Cover
Empieza ahora gratis Deel I Cursus Inleiding tot het recht (2).pdf
Summary
# Definitie en kenmerken van recht
Het begrip recht omvat de definiërende kenmerken, de historische oorsprong en de essentiële elementen die de aard van recht omschrijven.
## 1. Definitie en kenmerken van recht
### 1.1 Historische oorsprong van het begrip “recht”
Het woord "recht" is afgeleid van het Latijnse *directum*, wat "leiding" betekent en de intentie weergeeft om het menselijk samenleven te leiden. Afgeleide Latijnse termen zoals *regere* (regeren), *rex* (koning), *regnum* (rijk) en *regula* (regel) duiden op de link met gezag. De Romeinen gebruikten ook de term *jus* (of *ius*), afgeleid van *jubere* (bevelen), wat inhoudt dat recht een bevel inhoudt. *Jus* had ook een morele betekenis, gerelateerd aan rechtvaardigheid [2](#page=2).
### 1.2 Definitie van het begrip “recht”
Het definiëren van het begrip "recht" is complex, omdat recht een dynamisch en sociaal product is dat evolueert met de maatschappij en verschilt per gemeenschap. Er bestaat geen universeel aanvaarde definitie [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.2.1 Verschillende definities van recht
Verschillende auteurs bieden definities die de kernaspecten van recht belichten:
* **VAN IMPE** definieert recht als een geheel van verplichte gedragsregels, uitgevaardigd door de overheid, gericht op conflictoplossing en gedragssturing, als een aanspraak van een rechtspersoon, of als rechtswetenschap [3](#page=3).
* **DE VROEDE en GORUS** omschrijven recht als een geheel van regels dat gedrag oplegt, verbiedt, toelaat of regelt, vastgesteld op gezag van de gemeenschap door bevoegde organen, met als doel het maatschappelijk leven mogelijk te maken [3](#page=3).
* **VAN DAMME** ziet recht ontstaan bij de organisatie van samenlevingen met verplichte regels, bekrachtigd door sancties, zowel negatief (straf) als positief (stimuli) [3](#page=3).
* **STORME** beschouwt recht als een geheel van normatieve regels, opgelegd of bekrachtigd door de maatschappij, afdwingbaar en gericht op maatschappelijke ordening [3](#page=3).
* **DE CORTE en DE GROOTE** zien recht als een geheel van gedrags- en handhavingsregels, door de overheid uitgewerkt en bindend opgelegd ter bescherming van maatschappelijke belangen, waarbij het formeel karakter (creërend orgaan en procedure) essentieel is voor het bindend karakter [4](#page=4).
* **BOUCKAERT en VAN HOECKE** definiëren recht als een geheel van regels dat subjectieve rechten, structuren en instellingen voor toepassing en afdwinging bepaalt, en politieke machtsuitoefening inzake deze regels, samengevat als de geïnstitutionaliseerde ordening van menselijk handelen [4](#page=4).
* **DELVA** beschouwt recht als een geheel van gedragsregels (normen) opgelegd door maatschappelijk gezag, gericht op maatschappelijke ordening in rechtvaardigheid [4](#page=4).
* **DE KONINCK** omschrijft recht als imperatieve gedragsregels die door de maatschappij worden opgelegd om samenleven mogelijk te maken en waarvan de naleving afdwingbaar is [4](#page=4).
* **VERSCHELDEN en VANLEENHOVE** definiëren recht als gedragsregels en institutionele voorschriften, uitgevaardigd en gehandhaafd door maatschappelijk gezag, voor een effectieve, rechtszekere en rechtvaardige maatschappelijke ordening [4](#page=4).
#### 1.2.2 Centrale elementen in het begrip “recht”
Drie gemeenschappelijke elementen komen naar voren in de definities:
* Het recht is een geheel van bindende regels [5](#page=5).
* Het doel van het recht is de samenleving ordenen en in stand houden [5](#page=5).
* Het recht vereist gezag [5](#page=5).
##### 1.2.2.1 Het recht is een geheel van bindende regels
Rechtsregels zijn niet vrijblijvend, maar verplichten tot naleving. Deze regels kunnen worden onderverdeeld in vijf categorieën [5](#page=5):
* **Gebodsbepalingen, verbodsbepalingen, verlofbepalingen, belovende regels** [5](#page=5):
* **Gebodsbepalingen** leggen een verplicht gedrag op, zowel positief (bv. geboorteaangifte ) als negatief (bv. hulpverlening aan iemand in nood ) [6](#page=6).
* **Verbodsbepalingen** verbieden bepaalde gedragingen (bv. huwelijk van minderjarigen, bigamie ) [7](#page=7).
* **Verlofbepalingen** staan bepaalde handelingen toe zonder dat ze verplicht zijn (bv. recht van de verkoper om vernietiging van de koop te eisen ) [7](#page=7).
* **Belovende regels** garanderen bepaalde rechten, zoals de economische, sociale en culturele rechten in artikel 23 van de Grondwet. De directe werking hiervan kan variëren; sommige vereisen verdere nationaleregeling, andere zijn self-executing of hebben een standstill-effect [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Rechtsregels toepasbaar na keuze**: Deze regels worden pas van toepassing nadat een rechtssubject een keuze heeft gemaakt voor een bepaald gedrag (bv. testamentaire beschikking aard van een arbeidsovereenkomst ) [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Wilsaanvullende of suppletieve rechtsregels**: Deze regels treden in werking indien partijen geen eigen regeling hebben voorzien (bv. het wettelijk huwelijksstelsel bij gebrek aan huwelijksovereenkomst regel over eigendomsoverdracht bij verkoop wettelijke interest bij laattijdige betaling ) [9](#page=9).
* **Ondersteunende regels en handhavingsregels**: Deze regels organiseren instellingen, omschrijven de toepasselijkheid van gedragsvoorschriften in tijd en ruimte, en regelen de handhaving ervan (bv. regel over terugwerkende kracht van wetten toepasselijkheid van nieuwe wetgeving op lopende procedures gemeentelijke administratieve sancties ) [10](#page=10).
* **Technische regels en formalismen in het recht**: Deze omvatten regels inzake termijnen, akten, procedures en vormvereisten, vaak ingesteld voor rechtszekerheid. Niet-naleving kan vergaande gevolgen hebben. Het formalisme kan gericht zijn op wilsuiting, bescherming, bewijsvoering of publiciteit. Dit omvat ook authentieke en onderhandse akten [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12).
