Cover
Empieza ahora gratis les 1 kristof verwerkt.pptx
Summary
# Geschiedenis en evolutie van de ergotherapie
De geschiedenis van de ergotherapie is een verhaal van evolutie, beginnend in de Verenigde Staten en zich verspreidend naar Europa na de Tweede Wereldoorlog, waarbij de focus van het beroep zich geleidelijk heeft verplaatst van activiteit als middel naar de mens en zijn dagelijks handelen in context.
### 1.1 Oorsprong en vroege invloeden
De wortels van de ergotherapie liggen in de Verenigde Staten. De ontwikkeling van het beroep kan worden herleid tot filosofische stromingen als het humanisme, dat in de Renaissance (1300-1700) centraal kwam te staan, en het logisch denken uit de Verlichting (1700-1900). Deze periodes legden de basis voor een mensgerichte benadering.
### 1.2 Het pre-paradigma: 1800-1900
Deze periode wordt gekenmerkt door drie belangrijke denkrichtingen:
* **Moral treatment:** Deze benadering in de psychiatrie, geworteld in humanistische filosofie, stelde dat een rationele en zorgzame aanpak patiënten kon helpen hun gedrag te normaliseren.
* **Arts and crafts beweging:** Ontstaan als reactie op de industrialisatie, streefde deze beweging naar het vervaardigen van mooie en nuttige producten, maar ijverde ook voor sociale rechtvaardigheid en betere arbeids- en leefomstandigheden.
* **Non-restraint beweging:** Het doel was om de behandeling van psychiatrische patiënten te veranderen door dwangmaatregelen te vermijden. Vriendelijkheid, aandacht, sociaal vaardigheidsleren, onderwijs en ondersteuning werden ingezet om patiënten te helpen terugkeren naar een 'normaal' leven.
> **Tip:** Begrijpen van deze vroege invloeden is cruciaal om de latere ontwikkelingen in de ergotherapie te plaatsen.
### 1.3 De geboorte van het beroep: 1900-1950
Aan het begin van de 20e eeuw ontstond formeel het beroep van ergotherapie, of occupational therapy, in de Verenigde Staten. De initiële behoefte was gericht op het activeren van psychiatrische patiënten en patiënten met tuberculose door hen te betrekken bij arbeid en activiteiten.
Na de Eerste Wereldoorlog keerde een groot aantal soldaten met verwondingen terug, wat de vraag naar gespecialiseerde kennis op het gebied van revalidatie, arbeidsrehabilitatie en re-integratie deed stijgen. Cursussen, aanvankelijk "curative occupations" genoemd, werden uitgebreid tot opleidingen voor "reconstruction aides", wat de eerste aanzet gaf tot de ontwikkeling van ergotherapie in Europa.
Pioniers zoals Elizabeth Casson en Margaret Barr Fulton waren cruciaal in het Verenigd Koninkrijk. Fulton, die een opleiding ergotherapie volgde in Philadelphia, werd een van de oprichters van de World Federation of Occupational Therapists (WFOT) en de eerste president ervan. Casson startte een ergotherapieafdeling voor vrouwen met psychiatrische problemen. In deze fase werd ergotherapie vaak nog aangeduid als arbeidstherapie, met een beperkte focus op dagelijks handelen en een nadruk op arbeid als middel voor afleiding en het tegengaan van verveling.
### 1.4 Het mechanistisch/reductionistisch paradigma: 1950-1980
De geschiedenis van de ergotherapie in België en Nederland begint na de Tweede Wereldoorlog. De eerste afdelingen arbeidstherapie in revalidatiecentra werden opgericht, gemodelleerd naar het Anglo-Amerikaanse model. Het primaire doel was de re-integratie van oorlogsinvaliden in de maatschappij, wat van groot belang was gezien het arbeidskrapte na de oorlog.
Binnen de revalidatie lag de focus op het fysieke herstel van oorlogsslachtoffers, waarbij arbeid nog steeds centraal stond. In deze periode verschoof de aandacht echter van een meer holistische benadering naar een functiegerichte benadering.
> **Tip:** Deze periode illustreert de verschuiving van een algemene benadering naar een meer specifieke focus op herstel van functies, met name fysieke functies.
