Cover
Empieza ahora gratis 5.2. Farmaceutische Zorg bij DIABETES_2025.pdf
Summary
# Farmaceutische zorg bij diabetes
Farmaceutische zorg bij diabetes omvat een breed scala aan activiteiten gericht op het optimaliseren van de medicamenteuze behandeling, het begeleiden van patiënten en het bewaken van de therapie. Dit omvat intakegesprekken, het uitleggen van de indicatie, werking en gebruiksinstructies van antidiabetica, het bespreken van bijwerkingen, het verstrekken van aanvullende informatie en het registreren van gegevens in het patiëntendossier. Daarnaast is medicatiebewaking essentieel om geneesmiddelinteracties, contra-indicaties, specifieke situaties zoals zwangerschap en borstvoeding, en zelfzorgadviezen aan te pakken [10](#page=10) [1](#page=1) [9](#page=9).
### 1.1 Medicatiebegeleiding
De medicatiebegeleiding bij antidiabetica start met een grondige intake, waarbij de eerdere ervaringen van de patiënt met medicatie, de indicatie en de uitleg van de arts worden bevraagd. Het is belangrijk om te weten dat sommige antidiabetica, zoals metformine, ook buiten de indicatie diabetes gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld bij obesitas of het polycysteus ovarium syndroom (POS), en dat SGLT2-inhibitoren (gliflozines) ook effectief kunnen zijn bij hartfalen en chronische nierinsufficiëntie [10](#page=10) [11](#page=11).
#### 1.1.1 Intake
Tijdens de intake worden vragen gesteld als: "Heeft u deze medicatie reeds eerder gebruikt?", "Is het de eerste keer dat u deze medicatie krijgt?" en "Wat heeft u dokter al verteld over de medicatie?" [10](#page=10) [11](#page=11).
#### 1.1.2 Indicatie
De indicatie (bijvoorbeeld "suikerziekte") wordt vermeld en kort uitgelegd. De patiënt wordt geïnformeerd dat diabetes gepaard gaat met te veel suiker in het bloed, wat schadelijk kan zijn voor het hart, bloedvaten, ogen, nieren en zenuwen. De medicatie helpt om het suikergehalte in het bloed te verlagen. Patiëntenfolders van bijvoorbeeld de Apotheek van de toekomst (APB) of Thuisarts.nl kunnen hierbij nuttig zijn. Wanneer er een nieuw antidiabeticum wordt toegevoegd aan een bestaande therapie, zal het gesprek anders verlopen omdat veel informatie reeds is verstrekt [12](#page=12).
#### 1.1.3 Werking
De werking van het geneesmiddel wordt uitgelegd: het middel zal het suikergehalte in het bloed doen dalen. Er wordt besproken op welke symptomen het middel effect zal hebben en wanneer dit merkbaar zal zijn. Patiënten zonder voorafgaande symptomen voelen het effect vaak niet direct. Verbetering van symptomen zoals dorst, droge mond en veel plassen kan binnen enkele dagen optreden, terwijl vermoeidheid binnen enkele weken kan verbeteren. Regelmatige controles bij de arts zijn noodzakelijk om de spiegel op te volgen [13](#page=13).
#### 1.1.4 Gebruiksinstructies
De gebruiksinstructies variëren sterk per type antidiabeticum.
##### 1.1.4.1 Insulines
Insulines worden meestal subcutaan toegediend. Een goede injectietechniek en rotatie van de injectieplaats zijn belangrijk om lipodystrofie te voorkomen. Geschikte injectieplaatsen zijn de buik, bovenbenen, billen en armen, waarbij snelwerkende insulines bij voorkeur in de buik en langwerkende in de benen/billen worden geïnjecteerd. Het is cruciaal om op elk injectiemoment in hetzelfde lichaamsdeel te injecteren, maar wel op een andere plaats binnen dat deel, omdat de absorptiesnelheid verschilt (buik is sneller dan bil) [14](#page=14).
* **Suspense insulines (troebel)** moeten voor gebruik gehomogeniseerd worden door minstens 10 keer langzaam op en neer te zwenken of te rollen tussen de handen; ze mogen niet geschud worden om de stabiliteit te behouden [14](#page=14).
