Cover
Empieza ahora gratis 2025 CL17 Syncope en plotse dood.pdf
Summary
# Syncope: definitie, incidentie en oorzaken
Dit gedeelte van de studiehandleiding behandelt de definitie van syncope, de frequentie ervan in de algemene bevolking en de huisartsenpraktijk, en een gedetailleerde opsomming van de mogelijke oorzaken.
## 1. Definitie van syncope
Syncope, ook wel bekend als een 'wegraking', wordt gedefinieerd als een **plots en voorbijgaand bewustzijnsverlies**, geassocieerd met een **verlies van posturale tonus**, dat optreedt na een **plotse daling van de cerebrale perfusie** [3](#page=3).
## 2. Incidentie van syncope
De incidentie van syncope kent een aantal belangrijke kenmerken:
* **Algemene populatie:** Ongeveer 35% van de mensen ervaart ooit een syncope in hun leven [4](#page=4).
* **Huisartspraktijk:** De incidentie in de huisartspraktijk wordt geschat op 2 tot 4 gevallen per 1000 patiënten per jaar, waarbij het in 85% van de gevallen een eenmalig event betreft [4](#page=4).
* **Spoedafdeling:** Syncope is goed voor 3% tot 5% van alle aanmeldingen op de spoedafdeling [4](#page=4).
* **Leeftijdsdistributie:** Er is een bimodale leeftijdsdistributie te zien:
* Bij **jongere patiënten** is **vasovagale syncope** de meest voorkomende oorzaak [4](#page=4).
* Bij **oudere patiënten** zijn **cardiale en orthostatische oorzaken** vaker verantwoordelijk [4](#page=4).
> **Tip:** Het is belangrijk te realiseren dat bij 10% tot 40% van de patiënten die zich presenteren met syncope bij de huisarts of op de spoedafdeling, er geen precieze diagnose gesteld kan worden. Dit kan leiden tot onnodige aanvullende onderzoeken. Een accurate diagnostiek is cruciaal voor de juiste aanpak en prognose, en om onderscheid te maken tussen levensbedreigende en benigne oorzaken, angst te verminderen, en onnodige beperkingen zoals voor autorijden of werk te voorkomen [5](#page=5).
## 3. Oorzaken van syncope
De oorzaken van syncope zijn divers en kunnen onderverdeeld worden in verschillende categorieën:
### 3.1 Reflex gemediëerde syncope
Dit is de meest frequente oorzaak van syncope. Binnen deze categorie vallen onder andere [6](#page=6):
* **Vasovagale syncope:** Vaak uitgelokt door specifieke factoren zoals mictie, postprandiaal (na de maaltijd), defecatie, slikken (sliksyncope), of carotis sinus overgevoeligheid [6](#page=6).
### 3.2 Orthostatische hypotensie
Dit treedt op wanneer er een daling is van de systolische bloeddruk (sBP) met meer dan 20 mmHg of een daling van de diastolische bloeddruk (dBP) met meer dan 10 mmHg binnen 3 minuten na het rechtop komen. Oorzaken hiervan zijn onder andere [6](#page=6):
* **Medicamenteus:** Gebruik van diuretica, calciumantagonisten, bètablokkers, etc. [6](#page=6).
* **Bloeding:** Aanzienlijk bloedverlies [6](#page=6).
* **Aandoeningen van het zenuwstelsel:**
* Aandoeningen van de hersenen of het autonome zenuwstelsel, zoals parkinsonisme, diabetes mellitus (neuropathie), multisysteematrofie, en Lewy body dementie [6](#page=6).
* Amyloïdose [6](#page=6).
### 3.3 Cardiale syncope
Dit type syncope is potentieel levensbedreigend en kan worden veroorzaakt door:
* **Ritmestoornissen:** Zowel bradycardie (te trage hartslag) als tachycardie (te snelle hartslag) [6](#page=6).
* **Mechanische obstructie:** Aandoeningen zoals aortastenose (AS), hypertrofische cardiomyopathie (HCM), pulmonale hypertensie, of een longembolie [6](#page=6).
* **Tamponnade:** Harttamponnade [6](#page=6).
* **Hypovolemie:** Veroorzaakt door bijvoorbeeld een bloeding [6](#page=6).
