Cover
Empieza ahora gratis samenvatting Taal.docx
Summary
## Inleiding tot taalkrachtig onderwijs in de kleuterklas
Kleuters bevinden zich in een cruciale fase van ontwikkeling, met grote sprongen op verstandelijk en sociaal-emotioneel vlak. Binnen deze brede ontwikkeling is taalontwikkeling een fundamenteel aspect. Taalkrachtig onderwijs integreert zorg (care) en leren (education) om een holistische pedagogische aanpak te realiseren. Dit betekent dat zorgmomenten, leermomenten en speelmomenten als leermomenten worden beschouwd, waarbij een zorgzame houding essentieel is. Elk moment in de kleuterklas, van routines tot speelactiviteiten, biedt kansen voor taalontwikkeling. Het streven is om de "taalverwervingsmotor" van kleuters op volle toeren te laten draaien, door zowel alledaagse taal als schooltaal te stimuleren. Taalvaardigheid is immers essentieel voor schools succes en participatie in de maatschappij.
## Kwaliteitsvol taalonderwijs: werken aan taalcompetentie
Taalcompetentie omvat talige kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn om te communiceren en deel te nemen aan de maatschappij.
* **Talige kennis:** Omvat kennis van klanken, woordenschat, zinsbouw en werkwoordvervoegingen. Deze kennis is de basis voor het toepassen van talige vaardigheden in specifieke contexten, gericht op een bepaald doel en publiek.
* **Talige vaardigheden:** Zijn de praktische toepassingen van taal, zoals lezen, schrijven, luisteren, spreken en gesprekken voeren. Een rollenspel in een winkel of het beantwoorden van vragen over een boek zijn voorbeelden hiervan.
* **Attitudes:** Verwijzen naar de houding, emotie en motivatie ten opzichte van taal. Dit omvat bijvoorbeeld beleefdheid, het durven spreken, en het vermijden van vloeken.
Deze drie componenten zijn nauw met elkaar verweven en beïnvloeden elkaar wederzijds. Kwaliteitsvol taalonderwijs integreert doelbewust en gepland de ontwikkeling van kennis, vaardigheden en attitudes in alle leermomenten.
## Zeven didactische principes voor het stimuleren van taalcompetentie
Taalontwikkeling bij kleuters is een continu proces dat de hele dag door plaatsvindt. De volgende zeven principes bieden concrete handvatten om leermomenten te benutten als krachtige taalleerkansen:
### Positief-talige grondhouding
Dit principe richt zich op het stimuleren van zowel het denken (cognitief) als het willen (motivationeel) om met taal bezig te zijn.
* **Zin:** Kleuters ontwikkelen de wens om taal te ontdekken vanuit hun eigen interesses en motivatie, wat leidt tot zelfvertrouwen. Ze zijn bereid en geprikkeld om bij te leren, zelfs als het moeilijk is en ze fouten maken.
* **Durf:** Kleuters moeten experimenteren met taal en zich zowel verbaal als non-verbaal durven uiten.
Een omgeving die taalgebruik mogelijk maakt, stimuleert en aanmoedigt, draagt bij aan een open en respectvolle houding tegenover alle talen en taalkundige diversiteit.
#### Hoge verwachtingen koesteren
Het tonen van geloof in het leervermogen van kleuters wekt zelfvertrouwen en stimuleert hen uitgedaagd te worden. Dit vereist een rijk taalaanbod en uitdagende opdrachten, gecombineerd met een veilige oefencontext en passende ondersteuning.
#### Het volledige talige repertoire inzetten
Dit omvat het stimuleren van het gebruik van alle talige hulpbronnen, inclusief het meertalige repertoire van kleuters. Interesse tonen in verschillende talen bevordert respect en waardering voor taalkundige diversiteit. De thuistaal van kleuters vormt een belangrijke opstap naar het leren van meer talen en wordt als een hulpbron beschouwd.
#### Talensensibilisering
Kinderen komen in contact met het bestaan van verschillende talen en culturen. Het doel is niet het leren van deze talen, maar het ontwikkelen van:
* Een open attitude ten opzichte van talen en culturen.
* Meer zicht op en waardering voor hun eigen meertalige identiteit.
* Openheid voor verschillende taal- en cultuurgemeenschappen.
* Toename van kennis over talen.
