Cover
Empieza ahora gratis module 2 deel 2
Summary
# Definitie en vormen van overheidsdoelmatigheid
Dit onderwerp verkent de verschillende definities en toepassingen van overheidsdoelmatigheid, waarbij de nadruk ligt op allocatieve, dynamische en technische efficiëntie.
### 1.1 De kern van overheidsdoelmatigheid
Overheidsdoelmatigheid, ook wel efficiëntie genoemd, verschuift de focus van het *effectief* bereiken van doelen naar *hoe goed* middelen worden ingezet om deze doelen te realiseren. Overheden staan onder druk om meer te doen met minder middelen, zowel door begrotingsdiscipline als door maatschappelijke verwachtingen. Het begrijpen van de verschillende vormen van efficiëntie is cruciaal voor het meten en verbeteren van de prestaties van de overheid [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.2 Definitie en vormen van efficiëntie
Efficiëntie is geen eenduidig begrip en kan worden onderverdeeld in drie hoofdvormen [1](#page=1):
#### 1.2.1 Allocatieve efficiëntie
Allocatieve efficiëntie beantwoordt de vraag: "Doen we de juiste dingen voor de juiste mensen?". Dit concept gaat over de keuze van uitgaven en of deze de beoogde doelgroepen bereiken. Een voorbeeld hiervan is het al dan niet toekennen van subsidies aan sectoren waar de maatschappelijke meerwaarde het grootst is [1](#page=1).
#### 1.2.2 Dynamische efficiëntie
Dynamische efficiëntie richt zich op de vraag: "Blijven we doorheen de tijd efficiënt?". Deze vorm van efficiëntie wordt beïnvloed door innovatie, technologische veranderingen, nieuwe regels en best practices. Een overheid die vandaag efficiënt is, kan dat morgen niet meer zijn als zij zich niet aanpast. Investeringen in de digitalisering van de overheid zijn een voorbeeld van het nastreven van dynamische efficiëntie [1](#page=1).
#### 1.2.3 Technische efficiëntie
Technische efficiëntie is de vorm van efficiëntie die het meest wordt gemeten en gebruikt. Het wordt gedefinieerd als het realiseren van een maximale output bij een gegeven input, of het minimaliseren van de input voor eenzelfde output. Dit wordt vaak samengevat als productiviteit: de verhouding tussen wat wordt geproduceerd (diensten, beleid) en wat erin wordt gestopt (mensen, geld, tijd) [14](#page=14) [1](#page=1) [2](#page=2).
> **Tip:** In de publieke sector is het meten van technische efficiëntie lastiger omdat de output (zoals welzijn of veiligheid) niet altijd direct meetbaar is. Daarom worden vaak productiviteitsindices vergeleken tussen landen of sectoren. Nederland is hierin een voortrekker met het onderzoekscentrum IPSE Studies [2](#page=2).
> **Example:** Gemeente A en B hebben elk 50 ambtenaren. Gemeente A reikt 5.000 rijbewijzen uit, terwijl Gemeente B er slechts 2.000 uitgeeft. In dit geval is Gemeente A technisch efficiënter. In de gezondheidszorg betekent dit dat met evenveel personeel meer patiënten geholpen kunnen worden, wat de technische efficiëntie verhoogt. Echter, als de kwaliteit van de zorg daalt, kan het effectieve rendement lager uitvallen [2](#page=2).
### 1.3 Belang en nut van efficiëntie
Hoewel burgers vaak eerlijkheid, rechtvaardigheid en gelijkheid belangrijker vinden dan efficiëntie, is efficiëntie cruciaal, met name in tijden van schaarste. Overheden moeten verantwoorden hoe zij middelen inzetten [3](#page=3).
> **Example:** In de Verenigde Staten werd het Department of Efficiency (DOGE) opgericht met het doel de overheid af te slanken en efficiënter te laten functioneren. Elon Musk werd aangesteld om besparingen door te voeren, administratie te verminderen, overheidsdomeinen te verkopen, fraude te bestrijden en ongunstige contracten stop te zetten. Na zijn vertrek bleken sommige besparingen (zoals het vervangen van financiële ambtenaren door IA) echter negatieve gevolgen te hebben, doordat inkomsten niet meer geïnd konden worden en dit uiteindelijk de groei kon vertragen [3](#page=3).
### 1.4 De efficiëntie van de overheid: maatstaven en inzichten
Het meten van efficiëntie binnen de overheid houdt in dat wordt nagegaan in hoeverre overheden erin slagen om met hun beschikbare input (bijvoorbeeld middelen) een maximale output (bijvoorbeeld prestaties) te realiseren. Economen hebben hiervoor specifieke grafische methodologieën ontwikkeld, zoals Data Envelopment Analysis (DEA) [14](#page=14).
#### 1.4.1 De efficiëntiegrens
Bij deze methodologie wordt voor elke overheid een punt bepaald in een grafiek met op de X-as de input (overheidsuitgaven) en op de Y-as de output (onderwijsresultaten, gezondheidszorg, infrastructuur, etc.). De "efficiëntiegrens" of "efficiency frontier" verbindt de best mogelijke input-output combinaties die zijn vastgesteld voor de in de analyse opgenomen landen. Deze grens is tot op zekere hoogte denkbeeldig en vertegenwoordigt de landen met de beste praktijken [14](#page=14).