### 1.5 Het huidige paradigma: 1980-heden
Vanaf de jaren tachtig begonnen ergotherapeuten de beperkingen van het reductionisme en de loutere focus op functiherstel te erkennen. De aandacht verschoof significant naar het dagelijks handelen, de context waarin dit plaatsvindt en de impact van betekenisvolle activiteiten op de kwaliteit van leven. De persoon en diens beleving kwamen centraal te staan.
De mens wordt hierbij gezien als een biopsychosociale eenheid, waarbij lichaam en geest wederzijds beïnvloeden. Internationaal zijn er in deze periode diverse ergotherapeutische modellen ontwikkeld en uitgebouwd.
#### 1.5.1 Kernuitgangspunten van de hedendaagse ergotherapie
De hedendaagse ergotherapie is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
* **Gebaseerd op dagelijks handelen:** Het centraal stellen van de activiteiten die mensen uitvoeren in hun dagelijks leven.
* **Persoonsgericht:** De individuele behoeften, waarden en ervaringen van de cliënt staan voorop.
* **Gebaseerd op de context:** Erkennen dat activiteiten plaatsvinden binnen specifieke omgevingen (fysiek, sociaal, cultureel).
* **Gebaseerd op bewijs:** Gebruikmaken van wetenschappelijk onderbouwde methoden en interventies.
* **Gebaseerd op technologie:** Integreren van technologische hulpmiddelen ter ondersteuning van dagelijks handelen.
* **Op gemeenschappen gericht:** Betrekken van de bredere gemeenschap bij het herstel en de participatie van individuen.
#### 1.5.2 De dimensies van dagelijks handelen en participatie
Dagelijks handelen omvat drie kerncomponenten:
* **Persoon:** Het individu met unieke kenmerken, ervaringen en mogelijkheden.
* **Activiteit:** Een reeks taken met een specifiek einddoel, die betekenisvol is voor de cliënt.
* **Context:** De omgeving en de omstandigheden waarin de activiteit plaatsvindt.
Er is een dynamische interactie tussen deze drie elementen. Dagelijks handelen kan ook worden begrepen aan de hand van vier dimensies:
* **Doing:** Het actief uitvoeren van handelingen.
* **Being:** Het ervaren en zijn in het moment.
* **Becoming:** De ontwikkeling en transformatie van een persoon.
* **Belonging:** Het gevoel deel uit te maken van een groep of gemeenschap.
**Participatie** verwijst naar iemands deelname aan het maatschappelijke leven, waarbij het gevoel van 'behorendheid' door het doen van activiteiten een belangrijke rol speelt.
#### 1.5.3 Niveaus van dagelijks handelen
Dagelijks handelen kan worden onderverdeeld in vijf niveaus:
1. Activiteit
2. Taak
3. Basisvaardigheden
4. Functies
5. Mentale processen
#### 1.5.4 Het biopsychosociale model
Het huidige paradigma omarmt de biopsychosociale visie, die verder gaat dan het medische model (dat zich primair richt op individuele stoornissen en functieverlies) en het sociale model (dat de oorzaak in de omgeving legt). De biopsychosociale visie beschouwt de mens als een geïntegreerde eenheid van biologische, psychologische en sociale factoren die elkaar wederzijds beïnvloeden en de gezondheid en het functioneren bepalen.
> **Tip:** Het biopsychosociale model is een fundamenteel concept in de moderne gezondheidszorg en essentieel voor het begrijpen van de holistische benadering in de ergotherapie.
#### 1.5.5 Positieve gezondheid
Dit concept, dat de nadruk legt op het aanpassingsvermogen en zelfregie van een persoon in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen, is een belangrijk element geworden. Positieve gezondheid is geen statische conditie, maar erkent het dynamische vermogen van mensen om veerkrachtig aan te passen en zelf regie te voeren over hun welbevinden.
#### 1.5.6 Competentie en de CanMEDS-richtlijnen
* **Competentie:** Wordt gedefinieerd als de bekwaamheid om kennis, houding en vaardigheden te integreren tot adequate beroeps- en werkhandelingen in uiteenlopende situaties.