Dit kan worden bereikt door taalbeschouwing met concrete voorbeelden, zoals meertalige welkomstborden of het gebruik van liedjes en boeken in verschillende talen.
### Contextrijk
Taal krijgt betekenis door een aanbod binnen een betekenisvolle context. De klasomgeving, ingericht met hoeken die stukjes van de wereld binnenbrengen en aangepast worden aan thema's, speelt hierin een cruciale rol. Prentenboeken zijn hierbij essentieel.
#### Inspelen op de interesses en de leefwereld van de kleuters en voorkennis oproepen
Taal krijgt betekenis door een rijke taalaanbod binnen betekenisvolle contexten, vertrekkend vanuit concrete vragen en herkenbare situaties. Het verbinden van bestaande kennis met nieuwe informatie en taal zorgt voor betrokkenheid en uitdaging. Het activeren van gemeenschappelijke voorkennis helpt kleuters nieuwe informatie te plaatsen. Houd rekening met de hoeveelheid voorkennis die sterk afhangt van de thuiscontext.
#### De wereld van kleuters verruimen met rijk (taal)aanbod
Door krachtige ervaringskansen te bieden en een rijk taalaanbod te koppelen, verruim je de voorkennis- en ervaringswereld van kleuters. Dit omvat visuele ondersteuning, nieuwe ervaringen, authentieke materialen en prentenboeken, telkens met passend taalgebruik. Thematisch werken biedt hierbij een rijke context.
### Functioneel
Functionele activiteiten motiveren kleuters om de hele dag door nieuwe taal op te pikken en te gebruiken.
* **Levensechte taken:** Taal is een middel om niet-talige doelen te bereiken, zoals het bestellen van eten om de honger te stillen.
* **Boeiend doel:** Activiteiten met een interessant en relevant doel motiveren kleuters, zelfs als dit doel fantasievol is. Het imiteren van volwassenen door bijvoorbeeld letters over te tekenen, is betekenisvol omdat ze willen kunnen wat grote mensen kunnen.
Activiteiten zijn functioneel als ze een interessant einddoel hebben waarbij taal ingezet moet worden om dat doel te bereiken. Dit hangt nauw samen met een contextrijke aanpak, waarbij taalfunctioneel ingezet wordt om nieuw taalaanbod te verbinden met bestaande kennis en ervaringen.
### (Inter)actief
Kleuters die veel in gesprek gaan, pikken sneller nieuwe taal op. Een rijke input, kansen voor output en feedback stellen hen in staat hun hypotheses bij te stellen. Een interactieve klaspraktijk, met een uitnodigende inrichting, is een krachtige motor voor taalverwerving.
#### Leraar-kleuterinteractie
Om kleuters veel taalleerkansen te bieden, is het bewust nadenken over de kwaliteit van de interactie cruciaal:
* Elke kleuter krijgt voldoende persoonlijk taalbod (input).
* Elke kleuter krijgt veel spreekkansen (output).
* Elke kleuter krijgt voldoende feedback op wat hij of zij zegt.
Dit vereist oefening, maar leidt tot een ondersteund niveau en effectievere taalverwerving. Goede feedback, zoals spiegelen of modelleren, verrijkt, verbreedt en verbetert het gesprek. Effectieve interactievaardigheden van de leerkracht helpen de zeven principes voor taalkrachtig onderwijs te realiseren.
#### Kleuter-kleuterinteractie
Regelmatige interactie tussen kleuters leidt tot veel taalleerkansen, waarbij ze uitgedaagd worden om na te denken en taal te gebruiken. Spelmomenten bieden hierin waardevolle kansen. Jongere kleuters spelen vaak naast elkaar, maar de basis voor talige interactie wordt hier gelegd. Het aanbieden van interactieve werkvormen, zoals duo's of groepjes, helpt deze interactie te ontwikkelen, rekening houdend met achtergrondkennis, taalniveau en interesses.
#### Actief leren
Actief bezig zijn is essentieel voor taalverwerving. Door zelf te experimenteren en het hele lichaam te gebruiken, onthouden kleuters de bijbehorende taal makkelijker. Actief onderwijs hangt nauw samen met contextrijke en functionele aanpakken.
### Ondersteuning
Het principe van ondersteuning is vanzelfsprekend belangrijk in de kleuterklas, hoewel het niet expliciet wordt uitgewerkt in de verstrekte tekst. De impliciete verwachting is dat de leerkracht de nodige ondersteuning biedt waar nodig.
