Christian Theology
Cover
8078.pdf
Summary
# Het kind in zijn wereld: ontwikkeling en levensbeschouwing
Dit onderdeel belicht de ontwikkeling van kinderen, met specifieke aandacht voor cognitieve, morele en geloofsontwikkeling, en analyseert hoe deze ontwikkelingsaspecten de beginsituatie voor godsdienstonderwijs beïnvloeden [11](#page=11).
### 1.1 Inleiding
Het onderwijs is gericht op het kind en de wereld waarin het opgroeit, met als doel kinderen voor te bereiden op het vernieuwen van de gemeenschappelijke wereld. Het leren kennen van de beginsituatie van een kind is cruciaal voor deze voorbereiding [11](#page=11).
### 1.2 Ontwikkeling van kinderen
De religieuze en levensbeschouwelijke groei van een kind verloopt niet in een rechte lijn, maar met sprongen, en wordt sterk beïnvloed door de algemene ontwikkeling [12](#page=12).
#### 1.2.1 Cognitieve ontwikkeling
Jean Piaget onderscheidde verschillende fasen in de cognitieve ontwikkeling die invloed hebben op religieuze en levensbeschouwelijke groei [12](#page=12):
##### 1.2.1.1 Sensori-motorische fase (zuigelingen)
Kinderen verkennen de wereld met hun zintuigen en beweging. Reflexen ontwikkelen zich tot beheersbare handelingen [12](#page=12).
##### 1.2.1.2 Pre-operationele fase (peuters en kleuters)
Kenmerken van deze fase zijn:
* **Symboolformatie:** Kinderen kunnen zich dingen voorstellen via prenten of woorden, hoewel dit nog gebonden is aan concrete waarnemingen. Het spreken over abstracte concepten zoals God is hierdoor moeilijk [12](#page=12).
* **Verwevenheid van fantasie en realiteit:** Kinderen kunnen realiteit en fantasie nog niet goed onderscheiden [13](#page=13).
* **Magisch denken:** Kinderen dichten voorwerpen een eigen leven en intentie toe, en zien de wereld in functie van de mens [13](#page=13).
* **Kinderlijk realisme:** De wereld wordt gezien zoals het kind deze waarneemt of bedenkt [13](#page=13).
* **Egocentrisme:** Kinderen zien zichzelf als middelpunt en hebben moeite om zich in te leven in het standpunt van anderen [13](#page=13).
* **Gedachtegang:** De gedachtegang is van moment tot moment, niet altijd logisch en moeilijk omkeerbaar [13](#page=13).
> **Tip:** Gebruik bij kleuters bijbelplaten om de opbouw van een logische gedachtegang te ondersteunen [13](#page=13).
##### 1.2.1.3 Concreet-operationele fase (vanaf 6-7 jaar)
Kinderen kunnen beter onderscheid maken tussen realiteit en fantasie, ordenen ervaringen en verlaten egocentrisme. Ze denken nog concreet en hebben concrete waarneembare zaken nodig [14](#page=14).
> **Example:** Een voorbeeld van concreet denken bij kinderen is hun antwoord op de vraag wie God voor hen is, te vinden op [www.youtube.com/watch?v=3HODs7Kv8Es](http://www.youtube.com/watch?v=3HODs7Kv8Es) [14](#page=14).
##### 1.2.1.4 Abstract-operationele fase (vanaf 10 jaar)
Vanaf deze leeftijd kunnen kinderen abstract denken en zich inleven in verschillende standpunten. Ze kunnen symbolische voorstellingen gebruiken en betekenissen achter verhalen symbolisch interpreteren [14](#page=14).
#### 1.2.2 Morele ontwikkeling
De morele ontwikkeling betreft het denken en handelen in verband met goed en kwaad en verloopt volgens verschillende niveaus en fasen, zoals beschreven door Kohlberg [14](#page=14) [15](#page=15).
##### 1.2.2.1 Niveaus en fases
* **Premoreel niveau (Fase 0):** Geen bewuste keuze; goed/kwaad wordt afgeleid uit emotionele reacties [15](#page=15).
* **Preconventioneel niveau (peuter, kleuter):** Gevolgen van handelen staan centraal; vermijden van straf en zoeken naar beloning [15](#page=15).
* **Fase 1: Strikte gehoorzaamheid en straf:** Kind gehoorzaamt om straf te ontlopen [15](#page=15).
* **Fase 2: Voordeel en berekening/eigenbelang:** Handelen vanuit wederzijds voordeel en eigenbelang [15](#page=15).
* **Conventioneel niveau (8-25 jaar):** Afstemming op goed- of afkeuring door de groep of gemeenschap [15](#page=15).
* **Fase 3: Fase van de goede jongen/het lieve meisje:** Goed gedrag is wat anderen behaagt en goedkeurt [16](#page=16).
* **Fase 4: Fase van wet en orde:** Goed gedrag is doen wat het gezag en de groepsnorm vragen [16](#page=16).
* **Postconventioneel niveau (vanaf 25 jaar):** Persoonlijke reflectie op waarden en ethische principes [16](#page=16).
* **Fase 5: Fase van algemeen geldende ethische beginselen:** Handelen vanuit erkende waarden en principes [16](#page=16).
* **Fase 6: Fase van het opstellen van een eigen waardeschaal:** Handelen vanuit persoonlijke waardeschaal en verantwoordelijkheid voor de wereld [16](#page=16).
> **Example:** Het dilemma van Heinz illustreert de verschillende redeneringen in elke fase van morele ontwikkeling [16](#page=16) [17](#page=17).
> **Tip:** Maak met eigen voorbeelden elke fase concreet en zoek tips om het denken van kinderen over goed en kwaad te verruimen [16](#page=16).
#### 1.2.3 Geloofsontwikkeling
Geloof wordt aangereikt in sociale omgang en ontwikkelt zich geleidelijk, parallel aan cognitieve en morele ontwikkeling [18](#page=18) [19](#page=19).
##### 1.2.3.1 Groeien in vertrouwen
Vertrouwen is een basisgegeven van het christelijk geloven. Basisvertrouwen houdt in dat kinderen geloven dat ze ertoe doen, gewaardeerd en bemind worden, en invloed kunnen uitoefenen op de wereld. Het stelt hen in staat de wereld te ontdekken, om te gaan met grenzen en beperkingen, en hoopvol te geloven in groei [18](#page=18).
> **Tip:** Leg de link tussen geloofsontwikkeling en andere vakken die 'basisvertrouwen' behandelen [19](#page=19).
##### 1.2.3.2 Groeien in geloven
De geloofsontwikkeling kent drie fasen [19](#page=19):
* **Eerste naïviteit:** Letterlijk denken en interpreteren van geloofstaal. Kinderen bidden letterlijk en vormen een beeld van God met menselijke trekjes [19](#page=19).
* **Begeleiding:** Participatief geloven, waarbij volwassenen een voorbeeldfunctie hebben en kinderen de rituelen imiteren [20](#page=20).
* **Crisismoment:** Twijfel steekt de kop op en geloofsinhoud en godsvoorstellingen worden kritisch bekeken [20](#page=20).
* **Begeleiding:** Het kind laten vragen stellen en een luisterend oor bieden, met deskundige begeleiding [21](#page=21).
* **Tweede naïviteit:** Geloofstaal wordt als symbolisch of figuurlijk begrepen. God wordt gezien als een dragende kracht [20](#page=20).
* **Begeleiding:** Geloofscommunicatie of dialoog, waarbij men tot uitwisseling komt en geloofsinhoud aanvoelt [21](#page=21).
> **Opdracht/Oefening:** Illustreer de verschillende fasen van geloofsontwikkeling met concrete voorbeelden, zoals hoe kinderen bidden of God/Jezus zien [21](#page=21).
### 1.3 De beginsituatie voor godsdienst
De beginsituatie omvat persoonlijke, sociale, situationele en schoolse gegevens die het onderwijs beïnvloeden. In het katholiek basisonderwijs staat de harmonische ontwikkeling van de hele persoon centraal [22](#page=22).
#### 1.3.1 Visie op de beginsituatie
De beginsituatie van kinderen is divers, mede door de veranderende samenleving met toenemende religieuze en levensbeschouwelijke verscheidenheid. Het vak r.-k. godsdienst moet rekening houden met deze diversiteit en de kinderen voorbereiden op een geglobaliseerde en pluriforme samenleving [23](#page=23) [24](#page=24).
> **Extra informatie:** De samenleving is steeds diverser en meer geseculariseerd, wat betekent dat het godsdienstaanbod niet altijd aansluit bij de achtergrond van kinderen [24](#page=24).
#### 1.3.2 Kinderen en levensbeschouwing in de wereld vandaag
Globalisering en technologische vooruitgang leiden tot een superdiverse samenleving met levensbeschouwelijk pluralisme. Secularisatie (ontkerkelijking) heeft de invloed van het christendom op de maatschappij verminderd. Er is ook sprake van individualisering en privatisering van zingeving, waarbij mensen zelf kiezen wat zij belangrijk vinden (levensbeschouwing à la carte) [25](#page=25) [26](#page=26).
##### 1.3.2.1 Contactplaatsen voor religieuze opvoeding
Contact met godsdienst vindt plaats binnen het gezin, via rituelen rond levensmomenten en soms via grootouders. Ouders hebben het recht op vrije schoolkeuze en hun godsdienstige of levensbeschouwelijke voorkeur speelt een rol. Steeds meer katholieke scholen worden 'katholieke dialoogscholen' die openstaan voor dialoog met diverse levensbeschouwingen. In gemeenschapsonderwijs kiezen kinderen vanaf het eerste leerjaar levensbeschouwing, op aanvraag van ouders [26](#page=26) [27](#page=27).
#### 1.3.3 Een nieuwe beginsituatie voor het godsdienstonderwijs
De school draagt tegenwoordig vaak de eerste verantwoordelijkheid voor religieuze opvoeding, aangezien veel kinderen thuis weinig met levensbeschouwing in aanraking komen. De beginsituatie in de klas is divers, met kinderen die wel of juist nog nooit van Jezus hebben gehoord [28](#page=28) [29](#page=29).
> **Voorbeeld:** Een ouder geeft aan dat de school een belangrijke rol speelt in de religieuze opvoeding, omdat zij zelf weinig kennis van godsdienst heeft. Een andere ouder kiest bewust voor een school die aandacht heeft voor godsdienst, ondanks een gemengde religieuze achtergrond van de ouders [28](#page=28) [29](#page=29).
Vanwege de diversiteit in de klas is het niet langer passend om te spreken van 'catechese' (gericht op homogeen gelovigen), maar van 'godsdienstactiviteiten' of 'godsdienstmomenten' voor een heterogeen publiek. Deze activiteiten laten kinderen kennismaken met de christelijke levensvisie en bevorderen dialoog met andere levensbeschouwingen [29](#page=29).
---
# Zill als kader voor godsdienstactiviteiten
Dit onderdeel biedt een diepgaande uitleg over het Zill-kader als een structuur voor godsdienstactiviteiten binnen de katholieke dialoogschool, waarbij de nadruk ligt op levensbeschouwelijke en religieuze groei.
## 2 Zill als kader binnen de katholieke dialoogschool
### 2.1 Inleiding
Kleuteronderwijs, hoewel wettelijk verplicht vanaf vijf jaar, is meer dan enkel het animeren van jonge kinderen. Het ondersteunt en stimuleert de ontwikkeling van kleuters door middel van leerplannen, waarbij Zill een globaal kader biedt om deze ontwikkeling te stimuleren. Een goed kleuteronderwijs vereist inzicht in de ontwikkeling van kleuters en een doordachte omgang met hen [30](#page=30).
### 2.2 De visie van Zill
#### 2.2.1 Inleiding
Er is hedendaags discussie over de noodzaak van de katholieke invalshoek in het onderwijs, met vragen over de verplichting van godsdienstactiviteiten, de relevantie van godsdienst als vak, en de identiteit van katholieke scholen waar veel personeel en leerlingen niet meer geloven. Katholiek Onderwijs Vlaanderen formuleert hierop een antwoord met het leerplan Zill, gebaseerd op de ‘Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs’ en de visie van de ‘katholieke dialoogschool’. Dit concept vertrekt vanuit een katholiek mens- en levensbeeld, zoals ook verwoord door de bisschoppenconferentie voor het godsdienstonderwijs in de 21e eeuw [31](#page=31).
#### 2.2.2 Vanuit de ‘katholieke dialoogschool’
##### 2.2.2.1 Wat is een katholieke dialoogschool?
De katholieke dialoogschool is ontstaan vanuit de behoefte van Katholiek Onderwijs Vlaanderen om in te spelen op de diversiteit van het doelpubliek [31](#page=31).
De katholieke dialoogschool is in de eerste plaats een school die jongeren opleidt tot bekwame mensen, wat verder reikt dan enkel opleiding en vorming tot vrije, competente en solidaire personen die zin en betekenis vinden in leven en samenleven. Het is een inclusieve school die zorg draagt voor de unieke talenten van elke leerling [31](#page=31).
Ten tweede is het een katholieke school, geworteld in het christelijke wereld- en mensbeeld, de Bijbelse inspiratie en het voorbeeld van Jezus, geleid door liefde en hoop. Deze liefde is een richtsnoer voor opvoeden, leven en samenleven, en de christelijke hoop oriënteert de school in haar doelen en werking [32](#page=32).
Ten derde is het een dialoogschool, die de levensbeschouwelijke diversiteit in de samenleving en op scholen serieus neemt. De school nodigt iedereen uit om in dialoog te gaan op zoek naar het volle mens- en medemens-zijn, waarbij iedereen de eigen identiteit vormt door deze te ontdekken, over na te denken en te verdiepen. De school brengt daarbij op eigentijdse en tegendraadse wijze de christelijke stem in het gesprek [32](#page=32).
##### 2.2.2.2 Bedoeling van een katholieke dialoogschool
Het maken van school op deze wijze vraagt een blijvende inzet en biedt ruimte voor groei en verscheidenheid. Door dialoog verrijkt de katholieke school zichzelf en vernieuwt ze haar christelijke inspiratie in de actuele context. De school wil een oefenplaats zijn voor een (samen)leven in een wereld gekenmerkt door diversiteit en verschil. Het bouwt aan een mini-samenleving waarin respect, verdraagzaamheid, duurzaam leven en samenleven met iedereen centraal staan, en waarin een stukje van Gods droom groeit [32](#page=32).
#### 2.2.3 Vanuit de ‘Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs’
##### 2.2.3.1 De 5 ‘Opdrachten voor het Katholiek basisonderwijs in Vlaanderen’ (OKB)
De vijf opdrachten zijn [32](#page=32):
* Werken aan een schooleigen christelijke identiteit
* Werken aan een geïntegreerd onderwijsinhoudelijk aanbod
* Werken aan een stimulerend opvoedingsklimaat en een doeltreffende didactische aanpak
* Werken aan de ontplooiing van ieder kind vanuit een brede zorg
* Werken aan de school als gemeenschap en organisatie
Zill benadrukt de christelijke traditie als fundament, met respect voor de eigenheid van iedere kleuter en leerling. Multiculturaliteit en levensbeschouwelijke diversiteit worden gezien als een uitdaging tot openheid, verdieping en communicatie. De eerste opdracht van OKB is onlosmakelijk verbonden met het feit dat katholieke basisscholen katholieke dialoogscholen dienen te zijn. De christelijke traditie is het vertrekpunt, maar de dialoog tussen leerkrachten en leerlingen, ongeacht hun levensbeschouwelijke achtergrond, staat centraal in de zoektocht naar ten volle mens en medemens te zijn. Leerkrachten worden gevraagd de christelijke stem op een eigentijdse en tegendraadse wijze in deze dialoog in te brengen [33](#page=33).