* **Snel- en traagwerkende insulines**:
* **Ultrasnelwerkende insulines** (bijv. glulisine, aspart, lispro) hebben een snel effect na ongeveer 10 minuten en een korte duur (2-5 uur). Ze worden bij voorkeur 15 minuten vóór de maaltijd geïnjecteerd. Bij onvoorspelbare voedselinname zijn ze soms kort na de maaltijd aangewezen [15](#page=15).
* **Snelwerkende insulines** (bijv. Actrapid, Humuline Regular) hebben effect na 20-30 minuten en duren 6-8 uur. Ze worden 30 minuten tot enkele minuten vóór de maaltijd toegediend [15](#page=15).
* **Intermediairwerkende insulines** (bijv. Isofaan, Insulatard) hebben effect na 1-2 uur en duren 10-20 uur. Ze worden 45-60 minuten vóór de maaltijd toegediend [15](#page=15).
* **Langwerkende insulines** (bijv. Glargine, Detemir, Degludec) hebben een duur van ongeveer 24 uur (Toujeo tot 36 uur) of minstens 42 uur (Tresiba). Ze worden 1x per dag op een willekeurig tijdstip toegediend, maar elke dag op hetzelfde tijdstip [15](#page=15).
* **Combinatiepreparaten** (bijv. Humuline 30/70, Humalog Mix 25) combineren snel- en intermediairwerkende insulines en worden 20-30 minuten of kort vóór de maaltijd toegediend. Het eerste cijfer naast de merknaam geeft het percentage (ultra)snelwerkende insuline in de mix aan [15](#page=15).
* **Injectietechniek**: De naald wordt loodrecht op de pen geplaatst. Eerst worden 2 eenheden weggespoten om de doorlaatbaarheid van de naald te testen en eventuele luchtbellen te verwijderen. Vervolgens wordt de gewenste dosis ingesteld. Bij naalden langer dan 6 mm wordt een huidplooi geadviseerd om injectie in de spier te voorkomen; bij kortere naalden (4,5 of 6 mm) is dit niet nodig. De pen wordt loodrecht op de injectieplaats gehouden en de naald wordt in een vlotte beweging volledig in de huid gebracht. De doseerknop wordt met de duim ingedrukt en na het injecteren wacht men nog 10 seconden alvorens de naald recht terug te trekken terwijl de doseerknop ingedrukt blijft. De naald wordt daarna verwijderd en gedeponeerd in een naaldcontainer. Nooit injecteren door kleding heen [17](#page=17).
* **Bewaarinstructies**: Vóór gebruik moeten insulines in de koelkast bewaard worden (2-8°C) en mogen nooit bevriezen. Bij het eerste gebruik moet de insuline tijdig uit de koelkast gehaald worden om op kamertemperatuur te komen om pijnlijke injecties te voorkomen. Na het eerste gebruik of opening kan de insuline bij kamertemperatuur bewaard worden, vaak nog enkele weken (specifieke bijsluiters raadplegen). Na de injectie wordt het gebruik van crème of massage niet geadviseerd [18](#page=18) [19](#page=19).
##### 1.1.4.2 Metformine
Metformine wordt vaak geleidelijk opgebouwd qua dosis. Het wordt tijdens of na de maaltijd ingenomen om gastro-intestinale klachten te verminderen. Het veroorzaakt geen hypoglycemie, tenzij gecombineerd met overmatig alcoholgebruik of bij calorierestrictie [22](#page=22) [30](#page=30).
##### 1.1.4.3 Hypoglycemiërende sulfamiden en Gliniden
Bij deze middelen is het essentieel om regelmatig te eten en geen maaltijden over te slaan om hypoglycemie te voorkomen. De dosering wordt geleidelijk verhoogd. Kortwerkende preparaten worden 20-30 minuten vóór de maaltijd ingenomen om de postprandiale hyperglycemie te beperken en vereisen meerdere giften per dag. Bij deze middelen geldt: geen maaltijd = geen dosis. Langwerkende preparaten kunnen onafhankelijk van de maaltijd worden ingenomen, maar maaltijden mogen niet worden overgeslagen. Gliniden worden vlak vóór of tot 30 minuten vóór de maaltijd ingenomen [22](#page=22) [23](#page=23) [32](#page=32).
##### 1.1.4.4 Glitazonen (thiazolidinediones)
Deze worden in één gift ingenomen, met of zonder maaltijden, maar wel elke dag op hetzelfde tijdstip [23](#page=23).