### Explicietering
Naast het impliciete leren van taal tijdens alledaagse momenten, is bewust bezig zijn met taal onmisbaar. Dit omvat stilstaan bij en oefenen van talige elementen zoals letterkennis, woordbetekenis, luisterstrategieën en zinsconstructies. Dit gebeurt idealiter tijdens interessante en betekenisvolle activiteiten.
#### Betekenisonderhandeling
Dit proces stimuleert woordverwerving door tijdens functionele activiteiten stil te staan bij woorden en samen na te denken over hun betekenis.
#### Modelleren en voordoen
* **Modelleren:** Hardop denken om strategieën te leren inzetten tijdens het luisteren of lezen.
* **Voordoen:** Laten zien hoe iets aangepakt wordt en dit tegelijkertijd met woorden beschrijven.
Beide aanpakken ondersteunen het leren, maar modelleren is cruciaal voor het aanleren van strategieën.
#### Taalbeschouwing
Dit houdt in nadenken over en stilstaan bij de opbouw en het gebruik van taal. Kleuters leren genieten van taal en ontdekken regels die hun taalcompetentie versterken. Dit gebeurt door te experimenteren met talige elementen zoals rijm, klanken, letters, woordbetekenissen en zinnen.
### Reflectie
Dit principe wordt niet expliciet uitgewerkt in de verstrekte tekst.
## Hoe leren kinderen een taal?
### Taalverwervingsproces
Er zijn verschillende perspectieven op hoe kinderen taal leren:
* **Behaviorisme:** Taal wordt aangeleerd door imitatie en bekrachtiging (feedback, beloning).
* **Nativisme:** Taalvermogen is aangeboren en gelokaliseerd in de hersenen (bv. door Noam Chomsky's "language acquisition device").
* **Interactionele benadering:** Een combinatie van aangeboren aanleg en de invloed van de omgeving, waarbij de omgeving de aangeboren aanleg activeert en stimuleert.
Deze benaderingen benadrukken het belang van zowel aangeboren capaciteiten als omgevingsfactoren.
### De vier fasen van vroege taalverwerving
Het taalverwervingsproces verloopt in vier fasen, hoewel de grenzen tussen deze fasen vloeiend en grillig zijn:
1. **Voortalige fase (0-12 maanden):** De basis voor receptieve vaardigheden wordt gelegd. Kenmerken zijn huilen (0-2 mnd), vocalisatie (2-6 mnd: kirren, lachen) en brabbelen (6-12 mnd: klanken zoals 'bababa', 'dadada'). Aan het einde van deze fase begint de baby initiatief te tonen voor gesprek.
2. **Vroegtalige fase (12-30 maanden):** Kinderen leggen verbanden tussen taal en objecten, personen, handelingen of situaties (symboolfunctie).
* **Eerste woorden (12-18 maanden):** Labelen en categoriseren van de directe omgeving (bv. 'mama', 'papa').
* **Tweewoordfase (18-24 maanden):** Combineren van twee woorden tot eenvoudige zinnen (bv. 'mama eten').
* **Uitbreiding woordenschat en grammatica (24-30 maanden):** Snelle groei van woordenschat en het vormen van complexere zinnen.
3. **Differentiatiefase (2,5 – 5 jaar):** Grote vooruitgang in spreken en luisteren.
* **Woorden en zinsstructuren:** Verfijning van zinsstructuren, beter begrip van grammaticaregels en langere, complexere zinnen.
* **Woordenschatuitbreiding:** Nieuwe woorden leren door interacties en ervaringen.
* **Morfologische ontwikkeling:** Leren van werkwoordvervoegingen, meervouden en andere morfologische structuren.
* **Fonologische ontwikkeling:** Gericht op geluid en klanken (bv. correcte uitspraak van woorden). Kinderen kunnen klanken vervormen of hypercorrectie vertonen.
* **Lexicale ontwikkeling:** Groei van woordenschat, inclusief neologismen, analogieën, synoniemen en homoniemen. Woordenschat groeit van ongeveer 270 woorden op 2 jaar naar 2000 woorden op 5 jaar.
* **Syntactische ontwikkeling:** Leren van zinsopbouw en het combineren van woorden tot zinnen.
