Cover
Empieza ahora gratis Verkenning kleuteronderwijs les 6.docx
Summary
# Universeel ontwerp voor leren (UDL)
Universeel Ontwerp voor Leren (UDL) richt zich op het creëren van leermogelijkheden die aangepast zijn aan de diverse behoeften van alle kinderen.
## 1. Universeel ontwerp voor leren (UDL)
Universeel ontwerp voor leren (UDL) is een benadering voor onderwijs die zich richt op het creëren van flexibele leeromgevingen die tegemoetkomen aan de behoeften van alle leerlingen. Het doel is om alle kinderen, ongeacht hun achtergrond of leerstijl, gelijke kansen te bieden om te leren en zich te ontwikkelen.
### 1.1 Principes van UDL
UDL is gebaseerd op de principes van Universal Design, die oorspronkelijk zijn ontwikkeld voor de fysieke omgeving, maar worden toegepast op het leerproces. De kern gedachte is dat door flexibele opties te bieden, de leeromgeving voor iedereen toegankelijker wordt. Dit houdt in dat er meerdere manieren worden aangeboden waarop leerlingen informatie kunnen ontvangen, hoe ze hun kennis kunnen demonstreren en hoe ze betrokken kunnen worden bij het leren.
### 1.2 Voorbeelden van UDL in de praktijk
In de praktijk kan UDL worden geïmplementeerd door middel van verschillende concrete toepassingen in de klas.
#### 1.2.1 Emotiemuur
Een emotiemuur is een visueel hulpmiddel dat leerlingen helpt bij het identificeren en uiten van hun emoties. Door middel van symbolen of kaartjes die verschillende emoties vertegenwoordigen, kunnen leerlingen aangeven hoe ze zich voelen. Dit bevordert de emotionele geletterdheid en kan leerkrachten helpen om beter in te spelen op de behoeften van individuele leerlingen.
> **Voorbeeld:** Een emotiemuur kan kaarten bevatten met afbeeldingen van een blij gezicht, een boos gezicht, een verdrietig gezicht, etc. Leerlingen kunnen hun naamkaartje verplaatsen naar het kaartje dat hun huidige emotie het beste weergeeft.
#### 1.2.2 Geluidsmuur
Een geluidsmuur kan worden ingezet om de akoestische omgeving in een klaslokaal te reguleren. Dit kan variëren van het bieden van rustige zones tot het implementeren van strategieën om geluidsoverlast te minimaliseren. Dit draagt bij aan een meer geconcentreerde leeromgeving, wat vooral gunstig is voor leerlingen die gevoelig zijn voor geluid.
#### 1.2.3 Flexibele leermaterialen en -activiteiten
UDL moedigt het gebruik van een verscheidenheid aan leermaterialen en -activiteiten aan. Dit kan betekenen dat informatie wordt aangeboden via tekst, beeld, geluid of interactieve media. Leerlingen kunnen vervolgens hun begrip tonen via geschreven opdrachten, mondelinge presentaties, projecten of andere creatieve uitingen.
### 1.3 UDL en differentiatie
UDL gaat verder dan traditionele differentiatie, die vaak gericht is op het aanpassen van het curriculum voor specifieke groepen leerlingen. UDL streeft naar een inclusieve aanpak waarbij de leeromgeving vanaf het begin zo is ontworpen dat deze flexibel is voor alle leerlingen. Dit betekent dat er proactief wordt nagedacht over mogelijke obstakels en dat er diverse opties worden geboden om deze te overwinnen.
### 1.4 Het belang van de leerkracht in UDL
De rol van de leerkracht is cruciaal in het succesvol implementeren van UDL. Leerkrachten moeten zich bewust zijn van de diverse leerbehoeften in hun klas en in staat zijn om flexibel te reageren op de individuele vragen en uitdagingen van leerlingen. Dit vereist voortdurende observatie, reflectie en de bereidheid om onderwijsstrategieën aan te passen.