##### 1.1.4.5 GLP-1-analogen (incretinemimetica)
Deze kunnen subcutaan (kortwerkende vormen 1-2x per dag, langwerkende vormen 1x per week) of oraal (semaglutide) worden toegediend. De orale dosis wordt maandelijks opgebouwd en moet op een lege maag, 30 minuten vóór de maaltijd, met een half glas water worden ingenomen, zonder andere medicatie. Langwerkende GLP-1-analogen die 1x per week worden toegediend, vereisen regelmaat om in het ritme van de patiënt te passen, bijvoorbeeld elke maandag [24](#page=24).
##### 1.1.4.6 Gliptinen (DPP-4-inhibitoren)
Deze worden in één gift per dag ingenomen, op een vast tijdstip, met of zonder voedsel [25](#page=25).
##### 1.1.4.7 Gliflozinen (SGLT2-inhibitoren)
Deze worden in één gift per dag ingenomen, bij het ontbijt, met of zonder voedsel, maar wel op een vast tijdstip [25](#page=25).
##### 1.1.4.8 Gecombineerde GIP/GLP-1-analogen
Deze worden subcutaan toegediend en wekelijks herhaald. De dosis wordt stapsgewijs verhoogd met intervallen van 4 weken, tot een onderhoudsdosis van 5 tot 15 mg per week. Ze kunnen met of zonder maaltijden worden ingenomen, maar steeds op dezelfde dag van de week [26](#page=26).
#### 1.1.5 Bijwerkingen
De bijwerkingen van antidiabetica variëren afhankelijk van het type medicatie.
* **Insuline**:
* De meest voorkomende bijwerkingen zijn hyperglycemie (door onderdosering) of hypoglycemie (door overdosering) [27](#page=27).
* Gewichtstoename [27](#page=27).
* Reacties op de injectieplaats (roodheid, pijn, jeuk, zwelling) [27](#page=27).
* Lokale lipodystrofie ("spuitplekken") kan de absorptie van insuline beïnvloeden en is een esthetisch probleem, vaak veroorzaakt door slechte injectietechniek of hergebruik van naalden [27](#page=27).
* **Hypoglycemie herkennen**: Symptomen kunnen divers zijn. Ouderen missen vaak de adrenerge symptomen. Bèta-blokkers kunnen symptomen maskeren [28](#page=28).
* **Hypoglycemie behandelen**: Bij bewustzijn: 15 gram snelle suikers (bijv. gesuikerde frisdrank, glucosetabletten), gevolgd door langzame suikers (bijv. boterham met zoet beleg). Bij buiten bewustzijn of verlaagd bewustzijn: glucagon toedienen (SC of nasaal) en arts contacteren [29](#page=29).
* **Metformine**:
* Gastro-intestinale klachten (diarree, misselijkheid, braken, drukkend gevoel) treden vooral bij aanvang op en verminderen door inname tijdens of vlak na maaltijden en geleidelijke dosisopbouw [30](#page=30).
* Smaakstoornissen (metaalsmaak) [30](#page=30).
* Vitamine B12-deficiëntie bij langdurig gebruik [30](#page=30).
* Melkzuur (lactaat) acidose is uiterst zeldzaam, maar het risico is groter bij kwetsbare patiënten (ouderen, hartdecompensatie, COPD) bij plotselinge nierfunctievermindering door dehydratie, hogere doses metformine, leverinsufficiëntie of excessief alcoholgebruik. Bij dehydratie (braken, diarree) moet metformine tijdelijk gestaakt worden [31](#page=31).
* **Hypoglycemiërende sulfamiden + Gliniden**:
* Hypoglycemie (vooral bij langwerkende preparaten en ouderen) [32](#page=32).
* Gewichtstoename, waarbij patiënten geadviseerd wordt hun gewicht goed in de gaten te houden en dit te bespreken met arts of diëtist [32](#page=32).
* Gastro-intestinale stoornissen [32](#page=32).
* **Glitazonen**:
* Gewichtstoename en toename van de eetlust [32](#page=32).
* Water- en zoutretentie met oedeem als gevolg (hartfalen is een contra-indicatie) [32](#page=32).
* **GLP-1-analogen**:
* Reacties ter hoogte van de injectieplaats, frequenter bij wekelijkse toediening [33](#page=33).