* **Morfologische ontwikkeling:** Opbouw van woorden, zoals verkleinwoorden, persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
4. **Voltooiingsfase (5 jaar en ouder):** Taalontwikkeling blijft doorgaan met complexe grammaticale structuren, pragmatiek (effectief taalgebruik in sociale contexten) en verfijning van taalgebruik.
### Het belang van input en output
* **Input:** Het talige materiaal dat een kind binnenkrijgt. Een voldoende, regelmatig, uitgebreid, betekenisvol, nieuw en contextrijk taalaanbod is cruciaal.
* **Output:** Zelf spreken of terug reageren. Voldoende spreekkansen en feedback van een gesprekspartner zijn essentieel voor taalverwerving. Feedback helpt hypotheses over taal te toetsen en te corrigeren.
## Boeken en verhalen: een bron van taal en ontwikkeling
Kinderboeken spelen een fundamentele rol in de ontwikkeling van kleuters, niet alleen op taalvlak, maar ook emotioneel, sociaal, moreel en cognitief.
### Functies van kinderboeken
Kinderboeken vervullen zes basisfuncties:
1. **Ontspannende functie:** Biedt plezier, intellectueel genot en vervulling van wensen, bijvoorbeeld door grappige of spannende verhalen.
2. **Creatieve functie:** Stimuleert de fantasie door open verhalen die luisteraars uitnodigen om zelf in te vullen en oplossingen te bedenken.
3. **Emotionele functie:** Biedt inzicht in gevoelens en ervaringen, helpt emoties te verwerken en bevordert emotionele veiligheid door herkenning en troost.
4. **Informatieve functie:** Bevredigt de behoefte aan kennis en nieuwsgierigheid. Prentenboeken stimuleren taalontwikkeling, verrijken woordenschat en introduceren verhaalstructuren.
5. **Opvoedende functie:** Brengt waarden en normen over, vaak bepaald door cultuur. Verhalen kunnen maatschappijbevestigend of -kritisch werken.
6. **Esthetische functie:** Genieten van schoonheid door treffende woordkeuze, verrassende beelden en een unieke taal die inhoud en vorm verenigen.
Vaak vervullen boeken meerdere functies tegelijkertijd.
### Soorten kinderboeken
Er is een continuüm tussen prentenboeken en verhalenbundels.
* **Prentenboeken:** Beeld en woord vormen samen een eenheid, waarbij prenten minstens even belangrijk zijn als de tekst. Ze kunnen zonder tekst zijn, of met tekst die ondersteund wordt door prenten.
* **Verhalenbundels:** Het verhaal wordt primair door de tekst verteld, met illustraties die de tekst ondersteunen maar geen integraal onderdeel van het verhaal zijn.
Qua inhoud zijn er diverse soorten, waaronder realistische verhalen, fantasieverhalen, sprookjes en dierenverhalen. De keuze voor een bepaald type boek hangt af van de ontwikkelingslijnen van de kleuter (van concreet naar abstract, van eenvoudig naar complex, etc.).
#### Soorten verhalen
* **Het realistische verhaal:** Gaat over alledaagse problemen en situaties uit het hedendaagse leven ('hier-en-nu verhalen'). Het plot wordt vaak opgebouwd rond een probleem dat wordt uitgewerkt en opgelost. Kenmerkend is een eenvoudige opbouw, herkenbare onderwerpen en een bevredigende afloop.
* **Het fantasieverhaal:** Schept een fantastische wereld met sprookjesachtige personages of gebeurtenissen. Vaak begint het in de realiteit en stapt de hoofdfiguur over naar een wonderbaarlijke wereld.
* **Het sprookje:** Begint vaak met "Er was eens" en eindigt met "ze leefden nog lang en gelukkig". Kenmerken zijn een wonderbare wereld, duidelijk getekende karakters, een directe stijl, herhalingen, een heldere structuur met spanningsopbouw en een happy end. Onderscheid wordt gemaakt tussen kunst-/cultuursprookjes (door auteurs geschreven) en volkssprookjes (mondeling overgeleverd). Kinderen sympathiseren met de underdog, maar er is kritiek op het rolbevestigende karakter.
* **Het dierenverhaal:** Dieren spelen de hoofdrol. Ze kunnen realistisch blijven (gedragen zich als dieren, praten niet) of vermenselijkt worden (met menselijke trekjes). Dierenverhalen zijn populair vanwege de band met dieren, de aanleiding voor humor en de vrijheid die dierenpersonages bieden aan auteurs.
