en coaches). Verbale overtuiging kan worden gebruikt om de overtuiging van initiële bekwaamheid te versterken en om aanhoudende inspanning en volharding te stimuleren. Artsen bevinden zich in een unieke positie om patiënten aan te moedigen en te overtuigen tot gedragsverandering, omdat zij geloofwaardige figuren zijn en getraind zijn in communicatieve vaardigheden [1](#page=1).
* **Physiological states:** Ten slotte wordt zelfeffectiviteit beïnvloed door fysiologische toestanden. Positieve emoties kunnen de zelfeffectiviteit verhogen, terwijl periodes van somberheid of angst de overtuiging van bekwaamheid kunnen verminderen [1](#page=1).
> **Tip:** Denk na over hoe je deze principes voor het verhogen van zelfeffectiviteit kunt toepassen wanneer je patiënten begeleidt die baat zouden hebben bij het verbeteren van hun gezondheidsgedrag, zoals het verminderen van suiker- of alcoholconsumptie. Welke technieken uit je communicatiestraining kun je gebruiken om je pogingen tot het overtuigen van gedragsverandering te versterken [1](#page=1)?
#### 3.2.2 Planning
Er zijn twee soorten planning: actieplanning en coping planning. Beide hebben de functie om de frequentie en/of intensiteit van gedragsverandering te verbeteren [1](#page=1).
* **Actieplanning:** Actieplannen zijn intentionele, prospectieve, doelgerichte reacties die in werking treden wanneer relevante kansen zich voordoen, oftewel: een persoon plant om X te doen wanneer situatie Y zich voordoet. Individuen die worden aangemoedigd om actieplannen te vormen, waarin ze specificeren hoe, wanneer en waar ze een gezondheidsgedrag zullen uitvoeren, zullen aanzienlijk waarschijnlijker handelen in overeenstemming met hun intenties dan degenen die dergelijke plannen niet maakten. Er is sterke ondersteuning voor de effectiviteit van het vormen van actieplannen om intenties om te zetten in actie, in vergelijking met het louter vormen van intenties. Effecten zijn gevonden bij interventies die de vorming van eenvoudige actieplannen aanmoedigen, zelfs van korte duur (één minuut). Een patiënt kan bijvoorbeeld een actieplan vormen om medicatie zoals voorgeschreven (hoe) in te nemen wanneer hij thuis is (waar) in de ochtend tijdens het ontbijt (wanneer). Dit helpt de patiënt om in deze gespecificeerde contexten te handelen, omdat aspecten van de omgeving de beoogde acties stimuleren die anders vergeten of uitgesteld zouden kunnen worden [1](#page=1).
* **Coping planning:** Het stimuleren van mensen om zowel actieplannen als copingplannen te maken, is het meest effectief gebleken bij het veranderen van gedrag. Coping planning verwijst naar specifieke plannen die zijn gevormd om nieuw gedrag te beschermen tegen afleidingen, barrières of risicovolle situaties waarin terugval waarschijnlijk is. Actieplannen kunnen bijzonder nuttig zijn voor het initiëren van nieuw gedrag [1](#page=1).
---
# Planning en actiecontrole voor gedragsverandering
Dit onderwerp behandelt de rol van planning, waaronder actieplanning en copingplanning, en actiecontrole als zelfregulerende strategieën bij het faciliteren en volhouden van gedragsverandering.
### 4.1 De intentie-gedragskloof
Ondanks motivatie en intentie om gezondheidsgedrag te veranderen, slagen individuen er vaak niet in deze intenties om te zetten in actie. Dit fenomeen staat bekend als de ‘intentie–gedragskloof’. Onderzoek toonde aan dat 57% van de vrouwen die van plan waren deel te nemen aan baarmoederhalskankerscreening, hun intentie niet in actie had omgezet. Vergelijkbare bevindingen zijn gedaan voor diverse andere gezondheidsgedragingen, zoals lichaamsbeweging en condoomgebruik [1](#page=1).
### 4.2 Strategieën om de intentie-gedragskloof te overbruggen
Verschillende strategieën kunnen individuen helpen hun intenties om te zetten in actie. De belangrijkste strategieën, zoals beschreven in het Health Action Process Approach (HAPA) model, omvatten zelfeffectiviteit, planning en actiecontrole [1](#page=1).
#### 4.2.1 Zelfeffectiviteit
Zelfeffectiviteit verwijst naar iemands waargenomen bekwaamheid om nieuw gedrag aan te nemen, te handhaven en terugval te beheersen. De HAPA onderscheidt drie soorten zelfeffectiviteit: taakzelfeffectiviteit, onderhoudszelfeffectiviteit en herstelzelfeffectiviteit, die de zelfregulerende uitdagingen in verschillende stadia van gedragsverandering weerspiegelen. Perceptie van zelfeffectiviteit beïnvloedt de moeilijkheidsgraad van taken die men kiest, de inspanning en volharding, en de doelen die men stelt, evenals de reactie op tegenslagen [1](#page=1).