> **Tip:** De ligging van de efficiëntiegrens wordt beïnvloed door het aantal en de aard van de beschouwde landen. De methode meet dus enkel de relatieve efficiëntie ten opzichte van de landen binnen de steekproef [14](#page=14).
* **Overheden op de grens:** Deze worden als efficiënt beschouwd, gekenmerkt door een hoge output bij een lage input [15](#page=15).
* **Overheden onder de grens:** Deze worden als inefficiënt beschouwd en hebben ruimte voor verbetering met hun middelen. België lag in de betreffende analyse onder de efficiëntiegrens, wat ruimte voor verbetering aangaf [15](#page=15).
#### 1.4.2 DEA-efficiëntiescore
Elk punt in de grafiek correspondeert met een DEA-efficiëntiescore die varieert tussen 0 en 1. Overheden met een score van 1 liggen op de frontier en zijn efficiënt, terwijl landen met een score onder 1 nog kunnen verbeteren [15](#page=15).
#### 1.4.3 Meting van inputs en outputs
De inputs worden doorgaans gemeten op basis van overheidsuitgaven uit de nationale rekeningen, vaak ingedeeld per overheidsfunctie volgens de COFOG-classificatie (Classification of the Functions of Government) [15](#page=15).
Het bepalen van de outputs is complexer, aangezien overheidsdiensten zelden een prijs hebben. Er zijn diverse manieren om outputs/outcomes te meten, waaronder de Musgrave-indicatoren (gekoppeld aan allocatie, stabilisatie en verdeling) en opportuniteitsindicatoren, die werken met beperkte domeinen zoals gezondheidszorg, onderwijs, veiligheid en mobiliteit [15](#page=15).
> **Tip:** De DEA-methode meet systeemefficiëntie, niet de efficiëntie van individuele diensten [15](#page=15).
In België bestaan geen officiële statistieken over de productiviteit van de overheid; de analyse is voornamelijk gebaseerd op academisch onderzoek [14](#page=14).
---
# Redenen voor en uitdagingen van overheidsdoelmatigheid
Dit deel onderzoekt de redenen voor overheidsdoelmatigheid en de uitdagingen die daarmee gepaard gaan, waarbij de nadruk ligt op de aanhoudende groei van overheidsuitgaven, budgettaire beperkingen en het dalende burgervertrouwen.
## 2. Redenen voor en uitdagingen van overheidsdoelmatigheid
De aandacht voor efficiëntie binnen de overheid is cruciaal vanwege diverse factoren die de effectiviteit van publieke diensten onder druk zetten. Dit omvat de aanhoudende groei van overheidsuitgaven, de impact van demografische en beleidsmatige ontwikkelingen, de relatie tussen belastingdruk en concurrentievermogen, en een afnemend vertrouwen van burgers in de overheid [4](#page=4).
### 2.1 Aanhoudende groei van overheidsuitgaven
De stijgende overheidsuitgaven worden gedreven door verschillende maatschappelijke ontwikkelingen [4](#page=4):
* **Vergrijzing:** Dit leidt tot stijgende zorgkosten [4](#page=4).
* **Klimaatbeleid:** Vereist significante investeringen [4](#page=4).
* **Migratie, defensie en veiligheid:** Deze gebieden impliceren structurele meeruitgaven [4](#page=4).
Deze groei beperkt de financiële ruimte voor nieuw beleid en dwingt tot overwegingen over hoe deze uitgaven gefinancierd kunnen worden [4](#page=4).
### 2.2 Budgettaire uitdagingen en financieringsproblematiek
De financiering van de groeiende overheidsuitgaven brengt specifieke uitdagingen met zich mee, met name de impact van een hogere belastingdruk op het concurrentievermogen [4](#page=4).
#### 2.2.1 Belastingdruk en concurrentievermogen
Een hogere belastingdruk kan leiden tot een verminderd concurrentievermogen van bedrijven en burgers. Wanneer meer uitgaven gepaard gaan met hogere belastingen, worden economische actoren zwaarder belast, wat een negatieve impact kan hebben op economische groei en investeringen [4](#page=4).
#### 2.2.2 Het ‘probleem van de prijs’ en burgervertrouwen
Er is een waargenomen problematische relatie tussen de betaalde belastingen en de geleverde publieke diensten. Burgers vragen zich af wat de overheid met hun geld doet en ervaren vaak geen directe link tussen de belastingen die zij betalen en de diensten die zij ontvangen. Dit maakt het voor burgers moeilijk om te beoordelen of zij waar voor hun geld krijgen [4](#page=4).
#### 2.2.3 De burger als aandeelhouder versus politieke realiteit
De verwachting van burgers dat de overheid efficiënt en resultaatgericht opereert, vergelijkbaar met een aandeelhouder die rendement verwacht, botst met de realiteit van politieke aansturing. Factoren zoals de tijdelijkheid van politieke ambten, de versnippering van bevoegdheden en de vorming van coalities leiden vaak tot beleid dat niet altijd continu of consistent is. Daarnaast kan de media-aandacht voor zichtbare resultaten binnen een regeertermijn leiden tot "steekvlambeleid" waarbij plotseling veel geld naar crisissituaties gaat, wat de efficiëntie niet ten goede komt [4](#page=4) [5](#page=5).