#### Soorten prentenboeken
* **Aanwijsprentenboeken:** Platen staan op zichzelf en zijn onderling verwisselbaar. Dit omvat 'knuffelboekjes' (manipuleren), 'dingen-boekjes' (herkennen en benoemen), 'doe-boekjes' (handelingen herkennen) en 'speurboekjes' (verkennen en ordenen).
* **Verhalende prentenboeken:** Platen vertonen logische samenhang en vormen samen een verhaal. Kinderen ontwikkelen hierdoor begrip voor tijdsvolgorde, analogieën en oorzaak-gevolg relaties.
### Verhalen beoordelen en selecteren
* **Beoordelen:** Vereist duidelijke criteria, zowel subjectief (persoonlijke smaak) als objectief (controleerbaar).
* **Selecteren:** Afhankelijk van het doel, de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van de doelgroep.
#### Doelen van verhalen vertellen
* Amuseren
* Creativiteit en fantasie prikkelen
* Inspelen op emoties
* Informatie overbrengen
* Waarden en normen meegeven
* Esthetisch genot verschaffen
#### Doelgroep en leeftijd
Grote verschillen tussen kleuters (jongens/meisjes, interesses, thuissituaties, culturele achtergronden, taalbeheersing, concentratie, ontwikkelingsniveau) vereisen een zorgvuldige selectie. Verhalen voor jongste kleuters zijn concreter en eenvoudiger dan voor oudere kleuters.
#### Inhoudelijke criteria
* **Verhaalthema:** Aansluiting bij de leef- en belevingswereld van de kleuters en het bieden van ontwikkelingskansen.
* **Wereldbeeld en waarden/normen:** Verhalen weerspiegelen een wereldbeeld en geven waarden en normen door. Goede kinderboeken kijken kritisch, doorbreken rollenpatronen, presenteren groepen met respect en tonen zowel positieve als negatieve aspecten van de wereld.
* **Humor en spanning:** Grote verleiders voor kinderen. Humor kan situationeel, taalkundig of visueel zijn. De humor bij kinderen verschilt van die bij volwassenen en evolueert met hun leeftijd. Spanning wordt gecreëerd door opbouw, avontuur en onverwachte wendingen. De hoeveelheid spanning moet worden aangepast aan de leeftijd van de kleuters.
#### Vormelijke criteria
* **Verhaalstructuur:** Duidelijke inleiding (situatieschets), kern (spanningsbogen) en slot (afwikkeling).
* **Personages:** Herkenbaar, aansprekend en niet te uitgesponnen voor jonge kinderen. Het aantal personages moet beperkt blijven.
* **Plaats en tijd:** Duidelijk beeld van waar en wanneer het verhaal zich afspeelt, aangepast aan de leefwereld.
* **Spanningsopbouw:** Door vragen op te roepen, informatie te doseren en het tempo te wijzigen.
* **Vertelperspectief:** Alwetende of personele verteller. Voor jonge kinderen is een alwetende verteller vaak eenvoudiger.
* **Ruimte en tijd:** Eenvoudige, bekende ruimtes en chronologische tijdsverlopen voor jonge kleuters. Abstracte begrippen vereisen concrete voorbeelden.
* **Taal:** Aanschouwelijke actietaal, levendige dialogen (directe rede), taal aangepast aan het taalniveau, correct en rijk taalgebruik. Vermijd kinderlijke of betuttelende taal.
* **Illustratieve vormgeving:** Prenten prikkelen de fantasie en verbeelden de werkelijkheid. Lijnvoering, detaillering, vlakverdeling, kleurgebruik, techniek en stijl dragen bij aan de impact. De interactie tussen tekst en beeld is cruciaal.
### Aan de slag met verhalen: vertellen en voorlezen
#### De techniek van het vertellen/voorlezen
* **Verstaanbaarheid, tempo en zinsmelodie:** Duidelijk articuleren, passend tempo en natuurlijke intonatie zijn essentieel.
* **Hoorbare en zichtbare expressiefactoren:** Stemgebruik (toonhoogte, luidheid, tempo, accentuering, pauzes) en non-verbale expressie (mimiek, gebaren, houding) verhogen de expressie en betrokkenheid.
* **Oogcontact:** Cruciaal voor contact met het publiek.
