Study Guides
Cover
theorie auto (1).docx
Summary
# Algemene verkeersregels en veiligheid
Deze gids behandelt de fundamentele verkeersregels en veiligheidsaspecten die cruciaal zijn voor een veilige deelname aan het verkeer, van basisprincipes tot specifieke situaties.
## 1.1 Basis verkeersregels
### 1.1.1 Positie op de weg en inhaalgedrag
* In Nederland en België wordt rechts gereden.
* Links inhalen is de standaard, behalve in specifieke situaties zoals bij een file of als er een tram rijdt.
### 1.1.2 Gebruik van richtingaanwijzers
Richtingaanwijzers moeten worden gebruikt bij:
* Afslaan
* Wisselen van rijstrook
* Parkeren of wegrijden vanaf een parkeerplaats
### 1.1.3 Gebruik van de claxon
De claxon mag uitsluitend worden gebruikt om gevaar af te wenden.
### 1.1.4 Gebruik van verlichting
* **Dimlicht:** Moet worden gevoerd bij duisternis, regen, mist of slecht zicht.
* **Groot licht:** Mag alleen worden gebruikt wanneer er geen andere weggebruikers worden verblind.
* **Mistlampen:** De achterste mistlampen mogen worden gebruikt bij een zicht van minder dan 100 meter. Als de auto ook mistlampen aan de voorkant heeft, mogen deze bij minder dan 100 meter zicht worden gebruikt.
## 1.2 Voorrangsregels
Voorrang is een essentieel onderdeel van de verkeersveiligheid.
### 1.2.1 Algemene voorrangsregels
* **Rechts heeft voorrang:** Op kruispunten zonder specifieke verkeersborden of markeringen, heeft het verkeer van rechts voorrang.
* **Voorrangsborden en -strepen:** Deze gaan altijd voor op algemene verkeersregels.
* **Rotondes:** Verkeer dat zich al op de rotonde bevindt, heeft voorrang.
* **Tram:** Een tram heeft, tenzij anders aangegeven, meestal voorrang.
### 1.2.2 Situaties waarin altijd voorrang verleend moet worden
Je moet altijd voorrang verlenen bij:
* Een stopbord
* Een omgekeerde driehoek (geef-voorrangbord)
* Haaientanden (wegmarkering die aangeeft dat je voorrang moet verlenen)
* Bij het uitvoeren van bijzondere manoeuvres.
## 1.3 Bijzondere manoeuvres
Bij het uitvoeren van de volgende manoeuvres moet altijd voorrang worden verleend aan alle andere weggebruikers:
* Parkeren of wegrijden vanaf een parkeerplaats
* Keren
* Achteruit rijden
* Invoegen in het verkeer
* Het verlaten van een uitrit
* Veranderen van rijstrook
## 1.4 Verkeerslichten
Verkeerslichten regelen de doorstroming en veiligheid op kruispunten.
* **Groen licht:** Geeft aan dat je mag doorrijden, mits dit veilig kan.
* **Oranje licht:** Betekent stoppen, tenzij stoppen gevaarlijk is (bijvoorbeeld als je midden op het kruispunt bent).
* **Rood licht:** Betekent stoppen voor de stopstreep.
* **Groene pijl:** Geeft aan dat je mag doorrijden, maar alleen in de richting van de pijl.
* **Knipperend oranje licht:** Dit waarschuwt voor gevaar en vereist extra oplettendheid.
## 1.5 Verkeersborden
Verkeersborden zijn cruciaal voor het overbrengen van verkeersregels en informatie.
### 1.5.1 Soorten verkeersborden
* **Gevaarsborden:** Driehoekig met een rode rand, waarschuwen voor potentieel gevaar (bijv. bochten, kinderen, wegwerkzaamheden).
* **Voorrangsborden:** Geven specifieke voorrangssituaties aan (bijv. stopbord, voorrang verlenen).
* **Verbodsborden:** Rond met een rode rand, geven aan wat niet mag (bijv. snelheid, inhalen verboden, verboden richting).
* **Gebodsborden:** Rond met een blauwe achtergrond, geven aan wat verplicht is (bijv. verplichte rijrichting).