---
# Reformpedagogische scholen en hun principes
Dit gedeelte biedt een overzicht van belangrijke reformpedagogen, hun kenmerkende onderwijsprincipes en klaspraktijken, waaronder Montessori, Steiner, Dalton, Freinet, Jenaplan en Leefscholen.
### 2.1 Montessori
Maria Montessori, een Italiaanse arts en kinderpsychiater, trok zich het lot aan van arme en verwaarloosde kinderen. Ze ontwikkelde een onderwijsmethode gebaseerd op het principe "Help mij het zelf doen".
#### 2.1.1 Principes van het Montessorionderwijs
* **Eigen activiteit van het kind**: Kinderen werken op hun eigen tempo en kiezen zelfstandig hun activiteiten.
* **Materiaal gericht op zintuiglijke oefening**: Het didactisch materiaal is ontworpen om de zintuigen van het kind te stimuleren en te oefenen.
* **Vrij kiezen van materialen**: Kinderen mogen zelf bepalen met welk materiaal ze werken, wat individueel of klassikaal kan gebeuren.
* **Respect voor het ontwikkelingsniveau**: De leraar erkent en respecteert het individuele ontwikkelingsniveau van elk kind.
#### 2.1.2 Kenmerken van de Montessoriklas en schoolstructuur
* **Gemengde klassen**: Geen jaarklassensysteem, maar groepen met kinderen van verschillende leeftijden (onderbouw, middenbouw, bovenbouw), wat zorgt voor peer-learning.
* **Leerplan i.p.v. lesrooster**: Er is geen vast lesrooster, maar een doorlopend leerplan.
* **Langdurige relatie met leerkracht**: Een leerling verblijft ongeveer drie jaar bij dezelfde leerkracht.
* **Geen klassikale examens**: De nadruk ligt op individuele vooruitgang en ontwikkeling.
* **Belang van "vrij werk"**: Vrij werk neemt een centrale plaats in en bevordert zelfstandigheid en eigen initiatief.
### 2.2 Steiner
Rudolf Steiner, een filosoof en wetenschapper, is de grondlegger van de antroposofie, die stelt dat kennis niet alleen via zintuiglijke waarneming, maar ook via bovenzinnelijke ervaringen wordt verkregen.
#### 2.2.1 Principes van het Steinersonderwijs
* **Vrijheid als belangrijk kenmerk**: Het onderwijs streeft naar het ontwikkelen van vrije en zelfbewuste individuen.
* **Harmonische ontwikkeling**: De focus ligt op de evenwichtige ontwikkeling van denken, voelen en willen.
* **Ontwikkelingsfases van 7 jaar**: Het onderwijs is ingedeeld in cycli van zeven jaar, waarbij elke fase specifieke aandachtspunten heeft:
* 0-7 jaar: Beweging, fantasie en nabootsing staan centraal.
* 8-14 jaar: De ontwikkeling van het innerlijke leven en de drang tot weten bij kinderen.
#### 2.2.2 Kenmerken van de Steinerklas en schoolstructuur
* **Eigen leerplan**: Er wordt gewerkt met een eigen leerplan.
* **Nauwelijks handelingen**: De leerstof ontstaat in de klas, in interactie met de leerlingen.
* **Periodiek werken**: Afgebakende periodes worden ingezet op een specifieke ontwikkeling om daarna weer losgelaten te worden.
* **Inleven in sprookjes, sagen en legenden**: Verhalen en mythen spelen een belangrijke rol in het leerproces.
* **Kunstzinnige en bewegingsactiviteiten**: Dans, muziek en andere kunstvormen zijn integraal onderdeel van het onderwijs.
### 2.3 Dalton
Helen Parkhurst, een Amerikaanse lerares, ontwikkelde het Daltononderwijs vanuit de gedachte om de efficiëntie van het onderwijs te verhogen door middel van individuele zelfstudie.
#### 2.3.1 Principes van het Daltononderwijs
* **Minimum lesgeven, maximaal zelfstudie**: De leerkracht geeft zo min mogelijk instructie, zodat leerlingen zoveel mogelijk zelfstandig kunnen leren.
* **Verhoging van de efficiëntie**: Zelfstudie leidt tot een efficiënter leerproces.