### 3.4 Andere oorzaken
Naast de bovengenoemde categorieën zijn er nog diverse andere mogelijke oorzaken van syncope:
* **Psychogeen (functionele syncope):** Syncope zonder duidelijke somatische oorzaak [6](#page=6).
* **Metabool:** Hypoglykemie (lage bloedsuiker) of een Addison-crisis [6](#page=6).
* **Neurologisch:** Epilepsie of een transiënte ischemische aanval (TIA) [6](#page=6).
> **Voorbeeld:** Een patiënt die na een lange vlucht (langdurig stilzitten) opstaat en direct duizelig wordt en bijna flauwvalt, kan te maken hebben met orthostatische hypotensie door verminderde veneuze return en mogelijk dehydratie [6](#page=6).
> **Voorbeeld:** Een jonge atleet die na hevige inspanning plotseling bewusteloos raakt, kan een cardiale oorzaak hebben zoals hypertrofische cardiomyopathie (HCM), wat mechanische obstructie kan veroorzaken [6](#page=6).
## 4. Diagnostische benadering van syncope
Een gestructureerde diagnostische aanpak is essentieel:
* **Anamnese:** Dit is de hoeksteen van de diagnostiek en vereist specifieke aandacht voor:
* **Omstandigheden:** Houding, activiteit, omgevingstemperatuur [7](#page=7).
* **Begin klachten:** Beschrijving van prodromi zoals misselijkheid, braken, warmtegevoel, visuele stoornissen [7](#page=7).
* **Uitlokkende factoren:** Inspanning, rechtopkomen, hoesten, slikken [7](#page=7).
* **Tijdens de wegraking:** Aanwezigheid van ritmische schokken, tongbeet, bleekheid [7](#page=7).
* **Einde klachten:** Zweten, verwardheid, spierpijn [7](#page=7).
* **Bijkomende informatie:** Medicatiegebruik, antecedenten (cardiaal, neurologisch, metabool), familiaire voorgeschiedenis van syncope of plotse dood [7](#page=7).
* **Bystander informatie:** Getuigenverslagen zijn vaak cruciaal [7](#page=7).
* **Klinisch onderzoek:** Inclusief pols, bloeddrukmeting, hartauscultatie, en de orthostatische proef [7](#page=7).
* **ECG:** Een standaard elektrocardiogram is geïndiceerd. Een carotis sinus massage kan overwogen worden, echter altijd onder continu ECG- en bloeddrukmonitoring, met als criteria voor een positieve test een pauze langer dan 3 seconden of een daling van de sBP met meer dan 50 mmHg [7](#page=7).
* **Biologie:** Bloedonderzoek kan geïndiceerd zijn om medicatiespiegels, bloedsuiker (DM), of intoxicaties te controleren [7](#page=7).
* **Bijkomende investigaties:** Afhankelijk van de bevindingen kunnen aanvullende onderzoeken nodig zijn, zoals monitoring (bv. Holter), echocardiografie, een kanteltafeltest (tilting test), een loop recorder, of elektroanatomische mapping (EFO) [7](#page=7).
---
# Diagnostische aanpak en alarmsignalen bij syncope
De diagnostische aanpak van syncope is een systematisch proces dat start met een grondige anamnese en klinisch onderzoek, aangevuld met gerichte aanvullende onderzoeken, met speciale aandacht voor alarmsignalen die op een ernstigere onderliggende oorzaak kunnen wijzen [7](#page=7).
### 2.1 Systematische diagnostische aanpak
De diagnostische aanpak van syncope omvat de volgende stappen:
#### 2.1.1 Anamnese
De anamnese is cruciaal en dient gedetailleerd te zijn, inclusief informatie van omstanders. Belangrijke aspecten om te bevragen zijn:
* **Omstandigheden van de wegraking:** houding, activiteit, temperatuur en omgeving op het moment van de syncope [7](#page=7).
* **Begin van de klachten:** de beschrijving van prodromi zoals misselijkheid, braken, gevoel van warmte, visusstoornissen [7](#page=7).
* **Uitlokkende factoren:** of de syncope werd uitgelokt door inspanning, rechtop komen, hoesten, slikken, enz. [7](#page=7).
* **Tijdens de wegraking:** aanwezigheid van ritmisch schokken, tongbeet, bleekheid [7](#page=7).