Er zijn vier methoden om zelfeffectiviteit te verhogen [1](#page=1):
* **Meesterervaringen:** Directe ervaring met het succesvol uitvoeren van een taak [1](#page=1).
* **Vicariërende ervaringen:** Het observeren van rolmodellen die succesvol zijn in een taak, wat het geloof versterkt dat men dit ook kan [1](#page=1).
* **Verbale overreding:** Overtuiging door invloedrijke personen zoals familie, vrienden of autoriteitsfiguren. Artsen spelen hierin een unieke rol vanwege hun geloofwaardigheid en communicatieve vaardigheden [1](#page=1).
* **Fysiologische staten:** Positieve emoties kunnen zelfeffectiviteit verhogen, terwijl negatieve emoties zoals angst deze kunnen verminderen [1](#page=1).
> **Tip:** Denk na over hoe u deze principes van zelfeffectiviteitsverhoging kunt toepassen bij patiënten die hun gezondheidsgedrag willen verbeteren. Welke communicatietechnieken kunt u gebruiken om gedragsverandering te stimuleren?
#### 4.2.2 Planning
Planning is cruciaal voor het verbeteren van de frequentie en/of intensiteit van gedragsverandering. Er worden twee typen planning onderscheiden [1](#page=1):
* **Actieplanning:** Dit omvat intentionele, prospectieve doelgerichte reacties die worden geactiveerd wanneer relevante kansen zich voordoen. Actieplannen specificeren 'hoe', 'wanneer' en 'waar' een bepaald gedrag zal worden uitgevoerd. Het vormen van actieplannen leidt significant vaker tot het uitvoeren van het beoogde gedrag dan alleen intenties vormen. Zelfs korte actieplannen van één minuut kunnen effectief zijn. Een actieplan kan bijvoorbeeld zijn: "Ik neem mijn medicatie (hoe) thuis (waar) in de ochtend tijdens het ontbijt (wanneer)". De omgeving wordt dan een prompt voor de beoogde actie [1](#page=1).
* **Copingplanning:** Dit zijn specifieke plannen om nieuw gedrag te beschermen tegen afleidingen, barrières of risicovolle situoma's waarin terugval waarschijnlijk is. Actieplanning is met name nuttig voor het initiëren van gedragsverandering, terwijl copingplanning nodig kan zijn voor het volhouden ervan [1](#page=1).
**Volitional help sheets** zijn hulpmiddelen gebaseerd op planning, die individuen helpen problematische situaties te koppelen aan passende gedragsmatige of cognitieve reacties. Dit helpt mensen om de opgestelde plannen te volgen [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Een patiënt met type 2 diabetes vormt een actieplan om elke ochtend een wandeling van 30 minuten te maken na het ontbijt, en een copingplan om een vriend(in) te bellen als hij geen zin heeft om te gaan, in plaats van op de bank te blijven zitten.
### 4.3 Actiecontrole
Actiecontrole omvat de zelfregulerende strategieën die nodig zijn wanneer men van plan is nieuw gedrag aan te nemen of te handhaven. Zelfregulerende processen houden in dat men het eigen gedrag monitort om te controleren of het overeenkomt met vooraf gestelde doelen. Bij een discrepantie is inspanning nodig om verandering te bewerkstelligen. Actiecontroleprocessen zijn daarom essentieel gedurende het gehele proces van gedragsverandering. Zelfregulatiefalen kan optreden in sociale of emotionele situaties, bij verminderde middelen (zoals bij stress), hoge situationele eisen of bij concurrerende, gewoonte-matige gedragingen [2](#page=2).
Zelfmonitoring van gedrag is effectief gebleken voor het veranderen van diverse gezondheidsgerelateerde gedragingen. Dit kan eenvoudig worden gefaciliteerd met zelfmonitoringsdagboeken, apps of apparaten. Zelfs het louter registreren van gezondheidsgedrag kan leiden tot belangrijke verbeteringen [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Een patiënt die zijn bloedsuikerspiegel wil reguleren, houdt dagelijks een logboek bij van zijn maaltijden en lichaamsbeweging, en vergelijkt dit met de aanbevolen waarden.
