Cover
Empieza ahora gratis Les 5, 6 en 7 Inhoud en opbouw.pptx
Summary
# Voorbereiding van lessen
Het krachtig voorbereiden van een les omvat een reeks gestructureerde stappen en overwegingen die leiden tot een effectieve leeromgeving, waarbij doelen, inhoud, fasering, werkvormen en media zorgvuldig worden bepaald.
### 1.1 Stappen om een les krachtig voor te bereiden
Het proces van een les krachtig voorbereiden omvat de volgende essentiële stappen:
1. **Omschrijf de beginsituatie:** Analyseer de klas en de leerlingen in relatie tot het lesonderwerp en de leerinhouden.
2. **Bepaal leerplandoelen en minimumdoelen:** Onderzoek en laat je inspireren door de vastgestelde leerplandoelen en minimumdoelen.
3. **Formuleer concrete lesdoelen:** Vertaal de algemene doelen naar specifieke, meetbare en haalbare lesdoelen.
4. **Verken de leerinhoud:** Werk de doelen eerst grondig inhoudelijk uit, dit vormt de kern van de les.
5. **Bepaal de fasering van de les:** Structureer de les in logische fasen, doorgaans inleiding, kern, verwerking en afronding.
6. **Kies gepaste werkvormen en media:** Selecteer methoden en middelen die het meest effectief zijn om de leerdoelen te bereiken.
7. **Controleer op krachtige leeromgeving:** Evalueer of de opzet een omgeving creëert die leren bevordert.
### 1.2 Leerinhoud
Leerinhouden zijn de middelen waarmee leerdoelen worden nagestreefd. De keuze van leerinhouden wordt bepaald door:
* **De doelen:** De gestelde doelen zijn leidend voor de te kiezen leerinhouden.
* **De beginsituatie van de klas (beeldvorming):** Houd rekening met de voorkennis, ervaringen en interesses van de leerlingen.
* **Maatschappij/cultuur:** Actuele gebeurtenissen zoals oorlog, pandemieën of verkiezingen kunnen relevant zijn.
* **Vakinhouden:** De specifieke kennis en vaardigheden eigen aan het vak.
* **Leerlingen:** De behoeften en achtergronden van de leerlingen, zoals ervaringen aan zee.
* **Eigen klemtoon van de leerkracht:** De prioriteiten die de leerkracht stelt, bijvoorbeeld aandacht voor natuur.
Bij het opnemen van leerinhouden stelt de leerkracht zich de volgende vragen:
* Welke inhouden zijn zinvol om de gestelde doelen te bereiken?
* Wat moet elke leerling aan het einde weten en/of kunnen?
* Sluit de leerinhoud aan bij de leefwereld van de leerlingen?
* Wat is de precieze leerinhoud?
* Kan de leerinhoud worden opgesplitst in kleinere stappen?
* Wat is de structuur en logische opbouw van de leerstof?
* Wat is kern en wat is bijzaak?
* Zijn er verschillende invalshoeken mogelijk?
* Hoe omvangrijk is de leerstof in relatie tot de beschikbare tijd en doelen?
#### 1.2.1 Soorten leerinhouden
Leerinhouden kunnen diverse vormen aannemen:
* **Begrippen:** Abstracte concepten zoals schaal, afstand, standvogel.
* **Feiten:** Specifieke, verifieerbare informatie, zoals de duur van de Tweede Wereldoorlog.
* **Relaties:** Verbanden tussen concepten, zoals "ieder vierkant is een rechthoek".
* **Inzichten:** Dieper begrip van fenomenen, zoals "rubberen voorwerpen blijven drijven op water".
* **Toepassingen:** Praktische demonstraties van principes, zoals een schaar als toepassing van hefbomen.
* **Oplossingsmethoden:** Procedures om problemen op te lossen, zoals de stappen bij optellen.
* **Formules:** Wiskundige uitdrukkingen, zoals $$(a+b+c)/3$$.
* **Regels:** Voorschriften voor correct taalgebruik of andere disciplines.