* **Sociale vorming en integratie**: Het Daltononderwijs draagt bij aan een betere sociale vorming en integratie in de gemeenschap.
* **Kenwaarden**: Samenwerken, zelfwerkzaamheid, vrijheid in gebondenheid, effectiviteit en reflectie zijn kernwaarden.
#### 2.3.2 Kenmerken van de Daltonklas
* **Takenbord, maandtaak, dagtaak**: Leerlingen werken met gestructureerde takenlijsten die hen helpen hun werk te organiseren.
### 2.4 Freinet
Célestin Freinet, een Franse onderwijzer na de Eerste Wereldoorlog, constateerde apathie en desinteresse bij kinderen in overvolle klassen. Hij ontdekte dat kinderen wel geboeid waren door hun eigen leefwereld.
#### 2.4.1 Principes van het Freinetonderwijs
* **Kind staat centraal**: Het onderwijs is gericht op de behoeften en interesses van het kind.
* **Ontdekkend, ervaringsgericht leren**: Leren gebeurt door middel van ontdekking en directe ervaring.
* **Zinvolle context**: Leren vindt plaats in een context die betekenisvol is en aansluit bij de leefwereld van het kind.
* **Werkelijkheid in de school brengen**: De school wordt een weerspiegeling van de buitenwereld.
* **Vrije expressie**: Bevordering van creativiteit en communicatievaardigheden.
* **Zelfbestuur**: Kinderen hebben inspraak, werken in hun eigen tempo en leren grondige structuren hanteren.
#### 2.4.2 Kenmerken van de Freinetklas
* **Vrije tekening en vrije teksten**: Ruimte voor creatieve uitingen.
* **Drukpers**: Kinderen kunnen hun teksten publiceren, wat de communicatiewaarde verhoogt.
* **Natuurlijk lezen en levend rekenen**: Leren lezen en rekenen sluit aan bij de natuurlijke behoeften en de leefwereld.
* **Kring of praatronde**: Belang van klassikale bespreking en dialoog.
* **Vrij onderzoek en projectweek**: Leerlingen onderzoeken zelfstandig onderwerpen.
* **Werkplannen en werk ateliers**: Gestructureerde werkperiodes en praktijkgerichte ateliers.
### 2.5 Jenaplan
Siegfried Jenaplan, een hoogleraar pedagogische wetenschappen, ontwikkelde een nieuw schoolmodel aan de universiteitsschool in Duitsland.
#### 2.5.1 Principes van het Jenaplanonderwijs
* **Persoonlijke ontwikkeling van kinderen**: De uniciteit van het kind en zijn eigenheid staan centraal.
* **School als vrije algemene volksschool**: Grote waarde wordt gehecht aan verschillen tussen kinderen als meerwaarde.
* **School als voortzetting van de opvoeding**: Nauwe samenwerking tussen ouders en school.
* **School als gemeenschap**: Leren samenleven en sociaal gedrag ontwikkelen.
#### 2.5.2 Kenmerken van de Jenaplanklas
* **Stamgroep**: Geen jaarklassen, maar stamgroepen van ongeveer twee jaar, wat de sociale verhoudingen doorbreekt.
* **School als huis voor kinderen**: Groepslokalen worden ingericht als een huiskamer, wat een leer- en leefomgeving creëert.
* **Ruimte en vrijheid met groepsregels**: Er is ruimte voor individuele vrijheid, maar ook voor groepsregels en groepsleven.
* **Weekplan**: Het weekplan is opgebouwd rond vier basisactiviteiten: gesprek, spel, werk en viering.
* **Zelfstandig spelen en leren**: Kinderen nemen initiatief in hun leerproces.
* **Wereldoriëntatie**: Centrale plaats voor wereldoriëntatie, gebaseerd op ervaren, ontdekken en onderzoeken.
### 2.6 Leefscholen
Luc Stevens, een Belgische pedagoog, richtte vanuit ongenoegen over bestaande onderwijsvormen de Leefschool op in De buurt (Gent), met de visie van een school "om in te leven".
