Cover
Empieza ahora gratis H3 Efficiëntie en effectiviteit.pptx
Summary
# Efficiëntie en effectiviteit in organisaties
Dit onderwerp verkent de kernconcepten efficiëntie en effectiviteit binnen de context van organisaties, inclusief de evolutionaire benaderingen en historische perspectieven op productiviteit.
## 1.1 Het systeemconcept van een organisatie
Een organisatie wordt beschouwd als een open systeem dat interacteert met zijn omgeving. Input (zoals arbeid, kapitaal, grondstoffen, informatie en technologie) wordt vanuit de omgeving opgenomen, getransformeerd via een proces, en vervolgens als output (goederen en diensten) weer afgegeven aan de omgeving. De omgeving beïnvloedt de organisatie via diverse invalshoeken, zoals economische, juridische, technologische, sociale en culturele factoren. Omgekeerd kan de organisatie ook zijn omgeving beïnvloeden door middel van activiteiten als reclame en lobbying.
> **Tip:** Het systeemconcept is een rode draad die de cursus structuur geeft en helpt bij het begrijpen van de relatie tussen een organisatie en haar externe context.
## 1.2 Efficiëntie en effectiviteit: definities en benaderingen
Efficiëntie en effectiviteit zijn cruciale concepten voor het meten van de prestaties van een organisatie.
### 1.2.1 Effectiviteit
* **Traditionele benadering (doelstellingenbenadering):** Dit perspectief meet effectiviteit aan de hand van de mate waarin gestelde doelen worden bereikt. Bijvoorbeeld, als een organisatie zich ten doel stelt 10.000 blauwe duploblokken te produceren en er daadwerkelijk 8.000 worden geproduceerd, dan is de effectiviteit $8000 / 10000 = 80\%$. Een beperking van deze benadering is dat organisaties vaak meerdere, soms tegenstrijdige, doelen hebben.
* **Moderne of stakeholderbenadering:** Deze benadering erkent dat organisaties diverse stakeholders hebben met uiteenlopende belangen. Een organisatie wordt als effectief beschouwd wanneer zij erin slaagt de doelstellingen van al deze stakeholders tegelijkertijd te bevredigen. Denk hierbij aan het tevredenstellen van aandeelhouders met winst, managers met groei, personeel met goede arbeidsvoorwaarden, financiers met solvabiliteit, leveranciers met tijdige betaling, klanten met kwaliteit voor de prijs, de buurtomgeving met beheersing van overlast, en de overheid met naleving van wetten.
### 1.2.2 Efficiëntie
Efficiëntie richt zich op het zo optimaal mogelijk inzetten van middelen om de output te realiseren. Het gaat om het minimaliseren van verspilling. Een voorbeeld: indien 8.000 blauwe duploblokken zijn geproduceerd met 12.000 ongekleurde blokken (en 4.000 moesten worden weggegooid door fabricagefouten, zoals 7 in plaats van 8 noppen), kan de efficiëntie berekend worden op basis van het aantal correct geproduceerde eenheden ten opzichte van de totale input of inspanning.
> **Tip:** Efficiëntie kijkt naar de *middelen* die worden gebruikt, terwijl effectiviteit kijkt naar het *resultaat* dat wordt behaald ten opzichte van de doelen.
### 1.2.3 Efficiëntie versus effectiviteit
Organisaties streven naar zowel hoge efficiëntie (zo min mogelijk verlies van bronnen) als hoge effectiviteit (realisatie van zoveel mogelijk doelstellingen).
## 1.3 Historische perspectieven op productiviteit en efficiëntie
### 1.3.1 Adam Smith en de arbeidsverdeling
Adam Smith legde in de 18e eeuw de basis voor het concept van arbeidsverdeling. Hij observeerde dat door taken op te splitsen in gespecialiseerde, herhaalbare deeltaken, de productiviteit enorm kon toenemen. In het voorbeeld van de speldenproductie leidde dit tot een veel hogere dagelijkse productie dan wanneer één arbeider elke speld volledig zelf maakte. Dit toont aan dat productiviteit en efficiëntie nauw met elkaar verbonden zijn.