* **Vaardigheden:** Praktische bekwaamheden zoals knippen of een koprol maken.
#### 1.2.2 Ordenen van leerinhouden
De leerinhoud moet logisch geordend worden, vaak met een opbouw van concreet naar abstract, of via ontdekkings- en verwerkingsmomenten. Vakdidactieken kunnen hierbij ondersteunen. Een veelgebruikt model is:
1. **Concreet**
2. **Schematisch**
3. **Abstract**
Dit geldt bijvoorbeeld voor wiskunde. Voor wereldoriëntatie kan de volgorde zijn: ontdekkingsmoment > denk- en ordeningsmoment > verwerkingsmoment.
De opbouw van leerinhoud focust op de doelen, een logische ordening, opsplitsing in deelinhouden, het bepalen van de volgorde en het creëren van logische, opeenvolgende stappen. Bij elke inhoudstitel wordt de inhoud uitgewerkt, bestaande uit kennis, redenering of toepassing. Het leerproces verloopt stap voor stap, met duidelijke taal en geleidelijke opbouw, vaak via een vraag-en-antwoordmodel.
### 1.3 Opbouw van een les
Een les is doorgaans opgebouwd in vier fasen, al kunnen hier uitzonderingen op bestaan:
* **Aanknoping:** Het activeren van voorkennis, het herhalen van eerder aangeboden stof en het oproepen van ervaringen uit de leefwereld van de leerlingen. Dit creëert een verbinding tussen wat leerlingen al weten en de nieuwe leerinhoud. De doelen worden hier ook gecommuniceerd.
* **Stappen:** Kiezen welke voorkennis geactiveerd wordt, denken en delen, verbinden met nieuwe leerinhoud.
* **Formuleren van doelen:** Het delen van de doelen met de leerlingen geeft hen duidelijkheid, betekenis en een richtlijn voor hun leerproces.
* **Kern:** Het aanleren van concepten en vaardigheden via directe instructie. De leerkracht legt uit, toont, schrijft op, gebruikt voorbeelden en denkt hardop.
* **Richtlijnen bij instructie:** Onderwijs in kleine stapjes, gebruik heldere taal, geef concrete voorbeelden, maak gebruik van materialen, denk hardop voor, speel vragen terug, controleer begrip, vermijd uitweidingen, vergroot stapsgewijs de moeilijkheidsgraad en geef een samenvatting.
* **Begeleide inoefening:** Leerlingen gaan onder toezicht aan de slag met de leerinhoud. Dit gebeurt nooit volledig zelfstandig, maar in interactie met de leerkracht of medeleerlingen.
* **Fasen:** "Wij doen het" en "Jullie doen het".
* **Richtlijnen:** Laat leerlingen onder begeleiding oefenen, geef duidelijke opdrachten, laat hen verwoorden hoe ze tot een antwoord komen, stimuleer zelfstandig zoeken naar oplossingen, oefen tot beheersing, zorg voor toenemende moeilijkheidsgraad, maak gebruik van materialen, verminder geleidelijk ondersteuning en pas eventueel een driesporenaanpak toe.
* **Kleine lesafsluiting:** Een opdracht of kennisoverdracht aan het einde van de begeleide inoefening om te controleren of het lesdoel behaald is, alvorens over te gaan naar zelfstandige verwerking.
* **Verwerking:** De leerlingen maken zelfstandig opdrachten zonder directe hulp van de leerkracht. Differentiatie kan plaatsvinden door variatie in tijd en ondersteuning.
* **Richtlijnen:** Zorg dat leerlingen direct kunnen beginnen, informeer over het nakijken, geef aan wat te doen bij voltooiing, laat leerlingen zelfstandig werken, zorg voor gelijke inhoud als voorgaande fasen, stimuleer zelfstandig zoeken naar oplossingen, vergroot toepassingsmogelijkheden en hanteer een driesporenaanpak voor extra uitdaging of ondersteuning.