#### 2.6.1 Principes van het Leefschoolonderwijs
* **Ontwikkelingspsychologische visie**: Gebaseerd op de fasen van de ontwikkelingspsychologie, onder meer geïnspireerd door Freud en Vygotsky. De fasen zijn:
1. Veiligheid en geborgenheid
2. Het wij-gevoel
3. Kiezen en grijpen
4. Ordenen en begrijpen
5. Ingrijpen en initiatief nemen
* **Ervaringsgericht onderwijs**: Leren door te doen en te ervaren.
#### 2.6.2 Kenmerken van de Leefschoolklas
* **Veiligheid en geborgenheid**: Aandacht voor positieve relaties en een veilige omgeving.
* **Kiezen en grijpen**: De wereld rondom het kind wordt verkend door middel van projecten, waarbij het leren vertrekt vanuit de beleving van het kind.
* **Ordenen en begrijpen**: Leren door te ervaren en ervaringen te verwerken.
* **Ingrijpen en initiatief nemen**: Bevordering van zelfsturing, reflectie en zelfkennis.
### 2.7 Ervaringsgericht onderwijs
Jan Van Gils, hoogleraar aan de KU Leuven en hoofd van het centrum voor ervaringsgericht onderwijs (cego), benadrukt de rol van de leerkracht in het focussen op wat er in de kinderen omgaat.
#### 2.7.1 Principes van het ervaringsgericht onderwijs
* **Focus op het kind**: De leerkracht richt zich op de innerlijke belevingswereld van de kinderen.
* **Betrokkenheid en welbevinden**: Deze zijn essentieel voor een effectief leerproces.
* **Krachtige leeromgeving**: Opzetten van een leeromgeving die uitgaat van welbevinden en betrokkenheid.
* **Positief klasklimaat**: Bevordering van een goede sfeer in de klas.
* **Voortbouwen op mogelijkheden**: Ontwikkeling stimuleren door aan te sluiten bij de talenten van het kind.
* **Werkelijkheidsnabijheid**: Onderwijs dat aansluit bij de leefwereld.
* **Activiteit, expressie, samen leren en leerlingeninitiatief**: Dit zijn kerncomponenten van het ervaringsgericht onderwijs.
#### 2.7.2 Kenmerken van de praktijk in ervaringsgericht onderwijs
Er wordt gewerkt met zeven betrokkenheidfactoren en de nadruk ligt op het creëren van een positief klasklimaat, voortbouwen op mogelijkheden, de nabijheid van de werkelijkheid, activiteit, expressie, samen leren en leerlingeninitiatief.
### 2.8 Basisontwikkeling of ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO)
Peter van der Kroon, een Nederlandse onderwijskundige, heeft een belangrijke rol gespeeld in de vernieuwing van het kleuter- en basisonderwijs in Nederland, met name in de toepassing van ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO).
#### 2.8.1 Principes van OGO
* **Betekenisvolle (levensechte) activiteiten**: Leren gebeurt door deel te nemen aan activiteiten die relevant en realistisch zijn.
* **Bemiddelende rol van de leerkracht**: De leerkracht fungeert als bemiddelaar, met name binnen de "zone van de naaste ontwikkeling" (Vygotsky).
* **Brede ontwikkeling**: De focus ligt op de algehele ontwikkeling van het kind.
#### 2.8.2 Kenmerken van de praktijk in OGO
* **Thematiseren**: Het onderwijs is vaak thematisch georganiseerd, bijvoorbeeld rond thema's als vakantie of de kinderboerderij.
* **Kernactiviteiten**: Diverse activiteiten zoals manipulerend spel, rollenspel, constructiespel, beeldende activiteiten, lees- en schrijfactiviteiten, en reken- en wiskundeactiviteiten.
* **Eerste onderzoeksactiviteit**: Dit kan een startpunt zijn voor verdere ontdekkingen.
---
# Ervaringsgericht en ontwikkelingsgericht onderwijs
Dit onderwerp verkent de principes en praktijken van ervaringsgericht onderwijs, met een focus op betrokkenheid en welbevinden, en ontwikkelingsgericht onderwijs, dat levensechte activiteiten centraal stelt.