##### 2.2.3.2 Uniciteit en verbondenheid als centrale waarden in OKB
Uniciteit en verbondenheid zijn centrale waarden binnen het christelijke mens- en wereldbeeld dat Zill vooropstelt. De ontwikkeling van een uniek ‘ik’ ontstaat door verbondenheid met de ander/Ander. Kinderen ontwikkelen niet in isolatie, maar samen met en door anderen, waaronder de leerkracht. Verbondenheid met de wereld, natuur, cultuur en de Ander is essentieel voor betekenisvol leren. De persoonsgebonden ontwikkeling werkt op drie niveaus: het relationele niveau (jij), het groepsniveau (wij) en het persoonlijke niveau (ik). Het doel is leerlingen te vormen tot mensen die, vanuit intrinsieke motivatie, bijdragen aan een hechte en liefdevolle samenleving waarin dialoog centraal staat [33](#page=33).
##### 2.2.3.3 Christelijk of katholiek?
Zill vertrekt vanuit de term ‘katholiek’. ‘Christelijk’ verwijst naar Christus en is een ruim begrip dat verschillende kerken omvat, zoals protestantse, Grieks-orthodoxe en Russisch-orthodoxe kerken, die allen het belang van Jezus erkennen. De rooms-katholieke Kerk is één van deze christelijke kerken. ‘Rooms-katholiek’ betekent verbonden met de Kerk van Rome en de term ‘katholiek’ wordt gebruikt voor gelovigen die verbonden zijn met Rome. Elke katholiek is een christen, maar niet elke christen is een katholiek [33](#page=33) [34](#page=34).
### 2.3 Het christelijk schooleigen project binnen de katholieke dialoogschool
Elke katholieke dialoogschool heeft een eigen pastoraal project dat steunt op vier pijlers [34](#page=34):
1. **Elkaar ontmoeten, gemeenschap vormen**: Een school is meer dan een bundeling van individuen; het gaat om het gestalte geven aan verbondenheid op diverse manieren, zoals meeleven en aanwezig zijn bij belangrijke gebeurtenissen [34](#page=34).
2. **Zich dienstbaar inzetten**: Dit houdt in dat solidariteit wordt beleefd binnen de schoolgemeenschap, tegengesteld aan het heersende ‘elk voor zich’ in de maatschappij. Katholiek onderwijs leert samenleven, ook met mensen die je niet koos, en toont dat het mogelijk is om het met elkaar uit te houden [35](#page=35).
3. **Getuigen van Gods woord, van de verkondiging**: Dit is een opdracht om kinderen duiding en richting te geven, bijvoorbeeld via Bijbelverhalen, getuigenissen en het ter sprake brengen van waarden door de leerkracht [35](#page=35).
4. **Het leven vieren**: Dit omvat het aanleren van basisvaardigheden, waaronder de kunst van het feestvieren en het samen stil worden. Het erkennen van het mysterie en een zekere geloofsgevoeligheid behoren tot het elementaire ‘savoir-vivre’. Een goed pastoraal project omvat bezinningsmomenten, maandopeningen en -sluitingen, en eventueel een eucharistieviering [35](#page=35).
### 2.4 Waar willen we heen met het vak r.-k. godsdienst?
De verklaring van de Vlaamse bisschoppen over het vak r.-k. godsdienst in de 21e eeuw benadrukt respect voor pluraliteit, het centraal plaatsen van levensbeschouwelijke groei, en een duidelijke keuze voor een christelijke invulling in plaats van schijnneutraliteit. Het vak is verbonden met het opvoedingsproject van de katholieke dialoogschool. De bedoeling is kleuters en jongeren te begeleiden in hun levensbeschouwelijke groei, met aandacht voor de christelijke identiteit, de Bijbel en traditie, kunst en cultuur. Via dialoog leren kinderen het onderscheid of de verbinding te maken met andere levensbeschouwingen [36](#page=36).
Vernieuwend is de nadruk op levensbeschouwelijke en religieuze geletterdheid, met de vraag om de ‘woordenschat van het christendom’ aan te reiken. Naast deze woordenschat is de ‘grammatica van de dialoog’ belangrijk om de interlevensbeschouwelijke competenties van leerlingen te versterken [36](#page=36).
## 3 Zill als kader voor godsdienstactiviteiten
### 3.1 Zill als kader
Zill biedt een ordeningskader voor godsdienstactiviteiten, gericht op zowel levensbeschouwelijke vaardigheden als specifieke doelen voor godsdienstactiviteiten [37](#page=37).
#### 3.1.1 De ontwikkelvelden
In het katholiek onderwijs streeft men naar de harmonische ontwikkeling van de hele persoon (hoofd, hart, handen), waarbij leerkrachten fungeren als gidsen. De communicatie met ouders, als eerste opvoeders, is hierbij van groot belang. De harmonische ontwikkeling gebeurt via persoonsgebonden en cultuurgebonden ontwikkeling [37](#page=37).
##### 3.1.1.1 Persoonsgebonden ontwikkeling
Zill richt zich op de basisbehoeften van kinderen (fysiek, psychisch, sociaal, spiritueel). De persoonsgebonden ontwikkeling omvat leerinhouden gericht op de 3 klassieke H’s (hoofd-hart-handen) binnen vier ontwikkelvelden [38](#page=38):
* de socio-emotionele ontwikkeling
* ontwikkeling van het innerlijk kompas
* ontwikkeling van initiatief en verantwoordelijkheid
* motorische en zintuigelijke ontwikkeling [38](#page=38).
##### 3.1.1.2 Cultuurgebonden ontwikkeling
Zill wil kinderen bewust maken van hun rol als spelers in een veranderlijke wereld en hen stimuleren om te participeren. Dit gebeurt in zes ontwikkelvelden [38](#page=38):
* ontwikkeling van oriëntatie op de wereld
* mediakundige ontwikkeling
* muzische ontwikkeling
* taalontwikkeling
* ontwikkeling van wiskundig denken
* rooms-katholieke godsdienst [38](#page=38).
#### 3.1.2 De ontwikkelthema’s
Binnen de 10 ontwikkelvelden bevinden zich diverse ontwikkelthema’s met generieke doelen. Deze doelen worden uitgewerkt via ontwikkelstappen in een leerlijn. De generieke doelen uit het leerplan vormen het vertrekpunt voor de voorbereiding van activiteiten [38](#page=38) [39](#page=39).
#### 3.1.3 Het ontwikkelveld ‘rooms-katholieke godsdienst’
Dit ontwikkelveld nodigt leerlingen uit zich bewust te worden van hoe zij in het leven staan en hoe zij naar zichzelf en de wereld kijken, met speciale aandacht voor de diepere dimensie van het leven en hoe betekenis wordt gevonden, mogelijk ook in God. Het bevordert identiteitsgroei, waaronder levensbeschouwelijke, religieuze en/of geloofsgroei. De katholieke school koestert de rooms-katholieke geloofstraditie om de levensbeschouwelijke ontwikkeling te stimuleren, leerlingen in ontmoeting te laten treden met deze traditie en te zoeken naar de betekenis ervan voor vandaag. Leerlingen worden uitgenodigd om in vrijheid te groeien als mens. De rooms-katholieke geloofstraditie dient als toetssteen, spiegel en uitnodiging om zich te laten bevragen en verder te denken, kijken en voelen [39](#page=39).
Het proces wordt gestimuleerd door aandacht te besteden aan de ervaringen van leerlingen en hoe zij daarin betekenis ontdekken. Hun eigen ervaringen en waarnemingen leiden tot zinvragen die de motor zijn van hun levensbeschouwelijke ontwikkeling. Samen met andere leerlingen en de leraar komen zij tot reflectie en communicatie over ervaringen zoals vertrouwen, mogelijkheden, beperkingen, verbondenheid, goed/kwaad, en de kracht van rituelen en symbolen [39](#page=39) [40](#page=40).
De leraar begeleidt dit zoekproces, waarbij communicatie met inbreng van zowel leerlingen als leraar centraal staat. De aanpak vertrekt vanuit het bewustzijn van de actuele levensbeschouwelijke verscheidenheid en confronteert dit met wat christenen het ‘Woord van God’ noemen. Geloofsverhalen, -figuren, gods- en Jezusbeelden, rituelen en geloofselementen worden bewust ingebracht. Er is een gedegen verkenning van het christendom, maar ook van andere levensbeschouwingen. Zo fungeert de katholieke traditie als spiegel, dialoogpartner en verdieping voor het eigen christelijk geloven [40](#page=40).
Het ontwikkelveld ‘rooms-katholieke godsdienst’ vertaalt zich in vijf thema's [40](#page=40):
##### 3.1.3.1 Het ontwikkelthema ‘levensbeschouwelijk, religieus en/of gelovig groeien’
Dit thema fungeert als een ‘bril’ om naar de vier andere ontwikkelthema’s te kijken en bevat ‘leefstof’ met inhoud en didactische wenken. Kinderen hebben op levensbeschouwelijk vlak behoefte aan stimulering en ‘gidsen’ die hen wegwijzers en groeistof aanreiken om betekenis te vinden in hun ervaringen. Dit thema reikt stapstenen aan om kinderen tools te geven voor levensbeschouwelijke en religieuze groei en begeleidt de uitwerking van de andere ontwikkelthema’s [40](#page=40) [41](#page=41).
De generieke doelen zijn [41](#page=41):
* **RKlg1**: Attent worden voor de levensbeschouwelijke dimensie van de werkelijkheid en de uitnodiging tot een gelovige benadering van het leven.
* **RKlg2**: Komen tot communicatie op levensbeschouwelijk, religieus en/of godsdienstig vlak, verbaal of niet-verbaal.
* **RKlg3**: In Bijbelverhalen, geloofsverhalen, geloofsbeelden en rituelen op het spoor komen wat christenen beluisteren als Gods woord voor mensen vandaag, en het eigen verhaal hiermee verbinden.
* **RKlg4**: Groeien in interlevensbeschouwelijk ontmoeten en samen leven.
* **RKlg5**: Ontdekken en zelf ervaren hoe de diepere kant van het leven wordt beleefd in een waaier van tekens, rituelen, belevings- en vieringsmomenten.
##### 3.1.3.2 Ontwikkelthema 2 -5 binnen het ontwikkelveld r.-k. godsdienst (de componenten van de levensbeschouwelijke en religieuze groei uit het componentenschema)
Godsdienstactiviteiten beogen de kinderen te laten groeien als ‘persoon’. Binnen het ontwikkelveld ‘rooms-katholieke godsdienst’ zijn er vier andere ontwikkelthema’s die aansluiten bij menselijke zinvragen. Deze thema's worden de componenten van de levensbeschouwelijke en religieuze groei genoemd [41](#page=41) [42](#page=42).
* **Vertrouwen en wantrouwen, mogelijkheden en beperkingen**: Hierbij wordt de eigenheid, de mogelijkheden en beperkingen van het kind serieus genomen [42](#page=42).
* **RKvm1**: Zich bemind weten zoals men is, vertrouwvol openstaan voor de toekomst, in ontmoeting treden met het christelijk geloven in een liefdevolle God.
* **RKvm2**: Erop vertrouwen dat er over schijnbaar dode punten heen nieuwe kansen liggen en een nieuw begin maken. Ontdekken wat ‘verrijzenis’ kan betekenen in het leven van mensen en mogelijk in het eigen leven.
* **Verbondenheid met zichzelf, anderen, gemeenschappen, natuur en cultuur**: Kinderen worden uitgenodigd om hun eigen specifieke plaats te ontdekken in de wereld, inclusief de verbondenheid met natuur en cultuur [42](#page=42).
* **RKve1**: Contact maken met de eigen binnenkant en zich van daaruit laten inspireren voor de keuzes die men maakt. Verschillende vormen van verstilling, meditatie, (christelijk) gebed en bezinning ontdekken.
* **RKve2**: Zich gedragen weten door, verbonden voelen met en aangesproken door de andere. Zich laten inspireren door de wijze waarop Jezus met anderen omgaat en oproept tot ‘ver-ander-ing’.
* **RKve3**: Zich gedragen weten door, verbonden voelen met en aangesproken door gemeenschappen dichtbij en veraf; ontdekken hoe mensen (geloofs)gemeenschappen vormen.
* **RKve4**: Groeien in verbondenheid met natuur en cultuur, ontdekken wat de christelijke scheppingsspiritualiteit betekent in het leven van mensen en mogelijk in het eigen leven.
* **Gevoeligheid voor goed en kwaad**: Kinderen moeten besef hebben van wat goed en kwaad is en leren aanvoelen wat kan en niet kan [43](#page=43).
* **RKgk1**: Zich aangesproken weten om goed te doen; gewetensvol in het leven staan en zich hierbij mogelijk laten inspireren door mensen die God ontdekken in de kwetsbare ander.
* **Openkomen voor geloofstaal, symboliek en rituelen**: Christenen hanteren een geloofstaal en vieren hun geloof binnen hun traditie, met rituelen [43](#page=43).
* **RKgs1**: Openkomen voor symboliek in het leven van mensen; symbolen van de christelijke traditie ontdekken en er zich mogelijk mee verbinden.
* **RKgs2**: Openkomen voor de betekenis(sen) van en zich laten inspireren door Jezusbeelden, godsbeelden, Bijbel- en geloofsverhalen en andere levensbeschouwelijke verhalen.
* **RKgs3**: Openkomen voor de symboliek, geloofstaal, rituelen en vieringen in het leven van mensen mede op het ritme van het liturgisch jaar en deze mee beleven.
#### 3.1.4 ‘Rooms-katholieke godsdienst’ binnen de harmonische ontwikkeling in Zill
‘Rooms-katholieke godsdienst’ is een eigen ontwikkelveld, maar de aandacht gaat niet enkel hiernaar uit. De ontwikkelvelden binnen Zill vormen een dynamisch geheel dat kansen biedt voor een integrale ontwikkeling. Elke godsdienstactiviteit heeft aandacht voor zowel persoonsgebonden als cultuurgebonden ontwikkeling [43](#page=43) [44](#page=44).
* Er wordt telkens één generiek doel uit een van de ontwikkelthema’s van de persoonsgebonden ontwikkeling gekozen [44](#page=44).
* Het generieke doel komt uit een van de vier laatste ontwikkelthema’s die de componenten van levensbeschouwelijke en/of religieuze groei genoemd worden [44](#page=44).
* Per thema kan het een meerwaarde zijn om minstens één generiek doel uit het eerste ontwikkelthema ‘Levensbeschouwelijk, religieus en/of gelovig groeien’ te selecteren [44](#page=44).
Een schema illustreert de opbouw: Ontwikkelveld -> Ontwikkelthema -> Generiek doel -> Leerlijn. De Zill-selector website biedt toegang tot het ordeningskader, generieke doelen en leerlijnen [44](#page=44).
#### 3.1.5 Het ontwikkelthema ‘levensbeschouwelijke grondhouding’ in het ontwikkelveld ‘ontwikkeling van het innerlijk kompas’ uitgelicht
Het ontwikkelveld ‘ontwikkeling van het innerlijk kompas’ en specifiek het thema ‘levensbeschouwelijke grondhouding’ sluiten nauw aan bij de algemene doelstellingen van godsdienstactiviteiten [45](#page=45).
##### 3.1.5.1 Het ontwikkelveld ‘ontwikkeling van een innerlijk kompas’
De krachtlijn is: In dialoog met de a/Andere(n) leer ik mezelf en waartoe ik word uitgenodigd kennen. Ik kan richting geven aan mijn leven. Ik reageer veerkrachtig. Een innerlijk kompas bestaat uit authentieke waarden, doelen en interesses die richting en betekenis geven aan het leven en de identiteitsontwikkeling voeden vanuit levensbeschouwelijke en andere bronnen. In katholieke basisscholen komen leerlingen in contact met christelijke bronnen. Het innerlijk kompas fungeert als gids voor waardevolle keuzes, helpt bij het afstemmen van interesses, waarden en doelen, en bevordert veerkracht. Het is ook essentieel voor kwalitatief pluralisme op maatschappelijk niveau. De ontwikkeling van een innerlijk kompas verloopt samen met de levensbeschouwelijke ontwikkeling, die plaatsvindt vanuit de eigen traditie en in communicatie met andere levensbeschouwingen. De katholieke basisschool brengt alle leerlingen in contact met de christelijke geloofstraditie [45](#page=45) [46](#page=46).