#### 4.3.1 Case study: Cardiale revalidatie
Patiënten die na een hartaanval werden geadviseerd hun fysieke activiteit te verhogen, werden willekeurig toegewezen aan standaardzorg, een conditie met actie- en copingplanning, of een conditie met planning plus zelfmonitoring. Na twee maanden rapporteerde de planningsgroep meer fysieke activiteit dan de controlegroep, maar niet meer dan de zelfmonitoringsgroep. Na nog eens twee maanden rapporteerde de zelfmonitoringsgroep hogere activiteitsniveaus dan zowel de standaardzorg- als de planningsgroep. Dit suggereert dat planning effectiever is voor het initiëren van veranderingen, terwijl zelfmonitoring nodig is om deze veranderingen te volhouden [2](#page=2).
#### 4.3.2 Goalhiërarchieën en concurrerende doelen
Gebrek aan tijd is een veelgehoorde reden voor het niet uitvoeren van voorgenomen activiteiten. Dit kan te maken hebben met de prioriteit die aan andere, dringendere intenties wordt gegeven. De intentie-gedragskloof kan worden beïnvloed door de aanwezigheid van concurrerende doelen. Individuen kunnen specifieke doelhiërarchieën hebben, waarbij doelen elkaar kunnen belemmeren of juist faciliteren met het doel om een gezondheidsgedrag te veranderen. Veel individuen die ongezond gedrag vertonen, vertonen meerdere ongezonde gedragingen, wat de noodzaak benadrukt om de onderlinge relatie van deze gedragsdoelen te overwegen (bijvoorbeeld, stoppen met roken kan leiden tot gewichtstoename) [2](#page=2).
> **Tip:** Bij het bespreken van gedragsverandering met patiënten is het belangrijk om te vragen naar hun bredere doelen en eventuele conflicten die deze doelen kunnen hebben met het beoogde gedragsveranderingsdoel.
---
# Doelhiërarchieën en concurrerende doelen
Dit onderwerp onderzoekt hoe de aanwezigheid van concurrerende doelen en individuele doelhiërarchieën de kloof tussen intentie en gedrag kunnen beïnvloeden, met name wanneer deze conflicteren met het beoogde gedragsdoel.
### 5.1 De invloed van concurrerende doelen op gedrag
De intentie–gedragskloof kan worden beïnvloed door de aanwezigheid van concurrerende doelen. Vaak genoemde redenen waarom mensen hun intenties niet uitvoeren, hebben te maken met tijdsgebrek. Dit kan erop wijzen dat een individu belangrijkere intenties had die prioriteit kregen. Het is daarom essentieel om te erkennen dat individuen specifieke doelhiërarchieën kunnen hebben en meerdere doelen nastreven die kunnen conflicteren met of juist faciliterend werken voor een doel om een gezondheidsgedrag te veranderen [2](#page=2).
#### 5.1.1 De relatie tussen gedragsdoelen
Veel individuen die ongezond gedrag vertonen, vertonen meerdere ongezonde gedragingen. Dit benadrukt de noodzaak om te overwegen hoe deze gedragsdoelen onderling gerelateerd zijn. Een voorbeeld hiervan is dat stoppen met roken kan leiden tot een gewichtstoename [2](#page=2).
> **Tip:** Bij het ondersteunen van gedragsverandering is het cruciaal om niet alleen te focussen op het ene beoogde gedrag, maar ook de bredere context van andere doelen en gewoontes van het individu te begrijngen en te adresseren.
#### 5.1.2 Impact van doelconflicten
Wanneer gedragsdoelen met elkaar concurreren, kan dit de effectiviteit van de intentie om een specifiek gedrag te veranderen aanzienlijk verminderen. Een individu kan bijvoorbeeld de intentie hebben om meer te gaan sporten, maar als dit doel botst met een sterkere intentie om bijvoorbeeld een avond ontspannen op de bank door te brengen na een drukke werkdag, zal de sportintentie waarschijnlijk niet worden uitgevoerd. Het is de hiërarchie van deze doelen die bepaalt welk gedrag daadwerkelijk zal plaatsvinden [2](#page=2).
> **Tip:** Het identificeren en bespreken van potentiële conflicten tussen het beoogde gedragsdoel en andere belangrijke doelen van een individu is een belangrijke stap in het helpen overbruggen van de intentie–gedragskloof.
#### 5.1.3 Casestudy: Cardiac revalidatie
Een studie onder cardiale revalidatiepatiënten die werd uitgevoerd door de gezondheidspsycholoog Sniehotta, illustreert het belang van planning en zelfmonitoring bij het veranderen van gedrag. Patiënten die werden ingedeeld in een groep met actie- en coping-planning, of een groep met actie- en coping-planning plus zelfmonitoring, rapporteerden na twee maanden meer fysieke activiteit dan de controlegroep. Echter, vier maanden na ontslag toonde de groep die ook zelfmonitoring had toegepast hogere activiteitsniveaus dan zowel de standaardzorgcontrolegroep als de planningsgroep. Dit suggereert dat planning nuttig kan zijn om veranderingen te initiëren, terwijl zelfmonitoring essentieel is om deze veranderingen te handhaven [2](#page=2).