* **Einde van de klachten:** post-syncope symptomen zoals zweten of verwardheid, en eventuele spierpijn [7](#page=7).
* **Bijkomende informatie:** medicatiegebruik, antecedenten van hart- of metabole aandoeningen, en familiaire voorgeschiedenis van syncope of plotse dood [7](#page=7).
#### 2.1.2 Klinisch onderzoek
Het klinisch onderzoek omvat:
* Pols en bloeddrukmeting [7](#page=7).
* Hartauscultatie [7](#page=7).
* Orthostatische proef om orthostatische hypotensie te evalueren [7](#page=7).
#### 2.1.3 Elektrocardiogram (ECG)
Een ECG is een standaardonderzoek bij syncope. Indien geïndiceerd, kan een carotis-sinusmassage worden uitgevoerd onder continu ECG- en bloeddrukmonitoring. Een significante pauze van meer dan 3 seconden of een systolische bloeddrukdaling van meer dan 50 mmHg zijn afwijkend [7](#page=7).
#### 2.1.4 Biologie en aanvullende onderzoeken
* **Laboratoriumonderzoek:** Dit is geïndiceerd indien er verdenking is op specifieke oorzaken zoals intoxicatie, diabetes mellitus of medicatiegebruik [7](#page=7).
* **Aanvullende investigaties:** Afhankelijk van de initiële bevindingen kunnen verder onderzoek zoals monitoring (Holter, loop recorder), echocardiografie, tilting test, carotisstenose onderzoek, of event-related functional objectivation (EFO) noodzakelijk zijn [7](#page=7).
### 2.2 Differentiaaldiagnose: syncope versus epileptisch toeval
Het is belangrijk om syncope te differentiëren van epileptische toevallen, aangezien de diagnostische en therapeutische benadering significant verschilt [8](#page=8).
### 2.3 Alarmsignalen bij een syncope
Bepaalde kenmerken tijdens de anamnese kunnen wijzen op een potentieel ernstigere oorzaak van syncope. Deze alarmsignalen zijn:
* Familiale anamnese van plotse dood (indicatief voor aandoeningen zoals lang QT-syndroom of cardiomyopathie) [9](#page=9).
* Voorgeschiedenis van hartafwijkingen (zoals aortaklepstenose (AS), chronische hartfalen (CHF), lage ejectiefractie (lage EF)), longembolie of pulmonale hypertensie [9](#page=9).
* Syncope die optreedt tijdens inspanning, wat kan wijzen op een belemmering van de cardiac output [9](#page=9).
* Syncope zonder prodromale symptomen [9](#page=9).
* Syncope gepaard gaande met neurologische symptomen of afwijkingen [9](#page=9).
> **Tip:** Bij aanwezigheid van één of meerdere van deze alarmsignalen is een grondigere cardiale of vasculaire evaluatie sterk aangewezen.
---
# Aanvullende onderzoeken en behandeling van syncope
Dit gedeelte behandelt de diagnostische aanvullende onderzoeken en behandelingsstrategieën voor de verschillende oorzaken van syncope [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15).
### 3.1 Aanvullende diagnostische onderzoeken
Om de oorzaak van syncope verder te achterhalen, kunnen diverse aanvullende onderzoeken worden ingezet. De incidentie van overlijden is hoger bij een afwijkend ECG of echocardiogram, hoewel deze bij een geheel normaal ECG en echocardiogram zeer laag is [10](#page=10).
#### 3.1.1 Inspanningsproef
Een inspanningsproef is zinvol bij syncope die optreedt tijdens inspanning. Dit kan helpen bij het diagnosticeren van oorzaken zoals ischemie, aritmie (bijvoorbeeld CPVT of VT) of AV-blok tijdens inspanning [10](#page=10).
#### 3.1.2 Uitlokkingsproeven
Uitlokkingsproeven worden gebruikt om orthostatisme na te gaan. De tilt-test wordt specifiek ingezet bij vermoeden van neurocardiogene syncope en autonome functietesten [10](#page=10).
##### 3.1.2.1 Tilt-testing
Bij verdenking op neurocardiogene syncope wordt de tilt-test uitgevoerd. Hierbij wordt de patiënt gedurende meer dan 30 minuten gekanteld tot een hoek van 60 graden, terwijl de pols en bloeddruk continu worden gemonitord. De test detecteert bradycardie en hypotensie. De sensitiviteit en specificiteit van de tilt-test zijn laag. Tilt-training kan als onderdeel van de behandeling worden toegepast [11](#page=11).