##### 3.1.5.2 Het ontwikkelthema ‘levensbeschouwelijke grondhouding’
Centraal staat: ‘Ik sta stil bij levensvragen en ga daarover in dialoog met de christelijke geloofstraditie en andere levensbeschouwingen’. Levensbeschouwing is de zoektocht naar betekenissen en waarden van het leven. Levensbeschouwelijke ontwikkeling is het proces waarbij leerlingen ontdekken hoe ze in het leven staan en hun manier van zijn en kijken verfijnen. Katholieke basisscholen nodigen kinderen uit dit te doen in dialoog met de christelijke geloofstraditie, met respect voor de eigenheid van elk kind. Leerlingen worden gestimuleerd om levensbeschouwelijk in dialoog te gaan, wat leidt tot verwondering en nadenken over verschillende visies op het leven. Dit leidt tot een grondhouding van openstelling voor andere visies om de eigen kijk te verruimen [46](#page=46).
Dit thema staat in nauwe relatie met het ontwikkelveld ‘Rooms-katholieke godsdienst (RKG)’, maar vervangt het niet. Het gaat om de nood om zin in het leven te vinden, een nood die alle mensen delen. Een katholieke school begeleidt dit vanuit de christelijke traditie [47](#page=47).
De generieke doelen zijn [47](#page=47):
* **IKlg1**: Dieper ingaan op de eigen levensbeschouwelijke en spirituele ontvankelijkheid en groei.
* **IKlg2**: De eigen levensbeschouwelijke en spirituele kijk verruimen door in ontmoeting en in dialoog te treden met anderen.
### 3.2 Het componentenschema
Het componentenschema helpt bij het bieden van een evenwichtig aanbod voor godsdienstactiviteiten, vanuit de verschillende componenten van levensbeschouwelijke en religieuze groei, met oog voor drie gebieden [47](#page=47):
1. **Ervaringen en belevingen van kleuters**: Aansluiten bij de leefwereld, peilen naar eigen belevingen en ervaringen laten opdoen [47](#page=47).
2. **Geloofsverhalen en geloofsbeelden, Gods- en Jezusbeelden**: Dit is een specifiek gebied voor een godsdienstig aanbod, waarbij de link wordt gelegd met de christelijke godsdienst via Bijbelverhalen en geloofstaal. Geloofsverhalen moeten zorgvuldig gekozen worden om aansluiting te vinden bij de ervaringswereld van kleuters [47](#page=47).
3. **Klasrituelen en feesten die de (gelovige) belevingen uitdrukken**: Rituelen sluiten aan bij de componenten van levensbeschouwelijke en religieuze groei en laten kleuters het geloof beleven. Via deelname aan rituelen en gebed kunnen kleuters in relatie gaan met God en Jezus [47](#page=47).
De drie gebieden zijn soms verweven, maar het is belangrijk om een klemtoon te kiezen in de voorbereiding: ervaringen, geloofstaal, of rituelen. Het componentenschema kadert de godsdienstactiviteiten verticaal in de componenten en horizontaal in de drie gebieden. Een evenwichtig aanbod over het schooljaar is belangrijk [48](#page=48).
Het schema omvat de volgende componenten en gebieden [48](#page=48):
* **Componenten van de levensbeschouwelijke en religieuze groei**:
* A. Fundamentele bestaanscondities (A.1. Vertrouwen, A.2. Mogelijkheden en beperkingen)
* B. Verbondenheid (B.1. met zichzelf, B.2. met anderen, B.3. met gemeenschappen, B.4. met natuur en cultuur)
* C. Groeien in gevoeligheid voor goed en kwaad
* D. Verkennen van geloofstaal en groeien in symbolengevoeligheid
* **Gebied**:
* Ervaringen en belevingen van kleuters
* Geloofsverhalen en -beelden, Gods- en Jezusbeelden
* Klasrituelen en feesten die de (gelovige) belevingen uitdrukken
### 3.3 Een basisschema voor het leerproces
Om het levensbeschouwelijke en religieuze groeiproces van kleuters te stimuleren, volgt de leerkracht een leerweg van drie stappen. Niet elke stap komt in elke activiteit aan bod; flexibiliteit is belangrijk [48](#page=48).
#### 3.3.1 Eerste stap: verkennen
Bij het aanbieden van een inhoud is het belangrijk deze eerst met de kleuters te verkennen. De inhoud wordt aangeboden via aanknopingspunten in hun eigen leef- en belevingswereld. Kleuters reageren op verschillende manieren, waardoor ook hun leefwereld zichtbaar wordt [49](#page=49).
* **Voorbeeldvragen bij het thema “Verdriet en verdrietjes”**: Heb je al eens verdrietige mensen gezien? Wat doen mensen die verdrietig zijn? Voel jij je ook wel eens verdrietig? Wanneer voel jij je verdrietig? Wat doe jij als je verdrietig bent? Wie troost jou dan [49](#page=49)?
#### 3.3.2 Tweede stap: verdiepen
Kleuters moeten de mogelijkheid krijgen om hun eigen voorstelling van de inhoud bij te sturen en aan te passen. Door geleidelijk ‘nieuw’ aan te reiken, wordt de ervaring van de kleuter verdiept [49](#page=49).
* **Voorbeeldvragen bij het thema “Verdriet en verdrietjes”**: Wat doet Muis in het verhaal om Vogel te troosten? Kijk eens naar deze tekeningen: hoe troosten deze kleuters elkaar? Hoe kan je iemand troosten? Wat moet je doen om iemand te troosten? Wat doet Jezus om Jaïrus te troosten? Waarom vinden wij het fijn om getroost te worden [49](#page=49)?
#### 3.3.3 Derde stap: integreren (verwerken en verankeren)
Wat aangeboden wordt, moet geleidelijk ‘van de kleuters’ worden. Ze ver-beelden het, brengen het tot uitdrukking, identificeren zich ermee of passen het toe, waardoor het zin en betekenis krijgt. Deze stap is voorlopig, omdat kleuters nog niet direct een eigen vrije keuze kunnen maken; het is eerder een ‘mee-leven in’ [49](#page=49).
* **Voorbeeldvragen bij het thema “Verdriet en verdrietjes”**: We hebben daarjuist gepraat over hoe je mensen kan troosten. Hoe word jij het liefste getroost [49](#page=49)?
---
# Levensbeschouwelijke communicatie en het toepassen van de Bijbel
Dit onderdeel behandelt de communicatie binnen godsdienstactiviteiten met kleuters, inclusief gesprekstechnieken, filosoferen, theologiseren en de didactische uitwerking van Bijbelverhalen.
## 3. Levensbeschouwelijke communicatie
### 3.1 Inleiding
Levensbeschouwelijke communicatie met kleuters is cruciaal voor hun groei in dit domein. Het omvat niet alleen gesproken taal, maar ook expressiviteit en verbeelding, met als centraal doel de begeleiding van kleuters in hun levensbeschouwelijke en religieuze ontwikkeling. Communicatie is levensnoodzakelijk, beginnend bij de vroege interactie met baby's via woord, lichaamstaal en klanken [51](#page=51) [52](#page=52).
### 3.2 Ontmoeting tussen drie ervaringswerelden
Geloofscyclus, zoals beschreven in Zill, stimuleert het levensbeschouwelijke groeiproces door aandacht te besteden aan de ervaringen van leerlingen en hoe zij hierin betekenis ontdekken. De communicatie vindt plaats tussen drie polen: de ervaringswereld van de kleuter, de ervaringswereld van de kleuterleerkracht, en het 'Woord van God'. Elk van deze polen heeft een eigen inbreng in het communicatieproces [52](#page=52) [53](#page=53).
### 3.3 Communicatie binnen het basisschema voor het leerproces
Het leerproces in godsdienstactiviteiten kent drie stappen: verkennen, verdiepen en integreren. Op communicatieniveau kan dit worden vertaald naar [53](#page=53):
#### 3.3.1 Het niveau van de ervaring
Hierbij biedt de leerkracht impulsen zodat kleuters hun leef- en belevingswereld kunnen verwoorden en openstaan voor ervaringen van anderen. Dit kan via diverse werkvormen, waaronder muzische activiteiten, liedjes, verhalen en dramatisaties, waarbij zowel verbale als non-verbale communicatie centraal staat. Respect voor elkaars inbreng is hierbij essentieel [53](#page=53) [54](#page=54).
#### 3.3.2 Het niveau van de betekenisverlening
Dit niveau richt zich op het verbreden en verrijken van de kijk van kleuters door dieper in te gaan op het thema, met als doel dat zij nieuwe betekenissen ontdekken. Dit gebeurt via geloofsverhalen, rituelen en het getuigenis van de leerkracht, waarbij respect voor verschillende betekenisgevingen belangrijk is [54](#page=54).
#### 3.3.3 Het niveau van de reflectie: filosoferen
Oudere kleuters kunnen terugblikken op ervaringen en stilstaan bij de betekenis ervan. Dit niveau omvat een poging tot integratie van wat op de voorgaande niveaus behandeld is, rekening houdend met hun denkontwikkeling. Verwerking en verankering zijn hierbij cruciaal [55](#page=55).
### 3.4 Voorwaarden voor levensbeschouwelijke communicatie
#### 3.4.1 Verbale en non-verbale communicatie
Zowel gesproken woord als expressiviteit, zoals zingen, dansen en tekenen, zijn belangrijk voor geloofscommunicatie. Expressieve werkvormen bieden diverse verkennings- en verdiepingsmogelijkheden en ondersteunen differentiatie [55](#page=55).
#### 3.4.2 Geloof-waardige communicatie
Vertrouwen, respect en gelijkwaardigheid zijn essentiële voorwaarden, waarbij elke mening telt en ruimte is voor diverse levensovertuigingen [56](#page=56).
#### 3.4.3 Een ontmoetende leerkrachtstijl
Een authentieke, gastvrije en ontmoetende leerkrachtstijl met respect voor de uniciteit van elk kind, gevoeligheid voor signalen, een responsieve houding en echtheid dragen bij aan de levensbeschouwelijke groei van kleuters [56](#page=56).
### 3.5 Vragen stellen
Goede vragen zijn cruciaal voor levensbeschouwelijk onderwijs. Er zijn verschillende soorten vragen met elk een eigen bedoeling [56](#page=56):
#### 3.5.1 Observatievragen
Deze vragen peilen naar objectieve, waarneembare informatie en controleren het begrip van de aangeboden inhoud [57](#page=57).
#### 3.5.2 Interpretatievragen
Deze vragen gaan naar de boodschap of inhoud van het aangebodene, linken het aan de leefwereld van het kind, en kunnen ook ‘waarom’-vragen bevatten [57](#page=57).
### 3.6 Levensbeschouwelijke gesprekken met kleuters
Gesprekken stimuleren de levensbeschouwelijke en religieuze groei door ervaringen van kleuters naar boven te halen [58](#page=58).
#### 3.6.1 Een gesprek naar aanleiding van een situatie
Dit type gesprek volgt drie stappen: stilstaan bij de gebeurtenis/gevoelens, verdiepen van de gebeurtenis/gevoelens, en eventueel toevoegen van een stiltemoment of zintekstje. Het vermijden van een moraliserende houding en het zoeken naar oorzaken en oplossingen bij conflicten zijn belangrijk [58](#page=58).
#### 3.6.2 Een gesprek bij prenten of verhalen
Gesprekken bij prenten of verhalen volgen drie stappen: een inleiding (met observatievragen), overstappen naar interpretatie en de leefwereld van de kinderen (met interpretatievragen), en een synthese of verdieping. Goede afspraken met de kleuters zijn hierbij essentieel [59](#page=59).
### 3.7 Een bijzonder gesprek: filosoferen
Filosoferen draait om verwondering over zaken die vanzelfsprekend lijken. Het is het voeren van gesprekken waarin kinderen proberen te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit en antwoorden formuleren op vragen. Het is geen stilstaan bij filosofische tradities of direct verwerven van kennis. Aanleidingen kunnen verhalen, cartoons, prenten, tekeningen, ervaringen, kringgesprekken, liedjes, wandelingen of waarnemingen zijn [60](#page=60) [61](#page=61).
#### 3.7.1 Het filosofisch gesprek
Dit gesprek start met een filosofische vraag, waarop geen juist of onjuist antwoord mogelijk is. Kleuters zoeken samen naar antwoorden, waarbij samenwerking, openheid voor elk idee en de begeleiding van de leerkracht centraal staan. Een concrete aanleiding is noodzakelijk, gevolgd door een fase van antwoordpogingen en een open einde [63](#page=63).
### 3.8 Theologiseren met kinderen
Theologiseren met kinderen loopt parallel aan filosoferen, maar richt zich op religieuze thema’s. Het gaat om het onderzoeken en ontdekken van inzichten, verbanden en betekenissen rond religieuze vragen. Kinderen vormen zich wel degelijk een voorstelling van God, waarover gecommuniceerd kan worden [64](#page=64) [65](#page=65).
#### 3.8.1 Theologiseren van, voor en met kinderen
* **Van kinderen:** Hierbij staat de waarneming van persoonlijke ervaringen, intuïties, vragen, interpretaties, opvattingen en redeneringen centraal [65](#page=65).
* **Met kinderen:** Dit betreft het samen zoeken naar antwoorden op theologische vragen in een dialogisch leerproces, waarbij de leerkracht als gespreksleider en leergids fungeert [66](#page=66).
* **Voor kinderen:** Dit houdt het aanreiken van elementaire kennis in, waarbij de opvoeder als inhoudsdeskundige optreedt [66](#page=66).
#### 3.8.2 Voorbeeld: De Parel van grote waarde
De gelijkenis van de parel kan aanleiding geven tot een theologisch gesprek. De focus ligt op hoe kinderen betekenis geven aan het verhaal en hoe zij het relateren aan God [67](#page=67).
### 3.9 Enkele valkuilen bij het omgaan met Bijbelverhalen
Er zijn vijf valkuilen die vermeden moeten worden:
#### 3.9.1 Historiseren
Het letterlijk en biografisch/historisch weergeven van Bijbelverhalen, zonder rekening te houden met de symbolische betekenis [71](#page=71).
#### 3.9.2 Esthetiseren
Het afvlakken van scherpe kanten en het mooier maken van verhalen, waardoor de realiteit van de Bijbeltekst tekort wordt gedaan [71](#page=71).
#### 3.9.3 Dogmatiseren
Het benaderen van de Bijbel als het letterlijk geopenbaarde woord van God, zonder ruimte voor kritische bevraging [72](#page=72).
#### 3.9.4 Psychologiseren
Het invullen van de innerlijke beweegredenen van personen in Bijbelverhalen vanuit eigen aanvoelen, zonder rekening te houden met de luisteraar of de bedoeling van de oorspronkelijke vertellers [72](#page=72).
#### 3.9.5 Moraliseren
Het reduceren van Bijbelverhalen tot een eenvoudige 'moraal' die oproept tot gehoorzaamheid, zonder ruimte voor nuance of de complexiteit van het leven. Dit kan leiden tot 'Bijbelmoeheid' [72](#page=72) [73](#page=73).
## 4. De Bijbel en zijn verhalen
### 4.1 De Bijbel als geloofsboek
De Bijbel is een verzameling van geloofservaringen die mondeling en schriftelijk werden doorgegeven, met als doel de geloofsboodschap te bewaren en te delen. Het is geen historisch verslag, maar een getuigenis van Gods aanwezigheid en bedoelingen in het leven van mensen [97](#page=97).
