Cover
Empieza ahora gratis H7 - les 8 (210-233)
Summary
# Begrippen en principes van de overheidsbegroting
Dit gedeelte introduceert de fundamentele beginselen die ten grondslag liggen aan de opstelling en het beheer van de overheidsbegroting, evenals de definitie en classificatie van belastingen.
### 1.1 De overheidsbegroting: definitie en principes
De overheidsbegroting wordt gedefinieerd als een systematisch overzicht van toekomstige en geschatte uitgaven en inkomsten van de staat gedurende een bepaalde periode. Deze begroting kent vijf kernprincipes [1](#page=1):
#### 1.1.1 Annaliteit
Dit principe stelt dat ontvangsten en uitgaven betrekking hebben op een periode van één jaar [1](#page=1).
#### 1.1.2 Universaliteit
Alle ontvangsten en uitgaven moeten integraal worden opgenomen in de begroting [1](#page=1).
#### 1.1.3 Eenheid
De begroting dient als één enkel document te worden opgesteld, wat impliceert dat deze als één geheel wordt beschouwd [1](#page=1).
#### 1.1.4 Specialiteit
Elke uitgave moet worden toegewezen aan een specifiek, vooraf bepaald doel [1](#page=1).
#### 1.1.5 Openbaarheid
De begroting moet voor iedereen inzichtelijk zijn [1](#page=1).
### 1.2 Wat zijn belastingen?
Belastingen worden gedefinieerd als verplichte betalingen aan de overheid, waarbij geen direct verband bestaat tussen de mate waarin een huishouden gebruik maakt van de dienstverlening van de overheid en het te betalen bedrag. Dit betekent dat het profijtbeginsel hierbij niet van toepassing is. De economische agent die een belasting betaalt, koopt hiermee geen specifieke dienst of goed van de overheid, zoals op een markt het geval zou zijn. Wie dus meer of minder belastingen betaalt, heeft geen grotere of kleinere aanspraak op publieke goederen die door de overheid worden voorzien [1](#page=1).
#### 1.2.1 Classificatie van belastingen
Belastingen kunnen worden onderverdeeld in:
* **Directe belastingen:** Hierbij is het bedrag duidelijker zichtbaar en draagt de persoon de belasting direct af. De overheid kent de identiteit van de belastingbetaler. Voorbeelden hiervan zijn inkomstenbelasting en onroerende voorheffing [1](#page=1) [3](#page=3).
* **Indirecte belastingen:** Dit zijn belastingen op goederen, waarbij de overheid niet direct weet wie de belasting heeft betaald. Voorbeelden hiervan zijn BTW en accijnzen. Landen met een laag Bruto Binnenlands Product (BBP) per capita hanteren doorgaans meer indirecte belastingen, terwijl bij stijgend BBP per capita de voorkeur meer uitgaat naar directe belastingen [1](#page=1) [3](#page=3).
#### 1.2.2 Contributies en retributies
Naast belastingen zijn er ook contributies en retributies, die gedefinieerd worden als verplichte betalingen aan de overheid voor een verleende dienst. Hierbij is wel sprake van het profijtbeginsel [1](#page=1) [2](#page=2).
* **Retributie:** Dit betreft een betaling voor een individueel verleende dienst. Voorbeelden zijn paspoortaanvragen, identiteitskaarten, huisvuilzakken of parkeergeld [1](#page=1).
* **Contributie:** Dit is een betaling voor collectieve kosten [2](#page=2).
### 1.3 Overheidsontvangsten en overheidsuitgaven
De overheidsbegroting omvat een overzicht van zowel ontvangsten als uitgaven [2](#page=2).
#### 1.3.1 Overheidsontvangsten
De belangrijkste bronnen van overheidsontvangsten zijn [2](#page=2):
* **Belastingen:** Zoals reeds gedefinieerd, met directe en indirecte varianten. Ook lump sum belastingen kunnen hieronder vallen [2](#page=2).
* **Contributies en retributies:** Verplichte betalingen voor specifieke diensten [2](#page=2).
* **Leningen:** Aangegaan bij een tekort op de begroting of voor de financiering van investeringen, wat leidt tot staatsschuld [2](#page=2).