#### Leren voorlezen/vertellen
Regelmatig oefenen en feedback ontvangen zijn belangrijk. Hulpmiddelen zoals een spiegel, bandopname of video-opname kunnen helpen bij zelfbeoordeling.
#### Vertellen en voorlezen in de kleuterklas
* **Organisatie:** Vaste regels en routines bieden houvast.
* **Groepsgrootte:** Grote groepen voor gezamenlijke beleving, kleine groepen voor meer directe interactie en taalproductie.
* **Opstelling:** Kring of halve kring voor goed zicht op de verteller en het materiaal.
#### Voorlezen/vertellen voorbereiden
* **Lange termijn:** Een zoekhouding en een verhaalarchief zijn nuttig. Het verhaal zelf grondig begrijpen, de kernpunten noteren en de volgorde oefenen.
* **Inhoudelijke voorbereiding:** Analyse van personages, relaties, gebeurtenissen, thema's, wereldbeeld en waarden. Analyse van de tekst en woordenschat, inclusief semantisering en aanpassing van de tekst.
* **Schriftelijke voorbereiding:** Een gedetailleerde lesvoorbereiding met fasering (oriëntatie, vertel-, besprekings-, verwerkingsfase).
#### Werkvormen
* **Voorlezen en vertellen zonder aanschouwing:** Bij vertellen is er directer contact met de verteller. Bij voorlezen is er sprake van gedeeld luisteren. Voor jonge kleuters is vertellen vaak geschikter.
* **Voorlezen en vertellen met aanschouwing:** Gebruik van prentenboeken, kamishibai, poppen, digitale middelen, etc. Bij prentenboeken is het belangrijk de eenheid van tekst en beeld te respecteren.
#### Naverwerking
* **Verhalen bespreken:** Na afloop is er ruimte voor ontspanning, het verwoorden van ervaringen en gevoelens, en het aangaan van gesprekken. Dit gebeurt bij voorkeur in kleine groepen.
* **Verwerken en uitbreiden naar andere activiteiten:** Dramatiseren, muzikale activiteiten, beeldende vorming, spel, exploratie, etc.
#### De boekenhoek
* **Inrichting:** Een rustige, gezellige plek met voldoende licht, aangename zitjes, boekenrekken op kinderhoogte en een aantrekkelijk aanbod van gevarieerde boeken.
* **Afspraken:** Regels voor het gebruik van de boekenhoek en zorgzaam omgaan met boeken.
* **Taak van de leerkracht:** Begeleiden, stimuleren, observeren, voorlezen en het aanbieden van een interessant boekaambod.
#### Hoekverrijking naar aanleiding van een verhaal
Het inrichten van speelhoeken (poppenhoek, bouwhoek, etc.) met materialen die aansluiten bij een verhaal, stimuleert het spel en de verwerking van het verhaal.
## Mondelinge vaardigheden stimuleren
### De houding van de leerkracht als taalmodel
Kleuters leren van het taalaanbod van de leerkracht. Het vermijden van fouten en een bewuste omgang met taal zijn cruciaal.
### Rol van de leerkracht
* **Taal niet vereenvoudigen:** Gebruik een rijke en gevarieerde taal.
* **Spontaan en natuurlijk praten:** Praat over wat het kind doet en beleeft.
* **Korte, volledige zinnen en rustig tempo.**
* **Nadruk leggen op kernwoorden.**
* **Rijke taal gebruiken die vooruitloopt op wat kinderen al kennen.**
* **Nieuwe woorden begrijpelijk maken.**
* **Veel spreekkansen bieden:** Voer individuele gesprekken, wacht op reactie, toon oprechte aandacht en lok reactie uit.
* **Stel vragen:** Voldoende, natuurlijke vragen die kinderen uitdagen en niet overladen.
#### Vraagstelling
* **Gesloten vragen:** Leveren specifieke antwoorden op.
* **Open vragen:** Nodigen uit tot nadenken en verwoorden.
* **Creativiteit en humor:** Stimuleren van fantasie en plezier in taal.
### Taaltekening en bijschrijfgesprek
* **Taaltekening:** Een tekening die een talige functie krijgt en dient als vervanging voor geschreven tekst. Het doel is om een gesprek op gang te brengen.
* **Bijschrijfgesprek:** Een gesprek tussen leerkracht en kleuter over een ervaring of tekening, met als doel de taalontwikkeling te stimuleren.
