Cover
Empieza ahora gratis 25-26 Verkenning kleuteronderwijs - les 6-7(1).pdf
Summary
# Introductie tot kleuteronderwijs en reflectiepraktijken
Dit gedeelte introduceert de verkenning van kleuteronderwijs en de feedback op een praktijkdag, met reflectievragen gericht op het hoofddoel, het dagverloop, de rol van de leerkracht en de klasinrichting [3](#page=3).
### 1.1 Praktijkreflectie na een observatiedag
De feedback op een praktijkdag in het kleuteronderwijs omvat een reeks reflectievragen die gericht zijn op de koppeling tussen het hoofddoel van het kleuteronderwijs en de daadwerkelijke praktijk. Deze reflectie helpt studenten om hun observaties te analyseren en te evalueren hoe de leeromgeving de ontwikkeling van kleuters ondersteunt [3](#page=3).
#### 1.1.1 Kernvragen voor praktijkreflectie
De kernvragen die centraal staan bij de reflectie op de praktijkdag omvatten:
* **Hoofddoel van kleuteronderwijs:** In hoeverre konden de waargenomen praktijken gekoppeld worden aan het hoofddoel van het kleuteronderwijs [3](#page=3)?
* **Dagverloop:** Hoe speelde het dagverloop in op de kenmerken en de eigenheid van een kleuter? Dit omvat het analyseren van de structuur, flexibiliteit en afstemming op de behoeften van jonge kinderen [3](#page=3).
* **Rol van de kleuterleerkracht:** Hoe bepalend was de rol van de kleuterleerkracht in de geschetste situatie? Hierbij wordt gekeken naar de interacties, begeleiding en sturing door de leerkracht [3](#page=3).
* **Klasinrichting:** Hoe uitnodigend was de klasinrichting voor de kleuters? Dit aspect focust op de fysieke omgeving, materialen en hoe deze bijdragen aan een stimulerende leerervaring [3](#page=3).
### 1.2 Focus op de klasruimte en materialen
Een specifiek aandachtspunt tijdens de praktijkreflectie is de klasruimte en de daarin aanwezige materialen. Dit omvat de vraag of er voorbeelden van Universeel Ontwerp voor Leren (UDL) werden waargenomen en hoe UDL herkend en toegepast kan worden in de kleuterklas [4](#page=4).
> **Tip:** Bij het evalueren van de klasinrichting is het nuttig om na te denken over de mate waarin de omgeving verschillende leerstijlen en behoeften van kinderen ondersteunt, wat een kernprincipe is van UDL.
#### 1.2.1 Universeel Ontwerp voor Leren (UDL) in de kleuterklas
Universeel Ontwerp voor Leren (UDL) is een benadering die streeft naar het creëren van leeromgevingen en lesmaterialen die toegankelijk zijn voor alle leerlingen, ongeacht hun achtergrond, vaardigheden of leerstijl. In de context van het kleuteronderwijs kan UDL zich manifesteren door [4](#page=4):
* **Meerdere manieren van representatie:** Informatie op verschillende manieren aanbieden, bijvoorbeeld visueel, auditief en tactiel [4](#page=4).
* **Meerdere manieren van actie en expressie:** Leerlingen de mogelijkheid geven om hun kennis en begrip op diverse manieren te tonen, zoals door te tekenen, te praten, te bouwen of te spelen [4](#page=4).
* **Meerdere manieren van betrokkenheid:** De motivatie en interesse van leerlingen prikkelen door keuzemogelijkheden te bieden en aansluiting te zoeken bij hun leefwereld [4](#page=4).
Het herkennen en toepassen van UDL-principes kan leiden tot een meer inclusieve en effectieve leeromgeving voor alle kleuters [4](#page=4).
---
# Historische onderwijsvernieuwers en hun visies
Dit deel biedt een overzicht van vooraanstaande onderwijsvernieuwers en hun kernvisies, inclusief praktische klaspraktijken die hun principes illustreren.