#### 3.1.3 Monitoring (langdurig)
Verschillende methoden van langdurige monitoring kunnen worden toegepast [10](#page=10):
* **Holter registratie:** Een 24-48 uur durende registratie of langdurige Holter registratie (3 tot 7 dagen) [10](#page=10) [12](#page=12).
* **Event recorder:** Kan 1 tot 2 maanden worden gebruikt, met transmissie van het ECG via telefoon of GSM. Een patch monitor kan 7 tot 21 dagen worden ingezet [10](#page=10) [12](#page=12).
* **Loop recorder:** Kan tot 3 jaar worden ingezet, met geprogrammeerde (tachy- of bradycardie) of automatische registratie. Geïmplanteerde loop recorders, zoals de REVEAL®, kunnen meer dan 1 jaar worden gebruikt [10](#page=10) [12](#page=12).
### 3.2 Behandelingsstrategieën
De behandeling van syncope is afhankelijk van de onderliggende oorzaak [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 3.2.1 Reflex gemediëerde syncope
De behandeling van reflex gemediëerde syncope omvat meerdere aspecten [13](#page=13):
* **Informatie en levensstijl:** Patiëntenvoorlichting over de aandoening, advies over levensstijl en het vermijden van bekende triggers [13](#page=13).
* **Hydratatie en zoutinname:** Voldoende drinken (2-3 liter per dag) en een verhoogde zoutinname (10 gram per dag) [13](#page=13).
* **Steunkousen:** Het gebruik van steunkousen kan helpen [13](#page=13).
* **Tilt-training:** Dit kan onder supervisie worden aangeleerd en vervolgens zelfstandig worden voortgezet [13](#page=13).
* **Medicamenteuze therapie:** De studies hiernaar zijn beperkt. Mogelijke opties zijn [13](#page=13):
* Alpha-agonisten zoals midodrine (om veneuze pooling te beperken, langetermijneffecten onduidelijk) [13](#page=13).
* Fludrocortisone (om het plasmavolume te verhogen, impact onduidelijk) [13](#page=13).
* Bètablokkers (voornamelijk bij ouderen met hypertensie, niet bij jongeren) [13](#page=13).
* SSRI's (er zijn aanwijzingen voor minder vasovagale syncopen onder paroxetine, maar dit behoeft verdere studie) [13](#page=13).
* **Device therapie:** Een pacemaker kan geïndiceerd zijn bij het cardio-inhibitorische subtype, gekenmerkt door bradycardie [13](#page=13).
#### 3.2.2 Orthostatische hypotensie
De behandeling van orthostatische hypotensie richt zich op het aanpakken van mogelijke oorzaken en het ondersteunen van de bloeddrukregulatie [14](#page=14):
* **Medicatie herziening:** Medicatie die orthostatische hypotensie kan veroorzaken (zoals calciumantagonisten, diuretica) dient herzien, gestopt of vervangen te worden [14](#page=14).
* **Hydratatie en zoutinname:** Voldoende drinken (2-3 liter per dag) en een verhoogde zoutinname (10 gram per dag) zijn aanbevolen, tenzij er sprake is van hypertensie [14](#page=14).
* **Steunkousen:** Het dragen van steunkousen kan ondersteuning bieden [14](#page=14).
* **Medicamenteuze aanpak:** Indien nodig kan medicatie worden ingezet, zoals midodrine en fludrocortisone [14](#page=14).
#### 3.2.3 Cardiale syncope
Bij cardiale syncope is een etiologische aanpak gericht op het wegnemen van de onderliggende hartafwijking essentieel [15](#page=15):
* **Bradycardie:** Bij bradycardie, zoals sinusknopdisfunctie of AV-blok (Mobitz type 2, volledig AV-blok), is een pacemaker geïndiceerd [15](#page=15).
* **Ventrikeltachycardie:** Bij ventrikeltachycardie, met name bij structureel hartlijden of bij aanwezigheid van een lang QT-syndroom, is een implanteerbare cardioverter-defibrillator (ICD) aangewezen [15](#page=15).