* **Informatieborden:** Rechthoekig, geven informatie over bestemmingen, faciliteiten, etc. (bijv. parking, woonerf).
* **Onderborden:** Plaatjes die onder een hoofdverkeersbord worden geplaatst om de betekenis ervan te verduidelijken (bijv. geldigheidstijd, specifieke voertuigsoorten, afstand).
### 1.5.2 Prioriteit van verkeersymbolen
De hiërarchie van verkeersregels op de weg is als volgt:
1. **Verkeersborden** gaan voor op wegmarkeringen.
2. **Wegmarkeringen** gaan voor op algemene verkeersregels.
3. **Bevelen van politieagenten** gaan boven alle andere regels en signalen.
## 1.6 Snelheidslimieten (personenauto)
De toegestane snelheden variëren afhankelijk van het type weg en de bebording.
* **Woonerf:** 20 km/u
* **Zone 30:** 30 km/u
* **Binnen bebouwde kom:** 50 km/u
* **Buiten bebouwde kom:** 70 km/u (soms 90 km/u, afhankelijk van bebording)
* **Autoweg:** 120 km/u (tenzij anders aangegeven)
* **Autosnelweg:** 120 km/u (tenzij anders aangegeven)
> **Tip:** Let altijd goed op zoneborden en uitzonderingen, aangezien deze de algemene snelheidslimieten kunnen aanpassen.
## 1.7 Alcohol, drugs en medicijnen
Het rijden onder invloed van alcohol, drugs of bepaalde medicijnen is gevaarlijk en verboden.
* **Maximaal toegestaan alcoholpromillage:** 0,5 promille (‰).
* **Beginnende bestuurders:** Een lager maximum alcoholpromillage van 0,2 promille (‰).
* **Drugs en sommige medicijnen:** Het gebruik hiervan is altijd verboden tijdens het rijden.
De gevolgen van overtredingen kunnen aanzienlijk zijn, waaronder boetes, een rijverbod en de intrekking van het rijbewijs.
## 1.8 Bevelen van politie en hulpdiensten
Bevelen van politieagenten of verkeersregelaars gaan altijd boven:
* Verkeerslichten
* Verkeersborden
* Algemene verkeersregels
Het is verplicht om te stoppen voor een politiecontrole.
## 1.9 Gevaar en weersomstandigheden
Diverse weersomstandigheden vereisen aangepast rijgedrag:
* **Regen:** Verhoogt de remafstand aanzienlijk. Houd meer afstand.
* **Mist:** Gebruik mistlichten correct. Vermijd bruusk remmen en gas geven.
* **Sneeuw en ijs:** Pas de snelheid aan en houd een veel grotere afstand tot uw voorganger.
* **Aquaplaning:** Bij aquaplaning (verlies van grip door een laag water op de weg) is het raadzaam het gas los te laten en niet te remmen.
> **Tip:** Houd rekening met een langere remweg en een grotere kans op slippen bij slechte weersomstandigheden.
## 1.10 Voertuigkennis (basis)
Een basiskennis van het eigen voertuig is essentieel voor de veiligheid. Dit omvat het begrijpen van:
* De betekenis van waarschuwingslampjes op het dashboard.
* Het belang van de juiste bandenspanning.
* De werking van de remmen.
* Het correct functioneren van de verlichting.
* Het correct vastmaken van lading.
## 1.11 Milieu en ecologisch rijden
Ecologisch rijden draagt bij aan brandstofbesparing en een verminderde milieu-impact.
* Rustig optrekken en gelijkmatig rijden.
* Tijdig schakelen naar een hogere versnelling.
* De motor afzetten bij langere stilstand.
* De bandenspanning correct houden.
## 1.12 Gevaarherkenning
Het correct inschatten van potentiële gevaren is cruciaal voor het voorkomen van ongevallen. Let altijd op:
* Kinderen en spelende kinderen.
* Voetgangers, met name op zebrapaden of bij stoepen.
* Fietsers en bromfietsers.
* Geparkeerde auto's waaruit personen kunnen stappen of kinderen achter vandaan kunnen komen.
* Kruispunten en situaties met beperkt zicht.