* **CanMEDS-model:** Dit Canadese model, oorspronkelijk ontwikkeld voor medische opleidingen, biedt een raamwerk om de bekwaamheden van zorgverleners te kwalificeren, wat ook relevant is voor de opleiding en nascholing van ergotherapeuten.
#### 1.5.7 Vormen van handelen (Occupation)
* **Occupation:** Omvat de uitvoering van doelgerichte activiteiten en taken, plaatsvindend in een specifieke context, en gerelateerd aan de ervaring en betekenis die een persoon eraan geeft.
* **Co-occupation:** Een activiteit die door twee of meer personen samen wordt uitgevoerd, waarbij gemeenschappelijke ervaringen, interesses, waarden of doelen worden gedeeld.
* **Collective occupation:** Activiteiten die door individuen, groepen of gemeenschappen worden uitgevoerd in dagelijkse contexten, met gebruik van persoonlijke capaciteiten, tijd, hulpbronnen en energie voor een hoger, gemeenschappelijk doel, wat vaak leidt tot sociale cohesie en inclusie.
---
# Kernconcepten van dagelijks handelen in de ergotherapie
Dit onderwerp beschrijft de fundamentele uitgangspunten van de ergotherapie, met een focus op de interactie tussen persoon, activiteit en context, en de betekenis van participatie in het maatschappelijke leven.
### 2.1 Paradigma's in de ergotherapie
Een paradigma is een samenhangend geheel van theorieën en theoretische denkkaders dat de kern van een beroep vormt, inclusief fundamentele uitgangspunten en beroepswaarden. Paradigma's zijn voortdurend in beweging.
#### 2.1.1 Het preparadigma (1800-1900)
Deze periode kenmerkt zich door het gedachtegoed van:
* **Moral treatment:** Een psychiatrische benadering gebaseerd op humanistische filosofie, waarbij een rationele en zorgzame benadering patiënten helpt hun gedachten en acties te normaliseren.
* **Arts and crafts beweging:** Ontstaan als reactie op de industriële revolutie, pleitte deze beweging voor sociale rechtvaardigheid en betere werk- en leefomstandigheden, naast het vervaardigen van producten.
* **Non-restraint beweging:** Richtte zich op het veranderen van de houding ten opzichte van psychiatrische patiënten door dwangmaatregelen te vervangen door vriendelijkheid, aandacht, het aanleren van sociale vaardigheden, onderwijs en ondersteuning, met als doel patiënten terug te brengen naar het 'normale' leven.
#### 2.1.2 De oprichting van het beroep (1900-1950)
Aan het begin van de 20e eeuw ontstond de ergotherapie (occupational therapy) in de Verenigde Staten, vanuit de behoefte om psychiatrische en tuberculosepatiënten te activeren met behulp van arbeid of activiteiten. In Europa, na de Eerste Wereldoorlog, groeide de vraag naar personeel met kennis van revalidatie en arbeidsrehabilitatie door terugkerende soldaten met verwondingen. Opleidingen zoals 'curative occupations' werden omgevormd tot opleidingen tot 'reconstruction aides', wat de eerste aanzet gaf in Europa. Pioniers zoals Elizabeth Casson en Margaret Barr Fulton in het Verenigd Koninkrijk promootten het beroep. Destijds werd ergotherapie vaker arbeidstherapie genoemd, met de nadruk op arbeid als middel voor afleiding en ter bestrijding van verveling, waarbij de aandacht voor dagelijks handelen nog gering was.
#### 2.1.3 Het mechanistisch/reductionistisch paradigma (1950-1980)
De ergotherapie in België en Nederland begon na de Tweede Wereldoorlog, met de oprichting van arbeidstherapie-afdelingen in revalidatiecentra, gebaseerd op het Anglo-Amerikaanse model. Het primaire doel was de re-integratie van oorlogsinvaliden in de maatschappij, mede door een tekort aan arbeidskrachten na de oorlog. De focus lag op lichamelijk herstel van oorlogsslachtoffers, met activiteiten nog steeds gericht op arbeid. De benadering evolueerde van holistisch naar functiegericht.