### 1.3.2 Frederick Taylor en wetenschappelijke bedrijfsvoering
Frederick Taylor ontwikkelde in de vroege 20e eeuw de principes van de wetenschappelijke bedrijfsvoering. Hij analyseerde gedetailleerd arbeidersbewegingen om de 'one-best-way' productiemethode te bepalen, die vervolgens verplicht gevolgd moest worden. Standaardisatie werd bevorderd en de naleving werd nauwgezet gecontroleerd. Om arbeiders te motiveren tot hogere productiviteit, introduceerde Taylor monetaire prikkels zoals het differentiële stukloon. De winst uit hogere productie moest eerlijk verdeeld worden tussen arbeider en werkgever, om zo een win-winsituatie te creëren in plaats van een nulsomspel.
### 1.3.3 Henry Ford en het fordisme
Henry Ford paste de ideeën van Taylor op grote schaal toe in zijn fabrieken, wat bekend werd als het 'fordisme'. Dit omvatte de massaproductie met behulp van lopende banden en gestandaardiseerde processen.
> **Tip:** Een nulsomspel is een situatie waarin de winst van de ene partij direct het verlies van de andere partij is. Het doorbreken van dit model, zoals bij het verhogen van productiviteit, leidt tot een win-winsituatie waarbij iedereen profiteert.
### 1.3.4 Verdere ontwikkeling van managementtheorieën
Naast de ideeën van Taylor en Ford zijn er later diverse andere managementtheorieën ontwikkeld, waaronder:
* **Bureaucratie (Max Weber):** Gericht op hiërarchie, strikte regels, taakspecialisatie en objectieve aanwerving om efficiëntie en een stabiel apparaat te creëren. Weber zag bureaucratie als een middel om doelen te bereiken, maar de negatieve connotatie van administratieve rompslomp is later ontstaan.
* **HR-benadering:** Legt de nadruk op de menselijke factor binnen organisaties.
* **Lerende organisatie:** Focust op leren en innovatie.
* **Duurzaamheidsstreven:** Erkent de noodzaak om milieu-impact te minimaliseren bij productie-verhogingen.
## 1.4 Van arbeidsverdeling naar geglobaliseerde productieketens
De taakverdeling leidde tot de opkomst van grotere productie-eenheden en fabrieken die zich specialiseerden in het vervaardigen van productonderdelen. Dit vereiste een efficiënt management van opeenvolgende afdelingen en fabrieken, wat leidde tot het concept van de supply chain. Tegenwoordig is dit proces wereldwijd geglobaliseerd.
## 1.5 Productie- en organisatiemodellen
Er worden twee theoretische modellen van productie en organisatie onderscheiden:
* **Gesloten systeem:** Het productieproces functioneert autonoom, zonder significante wisselwerking met de omgeving.
* **Open systeem:** Er is een dynamische wisselwerking met de omgeving, waarbij de organisatie wordt beïnvloed en omgekeerd.
In de praktijk zijn gesloten systemen zeldzaam geworden; de meeste organisaties opereren als open systemen.
## 1.6 Productieketens en supply chains
Complexe productieketens, zoals in de auto-industrie, geneesmiddelen- of chipsector, illustreren de mondiale onderlinge afhankelijkheid. De locatie van productieactiviteiten wordt bepaald door factoren als grondstofbeschikbaarheid, arbeidskosten, kennis, klimaat en logistieke overwegingen. Deze ketens vormen samen een supply chain, waarvoor efficiënt transport en uitgebreide logistiek essentieel zijn. Studenten Transport & Logistiek spelen een cruciale rol in het beheren en optimaliseren van deze ketens.
## 1.7 Supply chain versus value chain (Porter)
* **Supply chain (productieketen):** Beschrijft de reeks stappen die een product doorloopt van grondstof tot eindklant.