##### 1.2.2.2 Het doel van het recht is de samenleving ordenen en in stand houden
* **Recht en maatschappelijke orde**: Recht is een sociaal verschijnsel dat voortkomt uit de wil van de samenleving en essentieel is voor het handhaven van het maatschappelijk leven (*ubi societas, ibi jus*). Rechtsregels creëren orde door bestaande toestanden te bekrachtigen en te verheffen tot juridische normen (bv. artikel 1134, eerste lid BW over overeenkomsten als wet). Het kan ook schadelijke gevolgen van handelingen tenietdoen (bv. vernietigbaarheid van overeenkomsten onder dwang). Voor een effectieve ordening moet recht voldoen aan rechtszekerheid, rechtvaardigheid en doeltreffendheid [13](#page=13).
* **Recht als beleidsinstrument**: Recht is een uitdrukking van levensvisies en politieke systemen en wordt gebruikt om deze te verdedigen. Het formaliseert bestaande verhoudingen, maar creëert ook nieuwe toestanden en loopt vaak vooruit op de werkelijkheid (bv. wetgeving rond eenheidsstatuut arbeiders/bedienden, openstellen huwelijk voor hetzelfde geslacht, strafbaarstelling van stalking). Recht schept nieuwe mentaliteiten en bevordert betere zedelijke gedragingen (bv. milieuwetgeving, gelijke loonwetgeving). Het wordt steeds meer gezien als middel voor sociale, economische en culturele verandering (bv. principe "de vervuiler betaalt", GAS-boetes, strafbaarstelling van seksisme) [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Recht als evolutief fenomeen**: Recht is intern divers en omvat autonome rechtstakken. De toenemende internationalisering, de "juridisering van de maatschappelijke verhoudingen" (van nachtwakersstaat naar verzorgingsstaat), en de groeiende complexiteit van de samenleving leiden tot complexere en gedifferentieerde rechtsregels (bv. arbeidsverhoudingen, milieu, echtscheiding). Nieuwe technologieën vereisen ook nieuwe regels (bv. social media, e-commerce). Er is sprake van een "inflatie van het recht" of overregulering, wat leidt tot pleidooien voor deregulering en wetsevaluatie [15](#page=15) [16](#page=16).
##### 1.2.2.3 Het recht vereist gezag
* **Het recht wordt door de overheid opgelegd**: In moderne gemeenschappen worden rechtsregels door de overheid opgelegd, via wetgevende, uitvoerende en rechterlijke machten. Ook lokale besturen maken recht. Gewoonterecht kan ook erkenning door de Staat vinden via rechtspraak [17](#page=17).
* **Rechtsregels worden gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag**: Naleving wordt verzekerd door maatregelen van de uitvoerende en rechterlijke macht (sanctionering van overtredingen) [18](#page=18).
#### 1.2.3 De bindende kracht en naleving van de rechtsregel
De bindende kracht van een rechtsregel hangt af van zijn geldigheid en effectiviteit [18](#page=18).
* **Geldigheid van de rechtsregel**: Een regel moet rechtsgeldig tot stand zijn gekomen, conform de hiërarchie van normen, bevoegdheidsregels en procedures [18](#page=18).
* **Effectiviteit van de rechtsregel**:
* **Morele effectiviteit**: Berust op maatschappelijke consensus en rechtsbewustzijn (het besef dat regels nageleefd moeten worden). Dit bewustzijn is ook evolutief [19](#page=19).
* **Materiële effectiviteit**: Leidt tot concrete resultaten of feitelijke gebeurtenissen wanneer voorwaarden vervuld zijn. Rechtsgevolgen kunnen onmiddellijk (spontane toepassing) of middellijk (ingevolge sancties) zijn. Sancties, zoals vrijheidsberoving, geldboetes, of nietigheid van handelingen, spelen een cruciale rol in het waarborgen van naleving [19](#page=19) [20](#page=20).
### 1.3 Het recht en andere normatieve systemen
Naast het recht, reguleren ook godsdienst en moraal menselijk gedrag.
#### 1.3.1 Recht en godsdienst
Godsdienstige regels worden geacht van goddelijke oorsprong te zijn, terwijl rechtsregels door de overheid worden opgelegd. In niet-geseculariseerde samenlevingen is er geen strikte scheiding tussen recht en godsdienst. België kent een geseculariseerde samenleving met een scheiding tussen Kerk en Staat, hoewel er financiële steun is voor erkende erediensten. Dit seculiere karakter betekent dat godslastering niet strafbaar is en eedformules geen aanroeping van de godheid bevatten. Zes erediensten zijn erkend, alsook de niet-confessionele levensbeschouwing [20](#page=20) [21](#page=21).
#### 1.3.2 Recht en moraal
Recht is heteronoom (opgelegd door externe macht), terwijl moraal autonoom is (ontspringt uit het geweten). Voor recht is naleving van de regel cruciaal; voor moraal is de intentie belangrijker. Sanctie bij moraal is wroeging, bij recht is het handhaving door gezag. Er is geen eensgezindheid over wat tot de moraal behoort door ethisch pluralisme [21](#page=21) [22](#page=22).
De verhouding recht-moraal is dynamisch:
* **Meestal niet problematisch**:
* Amorele rechtsregels (bv. regels waarover geen morele consensus bestaat) [22](#page=22).
* Rechtsregels in overeenstemming met de moraal (bv. trouw in overeenkomsten, vergoeding van schade, verbod op diefstal) [22](#page=22).
* Morele regels die niet door het recht worden bestraft (bv. diefstal door echtgenoot ten nadele van echtgenote) [22](#page=22).
* **Soms problematisch**:
* Recht dat niet strookt met ieders moraal (bv. IVF) of morele plichten die niet wettelijk verplicht zijn (bv. naastenliefde) [23](#page=23).
* Recht dat indruist tegen morele overtuigingen (bv. belastingen betalen voor wapens). Gewetensbezwaren worden soms erkend, maar niet altijd (bv. belastingplicht) [23](#page=23).
Voor rechtszekerheid kan het recht regels opleggen die strijdig zijn met de moraal (bv. verkrijgende verjaring, verjaring van misdrijven) [23](#page=23).
### 1.4 Enkele basisconcepten van het recht
#### 1.4.1 Begrip objectief recht - subjectief recht
* **Objectief recht**: Het geheel van regels dat in de samenleving geldt en subjectieve rechten bepaalt; abstracte normen op zichzelf beschouwd [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Subjectief recht**: Een concrete, door het objectief recht erkende bevoegdheid of macht om iets te vragen of te vorderen, waartegenover een afdwingbare plicht staat van de wederpartij; een recht gekoppeld aan een titularis en een concrete situatie [24](#page=24).
#### 1.4.2 Positief recht, natuurrecht
* **Positief recht**: Het recht dat op een bepaald tijdstip in een bepaalde samenleving geldt; door mensen gesteld recht, te vinden in formele rechtsbronnen [24](#page=24).