* Gastro-intestinale stoornissen, vooral in het begin van de behandeling, die mede zorgen voor gewichtsverlies door verminderde eetlust [33](#page=33).
* **Gliptinen (DPP-4-inhibitoren)**:
* Gastro-intestinale stoornissen [33](#page=33).
* Hoofdpijn, duizeligheid, gewrichtspijn [33](#page=33).
* **Gliflozinen (SGLT2-inhibitoren)**:
* Infecties van de geslachtsorganen (genitale candidiasis) en urinewegen (UWI). Symptomen van UWI: pijn bij het plassen, rugpijn en jeuk [34](#page=34).
* Polyurie (veel plassen) met dorst, obstipatie, duizeligheid en dehydratie. Voldoende drinken (1,5-2 L per dag) en vezelrijke voeding worden geadviseerd [34](#page=34).
* Atypische diabetische ketoacidose (zonder uitgesproken hyperglycemie). Alarmsymptomen zijn misselijkheid, braken, epigastrische pijn, overmatige dorst, snelle en diepe ademhaling, verwardheid, slaperigheid [34](#page=34).
* **Gecombineerde GIP/GLP-1-analogen**:
* Gastro-intestinale stoornissen, vooral in het begin van de behandeling en bij dosisverhoging [35](#page=35).
* Reacties ter hoogte van de injectieplaats [35](#page=35).
#### 1.1.6 Extra informatie
* **Preoperatief beleid**: Bij majeure electieve chirurgie worden orale antidiabetica en niet-insuline injecteerbare antidiabetica gestopt volgens specifieke richtlijnen (SGLT2-inhibitoren 1-3 dagen vooraf, andere de dag van de ingreep). Bij insuline-afhankelijke diabetes is er een hoger risico op ketoacidose en is basale insuline noodzakelijk. Een reductie van de avonddosis langwerkende insuline wordt geadviseerd [36](#page=36) [37](#page=37).
* **Vergeten dosis**: Bij insuline wordt geadviseerd de bloedsuiker te controleren en eventueel nog wat insuline te spuiten. Voor andere antidiabetica wordt verwezen naar de fiche of apotheek.nl [38](#page=38).
* **Alcohol**: Overmatig alcoholgebruik wordt afgeraden vanwege het verhoogde risico op hypoglycemie en lactaatacidose. Maximaal 1-2 standaardglazen per dag voor mannen, 1 voor vrouwen, bij voorkeur bij de maaltijd [39](#page=39).
* **Zelfzorgadviezen**: Verwijzen naar de diëtist voor voedingsadvies en andere levensstijlinterventies zoals stoppen met roken, voldoende bewegen en gewichtsverlies [40](#page=40) [49](#page=49).
### 1.2 Medicatiebewaking
Medicatiebewaking omvat het controleren op geneesmiddelinteracties, contra-indicaties, en adviezen in specifieke situaties zoals zwangerschap, borstvoeding, vasten, koorts, braken, diarree, overgewicht, hoesten, gebruik van NSAID's, visusproblemen, huid- en wondzorg, en reizen.
#### 1.2.1 Geneesmiddelinteracties
* Antidiabetica met risico op hypoglycemie kunnen interageren met (niet-)selectieve bèta-blokkers [41](#page=41).
* Sulfonylureumderivaten (SUD) zijn substraten voor CYP2C9, dat sterk geremd wordt door systemische toediening van azoolantimycotica zoals miconazol, fluconazol en voriconazol. Bij vervanging van miconazolgel door nystatinesuspensie moet men alert zijn op het suikergehalte van de suspensie [42](#page=42).
#### 1.2.2 Contra-indicaties
* **Verminderde nierfunctie**: Dosis aanpassing is vereist voor diverse antidiabetica. Metformine is gecontra-indiceerd bij een creatinineklaring < 30 ml/min [43](#page=43).
* **Ontregelende medicatie**: Sommige geneesmiddelen kunnen de bloedglucosespiegel ontregelen.
* **Verhogend**: Atypische antipsychotica, androgenen, systemische glucocorticoïden (>10 dagen), disopyramide, GnRH-agonisten, (hydroxy)chloroquine, HIV-proteaseremmers, pentamidine, oncolytica (tyrosinekinaseremmers), thyreomimetica en thyreostatica, orale rehydratatievloeistof (ORS), saccharosebevattende geneesmiddelen (>5g/dosis of >15g/dag) [44](#page=44).