#### 4.1.1 Ontstaan van de Bijbel
Geloofservaringen kregen een neerslag in geschriften om herinneringen vast te houden en te bewaren. De Babylonische ballingschap en het verdwijnen van ooggetuigen waren drijfveren om teksten op papier te zetten. De canon van de Bijbel is de lijst van Bijbelboeken die als heilig werden beschouwd en die door de gemeenschap aanvaard werden als geïnspireerd geschrift. De Bijbel wordt vaak een 'bibliotheek' genoemd, wat verwijst naar het feit dat het een verzameling van meerdere boeken is die door de jaren heen is gegroeid [98](#page=98) [99](#page=99).
#### 4.1.2 De structuur van de Bijbel
De Bijbel is opgedeeld in het Oude Testament (ongeveer ¾) en het Nieuwe Testament (een kleiner deel). Het Oude Testament kent onder andere de Thora (wet), Nebiim (profeten) en Chetobiem (geschriften). De christelijke Bijbel is gebaseerd op de Tenach, maar bevat ook deuterocanonieke boeken en het Nieuwe Testament, bestaande uit de vier evangeliën, de Handelingen van de apostelen, brieven en de Openbaring [100](#page=100) .
#### 4.1.3 Hoe op te zoeken in de Bijbel
De Bijbel is opgedeeld in testamenten en boeken, die worden afgekort. Hoofdstukken worden aangeduid met een cijfer na de naam van het boek, en verzen met een nummer na een komma. Bijvoorbeeld: Mt 2,13-15 .
#### 4.1.4 Een complex boek
Verschillende factoren maken de Bijbel complex: de gegroeide geschriften, een veelheid aan teksten, een culturele kloof, een chronologische kloof en verschillende oorspronkelijke talen (Hebreeuws, Grieks, Aramees) .
#### 4.1.5 Een boek met een geloofsboodschap
De Bijbel is een vat vol geloofsverhalen, waarin mensen hun ervaringen met God proberen duidelijk te maken. De rode draad is de ervaring van de mens met God. De verhalen bieden een spiegel voor eigen ervaringen en geven zin aan het leven .
### 4.2 Hoe komen we op het spoor van de boodschap?
#### 4.2.1 Via de historische context
Bijbelverhalen moeten geïnterpreteerd worden met oog voor de historische context van de tijd waarover het verhaal vertelt en waarin de auteur leefde .
#### 4.2.2 Via de bedoeling van de auteur
De intentie van de auteur om een boodschap over te brengen, is cruciaal voor de interpretatie .
#### 4.2.3 Via Bijbelse en buitenbijbelse bronnen
Wetenschappers gebruiken zowel Bijbelse als buitenbijbelse bronnen om de historische context en de bedoeling van de auteur te achterhalen. Een onderscheid dient gemaakt te worden tussen Bijbelse chronologie en algemene geschiedenis, afgeleid uit buitenbijbelse bronnen .
### 4.3 Hoe lezen we de Bijbel?
#### 4.3.1 Met de Bijbelbril
Bij het lezen van Bijbelverhalen is het belangrijk een 'Bijbelbril' op te zetten, wat betekent dat men zich bewust is van het geloofsverhaal, de achterliggende boodschap zoekt en weet dat getallen, plaatsen en namen vaak een betekenis hebben .
#### 4.3.2 Rekening houdend met het literair genre
Het kennen van het literaire genre (bv. wetteksten, psalmen, mythes, 'historische' verhalen) helpt bij het correct interpreteren van Bijbelverhalen .
#### 4.3.3 Via leessleutels
Leessleutels, zoals getallensymboliek, terugkerende motieven, de betekenis van namen en historische elementen, helpen bij het ontsluiten van de betekenis van Bijbelteksten .
### 4.4 Bijbelverhalen in de kleuterklas
Kinderen luisteren graag naar verhalen, ook Bijbelverhalen. Verhalen stimuleren de verbeeldingskracht, nodigen uit tot identificatie en creativiteit, en nodigen uit om dieper te graven naar symboliek. Bij Bijbelverhalen is het belangrijk te focussen op God en Jezus, en hoe deze verhalen zin kunnen geven aan het leven .
#### 4.4.1 Didactiek voor Bijbelverhalen
Het vertellen van Bijbelverhalen aan kleuters kan vanuit verschillende doelstellingen en binnen diverse thema's. De aanpak is afhankelijk van de leeftijd, de doelen, het verhaal zelf en de plaats in het thema .
* **Doelstellingen:** Kennismaken met een Bijbelverhaal, met Jezus, met de geloofservaringen, en het verkennen van de diepere betekenis van het verhaal .
* **Ervaringsgericht werken:** De link leggen tussen de leefwereld van kleuters en het Bijbelverhaal is cruciaal. Hierbij is het belangrijk om niet moraliserend of vervlakkend te werken .
* **Aansluiten bij het thema:** Bijbelverhalen kunnen geïntegreerd worden in thema's of thematisch worden uitgewerkt, aansluitend bij het liturgisch en pastoraal jaar of de groei van Jezus .
* **Verwerking van een Bijbelverhaal:** Dit kan op diverse manieren: vertellen met prenten, inleefspelletjes, muzische verwerkingen, beeldende vorming, muziek, beweging en spel .
* **Methoden:** Het verhaal vertellen en nadien bespreken, vertellen vanuit prenten, associëren bij prenten of liedjes, gebruikmaken van brugverhalen, inleefspelletjes, dramatiseren, vertellen met figuurtjes, schetsend vertellen, en het laten zien of horen van het verhaal via media .
* **Samen zoeken naar betekenis:** Door te luisteren, vragen te stellen, te filosoferen en te associëren, kunnen kleuters en leerkracht samen de diepere betekenis van een verhaal ontdekken .
#### 4.4.2 Kinderbijbels
Een kinderbijbel is een vereenvoudigde verwerking van Bijbelverhalen, afgestemd op een bepaalde leeftijdsgroep. Criteria voor een goede kinderbijbel betreffen de tekst (respect voor de Bijbel en de kinderen) en de afbeeldingen (ten dienste van de hoofdbedoeling en suggestief) .
---
# Het liturgisch-pastorale jaar didactisch uitgelicht
Dit onderdeel focust op de didactische uitwerking van liturgisch-pastorale feesten binnen de kleuterklas en hun integratie in het leerplan Zill. Het liturgisch-pastorale jaar omvat het gedenken van gebeurtenissen en verhalen die, hoewel vaak geworteld in Bijbelse oorsprong, ook feesten omvatten die niet direct hieraan gerelateerd zijn .
### 4.1 Leerdoelen
Na het bestuderen van dit onderdeel ben je in staat om:
* Didactische suggesties te formuleren voor de verwerking van diverse liturgisch-pastorale feesten .
* Een passend symbool te kiezen voor elk feest binnen het liturgisch-pastoraal jaar .
* Prenten, schilderijen en kunstwerken te verbinden aan het liturgisch-pastoraal jaar .
* Het liturgisch-pastoraal jaar te situeren binnen het Zill-leerplan .
### 4.2 Specifieke Feesten en Didactische Benaderingen
#### 4.2.1 Sinterklaas
Bij het aanpakken van Sinterklaas (rond 6 december) is het belangrijk om de focus te verleggen van de gecommercialiseerde versie met cadeautjes naar de diepere betekenis van het feest. Het is cruciaal om rekening te houden met kinderen die om diverse redenen (financieel, principieel, andersgelovig) geen of minder cadeautjes ontvangen, zodat niemand buitengesloten wordt. Activiteiten die zich puur richten op speelgoedboekjes en wensenlijstjes zijn minder geschikt .
> **Tip:** Denk na over de oorspronkelijke betekenis van Sinterklaas.
#### 4.2.2 Pater Damiaan
Pater Damiaan, wiens naamdag op 10 mei valt, kan worden geïntroduceerd in de kleuterklas als inspiratiebron voor zorgzaamheid. Suggesties omvatten het vertellen van een prentenboek over zijn leven, het voeren van gesprekken over vooroordelen en zorg voor de ander, of het verkennen van de diverse beroepen die hij uitoefende op Molokaï. De Damiaanactie in januari biedt ook een aanleiding om hem onder de aandacht te brengen .
#### 4.2.3 Maria ten Hemelopneming
Hoewel het feest van Maria ten Hemelopneming op 15 augustus valt buiten het schooljaar, is de figuur van "moeke Maria" herkenbaar en geliefd bij kleuters als de 'mama' van Jezus. De meimaand en de kerstperiode zijn geschikte momenten om de figuur van Maria te bespreken .
> **Denkvraag:** Waarom zijn de meimaand en de kerstperiode geschikte periodes om met Maria te werken?
> **Voorbeeld:** Een praktisch voorbeeld van hoe je Maria kunt introduceren bij jonge kleuters is te vinden op `https://vimeo.com/75010299` (wachtwoord: godsdienst) .
#### 4.2.4 Franciscus
Franciscus wordt vaak aangehaald in de kleuterklas, mede omdat zijn naamdag (4 oktober) samenvalt met Werelddierendag, en hij de patroonheilige is van dierenbeschermers. Hij wordt vaak geïntegreerd in thema's rond dieren of de natuur .
> **Opdracht/Oefening:** Analyseer hoe de arrangementen "Sint-Franciscus, de dierenvriend" (Sterretjes aan de hemel 1KK) en "Franciscus" (Tov 5) een thema rond Sint-Franciscus aanpakken .
#### 4.2.5 Allerheiligen/Allerzielen
Allerheiligen (1 november) en Allerzielen (2 november) kunnen in de klas worden besproken. Rond Allerheiligen kan gefocust worden op heiligen die kleuters aanspreken, zoals Sint-Franciscus, Pater Damiaan, of de heilige waarnaar de school, parochie of gemeente is genoemd. Verhalen over overleden dieren kunnen een opstapje zijn naar Allerzielen, evenals een kerkhofbezoek. Er kan een kleine viering worden gehouden voor overleden dierbaren of dieren die de kinderen kenden .
> **Niet vergeten:** Halloween, dat rond dezelfde periode wordt gevierd, moet niet verward worden met Allerheiligen/Allerzielen .
#### 4.2.6 Sint-Maarten
Sint-Maarten (11 november) kan, net als Sinterklaas, afhankelijk van de regio, gevierd worden. De nadruk dient ook hier niet te liggen op het ontvangen van geschenken. In sommige streken wordt een biet uitgehold voor een bietentocht; dit kan met kinderen worden gedaan, waarbij bieten vaak vervangen worden door lampionnen .
### 4.3 Het Liturgisch-Pastorale Jaar in Zill
Binnen het leerplan Zill, specifiek onder het ontwikkelveld 'rooms-katholieke godsdienst' en het ontwikkelthema 'openkomen voor symboliek, geloofstaal en rituelen', is het vieren en meebeleven van het liturgisch-pastoraal jaar een belangrijk onderdeel voor kleuters. De focus ligt op ontdekking en beleving. Dit wordt geconcretiseerd door middel van de drie gebieden uit het componentenschema: ervaringen en belevingen van kleuters, geloofsverhalen en -beelden, en klasrituelen, feesten en vieringsmomenten .
* **Ervaringen en belevingen van kleuters:** Dit gebied omvat zaken die aansluiten bij de directe leefwereld en ervaringen van de kinderen .
* **Geloofsverhalen en -beelden, Gods- en Jezusbeelden:** Hierbij komen elementen aan bod die het geloofskarakter van de feesten verdiepen .
* **Klasrituelen, feesten en vieringsmomenten:** Dit aspect focust op de concrete invulling van vieringen en rituelen binnen de klas .
> **Tip:** Het is belangrijk om niet uitsluitend te focussen op het component 'RKgs3' (vermoedelijk het component van het liturgisch-pastorale jaar). Andere componenten, zoals 'verbondenheid met anderen' (RKve2) of 'groeien in gevoeligheid voor goed en kwaad' (RKgk1), kunnen ook relevant zijn, afhankelijk van de gekozen nadruk van het feest .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Cognitieve ontwikkeling | Het proces waarbij een kind intellectuele vaardigheden ontwikkelt, zoals waarnemen, denken, onthouden en problemen oplossen, onderverdeeld in verschillende fasen zoals de sensori-motorische, pre-operationele, concreet-operationele en abstract-operationele fase. |
| Morele ontwikkeling | Het proces waarbij een persoon normen en waarden ontwikkelt met betrekking tot goed en kwaad, onderverdeeld in niveaus zoals premoreel, conventioneel en postconventioneel, met specifieke fasen binnen elk niveau volgens Kohlberg. |
| Geloofsontwikkeling | De geleidelijke ontwikkeling van geloof en religieuze concepten bij een kind, beïnvloed door cognitieve, affectieve en morele ontwikkeling, en vaak beschreven in fasen zoals eerste naïviteit, crisismoment en tweede naïviteit. |
| Beginsituatie | Het geheel van persoonlijke, sociale, situationele en schoolse gegevens die van invloed kunnen zijn op het verloop en de resultaten van onderwijsleerprocessen, en dat voortdurend verandert. |
| Zill | Een ordeningskader ontwikkeld door Katholiek Onderwijs Vlaanderen, dat dient als leidraad voor de harmonische ontwikkeling van kinderen in het onderwijs, inclusief richtlijnen voor godsdienstactiviteiten. |
| Katholieke dialoogschool | Een school die vertrekt vanuit een christelijk wereld- en mensbeeld, maar openstaat voor dialoog met de maatschappelijke diversiteit aan levensbeschouwingen en culturen, met respect voor elke leerling. |
| Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs (OKB) | Vijf kerndoelen die de basis vormen van het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen, gericht op christelijke identiteit, geïntegreerd onderwijsaanbod, stimulerend opvoedingsklimaat, brede zorg en school als gemeenschap. |
| Componenten van levensbeschouwelijke en religieuze groei | De vier hoofdonderdelen binnen het ontwikkelveld rooms-katholieke godsdienst van Zill, die de verschillende aspecten van levensbeschouwelijke en religieuze groei behandelen: vertrouwen en wantrouwen, verbondenheid, gevoeligheid voor goed en kwaad, en openstaan voor geloofstaal en symboliek. |
| Liturgisch-pastorale jaar | De cyclus van feesten en periodes binnen het christendom die het leven en de boodschap van Jezus herdenken, zoals Advent, Kerstmis, Pasen en Pinksteren, en die een kader bieden voor godsdienstige vieringen en activiteiten. |
| Literair genre | De specifieke stijl of vorm van een tekst, zoals een verhaal, gedicht, wet of brief, die bepalend is voor de interpretatie en betekenis van de tekst. |
| Leessleutels | Woorden of zinnen binnen een Bijbeltekst die aanwijzingen geven voor de interpretatie en betekenis van het verhaal, zoals getallensymboliek, terugkerende motieven of de betekenis van namen. |
| Filosoferen met kinderen | Een activiteit waarbij kinderen worden aangemoedigd om zelf na te denken over alledaagse zaken en verwondering te tonen, zonder direct kennisverwerving als doel te hebben, maar gericht op zelfinzicht en een beter begrip van de wereld. |
| Theologiseren met kinderen | Een activiteit die parallel loopt met filosoferen, maar zich specifiek richt op religieuze thema's en vragen, waarbij kinderen in dialoog gaan over hun voorstellingen van God en geloof. |
| Historiseren | De valkuil waarbij Bijbelteksten letterlijk worden genomen als historische feiten, waarbij de symbolische of theologische betekenis van de tekst wordt genegeerd. |
| Moraliseren | De valkuil waarbij Bijbelverhalen worden gereduceerd tot een eenvoudige moraal of gedragsinstructie, vaak met de bedoeling kinderen braaf te houden, en waarbij de nuance en complexiteit van de tekst verloren gaat. |
Cover
Leerpaden levensbeschouwingen.docx
Summary
# Het christendom: bronnen, stromingen en kernbegrippen
Dit onderwerp verkent de fundamentele aspecten van het christendom, waaronder de Bijbel als bron, de belangrijkste stromingen, de theologische opvattingen over God en Jezus, en de christelijke ethiek met betrekking tot mens- en levensbeschouwingen.