### 2.3 Theoretische verklaringen voor inefficiëntie in de publieke sector
Verschillende economische theorieën verklaren waarom de overheidsuitgaven en inefficiëntie kunnen toenemen, zelfs zonder duidelijke noodzaak.
#### 2.3.1 De ziekte van Baumol
De ziekte van Baumol beschrijft hoe lonen in de publieke sector sneller stijgen dan de productiviteit. In tegenstelling tot de private sector, waar technologische vooruitgang de productiviteit kan verhogen en lonen kan ondersteunen, is het werk in de publieke sector vaak arbeidsintensiever en moeilijker te automatiseren. Toch moeten overheden lonen verhogen om personeel aan te trekken, wat resulteert in stijgende loonkosten zonder een corresponderende productiviteitsstijging. Dit effect kan ertoe leiden dat de overheid zelf bijdraagt aan een te grote en dure overheid door voortdurend haar rol uit te breiden [5](#page=5).
##### 2.3.1.1 Empirisch bewijs voor de ziekte van Baumol
Onderzoek in Nederland heeft inzicht gegeven in de productiviteitsgroei in verschillende beleidsdomeinen [6](#page=6).
* **Beleidsdomeinen:** In sectoren zoals justitie, onderwijs en politie daalde de productiviteit gemiddeld, deels omdat de output moeilijker te meten is ("wat is goed beleid?") [6](#page=6).
* **Uitvoeringsorganen:** In uitvoeringsorganen, zoals het CBS en het Kadaster, steeg de productiviteit meestal wel. Deze organisaties staan onder meer politieke druk en werken met duidelijke Key Performance Indicators (KPI's) en meetbare doelstellingen, wat het meten van efficiëntie vergemakkelijkt [6](#page=6).
#### 2.3.2 De wet van Bowen
De wet van Bowen stelt dat uitgaven de beschikbare middelen volgen; men spendeert wat men krijgt, zelfs zonder concrete noodzaak. Amerikaanse econoom Bowen observeerde dat in publieke instellingen, zoals universiteiten, de uitgaven continu stijgen, onafhankelijk van reële behoeften. Dit fenomeen, "supply-induced demand" genoemd, houdt in dat het aanbod of de beschikbare middelen zelf de vraag creëren. Een voorbeeld hiervan is het uitvoeren van meer medische scans omdat de apparatuur beschikbaar is, niet omdat er meer patiënten zijn die dit nodig hebben. Dit leidt tot kostenstijgingen zonder dat de efficiëntie toeneemt. In de publieke sector betekent dit dat overheden meer uitgeven wanneer de economie goed draait en er meer subsidies beschikbaar zijn, terwijl efficiëntiemaatregelen pas optreden wanneer middelen schaarser worden [7](#page=7).
#### 2.3.3 Schaalsvoordelen en coördinatieverlies
De stelling dat grotere organisaties efficiënter zijn, is niet altijd waar. In periodes van besparing wordt schaalvergroting vaak nagestreefd, bijvoorbeeld via gemeentefusies, met de aanname van lagere kosten. Onderzoek toont echter aan dat schaalvergroting niet automatisch tot efficiëntiewinsten leidt. Hoewel kosten aanvankelijk kunnen dalen, stijgen ze na een bepaald punt opnieuw, wat resulteert in een U-vormige curve van kosten in relatie tot schaal. Dit komt deels door coördinatieverlies en doordat diensten binnen te grote organisaties minder goed met elkaar communiceren [8](#page=8).
### 2.4 Meting van efficiëntie in de Nederlandse publieke sector
In Nederland wordt de efficiëntie van overheidsdiensten onderzocht door instanties zoals IPSE Studies (Instituut voor Publieke Sector Efficiëntie). IPSE publiceert rapporten en data over diverse overheidsniveaus en publieke dienstverleners. Een studie naar efficiënt personeelsmanagement in de overheid identificeerde factoren die efficiëntie verhogen en verlagen [9](#page=9).
#### 2.4.1 Factoren die efficiëntie verhogen
* Meer deeltijdse werknemers [9](#page=9).
* Hoger aandeel personeelskost in de totale uitgaven [9](#page=9).
* Veel anciënniteit binnen het personeel [9](#page=9).
* Investeren in opleiding en bijscholing [9](#page=9).
#### 2.4.2 Factoren die efficiëntie verlagen
* Veel absenteïsme (afwezigheden) [9](#page=9).
* Een hoog aandeel vastbenoemd personeel [9](#page=9).
IPSE berekent efficiëntiescores per organisatie, waarbij de slechtst scorende diensten rond de 40% efficiëntie hebben en de best scorende 100%. Gemiddeld ligt de efficiëntie op 74,8%, wat suggereert dat er ruimte is voor kostenbesparing of het produceren van meer output met dezelfde middelen [9](#page=9).
#### 2.4.3 Voorbeeld: Hoger onderwijs in Nederland
De productiviteit in het wetenschappelijk onderwijs in Nederland is tussen 1980 en 2023 met ongeveer 60% gestegen. Deze stijging was niet het gevolg van meer middelen, maar van [10](#page=10):
* Een hogere student-docent ratio [10](#page=10).
* Efficiënter gebruik van personeel en middelen [10](#page=10).