* **Inkomsten van andere overheden:** Overdrachten of bijdragen van andere overheidsniveaus [2](#page=2).
#### 1.3.2 Overheidsuitgaven
De overheidsuitgaven omvatten onder andere [2](#page=2):
* **Overheidsconsumptie:** Betrekking hebbend op collectieve voorzieningen, beleid en kosten voor personeel en materiaal [2](#page=2).
* **Overheidsinvesteringen:** Uitgaven aan infrastructuur of andere kapitaalgoederen [2](#page=2).
* **Subsidies:** Financiële steun aan sectoren, bedrijven of huishoudens [2](#page=2).
* **Transfers:** Uitkeringen zoals OCMW-steun of werkloosheidsuitkeringen [2](#page=2).
* **Financiering van andere overheden:** Financiële bijdragen aan lagere of hogere overheden [2](#page=2).
* **Rentelasten:** De kosten van rentebetalingen op de uitstaande staatsschuld [2](#page=2).
---
# Gevolgen van beleidsinstrumenten op de welvaart
Dit deel onderzoekt de welvaartsgevolgen van overheidsingrijpen zoals indirecte belastingen, subsidies, prijsinterventies en quota, met nadruk op het concept van welvaartsverlies.
### 2.1 Inleiding tot beleidsinstrumenten en welvaartsverlies
Overheidsinterventies in de markt, zoals indirecte belastingen, subsidies, prijsinterventies en quota, creëren een welvaartsverlies, ook wel bekend als 'deadweight loss' (DWL). Dit welvaartsverlies ontstaat door de afwijking van het marktevenwicht als gevolg van marktbeperkingen, wat resulteert in een verlies van totaal surplus ten opzichte van het maximale mogelijke surplus. Het doel van de overheid is vaak om belastingen te innen met een zo laag mogelijk welvaartsverlies [4](#page=4).
### 2.2 Indirecte belastingen en subsidies
Indirecte belastingen worden opgelegd zonder directe band tussen de economische agent die betaalt en de overheid; de belasting wordt door een derde aan de belastingdienst overgedragen. Voorbeelden zijn BTW en accijnzen. Subsidies, zoals die op zonnepanelen, werken omgekeerd [4](#page=4).
#### 2.2.1 Prijs voor consument en producent
Het onderscheid tussen de prijs die de consument betaalt ($P_c$) en de prijs die de producent ontvangt ($P_p$) is cruciaal [5](#page=5).
* **Belasting op aanbod/producent:** De producent draagt de belastinglast.
* **Belasting op vraag/consument:** De consument draagt de belastinglast.
* **Subsidie aan aanbod/producent:** De producent ontvangt een hogere prijs dan de consument betaalt.
* **Subsidie aan vraag/consument:** De consument betaalt een lagere prijs dan de producent ontvangt.
#### 2.2.2 Belasting op het aanbod
Bij een belasting op het aanbod verschuift de aanbodcurve naar boven met het bedrag van de belasting (in euro's of procenten). De consumentenprijs ($P_c$) bevindt zich op het nieuwe snijpunt met de vraagcurve, terwijl de producentenprijs ($P_p$) lager ligt (consumentenprijs min de belasting) of op de oorspronkelijke aanbodcurve. Het verschil tussen $P_c$ en $P_p$ zijn de belastinginkomsten voor de overheid. Een welvaartsverlies (weergegeven als een driehoek) ontstaat. Het is niet zo dat een belasting van twee euro leidt tot een prijsstijging van twee euro; de producent draagt ook een deel van de last [6](#page=6).
Het welvaartsverlies kan berekend worden op basis van de geometrische oppervlakten van surplusverlies. Accijnzen worden niet altijd geïndexeerd, wat ze minder efficiënt maakt dan BTW, hoewel accijnzen meer gedifferentieerd kunnen worden per product. Het belangrijkste is het inzicht in de gevolgen voor $P_c$ en $P_p$ [7](#page=7).