## 2. Historische onderwijsvernieuwers en hun visies
Dit hoofdstuk verkent de fundamenten en praktijken van verschillende invloedrijke onderwijsvernieuwers en hun stromingen, met de focus op hoe hun visies zich vertalen naar de klaspraktijk.
### 2.1 Maria Montessori
Maria Montessori, een Italiaanse arts en kinderpsychiater, transformeerde het onderwijs door haar focus op de zelfstandige activiteit van het kind en de ontwikkeling van zintuiglijk materiaal [9](#page=9).
#### 2.1.1 Visie van Maria Montessori
Montessori's visie is geworteld in het principe van zelfopvoeding, waarbij het kind centraal staat en een natuurlijke drang tot zelfontplooiing bezit. Ze benadrukte het belang van het herkennen en inspelen op de ontwikkelingsbehoeften van een kind via 'gevoelige' periodes door de juiste omgeving en materialen aan te bieden. Alle zintuigen moeten hierbij aangesproken worden [14](#page=14).
* **Zelfdiscipline**: Dit houdt in dat kinderen vrij mogen doen wat ze willen, mits het goed is [15](#page=15).
* **Omgeving**: De leeromgeving dient harmonieus, rustgevend, huiselijk, toegankelijk, realiteitsgericht, en interactief te zijn, met een gevoel voor natuur en schoonheid. Er is een duidelijke structuur en orde, maar ook vrijheid van keuze [15](#page=15).
#### 2.1.2 Klaspraktijk volgens Montessori
De klaspraktijk binnen het Montessorionderwijs kenmerkt zich door:
* **Gemengde leeftijdsgroepen**: Leerlingen van verschillende leeftijden worden samengevoegd in klassen, onderverdeeld in onderbouw, middenbouw en bovenbouw [16](#page=16).
* **Continuïteit in begeleiding**: Een leerling verblijft ongeveer drie jaar bij dezelfde leerkracht [16](#page=16).
* **Gestructureerd curriculum**: Hoewel er ruimte is voor vrij werk, is er een goed bestudeerd leer- en lesplan [16](#page=16).
* **Materiaalgebruik**: Er wordt veel gebruik gemaakt van specifiek ontwikkeld materiaal [16](#page=16).
* **Vrij werk**: Een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor 'vrij werk' [16](#page=16).
### 2.2 Rudolf Steiner
Rudolf Steiner, een filosoof en wetenschapper, is de grondlegger van de antroposofie. Zijn onderwijsvisie, die de mens niet alleen via zintuiglijke waarneming maar ook via bovenzinnelijke ervaringen kennis laat vergaren, is gebaseerd op cycli van zeven jaar [18](#page=18).
#### 2.2.1 Visie van Rudolf Steiner
De kern van Steiners visie is vrijheid, met als doel de ontwikkeling van vrije en zelfbewuste personen. Hij streeft naar een harmonische ontwikkeling van denken, voelen en willen. De ontwikkelingsfasen worden opgedeeld in cycli van zeven jaar [19](#page=19):
* **0-7 jaar**: Nadruk op beweging, fantasie en nabootsing [19](#page=19).
* **8-14 jaar**: Ontwikkeling van het innerlijke, waarbij kinderen veel willen weten en leren via gevoelens en belevingen, met veel aandacht voor kunstzinnige vorming [19](#page=19).
* **15-21 jaar**: De intellectuele krachten komen op de voorgrond [19](#page=19).
#### 2.2.2 Klaspraktijk volgens Steiner
De klaspraktijk in het Steineronderwijs omvat:
* **Continuïteit in de klasgroep**: Dezelfde groep leerlingen blijft gedurende de lagere school samen, begeleid door dezelfde leerkracht [21](#page=21).
* **Sfeer en inrichting**: De klas is warm, huiselijk ingericht, met veel natuurlijke materialen en groen op school [21](#page=21).