* Beleidsmaatregelen zoals de invoering van bachelor- en masterprogramma's en prestatiebekostiging [10](#page=10).
Zelfs tijdens crises zoals COVID-19 bleef de productiviteit stijgen [10](#page=10).
### 2.5 Veelvoorkomende misvattingen over efficiëntie
Bepaalde praktijken worden ten onrechte als efficiëntieverhogend beschouwd [12](#page=12).
#### 2.5.1 Schaalvergroting
Hoewel schaalvergroting aanvankelijk efficiëntie kan opleveren, stijgen de kosten daarna weer, wat leidt tot een daling van de doelmatigheid. Dit impliceert dat er een optimaal schaalniveau bestaat, waarna verdere schaalvergroting contraproductief werkt [12](#page=12) [8](#page=8).
#### 2.5.2 Personeelsafbouw
Het idee dat minder personeel automatisch tot meer efficiëntie leidt, klopt niet altijd. Efficiëntie hangt meer af van de taakverdeling en -inhoud dan enkel van het personeelsaantal. Een voorbeeld hiervan is wanneer OCMW's belast worden met taken waarvoor ze niet opgeleid of uitgerust zijn, wat leidt tot extra werkdruk en verminderde doelmatigheid [12](#page=12).
### 2.6 Andere factoren die doelmatigheid verlagen
Diverse factoren dragen bij aan verminderde overheidsdoelmatigheid [12](#page=12).
#### 2.6.1 Complexe regelgeving
Met name in sectoren zoals ruimtelijke ordening, leiden vage definities, tegenstrijdige decreten en ingewikkelde procedures tot trager en frustrerender werk. Dit leidt tot overbelasting van ambtenaren, hoog personeelsverloop en knelpunten, waardoor dossiers trager worden afgehandeld en de efficiëntie daalt [12](#page=12).
#### 2.6.2 Slechte digitale samenwerking
Het gebruik van veel niet-interoperabele digitale platformen door overheden vereist manuele informatieoverdracht of duplicatie, wat tijd en middelen kost [12](#page=12).
#### 2.6.3 Duplicatie van beleid en bevoegdheden
In België kunnen verschillende overheidsniveaus naast of tegen elkaar werken, wat leidt tot dubbel werk en inefficiënt beleid. Een voorbeeld is de gesplitste bevoegdheid voor enkelbanden tussen het Vlaamse en federale niveau, wat samenwerking bemoeilijkt en tot tegenstrijdige maatregelen kan leiden [12](#page=12).
### 2.7 Factoren die bijdragen aan meer doelmatigheid
Onderzoek wijst aan dat bepaalde structurele veranderingen de overheidsdoelmatigheid kunnen verhogen [12](#page=12).
#### 2.7.1 Verzelfstandiging van uitvoeringsagentschappen
In Nederland blijkt dat uitvoeringsagentschappen, die beleid uitvoeren, efficiënter werken dan centrale administraties. Ze opereren autonomer met duidelijke taken en meetbare doelen, wat aansluit bij het Vlaamse concept van "Beter Bestuurlijk Beleid" (BBB). Hoewel dit effect in België nog niet grondig is onderzocht, biedt het Nederlandse voorbeeld positieve inzichten [12](#page=12).
---
# Meetmethoden en academische inzichten in overheidsdoelmatigheid
Dit hoofdstuk behandelt de methoden voor het meten van de doelmatigheid van overheidsinstanties, met speciale aandacht voor Nederlandse initiatieven zoals de IPSE Studies. Daarnaast worden de bevindingen uit academisch onderzoek naar de factoren die efficiëntie beïnvloeden, inclusief ruimtelijke onderlinge afhankelijkheid, besproken.
### 3.1 Meten van efficiëntie in de publieke sector
Efficiëntie in de publieke sector wordt gedefinieerd als het realiseren van een maximale output met een gegeven input, of het minimaliseren van de inzet van middelen bij een gegeven output. Het doel is na te gaan in hoeverre overheden erin slagen met hun beschikbare input (middelen) een maximale output (prestaties) te realiseren [14](#page=14).
#### 3.1.1 Meetmethodologieën
Om de efficiëntie van overheden te meten, wordt gebruik gemaakt van specifieke grafische methodologieën waarbij input (zoals overheidsuitgaven) op de x-as en output (zoals onderwijsresultaten, gezondheidszorg, infrastructuur) op de y-as wordt geplaatst. De "efficiëntiegrens" (efficiency frontier) wordt bepaald via methoden als Free Disposable Hull en Data Envelopment Analysis (DEA) [14](#page=14).
* **Efficiëntiegrens:** Deze lijn vertegenwoordigt de best mogelijke input-output combinaties die vastgesteld zijn voor de in de analyse opgenomen landen. Het is een verbinding van landen die "best practices" vertegenwoordigen, en de ligging ervan wordt beïnvloed door de aard en het aantal van de beschouwde landen, wat betekent dat de methode enkel relatieve efficiëntie ten opzichte van de steekproef meet. Op de efficiëntiegrens is geen betere output mogelijk bij hetzelfde inputniveau, noch een lagere input bij hetzelfde resultaatniveau. De frontier kan corresponderen met variabele of constante schaalopbrengsten; bij constante schaalopbrengsten is de frontier een rechte lijn [14](#page=14) [15](#page=15).