##### 2.2.2.1 Prijselasticiteit en de verdeling van de belastinglast
De prijselasticiteit van de vraag en het aanbod bepaalt hoe de belastinglast wordt verdeeld [11](#page=11) [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Hoge prijselasticiteit:** Een kleine prijsverandering leidt tot een grote verandering in de gevraagde of aangeboden hoeveelheid. Bij een elastische vraag of aanbod wordt de last minder gedragen door de groep met de hogere elasticiteit [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Lage prijselasticiteit (inelastisch):** De groep met de lagere prijselasticiteit draagt een groter deel van de belastinglast [11](#page=11) [9](#page=9).
* **Perfect elastische vraag (horizontaal):** De producent draagt de volledige belastinglast [10](#page=10).
* **Perfect inelastische vraag (verticaal):** De consument draagt de volledige belastinglast [11](#page=11).
Om welvaartsverlies te minimaliseren, belast de overheid goederen met een inelastische vraag en/of aanbod [9](#page=9).
#### 2.2.3 Belasting op de vraag
Bij een belasting op de vraag verschuift de vraagcurve naar beneden met het bedrag van de belasting. De consument betaalt een hogere totale prijs, waarvan een deel naar de overheid gaat. De producent ontvangt een lagere prijs. Dit leidt tot dezelfde economische gevolgen als een belasting op het aanbod. Administratief is een belasting op het aanbod (bijvoorbeeld BTW) vaak makkelijker te controleren dan een belasting op de vraag, omdat het aantal transacties bij producenten lager is [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 2.2.4 Gevolgen van indirecte belastingen
Indirecte belastingen leiden over het algemeen tot:
* Een daling van de verhandelde hoeveelheid ($Q$) [10](#page=10).
* Een hogere consumentenprijs ($P_c$) [10](#page=10).
* Een lagere producentenprijs ($P_p$) [10](#page=10).
* Een daling van het consumentensurplus (CS) en producentensurplus (PS) [10](#page=10).
* Belastinginkomsten voor de overheid [10](#page=10).
* Welvaartsverlies (tenzij vraag of aanbod perfect (in)elastisch is) [10](#page=10).
#### 2.2.5 Subsidies
Subsidies zijn financiële ondersteuningen door de overheid om bepaald gedrag te beïnvloeden. Een subsidie aan de producent zorgt ervoor dat de aanbodcurve naar beneden verschuift, waardoor de consumentenprijs ($P_c$) daalt en de producentenprijs ($P_p$) stijgt. De overheid betaalt het verschil tussen $P_p$ en $P_c$ [14](#page=14).
* CS en PS nemen toe, wat leidt tot extra welvaart [14](#page=14) [15](#page=15).
* De overheid betaalt echter meer subsidie dan de gerealiseerde extra welvaart, wat resulteert in een welvaartsverlies (weergegeven als een driehoek). Het welvaartsverlies is de 'verloren' subsidie die niet leidt tot extra surplus [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 2.2.6 De Laffercurve
De Laffercurve illustreert het verband tussen het belastingtarief en belastingontvangsten. Bij lage tarieven leidt een stijging tot hogere ontvangsten, maar vanaf een bepaald punt beginnen de ontvangsten te dalen omdat de belastinggrondslag krimpt (minder consumptie of werk) of ontduiking toeneemt. Verhoging van belastingtarieven leidt dus niet altijd tot hogere belastinginkomsten en kan aanzienlijke welvaartsverliezen veroorzaken [12](#page=12).
### 2.3 Prijsinterventie
Prijsinterventie houdt in dat de overheid maximum- of minimumprijzen oplegt.
#### 2.3.1 Maximumprijs (prijsplafond)
Een maximumprijs is de hoogst toegelaten prijs voor een goed of dienst, lager dan de marktprijs, om consumenten te beschermen. Dit leidt tot een vraagoverschot, omdat de gevraagde hoeveelheid groter is dan de aangeboden hoeveelheid bij die prijs [16](#page=16).
* PS daalt, CS stijgt [16](#page=16).
* Er ontstaat een welvaartsverlies [16](#page=16).
* De overheid kan proberen het vraagoverschot op te vangen door zelf producten te voorzien of aan te kopen, wat extra kosten met zich meebrengt. Het welvaartsverlies bestaat uit de allocatieve kost (niet-efficiënte productie) en mogelijke distributieve voordelen [16](#page=16) [17](#page=17).