* **Eigen leerplan en periodes**: Er wordt gewerkt met een eigen leerplan, waarbij leerstof vaak in de klas ontstaat met de leerlingen. Periodeonderwijs richt zich op specifieke ontwikkelingen binnen afgebakende tijdsperiodes [23](#page=23).
* **Zingeving en beleving**: Leerlingen worden ondergedompeld in sprookjes, sagen, legenden, mythen en religieuze verhalen om een gevoel voor de geestelijke wereld te ontwikkelen [23](#page=23).
* **Kunstzinnige expressie**: Euritmie (bewegingskunst) en diverse kunstvormen zoals muziek, drama, dans, toneel en ambachten staan centraal [23](#page=23).
### 2.3 Daltononderwijs
Helen Parkhurst, een Amerikaanse lerares, ontwikkelde het Daltononderwijs met als uitgangspunt om zo min mogelijk les te geven en de zelfstudie van de leerling maximaal te benutten [24](#page=24).
#### 2.3.1 Visie van Helen Parkhurst
De einddoelstellingen van het Daltononderwijs zijn gericht op het verhogen van de efficiëntie van de school door middel van individuele, vrije zelfstudie. Daarnaast wordt gestreefd naar een betere sociale vorming en integratie in de gemeenschap. Het kind moet zonder vrees als een zelfstandige leerling die initiatief durft te nemen worden gevormd [26](#page=26).
#### 2.3.2 Klaspraktijk volgens Dalton
De klaspraktijk binnen het Daltononderwijs kenmerkt zich door:
* **Taken en controlekaarten**: Er wordt gewerkt met verschillende soorten taken (jaartaak, maandtaak, weektaak, dagtaak), die gemonitord worden met controlekaarten [27](#page=27).
### 2.4 Freinetonderwijs
Célestin Freinet, een Franse onderwijzer, reageerde na WOI op overvolle klassen en desinteresse bij kinderen door de leefwereld van de kinderen centraal te stellen. Hij zag dat kinderen geboeid waren door hun directe omgeving en bracht de 'werkelijkheid' de klas binnen (#page=28, 30). De introductie van een drukpers in de klas gaf spontane teksten een communicatieve waarde [28](#page=28) [29](#page=29) [30](#page=30).
#### 2.4.1 Visie van Célestin Freinet
De visie van Freinet plaatst het kind centraal en benadrukt ontdekkend, ervaringsgericht leren, ook wel 'werken' genoemd. Leren vindt plaats in een zinvolle, niet-wereldvreemde context. Vrije expressie bevordert een creatieve basishouding en communicatie. Het principe van zelfbestuur, waarbij kinderen eigen inbreng hebben en op eigen tempo werken binnen een grondige structuur, is essentieel. Het Freinetonderwijs is een gemeenschapsschool [30](#page=30).
#### 2.4.2 Klaspraktijk volgens Freinet
De Freinettechnieken omvatten:
* **Diverse werkvormen**: Vrije tekening of tekst, drukpers, natuurlijk lezen, levend rekenen, kring- of praatronde, vrij onderzoek, projectwerk, en werkateliers [32](#page=32).
* **Natuurlijk lezen**: Leren lezen en schrijven vanuit de leefwereld en natuurlijke interesse, zoals het ontdekken van de levensloop van een kikker door het opzoeken van namen en het leggen van letters. Freinet benadrukte dat werk moet inspireren en niet louter mechanisch mag zijn [33](#page=33).
### 2.5 Jenaplanonderwijs
Peter Petersen, hoogleraar in Jena, ontwikkelde een nieuw schoolmodel aan de universiteitsschool, gericht op de persoonlijke en identiteitsontwikkeling van het kind (#page=34, 36) [34](#page=34) [36](#page=36).