* **Value chain (waardeketen van Porter):** Focust op hoe waarde wordt toegevoegd in de verschillende stappen van de keten en hoe bedrijven hierdoor een concurrentievoordeel kunnen behalen. De waardeketen kan worden gezien als een aaneengeschakeld systeem van activiteiten, waarbij ook de 'linkages' (verbanden tussen primaire activiteiten) en 'interrelaties' (verbanden tussen afdelingen of bedrijfseenheden) cruciaal zijn voor het opbouwen van concurrentievoordeel.
> **Tip:** Just-in-time leveringen zijn een goed voorbeeld van het benutten van interrelaties binnen de supply chain, waarbij de logistiek en productie van de ene schakel naadloos aansluit op de volgende.
---
# Bedrijf, omgeving en stakeholders
Een bedrijf opereert binnen een bredere omgeving en moet rekening houden met de uiteenlopende belangen van verschillende groepen, de zogenaamde stakeholders.
### 2.1 Organisatie als systeem
Een organisatie kan worden beschouwd als een open systeem dat continu interactie heeft met zijn omgeving. Dit betekent dat de organisatie input uit de omgeving opneemt, deze transformeert en vervolgens output teruggeeft aan de omgeving.
* **Input:** Dit omvat alle middelen die een organisatie uit zijn omgeving haalt, zoals arbeid, kapitaal, grondstoffen, halfafgewerkte producten, informatie en technologie.
* **Transformatieproces:** Dit is het interne proces waarbij de input wordt omgezet in output.
* **Output:** Dit zijn de goederen en diensten die de organisatie aan de omgeving levert.
De omgeving heeft een significante invloed op de organisatie, vooral in het geval van open systemen. Deze invloeden kunnen vanuit diverse invalshoeken worden bekeken:
* **Economisch:** De economische conjunctuur (hoog- of laagconjunctuur) beïnvloedt de prestaties en winstgevendheid van bedrijven.
* **Juridisch:** Wetgeving, zoals productaansprakelijkheid, speelt een belangrijke rol.
* **Technologisch:** Innovaties en uitvindingen (zoals de stoommachine of ICT) drijven de ontwikkeling voort.
* **Sociaal:** Het sociale klimaat, zoals de bereidheid tot staken, kan invloed hebben.
* **Cultureel:** Culturele normen en waarden, zoals het verbod op rentetoepassing in bepaalde religieuze contexten, kunnen de bedrijfsvoering beïnvloeden.
Omgekeerd kan de organisatie ook haar omgeving beïnvloeden, bijvoorbeeld via reclame of lobbying om het regelgevend kader te beïnvloeden.
### 2.2 Efficiëntie en effectiviteit
Efficiëntie en effectiviteit zijn twee cruciale begrippen voor het succes van een organisatie.
* **Efficiëntie:** Richt zich op de middelen. Het gaat om het zo min mogelijk verspillen van bronnen.
> **Voorbeeld:** Als een bedrijf 8.000 blauwe duploblokken produceert met 12.000 ongekleurde blokken, waarvan 4.000 moeten worden weggegooid wegens kwaliteitsgebreken, dan is de efficiëntie laag. De focus ligt op het optimaliseren van het gebruik van grondstoffen en processen om verspilling te minimaliseren.
* **Effectiviteit:** Richt zich op het resultaat. Het gaat om het maximaal realiseren van doelstellingen.
### 2.3 Traditionele versus Stakeholderbenadering van Effectiviteit
De benadering van effectiviteit kan op twee manieren worden bekeken:
#### 2.3.1 Traditionele benadering (doelstellingenbenadering)
Bij deze benadering wordt effectiviteit gemeten aan de hand van vooraf gestelde, vaak enkele, doelstellingen.
> **Voorbeeld:** Als het doel is om 10.000 blauwe duploblokken te produceren en er worden er 8.000 gemaakt, dan is de effectiviteit 80%.
Een nadeel van deze benadering is dat organisaties vaak meerdere, soms tegenstrijdige, doelstellingen hebben.
#### 2.3.2 Moderne (stakeholder)benadering
Deze benadering erkent expliciet dat bedrijven meerdere doelstellingen hebben die voortkomen uit de belangen van diverse stakeholders. Een organisatie wordt als effectief beschouwd wanneer zij erin slaagt om de doelstellingen van al haar stakeholders tegelijkertijd te bevredigen.