* **Natuurrecht (of wenselijk recht)**: Een criterium om de rechtmatigheid van positief recht te toetsen. Het stelt dat recht pas recht is indien het in overeenstemming is met ethische beginselen, zoals universele mensenrechten [24](#page=24).
#### 1.4.3 Gemeen recht, uitzonderingsrecht
* **Gemeen recht**: Het recht dat geldt in normale omstandigheden (bv. burgerlijk recht) [25](#page=25).
* **Uitzonderingsrecht**: Het recht dat geldt in bijzondere gevallen of voor bijzondere categorieën personen (bv. ondernemingsrecht, publiekrecht) [25](#page=25).
#### 1.4.4 Vermoedens en ficties
* **Vermoedens**: Gevolgtrekkingen uit een bekend feit om een onbekend feit te besluiten; iets waarschijnlijks wordt als bewezen beschouwd [25](#page=25).
* *Vermoedens juris tantum*: Weerlegbare vermoedens (bv. vermoeden van vaderschap door huwelijk) [25](#page=25).
* *Vermoedens juris et de jure*: Onweerlegbare vermoedens [26](#page=26).
* **Ficties**: Juridische gevolgen verbonden aan feiten die buiten de realiteit staan; een niet-bestaande toestand wordt als werkelijk aangenomen ("alsof-bepalingen"). Een voorbeeld is de geachtheid van kennisname van een wet na publicatie in het Belgisch Staatsblad [26](#page=26).
---
# Bronnen van het recht
Dit onderdeel verkent de oorsprong en de verschijningsvormen van rechtsregels, zowel de factoren die hun inhoud bepalen als de manieren waarop ze tot uiting komen.
### 2.1 Het begrip ‘rechtsbron’
Het begrip 'rechtsbron' kent twee betekenissen [28](#page=28):
* **Materiële bronnen:** Factoren die de inhoud van een rechtsregel bepalen en bijdragen aan het ontstaan ervan. Deze worden ook wel *le donné* genoemd [28](#page=28).
* **Formele bronnen:** De verschijningsvormen van het recht, de manieren waarop het recht tot uiting komt. Deze worden ook wel *le construit* genoemd [28](#page=28) [31](#page=31).
Dit studieonderdeel focust voornamelijk op de formele bronnen van het recht [28](#page=28).
### 2.2 Materiële bronnen van het recht
Materiële bronnen verklaren de inhoud van rechtsregels en omvatten de factoren die invloed uitoefenen op de vorming van het recht. Ze bestaan uit een geheel van gegevens en omstandigheden [28](#page=28).
#### 2.2.1 Historische bronnen
Het huidige recht is niet uit het niets ontstaan, maar heeft diepe wortels in het verleden en is beïnvloed door diverse rechtsstelsels. Voorbeelden zijn middeleeuwse gewoonterechtsstelsels, Romeins recht, canoniek recht, leerstelsels uit de Verlichting, en Franse codificaties [29](#page=29).
#### 2.2.2 Politieke bronnen
Machtsverhoudingen binnen de samenleving beïnvloeden het recht, zowel via politieke instellingen zoals het parlement en de regering, als indirect via machtsgroepen zoals vakbonden of belangengroepen (bv. Test-Aankoop, Greenpeace) [29](#page=29).
#### 2.2.3 Feiten of omstandigheden als materiële bronnen
Verschillende natuurlijke en maatschappelijke feiten en omstandigheden kunnen leiden tot het ontstaan van rechtsregels:
* **Biologische/natuurlijke verschijnselen:** Geboorte, leeftijd, dood of fysieke zwakheid leiden tot regels over afstamming, erfopvolging, minderjarigheid [29](#page=29).
* **Samenstelling bevolking:** Bijvoorbeeld een personeel rechtsstelsel in Maleisië [29](#page=29).
* **Klimaat:** Leidt tot wetgeving over bijvoorbeeld ozon, klimaatopwarming of stormschadeverzekeringen [29](#page=29).
* **Economische factoren:** Zoals wijnwetgeving in Frankrijk of crisiswetgeving in België [30](#page=30).
* **Geografische factoren:** Bijvoorbeeld waterstaatwetgeving in Nederland [30](#page=30).
* **Technologische factoren:** Resulteren in milieurecht, telecommunicatierecht, en wetgeving rond onlinefenomenen zoals grooming [30](#page=30).
#### 2.2.4 Rechtsfilosofische bronnen
De rechtsfilosofie onderzoekt vragen zoals rechtvaardigheid, de bindende kracht van recht en de bijdrage van recht aan een betere samenleving [30](#page=30).
#### 2.2.5 Ideologische bronnen
Ideologieën zoals godsdienst, filosofie, moraal en politiek fungeren als materiële bronnen [30](#page=30).
#### 2.2.6 Rechtsleer, rechtsgeschiedenis en rechtsvergelijking
* **Rechtsleer:** De studie van het geldende recht [30](#page=30).
* **Rechtsgeschiedenis:** De studie van het recht uit het verleden [30](#page=30).
* **Rechtsvergelijking:** De studie en vergelijking van buitenlandse rechtsstelsels [30](#page=30).
### 2.3 Formele bronnen van het recht
Formele bronnen betreffen de wijze waarop het recht tot stand komt en de uiterlijke verschijningsvormen waarin het geldende recht zich manifesteert. Verschillende staatsorganen produceren rechtsregels met eigen functies, wat leidt tot verschillende soorten regels en bindende krachten [31](#page=31).
### 2.4 Aard en formulering van de rechtsregel
#### 2.4.1 Oude rechtsregels
Oude rechtsregels waren vaak concreet, hingen af van precedenten, misten samenhang en waren niet bondig. Ze werden meestal vastgesteld via de inductieve methode [31](#page=31).
#### 2.4.2 Hedendaagse rechtsregels
Hedendaagse rechtsregels zijn algemeen gesteld, van toepassing op iedereen die zich in objectieve, algemeen bepaalde omstandigheden bevindt. Ze zijn bondig, abstract geformuleerd en worden vastgesteld via de deductieve methode [31](#page=31).
> **Example:** Artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek: “Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden.” [31](#page=31).
#### 2.4.3 Opbouw van de rechtsregel
Een rechtsregel bestaat doorgaans uit een hypothese en een oplossing. Een sanctie is regelmatig aanwezig, maar niet altijd voorzien [31](#page=31).
### 2.5 De wet sensu lato (de wet in ruime zin)
#### 2.5.1 Algemene beschouwingen
De wet is de belangrijkste bron van het hedendaagse recht, geprefereerd omwille van duidelijkheid en rechtszekerheid [34](#page=34).
* **Historisch:** Gewoonterecht, canoniek recht, Romeins recht en koninklijke ordonnanties waren vroeger belangrijk [34](#page=34).