#### 2.1.4 Het huidige paradigma (1980-heden)
Ergoterapeuten ervaren het reductionisme en de focus op functieherstel als onvolledig. Er is meer aandacht voor dagelijks handelen binnen de context en de impact van betekenisvolle activiteiten op de kwaliteit van leven. De persoon en diens beleving staan centraal, en de mens wordt gezien als een bio-psychosociale eenheid. Internationaal worden sindsdien diverse ergotherapeutische modellen ontwikkeld.
### 2.2 Uitgangspunten van de ergotherapie
De ergotherapie is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
* Dagelijks handelen
* Persoonsgerichtheid
* Context
* Bewijs (Evidence-based practice)
* Technologie
* Gemeenschappen (Community-based practice)
### 2.3 Kernelementen van dagelijks handelen
Dagelijks handelen wordt begrepen door de interactie van drie kernelementen:
* **Persoon:** Het individu met specifieke kenmerken, ervaringen en mogelijkheden die de activiteit uitvoert.
* **Activiteit:** Betekenisvolle verzamelingen van taken met een specifiek eindpunt of resultaat.
* **Context:** De omgeving en de vrijheid om belangrijke zaken te kunnen doen.
Er is een dynamische interactie tussen deze drie elementen.
### 2.4 Dimensies van dagelijks handelen en participatie
De dimensies van dagelijks handelen omvatten:
* **Doing:** Het uitvoeren van activiteiten.
* **Being:** De identiteit en het zijn in de wereld.
* **Becoming:** De ontwikkeling en groei van een persoon.
* **Belonging:** Het gevoel van ergens bij te horen.
**Participatie** wordt gedefinieerd als iemands deelname aan het maatschappelijke leven. Door het 'doen' hebben mensen het gevoel dat ze tot een bepaalde groep behoren, wat bijdraagt aan participatie.
### 2.5 Niveaus van dagelijks handelen
Dagelijks handelen kan worden ingedeeld in vijf niveaus:
1. Activiteit
2. Taak
3. Basisvaardigheden
4. Functies
5. Mentale processen
### 2.6 Definitie van competentie
**Competentie** is de bekwaamheid om kennis, houding en vaardigheden te integreren tot adequate (beroeps)handelingen in uiteenlopende (beroeps)situaties.
### 2.7 Het CanMEDS model
Het CanMEDS model (Canadian Medical Education Directives for Specialists) is een Canadees model dat wordt gebruikt om de opleiding, bij- en nascholing van zorgverleners te kwalificeren in termen van bekwaamheden.
### 2.8 Vormen van handelen (Occupation)
**Occupation** omvat de uitvoering van doelgerichte activiteiten en taken die plaatsvinden in een context en gerelateerd zijn aan de ervaring en betekenis die een persoon eraan geeft.
* **Co-occupation:** Handelingen die door minimaal twee personen samen worden uitgevoerd, waarbij gemeenschappelijke ervaringen, interesses, waarden of doelen worden gedeeld.
* **Collective occupation:** Handelingen die worden uitgevoerd door individuen, groepen of gemeenschappen in dagelijkse contexten, waarbij persoonlijke capaciteiten, tijd, hulpbronnen en energie worden ingezet voor een hoger, gemeenschappelijk doel, wat vaak leidt tot sociale cohesie en inclusie.
### 2.9 De biopsychosociale visie
De biopsychosociale visie ziet de mens als een eenheid van lichaam en geest die elkaar wederzijds beïnvloeden. Dit staat tegenover het medische model, waarin de oorzaak van een probleem een individuele stoornis (biologisch) is met functieverlies, en het sociale model, waarin de oorzaak in de omgeving ligt en oplossingen worden gezocht in omgevingsaanpassingen.
> **Tip:** De biopsychosociale visie is cruciaal voor het begrijpen van de holistische benadering in de ergotherapie, waarbij zowel de persoon als diens omgeving en maatschappelijke factoren worden meegenomen.
### 2.10 Positieve gezondheid
**Positieve gezondheid** wordt gedefinieerd als het vermogen om zich aan te passen en eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Het is geen statische conditie, maar benadrukt het dynamische vermogen van mensen om zich veerkrachtig aan te passen en zelf regie te voeren over hun welbevinden.
---
# Modellen en benaderingen in de zorg
Deze sectie bespreekt essentiële modellen en benaderingen die relevant zijn voor de hedendaagse zorgpraktijk, waaronder de CanMeds-rollen en de biopsychosociale visie, aangevuld met het concept van positieve gezondheid.