#### 2.5.1 Visie van Peter Petersen
Petersens visie stelt dat de school vooral bijdraagt aan de persoonlijke ontwikkeling en de eigenheid van het kind centraal staat. De school wordt gezien als een vrije algemene volksschool waar verschillen tussen kinderen als een meerwaarde worden beschouwd. Het is een gemeenschapsschool waar sociaal geleerd wordt en de school een voortzetting is van de opvoeding, met intense samenwerking tussen ouders en school. De school is een 'huis voor kinderen', waarbij de ruimte een vormende waarde heeft [36](#page=36) [37](#page=37).
#### 2.5.2 Klaspraktijk volgens Jenaplan
De klaspraktijk in het Jenaplanonderwijs kenmerkt zich door:
* **Stamgroepen**: In plaats van jaarklassen worden stamgroepen gehanteerd, wat de sociale verhoudingen doorbreekt en het zittenblijven tegengaat [37](#page=37).
* **School als leefomgeving**: De schoolruimte, ingericht als een eenvoudige huiskamer of 'schoolwoonkamer', creëert een leer- en leefomgeving met een 'sense of place' [37](#page=37).
* **Vrijheid en groepswet**: Er is ruime vrijheid, maar ook een groepswet die het schoolgroepsleven reguleert [37](#page=37).
* **Weekplan en basisactiviteiten**: Een weekplan structureert de vier basisactiviteiten: gesprek, spel, werk en viering [37](#page=37).
* **Zelfstandig en begeleid leren**: Zelfstandig spelen en leren wordt afgewisseld met gestuurd en begeleid leren, gericht op niveauverhoging. Het initiatief van de kinderen speelt hierbij een belangrijke rol [39](#page=39).
* **Wereldoriëntatie**: Wereldoriëntatie staat centraal, gebaseerd op ervaren, ontdekken en onderzoeken [39](#page=39).
### 2.6 Leefscholen
Carl Medaer richtte vanuit ongenoegen met bestaande onderwijsvormen de alternatieve school 'De Buurt' op en definieerde een leefschool als een school 'om in te leven' [43](#page=43).
#### 2.6.1 Visie van Carl Medaer
De leefschool is gebaseerd op een ontwikkelingspsychologische visie van Freud en Vossen, met vijf fasen die een cyclisch proces vormen van verwondering, zelf-ervaren, reflectie en initiatiefname tot verandering. De fasen zijn [44](#page=44):
1. **Veiligheid en geborgenheid**: Zich thuis voelen [44](#page=44).
2. **Het 'wij'-gevoel**: Aandacht voor positieve relaties en een positief zelfbeeld [44](#page=44).
3. **Kiezen en grijpen**: De wereld verkennen en deze in de klas brengen [44](#page=44).
4. **Ordenen en begrijpen**: Leren door ervaren [44](#page=44).
5. **Ingrijpen en initiatief nemen**: Zelfsturing en reflectie, waarbij het kind zichzelf evalueert [44](#page=44).
#### 2.6.2 Klaspraktijk volgens Leefscholen
De klaspraktijk in leefscholen is thematisch ingericht volgens de vijf fasen:
* **Fase 1 (Veiligheid en geborgenheid)**: Een gezellige inrichting om te leren en te leven, met leefgroepen [46](#page=46).
* **Fase 2 (Het wij-gevoel)**: Aandacht voor positieve relaties en een positief zelfbeeld binnen leefgroepen [47](#page=47).
* **Fase 3 (Kiezen en grijpen)**: Het verkennen van de wereld rondom ons, met projecten waarbij leren vertrekt vanuit de beleving van het kind [48](#page=48).
* **Fase 4 (Ordenen en begrijpen)**: Ervaringsgericht leren door 'het zelf te doen' [49](#page=49).
* **Fase 5 (Ingrijpen en initiatief nemen)**: Zelfsturing, reflectie en zelfevaluatie door het kind [50](#page=50).