* **Moderne staat:** Vanaf de 17e eeuw kreeg de staat een monopolie op rechtsvorming en rechtshandhaving, wat leidde tot codificatiebewegingen, met als doel uniformisering en vastlegging van het recht. Bekende Franse codes uit 1804 en 1810 illustreren dit [34](#page=34) [35](#page=35).
* **Reactie op codificatie:** De Exegetische School was positief, de Historische School (Friedrich Carl VON SAVIGNY) negatief [35](#page=35).
* **Democratische legitimiteit:** Het succes van wettenrecht hangt samen met de democratische legitimiteit van de wetgever [35](#page=35).
* **Evolutie van de staat:** Van nachtwakersstaat naar sociale verzorgingsstaat, met afbrokkeling van nationale soevereiniteit naar internationale en supranationale instellingen (EU) en naar deelstaten (gemeenschappen en gewesten) [35](#page=35).
* **Complexiteit en juridisering:** De 20e eeuw kenmerkt zich door toenemende complexiteit, wildgroei van wetgeving, onduidelijkheid en gebrek aan afstemming, wat noodzaakt tot deregulering, harmonisatie en wetsevaluatie [35](#page=35) [36](#page=36).
#### 2.5.2 De hiërarchie van de rechtsnormen
Omdat er vele regelgevers zijn, kunnen normconflicten ontstaan. Om dit op te lossen, is de leer van de hiërarchie der rechtsnormen ontwikkeld. Deze leer stelt dat normen die lager op de hiërarchische ladder staan, hogere normen moeten respecteren [36](#page=36) [37](#page=37).
* **Kernprincipes:** Lagere normen mogen hogere normen slechts uitvoeren, specificeren of verduidelijken. De lagere regelgever moet handelen volgens hogere rechtsnormen. Bij een conflict moet de rechter voorrang geven aan de hogere norm. Onduidelijke normen moeten zo geïnterpreteerd worden dat ze overeenstemmen met hogere normen [37](#page=37).
* **Toepassingsgebied:** Deze leer geldt voor normen met een onpersoonlijk karakter die op een onbepaald aantal gevallen van toepassing zijn, niet voor de verhouding tussen normen en individuele beslissingen [38](#page=38).
* **Erkenning:** De hiërarchie van rechtsnormen wordt expliciet erkend als een algemeen rechtsbeginsel in de rechtspraak van de Raad van State, het Grondwettelijk Hof en het Hof van Cassatie [38](#page=38).
#### 2.5.3 Onderscheid formele wet - materiële wet
* **Materiële wet (wet in de materiële zin):** Elke algemene en geschreven regel die door de bevoegde overheid is uitgevaardigd en neergelegd in een bindende tekst. Kenmerken zijn algemeenheid en duurzaamheid, bedoeld voor een in principe onbeperkt aantal gevallen en onbepaalde tijd. Regelt rechten en plichten *erga omnes* (ten aanzien van allen) [38](#page=38).
* **Formele wet (wet in de formele zin):** Elke akte van de federale wetgevende macht die formeel de titel ‘wet’ draagt, dus gemaakt door het federaal Parlement met de Koning [39](#page=39).
Niet alle formele wetten zijn materiële wetten (bv. naturalisatiewet, begrotingswet), en niet alle materiële wetten zijn formele wetten (bv. decreten, ordonnanties) [39](#page=39).
#### 2.5.4 Beginselen van behoorlijke wetgeving (en regelgeving)
Deze beginselen vertalen de eisen van de hedendaagse democratische rechtsstaat aan de wetgever en regelgever, met als doel een rechtvaardige en kwaliteitsvolle regelgeving. Ze zijn grotendeels rechtsethisch en worden gepositieveerd in het rechtssysteem [40](#page=40).
##### 2.5.4.1 Catalogus van beginselen van behoorlijke wetgeving
Deze beginselen worden onderverdeeld in materiële en formele beginselen [40](#page=40).
* **Materiële beginselen (inhoudelijke eisen):**
* Het beginsel van de duidelijke doelstelling: De regelgever moet een duidelijk inzicht hebben in het te bereiken algemene en specifieke doel [41](#page=41).
* Het noodzakelijkheidsbeginsel: De wetgever moet nagaan of een nieuwe regeling vereist is en zich bezinnen over de noodzaak en vorm van ingrijpen, vaak in het licht van deregulering en als toepassing van het subsidiariteitsbeginsel. Dit omvat de noodzakelijkheidstest en de meerwaardetest [42](#page=42).
* Het uitvoerbaarheidsbeginsel: Er moeten garanties zijn dat gevolg kan en zal worden gegeven aan de regelgeving, rekening houdend met maatschappelijk draagvlak, kosten-batenanalyses en het vermijden van overtollige procedures [43](#page=43).
* Het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel: Burgers moeten hun rechtspositie kennen en erop kunnen vertrouwen dat normen worden toegepast en van kracht blijven. Dit staat op gespannen voet met retroactiviteit en prospectieve kracht van wetgeving, die onder omstandigheden toelaatbaar kunnen zijn [43](#page=43).
* Het rechtsgelijkheidsbeginsel: Zowel in de Grondwet (art. 10, 11) als in internationale verdragen verankerd, verbiedt dit beginsel willekeurige selectie en onverantwoord onderscheid. Het evolueerde van formele naar materiële gelijkheid [44](#page=44) [45](#page=45).
* **Formele beginselen (vorm van regelgeving):**
* Het beginsel van de normatieve draagwijdte: Bevestigt het dwingend normatief karakter van wetgevende bepalingen [46](#page=46).
* Het beginsel van de duidelijke regelgeving: Regelgeving moet leesbaar en begrijpelijk zijn, met goede woordkeuze, uniforme terminologie en een logische opbouw. De motiveringsplicht van de wetgever is hierbij beperkter dan bij bestuurlijke overheden [46](#page=46) [47](#page=47).
* Het beginsel van regelgeving op het juiste niveau: Gaat over de bevoegdheid van organen en de mate waarin deze gedelegeerd mag worden, met een evenwicht tussen democratische eisen en de noden van de sociale welvaartstaat [47](#page=47).
* Het beginsel van de kenbaarheid: Een regel moet voor iedereen die er belang bij kan hebben, kenbaar zijn. Bekendmaking is essentieel, waarna de regel tegenstelbaar is, zelfs voor wie hem niet kent (*Nemo censetur ignorare legem*). De inwerkingtreding gebeurt in principe 10 dagen na bekendmaking [47](#page=47) [48](#page=48).