* **DEA-efficiëntiescore:** Elk punt in de grafiek correspondeert met een DEA-score tussen 0 en 1. Overheden met een score van 1 liggen op de frontier en zijn efficiënt; landen met een score onder 1 liggen eronder en kunnen verbeteren [15](#page=15).
#### 3.1.2 Input- en outputmeting
* **Inputmeting:** Input wordt doorgaans gemeten op basis van overheidsuitgaven, afkomstig uit de COFOG-classificatie (Classification of the Functions of Government) van de nationale rekeningen. Rekening gehouden moet worden met deels door gebruikers betaalde kosten van publieke dienstverlening [15](#page=15).
* **Outputmeting:** Het bepalen van outputs is complexer omdat publieke diensten zelden een prijs hebben. Afonzo en Kazemi onderscheiden Musgrave-indicatoren (gekoppeld aan allocatie, stabilisatie en verdeling) en opportuniteitsindicatoren. Vaak wordt er gewerkt met een beperkt aantal domeinen zoals gezondheidszorg, onderwijs, veiligheid en mobiliteit. Diverse criteria kunnen gewogen worden tot een geaggregeerde indicator, zoals de gewogen Public Sector Performance (PSP) score [15](#page=15) [16](#page=16) .
#### 3.1.3 IPSE Studies
IPSE (Instituut voor Publieke Sector Efficiëntie) onderzoekt de efficiëntie van diverse overheidsdiensten en publiceert hierover studies. Een studie naar efficiënt personeelsmanagement in de publieke sector identificeerde factoren die efficiëntie verhogen (meer deeltijdse werknemers, hoger aandeel personeelskost, veel anciënniteit, investeren in opleiding) en verlagen (veel absenteïsme, hoog aandeel vastbenoemd personeel). IPSE berekent efficiëntiescores per organisatie, waarbij de slechtst scorende diensten rond de 40% efficiëntie hebben en de best scorende 100%. Het gemiddelde van 74,8% suggereert een potentieel om kosten te besparen of de output te verhogen [9](#page=9).
#### 3.1.4 Belgische Context
België beschikt niet over officiële statistieken over de productiviteit van de overheid; men is voornamelijk aangewezen op academisch onderzoek, zoals dat van Cornille et al.. Deze studie vergeleek de efficiëntie van EU-overheden internationaal. België lag onder de efficiëntiegrens, wat ruimte voor verbetering aangeeft. De DEA-scores voor 23 OESO-landen tussen 2009-2013 lieten een gemiddelde score van 0,637 zien, waarbij enkel Zwitserland een score van 1 behaalde. België stond op de 16e plaats in deze ranking [14](#page=14) [15](#page=15) [17](#page=17) .
> **Tip:** Het is belangrijk te onthouden dat efficiëntiemetingen in de publieke sector relatief zijn en afhankelijk van de gekozen methodologie en de landen die in de analyse worden opgenomen. Er is geen absolute score van efficiëntie [15](#page=15).
### 3.2 Academische inzichten in determinanten van efficiëntie
Academische studies hebben zich gericht op het identificeren van factoren die de efficiëntie van overheidsinstanties, met name lokale besturen, beïnvloeden [22](#page=22) [28](#page=28).
#### 3.2.1 Determinanten van lokale overheidsuitgaven
Onderzoek, zoals dat van Cruz en Marques op basis van 250 artikelen, heeft consensus bereikt over verschillende determinanten [22](#page=22) [28](#page=28).
* **Factoren die efficiëntie verhogen (+):**
* Groter aantal inwoners (schaalgrootte) [22](#page=22) [28](#page=28).
* Hoger percentage hoger geschoolde inwoners [22](#page=22) [28](#page=28).
* Omvang van de commerciële sector (meer belastingen en kennisstroom) [28](#page=28).
* Betrokkenheid van de kiezers (participatie) [22](#page=22) [28](#page=28).
* Tarieven van de onroerende voorheffing (in België) [28](#page=28).
* **Factoren die efficiëntie verlagen (-):**
* Hogere fiscale draagkracht (hoger inkomen per capita) - Dit kan leiden tot minder budgettaire druk en dus minder stimulans voor zuinig beheer [22](#page=22) [28](#page=28).
* Meer belastingontvangsten (ruimere middelen leiden tot minder druk om zuinig te werken) [22](#page=22) [28](#page=28).
* Meer beschikbare financiële middelen in het algemeen (bv. gemeentefondsdotatie, "block grants") - Dit kan wijzen op een "soft budget constraint" [22](#page=22) [28](#page=28) [34](#page=34).
* Bevolkingsdichtheid - Wordt geassocieerd met complexiteit in beheer van infrastructuur en congestie [23](#page=23) [28](#page=28).
* Linkse coalities - Studies wijzen uit dat deze doorgaans lagere efficiëntiescores hebben, mogelijk door meer focus op herverdeling dan op efficiëntie [23](#page=23) [28](#page=28).
* Fusies (in België) [28](#page=28).
* Publieke schuld (in België) [28](#page=28).
* **Gemengde resultaten (+/-):**
* Politieke fragmentatie (coalities van vele partijen) - De resultaten zijn gemengd, wat kan wijzen op hogere complexiteit en kosten [23](#page=23) [28](#page=28).