### 3.1 Ervaringsgericht onderwijs
Ervaringsgericht onderwijs, zoals gepropageerd door een hoogleraar aan de KU Leuven, richt zich primair op wat er in de kinderen omgaat. Het hanteert het zogenaamde 'tempelschema' en legt de nadruk op betrokkenheid en welbevinden als sleutelfactoren voor een krachtige leeromgeving.
#### 3.1.1 Principes van ervaringsgericht onderwijs
De kernprincipes van ervaringsgericht onderwijs omvatten:
* **Betrokkenheid en welbevinden**: Deze vormen de basis voor een positief klasklimaat en een effectieve leeromgeving.
* **Voortbouwen op mogelijkheden**: Onderwijs sluit aan bij de bestaande capaciteiten en interesses van de kinderen.
* **Werkelijkheidsnabijheid**: Leeractiviteiten zijn relevant en verbonden met de leefwereld van de kinderen.
* **Activiteit**: Leren gebeurt door actief deel te nemen.
* **Expressie**: Kinderen krijgen ruimte voor creatieve uitingen.
* **Samen leren**: Samenwerking en sociale interactie zijn integraal onderdeel van het leerproces.
* **Leerlingeninitiatief**: Kinderen krijgen de ruimte om zelf initiatief te nemen in hun leerproces.
#### 3.1.2 Klaspraktijk in ervaringsgericht onderwijs
De zeven betrokkenheidsfactoren uit het 'tempelschema' vormen de leidraad voor de klaspraktijk. Vanuit een sterk gevoel van welbevinden en betrokkenheid wordt een krachtige leeromgeving gecreëerd die gebaseerd is op de principes van voortbouwen op mogelijkheden, werkelijkheidsnabijheid, activiteit, expressie, samen leren en leerlingeninitiatief.
### 3.2 Ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO)
Ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO) is een benadering die is ontwikkeld door een Nederlandse onderwijskundige, die een belangrijke rol speelde in de vernieuwing van het kleuter- en basisonderwijs in Nederland. OGO ijvert voor een spelgeoriënteerde werkmethode en plaatst betekenisvolle, levensechte activiteiten centraal.
#### 3.2.1 Principes van ontwikkelingsgericht onderwijs
De belangrijkste principes van OGO zijn:
* **Betekenisvolle (levensechte) activiteiten**: Leren is het meest effectief wanneer het aansluit bij de belevingswereld en de concrete ervaringen van het kind.
* **Bemiddelende rol van de leerkracht**: De leerkracht fungeert als bemiddelaar, onder andere binnen de 'zone van de naaste ontwikkeling' (Vygotsky's concept). Dit houdt in dat de leerkracht kinderen ondersteunt bij taken die net buiten hun huidige kunnen liggen, maar met hulp wel uitvoerbaar zijn.
* **Brede ontwikkeling**: OGO streeft naar een holistische ontwikkeling van het kind, waarbij alle aspecten van de ontwikkeling worden gestimuleerd.
#### 3.2.2 Klaspraktijk in ontwikkelingsgericht onderwijs
De klaspraktijk binnen OGO is opgebouwd rond verschillende bouwstenen, met een sterke nadruk op thematisering. Enkele kernactiviteiten die binnen OGO worden ondernomen zijn:
* **Thematiseren**: Onderwijs wordt gestructureerd rond betekenisvolle thema's die de leefwereld van kinderen raken, zoals "wij gaan op vakantie" of "wij spelen in de kinderboerderij".
* **Kernactiviteiten**:
* Manipulerend spel en rollenspel
* Constructiespel en beeldende activiteiten
* Lees- en schrijfactiviteiten
* Reken- en wiskundeactiviteiten
* Eerste onderzoeksactiviteiten
> **Tip:** Het begrip 'zone van de naaste ontwikkeling' is cruciaal voor het begrijpen van de bemiddelende rol van de leerkracht in OGO. De leerkracht helpt kinderen om net dat stapje extra te zetten door gerichte ondersteuning en uitdaging.