* **Verlengde instructie:** Biedt extra instructie en oefentijd aan leerlingen die het lesdoel nog niet hebben behaald.
* **Afronding:**
* **Evaluatie:** Leerlingen reflecteren op wat goed ging en wat beter kan. Het bereiken van het lesdoel wordt gecontroleerd en geëvalueerd.
* **Terug- en vooruitblik:** Een beknopte samenvatting van wat is gedaan en bereikt, met plaatsing van de les in de context van een lessenreeks en een vooruitblik naar de volgende les.
* **Expressie:** Leerlingen drukken kort hun beleving bij de les uit, gevolgd door een passende afsluiting.
### 1.4 Lesontwerpvaardigheden
Het ontwerpen van lessen vereist een combinatie van competenties:
* **Inzicht in de leerinhouden:** Grondige kennis van de materie.
* **Algemene didactische kennis:** Begrip van leerprocessen en onderwijsmethoden.
* **Vakdidactische kennis:** Specifieke kennis over het onderwijzen van het betreffende vak.
* **Lesontwerpvaardigheden:** Het vermogen om effectieve lesplannen te creëren.
* **Professionele houdingen:** Een reflectieve en proactieve houding ten opzichte van lesgeven.
#### 1.4.1 Stappen van lesontwerp volgens de ontwerpwijzer
1. **Ik verken en verdiep:** Onderzoek en verdiep je in de leerstof en de beginsituatie van de leerlingen.
2. **Ik beslis en ontwerp:** Neem beslissingen over doelen, inhoud, fasering en werkvormen.
3. **Ik schrijf uit:** Werk het lesontwerp gedetailleerd uit, met aandacht voor doelgerichte titels en de vier kolommen:
* **Kolom 1: Timing:** Realistische inschatting van de benodigde tijd per lesmoment.
* **Kolom 2: WAT? Lesgang en leerinhoud:** Wat letterlijk gezegd en gevraagd wordt, inclusief relevante vragen, antwoorden, opdrachten en instructies.
* **Kolom 3: HOE? Didactische werkvormen, groeperingsvorm en organisatie:** De methoden, hoe leerlingen worden gegroepeerd en hoe het klasmanagement wordt ingericht.
* **Kolom 4: Leermiddelen en materiaalgebruik:** Welke materialen worden gebruikt door leerkracht en leerlingen, met aandacht voor differentiatie.
4. **Ik leg mijn ontwerp voor aan de mentor:** Laat het lesontwerp nakijken en stuur bij waar nodig.
5. **Ik bereid me voor op de realisatie:** Studer de les in, finaliseer materiaal en doorloop de les mentaal.
> **Tip:** Bij het formuleren van vragen is het cruciaal om de essentie te behouden en een bondige, doelgerichte formulering te hanteren. Begin waar mogelijk met een vragend voornaamwoord.
#### 1.4.2 Doelgerichte titels
Doelgerichte titels geven de hoofdbedoeling van een lesmoment weer en omvatten observeerbaar leerlinggedrag met een concrete leerinhoud. Dit zorgt voor een duidelijke visuele structuur en een leerlinggerichte aanpak.
> **Voorbeelden van doelgerichte titels:**
> * Lezen van de tekst...
> * Schrijven van de gedicteerde getallen.
> * Bespreken van de oplossingswijze van vraagstukken.
> * Verklaren van de oorzaken van de stijgende werkloosheid.
> * Uitwisselen van ervaringen rond ‘griezelen’.
---
# De opbouw en fasering van een les
Een les is doorgaans gestructureerd in vier opeenvolgende fasen die samen de inhoudelijke opbouw van het leerproces vormen: de aanknoping, de kern, de verwerking en de afronding.
### 2.1 De vier lesfasen
De fasering van een les biedt structuur en houvast, zowel voor de leerkracht bij de voorbereiding als voor de leerlingen tijdens de les. Hoewel er afwijkingen mogelijk zijn (bv. bij herhalingslessen of creatieve lessen), vormt dit basisstramien een leidraad voor effectief onderwijs.