* **Atriumfibrilleren met snelle ventriculaire respons:** Behandeling kan bestaan uit geleidingsvertragende medicatie of pulmonaal veneuze isolatie [15](#page=15).
* **Aortaklepstenose:** Klepvervanging is de behandeling van keuze [15](#page=15).
---
# Plotse dood: oorzaken en risicostratificatie
Dit deel van de cursus focust op de incidentie, oorzaken en risicostratificatie van plotse dood (SCD) bij diverse hartaandoeningen.
### 4.1 Incidentie en algemene mechanismen van plotse dood
De incidentie van plotse dood neemt toe met de leeftijd. Het onderliggende mechanisme van plotse dood is gerelateerd aan ventriculaire ritmestoornissen [22](#page=22) [23](#page=23).
### 4.2 Risico op plotse dood na myocardinfarct (post acute fase)
Na een myocardinfarct zijn er diverse factoren die het risico op plotse dood verhogen [24](#page=24):
* De uitgebreidheid van het myocardinfarct, leidend tot een daling van de ejectiefractie (EF) [24](#page=24).
* Een gedaalde inspanningstolerantie [24](#page=24).
* De aanwezigheid van klinisch hartfalen [24](#page=24).
* Aanwezigheid van ventriculaire ritmestoornissen, waaronder:
* Meer dan 10-30 ventriculaire extrasystolen (VES) per uur op Holtermonitoring [24](#page=24).
* Runs van niet-sustained ventriculaire tachycardie (NSVT) (vijf slagen of meer), wat een krachtige predictor is [24](#page=24).
* Uitlokbaarheid van ventriculaire tachycardie tijdens elektrofysiologisch onderzoek (EFO) [24](#page=24).
De invloed van de EF en de New York Heart Association (NYHA) classificatie op het percentage en type cardiale dood wordt in detail gevisualiseerd [25](#page=25).
### 4.3 Risico op plotse dood bij cardiomyopathieën
#### 4.3.1 Dilatatie cardiomyopathie (DCM)
Bij patiënten met DCM bedraagt het risico op SCD ongeveer 2-4% per jaar. Belangrijke risicofactoren zijn [26](#page=26):
* Een linker ventriculaire ejectiefractie (LV EF) kleiner dan 35%, ondanks optimale medische behandeling met de vier pijlers van therapie [26](#page=26).
* Documentatie van NSVT [26](#page=26).
* De aanwezigheid van late gadoliniumenhancement (LGE) op MRI, wat duidt op littekenvorming, wordt als een potentiële risicofactor beschouwd, hoewel dit nog hypothesisch is [26](#page=26).
* Klassieke parameters zoals laatpotentials (LP), hartslagvariabiliteit (HRV) en T-wave alternans worden ook onderzocht [26](#page=26).
* Een onderliggend genetisch defect (bv. LMNA, PLN, FLNC, RBM20) is eveneens relevant [26](#page=26).
De evolutie van SCD bij patiënten met hartfalen en de impact van medicamenteuze therapie (GDMT) op dit risico wordt verder geanalyseerd [27](#page=27).
#### 4.3.2 Hypertrofe cardiomyopathie (HCM)
Het risico op SCD bij HCM is lager, minder dan 1% per jaar, echter SCD kan de eerste klinische manifestatie zijn. Voor risicostratificatie wordt een risicocalculator gebruikt, rekening houdend met factoren zoals leeftijd, wanddikte, linker atriale dimensie, linker ventrikel outflow tract (LVOT) gradient, onverklaarde syncope, NSVT en familiaire anamnese van SCD. De risicocategorieën zijn: laag risico <4% per jaar, intermediair 4-6% per jaar, en hoog risico >6% per jaar [28](#page=28).
Bijkomende risicofactoren die vooral belangrijk zijn bij een intermediair risico omvatten:
* LVEF kleiner dan 50% [28](#page=28).
* Apicaal aneurysma [28](#page=28).
* LGE groter dan 15% van de LV massa [28](#page=28).
* Niet-oplopen van de bloeddruk tijdens inspanning [28](#page=28).
#### 4.3.3 Arytmogene cardiomyopathie (ARVC)
Plotse dood kan de eerste presentatie zijn bij ARVC. De risicostratificatie is hierbij complex. Gebruikte parameters omvatten [29](#page=29):
* Gedaalde rechter ventriculaire (RV) EF of LV EF kleiner dan 45% [29](#page=29).