#### 2.5.4.2 Bespreking van beginselen van behoorlijke wetgeving
* **Het beginsel van de duidelijke doelstelling:** De regelgevende functie is tegenwoordig modificerend, gericht op ingrijpen en leiden van maatschappelijke ontwikkelingen. Duidelijkheid over het algemene doel, de specifieke bijdrage en de te bereiken doelstelling is vereist [41](#page=41).
* **Het noodzakelijkheidsbeginsel:** De wetgever moet de noodzaak en vorm van ingrijpen afwegen, wat een toepassing is van het subsidiariteitsbeginsel. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de noodzakelijkheidstest en de meerwaardetest, die beide cumulatief voldaan moeten zijn [42](#page=42).
* **Het uitvoerbaarheidsbeginsel:** Vereist garanties voor opvolging van de regelgeving, inclusief maatschappelijk draagvlak, kosten-batenanalyses, en het vermijden van overtollige voorschriften. De effectiviteit van een norm hangt ook samen met de sanctie die eraan verbonden is [43](#page=43).
* **Het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel:** Burgers moeten hun rechtspositie kunnen kennen en erop vertrouwen dat normen worden toegepast en gehandhaafd. Dit beginsel kan in conflict komen met terugwerkende kracht, die echter gerechtvaardigd kan zijn voor legalisering of correctie van fouten [43](#page=43).
* **Het rechtsgelijkheidsbeginsel:** Verankerd in artikel 10 en 11 van de Grondwet, vereist een materiële gelijkwaardigheidstoets waarbij rekening gehouden wordt met verschillen tussen te regelen aangelegenheden. De ongelijke behandeling moet evenredig zijn met het beoogde doel. De techniek om dit te toetsen omvat de doelstelling, het objectief karakter van het onderscheid, de adequaatheid van de maatregelen, en de redelijke verhouding tussen middelen en doel. Gelijkheid voor de wet is een beginsel van behoorlijke wetstoepassing, gelijkheid door de wet is een beginsel van behoorlijke wetgeving [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46).
* **Het beginsel van de normatieve draagwijdte:** Benadrukt het dwingend normatief karakter van wetgevende bepalingen [46](#page=46).
* **Het beginsel van de duidelijke regelgeving:** Eist dat regelgeving leesbaar, begrijpelijk en logisch is opgebouwd. De Raad van State adviseert hierover, maar deze adviezen zijn niet bindend [46](#page=46).
* **Het beginsel van regelgeving op het juiste niveau:** Onderzoekt welk orgaan bevoegd is en of delegatie toelaatbaar is, met een afweging tussen democratische eisen en de efficiëntie van de sociale welvaartstaat [47](#page=47).
* **Het beginsel van de kenbaarheid:** Regelgeving moet bekendgemaakt worden in de voorgeschreven vorm (bv. Belgisch Staatsblad) om verbindend te zijn. Nadat de regel bekend is, is hij tegenstelbaar aan iedereen, ongeacht kennis ervan (*Nemo censetur ignorare legem*) [47](#page=47) [48](#page=48).
### 2.6 De wet in engere zin (wet in formele zin)
Hoewel dit onderdeel primair focust op de wet in ruime zin en de algemene beginselen, is de wet in formele zin de meest concrete verschijningsvorm van wetgeving en wordt deze verder besproken in context van de hiërarchie en de beginselen van behoorlijke wetgeving [39](#page=39).
### 2.7 Rechtspraak
Hoewel de tekst zich voornamelijk richt op de wet als rechtsbron en de beginselen van behoorlijke wetgeving, wordt rechtspraak impliciet vermeld bij de erkenning van de hiërarchie van rechtsnormen door het Hof van Cassatie en het Grondwettelijk Hof. Rechtspraak is een formele bron van recht, die de inhoud van rechtsregels kan verduidelijken, specificeren of zelfs opvullen [niet expliciet in de meegeleverde tekst, maar algemeen bekend [38](#page=38).
### 2.8 Gewoonte
Gewoonte wordt kort vermeld als een historische bron van recht en als een voormalige rechtsbron die terrein verloor aan rechtsvorming door de overheid. De tekst focust niet op de moderne rol van gewoonte als formele rechtsbron [34](#page=34).
### 2.9 Rechtsleer
Rechtsleer wordt gedefinieerd als de studie van het geldende recht en wordt beschouwd als een materiële bron die de inhoud van rechtsregels beïnvloedt. De tekst gaat niet dieper in op hoe rechtsleer als formele bron fungeert [28](#page=28) [30](#page=30).
### 2.10 Andere potentiële formele bronnen (impliciet)
Hoewel niet expliciet uitgewerkt als formele bronnen, worden de volgende instrumenten genoemd in de context van regelgeving en hiërarchie:
* Koninklijke besluiten [36](#page=36).
* Algemene, provinciale en plaatselijke verordeningen [36](#page=36).
* Decreten [39](#page=39).
* Ordonnanties [39](#page=39).
* Provinciale en gemeentelijke reglementen [39](#page=39).
* Publicatie in het Belgisch Staatsblad, Publicatieblad van de Europese Unie, Provinciaal Bestuursmemoriaal, aanplakking van gemeentelijke reglementen [48](#page=48).
Deze instrumenten zijn relevant voor de totstandkoming en bekendmaking van rechtsregels.
---
# Verhouding van recht tot andere normatieve systemen en basisconcepten
Dit onderwerp verkent de interactie tussen het recht en andere maatschappelijke normatieve systemen zoals godsdienst en moraal, en introduceert fundamentele juridische concepten.
### 3.1 Recht en andere normatieve systemen
Naast het recht bestaan er ook andere normatieve systemen die gedragsregels stellen voor orde en rust in de samenleving, zoals godsdienst en moraal [20](#page=20).
#### 3.1.1 Recht en godsdienst
Godsdiensten bieden regels voor het persoonlijke leven en de omgang met anderen, die worden geacht van goddelijke oorsprong te zijn, in tegenstelling tot regels die door de overheid worden opgelegd. Sancties bij niet-naleving van godsdienstige voorschriften worden opgelegd door religieus gezag en verwijzen naar goddelijke rechtvaardigheid [20](#page=20).
In niet-geseculariseerde samenlevingen is er geen strikte scheiding tussen rechtsregels en godsdienstige regels, terwijl in geseculariseerde samenlevingen deze scheiding wel aanwezig is. België kent een geseculariseerde samenleving met een scheiding tussen Kerk en Staat, hoewel deze niet absoluut is door de financiering van erkende erediensten en het aanbieden van onderwijs in deze diensten [20](#page=20) [21](#page=21).
De Belgische Grondwet verankert de volgende principes betreffende de verhouding tussen Kerk en Staat:
* Vrijheid van eredienst en levensbeschouwing (art. 19 Gw.) [21](#page=21).
* Interne autonomie van kerken en levensbeschouwelijke verenigingen (art. 21 Gw.) [21](#page=21).