Belangrijke stakeholders en hun doelstellingen kunnen zijn:
* **Aandeelhouders (shareholders):** Voldoende winst.
* **Managers:** Groei, omzet.
* **Personeel:** Goede arbeidsvoorwaarden.
* **Financiers (banken e.a.):** Solvabiliteit en kredietwaardigheid.
* **Leveranciers:** Liquiditeit (tijdige betaling van facturen).
* **Klanten:** Goede kwaliteit voor een eerlijke prijs.
* **Buurtomgeving:** Beheersen van overlast.
* **Overheid:** Naleven van fiscale en andere wetten.
### 2.4 Historische evolutie van efficiëntie en productie
De focus op efficiëntie en productiviteit kent een lange geschiedenis, met belangrijke mijlpalen:
* **Adam Smith en de Industriële Revolutie:** Smith's studie van de speldenproductie toonde aan dat taakverdeling en specialisatie leidden tot een exponentiële toename van de productiviteit vergeleken met ambachtelijke productie.
* **Frederick Taylor (Scientific Management):** Taylor paste wetenschappelijke methoden toe om arbeidsprocessen te analyseren en te optimaliseren. Dit resulteerde in de 'one-best-way' productiemethode, waarbij standaardisatie en nauwkeurige controle centraal stonden. Hij introduceerde ook monetaire prikkels, zoals het differentiële stukloon, om werknemers te motiveren tot hogere productie. De winst moest eerlijk verdeeld worden tussen arbeider en werkgever, met het oog op een win-winsituatie.
* **Henry Ford (Fordisme):** Ford paste Taylor's ideeën op grote schaal toe, met name door de introductie van de lopende band, wat resulteerde in massaproductie.
> **Tip:** Productiviteit en efficiëntie zijn twee zijden van dezelfde medaille. Een hogere productiviteit leidt niet alleen tot meer welvaart, maar maakt ook hogere lonen en winsten mogelijk.
De concepten van Taylor en Ford hebben geleid tot de ontwikkeling van grotere productie-eenheden en fabrieken, die gespecialiseerd raakten in de productie van specifieke productonderdelen. Dit legde de basis voor het concept van de supply chain.
Latere managementtheorieën bouwden hierop voort, waaronder:
* **Bureaucratie (Max Weber):** Gericht op hiërarchie, formele regels, taakspecialisatie en objectieve selectiecriteria voor efficiëntie in administratieve processen.
* **Human Resources (HR)-benadering:** Legt de nadruk op de menselijke factor binnen de organisatie.
* **Lerende organisatie:** Focust op continu leren en innoveren.
* **Duurzaamheidsstreven:** Houdt rekening met de milieu-impact van productieprocessen.
### 2.5 Productieketens en supply chains
De verdere ontwikkeling van productieprocessen heeft geleid tot complexe, wereldwijde productieketens, ook wel supply chains genoemd. Deze ketens omvatten alle stappen van grondstof tot eindproduct.
> **Voorbeeld:** De productieketen van een auto omvat grondstofwinning (aluminium, aardolie), het raffineren van materialen, de productie van componenten zoals chips, motoren en zetels, tot de uiteindelijke assemblage. Deze stappen vinden vaak plaats op verschillende locaties wereldwijd, afhankelijk van factoren zoals beschikbaarheid van grondstoffen, arbeidskrachten en expertise.
Transport en logistiek spelen een cruciale rol in het soepel laten verlopen van deze supply chains. Studenten Transport & Logistiek zijn essentieel voor het beheer en de optimalisatie van deze ketens.
#### 2.5.1 Supply Chain versus Value Chain
* **Supply Chain (productieketen):** Beschrijft alle stappen die een product doorloopt van oorsprong tot eindgebruiker.
* **Value Chain (waardeketen van Porter):** Focust op hoe waarde wordt toegevoegd in de verschillende stappen van de productieketen en hoe bedrijven hiermee een concurrentievoordeel kunnen behalen.