#### Didactische tips voor bijschrijfgesprekken
* Concentreer je op wat je wilt weten.
* Benoem wat je ziet op de tekening.
* Zeg hardop wat je denkt en vraag wat het kind denkt.
* Vertel een eigen ervaring om herkenning op te roepen.
* Houd de sfeer informeel en vermijd de indruk dat het kind moet vertellen.
* Focus op zowel de inhoud als de taalontwikkelende kwaliteit.
### Woordverwerving stimuleren
#### Belang van woordverwerving
Een uitgebreide woordenschat is een belangrijke voorspeller voor schools succes en functioneren in de maatschappij.
#### Verschillen tussen kleuters
Grote verschillen in woordenschatverwerving kunnen ontstaan door sociaaleconomische status, thuistaal en aangeboren aanleg.
#### Hoe verloopt woordverwerving?
Het is een natuurlijk proces dat begint bij de geboorte, maar ook baat heeft bij expliciete aandacht. Dit proces omvat labelen, categoriseren en netwerkopbouw.
#### Alledaagse taal en schooltaal
* **Alledaagse taal:** De basis, eenvoudig, concreet en geïntegreerd in de leefwereld.
* **Schooltaal:** Algemene schooltaal (bv. 'kring', 'daglijn') en specifieke vaktaal (bv. 'meten', 'sorteren'). Deze moeten vaak expliciet aangeleerd worden.
#### Hoe stimuleer je woordverwerving via de 7 principes?
* **Positief-talige grondhouding:** Creëer een veilige en stimulerende omgeving met hoge verwachtingen en aandacht voor woordbetekenissen. Modelgedrag en interesse in taaldiversiteit zijn belangrijk.
* **Woordbegrip in een betekenisvolle en rijke context:** Gebruik kwaliteitsvolle teksten, activiteiten en materialen. Activeer voorkennis, bied woorden aan in clusters, en geef betekenis op verschillende manieren. Gebruik visuele hulpmiddelen voor abstracte woorden.
* **Functioneel en interactief aan de slag:** Laat kinderen woorden functioneel inzetten om doelen te bereiken. Stimuleer interactie tussen leerkracht en kleuter (betekenisonderhandeling) en tussen kleuters onderling.
* **Expliciet en intentioneel inzetten op woorden leren:** Naast impliciet leren, is het belangrijk om intentioneel woorden aan te bieden, met name schooltaalwoorden. Kies focuswoorden die algemene draagkracht hebben.
#### Hoe leer je focuswoorden aan?
Het Viertaktmodel van Verhallen en van den Nulft biedt een stapsgewijze aanpak:
1. **Kennis maken met het woord:** Oriëntatie op het nieuwe woord.
2. **Verdiepen van de woordkennis:** Betekenis onderzoeken, contexten verkennen.
3. **Verbreden van de woordkennis:** Gebruik van het woord in verschillende situaties.
4. **Behouden van de woordkennis:** Herhaling en toepassing.
### Taalactiviteiten
#### Prentkijken
* **Bedoeling:** Gericht leren kijken, nadenken en praten over prenten om woordenschat en zinswendingen in te oefenen.
* **Organisatie:** Meestal in kleine groepen, met aandacht voor zichtbaarheid van de prent en opstelling.
* **Materiaal:** Duidelijke, overzichtelijke, aansprekende en esthetisch verantwoorde prenten.
* **Voorbereiding:** Kennis van de woordenschat en inhoud van de prent, en het bedenken van stimulerende vragen.
* **Verloop:** Globale kennismaking, analyse van de prent (rapporteren, etiketteren, beschrijven, centrale betekenis verwoorden, verbanden leggen, voorspellen, zich inleven), synthesemoment en controlefase.
* **Doe-momentjes:** Liedjes zingen, geluiden nabootsen, houdingen imiteren, voorwerpen zoeken.
#### Uitspraakspel
* **Bedoeling:** Gericht stimuleren van de fonologie (klankproductie). Dit omvat luisteren naar klanken, kijken naar articulatiebewegingen en oefenen van ademhaling, stem, resonans en articulatie.
* **Organisatie:** Klassikaal of in groep.
* **Inhoud:** Luistertraining, kijktraining, ademhalingsoefeningen, stemhygiëne, oefenen van resonans en articulatie.