* Negatieve vrijheid: niemand mag gedwongen worden een bepaalde godsdienst te belijden of een overtuiging aan te hangen (art. 20 Gw.) [21](#page=21).
* Positieve vrijheid: de overheid heeft een prestatieverplichting, zoals de financiering van wedden en pensioenen van bedienaren van erkende erediensten (art. 181 Gw.) en het aanbieden van onderwijs in deze diensten [21](#page=21).
Het seculiere karakter van het rechtssysteem in België betekent onder andere dat godslastering niet strafbaar is en dat eedformules geen aanroeping van de godheid meer bevatten. Zes erediensten zijn erkend door de overheid: katholiek, protestants, Israëlitisch, anglicaans, islamitisch en orthodox. Daarnaast is ook de niet-confessionele levensbeschouwing/vrijzinnig humanisme erkend, met analoge rechten, en worden stappen gezet voor de erkenning van het boeddhisme [21](#page=21).
#### 3.1.2 Recht en moraal
Recht is heteronoom, wat betekent dat het wordt opgelegd door een externe macht die de naleving verzekert. Moraal daarentegen is autonoom en vindt zijn oorsprong in de mens, met name in zijn geweten. Volgens Immanuel Kant is de morele wet aangeboren ("das moralische Gesetz in mir" of categorische imperatief). De sanctie bij het overtreden van de moraal ligt in de wroeging van het zedelijk bewustzijn [21](#page=21).
De bron van de moraal is de mens zelf, terwijl de bron van recht de overheid is en die van godsdienst het goddelijk gezag. Voor de naleving van het recht volstaat het dat men overeenkomstig de regel handelt; de intentie is doorgaans van geen belang. Bij moraal is de intentie wel essentieel. Het recht kan worden gehandhaafd en mensen kunnen tot naleving worden gedwongen, terwijl de sanctie van de moraal de wroeging van het geweten is [21](#page=21) [22](#page=22).
Er is geen consensus over wat tot de moraal behoort; de samenleving kent ethisch pluralisme, met uiteenlopende opvattingen over bijvoorbeeld euthanasie en abortus [22](#page=22).
##### Verhouding recht-moraal
De relatie tussen recht en moraal is dynamisch; recht wordt beïnvloed door evoluerende morele opvattingen en beïnvloedt op zijn beurt de moraal [22](#page=22).
De verhouding is meestal niet problematisch:
* **Amorele rechtsregels:** Regels die handelen over zaken waarover geen morele regels bestaan. Een voorbeeld is artikel 520 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dat wortelvaste veldvruchten en onafgeplukte boomvruchten als onroerende goederen beschouwt [22](#page=22).
* **Rechtsregels in overeenstemming met de moraal:**
* Regels die verplichten tot wat moreel een plicht is, zoals de uitvoering van overeenkomsten te goeder trouw (art. 1134, derde lid BW), de verplichting tot schadevergoeding bij fouten (art. 1382 BW) en de onderhoudsplicht ten aanzien van kinderen [22](#page=22).
* Regels die immoreel gedrag verbieden, zoals de bestraffing van doodslag, diefstal en bedrog, alsook vluchtmisdrijf [22](#page=22).
* **Morele regels zonder juridische sanctie:** Er zijn morele regels waarvan de overtreding niet strafbaar is gesteld door het recht. Bijvoorbeeld, bepaalde vormen van diefstal door een echtgenoot ten nadele van zijn echtgenote worden weliswaar beschouwd als diefstal, maar leiden slechts tot een burgerrechtelijke vergoeding en geen strafrechtelijke bestraffing (art. 462 Sw.) [22](#page=22).
Soms is de verhouding tussen recht en moraal problematisch:
* **Recht strookt niet met ieders moraal:** Sommige zaken die door het recht worden toegelaten, zoals IVF, kunnen strijdig zijn met de moraal van bepaalde personen. Ook kunnen er morele plichten bestaan (zoals naastenliefde) die niet door het recht worden afgedwongen [23](#page=23).
* **Recht druist in tegen morele overtuiging:** Een rechtsregel kan een burger verplichten tot iets wat hij immoreel acht, of hem verbieden wat hij moreel verplicht acht, zoals het betalen van belastingen die worden aangewend voor financering van controversieel onderzoek of wapenaankoop [23](#page=23).
De wetgever tracht rekening te houden met gewetensbezwaren, zoals in het verleden bij de verplichte dienstplicht en de mogelijkheid voor verpleegkundigen om gewetensbezwaren te laten gelden tegen medewerking aan abortus. Dit is echter niet altijd het geval, zoals bij de belastingplicht [23](#page=23).
Omwille van rechtszekerheid kan het recht regels opleggen die strijdig zijn met de moraal, zoals verkrijgende verjaring (art. 2219 BW) die eindeloze betwistingen en onzekerheid wil vermijden, of de verjaring van misdrijven in het strafrecht [23](#page=23).
### 3.2 Enkele basisconcepten van het recht
#### 3.2.1 Objectief recht en subjectief recht
De begrippen objectief recht en subjectief recht kunnen worden toegelicht aan de hand van een voorbeeld: "Hij is minderjarig en heeft dus niet het recht om met de auto te rijden. Het recht laat dat niet toe.". Hier wordt "recht" in twee betekenissen gebruikt [23](#page=23).
* **Subjectief recht:** Het recht verleent rechten aan personen, verenigingen, instellingen en groeperingen. Het betreft iemands recht om iets te doen (of niet te doen) of iemands recht op iets. Het is een concrete, door het objectieve recht erkende bevoegdheid of macht om iets te vragen, te eisen of te vorderen, waartegenover een afdwingbare plicht staat bij de wederpartij. Het subjectief recht vindt zijn oorsprong in een concrete situatie en de toepasselijke rechtsregels [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Objectief recht:** Dit verwijst naar het geheel van regels dat in de samenleving geldt en dat de subjectieve rechten van de rechtsonderhorigen bepaalt. Het omvat abstracte normen die los staan van de titularis van bepaalde rechten en van de concrete toepassing of individuele gevolgen. Een voorbeeld is de regel dat de eigenaar het recht heeft om op de meest volstrekte wijze van een zaak te genieten en erover te beschikken, mits dit niet strijdig is met de wetten of verordeningen (art. 544 BW). Uit deze objectieve regel put de eigenaar het subjectieve recht op rustig genot van zijn eigendom [23](#page=23) [24](#page=24).
#### 3.2.2 Positief recht en natuurrecht
Deze begrippen corresponderen met twee stromingen binnen de rechtsfilosofie en rechtsethiek [24](#page=24).