> **Example:** Meneer Jansen heeft type 2 diabetes en heeft de intentie om zijn dieet te verbeteren en meer te bewegen. Elke ochtend neemt hij zich voor dit te doen, maar gedurende de dag raakt hij afgeleid of verleiden andere, concurrerende doelen (zoals ontspannen na werk) hem. Een interventie die hem helpt om specifieke plannen te maken (bijvoorbeeld: "Na het avondeten ga ik 30 minuten wandelen") en zijn voortgang te monitoren (bijvoorbeeld met een stappenteller of een dagboekje) kan hem helpen zijn intenties om te zetten in gedrag. Als hij echter ook merkt dat het behalen van zijn beweegdoelen ten koste gaat van zijn sociale contacten, kan dit leiden tot een conflict dat aangepakt moet worden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kloof tussen intentie en gedrag | De discrepantie tussen iemands voornemen om een gedrag te veranderen en het daadwerkelijk uitvoeren van dat gedrag. Dit kan optreden ondanks een sterke intentie om te veranderen. |
| Zelfeffectiviteit | Het waargenomen vermogen van een individu om een bepaald gedrag aan te nemen en vol te houden, inclusief het omgaan met terugval. Dit beïnvloedt de keuze van taken, de inspanning en de volharding bij het nastreven van doelen. |
| Taakzelfeffectiviteit | De perceptie van een individu over zijn of haar vermogen om een specifieke taak uit te voeren die verband houdt met gedragsverandering. Dit is een fase-specifiek aspect van zelfeffectiviteit. |
| Onderhoudszelfeffectiviteit | Het waargenomen vermogen van een individu om nieuw gedrag vol te houden en terugval te voorkomen, zelfs in moeilijke situaties of na langere perioden. Dit is cruciaal voor het handhaven van gedragsverandering. |
| Herstatzelfeffectiviteit | Het vertrouwen dat een individu heeft in zijn of haar vermogen om terug te keren naar het gewenste gedrag na een terugval. Dit helpt bij het hervatten van gezonde patronen na een tegenslag. |
| Meesterervaring | Een methode om zelfeffectiviteit te verhogen door directe ervaring met het succesvol uitvoeren van de beoogde taak. Het succesvol afronden van de taak versterkt het geloof in eigen kunnen. |
| Plaatsvervangende ervaring | Een methode om zelfeffectiviteit te verhogen door het observeren van rolmodellen die succesvol zijn in het uitvoeren van een bepaalde taak. Dit suggereert dat het individu ook tot succes in staat is. |
| Verbale persuasie | Een methode om zelfeffectiviteit te verhogen door overtuiging en aanmoediging van invloedrijke personen, zoals vrienden, familie of autoriteitsfiguren. Dit kan het geloof in eigen kunnen en de volharding versterken. |
| Fysiologische toestanden | De invloed van lichamelijke en emotionele reacties op zelfeffectiviteit. Positieve emoties kunnen zelfeffectiviteit verhogen, terwijl angst en neerslachtigheid dit kunnen verminderen. |
| Actieplanning | Het maken van concrete voornemens om een bepaald gedrag uit te voeren in specifieke situaties, waarbij antwoorden worden gegeven op hoe, wanneer en waar het gedrag zal plaatsvinden. Dit verhoogt de kans op uitvoering van intenties. |
| Copingplanning | Het maken van specifieke plannen om nieuw gedrag te beschermen tegen afleidingen, barrières of situaties met een hoog risico op terugval. Dit is essentieel voor het handhaven van gedragsverandering. |
| Volitional help sheets | Planning-gebaseerde hulpmiddelen die individuen helpen bij het koppelen van problematische situaties aan passende gedragsmatige of cognitieve reacties, om zo het volhouden van gedragsverandering te ondersteunen. |
| Actiecontrole | Het proces van zelfregulatie dat nodig is om een nieuw gedrag aan te nemen of te handhaven. Het omvat het monitoren van gedrag en het aanpassen ervan om vooraf gestelde doelen te bereiken. |
| Zelfmonitoring | Het proces waarbij individuen hun eigen gedrag observeren en registreren om te beoordelen of het overeenkomt met hun gestelde doelen. Dit kan effectief zijn bij het veranderen van gezondheidsgerelateerd gedrag. |
| Doelhiërarchieën | De rangorde van prioriteit die individuen toekennen aan hun verschillende doelen. Concurrerende doelen, die hoger in de hiërarchie staan, kunnen de uitvoering van andere doelen, zoals gedragsverandering, belemmeren. |