#### 2.3.2 Minimumprijs (prijsbodem)
Een minimumprijs is de minimaal toegelaten prijs, hoger dan de marktprijs, om producenten te beschermen. Dit leidt tot een aanbodoverschot, omdat producenten meer willen aanbieden dan consumenten willen kopen tegen die hogere prijs [16](#page=16) [18](#page=18).
* CS daalt, PS stijgt [18](#page=18).
* De overheid moet het overschot opkopen, wat kostbaar is [18](#page=18).
* Het welvaartsverlies omvat inefficiënte productie en de kosten voor de overheid om het overschot op te vangen [18](#page=18).
### 2.4 Quota
Quota beperken de hoeveelheid die geproduceerd of verhandeld mag worden [19](#page=19).
* **Maximumhoeveelheid:** Opgelegd om negatieve gevolgen van consumptie of productie te vermijden (bv. visserijquota, melkquota). Dit leidt tot een hogere prijs dan consumenten bereid zouden zijn te betalen en een welvaartsverlies [19](#page=19).
* **Minimumhoeveelheid:** Opgelegd om positieve gevolgen te stimuleren (bv. leerplicht) [19](#page=19).
Bij een maximumquotum (bv. 40 eenheden) stijgt de prijs. Het CS bestaat uit vlakken A en B, en het PS uit vlakken D en F. Het totale surplus is de som van CS en PS. Er is een welvaartsverlies van C en E [19](#page=19).
---
# Optimale belastingsystemen
Het ontwerpen van een optimaal belastingsysteem vereist een balans tussen economische efficiëntie en sociale rechtvaardigheid, waarbij rekening wordt gehouden met zowel directe als indirecte belastingen.
### 3.1 Principes van een optimaal belastingsysteem
De zoektocht naar een optimaal belastingsysteem richt zich op het creëren van een belastingstructuur die efficiëntie maximaliseert (minimalisatie van welvaartsverlies) en tegelijkertijd bijdraagt aan een gewenste inkomensverdeling (distributie of sociale correcties). Dit houdt in dat er zowel directe als indirecte belastingen overwogen kunnen worden [20](#page=20).
Er is een debat onder economen of indirecte belastingen wel noodzakelijk zijn. Een argument is dat een direct belastingsysteem makkelijker te controleren is en progressief kan worden toegepast, terwijl indirecte belastingen het gevaar lopen regressief te zijn [20](#page=20).
#### 3.1.1 Instrumenten voor optimale belastingheffing
Er zijn verschillende benaderingen voor het optimaliseren van een belastingsysteem:
* **Belasten van overwinsten**: Dit omvat het belasten van monopolie- of oligopoliewinsten, bijvoorbeeld door veilingen voor toegang tot netwerken, zoals in de mobiele telefonie. Dit leidt niet tot welvaartsverlies [20](#page=20).
* **Pigouviaanse belastingen**: Het instellen van belastingen die de welvaart verhogen door marktfalen, zoals externaliteiten of demerite/meritegoederen, te corrigeren. De belastingvoet wordt gelijkgesteld aan de maatschappelijke marginale kost (MEK). Voorbeelden hiervan zijn een carbon tax of rekeningrijden, hoewel deze complex kunnen zijn om in te voeren. Deze belastingen dragen bij aan efficiëntie [20](#page=20).
* **Algemene optimale belastingen**: Dit combineert efficiëntie (minimalisatie van welvaartsverlies) met distributie (sociale correcties) [20](#page=20).
#### 3.1.2 Intuïties over optimale belastingen
Er zijn twee belangrijke intuïties met betrekking tot optimale belastingen:
1. **Indirecte belastingen**:
* Voor enkel efficiëntie wordt verwezen naar de Ramsey Rule of de "inverse elasticity rule" [21](#page=21).
* Voor efficiëntie en distributie wordt voorgesteld om hogere tarieven toe te passen op goederen die relatief meer door mensen met een hoog inkomen worden geconsumeerd [21](#page=21).
2. **Directe belastingen**: De overheid wil eigenlijk 'ability' (zoals talent) belasten. Inkomen wordt gezien als een betere benadering van 'talent' dan indirecte belastingen [21](#page=21).