* **Positief recht (le droit positif):** Dit is het recht dat op een bepaald tijdstip in een bepaalde samenleving geldt. Het is door mensen gesteld recht (Latijn: *ponere* = stellen) en is te vinden in de formele bronnen van het recht [24](#page=24).
* **Natuurrecht (of wenselijk recht):** Dit functioneert als een criterium om te beoordelen in hoeverre positief recht de naam 'recht' verdient. Volgens natuurrechtfilosofen mag men pas van recht spreken als het in overeenstemming is met rechtsethische beginselen, die ontleend zijn aan de menselijke natuur of aan de rechtscultuur en die door alle beschaafde volkeren zijn erkend. Hierbij wordt in de eerste plaats gedacht aan de universele rechten van de mens [24](#page=24).
#### 3.2.3 Gemeen recht en uitzonderingsrecht
* **Gemeen recht:** Het recht dat geldt in normale omstandigheden. Het burgerlijk recht wordt beschouwd als het gemeen recht [25](#page=25).
* **Uitzonderingsrecht:** Het recht dat geldt in bijzondere gevallen of voor bijzondere categorieën van personen. Het ondernemingsrecht en het publiekrecht worden beschouwd als uitzonderingsrecht [25](#page=25).
#### 3.2.4 Vermoedens en ficties
* **Vermoedens:** Volgens artikel 1349 BW zijn vermoedens gevolgtrekkingen die de wet of de rechter afleidt uit een bekend feit om te besluiten tot een onbekend feit. Hierbij wordt iets dat slechts waarschijnlijk is, door het recht als bewezen of vaststaand beschouwd [25](#page=25).
* **Vermoedens *juris tantum*:** Dit zijn weerlegbare vermoedens waarbij tegenbewijs is toegelaten [26](#page=26).
* **Vermoedens *juris et de jure*:** Dit zijn onweerlegbare vermoedens waarbij tegenbewijs niet is toegelaten, zelfs indien dit voorhanden is [26](#page=26).
* **Voorbeeld:** Artikel 315 BW stelt dat een kind geboren tijdens of binnen 300 dagen na ontbinding/nietigverklaring van een huwelijk, de echtgenoot van de moeder tot vader heeft (weerlegbaar vermoeden van vaderschap door huwelijk). De Pacificatiewet van 9 augustus 1988 kent een onweerlegbaar vermoeden van taalkennis [26](#page=26).
* **Ficties:** Dit zijn materieelrechtelijke normen waarbij de wetgever aan bepaalde feiten juridische gevolgen verbindt die volledig buiten de realiteit staan. Het recht aanvaardt dat een niet-bestaande of ingebeelde toestand als werkelijk bestaand moet worden aangenomen. In tegenstelling tot vermoedens, die op waarschijnlijkheid berusten, hebben ficties een volledig kunstmatig karakter. Ze worden ook wel "alsof-bepalingen" genoemd, waarbij de wetgever ons verplicht te handelen alsof een bepaalde situatie zich voordoet, ook al weet hij dat dit niet het geval is [26](#page=26).
* **Voorbeeld:** De bekendmaking van een wet in het Belgisch Staatsblad (BS) impliceert de fictie dat deze door eenieder gekend is. Goederen die verplaatst kunnen worden, worden als onroerend door bestemming beschouwd [26](#page=26).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Recht | Het geheel van bindende regels dat de menselijke samenleving ordent en in stand houdt, opgelegd door een bevoegd gezag. |
| Directum | Latijnse term die verwijst naar 'leiding'; het begrip recht is gerelateerd aan het leiden van het samenleven van mensen. |
| Jus | Latijnse term voor recht, afgeleid van 'jubere' (bevelen), en had ook een morele betekenis van rechtvaardigheid. |
| Gebodsbepalingen | Rechtsregels die een verplicht gedrag opleggen, zowel in positieve (wat te doen) als negatieve (wat niet te doen) zin. |
| Verbodsbepalingen | Rechtsregels die bepaalde gedragingen in het algemeen verbieden, welke in principe nooit mogen worden aangenomen. |
| Verlofbepalingen | Rechtsregels die aan rechtssubjecten toestaan bepaalde handelingen te stellen, zonder dat zij daartoe verplicht zijn. |
| Belovende regels | Rechtsregels die als het ware een belofte inhouden, zoals economische, sociale en culturele rechten die door de Grondwet worden gewaarborgd. |
| Directe werking | Een rechtsregel die self-executing is, wat betekent dat deze op zichzelf beschouwd geen verdere nationale reglementering behoeft en rechten en/of plichten voor de burger met zich meebrengt. |
| Standstill-verplichting | Een verplichting die ertoe strekt dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving niet in aanzienlijke mate vermindert zonder geldige redenen die verband houden met het algemeen belang. |
| Rechtsregels toepasbaar na keuze | Rechtsregels die slechts toepasbaar zijn wanneer het rechtssubject in een gegeven situatie een bepaalde keuze heeft gemaakt en een bepaalde activiteit wenst te ontplooien. |
| Wilsaanvullende of suppletieve rechtsregels | Regels die slechts uitwerking hebben indien de partijen geen eigen regeling hebben voorzien; het recht zorgt voor een regeling in gevallen waar de rechtsonderhorigen geen oplossingen hebben gekozen of voorzien. |
| Ondersteunende regels | Rechtsregels die geen eigenlijke gedragsregels omvatten, maar ondersteuning bieden aan gedragsvoorschriften door onder meer instellingen te organiseren of de werking en handhaving van gedragsregels te regelen. |
| Handhavingsregels | Regels die betrekking hebben op de naleving en afdwinging van gedragsregels, inclusief procedures en sancties. |
| Technische regels en formalismen | Regels met betrekking tot aspecten zoals termijnen, akten, procedures en vormvoorschriften, vaak ingevoerd ter wille van de rechtszekerheid. |
| Formalisme van de wilsuiting | Formaliteiten waaraan een wilsuiting wordt onderworpen om het bewijs ervan te vergemakkelijken en discussies te verminderen. |
| Formalisme van de bescherming | Formaliteiten die bedoeld zijn ter bescherming van bepaalde personen, zoals minderjarigen of werknemers. |
| Formalisme van de bewijsvoering | Regels die bepalen op welke wijze bepaalde zaken moeten worden bewezen. |
| Formalisme van de publiciteit | Het organiseren van de bekendmaking van bepaalde feiten door de wet, zodat burgers er kennis van kunnen nemen. |
| Authentieke akten | Akten waarvoor de tussenkomst van een drager van de openbare macht vereist is, zoals een notaris of gerechtsdeurwaarder. |
| Onderhandse akten | Akten die door de rechtssubjecten zelf worden opgesteld. |