### 2.7 Ervaringsgericht onderwijs (Ferre Laevers)
Ferre Laevers, hoogleraar aan de KU Leuven en hoofd van het Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs (CEGO), benadrukt dat betrokkenheid en welbevinden van het kind essentiële voorwaarden zijn voor effectieve begeleiding en het opzetten van een krachtige leeromgeving (#page=51, 52, 54, 55) [51](#page=51) [52](#page=52) [54](#page=54) [55](#page=55).
#### 2.7.1 Visie van Ferre Laevers
De visie van Laevers richt zich op wat er in de kinderen omgaat en is gestructureerd rond het 'tempelschema'. Het centrale principe is dat welbevinden en betrokkenheid de basis vormen voor leren. Er zijn zeven betrokkenheidsverhogende factoren: een positief klasklimaat, voortbouwen op mogelijkheden, werkelijkheidsnabijheid, activiteit, expressie, samen leren, en leerlingeninitiatief [52](#page=52) [54](#page=54) [55](#page=55).
#### 2.7.2 Klaspraktijk volgens Ervaringsgericht Onderwijs
De klaspraktijk binnen ervaringsgericht onderwijs maakt gebruik van zeven basiswerkvormen:
1. De kring [57](#page=57).
2. Het forum [57](#page=57).
3. Hoekenwerk [57](#page=57).
4. Contractwerk [57](#page=57).
5. Projectwerk [57](#page=57).
6. Ateliers [57](#page=57).
7. Vrije activiteit [57](#page=57).
### 2.8 Ontwikkelingsgericht onderwijs (Frea Jannsen-Vos)
Frea Jannsen-Vos, een Nederlandse onderwijskundige, speelde een belangrijke rol in de vernieuwing van het kleuter- en basisonderwijs in Nederland, met name door de toepassing van ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO), een spelgeoriënteerde werkmethode [58](#page=58).
#### 2.8.1 Visie van Frea Jannsen-Vos
De visie van Jannsen-Vos is gebaseerd op de 'zone van de naaste ontwikkeling'. Kenmerkend is het aanbieden van betekenisvolle, levensechte activiteiten. De leerkracht fungeert als bemiddelaar binnen de zone van de naaste ontwikkeling, met als doel een brede ontwikkeling van het kind [59](#page=59) [61](#page=61).
#### 2.8.2 Klaspraktijk volgens Ontwikkelingsgericht Onderwijs
De bouwstenen voor een ontwikkelingsgericht aanbod omvatten:
* **Thematiseren**: Activiteiten worden georganiseerd rondom thema's, zoals 'Wij gaan op vakantie' of 'Wij spelen in de kinderboerderij' [62](#page=62).
* **Kernactiviteiten**: Manipulerend spel en rollenspel, constructiespel en beeldende activiteiten, lees- en schrijfactiviteiten, reken-wiskundeactiviteiten, en de eerste onderzoeksactiviteiten [62](#page=62).
---
# Universeel Ontwerp voor Leren (UDL) in de kleuterklas
Dit onderdeel richt zich op de praktische toepassing en herkenning van Universeel Ontwerp voor Leren (UDL) binnen de context van de kleuterklas, met specifieke aandacht voor de inrichting van de klasruimte en de gebruikte materialen [4](#page=4).
### 3.1 UDL herkennen en toepassen in de kleuterklas
Universeel Ontwerp voor Leren (UDL) is een raamwerk dat gericht is op het creëren van flexibele leeromgevingen die voldoen aan de behoeften van alle leerlingen. In de kleuterklas betekent dit het proactief ontwerpen van onderwijsactiviteiten en -ruimtes om barrières voor leren te minimaliseren en kansen voor alle kinderen te maximaliseren. Het herkennen van UDL-principes in de klaspraktijk en het actief toepassen ervan is essentieel voor een inclusieve en effectieve leeromgeving [4](#page=4).