* **Verlagend**: Er zijn geen specifieke groepen genoemd die de bloedglucose verlagen in de context van contra-indicaties, wel interacties zoals met bèta-blokkers [41](#page=41).
* **Glucocorticoïden**: Systemisch gebruik (oraal, intramusculair, intraveneus, intra-articulair) kan de bloedglucosespiegel verhogen door verminderde insulinegevoeligheid. Klinische relevantie is groter bij stootkuren >10 dagen, hyperglycemische klachten of infecties. Regelmatige controle van de bloedglucosespiegel is aangewezen, en aanpassing van de diabetesmedicatie indien nodig [45](#page=45).
#### 1.2.3 Zwangerschap
Zwangerschapsdiabetes treedt op vanaf ongeveer week 24 en verhoogt de kans op diabetes type 2 later. Niet-medicamenteuze behandeling (dieet) is de eerste stap. Medicamenteus is insuline het veiligst. Glucagon kan veilig gebruikt worden tijdens de zwangerschap, omdat het de placenta niet passeert [46](#page=46) [47](#page=47).
#### 1.2.4 Borstvoeding
Metformine en insuline kunnen tijdens borstvoeding gebruikt worden. Over andere antidiabetica zijn er weinig gegevens. Het gebruik van tirzepatide wordt afgeraden bij zwangerschap en borstvoeding. Glucagon wordt snel geëlimineerd, waardoor de hoeveelheid in moedermelk waarschijnlijk laag is en geen metabolisch effect heeft op de zuigeling [48](#page=48).
#### 1.2.5 Vasten
Vasten, zoals tijdens de Ramadan, wordt voor diabetespatiënten afgeraden, zeker bij type 1 diabetes, zwangerschapsdiabetes of bestaande complicaties. Goed ingestelde type 2 diabeten zonder insulinegebruik kunnen, mits goede medische begeleiding, eventueel vasten. Het medicatieschema wordt dan aangepast. Na zonsondergang wordt eerst medicatie ingenomen, gevolgd door een half uur wachten alvorens suikerrijk voedsel te nuttigen. Risico's zijn hypoglycemie, hyperglycemie en ketoacidose (vooral type 1). Bij metformine wordt de dosis verdeeld over twee maaltijden [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 1.2.6 Koorts, braken, diarree
Bij deze symptomen is er een grotere kans op ontregeling van de bloedglucose, met name bij insulinegebruikers (risico op hyperglycemie of hypoglycemie). Intensieve monitoring van de bloedglucose (elke 2-3 uur) en eventueel contact met de arts voor aanpassing van het insulineschema zijn nodig. Braken bij insulinegebruikers kan een teken zijn van diabetische ketoacidose en vereist onmiddellijke verwijzing naar de arts [55](#page=55).
#### 1.2.7 Overgewicht
Er wordt geen "zelfzorg" voor overgewicht (dieetpreparaten, orlistat) geadviseerd bij diabetespatiënten [56](#page=56).
#### 1.2.8 Hoesten
Bij hoest, kortademigheid en/of koorts langer dan 2 dagen wordt doorverwezen naar de arts, vanwege een verhoogd risico op luchtweginfecties bij diabetes. Bij gebruik van hoestsiroop wordt een suikervrije variant aangeraden [56](#page=56).
#### 1.2.9 NSAID's
Diabetes is een bijkomende risicofactor voor gastro-intestinale bloedingen. Voorzichtigheid is geboden bij NSAID-gebruik, met name bij nierfunctiestoornissen (contra-indicatie) en risico op lactaatacidose bij kwetsbare patiënten [56](#page=56).
#### 1.2.10 Visusproblemen
Patiënten met visusproblemen worden steeds doorverwezen naar een oogarts voor jaarlijkse controle, vanwege de aantasting van de oogzenuw door diabetes [56](#page=56).
#### 1.2.11 Huid- en wondzorg
Slecht ingestelde diabetes kan leiden tot aantasting van perifere bloedvaten en zenuwvezels (neuropathie), wat resulteert in slechtere doorbloeding en tragere wondgenezing, en verminderd gevoel in bijvoorbeeld de voeten, leidend tot ulceraties (diabetische voet). Bacteriële huid- en slijmvliesinfecties komen vaker voor. Laagdrempelige verwijzing naar de arts bij wonden en tekenen van huidinfectie is cruciaal. Compete pleisters worden afgeraden bij diabetespatiënten [57](#page=57).