### 1.12.1 Risico-inschatting en verkeersinzicht (examenvragen)
Examens bevatten vaak situaties met foto's die de risico-inschatting en het verkeersinzicht testen. Belangrijke aandachtspunten zijn:
* Slecht zicht (mist, regen, nacht).
* Gevaarlijke situaties met kinderen of bij scholen.
* Het gedrag van bussen (vooral bij het wegrijden van haltes).
* Het correct inschatten van de juiste volgafstand.
* De relatie tussen remafstand, reactietijd en totale stopafstand.
#### 1.12.1.1 Remweg en reactietijd
De totale stopafstand is de som van de reactietijd en de remweg.
* **Reactietijd:** De tijd die nodig is om een gevaar waar te nemen en te reageren (bijv. remmen).
* **Remweg:** De afstand die het voertuig aflegt vanaf het moment van remmen tot stilstand.
De remweg neemt kwadratisch toe met de snelheid. Als de snelheid verdubbelt, verdrievoudigt de remweg bij benadering.
$$ \text{Stopafstand} = \text{Reactietijd} + \text{Remweg} $$
## 1.13 Alcohol, drugs en vermoeidheid
* **Alcohol:** Verlaagt de reactietijd, vermindert de concentratie en beïnvloedt het beoordelingsvermogen negatief.
* **Vermoeidheid:** Is even gevaarlijk als rijden onder invloed van alcohol en vermindert eveneens de reactietijd en concentratie.
* **Medicatie:** Bepaalde medicijnen kunnen de rijvaardigheid beïnvloeden. Raadpleeg altijd de bijsluiter of een arts.
## 1.14 Belangrijke examenaspecten
* **Grote struikelblokken:** Voorrang, verkeersborden en snelheidslimieten zijn de belangrijkste punten waarop studenten vaak fouten maken.
* **Gedrag tegenover andere weggebruikers:** Het correct omgaan met voetgangers, fietsers, bussen en trams is frequent onderwerp van examenvragen.
* **Parkeren en stilstaan:** Er zijn veel strikvragen rond parkeren en stilstaan. Ken de regels voor waar dit verboden is, zoals op zebrapaden, kruispunten en voor garages.
* **Inhalen, kruisen en rijstroken:** Begrijp de regels voor inhalen, wanneer dit verboden is (bijv. bij een doorgetrokken lijn), en het gebruik van rijstroken, inclusief ritsen in files.
> **Tip:** Oefen veel met examenvragen, met name die met foto's, om uw gevaarherkenning en kennis van voorrangssituaties te verbeteren.
## 1.15 Basis administratie en examenregels
* **Minimumleeftijd theorie-examen:** 17 jaar.
* **Identiteitskaart:** Verplicht mee te nemen naar het examen.
* **Niet geslaagd:** Twee zware fouten leiden automatisch tot het niet slagen voor het examen.
---
### 🎯 Samenvatting van het ALLERBELANGRIJKSTE:
1. **Voorrang:** Ken alle voorrangsregels grondig.
2. **Verkeersborden:** Herken en pas alle verkeersborden correct toe.
3. **Snelheden:** Weet de geldende snelheidslimieten op verschillende wegtypes.
4. **Gevaarsituaties:** Oefen met het herkennen en correct beoordelen van gevaarlijke situaties, vooral aan de hand van foto's.
---
# Voorrangsregels en bijzondere manoeuvres
Dit onderdeel behandelt de cruciale regels rondom voorrang op verschillende verkeerssituaties en de voorrang die verleend moet worden bij bijzondere rijmanoeuvres.
### 2.1 Algemene voorrangsregels
De basisregel van voorrang is dat het verkeer van rechts voorrang heeft, tenzij anders aangegeven door verkeersborden, wegmarkeringen of specifieke verkeersregels.
#### 2.1.1 Voorrangsborden en -strepen
Verkeersborden die voorrang regelen, zoals een stopbord, een omgekeerde driehoek (verleen voorrang) of haaientanden (verleen voorrang), hebben altijd voorrang op de algemene regel van voorrang van rechts. Wegmarkeringen, zoals een stopstreep, zijn secundair aan borden en geven de plaats aan waar gestopt moet worden.