* **Didactische richtlijnen:** Vertrekken van geluiden, ritmische bewegingen, oefenen in woorden van oplopende complexiteit, gebruik van materiaal, liedjes en tongbrekers.
### Klassenmanagement
Regelmatig tijd maken voor gesprekken tussen leerkracht en kind is waardevol voor taalontwikkeling en het persoonlijk contact. Flexibiliteit in organisatie is hierbij essentieel. Kinderen kunnen leren dat de leerkracht niet gestoord mag worden tijdens een bijschrijfgesprek.
## Veelvoorkomende fouten om te vermijden
* Het taalbod vereenvoudigen in plaats van te verrijken.
* Te weinig spreekkansen bieden aan kleuters.
* Niet reageren op taaluitingen van kleuters.
* Te weinig of te vluchtig interactie met individuele kleuters.
* Het belang van een veilige en stimulerende leeromgeving onderschatten.
* Te weinig aandacht besteden aan de verschillende fasen van taalverwerving.
* Boeken en verhalen selecteren die niet aansluiten bij de leeftijd en ontwikkelingsfase van de kleuters.
* Onvoldoende voorbereiding op het voorlezen of vertellen van verhalen.
* Geen aandacht besteden aan de didactische principes van taalkrachtig onderwijs.
* Woorden los van context aanleren, zonder betekenisvolle toepassing.
* Gebrek aan focus op zowel alledaagse taal als schooltaal.
* Geen expliciete aandacht besteden aan woordverwerving en taalbeschouwing.
* Het belang van interactie tussen kleuter-leerkracht en kleuter-kleuter onderschatten.
* Onvoldoende stimuleren van mondelinge vaardigheden door middel van vragen, taaltekeningen en bijschrijfgesprekken.
* Het negeren van de rol van luistervaardigheden in de totale taalontwikkeling.
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
|---|---|
| Educare | Een holistische pedagogische benadering die zorg (care) en leren (education) verbindt, met het uitgangspunt dat beide even belangrijk zijn voor de ontwikkeling van een kind. |
| Taalcompetentie | De combinatie van talige kennis (regels, woordenschat, uitspraak), vaardigheden (lezen, schrijven, luisteren, spreken, gesprekken voeren) en attitudes (houding, emotie, motivatie ten opzichte van taal) die nodig is om gesproken en geschreven teksten te begrijpen en te gebruiken in de maatschappij. |
| Taalkrachtig onderwijs | Een onderwijsbenadering die zeven didactische principes hanteert om taalontwikkeling gedurende de hele dag te stimuleren, met als doel het ontwikkelen van taalvaardigheid en een positieve taalhouding bij kleuters. |
| Prentenboek | Een boek waarin de illustraties minstens even belangrijk zijn als de tekst. Beeld en woord vormen samen een eenheid die het verhaal vertelt. |
| Verhalend prentenboek | Een type prentenboek waarbij de platen een logische samenhang vertonen en samen een verhaal vertellen. De platen zijn essentieel voor het volgen van de plot. |
| Aanwijsprentenboek | Een prentenboek met afzonderlijke platen die op zichzelf staan en onderling verwisselbaar kunnen zijn. Ze zijn vaak gericht op het herkennen en benoemen van objecten, handelingen of gebeurtenissen. |
| Semantiseren | Het verduidelijken van de betekenis van woorden, bijvoorbeeld door middel van uitleg, demonstratie, verbanden leggen met bekende woorden of door middel van visuele hulpmiddelen. |
| Taalmodel | Een leerkracht die door bewust taalgebruik en een positieve houding ten opzichte van taal fungeert als voorbeeld voor de kleuters, wat cruciaal is voor hun taalverwerving. |
| Taaltekening | Een tekening gemaakt door een kleuter die een talige functie krijgt. Het dient als vervanging voor geschreven tekst en fungeert als aanleiding voor een gesprek, waarbij de leerkracht de vertelde inhoud noteert. |
| Bijschrijfgesprek | Een interactie tussen leerkracht en kleuter, vaak gebaseerd op een tekening of een ervaring, met als doel de taalontwikkeling te stimuleren door het kind te helpen zijn gedachten en ervaringen te verwoorden. |
| Fonologie | Het onderdeel van de taalkunde dat zich bezighoudt met de studie van spraakklanken en geluiden, inclusief hun productie, akoestische eigenschappen en perceptie. |