* Documentatie van NSVT of ventriculaire tachycardie (VT) [29](#page=29).
### 4.4 Aanpak van plotse dood
De aanpak van plotse dood omvat zowel acute reanimatie als langetermijnbehandeling [30](#page=30).
* Bij reanimatie (CPR) met succesvolle herstelling van circulatie (ROSC) dient de oorzaak te worden gecorrigeerd, waaronder ischemie, metabole afwijkingen, toxische of medicamenteuze invloeden [30](#page=30).
* Een volledige cardiale evaluatie is noodzakelijk, inclusief coronarografie (acuut bij STEMI) en invasieve elektrofysiologische evaluatie om de onderliggende oorzaak te diagnosticeren [30](#page=30).
* Familiale anamnese is belangrijk voor het opstarten van familiale screening indien nodig [30](#page=30).
* De langetermijnbehandeling kan omvatten:
* Bètablokkers, die de mortaliteit post-MI en bij hartfalen verbeteren [30](#page=30).
* Vermijden van klasse I antiaritmica (bv. flecaïnide) bij structureel hartlijden, zoals aangetoond in de CASS-studie [30](#page=30).
* Overwegen van klasse III antiaritmica (bv. sotalol, amiodaron) ter reductie van ritmestoornissen, met aandacht voor QT-verlenging [30](#page=30).
* Implantatie van een cardioverter-defibrillator (ICD) voor secundaire preventie [30](#page=30).
---
# Implantabele cardioverter-defibrillator (ICD) bij plotse dood
Dit gedeelte beschrijft de indicaties voor het plaatsen van een ICD voor zowel secundaire als primaire preventie van plotse dood, evolueert de verschillende types ICD-systemen, mogelijke complicaties en de praktische aspecten van het omgaan met een ICD in het dagelijks leven en bij medische onderzoeken.
### 5.1 Indicaties voor het plaatsen van een ICD
De beslissing om een ICD te plaatsen is gebaseerd op secundaire of primaire preventie van plotse hartdood.
#### 5.1.1 Secundaire preventie
Secundaire preventie is gericht op patiënten die reeds een levensbedreigende ritmestoornis hebben doorgemaakt. Dit kan leiden tot een mortaliteitsreductie van ongeveer 3,5-7% per jaar [32](#page=32).
Indicaties voor secundaire preventie omvatten:
* Hartstilstand door ventriculaire fibrillatie (VF) of ventriculaire tachycardie (VT), zonder dat er een onderliggende, corrigeerbare oorzaak is [32](#page=32).
* Syncope (bewustzijnsverlies) die vermoedelijk aritmogeen is bij een gecorrigeerde congenitale hartafwijking en waarbij induceerbare VT aanwezig is [32](#page=32).
* Syncope met aangehouden VT (langer dan 30 seconden of sneller dan 100 slagen per minuut) bij patiënten met structureel hartlijden [32](#page=32).
* Syncope die vermoedelijk door een aritmie wordt veroorzaakt bij de volgende aandoeningen:
* Ischemische cardiomyopathie (CMP) [32](#page=32).
* Gedilateerde cardiomyopathie (CMP) [32](#page=32).
* Lang QT-syndroom [32](#page=32).
* Spontaan type 1 Brugada [32](#page=32).
* Catecholaminerge polymorfe ventriculaire tachycardie (CPVT) [32](#page=32).
* Hypertrofe cardiomyopathie (HCM) [32](#page=32).
* Arrhythmogene rechterventrikel dysplasie (ARVD) [32](#page=32).
#### 5.1.2 Primaire preventie
Primaire preventie richt zich op het voorkomen van een eerste levensbedreigende ritmestoornis bij hoogrisicopatiënten. De evidentie hiervoor is meer beperkt [33](#page=33).
Indicaties voor primaire preventie omvatten:
* Familiale genetische aandoeningen met een verhoogd risico op plotse dood, zoals:
* Lang QT-syndroom [33](#page=33).
* Brugada-syndroom [33](#page=33).
* Hypertrofe cardiomyopathie (HCM), met behulp van een risicocalculator [33](#page=33).