#### 2.1.2 Gelijkwaardige kruispunten
Op kruispunten zonder voorrangsborden of -strepen geldt de regel "rechtdoor op dezelfde weg gaat voor". Als meerdere bestuurders tegelijkertijd van richting willen veranderen, heeft het verkeer dat rechtdoor rijdt voorrang. Tenzij anders aangegeven, heeft verkeer van rechts altijd voorrang op gelijkwaardige kruispunten.
#### 2.1.3 Rotondes
Op een rotonde heeft het verkeer dat reeds op de rotonde rijdt voorrang op het verkeer dat de rotonde op wil rijden. Dit betekent dat bestuurders die de rotonde oprijden, moeten wachten tot het verkeer op de rotonde gepasseerd is.
#### 2.1.4 Voorrang van trams en bussen
Trams hebben in de meeste gevallen voorrang, zelfs als ze van links komen. Dit komt doordat trams gebonden zijn aan rails en niet gemakkelijk van koers kunnen veranderen. Bussen die een halte verlaten of een busbaan inrijden, kunnen ook voorrang hebben, afhankelijk van de specifieke verkeerssituatie en bebording.
#### 2.1.5 Prioritaire voertuigen
Voertuigen met optische en geluidssignalen (zoals politie, brandweer en ambulances) hebben altijd voorrang. Bestuurders moeten deze voertuigen onmiddellijk voor laten gaan door indien nodig aan de kant te gaan staan.
### 2.2 Bijzondere manoeuvres
Bij het uitvoeren van bijzondere manoeuvres moet altijd voorrang worden verleend aan alle andere weggebruikers. Dit omvat:
* **Parkeren of vertrekken vanuit een parkeerplaats:** Bestuurders die vanuit een parkeerplaats wegrijden, moeten rekening houden met passerend verkeer en voorrang verlenen.
* **Keren:** Het keren van het voertuig op de openbare weg vereist extra voorzichtigheid en het verlenen van voorrang aan al het andere verkeer.
* **Achteruit rijden:** Bij achteruit rijden moet men zich ervan verzekeren dat er geen ander verkeer wordt gehinderd of in gevaar gebracht.
* **Invoegen:** Bestuurders die invoegen op een doorgaande weg moeten de doorstroming van het verkeer op die weg respecteren en voorrang verlenen.
* **Uitrit verlaten:** Het verlaten van een uitrit, zoals die van een parking of terrein, vereist het verlenen van voorrang aan het verkeer op de openbare weg.
* **Rijstrook wisselen:** Bij het wisselen van rijstrook dient men andere weggebruikers, met name fietsers en motorrijders, niet in gevaar te brengen en indien nodig voorrang te verlenen.
> **Tip:** Bij het uitvoeren van bijzondere manoeuvres is het essentieel om extra goed om je heen te kijken en gebruik te maken van de richtingaanwijzers om je intenties kenbaar te maken.
### 2.3 Verkeerssituaties met bijzondere regels
#### 2.3.1 Verkeerslichten
* **Groen licht:** Geeft aan dat doorgang is toegestaan, mits dit veilig kan en de doorstroming niet wordt belemmerd.
* **Oranje licht:** Betekent stoppen, tenzij dit gevaarlijke situaties zou veroorzaken. In dat geval mag men doorrijden.
* **Rood licht:** Betekent verplicht stoppen voor de stopstreep of het verkeerslicht.
* **Groene pijl:** Geeft aan dat de doorgang uitsluitend in de richting van de pijl is toegestaan, zelfs als het hoofdverkeerslicht rood is. Men moet echter wel voorrang verlenen aan ander verkeer dat groen heeft.
* **Knipperend oranje licht:** Waarschuwt voor gevaar en vereist extra oplettendheid. Het verkeer mag doorrijden, maar men moet bedacht zijn op mogelijke conflicten.
#### 2.3.2 Wegmarkeringen
Wegmarkeringen zoals doorgetrokken of onderbroken lijnen geven rijstrookgrenzen aan en verbieden of staan het overschrijden ervan toe. Een zebrapad geeft voorrang aan voetgangers. Een stopstreep markeert de plaats waar gestopt moet worden bij een stopbord of rood licht.