#### 1.2.12 Reizen
Vakantiestress, extra inspanning, andere gewoontes en klimaat kunnen de bloedsuikerspiegel beïnvloeden. Medicatie moet in de handbagage worden meegenomen om temperatuurschommelingen te vermijden. Een doktersverklaring kan nodig zijn voor insuline en spuiten. Extra kort/snelwerkende insuline kan nodig zijn bij reizen door tijdzones. Extra aandacht voor dehydratie en voetwondjes is belangrijk [59](#page=59).
---
# Farmacologische benaderingen van diabetes
De farmacologische behandeling van diabetes omvat een reeks strategieën die gericht zijn op het beheersen van de glycemische controle en het aanpakken van gerelateerde cardiovasculaire risico's en gewichtsmanagement, met inachtneming van individuele patiëntkenmerken en behandelrichtlijnen [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5).
### 2.1 Algemene principes van diabetesbehandeling
Diabetes is een complexe aandoening met effecten op micro- en macrovasculair niveau. Microvasculaire complicaties omvatten aandoeningen van de ogen, zenuwen en bloedvaten, terwijl macrovasculaire complicaties primair betrekking hebben op cardiovasculaire aandoeningen. Bij type 2 diabetes is een gezondere levensstijl, cardiovasculair risicobeheer en controle van glycemie en gewicht essentieel. Een goede glycemische controle alleen is niet altijd voldoende om de algehele gezondheidstoestand van de patiënt te verbeteren [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 2.1.1 Streefwaarden en risico's
De streefwaarde voor HbA1c is doorgaans 7%, hoewel deze waarde minder strikt kan zijn bij oudere patiënten met een verhoogd risico op hypoglycemie. Bij jongere patiënten kan strengere controle worden nagestreefd. Het is belangrijk te beseffen dat niet alle geneesmiddelen cardiovasculaire effecten hebben, zelfs als de glycemie onder controle is [5](#page=5).
#### 2.1.2 Behandeling van type 2 diabetes
Traditioneel werd metformine als eerstelijnsbehandeling voor type 2 diabetes gebruikt. Hoewel metformine vaak nog steeds de eerste stap is vanwege de prijs, effectiviteit, gebrek aan hypoglycemierisico en gewichtsverminderende effecten, is er een verschuiving gaande naar het eerder starten met GLP1-analogen of SGLT2-remmers [6](#page=6).
> **Tip:** Patiëntkenmerken spelen een cruciale rol bij het selecteren van het juiste geneesmiddel. Bij patiënten met overgewicht is gewichtsreductie een belangrijk behandeldoel [7](#page=7).
#### 2.1.3 Andere behandelopties
Bariatrische chirurgie kan een significant effect op de langere termijn hebben voor gewichtsbeheersing bij diabetespatiënten [8](#page=8).
### 2.2 Specifieke farmacologische klassen (impliciet, gebaseerd op vermeldingen)
Hoewel de specifieke farmacologische klassen niet gedetailleerd worden uitgewerkt in de verstrekte tekst, worden de volgende klassen genoemd als farmacologische benaderingen:
* **Metformine:** Vaak de eerste stap in de behandeling van type 2 diabetes. Voordelen zijn de prijs, effectiviteit, geen hypoglycemierisico en een gewichtsverminderend effect [6](#page=6).
* **GLP1-analogen:** Worden soms eerder gestart in plaats van metformine [6](#page=6).
* **SGLT2-remmers:** Worden soms eerder gestart in plaats van metformine [6](#page=6).