## 1. Het christendom: bronnen, stromingen en kernbegrippen
Het christendom hanteert de Bijbel als centrale bron en kent diverse stromingen die voortkomen uit theologische en historische geschillen. Het geloof is gebaseerd op een specifiek gods- en Jezusbeeld en kent een ethisch kader dat richting geeft aan het leven.
### 1.1 De Bijbel: bron van het christendom
De Bijbel, de heilige schrift van het christendom, bestaat uit twee delen: het Oude Testament en het Nieuwe Testament.
* **Oude Testament:** Dit deel bevat voornamelijk Joodse geschriften en legt de basis voor het geloof, inclusief wetten, geschiedkundige verslagen, poëtische en wijsheidsboeken, en profetische teksten.
* **Nieuwe Testament:** Dit deel focust op het leven, de leer, de dood en de opstanding van Jezus Christus. Het omvat de Evangelieën (die Jezus' leven beschrijven), het boek Handelingen (dat de start van de kerk beschrijft), de brieven (geschreven door apostelen aan gemeenschappen) en het boek Openbaringen (dat profetische visioenen over de toekomst bevat).
In totaal telt de Bijbel 66 boeken, geschreven door diverse auteurs. Een Bijbelvers wordt geciteerd door eerst het Bijbelboek, dan het hoofdstuk (aangegeven met een groot getal), en ten slotte het vers (aangegeven na een dubbele punt) te noemen. Komma's duiden op meerdere verzen of hoofdstukken binnen een citaat. De namen van Bijbelboeken kunnen in verschillende vertalingen licht afwijken en worden vaak met twee of drie letters afgekort.
**Bijbelweetjes:**
* Katholieken hanteren een bredere canon van Bijbelboeken dan protestanten, waarbij de extra boeken door protestanten als minder gezaghebbend worden beschouwd.
* De Bijbel werd oorspronkelijk geschreven in het Aramees, Grieks en Hebreeuws.
### 1.2 Belangrijke scheuren (stromingen) in het christendom
De interpretatie van Jezus' boodschap leidde tot afsplitsingen binnen de christelijke kerk, die tot op heden bestaan ondanks oecumenische inspanningen. De belangrijkste scheuren zijn:
* **1054 – Oosters Schisma:** De scheiding tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de Oosters-Orthodoxe Kerk, voornamelijk door conflicten over pauselijke autoriteit en theologische meningsverschillen.
* **16e eeuw – Reformatie:** Een protest tegen misstanden in de katholieke kerk, wat leidde tot de opkomst van protestantse stromingen zoals het lutheranisme en calvinisme.
* **1534 – Anglicaanse Kerk:** Ontstaan door de breuk van Hendrik VIII van Engeland met de paus, met een combinatie van katholieke en protestantse elementen.
Binnen het protestantisme ontstonden later diverse stromingen, waaronder het baptisme, methodisme en evangelisme.
### 1.3 Transcendentie: het Godsbeeld
Het christendom kent een complex Godsbeeld dat zowel transcendent als immanent is.
* **Transcendent:** God wordt voorgesteld als een verheven, almachtige werkelijkheid die boven de wereld en de mensheid staat. Hij is heilig en groter dan de schepping. Dit aspect komt naar voren in uitdrukkingen als "Onze Vader, die in de hemel zijt."
* **Immanent:** God is ook nabij en betrokken bij het dagelijkse leven van mensen, als een liefdevolle Vader. Dit aspect wordt benadrukt in gebeden als "Geef ons heden ons dagelijks brood."
De aanspreking van God met 'Abba' (een woord dat zowel vertrouwen als respect uitdrukt, vergelijkbaar met 'papa') door Jezus onderstreept de nabijheid van God, terwijl Hij tegelijkertijd heilig en verheven blijft.
#### 1.3.1 Het Jezusbeeld
Jezus wordt gezien als een "disruptieve figuur" die bestaande structuren uitdaagde. Hij is een historische figuur, de Messias (de gezalfde) en een centrale gestalte in de christelijke theologie.
* **Historisch figuur:** Hoewel het Nieuwe Testament geen strikt historisch verslag is, bieden de evangeliën en niet-Bijbelse bronnen inzicht in Jezus' leven en boodschap. Zijn jeugd is grotendeels onbekend, met de nadruk op zijn publieke optredens en de laatste week van zijn leven.
* **Disruptieve figuur:** Jezus' gedrag, zoals het vergeven van een overspelige vrouw (Johannes 8:1-11), was contrair aan de toenmalige culturele normen en religieuze wetten, wat hem tot een uitdager van de gevestigde orde maakte.
* **Messias en gezalfde:** Jezus werd gezien als degene die redding zou brengen. Deze titel werd hem toegekend vanwege zijn bijzondere relatie met God.
* **Drievuldigheid (Drie-eenheid):** Dit centrale geloofspunt stelt dat God één is in wezen, maar bestaat uit drie personen: Vader, Zoon (Jezus) en Heilige Geest. Dit benadrukt de innige band tussen God en Jezus: "Wie mij ziet, ziet de Vader."
* **Verrezen Christus:** Na zijn dood en opstanding wordt Jezus beschouwd als de "verrezen Christus", wat het hoogste niveau van theologische affirmatie is. 'Christus' is het Griekse woord voor 'Messias' of 'gezalfde'.
### 1.4 Het hiernumaals: mensbeeld en ethiek
Het christendom kent een specifiek mensbeeld dat de basis vormt voor de christelijke ethiek.
#### 1.4.1 Het mensbeeld
De mens wordt vanuit het christendom op drie manieren beschreven:
* **In wezen goed:** De mens is geschapen naar het beeld van God, wat impliceert dat hij rechtvaardig en barmhartig is. Kwaad wordt gezien als een gevolg van bewuste keuzes, niet van een fundamenteel verdorven natuur.
* **Gelijkwaardig:** Alle mensen zijn gelijkwaardig in de ogen van God, ongeacht afkomst, geslacht of status. Dit principe heeft geleid tot concepten van menselijke waardigheid en rechtvaardigheid.
* **Vrij, maar uitgedaagd:** Mensen beschikken over een vrije wil, maar deze vrijheid is gericht op het kiezen van het goede, liefhebben en verantwoordelijkheid nemen. Deze vrijheid wordt uitgedaagd door de roep om zorg voor naasten en door ethische principes zoals het liefhebben van je vijanden. Het geweten wordt gezien als de stem van God, maar moet gevormd worden door objectieve morele normen.
#### 1.4.2 Christelijke ethiek: zorg voor de ander
De zorg voor de naaste en de ethische principes die hieruit voortvloeien, vormen de kern van de christelijke ethiek. Dit principe omvat ook zorg voor het kwetsbare leven, wat complexe ethische vraagstukken oproept rondom abortus en euthanasie.
* **Abortus en euthanasie:** Deze thema's vereisen een zorgvuldige afweging vanuit een christelijk perspectief, waarbij de waarde van het leven en de menselijke waardigheid centraal staan. De Katholieke Kerk beschouwt abortus als een zware zonde, maar heeft procedures versoepeld voor vergeving. Euthanasie wordt benaderd met nuance, waarbij de nadruk ligt op zorg, respect en menselijkheid aan het einde van het leven.
#### 1.4.3 Sacramenten en feesten
Binnen het christendom spelen sacramenten en feesten een belangrijke rol in het beleven van het geloof.
* **Sacramenten:** Dit zijn heilige rituelen die een moment van Gods nabijheid markeren en de gelovige van binnenuit helpen. De zeven sacramenten zijn: doopsel, vormsel, eucharistie, huwelijk, wijding, ziekenzalving en boete en verzoening (biecht).
* **Eucharistie:** Centraal in de eredienst, ter herdenking van het Laatste Avondmaal.
* **Doopsel:** Het ritueel om toe te treden tot de christelijke gemeenschap.
* **Vormsel:** Een zalving, vaak tijdens de overgang naar volwassenheid.
* **Huwalijk:** Een sacrament tussen man en vrouw, dat Gods trouwe liefde symboliseert.
* **Wijding:** Kan enkel door gedoopte mannen tot diaken, priester of bisschop ontvangen worden.
* **Ziekenzalving:** Geeft kracht aan zieken en stervenden.
* **Boete en Verzoening (Biecht):** Het helen van relaties en het ontvangen van vergeving voor zonden.
* **Feesten:** Belangrijke momenten in het kerkelijk jaar zijn onder meer de zondagsviering, Advent, Kerstmis, Vastentijd, Goede Week, Pasen (het hoogtepunt) en Pinksteren. Deze feesten markeren de belangrijkste gebeurtenissen in het leven van Jezus.
### 1.5 Het hiernamaals
Het christendom gelooft in een hiernamaals. De uitspraken bij overlijden als "Hij is bij God" verwijzen naar het geloof in een voortbestaan na de dood. Christenen geloven dat mensen na hun dood bij God mogen zijn in liefde, vrede en eeuwig leven, wat vaak de hemel wordt genoemd. Jezus' opstanding uit de dood wordt gezien als de verrijzenis, die de hoop op eeuwig leven voor gelovigen symboliseert.
**Tip:** Hoewel de Bijbel niet gedetailleerd beschrijft hoe het hiernamaals eruitziet, is het geloof in een leven na de dood, bij God, een fundamenteel onderdeel van het christelijke geloof.
---
# De islam: overtuigingen, praktijken en het hiernamaals
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding voor het onderwerp "De islam: overtuigingen, praktijken en het hiernamaals", gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 2. De islam: overtuigingen, praktijken en het hiernamaals
Dit onderwerp biedt een uitgebreide kijk op de islamitische geloofsovertuigingen, de praktijken die het dagelijks leven van moslims vormgeven, en de visie op het hiernamaals.
### 2.1 De heilsgeschiedenis van de islam
De islam ontstond in de 7e eeuw na Christus op het Arabische schiereiland, met de profeet Mohammed als centrale figuur. Belangrijke schakelmomenten in de islamitische heilsgeschiedenis zijn:
* **Eerste openbaring:** Rond het 40e levensjaar van Mohammed, in 610 n.Chr., ontving hij zijn eerste openbaring van de engel Djibriel. Deze openbaringen, die zich over 23 jaar uitstrekten, vormden de basis van de Koran.
* **De Hidjra (622 n.Chr.):** De emigratie van Mohammed en zijn volgelingen van Mekka naar Yathrib (het latere Medina) wordt beschouwd als het begin van de islamitische jaartelling. Dit moment markeerde de vestiging van de eerste moslimgemeenschap.
* **Verovering van Mekka (630 n.Chr.):** Na een periode van spanning en een wapenstilstand, gaf Mekka zich zonder slag of stoot over aan Mohammed.
* **Overlijden van Mohammed (632 n.Chr.):** Tegen de tijd van zijn overlijden had het grootste deel van het Arabische schiereiland zich al bekeerd tot de islam.
#### 2.1.1 Jezus in de islam en Mohammed in het christendom
Binnen de islam wordt Jezus (Isa) erkend als een belangrijke profeet, maar niet als de zoon van God of deel van een goddelijke triniteit. Hij ontving een schrift, de Injil (het Evangelie), en werd als boodschapper gezonden aan het volk van Israël. De islamitische traditie stelt dat Allah Jezus redde van kruisiging en Hem tot Zich nam.
Mohammed wordt in de islam beschouwd als de laatste profeet, de zegel der profeten. In christelijke interpretaties, zoals de geciteerde tekst uit 'De levens van de profeten', wordt gesuggereerd dat Jezus sprak over de komst van een profeet genaamd Ahmad (Mohammed), die na Hem zou komen.
**Tip:** Het begrijpen van de positie van Jezus/Isa in beide geloven kan leiden tot verbinding en wederzijds begrip tussen christenen en moslims, omdat hij in beide tradities een gerespecteerde figuur is die waarden als liefde, barmhartigheid en rechtvaardigheid vertegenwoordigt.
#### 2.1.2 Wie was Mohammed?
Mohammed werd rond 570 n.Chr. in Mekka geboren in een minder welgestelde tak van de Qoeraisj-stam. Hij werd wees op jonge leeftijd en werd opgevoed door zijn grootvader en later zijn oom. Aanvankelijk werkte hij als schaapherder en later als koopman. Door zijn reizen als handelaar kwam hij in contact met andere religies, waaronder het jodendom en het christendom. Op ongeveer 40-jarige leeftijd ontving hij zijn eerste openbaringen. De Koran stelt dat Mohammed geen stichter van een nieuwe religie was, maar een boodschapper die de oorspronkelijke religie van de mensheid, die van één God (Allah), moest herstellen en voltooien.
#### 2.1.3 De Hidjra
De Hidjra, de migratie van Mohammed en zijn volgelingen van Mekka naar Yathrib (het latere Medina) in 622 n.Chr., is de eerste dag van de islamitische jaartelling. Deze gebeurtenis was cruciaal voor de vestiging van de eerste moslimgemeenschap en wordt gezien als een nieuw begin.
### 2.2 Transcendentie in de islam
De islam kenmerkt zich door een strikt monotheïstisch godsbeeld, waarbij Allah de centrale en enige God is.
#### 2.2.1 Het concept "de 99 namen van Allah"
In het Arabisch wordt naar God verwezen met de term 'Allah'. God is uniek en staat verheven boven elke menselijke beschrijving of definitie. Hoewel menselijke taal tekortschiet om God volledig te bevatten, reflecteren menselijke eigenschappen soms de eigenschappen van God. De Koran bevat 99 namen die elk een aspect van Allah's eigenschappen voorstellen, zoals Ar-Raḥmān (De Meest Barmhartige) en Al-Muqtadir (De Machtigste). Deze namen bieden moslims de mogelijkheid om kennis te nemen van Gods eigenschappen en tegelijkertijd de transcendentie van God te erkennen – Hij gaat onze menselijke begrippen te boven.
**Voorbeeld:** De naam Ar-Raḥmān (De Meest Barmhartige) benadrukt de liefdevolle en genadevolle kant van Allah, terwijl Al-Muqtadir (De Machtigste) Zijn absolute macht en controle aangeeft.
#### 2.2.2 Afbeelden in de islam
Het afbeelden van Allah, Mohammed en andere profeten is binnen de islam strikt verboden, met name in de Hadith. Dit verbod dient twee doelen:
1. **Voorkomen van aanbidding:** Afbeeldingen kunnen leiden tot afgoderij (shirk), wat in de islam als een ernstige zonde wordt beschouwd.
2. **Onmogelijkheid van volledige weergave:** Geen enkele afbeelding kan de goddelijke of profetische wezens volledig vatten.
Hoewel er in de Koran geen expliciet verbod te vinden is, is het verbod op afbeeldingen in de Hadith sterk. Sjiieten zijn over het algemeen toleranter voor afbeeldingen dan Soennieten, maar zelfs dan worden afbeeldingen van profeten met de grootste terughoudendheid gemaakt, vaak met het gezicht verborgen.
**Tip:** Het begrijpen van deze terughoudendheid is cruciaal. Het is een uiting van respect en het voorkomen van het vereren van het beeld in plaats van de boodschap die het vertegenwoordigt.
#### 2.2.3 God ervaren (Taqwa)
Wissal, een studente, beschrijft haar godservaring als het benoemen van 'taqwa', wat 'godsbewustzijn' betekent. Dit godsbewustzijn is aanwezig in alle aspecten van het leven, zowel in beproevingen als in vreugdevolle momenten, waarbij ze stilstaat bij de leer van een gebeurtenis. Dankbaarheid en het stellen van de 'waarom'-vraag zijn hierbij belangrijk. Regelmatig bezoek aan de moskee versterkt haar gevoel van Gods aanwezigheid.
De islam gelooft in 'mektab', wat betekent 'hetgeen dat geschreven is'. Dit impliceert dat Allah een levensweg heeft bepaald. Hoewel gebeden veranderingen kunnen bewerkstelligen, gebeurt niets zomaar; alles gebeurt met een reden en Allah heeft de controle.