#### 2.3.3 Snelheid en voorrang
Hoewel niet direct een voorrangsregel, beïnvloedt snelheid de inschatting van verkeerssituaties en de mogelijkheid om tijdig voorrang te verlenen of te krijgen. Het is belangrijk om de geldende snelheidslimieten te kennen en te respecteren, met name op kruispunten en bij het naderen van rotondes. Borden die snelheidslimieten aangeven of voorrang regelen, gaan altijd voor op algemene regels.
#### 2.3.4 Verkeersregels en bevelen
Bevelen van politieagenten of verkeersregelaars hebben altijd voorrang op verkeerslichten, verkeersborden en de algemene verkeersregels. Bestuurders zijn verplicht om te stoppen voor een controle wanneer dit door de politie wordt gevorderd.
---
# Verkeerslichten, borden en snelheidslimieten
Dit onderwerp behandelt de interpretatie van verkeerslichten, de verschillende soorten verkeersborden en hun hiërarchie, en de snelheidslimieten in diverse zones en op verschillende soorten wegen.
### 3.1 Verkeerslichten
Verkeerslichten geven directe instructies aan weggebruikers. De betekenis van de kleuren is als volgt:
* **Groen:** Weggebruikers mogen doorrijden, mits dit veilig kan.
* **Oranje:** Weggebruikers moeten stoppen, tenzij het stoppen gevaarlijk zou zijn vanwege het overige verkeer.
* **Rood:** Weggebruikers moeten stoppen.
* **Groene pijl:** Geeft aan dat de doorgang uitsluitend is toegestaan in de richting van de pijl, ongeacht de kleur van het hoofdverkeerlicht.
* **Knipperend oranje licht:** Dit signaleert gevaar en vereist extra oplettendheid van alle weggebruikers.
### 3.2 Verkeersborden
Verkeersborden zijn cruciaal voor de verkeersveiligheid en moeten correct worden herkend en toegepast. Ze worden onderverdeeld in verschillende categorieën:
#### 3.2.1 Soorten verkeersborden
* **Waarschuwingsborden:** Deze borden hebben meestal een driehoekige vorm en waarschuwen voor gevaarlijke situaties, zoals bochten, kinderen, werkzaamheden of andere risico's.
* **Verbodsborden:** Deze zijn doorgaans rond met een rode rand en geven een verbod aan, zoals een snelheidslimiet die niet overschreden mag worden, inhalen verboden, of een verboden richting.
* **Gebodsborden:** Deze borden zijn ook vaak rond, maar hebben een blauwe achtergrond. Ze geven een verplichte rijrichting of een andere verplichting aan.
* **Informatieborden:** Deze zijn rechthoekig en bieden informatie, zoals de locatie van parkeerplaatsen, woonerven of de aanduiding van een autoweg.
* **Onderborden:** Deze borden worden onder een hoofdverkeersbord geplaatst en specificeren de toepassingsvoorwaarden, zoals een bepaalde tijd, een specifiek voertuigsoort of een afstand.
#### 3.2.2 Hiërarchie van verkeersregels
De volgende hiërarchie geldt voor verkeersregels:
1. **Onderborden en verkeersborden:** Deze gaan altijd voor op wegmarkeringen en algemene verkeersregels.
2. **Wegmarkeringen:** Deze gaan voor op algemene verkeersregels.
3. **Algemene verkeersregels:** Dit zijn de basisregels die gelden wanneer er geen specifieke borden of markeringen zijn.
4. **Bevelen van politie:** De instructies van politieagenten gaan altijd boven verkeerslichten, verkeersborden en algemene verkeersregels.
> **Tip:** Bij examenvragen die situaties met verkeersborden tonen, is de kernvraag altijd: "Wat moet je doen in deze specifieke situatie?".
### 3.3 Snelheidslimieten
De maximumsnelheden variëren afhankelijk van het type weg en de zone waarin gereden wordt. Deze limieten dienen uit het hoofd geleerd te worden:
* **Woonerf:** De maximumsnelheid is $20$ km/u.