>
> **Voorbeeld:** Een leerkracht die bij een kind dat moeite heeft met het sorteren van objecten op kleur, eerst vraagt: "Wat is hier hetzelfde?" en vervolgens: "Kun je nu alle rode blokken bij elkaar leggen?", werkt binnen de zone van de naaste ontwikkeling.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Universeel Ontwerp voor Leren (UDL) | Een onderwijsfilosofie die zich richt op het creëren van flexibele leeromgevingen die tegemoetkomen aan de diverse behoeften van alle leerlingen, door meerdere manieren van representatie, actie, expressie en participatie aan te bieden. |
| Reformpedagogiek | Een verzamelnaam voor diverse onderwijsbewegingen die in de late 19e en vroege 20e eeuw ontstonden als reactie op traditionele onderwijsmethoden, met de nadruk op kindgerichte, ervaringsgerichte en holistische ontwikkeling. |
| Montessori-onderwijs | Een onderwijsmethode ontwikkeld door Maria Montessori, die de nadruk legt op de zelfstandige activiteit van het kind, het gebruik van speciaal ontworpen leermateriaal gericht op zintuiglijke oefening en keuzevrijheid in activiteiten. |
| Antroposofie | Een spirituele filosofie ontwikkeld door Rudolf Steiner, die uitgaat van het idee dat de mens niet alleen via zintuiglijke waarneming kennis verwerft, maar ook via bovenzinnelijke ervaring, en die een holistische benadering van menselijke ontwikkeling voorstaat. |
| Steiner-onderwijs | Een onderwijsvorm gebaseerd op de antroposofie van Rudolf Steiner, gericht op de harmonische ontwikkeling van denken, voelen en willen, met een curriculum dat is ingedeeld in cycli van zeven jaar en veel nadruk legt op kunstzinnige en bewegingsactiviteiten. |
| Daltononderwijs | Een onderwijsmethode ontwikkeld door Helen Parkhurst, gebaseerd op de principes van individuele studie, samenwerking en vrijheid in gebondenheid, met als doel de efficiëntie van scholen te verhogen en een betere sociale vorming te bevorderen. |
| Freinetonderwijs | Een onderwijsmethode ontwikkeld door Célestin Freinet, die de nadruk legt op ervaringsgericht leren, het betrekken van de leefwereld van het kind, vrije expressie en zelfbestuur, met onder andere het gebruik van een drukpers in de klas. |
| Jenaplanonderwijs | Een onderwijsmodel ontwikkeld door Peter Petersen, dat de nadruk legt op de persoonlijke ontwikkeling van het kind, school als een gemeenschap waar sociaal geleerd wordt, en een curriculum dat is gebaseerd op vier basisactiviteiten: gesprek, spel, werk en viering. |
| Leefscholen | Een alternatieve onderwijsvorm, geïnspireerd door de ontwikkelingspsychologie van Freud en Vygotsky, die zich richt op het creëren van een omgeving waarin kinderen zich veilig en geborgen voelen, een wij-gevoel ontwikkelen en leren door te kiezen, te grijpen, te ordenen en initiatief te nemen. |
| Ervaringsgericht onderwijs | Een onderwijsaanpak waarbij de leerkracht zich richt op wat er in de kinderen omgaat, met een focus op betrokkenheid, welbevinden en het creëren van een krachtige leeromgeving die voortbouwt op de mogelijkheden van de leerlingen en werkzaamheid en expressie stimuleert. |
| Ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO) | Een onderwijsmethodiek die betekenisvolle, levensechte activiteiten centraal stelt en de nadruk legt op de brede ontwikkeling van het kind, waarbij de leerkracht een bemiddelende rol speelt in de zone van de naaste ontwikkeling (ZND). |
| Zone van de naaste ontwikkeling (ZND) | Een concept van Lev Vygotsky dat verwijst naar het verschil tussen wat een leerling zelfstandig kan en wat hij of zij kan bereiken met hulp van een meer competente ander (zoals een leerkracht of medeleerling). |