De waardeketen bestaat uit primaire activiteiten (zoals inkomende logistiek, operaties, uitgaande logistiek, marketing & sales, service) en ondersteunende activiteiten (zoals infrastructuur, human resource management, technologieontwikkeling en inkoop). Bedrijven kunnen concurrentievoordeel opbouwen door de 'linkages' (koppelingen) tussen deze activiteiten te benutten, evenals de 'interrelaties' tussen verschillende strategische bedrijfseenheden (SBU's).
### 2.6 Systemen: Open versus Gesloten
Organisaties kunnen worden ingedeeld in twee hoofdtypen systemen op basis van hun interactie met de omgeving:
* **Gesloten systeem:** Het productieproces opereert autonoom en heeft geen wisselwerking met de omgeving. Het wordt er niet door beïnvloed.
* **Open systeem:** Er is een dynamische wisselwerking met de omgeving. De organisatie wordt beïnvloed door de omgeving en beïnvloedt deze omgekeerd.
In de praktijk is het aantal strikt gesloten systemen erg beperkt geworden. De meeste organisaties functioneren als open systemen.
---
# Productieketens en supply chains
Dit onderwerp analyseert de structuur en globalisering van productieketens, de rol van logistiek en supply chains, en de relatie tussen supply chain en value chain.
### 3.1 Efficiëntie en effectiviteit
Organisaties worden gezien als systemen die input uit de omgeving opnemen, transformeren en output leveren. Ze worden beïnvloed door omgevingsfactoren zoals economische, juridische, technologische, sociale en culturele aspecten, maar kunnen hun omgeving ook beïnvloeden.
#### 3.1.1 Effectiviteit
* **Traditionele benadering (doelstellingen benadering):** Meet in hoeverre gestelde doelen worden bereikt. Een voorbeeld is het produceren van een specifiek aantal eenheden.
* `% effectiviteit = (Gerealiseerde Output / Doelstelling) * 100%`
* **Moderne (stakeholder)benadering:** Een organisatie is effectief als zij erin slaagt de diverse en vaak meervoudige doelstellingen van alle stakeholders tegelijk te bevredigen. Dit omvat aandeelhouders, managers, personeel, financiers, leveranciers, klanten, de buurt en de overheid.
#### 3.1.2 Efficiëntie
Efficiëntie meet de mate waarin middelen worden gebruikt om output te realiseren. Het gaat om het minimaliseren van verspilling.
* **Formule voorbeeld:**
`% efficiëntie = (Benutte Input / Totale Input) * 100%` of
`% efficiëntie = (Gerealiseerde Output / Benutte Input) * 100%`
#### 3.1.3 Efficiëntie versus effectiviteit
* **Efficiëntie:** Focust op de middelen en het proces. Het doel is het vermijden van verspilling.
* **Effectiviteit:** Focust op het resultaat en het bereiken van doelstellingen. Het doel is een maximaal resultaat.
#### 3.1.4 Historische evolutie van efficiëntie en productie
* **Traditioneel:** Eén arbeider maakte een volledig product.
* **Adam Smith en de industriële revolutie:** Introduceerde taakspecialisatie. Door arbeiders specifieke, herhaalbare taken te geven, nam de productiviteit en efficiëntie aanzienlijk toe.
* **F. Taylor (wetenschappelijke bedrijfsvoering):** Analyseerde gedetailleerd arbeidsbewegingen om de "one-best-way" productiemethode te ontwikkelen. Standaardisatie en monetaire prikkels (differentieel stukloon) werden ingevoerd om de productie te motiveren.
* **Fordisme (H. Ford):** Paste Taylors ideeën op grote schaal toe, wat leidde tot massaproductie en de introductie van de lopende band.
* **Nulsomspel versus win-winsituatie:** Een nulsomspel betekent dat de winst van de één het verlies van de ander is. De doorbraak van een nulsomspel door productiviteitsverhogingen leidt tot een win-winsituatie, waarbij zowel arbeiders als werkgevers profiteren van een grotere 'taart' (hogere vergoedingen).