* **Zone 30:** De maximumsnelheid is $30$ km/u.
* **Binnen bebouwde kom:** De standaard maximumsnelheid is $50$ km/u.
* **Buiten bebouwde kom:** De maximumsnelheid is $70$ km/u, hoewel dit op sommige wegen ook $90$ km/u kan zijn.
* **Autosnelweg:** De maximumsnelheid is $120$ km/u.
* **Autoweg:** De maximumsnelheid is ook $120$ km/u, tenzij anders aangegeven door verkeersborden.
> **Tip:** Bord met snelheidsaanduidingen hebben altijd voorrang op de algemene snelheidsregels. Let dus altijd op zoneborden en uitzonderingen.
---
# Risico-inschatting en gedrag tegenover andere weggebruikers
Dit onderwerp behandelt het inschatten van gevaarlijke situaties, zoals slecht zicht en de aanwezigheid van kwetsbare weggebruikers, evenals het gepaste gedrag ten opzichte van voetgangers, fietsers, bussen, trams en prioritaire voertuigen.
### 4.1 Gevaarherkenning en verkeersinzicht
Gevaarherkenning is essentieel voor het voorkomen van ongevallen en vereist constante alertheid op de omgeving en potentiële risico's. Dit omvat het herkennen van gevaarlijke situaties, het correct inschatten van afstanden en snelheden, en het anticiperen op het gedrag van andere weggebruikers.
#### 4.1.1 Aspecten van gevaarherkenning
* **Kwetsbare weggebruikers:** Altijd extra aandacht besteden aan voetgangers (met name kinderen), fietsers en bromfietsers. Deze groep is minder beschermd en kan onverwachte manoeuvres maken.
* **Slecht zicht:** Bij omstandigheden met slecht zicht, zoals mist, hevige regen, sneeuw of duisternis, is het cruciaal om de snelheid aan te passen en de juiste verlichting te gebruiken.
* **Gevaarlijke locaties:** Kruispunten, scholen, bushaltes en parkeerplaatsen zijn potentiële gevarenzones waar extra voorzichtigheid geboden is.
* **Volgafstand en remweg:** De correcte volgafstand en de inschatting van de eigen remweg zijn fundamenteel. De remweg wordt beïnvloed door de snelheid, de staat van de weg (nat, droog, ijzig) en de staat van het voertuig.
#### 4.1.2 Calculatie van remafstand en reactietijd
De totale stopafstand bestaat uit de reactietijd en de remtijd.
* **Reactietijd:** Dit is de tijd die een bestuurder nodig heeft om een gevaar waar te nemen, te verwerken en een reactie te initiëren. De gemiddelde reactietijd ligt rond de 1 seconde, maar kan variëren afhankelijk van factoren zoals vermoeidheid, alcohol of medicijnen.
* De afstand afgelegd tijdens de reactietijd kan berekend worden met de formule:
$$d_{\text{reactie}} = v \times t_{\text{reactie}}$$
waarbij $v$ de snelheid is en $t_{\text{reactie}}$ de reactietijd.
* **Remtijd:** Dit is de tijd die nodig is om het voertuig tot stilstand te brengen nadat de remmen zijn ingedrukt. De remtijd is afhankelijk van de remweg.
* De remweg wordt beïnvloed door de initiële snelheid en de remvertraging van het voertuig, alsook de wegomstandigheden.
* Een benadering voor de remweg is:
$$d_{\text{rem}} = \frac{v^2}{2 \times a}$$
waarbij $v$ de snelheid is en $a$ de remvertraging (vaak uitgedrukt als een negatieve acceleratie).
> **Tip:** Op nat wegdek kan de remweg aanzienlijk langer zijn dan op droog wegdek. Houd hier rekening mee door een grotere volgafstand te bewaren.
#### 4.1.3 Invloed van weersomstandigheden
* **Regen:** Verhoogt de remweg en vergroot het risico op aquaplaning. Gebruik dimlicht en houd ruime afstand.
* **Mist:** Vereist het gebruik van mistlichten (voor en achter indien aanwezig) en een aanzienlijke snelheidsvermindering. Zichtbaarheid is hier de grootste beperking.