#### 2.2.1 Beoordeling en richtlijnen
De American Diabetes Association (ADA) publiceert jaarlijks geüpdatete richtlijnen. Het is essentieel om rekening te houden met deze richtlijnen bij het opstellen van een behandelplan [2](#page=2) [3](#page=3).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Antidiabetica | Geneesmiddelen die gebruikt worden voor de behandeling van diabetes mellitus, gericht op het verlagen van de bloedglucosewaarden. |
| Glycemie | De concentratie glucose in het bloed. Een normale glycemie is essentieel voor de energievoorziening van cellen. |
| HbA1c | Hemoglobine A1c, een maat voor de gemiddelde bloedglucosewaarden over de afgelopen 2 tot 3 maanden. Het is een belangrijke indicator voor de langetermijnregulatie van diabetes. |
| Hypoglycemie | Een te lage bloedglucosewaarde, wat kan leiden tot symptomen als duizeligheid, zweten, beven en in ernstige gevallen bewustzijnsverlies. |
| Hyperglycemie | Een te hoge bloedglucosewaarde, kenmerkend voor diabetes, dat op lange termijn kan leiden tot micro- en macrovasculaire complicaties. |
| Cardiovasculair risico | De kans op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten, zoals een hartinfarct of beroerte. Goede diabetesregulatie kan dit risico verminderen. |
| Insuline | Een hormoon dat wordt geproduceerd door de alvleesklier en de opname van glucose door cellen bevordert, waardoor de bloedglucosewaarden dalen. Wordt gebruikt bij type 1 diabetes en soms bij type 2 diabetes. |
| Metformine | Een veelgebruikt oraal antidiabeticum van de biguanideklasse, vaak de eerste keuze bij type 2 diabetes vanwege effectiviteit, veiligheid en gunstige effecten op gewicht en cardiovasculair risico. |
| GLP-1 analoog | Een klasse van injecteerbare medicijnen die de werking van het natuurlijke hormoon glucagon-like peptide-1 nabootsen, wat leidt tot verbeterde glucoseregulatie, gewichtsverlies en cardiovasculaire voordelen. |
| SGLT2-inhibitor | Een klasse van orale medicijnen die de heropname van glucose in de nieren remmen, waardoor meer glucose via de urine wordt uitgescheiden. Dit leidt tot verlaging van de bloedglucosewaarden en heeft ook gunstige effecten op het hart en de nieren. |
| Lipodystrofie | Een stoornis van het onderhuidse vetweefsel, wat kan optreden op injectieplaatsen van insuline als gevolg van herhaaldelijk injecteren op dezelfde plek, leidend tot lokale verdikkingen of verdunningen van het vetweefsel. |
| Ketoacidose | Een ernstige complicatie van diabetes, vooral type 1, waarbij een tekort aan insuline leidt tot de aanmaak van ketonen, wat het bloed verzadigt en tot verzuring leidt. |
| Glucagon | Een hormoon dat wordt geproduceerd door de alvleesklier en de afgifte van glucose uit de lever bevordert, wat resulteert in een stijging van de bloedglucosewaarden. Wordt gebruikt om ernstige hypoglycemie te behandelen. |
| Lactaatacidose | Een zeldzame, maar ernstige complicatie van metforminegebruik, waarbij zich melkzuur ophoopt in het bloed, wat kan leiden tot misselijkheid, braken en buikpijn. Risico is verhoogd bij verminderde nierfunctie of leverfalen. |
| DPP-4-inhibitor | Een klasse van orale medicijnen die de afbraak van incretines, hormonen die de insulinerespons na een maaltijd stimuleren, remmen. Dit leidt tot een verbeterde glucoseregulatie. |
| GIP/GLP-1 analoog | Een gecombineerde klasse van injecteerbare medicijnen die zowel de werking van glucose-afhankelijk insulinotroop polypeptide (GIP) als glucagon-like peptide-1 (GLP-1) nabootsen, wat leidt tot een krachtige verbetering van de glucoseregulatie. |
| Diabetische voet | Een complicatie van diabetes die wordt gekenmerkt door zweren, infecties en soms amputatie van de voet, als gevolg van neuropathie (zenuwschade) en perifere vaatziekten. |
| Oraal glucosetolerantietest (OGTT) | Een diagnostische test waarbij de reactie van het lichaam op een gestandaardiseerde suikerinname wordt gemeten, gebruikt om diabetes of prediabetes te diagnosticeren, met name zwangerschapsdiabetes. |
| Medicatiebewaking | Het systematisch controleren van medicatiegebruik om potentiële problemen zoals interacties, contra-indicaties, bijwerkingen en therapietrouw te identificeren en aan te pakken. |
| Medicatiebegeleiding | Het adviseren en ondersteunen van patiënten bij het correct en veilig gebruiken van hun medicijnen, inclusief instructies over inname, bijwerkingen en specifieke leefregels. |