#### 2.1.1 Aanknoping
Het doel van de aanknoping is het activeren van voorkennis en het creëren van een verbinding tussen wat leerlingen al weten en de nieuwe leerinhoud. Dit gebeurt door:
* **Activeren van voorkennis en ervaringen:** Eerder aangeboden leerstof wordt herhaald en opgefrist. Vragen, opdrachten of informatie die aansluiten bij het thema en de leefwereld van de leerlingen worden gebruikt om hen te motiveren en te oriënteren. Het idee is om informatie vanuit het lange-termijngeheugen naar het werkgeheugen te brengen.
* **Formuleren van doelen (Oriënteren):** De lesdoelen worden met de leerlingen gedeeld, inclusief de reden waarom deze stof geleerd wordt en binnen welke context dit plaatsvindt (timing, ondersteuning, groepering, materiaal). Het delen van doelen zorgt voor duidelijkheid, betekenisgeving en geeft richting aan begeleiding en evaluatie.
> **Tip:** Vraag niet direct naar het lesdoel, maar sluit aan bij wat leerlingen al weten over een onderwerp.
#### 2.1.2 Kern
De kernfase is gericht op het aanleren van concepten en vaardigheden door middel van expliciete instructie en begeleide inoefening.
* **Instructie:** De leerkracht legt de leerstof uit, toont hoe iets aangepakt moet worden, en maakt dit visueel met voorbeelden. Dit kan variëren van het overbrengen van feitenkennis tot het aanleren van oplossingsprocedures.
* **Richtlijnen bij instructie:** Onderwijs in kleine stapjes, gebruik heldere taal, geef concrete voorbeelden, maak gebruik van materialen en stappenplannen, modelleer de vaardigheid door hardop te denken, speel vragen van leerlingen terug naar de groep, ga na of de stof begrepen wordt, vermijd uitweidingen en vergroot stapsgewijs de moeilijkheidsgraad.
* **Begeleide inoefening:** Leerlingen gaan onder toezicht van de leerkracht aan de slag met de leerinhoud. Dit gebeurt nooit volledig zelfstandig, maar samen met de leerkracht of medeleerlingen. De leerkracht laat leerlingen oefenen met voorbeelden, inclusief varianten en uitzonderingen. Dit omvat vaak de fasen "wij doen het" en "jullie doen het".
* **Richtlijnen bij begeleide inoefening:** Laat leerlingen onder begeleiding oefenen, geef duidelijke opdrachten, stimuleer hen om hun antwoorden te verwoorden, moedig zelfstandig zoeken naar oplossingen aan, blijf oefenen tot beheersing, zorg voor een geleidelijke toename van moeilijkheidsgraad, en verminder gaandeweg de ondersteuning.
* **Kleine lesafsluiting:** Aan het einde van de kernfase wordt een opdracht zelfstandig opgelost of kennis weergegeven met als doel te controleren of het lesdoel is behaald en of er overgegaan kan worden naar zelfstandige verwerking.
> **Tip:** Herhaling is cruciaal om leerstof van het korte- naar het lange-termijngeheugen te verplaatsen.
#### 2.1.3 Verwerking
In de verwerkingsfase krijgen leerlingen de kans om de aangeleerde stof zelfstandig te verwerken.
* **Zelfstandige verwerking:** Leerlingen maken opdrachten zonder directe hulp van de leerkracht. Dit kan gedifferentieerd worden qua tijd en ondersteuning.
* **Richtlijnen bij zelfstandige verwerking:** Zorg dat leerlingen direct kunnen beginnen, informeer hen over het nakijken van het werk, geef aan wat te doen bij voltooiing, laat leerlingen zelfstandig werken (individueel, per twee of in groepjes), zorg voor inhoudelijke congruentie met eerdere fasen, stimuleer zelfstandig oplossingen te zoeken, en vergroot toepassingsmogelijkheden. Een driesporenaanpak kan hierbij helpen: extra uitdaging voor snelle leerlingen, en extra tijd/instructie voor leerlingen die meer ondersteuning nodig hebben.