#### 3.1.1 De klasruimte als UDL-omgeving
De fysieke inrichting van de klasruimte speelt een cruciale rol in het toepassen van UDL. Een UDL-vriendelijke klasruimte is flexibel en biedt verschillende opties voor leerlingen om te leren, te communiceren en deel te nemen [4](#page=4).
* **Flexibele indeling:** De ruimte kan zo worden ingericht dat er verschillende werkhoeken zijn, elk met een specifiek doel en aangepast aan diverse leerstijlen en behoeften. Denk aan rustige hoeken voor geconcentreerd werk, samenwerkingsplekken voor groepsprojecten, en bewegingsruimte [4](#page=4).
* **Toegankelijkheid:** Materialen en leermiddelen moeten gemakkelijk bereikbaar zijn voor alle kinderen, ongeacht hun fysieke mogelijkheden. Dit kan betekenen dat materialen op verschillende hoogtes worden geplaatst of dat er aangepaste hulpmiddelen beschikbaar zijn [4](#page=4).
* **Visuele ondersteuning:** Het gebruik van visuele schema's, pictogrammen en labels kan kinderen helpen bij het begrijpen van de structuur van de klas, de activiteiten en de verwachtingen [4](#page=4).
> **Tip:** Observeer hoe kinderen de klasruimte gebruiken en pas de inrichting aan op basis van hun interacties en behoeften om de UDL-principes verder te versterken [4](#page=4).
#### 3.1.2 Materialen en leermiddelen binnen UDL
De keuze en presentatie van materialen zijn eveneens belangrijk voor het realiseren van UDL in de kleuterklas. Het aanbieden van variatie in materialen stimuleert verschillende manieren van interactie en begrip [4](#page=4).
* **Diversiteit in materialen:** Bied materialen aan in verschillende vormen en formaten, zoals tastbare objecten, visuele materialen, en auditieve bronnen. Dit ondersteunt kinderen met verschillende sensorische voorkeuren en leerprofielen [4](#page=4).
* **Aanpasbaarheid van materialen:** Materialen moeten indien mogelijk aangepast kunnen worden aan individuele behoeften. Denk aan het gebruik van grote lettertypen, tactiele elementen, of digitale hulpmiddelen [4](#page=4).
* **Keuzevrijheid:** Geef kinderen de mogelijkheid om uit verschillende materialen te kiezen die hen helpen bij het voltooien van een taak of het verkennen van een concept. Dit bevordert autonomie en betrokkenheid [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Voor een activiteit waarbij kinderen getallen leren herkennen, kunnen zowel telblokjes, kaarten met cijfers, als een digitaal spel worden aangeboden, zodat elk kind de manier kan kiezen die het beste bij hem of haar past [4](#page=4).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kleuteronderwijs | Een onderwijsvorm gericht op kinderen in de leeftijd van ongeveer 2,5 tot 6 jaar, met als doel de algehele ontwikkeling te stimuleren middels spel en gestructureerde activiteiten. |
| Praktijkreflectie | Het proces waarbij men nadenkt over en analyseert wat er gebeurd is tijdens een praktische ervaring, met als doel inzichten te verwerven en de eigen handelingen te verbeteren. |
| Klasinrichting | De manier waarop een klaslokaal is ingericht en georganiseerd, inclusief de plaatsing van meubilair, materialen en leeromgevingen, om het leren en welzijn van leerlingen te ondersteunen. |
| Universeel Ontwerp voor Leren (UDL) | Een onderwijsfilosofie die streeft naar het creëren van flexibele leeromgevingen die voldoen aan de behoeften van alle leerlingen, door het bieden van meervoudige middelen voor informatieopname, expressie en participatie. |
| Onderwijsvisie | Het geheel van overtuigingen, principes en doelen die de basis vormen voor de manier waarop onderwijs wordt gegeven en de leeromgeving wordt vormgegeven. |