#### 3.2.2 Ruimtelijke interdependentie en "peereffecten"
Recent onderzoek legt een grotere nadruk op ruimtelijke effecten, oftewel de invloed van omliggende gemeenten op de efficiëntie van een gemeente. Studies, zoals die van Balaguer-Coll et al. in de provincie Valencia, onderzoeken deze "spatial dependence" [23](#page=23) [28](#page=28) [30](#page=30) [32](#page=32).
* **Mimicking-gedrag:** De bevindingen suggereren dat gemeenten "naar elkaar kijken" en elkaars beleid imiteren of op elkaar reageren (bv. via fiscale competitie, beleidsimitatie, of samenwerking in intercommunales). Gemeenten met de beste efficiëntiescores blijken vaak geclusterd te zijn in de buurt. De efficiëntie van een gemeente wordt positief beïnvloed door de efficiëntie van haar naburige gemeenten, wat wijst op ruimtelijke "spillover"-effecten [23](#page=23) [32](#page=32) [35](#page=35).
* **Onderzoeksmethodologie:** Deze studies passen vaak ruimtelijke autoregressieve modellen toe om de ruimtelijke interdependentie te toetsen. De afhankelijke variabele is hierbij de efficiëntie-index van de gemeente, waarbij ook een ruimtelijke lagterm van de efficiëntie van buren wordt meegenomen [32](#page=32) [33](#page=33).
#### 3.2.3 Burgerperceptie van efficiëntie
Statistiek Vlaanderen onderzoekt sinds 2021 hoe burgers de efficiëntie van de Vlaamse overheid percipiëren. Minder dan 1 op de 5 respondenten (18% in 2024) oordeelt dat de Vlaamse overheid efficiënt functioneert, een beeld dat redelijk stabiel blijft over de tijd. Oordelen over efficiëntie wijken niet significant af op basis van gender, leeftijd of woonsituatie, hoewel lagergeschoolde respondenten en die in grootsteden/centrumsteden ietwat milder zijn [20](#page=20).
### 3.3 Recente initiatieven in Vlaanderen ter bevordering van doelmatigheid
Sinds 2021 heeft het Vlaamse gewest initiatieven opgezet om doelmatiger te begroten, met als langetermijndoelstelling een systeem van prestatiebegroten te realiseren [25](#page=25).
* **Brede heroverwegingen (°2021):** Omvangrijke onderzoeken van beleid met een budgettaire impact, gericht op beleidsopties voor een doelmatiger of doeltreffender beleid. Deze worden minstens één keer per zittingsperiode opgezet en hebben reeds resultaat opgeleverd, zoals aanpassingen in de verkeersbelasting, registratiebelasting en kilometerheffing [25](#page=25).
* **Uitgaventoetsingen (°2023):** Systematische, diepgaande onderzoeken van uitgavencategorieën met substantiële budgettaire impact om de doeltreffendheid of doelmatigheid te verbeteren bij constant beleid. Voorbeelden hiervan zijn studies naar dienstencheques, cultuursubsidies en onderwijsfinanciering. De aanpak omvat het analyseren van beschikbare informatie, het formuleren van een baseline, het inschatten van verbeterpotentieel, het evalueren van kosten en baten, en het formuleren van beleidsaanbevelingen [26](#page=26) [27](#page=27).
> **Tip:** De focus op "brede heroverwegingen" en "uitgaventoetsingen" in Vlaanderen toont een structurele aanpak om beleid voortdurend te evalueren op doelmatigheid, wat essentieel is voor efficiënt overheidsbestuur.
### 3.4 Specifieke domeinanalyses in België
De studie van Cornille et al. geeft specifieke inzichten voor België in de sectoren gezondheidszorg, onderwijs, mobiliteit en openbare orde en veiligheid [18](#page=18) .
* **Gezondheidszorg:** België scoort goed op wachttijden, gezondheidsgevoel, tevredenheid over het stelsel en kwaliteit van de gezondheidsinfrastructuur, maar minder goed op levensverwachting (in het algemeen en in goede gezondheid) en kindersterfte. De input (uitgaven) bedraagt ongeveer 10% van het BBP. In termen van efficiëntie voor gezondheidszorg, scoort België behoorlijk hoog qua output, maar kan nog efficiëntiewinsten boeken qua uitgaven [18](#page=18).
* **Andere domeinen:** België presteert ook niet als de meest efficiënte leerling in de klas voor onderwijs of openbare orde en veiligheid. Het zwakste punt is relatief gezien vervoer. Luxemburg wordt als een "outlier" beschouwd omdat het veel output levert zonder veel geld uit te geven [18](#page=18).
---
# Huidige initiatieven ter bevordering van doelmatigheid in Vlaanderen
Dit onderwerp behandelt de concrete initiatieven die in Vlaanderen worden genomen om de doelmatigheid van de overheid te verbeteren, met als doel het creëren van een systeem van prestatiebegroten [25](#page=25).
### 4.1 Achtergrond: Efficiëntie in de academische literatuur
De efficiëntie van de overheid is een onderwerp dat academisch wordt onderzocht, hoewel de focus hierbij voornamelijk ligt op lokale besturen. Onderzoekers zoals Kalb, Geys, and Heinemann en Cruz and Marques hebben hiernaar gekeken. De efficiëntie wordt doorgaans gemeten met behulp van een samengestelde index die de lokale overheid in zijn geheel betreft, in plaats van specifieke beleidsdomeinen [22](#page=22).