* **Verlengde instructie:** Leerlingen die het lesdoel nog niet hebben behaald, krijgen verlengde instructie en/of extra oefentijd. Deze instructie sluit aan bij de basisinstructie en doorloopt vergelijkbare fasen.
> **Tip:** Visualiseer de beschikbare tijd en maak je eigen beschikbaarheid duidelijk. Specificeer expliciet wat leerlingen moeten doen wanneer ze klaar zijn.
#### 2.1.4 Afronding
De afronding dient om de les te evalueren, de leerstof te vatten en vooruit te blikken.
* **Evaluatie:** Leerlingen vertellen wat goed of niet goed ging en wat ze de volgende keer anders zouden doen. Het lesdoel wordt gecontroleerd. Leerlingen evalueren het leerproces vaak per twee of in groepjes.
* **Terug- en vooruitblik:** De leerkracht vat kort samen wat er gedaan en bereikt is, plaatst de les in de context van een lessenreeks en geeft aan waar de volgende les over zal gaan.
* **Expressie:** Leerlingen uiten kort hun beleving bij de les, waarna de leerkracht de les passend afsluit.
### 2.2 Lesontwerp en fasering
Het ontwerpen van een les met een duidelijke fasering is een cruciale vaardigheid voor de leerkracht. Dit proces omvat verschillende stappen:
1. **Verkennen en verdiepen:** Inzicht krijgen in leerinhouden, leerplandoelen en de beginsituatie van de leerlingen.
2. **Beslissen en ontwerpen:** Concrete lesdoelen formuleren, de leerinhoud uitwerken (kern), de fasering bepalen (aanknoping, kern, verwerking, afronding) en gepaste werkvormen en media kiezen.
3. **Uitschrijven:** Het lesontwerp gedetailleerd uitwerken, vaak in een structuur met kolommen voor timing, lesgang/leerinhoud, werkvormen/organisatie en leermiddelen/materiaal.
* **Doelgerichte titels:** Deze titels beschrijven concreet het observeerbaar leerlinggedrag en de leerinhoud.
* **Vier kolommen:**
* **Timing:** Inschatting van benodigde tijd per lesmoment.
* **Wat? (Lesgang en leerinhoud):** Letterlijke weergave van wat de leerkracht zegt of vraagt, inclusief verwachte antwoorden.
* **Hoe? (Didactische werkvormen, groeperingsvorm en organisatie):** Beschrijving van de aanpak, zoals klassikaal, per twee, groepjes, en managementaspecten.
* **Leermiddelen en materiaal:** Welke materialen worden door leerkracht en leerlingen gebruikt.
4. **Voorleggen aan mentor:** Het lesontwerp laten nakijken en eventueel bijsturen.
5. **Voorbereiden op realisatie:** De les instuderen en het materiaal finaliseren.
> **Tip:** Het ontwerpen van een les is een proces dat vraagt om inzicht in leerinhouden, algemene en vakdidactische kennis, en professionele houdingen.
---
# Uitschrijven van een lesontwerp
Het gedetailleerd uitschrijven van een lesontwerp met doelgerichte titels en een vierkolommenschema is cruciaal voor een krachtige lesvoorbereiding en realisatie.
### 3.1 De essentie van een gedetailleerd lesontwerp
Een goed uitgewerkt lesontwerp biedt houvast tijdens de lesrealisatie en zorgt voor een doelgerichte en inhoudelijk rijke les. De basiscompetenties voor lesontwerpvaardigheden omvatten inzicht in leerinhouden, algemene didactische kennis, vakdidactische kennis, lesontwerpvaardigheden en professionele houdingen. Het proces van lesontwerp verloopt typisch via vijf stappen: verkennen en verdiepen, beslissen en ontwerpen, uitschrijven, voorleggen aan de mentor, en voorbereiden op realisatie. De focus ligt hier op de derde stap: het gedetailleerd uitschrijven van het lesontwerp.