| Onderwijsvernieuwer | Een persoon die belangrijke bijdragen heeft geleverd aan de ontwikkeling en vernieuwing van onderwijsconcepten en -methoden door de geschiedenis heen. |
| Montessori | Een onderwijsfilosofie ontwikkeld door Maria Montessori, gericht op de zelfstandige activiteit van het kind, het gebruik van speciaal zintuiglijk materiaal en een kindgerichte leeromgeving. |
| Casa dei Bambini | De eerste school opgericht door Maria Montessori in Rome in 1907, waar haar pedagogische principes werden toegepast en waar kinderen met een mentale beperking werden ondersteund. |
| Vrije activiteit | Een onderwijsaanpak waarbij leerlingen de vrijheid hebben om zelf te kiezen wat, wanneer en hoe ze willen leren, wat zelfstandigheid en intrinsieke motivatie bevordert. |
| Zelfdiscipline | Het vermogen van een individu om zichzelf te reguleren, doelen te stellen en te bereiken, en zich te houden aan regels en afspraken, vaak vanuit een interne motivatie. |
| Antroposofie | Een spirituele filosofie ontwikkeld door Rudolf Steiner, die de mens ziet als een complex wezen met fysieke, zielige en geestelijke aspecten, en die streeft naar een holistische ontwikkeling. |
| Euritmie | Een bewegingskunst ontwikkeld binnen de antroposofie, die klanken en taal omzet in beweging, met als doel de expressie en harmonische ontwikkeling van de mens te bevorderen. |
| Daltononderwijs | Een onderwijsaanpak gebaseerd op de principes van Helen Parkhurst, die zich richt op individuele keuze, samenwerking en verantwoordelijkheid, met een focus op zelfstudie en projecten. |
| Freinetonderwijs | Een pedagogische benadering ontwikkeld door Célestin Freinet, die de nadruk legt op ervaringsgericht leren, vrije expressie, en het betrekken van de leefwereld van het kind in het onderwijs. |
| École du peuple | Een concept binnen het Freinetonderwijs dat een school als een gemeenschapsschool beschouwt, waar leerlingen leren en participeren in een democratische omgeving. |
| Jenaplanonderwijs | Een onderwijsmodel ontwikkeld door Peter Petersen, dat de nadruk legt op de persoonlijke ontwikkeling, sociale leerprocessen en de school als gemeenschap en voortzetting van de opvoeding. |
| Stamgroep | Een vaste groep leerlingen van verschillende leeftijden die gedurende een langere periode samen in een klas zitten, wat samenwerking en wederzijds leren bevordert binnen het Jenaplanonderwijs. |
| Leefscholen | Een onderwijsvorm, geïnitieerd door Carl Medaer, die de school ziet als een plek om te leven en te ervaren, gebaseerd op ontwikkelingspsychologische fasen die de nadruk leggen op veiligheid, groepsgevoel en zelfstandigheid. |
| Ervaringsgericht onderwijs | Een pedagogische benadering, gepopulariseerd door Ferre Laevers, die stelt dat leren het meest effectief is wanneer het voortkomt uit directe ervaringen en de betrokkenheid en het welbevinden van het kind centraal staan. |
| Betrokkenheid en welbevinden | Twee cruciale voorwaarden binnen het ervaringsgericht onderwijs, waarbij leerlingen zich emotioneel verbonden voelen met de leeractiviteiten en een gevoel van welzijn ervaren, wat essentieel is voor effectief leren. |
| Ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO) | Een onderwijskundige benadering, waaronder de inzichten van Frea Jannsen-Vos vallen, die gericht is op de brede ontwikkeling van kinderen, met speciale aandacht voor de zone van de naaste ontwikkeling en betekenisvolle, levensechte activiteiten. |
| Zone van de naaste ontwikkeling (ZNO) | Een concept uit de sociaal-cognitieve theorie van Vygotsky, dat het verschil beschrijft tussen wat een leerling zelfstandig kan doen en wat hij kan bereiken met hulp van een meer ervaren persoon of leeftijdsgenoot. |