### 3.1 Het CanMeds-model
Het CanMeds-model, oorspronkelijk afkomstig uit Canada, is een gestructureerde methode voor het kwalificeren van opleidingen, bijscholing en nascholing voor zorgverleners. Het definieert de bekwaamheden die zorgprofessionals nodig hebben om adequaat te functioneren. Het model richt zich op verschillende rollen die een zorgverlener vervult.
#### 3.1.1 Rollen binnen het CanMeds-model
Hoewel de specifieke rollen niet gedetailleerd worden beschreven in de aangeleverde tekst, is het kernidee dat het CanMeds-model de competenties van zorgverleners structureert rondom een reeks essentiële vaardigheden en kennisgebieden, teneinde de kwaliteit van de zorg te waarborgen.
### 3.2 De biopsychosociale visie
De biopsychosociale visie biedt een holistisch perspectief op gezondheid en ziekte, waarbij de mens wordt beschouwd als een geïntegreerde eenheid van lichaam en geest, die bovendien constant interageert met zijn omgeving.
#### 3.2.1 Contrast met het medische model
Het traditionele medische model focust primair op de biologische oorzaken van een probleem en ziet ziekte als een individuele stoornis die leidt tot functieverlies. De oplossingen worden dan ook voornamelijk gezocht in medische interventies gericht op het lichaam.
#### 3.2.2 Componenten van de biopsychosociale visie
* **Biologisch:** Dit aspect omvat de fysieke gesteldheid van de persoon, inclusief ziekten, aandoeningen en lichamelijke functies.
* **Psychologisch:** Hieronder vallen mentale processen, emoties, gedragingen, coping-mechanismen en de subjectieve beleving van de persoon.
* **Sociaal:** Dit verwijst naar de omgeving waarin de persoon leeft, inclusief sociale relaties, culturele achtergrond, economische status, werk en leefomstandigheden.
De biopsychosociale visie erkent dat deze drie componenten elkaar wederzijds beïnvloeden en dat een probleem zelden tot één enkel aspect te herleiden is. Oplossingen binnen deze visie vereisen daarom vaak een multidisciplinaire aanpak die rekening houdt met alle facetten van de menselijke ervaring.
> **Tip:** Begrijp dat de biopsychosociale visie een verschuiving markeert van een puur curatieve benadering naar een meer preventieve en holistische kijk op gezondheid en welzijn.
### 3.3 Positieve gezondheid
Positieve gezondheid wordt gedefinieerd als het vermogen van een individu om zich aan te passen en eigen regie te voeren, ondanks fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven.
#### 3.3.1 Kenmerken van positieve gezondheid
* **Dynamisch vermogen:** Positieve gezondheid is geen statische conditie, maar een continu proces. Het benadrukt het veerkrachtige vermogen van mensen om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden.
* **Eigen regie:** Centraal staat het vermogen van het individu om zelf sturing te geven aan zijn welbevinden, ondanks tegenslagen.
* **Aanpassingsvermogen:** De focus ligt op hoe mensen omgaan met uitdagingen en hoe ze hiermee in het leven kunnen staan, in plaats van enkel te streven naar de afwezigheid van ziekte.
> **Example:** Iemand met een chronische ziekte die ondanks pijn en beperkingen toch actief deelneemt aan sociale activiteiten en zinvolle bezigheden vindt, toont positieve gezondheid.
De ontwikkeling van deze modellen en benaderingen, zoals het CanMeds-model, de biopsychosociale visie en positieve gezondheid, weerspiegelt een evolutie in de zorg naar een meer persoonsgerichte, integrale en toekomstgerichte benadering.
---
# Definitie en classificatie van ergotherapeutisch handelen
Dit onderdeel behandelt de definitie van beroepscompetenties binnen de ergotherapie en introduceert diverse vormen van ergotherapeutisch handelen, waaronder 'occupation', 'co-occupation' en 'collective occupation', met een link naar de ICF-classificatie.