### 3.2 Formuleren van doelgerichte titels
Het formuleren van doelgerichte titels voor lesmomenten is een kernonderdeel van het uitschrijven van een lesontwerp. De hoofdbedoeling van een lesmoment moet duidelijk in de formulering tot uiting komen. Dit betekent dat er gelet moet worden op:
* **Observeerbaar leerlinggedrag:** Gebruik actieve werkwoorden die aangeven wat de leerlingen concreet moeten doen.
* **Concrete leerinhoud:** Specificeer de inhoud die de leerlingen moeten beheersen of toepassen.
* **Leerlinggerichte visie:** De titels moeten vanuit het perspectief van de leerling geformuleerd worden.
Deze aanpak zorgt voor een duidelijke visuele structuur in de les.
> **Voorbeelden van doelgerichte titels:**
> * Optellen van natuurlijke getallen tot 1000
> * Verklaren van de oorzaken van de stijgende werkloosheid
> * Schrijven van de gedicteerde getallen
> * Bespreken van de hoofdpersonages uit het verhaal
> * Uitwisselen van ervaringen rond ‘griezelen’
### 3.3 Het vierkolommenschema voor lesuitwerking
De gedetailleerde uitwerking van een lesontwerp gebeurt bij voorkeur aan de hand van een vierkolommenschema. Dit schema helpt de leerkracht om alle essentiële aspecten van een lesmoment gestructureerd weer te geven.
#### 3.3.1 Kolom 1: Timing
Deze kolom is gereserveerd voor de geschatte tijd die nodig is voor een specifiek lesmoment. Het is belangrijk om een realistische inschatting te maken, rekening houdend met:
* De benodigde tijd voor de uitvoering van de activiteit zelf.
* De tijd die leerlingen nodig hebben voor nevenactiviteiten zoals schrijven, nadenken, opruimen, materiaal klaarleggen, eventuele tussendoortjes of verplaatsingen.
#### 3.3.2 Kolom 2: Lesgang en leerinhoud
In deze kolom wordt de eigenlijke lesgang en de bijhorende leerinhoud uitgeschreven. Dit omvat:
* **Vraagstelling en instructie:** Noteer letterlijk wat de leerkracht zegt of vraagt, inclusief potentiële antwoorden van leerlingen. Gebruik waar mogelijk vragende voornaamwoorden vooraan om de vraagstelling te optimaliseren.
* **Opdrachten en oplossingen:** Specificeer de taken die leerlingen moeten uitvoeren en de verwachte oplossingen.
* **Probleemstelling en oplossing:** Beschrijf het probleem dat aan bod komt en hoe dit opgelost kan worden.
* **Instructie:** Vat de kern van de instructie samen.
* **Denkstrategie:** Licht de denkprocessen toe die de leerlingen moeten volgen.
* **Nut en reflectie:** Geef aan waarom de leerinhoud belangrijk is en stimuleer reflectie.
De inhoud wordt bij voorkeur in "directe rede" genoteerd, zoals de leerkracht het daadwerkelijk zou uitspreken of vragen.
> **Tip:** Essentie van de vraagstelling moet tot uiting komen in een bondige formulering.
#### 3.3.3 Kolom 3: Didactische werkvormen, groeperingsvorm en organisatie
Deze kolom beschrijft de praktische aanpak van de les:
* **Werkvormen:** Specificeer wat de leerkracht doet en wat de leerlingen doen tijdens het lesmoment.
* **Groeperingsvorm:** Geef aan hoe de leerlingen georganiseerd zijn (klassikaal, per twee, individueel, in groepjes van drie, homogene of heterogene groepen).
* **Organisatie:** Beschrijf hoe er gewerkt wordt aan vlot klasmanagement, bijvoorbeeld door de organisatie van groepswerk, contractwerk, hoekenwerk, of de klasschikking.
Dit onderdeel behandelt de concrete uitvoering en organisatie van de les.