* Arrhythmogene rechterventrikel dysplasie (ARVD) [33](#page=33).
* Cardiale sarcoïdose met induceerbare VT [33](#page=33).
* Primaire preventie bij cardiomyopathie (CMP):
* Ischemische CMP met een ejectiefractie (EF) < 35%, meer dan 3 maanden na revascularisatie [33](#page=33).
* Ischemische CMP met een EF < 40% en niet-aanhoudende VT (NSVT) of ejectiefractie (EFO) [33](#page=33).
* Niet-ischemische CMP met een EF < 35% ondanks optimale therapie [33](#page=33).
Het belang van primaire preventie is significant, aangezien de overleving na een eerste episode van plotse hartdood slechts 10% bedraagt [33](#page=33).
### 5.2 Evolutie van ICD-systemen
Er is een duidelijke evolutie geweest in de technologie van ICD-systemen. De systemen variëren van 1-kamer- tot 2-kamer-systemen en geïntegreerde Cardiale Resynchronisatietherapie met Defibrillatie (CRT-D) systemen. Meer recent zijn ook Subcutane ICD's (S-ICD) ontwikkeld [34](#page=34) [35](#page=35) [38](#page=38) [39](#page=39).
### 5.3 Complicaties van een ICD
Net als bij pacemakers (PM) kunnen er complicaties optreden bij ICD-implantaties en -systemen [37](#page=37).
Belangrijke complicaties zijn:
* **Pocketinfectie:** Infectie ter hoogte van de implantaat pocket [37](#page=37).
* **Leadbreuk:** Beschadiging van de geleidingsdraad (lead) kan leiden tot:
* Foutieve ritmedetectie [37](#page=37).
* Ongepaste shocks (inappropriate shocks) [37](#page=37).
### 5.4 Leven met een ICD
Omgaan met een ICD in het dagelijks leven vereist aandacht voor bepaalde beperkingen en voorzorgsmaatregelen.
#### 5.4.1 Rijverbod en monitoring
Na ICD-implantatie geldt een wettelijk rijverbod van 1 tot 3 maanden. Dit verbod wordt opnieuw van kracht na elke terechte shock die de ICD afgeeft. Home monitoring is een belangrijk aspect voor het volgen van de ICD-functie [40](#page=40).
#### 5.4.2 Wat te doen bij een shock?
* **Eén shock zonder bijkomende klachten:** Dit is geen urgente situatie. Contact met de behandelend arts dient binnen 48 uur plaats te vinden, vaak via telemonitoring [40](#page=40).
* **Eén of meerdere shocks met pijn, syncope of andere symptomen:** Dit vereist onmiddellijke medische aandacht en contact met de spoeddienst [40](#page=40).
#### 5.4.3 Apparaten en medische onderzoeken die geen probleem vormen
Een ICD vormt over het algemeen geen probleem bij:
* Klassieke huishoudelijke apparaten en kantoorapparatuur [40](#page=40).
* Medische onderzoeken zoals röntgenfoto's (RX), CT-scans, echografie, tandartsboren en lasers [40](#page=40).
* Het dragen van een polaroidbril [40](#page=40).
* Het gebruik van een mobiele telefoon (GSM), mits deze contralateraal wordt gedragen (aan de tegenovergestelde kant van de ICD) [40](#page=40).
#### 5.4.4 Apparaten en medische onderzoeken die wel een probleem kunnen vormen
Een ICD kan wel een probleem vormen bij bepaalde medisch-technische onderzoeken of behandelingen, en in de nabijheid van sterke elektromagnetische velden:
* **Medisch-technische onderzoeken of behandelingen:**
* Magnetische resonantie (MRI) scans [41](#page=41).
* Niersteenverbrijzelaars (lithotripsy) [41](#page=41).
* Behandelingen met elektrische stroom, zoals in de heelkunde [41](#page=41).
* Thoracale radiotherapie [41](#page=41).
* **Elektromagnetische interferentie:**
* Elektrisch lassen [41](#page=41).
* Apparaten met zware elektromotoren, vanwege sterke magnetische velden [41](#page=41).
* Scheepsradar [41](#page=41).
* Hoogspanningscabines [41](#page=41).
* Krachtige zendapparatuur [41](#page=41).