Het gezegde **"In shā’ Allāh"** betekent "Als God het wil".
### 2.3 De Koran en de Hadith
* **De Koran:** Wordt door de meeste moslims beschouwd als de letterlijke woorden van Allah, geopenbaard in het Arabisch aan de ongeletterde profeet Mohammed door de engel Djibriel. De openbaringen werden ontvangen in secties over een periode van 23 jaar en later opgeschreven. De Koran kan in principe niet volledig vertaald worden omdat interpretatie en het verlies van nuances en kracht onvermijdelijk zijn. De soera's (hoofdstukken) zijn niet chronologisch of thematisch geordend, maar hebben een spirituele en thematische logica.
* **De Hadith:** Verzamelingen van islamitische vertellingen over de uitspraken en handelingen van de profeet Mohammed. Deze bronnen bieden verdere verduidelijking en context bij de Koran.
**Tip:** De Koran is het centrale schrift van de islam. Het begrijpen van de structuur en de betekenis, inclusief de uitdagingen van vertaling, is essentieel.
### 2.4 Het hiernumaals in de islam
Het 'moslim zijn' houdt een specifieke levensstijl in, gevormd door religieuze regels en gebruiken die in een bepaalde context zijn gegroeid, maar vandaag de dag nog steeds relevant zijn.
#### 2.4.1 Richtlijnen: Halal en Haram
In de islamitische ethiek worden menselijke handelingen ingedeeld in vijf categorieën:
* **Verplicht (Fard):** Handelingen die essentieel zijn en waarvoor geen excuses bestaan, zoals het gebed (salat), vasten (ramadan), zakaat (armen helpen) en hadj (bedevaart).
* **Aangeraden (Mandub):** Handelingen die beloning opleveren, maar niet verplicht zijn, zoals vrijwillig vasten buiten de ramadan.
* **Toegestaan (Mubah):** Neutrale handelingen die geen specifieke beloning of straf opleveren, zoals wandelen in de natuur.
* **Verwerpelijk (Makroeh):** Handelingen die vermeden moeten worden, maar niet strikt verboden zijn, zoals scheiden.
* **Verboden (Haram):** Handelingen die verboden zijn, zoals het drinken van alcohol en het eten van varkensvlees.
**Tip:** Halal betekent 'toegestaan', en haram betekent 'verboden'. Deze termen zijn fundamenteel voor het begrijpen van de dagelijkse praktijk van moslims.
#### 2.4.2 De vijf zuilen van de islam
De vijf zuilen zijn de fundamenten van de islamitische praktijk en worden beschouwd als verenigende factoren voor de umma (moslimgemeenschap). Ze zijn gebaseerd op de Koran en uitgewerkt in de Hadith:
1. **Geloofsbelijdenis (Shahada):** "Er is maar één God, Allah, en Mohammed is zijn profeet."
2. **De vijf dagelijkse gebeden (Salat):** Moslims verrichten vijfmaal daags gebeden, gericht naar Mekka.
3. **Vasten (Ramadan):** Gedurende de maand ramadan onthouden moslims zich van eten, drinken en andere fysieke behoeften van zonsopgang tot zonsondergang. Dit dient ter zuivering van lichaam en geest en ter verbroedering.
4. **Bedevaart (Hadj):** Elke moslim die fysiek en financieel in staat is, dient minstens éénmaal in zijn leven de pelgrimstocht naar Mekka te maken.
5. **Goede werken (Zakat):** Het afstaan van een deel van het eigen inkomen (minimaal 2,5%) aan goede doelen of religieuze projecten.
##### 2.4.2.1 Het gebed (Salah)
Salah is een gestructureerde vorm van aanbidding met specifieke lichaamsbewegingen en recitaties, vijfmaal daags uit te voeren op vastgestelde tijden (dageraad, middaguur, namiddag, halverwege middaguur en zonsondergang, en net na zonsondergang). Voor salah is rituele reinheid vereist, verkregen door de woedoe (kleine rituele wassing). Mannen zijn verplicht het vrijdagmiddaggebed (salat al-jum'a) in de moskee te doen, geleid door een imam. Hoewel vrijdag een belangrijke gebedsdag is, is het geen officiële rustdag zoals de sabbat in het jodendom.
##### 2.4.2.2 De Kaäba
De Kaäba is een grote, zwarte kubusvormige structuur in Mekka, Saoedi-Arabië, die voor moslims een heilige plaats is. Moslims geloven dat er een steen uit de hemel in de Kaäba ligt. Tijdens de Hadj lopen pelgrims zevenmaal rond de Kaäba. Deze bedevaart vindt plaats vlak voor het Offerfeest. De ervaring van de Hadj wordt vaak als onbeschrijfelijk omschreven.
##### 2.4.2.3 De Ramadan en het Suikerfeest
* **Ramadan:** De maand ramadan is voor moslims een periode van bezinning, zelfreflectie, tolerantie, liefdadigheid en verbroedering. Het is een tijd om afstand te nemen van materiële behoeften en zich te richten op spirituele beleving. Het vasten leert mensen de controle over hun eigen behoeften en laat hen stilstaan bij hun reacties wanneer deze niet vervuld worden.
* **Suikerfeest (Eid al-Fitr):** Na de ramadan volgt het Suikerfeest, een beloning voor het voltooien van de maand van vasten. Het wordt gevierd met familie, gezamenlijk gebed in de moskee, het bezoeken van elkaar, het delen van zoetigheden (vandaar de naam 'Suikerfeest'), het dragen van mooie kleren en liefdadigheid. Er is ook een aspect van reflectie op de ramadan en het gevoel dat men misschien nog meer had kunnen doen.
**Voorbeeld:** Het Suikerfeest kan vergeleken worden met Kerstmis in de katholieke traditie vanwege het delen van cadeaus en het samenzijn met familie.
##### 2.4.2.4 De Hijab (hoofddoek)
De hoofddoek (hijab) wordt gedragen vanuit een gevoel van nederigheid en bescheidenheid, als een eerbetoon aan God en als een uiting van moslim-identiteit. Het is geen basisvereiste van de islam, maar een onderdeel waar veel moslimvrouwen vrijwillig voor kiezen. Andere religies, zoals het jodendom (keppeltje) en het christendom (bij nonnen), kennen ook vormen van hoofdbedekking.
**Tip:** De keuze om een hoofddoek te dragen kan een complexe persoonlijke reis zijn, gekenmerkt door zoektocht naar geloof, identificatie met het geloof en het aangaan van de strijd tegen onderdrukking van buitenaf ("You deal with it. This is who I am..."). Het kan een constante herinnering zijn aan de moslim-identiteit en de geloofsbelevenis.
##### 2.4.2.5 Het Offerfeest (Eid al-Adha)
Het Offerfeest herdenkt de bereidheid van Abraham om zijn zoon te offeren als teken van gehoorzaamheid aan God. Een alternatief voor het offeren van een schaap is het geven van geld aan goede doelen, zodat arme mensen eten kunnen kopen. Moslims geloven dat het onverdoofd slachten van dieren (halal) essentieel is, omdat verdoving het vlees minder gezond zou maken.
#### 2.4.3 Het Offerfeest: Onverdoofd slachten
Het onverdoofd slachten is gebonden aan de vereiste dat het dier halal en gezond is op het moment van slachting. Volgens deze overtuiging is vlees van een verdoofd dier minder gezond. Dit staat centraal in de discussie over dierenrechten versus religieuze rechten.
#### 2.4.4 Radicalisering en Jihad
De term 'jihad' betekent 'gedreven streven' en kan verschillende betekenissen hebben.
* **Kleine Jihad:** De oorspronkelijke betekenis verwijst naar de gewapende strijd ter verdediging van de islam tegen bedreigingen.
* **Grote Jihad:** Sommige moslimgeleerden interpreteren dit als de spirituele, morele, sociale en missionaire inspanning ter uitbreiding van de islam. Anderen beschouwen het vooral als het innerlijke streven naar zelfverbetering en het evalueren van de eigen geloofspraktijk.
De getuigenis van Mohamed El Bachiri, die zijn vrouw verloor bij de aanslagen in Brussel, benadrukt de noodzaak van begrip en eenheid, zelfs met mensen die andere ideeën of geloven aanhangen. Hij stelt dat "zelfs als mijn naaste de tegenpool is van mijn ideeën, van mijn geloof, heeft hij nog altijd een stukje waarheid."
**Tip:** Het medialandschap focust vaak op de gewelddadige interpretatie van jihad. Het is belangrijk om de bredere, spirituele en morele betekenis te kennen.
### 2.5 Het hiernamaals in de islam
De islam gelooft in een hiernamaals, waarbij de mens na de dood verantwoording moet afleggen voor zijn daden.
#### 2.5.1 De Dag der Opstanding en het Paradijs
Op de Dag der Opstanding wordt de mens geconfronteerd met een boek waarin al zijn daden van begin tot einde zijn opgetekend. Op basis hiervan wordt geoordeeld en komt men terecht in de hel of het paradijs. Het paradijs wordt beschreven als een prachtige, vredevolle plaats zonder problemen, ziekten of rampen.
#### 2.5.2 Het concept 'ziel'
Net als in het jodendom en christendom, geloven moslims in engelen die de goede en slechte daden van een mens opschrijven. Op de Dag des Oordeels leggen zij hierover verslag af aan Allah.
#### 2.5.3 Het volwaardige leven en het hiernamaals
Een volwaardig leven in de islam wordt gekenmerkt door dienstbaarheid aan anderen, met het hiernamaals als richtlijn. Zelfs iemand met een strafblad kan naar het paradijs gaan als er oprecht berouw is getoond en er vergeving is verkregen, eventueel na een straf in het hellevuur. Compensatie voor slachtoffers vindt plaats in het hiernamaals. Oprechtheid in het naleven van de regels en goeddoen voor anderen zijn cruciale voorwaarden.
#### 2.5.4 Begrafenisrituelen
* **Rituele wassing:** Direct na het overlijden wordt het lichaam ritueel gewassen door opgeleide professionals om rein voor Allah te verschijnen.
* **Lijkwade:** Het lichaam wordt bedekt met een witte lijkwade, symbolisch voor gelijkheid en de overgang naar het hiernamaals.
* **Begrafenis:** Moslims worden bij voorkeur op hun rechterzijde begraven, met het gezicht richting Mekka. De graven worden als heilige plekken beschouwd en mogen niet geruimd worden.
* **Rouwpraktijken:** Familieleden vergezellen de stervende, reciteren gebeden en moedigen de geloofsbelijdenis aan. De ziel keert terug naar God.
**Tip:** De dood wordt in de islam gezien als een overgang. Het rituele aspect van de begrafenis benadrukt de reinheid en de terugkeer naar God.
De term "insjallah" (als God het wil) benadrukt het geloof in Gods voorzienigheid en de onzekerheid van de menselijke toekomst.
---
**Opmerking:** Deze studiehandleiding is opgesteld met de bedoeling een zo volledig en accuraat mogelijk overzicht te geven van het onderwerp "De islam: overtuigingen, praktijken en het hiernamaals" op basis van de verstrekte documentatie. Houd rekening met de mogelijkheid van nuances en verdere interpretaties binnen de islam zelf.
---
# Het vrijzinnig humanisme: kernideeën en visie op leven en dood
Dit onderwerp behandelt de fundamentele principes van het vrijzinnig humanisme, de relatie met religie, de visie op het transcendente en de focus op het hiernumaals in plaats van een hiernamaals.
## 3. Het vrijzinnig humanisme
Het vrijzinnig humanisme verenigt de principes van vrijzinnigheid, die het recht op zelfstandig denken, voelen en oordelen benadrukken, met humanisme, een mensgerichte levenshouding die de mens plaatst als een vrij en verantwoordelijk wezen. Het legt de nadruk op de menselijke kracht om zelf zingeving te creëren, zonder de noodzaak van religieuze autoriteit.
### 3.1 Kernideeën van het vrijzinnig humanisme
De kernideeën van het vrijzinnig humanisme omvatten:
* **Kritisch denken en vrij onderzoek:** De nadruk ligt op zelfstandig nadenken, vragen stellen en overtuigingen vormen op basis van rede en ervaring.
* **Zelfbeschikking:** Het recht op eigen keuzes, ook met betrekking tot het begin en einde van het leven, met respect voor anderen en de samenleving.
* **Menselijke waardigheid en gelijkheid:** Elke mens wordt gewaardeerd, ongeacht afkomst, overtuiging of identiteit.
* **Vrijheid van meningsuiting en levensbeschouwing:** Iedereen mag geloven of niet geloven, waarbij zingeving een persoonlijke zoektocht is.
* **Solidariteit en verantwoordelijkheid:** Engagement voor elkaar, de samenleving en toekomstige generaties.
* **Maakbaarheid:** Geloof in de mogelijkheid om mens en wereld te verbeteren, binnen ethische en duurzame grenzen.
* **Verdraagzaamheid:** Het erkennen en waarderen van verschillende meningen en perspectieven als bron van leren en groei.
* **Persoonlijke zingeving:** Zelf bepalen wat belangrijk is, in plaats van blindelings te geloven wat anderen zeggen.
* **Natuur:** De erkenning dat alles voortkomt uit de natuur.
* **Vrij onderzoek:** Diverse methoden gebruiken om te onderzoeken, zoals nadenken, wetenschap, gesprekken en lezen.
* **Verbondenheid:** Het belang van mensen zien, hen graag zien en respecteren.
* **Gelijkwaardigheid:** Iedereen heeft recht op een goed leven en niemand is beter dan een ander; niemand mag buitengesloten worden omwille van verschil.
Het mensenrechtenkader, zoals vastgelegd in internationale verdragen, dient als moreel kompas voor het vrijzinnig humanisme.
### 3.2 Religie en vrijzinnigheid
"Vrijzinnigheid" sluit religie niet noodzakelijkerwijs uit. Het is niet per definitie atheïstisch. Binnen vrijzinnige religieuze gemeenschappen, zoals sommige protestantse gemeenten, worden religieuze inspiratie en kritische reflectie gecombineerd. Deze benadering kenmerkt zich door:
* **Een vrijzinnige houding:** Geen letterlijke interpretatie van religieuze teksten, openheid voor andere levensbeschouwingen, en ruimte voor individuele invulling.
* **Christelijke inspiratie:** Gebruik van Bijbelverhalen of Jezus als moreel kompas, zonder dogmatische claims.
Op dezelfde manier sluit "vrijzinnig humanisme" religieuze inspiratie of spiritualiteit niet uit, zolang deze niet dogmatisch is.
#### 3.2.1 Relatie tussen atheïsme en vrijzinnig humanisme
Atheïsme is de overtuiging dat er geen God bestaat. Vrijzinnig humanisme gaat verder en richt zich op vrijdenken en menselijke waarden zoals zelfbeschikking, gelijkwaardigheid en fundamentele rechten. Veel atheïsten delen deze waarden en vormen daarmee een deel van de bredere beweging van vrijzinnige humanisten. Atheïsme kan dus als een onderdeel van vrijzinnig humanisme worden beschouwd, maar vrijzinnig humanisme omvat meer dan alleen atheïsme.
#### 3.2.2 Vrijzinnig religieus
Iemand die "vrijzinnig religieus" is, combineert een vrije, niet-dogmatische levenshouding met inspiratie uit een religieuze traditie. Dit betekent een persoonlijke interpretatie van religieuze teksten, openheid voor andere overtuigingen en ruimte voor individuele invulling, zonder absolute waarheidsclaims.
### 3.3 Visie op het transcendente
Binnen het vrijzinnig humanisme wordt het idee van een bovennatuurlijke werkelijkheid (het transcendente) verworpen. Betekenis ligt niet buiten de mens, maar in de menselijke ervaring zelf: relaties, kunst, wetenschap, natuur en ethiek. Het "transcendente" wordt hier niet als goddelijk gezien, maar als een intense menselijke ervaring van verbondenheid, verwondering en schoonheid. Het is dus immanent en menselijk, niet bovennatuurlijk.