#### 3.3.4 Kolom 4: Leermiddelen en materiaalgebruik
In deze kolom worden alle gebruikte leermiddelen en materialen vermeld:
* **Leermiddelen leerkracht:** Wat gebruikt de leerkracht zelf (bv. digitale presentatie, bord, demonstratiemateriaal, MAB-materiaal).
* **Leermiddelen leerlingen:** Welke materialen gebruiken de leerlingen (bv. passer, boek, werkbladen, kleurpotloden, contractbundel).
**Aandacht voor differentiatie:**
In deze kolom wordt ook bondig omschreven hoe er rekening wordt gehouden met verschillen tussen leerlingen, zoals tempo, niveau, interesses, functiebeperkingen, functiesterktes, en eventuele psychische bekommernissen.
> **Tip:** Een goede voorbereiding is essentieel: "Wie vergeet zich voor te bereiden, bereidt zich voor om vergeten te worden!"
### 3.4 Hulpmiddelen en verder lezen
Voor het oefenen met het formuleren van doelgerichte titels en het uitschrijven van een vierkolommenschema, zijn er specifieke opdrachtenbundels beschikbaar. Ook is er literatuur over directe instructie voor verdere verdieping.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Psycho-didactisch web | Een theoretisch kader dat de relatie tussen psychologische factoren van de leerling en didactische benaderingen in het onderwijs beschrijft, met als doel effectief leren te bevorderen. |
| Sociaal-constructivisme | Een leertheorie die stelt dat kennis wordt opgebouwd door interactie met anderen en door actief constructief werk van de lerende, in plaats van passief te ontvangen informatie. |
| Duurzame verandering | Een aanpassing in gedrag of kennis die langdurig is en niet slechts tijdelijk, wat duidt op diepgaand begrip en verankering van de geleerde stof. |
| Zelfregulerend leren | Het proces waarbij leerlingen actief controle uitoefenen over hun eigen leerproces, inclusief het stellen van doelen, het monitoren van voortgang en het aanpassen van strategieën. |
| Cognitieve leerinhouden | Kennis en begrip die betrekking hebben op mentale processen zoals waarnemen, denken, geheugen en probleemoplossing, gericht op het verwerven van intellectuele vaardigheden. |
| Dynamisch-affectieve leerinhouden | Leerinhouden die gericht zijn op de emotionele en motivationele aspecten van leren, inclusief het ontwikkelen van attitudes, waarden en zelfbewustzijn. |
| Leerplandoelen | Vastgestelde leerdoelen die een school of onderwijsafdeling hanteert om de kennis, vaardigheden en attitudes te waarborgen die leerlingen aan het einde van een bepaalde onderwijsperiode zouden moeten bereiken. |
| Minimumdoelen | De essentiële leerdoelen die gegarandeerd bereikt moeten worden door alle leerlingen, vaak als een basisniveau van competentie binnen een specifiek vakgebied of leergebied. |
| Kern (van de lesinhoud) | Het centrale en meest essentiële deel van de leerstof, dat de basis vormt voor verdere kennisopbouw en dat grondig wordt uitgewerkt om het begrip te waarborgen. |
| Fasering van een les | De indeling van een les in verschillende, logisch opeenvolgende onderdelen, meestal bestaande uit een inleiding, kern, verwerking en afronding, om het leerproces te structureren. |
| Beginsituatie van de klas | Een analyse van de huidige kennis, vaardigheden, interesses, achtergronden en leefwereld van de leerlingen, die als uitgangspunt dient voor het lesontwerp. |
| Beeldvorming (van de klas) | Het proces van het verzamelen van informatie en het vormen van een helder beeld van de leerlingen en de klascontext, essentieel voor gepersonaliseerd onderwijs. |
| Vakdidactiek | Het specifieke vakgebied dat zich bezighoudt met de didactiek van een bepaald schoolvak, inclusief de inhoud, methoden en leerdoelen van dat vak. |