* **Luchthavens:** Metaaldetectoren kunnen interfereren met de ICD. Het is daarom raadzaam een ICD-pasje bij de hand te hebben [41](#page=41).
* **Sport:** Contactsporten worden afgeraden vanwege het risico op trauma aan het implantaat [41](#page=41).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Syncope | Een plots en voorbijgaand bewustzijnsverlies, gekenmerkt door een verlies van posturale tonus, als gevolg van een plotselinge daling van de cerebrale perfusie. |
| Vasovagale syncope | Een veelvoorkomende vorm van reflexgemediëerde syncope die wordt uitgelokt door specifieke factoren zoals mictie, postprandiale toestand, defecatie, slikken of overgevoeligheid van de sinus caroticus. |
| Orthostatische hypotensie | Een significante daling van de bloeddruk (sBP >20mmHg of dBP >10mmHg) binnen 3 minuten na het rechtop komen vanuit een liggende of zittende positie, wat kan leiden tot syncope. |
| Cardiale syncope | Syncope veroorzaakt door een probleem met het hart, zoals een ritmestoornis (bradycardie, tachycardie), mechanische obstructie (aortaklepstenose, hypertrofische cardiomyopathie) of andere hartziekten. |
| Plotse dood | Onverwacht overlijden, vaak te wijten aan een cardiale oorzaak zoals ventrikelfibrilleren of ventrikeltachycardie, met name bij patiënten met onderliggende hartziekten. |
| Anamnese | De medische voorgeschiedenis en de beschrijving van de klachten zoals verteld door de patiënt of getuigen, cruciaal voor de diagnostiek van syncope. |
| Bystander info | Informatie verstrekt door personen die getuige waren van de syncope of plotse dood, die essentieel kan zijn voor de diagnostiek. |
| Prodromi | Vroege, waarschuwingssignalen die aan een syncope voorafgaan, zoals misselijkheid, braken, warmtegevoel of visuele stoornissen. |
| Klinisch onderzoek | Lichamelijk onderzoek uitgevoerd door een arts om de gezondheidstoestand van een patiënt te beoordelen, inclusief metingen zoals pols en bloeddruk. |
| ECG | Elektrocardiogram, een grafische weergave van de elektrische activiteit van het hart, gebruikt voor de diagnose van ritmestoornissen. |
| Carotis sinus massage | Een diagnostische procedure waarbij de sinus caroticus wordt gemasseerd om te onderzoeken of dit overgevoeligheid van de sinus veroorzaakt, wat kan leiden tot syncope. |
| Holter registratie | Een ambulante ECG-opname die gedurende 24 tot 48 uur (of langer) wordt gemaakt om hartritmestoornissen te detecteren die mogelijk niet continu aanwezig zijn. |
| Tilt-test | Een diagnostische test waarbij de patiënt op een kantelbare tafel wordt geplaatst om de reactie van de bloeddruk en hartslag op houdingsveranderingen te beoordelen, gebruikt bij verdenking op neurocardiogene syncope. |
| Implantabele cardioverter-defibrillator (ICD) | Een medisch implantaat dat continu het hartritme bewaakt en elektrische schokken afgeeft om levensbedreigende ritmestoornissen zoals ventrikelfibrilleren te corrigeren. |
| Ventrikelfibrilleren (VF) | Een chaotische en ineffectieve elektrische activiteit van de ventrikels van het hart, resulterend in een gebrek aan pompfunctie en onmiddellijk levensgevaar. |
| Ventrikeltachycardie (VT) | Een snelle hartslag afkomstig uit de ventrikels van het hart, die kan leiden tot hemodynamische instabiliteit en plotse dood. |
| Myocardinfarct | Een hartaanval, veroorzaakt door een onderbreking van de bloedtoevoer naar een deel van de hartspier, wat leidt tot schade of afsterving van het hartweefsel. |
| Cardiomyopathie (CMP) | Een ziekte van de hartspier die het vermogen van het hart om bloed te pompen beïnvloedt, met verschillende vormen zoals gedilateerde (DCM), hypertrofische (HCM) en aritmogene cardiomyopathie (ARVD). |
| Electrofysiologisch onderzoek (EFO) | Een invasieve diagnostische procedure waarbij de elektrische activiteit van het hart gedetailleerd wordt onderzocht om de oorzaak van ritmestoornissen te achterhalen. |