### 3.2 Indirecte belastingen en de Inverse Elasticity Rule (Ramsey)
De analyse van optimale indirecte belastingen begint met een simpel model:
* **Aannames**: Passief (horizontaal) aanbod, analyse beperkt tot indirecte belastingen, de overheid wil een bepaald inkomsten niveau bereiken, identieke huishoudens (geen distributieve problemen in het basismodel), twee goederen, en geen kruiselingse prijselasticiteit [21](#page=21).
* **Welvaartsverlies**: Een belasting op een goed verschuift de aanbodscurve omhoog, wat leidt tot een daling van de gevraagde hoeveelheid en een welvaartsverlies dat kan worden weergegeven door een kleine driehoek. De grootte van dit welvaartsverlies is evenredig met de belastingvoet (t) en de rico van de vraagcurve. Een hogere belasting leidt tot een hoger welvaartsverlies [21](#page=21) [22](#page=22).
* **Vergelijking van markten**: Wanneer markten met verschillende prijselasticiteiten van de vraag worden vergeleken, leidt een prijsstijging in een markt met een vlakke (elastische) vraagcurve tot een veel grotere daling van de gevraagde hoeveelheid dan in een markt met een steile (inelastische) vraagcurve [22](#page=22).
* **Optimalisatie met twee goederen**: Als de overheid gelijke belastingen op twee goederen heft, kan het totale welvaartsverlies worden verkleind door de ene markt meer te belasten (de inelastische vraag) en de andere minder (de elastische vraag), terwijl hetzelfde totale belastinginkomen wordt verkregen [22](#page=22).
* **De Ramsey Rule (Inverse Elasticity Rule)**: Ramsey heeft aangetoond dat het totale welvaartsverlies geminimaliseerd wordt wanneer hogere tarieven worden geheven op goederen die inelastisch reageren op prijsveranderingen, en lagere tarieven op goederen waar de vraag elastischer is [23](#page=23).
* Dit betekent dat noodzakelijke goederen (met een inelastische vraag, zoals voeding) een hoger tarief kunnen krijgen, terwijl luxe goederen (met een elastische vraag) een lager tarief krijgen [23](#page=23).
* **Belangrijke kanttekening**: Deze regel is puur gebaseerd op efficiëntie en negeert distributieve aspecten. Het zou kunnen leiden tot het zwaarder belasten van basisbehoeften, wat vanuit een distributief oogpunt problematisch kan zijn. De aanname in het Ramsey-model is dat alle huishoudens identiek zijn, waardoor er geen ongelijkheid wordt meegenomen [23](#page=23).
> **Tip:** De Ramsey Rule is een fundamenteel concept voor optimale indirecte belastingen, maar de implicaties voor distributie moeten altijd in overweging worden genomen.
### 3.3 Directe belastingen en de Tinbergen Regel
De Tinbergen Regel stelt dat om één beleidsdoelstelling te bereiken, er één instrument gebruikt moet worden. Er moet dus een evenwicht zijn tussen het aantal beleidsdoelstellingen en het aantal beschikbare instrumenten [23](#page=23).
* **Scheiding van beleidsdoelstellingen**: Correctie van marktfalen (zoals externaliteiten met Pigouviaanse belastingen) moet los gezien worden van de financiering van de overheid. Er mag geen 'earmarking' plaatsvinden, wat betekent dat inkomsten van een specifieke belasting niet direct gekoppeld mogen worden aan de financiering van het beleid dat die belasting beoogt te ondersteunen. Bijvoorbeeld, milieubelastingen mogen niet primair gezien worden als inkomstenbron voor milieubeleid, en verkeersboetes niet voor de financiering van de politie. Een Pigouviaanse belasting dient als doelstelling om externaliteiten weg te werken, en niet als bron voor extra overheidsinkomsten [23](#page=23).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Begroting | Een systematisch overzicht van toekomstige geschatte uitgaven en inkomsten van de staat gedurende een specifieke periode, bestaande uit ontvangsten en uitgaven. |
| Annaliteit | Een principe van de overheidsbegroting waarbij ontvangsten en uitgaven betrekking hebben op één financieel jaar. |
| Universaliteit | Een principe van de overheidsbegroting dat stelt dat alle ontvangsten en uitgaven in het budget moeten worden opgenomen. |