Vrijzinnig religieuzen daarentegen, hebben een andere houding ten opzichte van het transcendente dan zowel dogmatisch gelovigen als strikte atheïstische humanisten. Zij mijden een letterlijke, dogmatische interpretatie en zien het transcendente als een open, symbolische dimensie van het bestaan. God kan hier worden beschouwd als een metafoor voor waarden zoals liefde, verbondenheid en het ultieme mysterie van het leven.
#### 3.3.1 Atheïstische spiritualiteit
Leo Apostel verdedigde het idee van "atheïstische spiritualiteit", wat inhoudt dat men spirituele diepgang en zingeving kan ervaren zonder in een god te geloven. Spiritualiteit hoeft niet per se religieus te zijn. Het gaat om het ervaren van verbondenheid met iets groters, zoals de natuur, de mensheid, kunst of het universum, zonder verwijzing naar een God of dogma’s. Apostel moedigt atheïsten aan om spirituele technieken, zoals meditatie, te omarmen als bronnen van kracht en inzicht, die losstaan van religieuze overtuigingen.
### 3.4 Het hiernumaals
#### 3.4.1 Focus op het hiernumaals
Het vrijzinnig humanisme legt de nadruk op het leven in het heden, "het hiernumaals". Er is geen geloof in een hiernamaals, hemel of wedergeboorte. De dood wordt beschouwd als het natuurlijke einde van het leven, zonder voortbestaan van de ziel of een bovennatuurlijke bestemming.
#### 3.4.2 Rituelen en ceremonies
Hoewel er geen religieuze rituelen zijn, erkent het vrijzinnig humanisme de menselijke behoefte aan symboliek en betekenis bij belangrijke levensmomenten. Dit uit zich in diverse **humanistische ceremonies**:
* **Geboorteviering/Adoptieviering:** Een viering van de komst van een kind, met aandacht voor verbondenheid, waarden en toekomst.
* **Lentefeest:** Voor kinderen rond 6 jaar, symboliseert groei, nieuwsgierigheid en het begin van een bewuste levensfase.
* **Feest van de vrijzinnige jeugd:** Voor jongeren rond 12 jaar, markeert de overgang naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid, met nadruk op kritisch denken, zelfbeschikking en engagement.
* **Huwelijk of relatieviering:** Een viering van liefde, verbondenheid en gedeelde waarden, op maat gemaakt voor het koppel.
* **Afscheid (humanistische uitvaart):** Een plechtigheid die het leven van de overledene centraal stelt: zijn of haar verhaal, waarden, relaties en betekenis voor anderen.
Deze ceremonies worden begeleid door een vrijzinnig humanistisch consulent en zijn altijd op maat van de betrokkenen. Ze weerspiegelen humanistische waarden zoals vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit, kritisch denken en zelfbeschikking.
#### 3.4.3 De dood, uitvaart en herdenking
* **Visie op de dood:** De dood wordt gezien als het natuurlijke einde van het leven. Er is geen geloof in een hiernamaals. Vrijzinnig humanisten vinden troost in de verbondenheid met anderen, het delen van verhalen, en het voortleven van waarden en herinneringen in de gemeenschap. De nadruk ligt op de waarde van het geleefde leven, de herinneringen, de impact die iemand had en de waarden die zijn doorgegeven.
* **De uitvaart:** Een persoonlijke en waardengedreven afscheidsplechtigheid die het leven van de overledene centraal stelt. Het biedt ruimte voor herinnering, eerbetoon, troost en verbondenheid, met vrijheid in vorm en inhoud.
* **Herdenkingsplechtigheid:** Jaarlijkse plechtigheden worden georganiseerd om herinneringen op te halen en dierbaren te herdenken.
#### 3.4.4 Atheïsme als uitdaging
Atheïsme is niet altijd vanzelfsprekend of veilig in alle delen van de wereld. In veel landen worden ongelovigen gediscrimineerd, beperkt of vervolgd, wat kan leiden tot gevangenisstraf of zelfs de doodstraf. Dit maakt atheïsme in die contexten geen vanzelfsprekende keuze.
---
# Het jodendom: heilsgeschiedenis, wetten en tradities
Hieronder vind je een gedetailleerde samenvatting van het onderwerp "Het jodendom: heilsgeschiedenis, wetten en tradities", opgesteld als een examengericht studiemateriaal.
## 4. Het jodendom: heilsgeschiedenis, wetten en tradities
Dit onderdeel van de studie richt zich op de kernaspecten van het jodendom, van de oorsprong en de heilsgeschiedenis tot de diverse wetten en tradities die het leven van joden vormgeven.
### 4.1 Het jodendom: de heilsgeschiedenis in het kort
Het jodendom is een van de oudste monotheïstische religies en kent een rijke geschiedenis die gekenmerkt wordt door een specifiek verbond tussen God en zijn volk.
#### 4.1.1 Ontstaan en belangrijke schakelmomenten
Het jodendom is ontstaan in het Midden-Oosten en wordt gekenmerkt door een heilsgeschiedenis die de relatie tussen JHWH (Jahweh) en het Joodse volk centraal stelt. Belangrijke mijlpalen in deze geschiedenis omvatten:
* **Roeping van Abraham:** God roept Abraham op om zijn land te verlaten en te trekken naar een nieuw land. Dit markeert het begin van het Verbond, waarbij God Abraham talloze nakomelingen en een eigen land belooft.
* **De Patriarchen (Izaäk, Jakob):** Abraham verwekt Izaäk, die op zijn beurt Jakob en Ezau krijgt. Jakob worstelt met God en krijgt de naam Israël, wat de stamvader wordt van het volk Israël.
* **De twaalf stammen van Israël:** Jakob heeft twaalf zonen, die de stamvaders worden van de twaalf stammen van Israël. Het verhaal van Jozef, die tot onderkoning in Egypte opstijgt, is hierin ook cruciaal.
* **Slavernij in Egypte:** Het volk Israël groeit in aantal maar belandt uiteindelijk in slavernij in Egypte.
* **Uittocht uit Egypte (Exodus):** Mozes leidt het volk uit de slavernij, een cruciaal moment waarop het Verbond opnieuw wordt bevestigd en Gods trouw wordt getoond.
* **Ontvangst van de Tien Geboden op de Sinaï:** Tijdens de woestijnreis ontvangt Mozes de wet van God, wat een centrale uiting is van het Verbond.
* **Intocht in het Beloofde Land (Kanaän):** Na veertig jaar zwerftocht door de woestijn komt het volk aan in Kanaän, waar ze zich vestigen en de tabernakel bouwen.
Het vertrouwen in het Verbond tussen JHWH en het Joodse volk, inclusief de belofte van nakomelingen en het Beloofde Land, is fundamenteel voor het jodendom.
### 4.2 Het jodendom: transcendentie
Binnen het jodendom staat het Godsbeeld centraal, gekenmerkt door het concept van een transcendente God.
#### 4.2.1 Wie/Wat is 'God'? Het godsbeeld van het jodendom
Het jodendom is een strikt monotheïstische religie. God wordt aangeduid met de heilige naam **"Jahwe"**, wat zoiets betekent als ‘Ik ben’, ‘Ik zal zijn’ of ‘Ik veroorzaak te worden’. Deze naam benadrukt Gods eeuwigheid, aanwezigheid en rol als bron van al het bestaan.
* **Absolute transcendentie:** Joden geloven dat God zo verheven en uniek is, dat Zijn naam niet zomaar uitgesproken mag worden. Het uitspreken van Gods naam is gereserveerd voor specifieke rituele momenten.
* **Belofte van trouw en aanwezigheid:** De naam JHWH herinnert het volk eraan dat God er altijd is, was en zal zijn, en dat Hij Zijn beloften nakomt.
* **Relatie door 'doen':** De joodse religie legt sterk de nadruk op de relatie tussen mens en God, die primair wordt uitgedrukt door middel van het 'doen' – het naleven van Gods wetten en geboden.
#### 4.2.2 Het 'uitverkoren' of 'verkozen' volk
De term "uitverkoren volk" kan misleidend zijn en de indruk wekken dat het Joodse volk beter of meer speciaal zou zijn dan andere volkeren. Binnen de joodse theologie betekent "uitverkoren" echter dat God het Joodse volk heeft gevraagd Zijn volk te zijn, wat een **verantwoordelijkheid en een opdracht** met zich meebrengt om een voorbeeld te zijn voor andere volkeren door het ethisch voorbeeld te geven.
* **Verbond en plicht:** De uitverkiezing is geen privilege, maar een plicht om de geboden na te leven, te streven naar gerechtigheid en God te dienen.
* **Rol als voorbeeld:** Het Joodse volk heeft de taak om een moreel en ethisch voorbeeld te zijn voor de rest van de wereld.
* **'Verkozen' als neutralere term:** In bredere of neutralere contexten kan 'verkozen' gebruikt worden om misverstanden te vermijden, maar de kern blijft een bijzondere verbondenheid en een specifieke opdracht.
### 4.3 Het jodendom: wetten en tradities
Het leven van een jood wordt sterk gevormd door een uitgebreid systeem van wetten en tradities, die voortkomen uit de Thora en andere religieuze teksten.
#### 4.3.1 Joods 'zijn': stromingen en beleving
Er bestaan verschillende stromingen binnen het jodendom, die variëren in hun interpretatie en naleving van de religieuze wetten:
* **Orthodoxe joden:** Leven strikt volgens de joodse religieuze wetten en voorschriften. Hieronder vallen ook de **chassidische joden**, die nog traditioneler zijn en vaak in meer gesloten gemeenschappen leven, herkenbaar aan hun donkere kleding en pijpenkrullen.
* **Liberale joden:** Deze stroming is flexibeler in de toepassing van religieuze regels en staat meer open voor de moderne samenleving. Ze hebben meer contact met niet-joden en hanteren minder strikte voorschriften, zoals het geven van handen aan vrouwen of het eten in niet-joodse restaurants (mits koosjer).
Voor veel joden is 'joods zijn' meer dan alleen religie; het omvat ook een gedeelde cultuur, geschiedenis en identiteit.
#### 4.3.2 Beleving van de wetten: de 613 mitswot
De joodse traditie kent **613 geboden en verboden (mitswot)**, afkomstig uit de Thora. Hoewel deze wetten in een andere tijd en ruimte zijn opgesteld, worden ze nog steeds geïnterpreteerd en toegepast in de moderne samenleving, vaak aangevuld met nieuwe, aanvullende wetten.
* **Levensleidraad:** Voor veel joden fungeren de mitswot als een moreel kompas dat richting geeft aan hun leven en de relatie met God. Ze bieden rust en zekerheid in het dagelijkse leven en heiligen het bestaan.
* **Interpretatie en toepassing:** Sommige regels gelden specifiek voor mannen, andere voor vrouwen, en de interpretatie kan verschillen per stroming. Het is geen systeem van boetes, maar een set levensgewoonten die het leven zin en structuur geven.
#### 4.3.3 Koosjer eten
De regels rond **koosjer eten** (ook wel 'kashroeth' genoemd, wat 'deugdelijkheid, rituele geschiktheid' betekent) zijn een belangrijk onderdeel van het joodse leven en hebben zowel hygiënische als symbolische betekenis.
* **Kernregels:**
* Melk en vlees mogen niet gemengd worden en moeten gescheiden worden bereid en gegeten (ook qua keukengerief en afwasruimtes).
* Enkel dieren die ritueel geslacht zijn en voldoen aan bepaalde criteria (gespleten hoeven, herkauwen; bij vis schubben en vinnen) mogen gegeten worden.
* Varkensvlees en zeevruchten zijn verboden.
* Bloed mag niet gegeten worden.
* Producten moeten door een rabbijn goedgekeurd zijn.
* **Symboliek:** Het scheiden van melk en vlees symboliseert bijvoorbeeld het niet mengen van levengevend en dood materiaal.
* **Bewuste consumptie:** Koosjer eten stimuleert een bewuste omgang met voedsel, waarbij men stilstaat bij wat men eet en waar het vandaan komt.
#### 4.3.4 Gebed en gemeenschap: synagoge en minjan
Het gebed speelt een centrale rol in het jodendom, vaak in gemeenschappelijke settings.
* **Synagoge (Sjoel):** Dit is het gebouw waar het joodse gebed plaatsvindt.
* **Minjan:** Voor het uitvoeren van bepaalde gebeden is een groep van minimaal tien joden (vanaf dertien jaar) nodig. In orthodoxe gemeenschappen zijn dit tien mannen; in liberale gemeenschappen mogen ook vrouwen meetellen. Het vormen van een minjan, drie keer per dag, is niet alleen religieus belangrijk, maar ook een manier om elkaar dagelijks te ontmoeten en niemand alleen te laten.
* **Rituelen:** Gebeden vinden plaats op vaste tijden, zoals het middaggebed (Mincha), en er zijn specifieke kledingvoorschriften, zoals de Sjtreimel (een bonten hoed) die door veel orthodoxe joden wordt gedragen.
* **Chanoekaviering:** Dit feest, dat de herovering van de tempel in Jeruzalem viert, wordt gekenmerkt door het aansteken van kaarsen op de menora gedurende acht dagen, het eten van in olie gebakken gerechten, liederen en cadeautjes.
#### 4.3.5 Tradities rond huwelijk en besnijdenis
* **Bedekken van haar na het huwelijk:** In sommige ultraorthodoxe joodse kringen scheren getrouwde vrouwen hun haar af en dragen ze een pruik of hoofdbedekking. Dit symbool van schoonheid en verleiding wordt bedekt om bescheidenheid uit te drukken en de focus op het spirituele te leggen. Dit gebruik kent gelijkenissen met de islamitische hoofddoek en de kleding van nonnen.
* **Besnijdenis:** Dit is een cruciaal religieus ritueel dat de toetreding van een joodse jongen tot het joodse volk en zijn verbondenheid met God markeert. Het symboliseert het verbond tussen God en het Joodse volk en wordt traditioneel uitgevoerd op de achtste dag na de geboorte. Naast de religieuze oorsprong worden er ook hygiënische voordelen aan toegeschreven. Het ritueel wordt ingekleed met een plechtigheid en de bekendmaking van de Hebreeuwse naam.
#### 4.3.6 Antisemitisme, Holocaust en Zionisme
De geschiedenis van het Joodse volk is onlosmakelijk verbonden met periodes van vervolging en discriminatie.
* **Antisemitisme:** Jodenhaat bereikte een dieptepunt tijdens de Holocaust onder het naziregime.
* **Holocaust (Shoah):** De systematische uitroeiing van zes miljoen joden blijft de meest traumatische ervaring uit de geschiedenis.
* **Zionisme:** De politieke beweging die streeft naar een eigen, onafhankelijke Joodse staat in het historische land Israël. Dit kwam voort uit een eeuwenoud verlangen en de reactie op antisemitisme. De oprichting van de staat Israël in 1948 betekende een veilige haven na de Holocaust en de vervulling van religieuze aspiraties, maar ook het begin van het Palestijnse conflict (Nakba).
### 4.4 Het jodendom: het hiernamaals
De joodse visie op de dood en het hiernamaals is verbonden met het concept van de ziel en het oordeel.
#### 4.4.1 De dood en het hiernamaals
* **De ziel:** De ziel wordt beschouwd als een goddelijke vonk, afkomstig van God, die neerdaalt in het lichaam om een taak te vervullen – de wereld verbeteren en spiritueel groeien. Bij de dood keert de ziel terug naar God en wordt beoordeeld op basis van de gemaakte keuzes.
* **Angst voor het oordeel:** Er is geen angst voor de dood zelf, maar wel voor het oordeel dat volgt – de afweging van goed en kwaad dat men in het leven heeft gedaan. Het aantal geleefde jaren bepaalt het aantal 'sleutels' dat men heeft verzameld om de balans van daden op te maken.