Uit een analyse van 250 wetenschappelijke artikelen door Cruz and Marques tussen 1937 en 2012 bleek dat de volgende factoren consistent geassocieerd worden met betere efficiëntiescores in gemeenten :
* Een groter aantal inwoners [22](#page=22).
* Meer hoger geschoolde inwoners [22](#page=22).
* Een uitgebreidere commerciële sector [22](#page=22).
* Meer betrokkenheid van de kiezers [22](#page=22).
Daarentegen werden slechtere efficiëntiescores geobserveerd in gemeenten met:
* Hogere fiscale draagkracht (hoger inkomen per inwoner) [22](#page=22).
* Meer belastingontvangsten [22](#page=22).
* Meer beschikbare financiële middelen in het algemeen, zoals een groter aandeel in de onvoorwaardelijke dotatiestromen van hogere overheden. Dit kan erop wijzen dat er minder budgettaire druk is om middelen zuiniger te beheren [22](#page=22).
### 4.2 Recente initiatieven van het Vlaams Gewest
Sinds 2021 heeft het Vlaamse gewest nieuwe initiatieven geïmplementeerd met het oog op een meer doelmatige begroting. Het overkoepelende doel is om op de middellange termijn (MLT) een systeem van prestatiebegroten te realiseren. Diverse stappen zijn in het verleden reeds gezet in deze richting, met de introductie van de ISE als voorbeeld. Vanwege de complexiteit en intensiteit van het koppelen van indicatoren aan doelstellingen, zijn recent twee specifieke instrumenten ingevoerd [25](#page=25).
#### 4.2.1 Brede heroverwegingen (°2021)
Brede heroverwegingen zijn omvangrijke onderzoeken van beleid met een budgettaire impact. Het doel is het aanbieden van beleidsopties die leiden tot een doelmatiger of doeltreffender beleid, om zo langetermijnbeleidskeuzes voor Vlaanderen te onderbouwen. Deze onderzoeken worden minimaal één keer per zittingsperiode uitgevoerd. In 2021 werden de grote uitgaven en ontvangsten van elk beleidsdomein grondig geëvalueerd. Volgens een OESO-evaluatie hebben deze inspanningen resultaat gehad [25](#page=25).
**Voorbeelden van bevindingen uit brede heroverwegingen:**
* De verhoging van de verkeersbelasting voor old-timers [25](#page=25).
* Het afschaffen van de meeneembaarheid in de registratiebelasting, wat problematisch bleek te zijn door hogere kosten bij echtscheidingen en de complexiteit van wie de meeneembaarheid kon claimen [25](#page=25).
* De reductie van de compensatie voor de kilometerheffing in de transportsector, mede ingegeven door inefficiënties in de administratieve afhandeling via een zelfstandig agentschap [25](#page=25).
Het Department Financiën en Begroting organiseert de brede Vlaamse heroverweging, en doet dit sinds 2021 [25](#page=25).
> **Tip:** Begrijp dat brede heroverwegingen gericht zijn op een grondige doorlichting van beleid met budgettaire impact om beleidsopties voor een doelmatig of doeltreffend beleid te formuleren [25](#page=25).
#### 4.2.2 Uitgaventoetsingen (°2023)
Uitgaventoetsingen zijn systematische, diepgaande en specifieke onderzoeken van uitgavencategorieën met een substantiële budgettaire impact. Het doel is om bij een constant beleid de doeltreffendheid of doelmatigheid van dat beleid te verbeteren. Na de regeringsvorming wordt een planning opgesteld, die gedurende de legislatuur verder wordt verfijnd [26](#page=26).
**Voorbeelden van uitgaventoetsingen uit de vorige legislatuur:**
* De bovenbouw boven de subsidies van departement CJM [26](#page=26).
* Hoger onderwijs [26](#page=26).
* Duurzaam watergebruik en de organisatie van het waterlandschap [26](#page=26).
* De modal shift in goederenvervoer [26](#page=26).
Andere voorbeelden van domeinen die onderzocht kunnen worden zijn dienstencheques, cultuursubsidies en onderwijsfinanciering [26](#page=26).
**Voorbeeld van de aanpak bij de uitgaventoetsing 'modal shift goederenvervoer':**
1. **Opstart van de opdracht:** Samenstelling van de projectgroep, analyse van beschikbare informatie en verkennende interviews, gevolgd door een verfijning en detaillering van het plan van aanpak [26](#page=26).
2. **Formuleren van de baseline:** Kwantitatieve analyse van de huidige trend van de modal split voor goederenvervoer in België/Vlaanderen, rekening houdend met factoren zoals gereden kilometers, broeikasgasemissies, energie-efficiëntie en veiligheid. Hierbij worden recente trends (zoals de energiecrisis) en geldende beleidsambities (zoals het VEKP en mobiliteitsplannen) meegenomen [27](#page=27).
3. **Inschatten van het verbeterpotentieel en optimalisaties:** Evaluatie van de kosten en baten van initiatieven/projecten, rapportering van best practices uit andere landen, voorstellen rond Key Performance Indicators (KPI's) en de formulering van beleidsaanbevelingen [27](#page=27).