| Eenheid | Een principe van de overheidsbegroting dat inhoudt dat de begroting één enkel, coherent document vormt. |
| Specialiteit | Een principe van de overheidsbegroting waarbij elke uitgave aan een specifiek doel wordt toegewezen. |
| Openbaarheid | Een principe van de overheidsbegroting dat inhoudt dat de begroting voor iedereen toegankelijk is voor inspectie. |
| Belastingen (T fiscaal) | Verplichte betalingen aan de overheid waarbij geen direct verband bestaat tussen de betaalde bijdrage en de mate van gebruik van overheidsdiensten door de huishouding. |
| Profijtbeginsel | Het principe waarbij de mate waarin een economische agent gebruik maakt van een dienst of goed in verhouding staat tot de betaling ervoor; dit ontbreekt bij belastingen. |
| Directe belastingen | Belastingen die direct op inkomen of vermogen worden geheven, waarbij de belastingplichtige bekend is bij de overheid, zoals inkomstenbelasting of onroerende voorheffing. |
| Indirecte belastingen | Belastingen die worden geheven op goederen en diensten, waarbij de overheid niet altijd weet wie de uiteindelijke belastingbetaler is, zoals BTW en accijnzen. |
| Contributies en retributies | Verplichte betalingen aan de overheid die wel verband houden met een specifieke verleende dienst, waarbij er sprake is van een profijtbeginsel. |
| Retributie | Een verplichte betaling aan de overheid voor een individuele dienst, zoals voor een paspoort, identiteitskaart of parkeergeld. |
| Contributie | Een verplichte betaling aan de overheid voor een deel van collectieve kosten, in plaats van een individuele dienst. |
| Overheidsconsumptie | De uitgaven van de overheid aan collectieve voorzieningen, beleid en operationele kosten zoals loon en materiaal. |
| Overheidsinvesteringen | De uitgaven van de overheid aan kapitaalgoederen die toekomstige productiecapaciteit vergroten, zoals infrastructuur. |
| Subsidies | Financiële steun van de overheid aan economische actoren om bepaald gedrag te stimuleren of kosten te verlagen. |
| Transfers | Overdrachtsbetalingen van de overheid aan huishoudens of bedrijven zonder directe tegenprestatie, zoals werkloosheidsuitkeringen of uitkeringen van het OCMW. |
| Rentelasten | De betalingen van rente door de overheid op uitstaande staatsschuld. |
| Welvaartsverlies (DWL) | Een verlies aan economische welvaart dat ontstaat wanneer een markt niet in een efficiënt evenwicht opereert door marktbeperkingen, zoals belastingen of quota. Dit wordt uitgedrukt als verloren surplus. |
| Prijsinterventie | Een ingreep van de overheid in de marktwerking door het opleggen van minimum- of maximumprijzen voor goederen of diensten. |
| Maximumprijs (prijsplafond) | De door de overheid hoogst toegelaten prijs voor een goed of dienst, die lager ligt dan de marktprijs, bedoeld ter bescherming van consumenten. |
| Minimumprijs (prijsbodem) | De door de overheid minimaal toegelaten prijs voor een goed of dienst, die hoger ligt dan de marktprijs, bedoeld ter bescherming van producenten. |
| Quota | Een door de overheid opgelegde beperking op de maximale of minimale productie of consumptie van een goed of dienst. |
| Optimale belastingen | Een belastingstructuur die streeft naar zowel economische efficiëntie (minimalisering van welvaartsverlies) als een eerlijke distributie van de lasten (sociale correcties). |
| Pigouviaanse belastingen | Belastingen die worden ingevoerd om negatieve externaliteiten te corrigeren, zoals een koolstoffenbelasting, met als doel de maatschappelijke kosten van deze externaliteiten te internaliseren. |
| Ramsey Rule (inverse elasticity rule) | Een principe dat stelt dat voor een efficiënt belastingsysteem de belastingtarieven omgekeerd evenredig moeten zijn aan de prijselasticiteit van de vraag of het aanbod, om het totale welvaartsverlies te minimaliseren. |
| Tinbergen Regel | Een economisch principe dat stelt dat voor het bereiken van een bepaald economisch beleidsdoel, er ten minste evenveel instrumenten nodig zijn als beleidsdoelstellingen. |