* **"Lechajim" - Op het leven:** In plaats van te proosten op gezondheid, wordt in het jodendom "Lechajim" (op het leven) geroepen. Dit weerspiegelt het bewustzijn van de kwetsbaarheid van het leven en eert tegelijkertijd degenen die ondanks vervolging trouw bleven aan hun identiteit en tradities. Het is een uiting van hoop, herinnering en het voortzetten van het leven.
#### 4.4.2 Begrafenisrituelen
De joodse begrafenisrituelen zijn gericht op respect voor het lichaam en de terugkeer naar God.
* **Rituele reiniging:** Het lichaam wordt ritueel gereinigd om puur en zuiver aan JHWH te worden teruggegeven.
* **Begrafenisrichting:** Graven zijn vaak georiënteerd richting de Tempel van Jeruzalem, omdat daar de opstanding der doden zal beginnen.
* **Rouw:** Een scheur in de kleding van de nabestaanden symboliseert rouw. De rouwweek van zeven dagen wordt doorgebracht in het rouwhuis, waarbij de gemeenschap de dagelijkse taken overneemt.
* **Lijkwade:** Het lichaam wordt bedekt met een witte lijkwade.
* **Oprechtheid en verzoening:** Er wordt geloofd dat zelfs na straf in het hellevuur, oprecht berouw en goeddoen voor anderen de mogelijkheid biedt tot het paradijs.
> **Tip:** De verschillende aspecten van de joodse wetten en tradities, zoals koosjer eten en de mitswot, bieden structuur en zin in het dagelijks leven. Het is belangrijk om te begrijpen dat deze regels niet als een last worden ervaren, maar als een leidraad voor een leven dat in verbinding met God geleefd wordt.
---
# Het boeddhisme: ontstaan, principes en visie op leven en dood
## 5. Het boeddhisme: ontstaan, principes en visie op leven en dood
Dit onderdeel verkent het ontstaan van het boeddhisme, de status ervan in België, de interpretatie van transcendentie, de levensprincipes, de visie op het hiernamaals en de dood, en de belangrijkste rituelen.
### 5.1 Inleiding, ontstaan en boeddhisme in België
Het boeddhisme is een Oosterse levensbeschouwelijke traditie die, in vergelijking met veel westerse religies, minder nadruk legt op dogma's over goden of het bovennatuurlijke. In plaats van een traditioneel godsconcept, focust het boeddhisme op het vinden van levenswijsheid, innerlijke rust en bevrijding van lijden, wat het meer verwant maakt aan filosofische stromingen zoals het confucianisme en taoïsme.
#### 5.1.1 Ontstaan van het boeddhisme
Het boeddhisme ontstond in de 6e eeuw voor Christus in Noord-India, mede als reactie op het hindoeïsme. De stichter was Siddhartha Gautama, een prins die, geconfronteerd met de realiteit van lijden, zijn luxe leven verliet om het bestaan te bestuderen. Hij ontdekte dat lijden voortkomt uit verlangens en gehechtheid. Zijn inzichten vormden de basis van het boeddhisme. De leer van de Boeddha, ook wel *dhamma* genoemd, benadrukt zelfobservatie en het reinigen van de geest van negativiteit. Diverse stromingen, zoals Mahayana, Hinayana en Vajrayana, ontwikkelden zich in Azië. Sinds de jaren 1960 groeit de interesse voor het boeddhisme ook in het Westen, met elementen als *mindfulness* die geïntegreerd worden in nieuwe levensstijlen.
#### 5.1.2 Status van het boeddhisme in België
Het boeddhisme is sinds 2023 officieel erkend in België als een niet-confessionele levensbeschouwing. De Boeddhistische Unie in België, opgericht in 1997, vertegenwoordigt de meeste boeddhistische verenigingen. Met naar schatting 150.000 aanhangers ontvangt het boeddhisme financiële ondersteuning voor zijn organisatiestructuur en werking.
### 5.2 Transcendentie
Binnen het boeddhisme wordt transcendentie vaak anders geïnterpreteerd dan in monotheïstische religies. De focus ligt op het overstijgen van de beperkingen van het menselijk bestaan om verlichting (*Nirvana*) te bereiken en de cyclus van wedergeboorte (*samsara*) te doorbreken.
* **Geen traditioneel godsconcept:** Hoewel bepaalde stromingen goddelijkheid kennen, is dit geen centraal thema.
* **Het overwinnen van lijden:** Lijden wordt veroorzaakt door verlangens en gehechtheid. Door deze te doorzien en los te laten, kan men de cyclus van wedergeboorte doorbreken en een staat van vrede en verlichting bereiken.
* **Overstijgen van dualismen:** Transcendentie betekent het overstijgen van tegenstellingen zoals zelf/ander, goed/kwaad.
### 5.3 Levensprincipes
De boeddhistische levensprincipes bieden een kader voor ethisch en inzichtelijk leven.
#### 5.3.1 De Vier Edele Waarheden
De kern van het boeddhistische gedachtegoed, die inzicht bieden in lijden en de weg naar verlichting:
1. **Het bestaan van lijden (*dukkha*):** Pijn, verdriet, teleurstelling en vergankelijkheid zijn inherent aan het leven.
2. **De oorzaak van lijden:** Lijden ontstaat door verlangen, gehechtheid en onwetendheid. De 'dorst' of hunkering naar vergankelijke zaken is de hoofdoorzaak.
3. **Het beëindigen van lijden:** Lijden kan stoppen door verlangen en gehechtheid los te laten.
4. **Het pad naar het einde van lijden:** Dit is het Achtvoudige Pad, een praktische gids voor ethiek, mentale discipline en wijsheid.
#### 5.3.2 Het Achtvoudige Pad
Een gedetailleerde gids voor boeddhistische praktijk:
* **Juiste visie:** Inzicht in de aard van lijden en de weg naar verlichting.
* **Juiste intentie:** Bewust kiezen voor intenties die goed zijn voor jezelf en anderen; streven naar verlichting.
* **Juist spreken:** Respectvolle communicatie, geen kwaadspreken of liegen.
* **Juist handelen:** Ethisch gedrag, zonder doden, stelen, misbruik van zintuiglijke genoegens of liegen.
* **Juiste wijze van levensonderhoud:** Geen beroep uitoefenen dat anderen schaadt.
* **Juiste inspanning:** Streven naar positieve gedachten en geestestoestanden.
* **Juiste aandacht (*mindfulness*):** Bewuste, niet-oordelende aandacht voor het huidige moment.
* **Juiste concentratie (meditatie):** Het ontwikkelen van innerlijke rust en helderheid.
#### 5.3.3 Overige levensprincipes
* **Meditatie:** Een centraal onderdeel voor het ontwikkelen van *mindfulness*, concentratie en inzicht. Technieken zoals *vipassana*, *metta* en zen-meditatie worden gebruikt.
* **Morele leefregels:** Vaak gehanteerd zijn de Vijf Voorschriften (vermijden van doden, stelen, seksueel wangedrag, liegen, en bedwelmende middelen).
* **Generositeit en mededogen:** Vrijgevigheid, compassie en vriendelijkheid jegens anderen.
* **Zelfreflectie:** Voortdurend onderzoek naar eigen gedachten, woorden en daden ter bevordering van persoonlijke groei.
* **Studie van de leer (*dhamma*):** Essentieel voor een dieper begrip van boeddhistische filosofie en praktijken.
* **Verbondenheid:** Erkenning van de onderlinge verbondenheid van alle levende wezens, wat compassie bevordert.
#### 5.3.4 Symboliek
* **Boeddhabeeld:** Staat symbool voor innerlijke rust, wijsheid en mededogen, en herinnert aan de mogelijkheid tot verlichting.
* **Levenswiel (*samsara cakra*):** Visualiseert de cyclus van geboorte, dood en wedergeboorte, gedreven door onwetendheid, karma en verlangen. Het doorbreken van deze cyclus door het volgen van het Achtvoudige Pad leidt tot *Nirvana*.
* ***Mindfulness*:** Bewuste, niet-oordelende aandacht voor het huidige moment, essentieel voor meditatie en het verkrijgen van inzicht.
### 5.4 Visie op leven en dood (Hiernamaals)
#### 5.4.1 Het hiernamaals en de cyclus van wedergeboorte
Het boeddhisme kent geen eeuwige, onveranderlijke ziel zoals in veel andere religies. Het individu wordt gezien als onderhevig aan verandering en vergankelijkheid. De cyclus van wedergeboorte, *samsara*, is centraal: wezens worden opnieuw geboren in verschillende vormen, afhankelijk van hun karma (handelingen, intenties en gevolgen). Het uiteindelijke doel is het bereiken van *Nirvana*: bevrijding uit de cyclus van wedergeboorte, met diepe vrede, wijsheid en gelukzaligheid. De focus ligt echter primair op het transformeren van het huidige leven door bewust, ethisch en aandachtig te leven.
#### 5.4.2 Rituelen rond overlijden
Boeddhistische rituelen bij overlijden variëren per traditie, cultuur en regio. Algemene elementen zijn het reciteren van teksten, het begeleiden van de geest van de overledene naar het volgende leven, en het creëren van een vredige en respectvolle sfeer. Bij de viering van het overlijden van de geestelijke leider Thich Nhat Hanh werden bijvoorbeeld teksten gereciteerd, de geest begeleid en een vredige sfeer gecreëerd.
#### 5.4.3 Belangrijke concepten in relatie tot lijden en verlichting
* ***Dukkha*:** Boeddhistisch begrip voor lijden, dat alle vormen van onbevredigdheid, pijn en vergankelijkheid omvat.
* ***Nirvana*:** De staat van verlichting, bevrijding uit de cyclus van lijden en wedergeboorte.
* ***Samsara*:** De cyclus van geboorte, dood en wedergeboorte.
* **Verlangen ('dorst'):** De oorzaak van lijden, de hunkering naar vergankelijke zaken.
* **Loslaten:** Het proces van het laten varen van verlangens, gehechtheid en negatieve gedachten.
* **Vrij zijn van verlangen:** Een staat van innerlijke rust die ontstaat door het loslaten van hunkering.
* **Mededogen:** Compassie en de wens om het lijden van anderen te helpen.
### 5.5 Belangrijkste rituelen
Rituelen in het boeddhisme dienen ter bevordering van innerlijke ontwikkeling en verbondenheid.
* **Meditatie:** De kernpraktijk voor het cultiveren van *mindfulness*, concentratie en inzicht.
* **Offergaven:** Bloemen, wierook, kaarsen of voedsel aan Boeddhabeelden of monniken aanbieden, symboliseert loslaten van gehechtheid en vrijgevigheid.
* **Pelgrimages:** Reizen naar heilige plaatsen zoals Bodh Gaya, Lumbini en Sarnath voor spirituele groei.
* **Chanting (recitatie):** Het reciteren van soetra's, mantra's en gebeden voor kalmte en toewijding.
* **Vesak:** Een belangrijke feestdag die de geboorte, verlichting en dood van Boeddha herdenkt.
* **Uitvaartrituelen:** Specifieke ceremonies om respect te tonen voor de overledene en de overgang naar een nieuwe geboorte te vergemakkelijken.
> **Tip:** Hoewel het boeddhisme een visie op het hiernamaals heeft, ligt de nadruk sterk op het hier en nu en de persoonlijke transformatie. Het effectief toepassen van de boeddhistische principes in het dagelijks leven is cruciaal.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Oude Testament | Het eerste deel van de christelijke Bijbel, dat de Joodse geschriften bevat en de periode tot aan de geboorte van Jezus beschrijft. |
| Nieuwe Testament | Het tweede deel van de christelijke Bijbel, dat het leven, de leer en de boodschap van Jezus Christus en de vroege christelijke gemeenschap behandelt. |
| Transcendent | Verwijst naar iets dat de materiële wereld overstijgt, verheven en groter is dan de schepping, zoals God die boven de wereld staat. |
| Immanent | Verwijst naar iets dat aanwezig is binnen de wereld, nabij en betrokken bij het dagelijkse leven van mensen, zoals een liefdevolle God die dichtbij staat. |
| Messias | De gezalfde, degene die redding zou brengen en een speciale relatie met God had, een centrale figuur in het christendom en jodendom. |
| Drievuldigheid | Een centraal geloofspunt in het christendom dat stelt dat God één is in wezen, maar bestaat uit drie personen: Vader, Zoon en Heilige Geest. |
| Sacrament | Een ritueel moment waarop God dichtbij komt en de gelovige helpt van binnenuit, zoals doopsel, vormsel, eucharistie, biecht, ziekenzalving, wijding en huwelijk. |
| Hijra | De migratie van de profeet Mohammed en zijn volgelingen van Mekka naar Yathrib (later Medina) in 622, wat wordt gezien als het begin van de islamitische jaartelling. |
| Halal | Toegestaan volgens de islamitische wet; dit kan verwijzen naar voedsel, handelingen of objecten die in de islam zijn toegestaan. |
| Haram | Verboden volgens de islamitische wet; dit kan verwijzen naar voedsel, handelingen of objecten die in de islam niet zijn toegestaan. |
| Vrijzinnig | Betekent ongebonden; niemand schrijft je voor wat je moet denken of geloven, het gaat om het recht op zelfstandig denken, voelen en oordelen. |
| Humanisme | Een mensgerichte levenshouding waarbij de mens centraal staat als een vrij en verantwoordelijk wezen, dat zelf zin geeft aan het leven zonder noodzakelijk beroep te doen op religieuze autoriteit. |
| Heilsgeschiedenis | Een religieus concept dat de geschiedenis beschouwt als een door God geleid proces dat uiteindelijk leidt tot redding of verlossing. |
| Verbond | Een heilige overeenkomst of afspraak tussen God en een volk of persoon, met wederzijdse beloften en verplichtingen, zoals het verbond tussen God en Abraham in het jodendom. |
| JHWH | De heilige naam van God in het Jodendom, die staat voor 'Ik ben', 'Ik zal zijn' of 'Ik veroorzaak te worden', en drukt Gods eeuwigheid en aanwezigheid uit. |
| Mitswot | De 613 geboden en verboden uit de Thora die de joodse levenswijze bepalen en die zowel verplichtingen als verboden omvatten. |
| Koosjer | Betekent "geschikt" of "rein" en verwijst naar voedsel dat voldoet aan de joodse spijswetten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen melk- en vleesproducten en specifieke dieren. |
| Synagoge | Een Joods gebedshuis en centrum voor gemeenschapsactiviteiten, waar religieuze diensten worden gehouden en religieuze leringen worden onderwezen. |
| Vier Edele Waarheden | De kern van het boeddhistische gedachtegoed: de waarheid over lijden, de oorsprong van lijden, het einde van lijden en het pad naar het einde van lijden (het Achtvoudige Pad). |
| Achtvoudige Pad | Een praktische gids in het boeddhisme die leidt naar verlichting en bestaat uit acht deugden en praktijken: juiste visie, intentie, spreken, handelen, levensonderhoud, inspanning, aandacht en concentratie. |
| Verlichting | In het boeddhisme, de staat van diep inzicht in de aard van de werkelijkheid, vrij van lijden, verlangens en gehechtheid, leidend tot bevrijding uit de cyclus van wedergeboorte. |
| Nirvana | De uiteindelijke bevrijding uit de cyclus van wedergeboorte (samsara) en lijden, een staat van diepe vrede, zonder verlangens, gehechtheid of ego. |
| Samsara | De boeddhistische term voor de cyclus van geboorte, dood en wedergeboorte, waarin alle levende wezens gevangen zitten, tenzij ze verlichting bereiken. |
| Karma | De wet van oorzaak en gevolg in het boeddhisme en hindoeïsme; handelingen en intenties bepalen de toekomstige wedergeboortes en de aard van het bestaan. |
| Dukkha | Het boeddhistische concept dat verwijst naar de fundamentele onbevredigdheid, het lijden en de vergankelijkheid die inherent zijn aan het bestaan. |