### 4.1 Definitie van beroepscompetenties
Een beroepscompetentie wordt gedefinieerd als de bekwaamheid om kennis, houding en vaardigheden te integreren tot adequate (beroeps)handelingen in uiteenlopende (beroeps)situaties. Het CanMeds-model, van Canadese oorsprong, is een methode om de opleiding en bijscholing van zorgverleners te kwalificeren in termen van bekwaamheden.
### 4.2 Vormen van ergotherapeutisch handelen
Ergotherapeutisch handelen kan worden geclassificeerd aan de hand van verschillende concepten, waaronder 'occupation', 'co-occupation' en 'collective occupation'.
#### 4.1.1 Occupation
'Occupation' omvat de uitvoering van activiteiten en taken die doelgericht zijn, plaatsvinden binnen een specifieke context en gerelateerd zijn aan de ervaring en de betekenis die een persoon eraan geeft.
#### 4.1.2 Co-occupation
'Co-occupation' verwijst naar een occupation die door minstens twee personen samen wordt uitgevoerd. Hierbij delen de betrokkenen gemeenschappelijke ervaringen, interesses, waarden of doelen.
#### 4.1.3 Collective occupation
'Collective occupation' betreft occupations die worden uitgevoerd door individuen, groepen of gemeenschappen in dagelijkse contexten. Hierbij worden persoonlijke capaciteiten, tijd, hulpbronnen en energie ingezet voor een hoger, gemeenschappelijk doel. Dit kan leiden tot sociale cohesie en inclusie.
### 4.3 Relatie met de ICF-classificatie
De biopsychosociale visie vormt een belangrijk kader voor de ergotherapie, en de ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health) biedt een classificatiesysteem dat hierbij aansluit. De ICF onderscheidt zich van het medische model, waarbij de oorzaak van een probleem primair bij een individuele stoornis ligt, en het sociale model, waarbij de oorzaak in de omgeving wordt gezocht. De ICF beschrijft functioneren en beperkingen op verschillende niveaus, waaronder:
* **Functies en anatomische structuren:** Dit omvat de fysiologische functies van lichaamssystemen en anatomische structuren.
* **Activiteiten en participatie:** Dit betreft de uitvoering van taken door een persoon (activiteiten) en iemands deelname aan maatschappelijke situaties (participatie).
* **Omgevingsfactoren:** Dit zijn factoren uit de fysieke, sociale en attitudinale omgeving waarin mensen leven en hun leven leiden.
* **Persoonlijke factoren:** Dit zijn kenmerken van het individu die niet direct gerelateerd zijn aan een gezondheidstoestand of aan de toestandsfactoren.
De ICF-classificatie helpt ergotherapeuten om het functioneren van een persoon in zijn omgeving breed te analyseren en te beschrijven, en vormt zo een brug tussen de verschillende vormen van ergotherapeutisch handelen en de bredere context van gezondheid en participatie.
> **Tip:** Begrijp de dynamische interactie tussen Persoon, Activiteit en Context als kern van het dagelijks handelen in de ergotherapie. Dit is cruciaal voor een persoonsgerichte benadering.
> **Voorbeeld:** Een persoon die moeite heeft met het bereiden van een maaltijd (activiteit) door verminderde fijne motoriek (persoonlijke functie) kan baat hebben bij aangepast keukengerei (omgevingsfactor) en training in specifieke kooktechnieken (ergotherapeutische interventie). Dit wordt geanalyseerd binnen de bredere context van participatie, zoals het zelfstandig kunnen eten van een gezonde maaltijd.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Paradigma | Een samenhangend geheel van theorieën en theoretische denkkaders dat de kern van een beroep, de fundamentele uitgangspunten en beroepswaarden omvat. Een paradigma is voortdurend in beweging en evolueert mee met nieuwe inzichten en ontwikkelingen. |
| Moral treatment | Een benadering binnen de psychiatrie, geworteld in humanistische filosofie, die stelt dat een rationele en zorgzame behandeling patiënten helpt hun gedachten en gedrag te normaliseren, en zo bijdraagt aan hun herstel en welzijn. |
| Arts and crafts beweging | Een sociale en artistieke beweging die ontstond als reactie op de industrialisatie, gericht op het bevorderen van vakmanschap en het creëren van esthetisch aantrekkelijke en functionele producten, terwijl ook gestreefd werd naar sociale rechtvaardigheid en verbeterde arbeidsomstandigheden. |