| Maatschappelijke orde | De toestand van rust en stabiliteit binnen een gemeenschap, nagestreefd door het recht. |
| Rechtszekerheid | Het vereiste dat het recht kenbaar, voorspelbaar en relatief vast is, en algemeen toepasbaar. |
| Rechtvaardigheid | De inhoudelijke aanvaardbaarheid van de door het recht ingevoerde maatschappelijke orde. |
| Doeltreffendheid | De mate waarin een rechtsregel concrete resultaten oplevert, vaak afhankelijk van niet-juridische gegevens. |
| Beleidsinstrument | Het recht dat wordt gebruikt om een bepaalde levensvisie, politiek systeem of economische belangen te verdedigen of maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen. |
| Juridisering van de maatschappelijke verhoudingen | Het fenomeen waarbij burgers maatschappelijke verhoudingen steeds sneller kwalificeren als een juridisch probleem. |
| Inflatie van het recht | Een overproductie van normen, waarbij de samenleving als overgereguleerd wordt beschouwd. |
| Gezag | De bevoegdheid om regels op te leggen en te handhaven; essentieel voor het recht. |
| Rechtsgemeenschap | Een gemeenschap die zich conformeert aan rechtsregels, zoals de Staat. |
| Gewoonterecht | Recht dat ontstaat uit constante gedragingen en wordt erkend door de Staat. |
| Bindende kracht van de rechtsregel | De factor die bepaalt of een regel rechtsgevolgen heeft, afhankelijk van geldigheid en effectiviteit. |
| Geldigheid van de rechtsregel | De voorwaarde dat een rechtsregel rechtsgeldig tot stand is gekomen conform de geldende regels en procedures. |
| Effectiviteit van de rechtsregel | De mate waarin een rechtsregel daadwerkelijk wordt nageleefd, zowel moreel (rechtsbewustzijn) als materieel (concrete resultaten). |
| Rechtsbewustzijn | Het besef dat rechtsregels nagevolgd en toegepast moeten worden, voortkomend uit het erkennen van hun sociale noodzakelijkheid. |
| Materiële effectiviteit | De eigenschap van een rechtsregel om te leiden tot concrete resultaten of feitelijke gebeurtenissen wanneer bepaalde voorwaarden zijn vervuld. |
| Sancties | Maatregelen die worden getroffen om de naleving van rechtsregels te verzekeren, zoals intimidatie, nietigheid van handelingen, of dwang. |
| Recht en godsdienst | De relatie tussen rechtsregels en religieuze voorschriften, waarbij verschillen en overeenkomsten in oorsprong, sancties en maatschappelijke rol worden belicht. |
| Recht en moraal | De relatie tussen rechtsregels en ethische principes, waarbij de autonomie van moraal tegenover de heteronomie van recht wordt benadrukt. |
| Objectief recht | Het recht als een geheel van regels dat in de samenleving geldt en de subjectieve rechten van rechtsonderhorigen bepaalt; algemeen en abstract. |
| Subjectief recht | De concrete, door het objectieve recht erkende, bevoegdheid of macht om iets te vragen of te vorderen; individueel en persoonsgebonden. |
| Positief recht | Het recht dat op een bepaald tijdstip in een bepaalde samenleving geldt; het door mensen gestelde recht. |
| Natuurrecht | Een criterium waaraan wordt afgemeten in hoeverre het positief recht de naam ‘recht’ met recht draagt; gebaseerd op universele rechtsethische beginselen. |
| Gemeen recht | Het recht dat geldt in normale omstandigheden, zoals het burgerlijk recht. |
| Uitzonderingsrecht | Het recht dat geldt in bijzondere gevallen of voor bijzondere categorieën van personen, zoals ondernemingsrecht en publiekrecht. |
| Vermoedens juris tantum | Weerlegbare vermoedens waarbij tegenbewijs is toegelaten. |
| Vermoedens juris et de jure | Onweerlegbare vermoedens waarbij tegenbewijs niet is toegelaten. |
| Ficties | Juridische bepalingen waarbij het recht aanneemt dat een niet bestaande of ingebeelde toestand als werkelijk bestaand moet worden aangenomen. |
| Rechtsbron | De oorsprong of verschijningsvorm van een rechtsregel. |
| Materiële bronnen van het recht | De factoren die invloed uitoefenen op de inhoud en vorming van het recht, zoals historische, politieke of filosofische gegevens. |
| Formele bronnen van het recht | De verschijningsvormen waarin het recht tot uiting komt, zoals wetgeving en rechtspraak. |
| Wet sensu lato (de wet in ruime zin) | Elke algemene en geschreven regel die door de bevoegde overheid is uitgevaardigd en neergelegd in een bindende tekst. |
| Hiërarchie van de rechtsnormen | Het principe dat er een hiërarchische verhouding bestaat tussen normen van verschillende overheidsorganen, waarbij lagere normen hogere normen moeten respecteren. |
| Materiële wet | Elke algemene en geschreven regel die door de bevoegde overheid is uitgevaardigd en neergelegd in een bindende tekst. |
| Formele wet | Elke akte van de federale wetgevende macht die formeel de titel ‘wet’ draagt. |
| Beginselen van behoorlijke wetgeving | Eisen die democratische rechtsstaten stellen aan de wetgever voor het creëren van rechtvaardige en kwaliteitsvolle regelgeving. |
| Beginsel van de duidelijke doelstelling | Het vereiste dat de wetgever een duidelijk inzicht heeft in het te bereiken doel van de wetgeving. |
| Noodzakelijkheidsbeginsel | Het principe dat de wetgever nagaat of er een nieuwe regeling vereist is om een bepaald doel te bereiken. |
| Uitvoerbaarheidsbeginsel | Het principe dat garanties moeten bestaan dat gevolg kan en zal worden gegeven aan wat in de regelgeving wordt ingesteld. |
| Rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel | Het principe dat burgers hun rechtspositie moeten kunnen kennen en erop moeten kunnen vertrouwen dat normen zullen worden toegepast en gehandhaafd. |
| Rechtsgelijkheidsbeginsel | Het principe dat burgers gelijk zijn voor de wet en dat discriminatie verboden is. |
| Normatieve draagwijdte | Het dwingend normatief karakter van wetgevende bepalingen. |
| Duidelijke regelgeving | Het beginsel dat regelgeving duidelijk leesbaar en begrijpelijk moet zijn. |
| Regelgeving op het juiste niveau | Het beginsel dat regelgeving op het meest geschikte niveau (lokaal, regionaal, nationaal, supranationaal) moet worden uitgevaardigd. |
| Kenbaarheid | Het beginsel dat een regel voor iedereen die er belang bij kan hebben, kenbaar moet zijn. |
| Nemo censetur ignorare legem | Latijnse adagium dat betekent "Niemand wordt geacht de wet niet te kennen". |