#### 3.1.5 Moderne managementtheorieën
Naast de principes van Taylor zijn er latere theorieën ontwikkeld, zoals:
* Bureaucratie (Max Weber)
* HR-benadering (focus op de mens)
* Lerende organisatie (focus op leren en innoveren)
* Duurzaamheidsstreven (gericht op milieu-impact)
#### 3.1.6 Productieketens en globalisering
De historische taakverdeling en industrialisatie leidden tot grotere productie-eenheden en fabrieken die zich specialiseerden in delen van het product. Verschillende afdelingen en fabrieken moeten als een keten worden gemanaged. Deze evolutie is vandaag de dag sterk geglobaliseerd.
#### 3.1.7 Systeembenadering: open en gesloten systemen
* **Gesloten systeem:** Het productieproces draait autonoom zonder wisselwerking met de omgeving.
* **Open systeem:** Er is een dynamische wisselwerking met de omgeving; de organisatie wordt beïnvloed door de omgeving en vice versa. In de praktijk zijn gesloten systemen zeldzaam geworden.
### 3.2 Productieketen en supply chain
Productieketens beschrijven de stappen die een product doorloopt van grondstof tot eindproduct. Deze ketens zijn vaak wereldwijd georganiseerd.
#### 3.2.1 Voorbeelden van productieketens
* **Auto-industrie:** Betreft grondstoffen (aluminium, plastics), bewerking (smelters, raffinaderijen), componenten (halfgeleiders, batterijen, zetels, dashboards), en assemblage. Locaties variëren wereldwijd op basis van grondstofbeschikbaarheid, arbeidskrachten, knowhow en proceskenmerken.
* **Geneesmiddelen:** Omvat het actieve ingrediënt, formulering, afvullen, afwerken, opslag en distributie, vaak verspreid over verschillende landen en gespecialiseerde bedrijven.
* **Chips/halfgeleiders:** Vereist research & development, machines, grondstoffen en productie. De productie is vaak geconcentreerd in specifieke regio's, met recente initiatieven om de productie dichter bij huis te halen (bv. EU-investeringen in Duitsland).
#### 3.2.2 Supply chain
De productieketens maken deel uit van een supply chain, die sterk geglobaliseerd is. Dit vereist aanzienlijk transport en uitgebreide logistiek om een soepele doorstroming van grondstoffen tot eindproduct te garanderen.
### 3.3 Supply chain versus value chain
#### 3.3.1 Definitie
* **Supply chain (productieketen):** Geeft alle fysieke stappen weer die een product doorloopt voordat het bij de finale klant komt.
* **Value chain (waardeketen van Porter):** Focust op hoe waarde wordt toegevoegd in de verschillende stappen van de keten en hoe bedrijven hier concurrentievoordeel uit kunnen halen.
#### 3.3.2 Complementaire concepten
De supply chain en value chain worden als complementair beschouwd. De supply chain beschrijft de *flow*, terwijl de value chain de *waardecreatie* analyseert.
#### 3.3.3 Waardeketen als aaneengeschakeld systeem
De waardeketen kan worden voorgesteld als een reeks schakels of wagonnetjes in een trein, waarbij elk bedrijf een schakel in de keten vormt.
#### 3.3.4 Linkages en interrelaties in de waardeketen
* **Linkages:** Bedrijven kunnen concurrentievoordeel behalen door de verbindingen (linkages) tussen hun primaire activiteiten te benutten. Een verbetering in productie kan bijvoorbeeld leiden tot besparingen op service na verkoop.
* **Interrelaties:** Dit betreft de interacties tussen verschillende onderdelen van de supply chain, bijvoorbeeld tussen de uitgaande logistiek van het ene bedrijf en de ingaande logistiek van het volgende. Just-in-time leveringen zijn hier een voorbeeld van.