| Non-restraint | Een beweging die pleit voor het afschaffen van dwangmaatregelen bij psychiatrische patiënten, en deze vervangt door een benadering van vriendelijkheid, aandacht, het aanleren van sociale vaardigheden en educatieve ondersteuning, met als doel patiënten terug te integreren in de samenleving. |
| Curative occupations | Oorspronkelijke cursussen die in het begin van de 20e eeuw werden aangeboden om psychiatrische en tuberculosepatiënten te activeren door middel van werk of andere activiteiten, wat een voorloper was van de ergotherapie opleidingen. |
| Reconstructie aides | Getraind personeel dat na de Eerste Wereldoorlog de behoefte aan revalidatie en arbeidsrehabilitatie voor gewonde soldaten invulde, vaak voortgekomen uit uitgebreide 'curative occupations' cursussen. |
| World Federation of Occupational Therapists (WFOT) | Een internationale federatie die de ergotherapie wereldwijd vertegenwoordigt, met als doel de ontwikkeling en bevordering van de ergotherapie als beroep en als wetenschap op mondiaal niveau. |
| Mechanistisch/reductionistisch paradigma | Een benadering waarbij complexe systemen worden geanalyseerd door ze op te delen in hun componenten en deze afzonderlijk te bestuderen, met een focus op het herstel van specifieke functies in plaats van het integrale functioneren van de persoon. |
| Holistische benadering | Een benadering die de mens ziet als een geïntegreerd geheel van lichaam, geest en omgeving, waarbij alle aspecten van het leven van een persoon worden meegenomen in de analyse en behandeling, in plaats van zich te focussen op geïsoleerde problemen. |
| Bio-psychosociale eenheid | Een visie die de mens beschouwt als een complex samenspel van biologische, psychologische en sociale factoren die elkaar wederzijds beïnvloeden en samen het welzijn en functioneren van een individu bepalen. |
| Dagelijks handelen | De uitvoering van activiteiten en taken die betekenisvol zijn voor een persoon en die plaatsvinden binnen een specifieke context. Dit omvat alle handelingen die een individu verricht om zichzelf te onderhouden, deel te nemen aan de samenleving en te genieten van het leven. |
| Participatie | Het actief deelnemen van een individu aan verschillende aspecten van het maatschappelijke leven, waaronder werk, onderwijs, sociale interacties en recreatieve activiteiten. |
| Competentie | De bekwaamheid van een persoon om kennis, houding en vaardigheden te integreren en toe te passen in adequate beroeps- of andere handelingen, zelfs in wisselende en uitdagende situaties. |
| CanMEDS model | Een Canadees model dat wordt gebruikt voor de kwalificatie van opleidingen en bijscholing voor zorgverleners, door bekwaamheden te definiëren die noodzakelijk zijn voor effectieve zorgverlening. |
| Occupation | De uitvoering van doelgerichte activiteiten en taken die plaatsvinden in een specifieke context en gerelateerd zijn aan de ervaring en de betekenis die de persoon eraan geeft. Dit omvat zowel productieve als recreatieve activiteiten. |
| Co-occupation | Een activiteit die door minstens twee personen gezamenlijk wordt uitgevoerd, waarbij ze gedeelde ervaringen, interesses, waarden of doelen delen, en waarbij de interactie tussen de deelnemers essentieel is voor het succes van de activiteit. |
| Collective occupation | Activiteiten die worden uitgevoerd door groepen of gemeenschappen, waarbij persoonlijke capaciteiten, tijd, middelen en energie worden ingezet voor een gezamenlijk, hoger doel, wat kan leiden tot sociale cohesie en inclusie. |
| ICF – ICIDH2 (2001) | De internationale classificatie van het menselijk functioneren, handicaps en gezondheid, die een gestandaardiseerd kader biedt voor de beschrijving van gezondheid en gezondheidsgerelateerde toestanden, met aandacht voor zowel lichaamsfuncties als participatie. |
| Positieve gezondheid | Het vermogen van een persoon om zich aan te passen aan fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven en hierin eigen regie te voeren. Dit concept benadrukt de dynamische veerkracht en het zelfsturend vermogen van mensen. |