| EDI-model (Expliciete Directe Instructie) | Een onderwijsmodel dat een gestructureerde, stapsgewijze aanpak hanteert voor het onderwijzen van nieuwe concepten en vaardigheden, met nadruk op duidelijke uitleg, modellering en begeleide oefening. |
| Voorkennis | De kennis en ervaringen die leerlingen reeds hebben verworven voordat een nieuw onderwerp wordt aangeboden, welke geactiveerd en benut moet worden om de nieuwe leerstof te verbinden. |
| Werkgeheugen | Het cognitieve systeem dat verantwoordelijk is voor het tijdelijk vasthouden en manipuleren van informatie die nodig is voor complexe cognitieve taken zoals leren, redeneren en begrijpen. |
| Oriënteren (in de les) | Het proces waarbij de leerkracht de leerlingen informeert over de leerdoelen van de les, de relevantie ervan en de context waarin deze doelen nagestreefd worden, om de betrokkenheid te vergroten. |
| Instructie (in les) | Het expliciet overbrengen van kennis en vaardigheden door de leerkracht, vaak door uitleg, demonstratie, modelleren en het geven van voorbeelden, als onderdeel van het EDI-model. |
| Hardop denken (modelleren) | Het proces waarbij de leerkracht zijn of haar denkproces expliciet maakt tijdens het oplossen van een taak, zodat leerlingen kunnen volgen hoe hij of zij tot een oplossing komt. |
| Begeleide inoefening | Een fase in het leerproces waarbij leerlingen onder toezicht van de leerkracht en/of samen met medeleerlingen oefenen met nieuwe leerstof, met geleidelijke afname van ondersteuning. |
| Zelfstandige verwerking | De fase waarin leerlingen opdrachten uitvoeren zonder directe hulp van de leerkracht, om de geleerde stof zelfstandig toe te passen en te consolideren. |
| Driesporenaanpak | Een vorm van differentiatie waarbij leerlingen worden ingedeeld op basis van hun tempo of behoefte aan ondersteuning, met aangepaste uitdagingen of extra hulp voor elke groep. |
| Evaluatie (in de les) | Het proces van het beoordelen of de leerlingen de lesdoelen hebben bereikt, vaak door middel van reflectie, feedback en het controleren van het werk. |
| Expressie (in de les) | Een afsluitende activiteit waarbij leerlingen hun beleving van de les kunnen uiten, wat bijdraagt aan de emotionele afronding en reflectie op het leerproces. |
| Lesontwerpvaardigheden | De competenties die een leraar nodig heeft om effectieve en doelgerichte lessen te kunnen plannen en ontwerpen, rekening houdend met didactische principes en de behoeften van leerlingen. |
| Ontwerpwijzer | Een gestructureerd instrument of handleiding die leraren helpt bij het systematisch ontwerpen en voorbereiden van lessen. |
| Mentor (klasmentor) | Een ervaren leraar of begeleider die studenten of beginnende leraren ondersteunt, adviseert en feedback geeft op hun lesvoorbereidingen en -uitvoering. |
| Doelgerichte titels | Korte, duidelijke titels die de kern van een lesmoment of leeractiviteit weergeven en het observeerbaar leerlingengedrag en de concrete leerinhoud communiceren. |
| Vierkolommenschema | Een format voor het uitschrijven van een lesontwerp, waarbij de les wordt opgedeeld in vier kolommen: timing, lesgang/leerinhoud, werkvormen/organisatie en leermiddelen/materiaal. |
| Werkvormen | De specifieke methoden en activiteiten die de leerkracht en leerlingen gebruiken om leerdoelen te bereiken, zoals klassikale instructie, groepswerk, individuele opdrachten, discussies, etc. |
| Groeperingsvorm | De manier waarop leerlingen georganiseerd zijn tijdens een lesactiviteit, bijvoorbeeld klassikaal, in duo’s, kleine groepjes, of individueel. |
| Klasmanagement | Het geheel van strategieën en technieken die een leerkracht gebruikt om een geordende, productieve en positieve leeromgeving te creëren en te handhaven in de klas. |