> **Tip:** Het begrijpen van zowel de fysieke flow (supply chain) als de waardecreatie (value chain) is cruciaal voor effectief supply chain management en het identificeren van concurrentievoordelen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Efficiëntie | Het zo min mogelijk verspillen van middelen bij het uitvoeren van een taak of proces, gericht op de 'manier waarop' iets wordt gedaan. |
| Effectiviteit | Het in hoge mate realiseren van de gestelde doelen of resultaten, gericht op 'wat' er bereikt wordt. |
| Systeembenadering | Een manier om organisaties te beschouwen als een systeem dat interageert met zijn omgeving door input te ontvangen, te transformeren en output te produceren. |
| Omgeving | De externe factoren die een organisatie beïnvloeden, zoals economische, juridische, technologische, sociale en culturele invloeden. |
| Stakeholder | Een persoon, groep of organisatie die belang heeft bij of wordt beïnvloed door de activiteiten van een organisatie, zoals aandeelhouders, werknemers, klanten en leveranciers. |
| Doelstellingenbenadering (Goals approach) | Een traditionele methode om effectiviteit te meten op basis van het al dan niet behalen van specifieke, vooraf bepaalde doelen. |
| Stakeholderbenadering | Een modernere benadering van effectiviteit, waarbij een organisatie als effectief wordt beschouwd als het erin slaagt de diverse en soms tegenstrijdige doelstellingen van al zijn stakeholders te bevredigen. |
| Productiviteit | De verhouding tussen de gerealiseerde output en de ingezette input, vaak gezien als twee zijden van dezelfde medaille als efficiëntie. |
| Verdeling van de arbeid | Het opdelen van een productieproces in kleinere, gespecialiseerde taken die gemakkelijk herhaald kunnen worden, wat leidt tot efficiëntiewinst. |
| Wetenschappelijke bedrijfsvoering (Taylorisme) | Een managementtheorie ontwikkeld door F. Taylor, gericht op de wetenschappelijke analyse en optimalisatie van arbeidsprocessen, standaardisatie en monetaire prikkels. |
| One-best-way productiemethode | De door Taylor voorgestelde methode waarbij er één optimale manier is om een taak uit te voeren, die verplicht gevolgd moest worden door alle arbeiders. |
| Fordisme | De grootschalige toepassing van Taylor's ideeën en de lopende bandproductie, geassocieerd met Henry Ford. |
| Nulsomspel (Zero-sum game) | Een situatie waarbij de winst van de ene partij direct gelijkstaat aan het verlies van de andere partij. |
| Win-winsituatie | Een situatie waarbij alle betrokken partijen voordeel behalen, vaak mogelijk gemaakt door toegenomen productiviteit. |
| Bureaucratie (Weber) | Een organisatiestructuur gekenmerkt door hiërarchie, formele regels, taakspecialisatie en objectieve selectiecriteria, ontworpen om efficiëntie en stabiliteit te verhogen. |
| HR-benadering | Een managementtheorie die sterk afwijkt van Taylorisme en de menselijke factor en welzijn van werknemers centraal stelt. |
| Lerende organisatie | Een organisatie die de nadruk legt op continu leren, kennisontwikkeling en innovatie als sleutel tot succes. |
| Gesloten systeem | Een organisatie die geen wisselwerking heeft met zijn omgeving en er niet door wordt beïnvloed. |
| Open systeem | Een organisatie die een dynamische wisselwerking heeft met zijn omgeving, waarbij beide elkaar wederzijds beïnvloeden. |
| Supply chain (productieketen) | Het totale netwerk van organisaties, personen, activiteiten, informatie en middelen die betrokken zijn bij het verplaatsen van een product of dienst van leverancier naar klant. |
| Waardeketen (Value chain - Porter) | Een model dat de reeks activiteiten beschrijft die een bedrijf uitvoert om waarde te creëren voor zijn klanten, waarbij wordt gefocust op hoe in elke stap concurrentievoordeel kan worden behaald. |
| Linkages | Verbindingen tussen verschillende primaire activiteiten binnen de waardeketen die kunnen worden benut voor concurrentievoordeel. |
| Interrelaties | Verbanden tussen verschillende strategische bedrijfseenheden (SBU's) of onderdelen van de supply chain, zoals just-in-time leveringen. |