> **Tip:** Uitgaventoetsingen zijn gericht op een diepgaande analyse van specifieke uitgavencategorieën om beleidsdoeltreffendheid en -doelmatigheid te verbeteren [26](#page=26).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Allocatieve efficiëntie | Dit type efficiëntie betreft de vraag of de overheid de juiste dingen doet voor de juiste mensen. Het gaat erom of de bestede middelen terechtkomen bij degenen die ze nodig hebben en of de subsidies worden toegekend aan de sectoren met de grootste maatschappelijke meerwaarde. |
| Dynamische efficiëntie | Dynamische efficiëntie onderzoekt of de overheid door de tijd heen efficiënt blijft opereren. Dit wordt beïnvloed door factoren zoals innovatie, technologische veranderingen en nieuwe best practices. Een overheid die vandaag efficiënt is, hoeft dat morgen niet noodzakelijk te blijven. |
| Technische efficiëntie | Dit is de meest gangbare vorm van efficiëntie die wordt gemeten en is gerelateerd aan productiviteit. Het houdt in dat men een maximale output genereert met een gegeven input, of een minimale input gebruikt voor een bepaalde output. Het wordt vaak samengevat als de verhouding tussen geproduceerde diensten of beleid en de ingezette middelen zoals personeel, geld en tijd. |
| Public value | Dit concept verwijst naar de waarde die de overheid creëert voor het publiek. Hoewel burgers efficiëntie waarderen, geven ze vaak prioriteit aan waarden zoals eerlijkheid, rechtvaardigheid en gelijkheid. |
| Begrotingsdiscipline | Het proces waarbij de overheid controle uitoefent op haar uitgaven en inkomsten om binnen bepaalde financiële kaders te blijven. Dit is cruciaal, zeker in tijden van schaarste, om verantwoording af te leggen over het gebruik van middelen. |
| Efficiëntiescores | Kwantitatieve metingen die aangeven hoe doelmatig een organisatie of overheidsdienst functioneert. Deze scores worden vaak berekend op een schaal van 0 tot 100%, waarbij de beste presterende organisaties 100% scoren en er ruimte is voor verbetering bij de lager scorende. |
| IPSE Studies | Een onderzoekscentrum in Nederland dat zich richt op de efficiëntie van de publieke sector. Ze publiceren studies en bieden data om de efficiëntie van verschillende overheidsdiensten te analyseren en te vergelijken, en Nederland heeft hierin een voortrekkersrol. |
| Baumolziekte | Een economisch fenomeen waarbij de lonen in de publieke sector sneller stijgen dan de productiviteit, omdat het werk arbeidsintensief is en moeilijk te automatiseren. Dit leidt tot stijgende loonkosten zonder een overeenkomstige productiviteitsstijging, wat de efficiëntie negatief kan beïnvloeden. |
| Bowenwet | Deze wet stelt dat uitgaven in publieke instellingen voortdurend stijgen, zelfs zonder een directe noodzaak. Het principe 'uitgaven volgen inkomsten' houdt in dat extra beschikbare middelen ook worden uitgegeven, wat leidt tot 'supply-induced demand'. |
| Schaalkwaal | Het principe dat grotere organisaties niet altijd efficiënter zijn. Hoewel schaalvergroting aanvankelijk kosten kan verlagen, kunnen er na een bepaald punt juist weer kostenstijgingen optreden door coördinatieverlies en complexiteit, wat resulteert in een U-vormige kosten curve. |
| Data Envelopment Analysis (DEA) | Een non-parametrische methode om de relatieve efficiëntie van een groep vergelijkbare eenheden te meten. DEA identificeert een "efficiëntiegrens" van best practices en bepaalt hoe ver inefficiënte eenheden van deze grens verwijderd zijn, wat aangeeft hoeveel ze kunnen verbeteren in termen van input of output. |
| Efficiëntiegrens | In het kader van DEA, de curve die de best mogelijke input-output combinaties vertegenwoordigt voor een groep eenheden. Overheden die op deze grens liggen, worden als efficiënt beschouwd, terwijl degenen eronder nog ruimte hebben voor verbetering. |
| Public Sector Performance (PSP) | Een geaggregeerde score die de prestaties van de publieke sector meet. Deze score is gebaseerd op diverse criteria en wordt vaak genormaliseerd, waarbij waarden boven 1 duiden op betere prestaties dan het gemiddelde en waarden eronder op slechtere prestaties. |
| Ruimtelijke interdependentie | Het concept dat de efficiëntie van een gemeente beïnvloed kan worden door de efficiëntie van naburige gemeenten. Dit suggereert dat gemeenten naar elkaar kijken qua beleid, bestuur en beheer, wat kan leiden tot imitation of competitie. |
| Brede heroverwegingen | Een initiatief van de Vlaamse overheid waarbij beleid met een budgettaire impact grondig wordt onderzocht. Het doel is om beleidsopties te presenteren voor een doelmatiger of doeltreffender beleid, en deze onderzoeken worden minimaal één keer per zittingsperiode uitgevoerd. |
| Uitgaventoetsingen | Systematische, diepgaande onderzoeken naar specifieke uitgavencategorieën met een significante budgettaire impact. Deze toetsingen worden uitgevoerd om bij constant beleid de doeltreffendheid of doelmatigheid van het beleid te verbeteren, en omvatten analyse van kosten, baten en best practices. |