* **Sneeuw en ijs:** De grip is drastisch verminderd, wat leidt tot aanzienlijk langere remwegen en een verhoogd risico op slippen. Rijd met zeer lage snelheid en houd maximale afstand.
* **Aquaplaning:** Ontstaat wanneer banden het contact met het wegdek verliezen door een waterlaag. Bij aquaplaning moet de bestuurder het gaspedaal loslaten en niet remmen om het contact te herstellen.
#### 4.1.4 Vermoeidheid, alcohol, drugs en medicijnen
Deze factoren hebben een directe negatieve impact op de rijvaardigheid en het risicoperceptie:
* **Vermoeidheid:** Is even gevaarlijk als rijden onder invloed van alcohol. Het vermindert concentratie, reactiesnelheid en inschattingsvermogen.
* **Alcohol:** Zelfs kleine hoeveelheden alcohol verlagen de reactiesnelheid, concentratie en het risicoperceptie. Er gelden strenge limieten: 0,5 promille (‰) voor ervaren bestuurders en 0,2 promille (‰) voor beginnende bestuurders.
* **Drugs en medicijnen:** Sommige medicijnen en alle drugs zijn verboden tijdens het rijden omdat ze de rijvaardigheid ernstig kunnen beïnvloeden.
> **Voorbeeld:** Als je je slaperig voelt tijdens een lange rit, stop dan zo snel mogelijk op een veilige plek om uit te rusten. Rijden onder invloed van vermoeidheid is zeer gevaarlijk.
### 4.2 Gedrag tegenover andere weggebruikers
Een respectvolle en anticiperende houding ten opzichte van alle weggebruikers, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbaren, is cruciaal voor een veilige verkeersdeelname.
#### 4.2.1 Gedrag tegenover voetgangers
* **Zebrapaden:** Voetgangers hebben altijd voorrang op een zebrapad. Bestuurders moeten stoppen wanneer een voetganger het zebrapad nadert of oversteekt.
* **In de buurt van scholen en woonerven:** Wees extra alert op spelende of overstekende kinderen. Pas de snelheid aan en wees voorbereid op onverwachte bewegingen.
#### 4.2.2 Gedrag tegenover fietsers
* **Ruime afstand:** Houd minimaal 1,5 meter afstand bij het passeren van fietsers om hen de ruimte te geven en het risico op aanrijdingen te verkleinen.
* **Voorrang:** Fietsers hebben, net als andere voertuigen, voorrang volgens de algemene regels (voorrang van rechts, verkeersborden). Bij het inslaan of wisselen van rijstrook is extra oplettendheid vereist voor fietsers die mogelijk tussen de auto's rijden.
* **Fietspaden:** Respecteer fietspaden en parkeer niet op of ter hoogte van fietspaden.
#### 4.2.3 Gedrag tegenover bussen en trams
* **Bussen:** Bij bushaltes moeten bestuurders voorrang verlenen aan bussen die vertrekken uit de halte, indien deze een richtingaanwijzer gebruiken en de bus op de rijbaan komt.
* **Trams:** Trams hebben bijna altijd voorrang. Dit komt doordat ze gebonden zijn aan hun sporen en minder manoeuvreerbaar zijn. Bestuurders moeten extra oplettend zijn bij tramsporen en kruispunten waar trams rijden.
#### 4.2.4 Gedrag tegenover prioritaire voertuigen
* **Prioritaire voertuigen:** Voertuigen van politie, brandweer en ambulances met zwaailichten en sirenes hebben voorrang.
* **Gedrag:** Bij het naderen van een prioritaire voertuig moet de bestuurder zoveel mogelijk rechts aanhouden en ruimte maken om het voertuig doorgang te verlenen. Dit kan betekenen dat men aan de kant van de weg moet stoppen.
#### 4.2.5 Ritsen in files en rijstrookgebruik
* **Ritsen:** In situaties met filevorming op de autosnelweg of autoweg, waarbij rijstroken samenkomen, geldt de ritsregel. Bestuurders op de rijstrook die eindigt, moeten tijdig invoegen en bestuurders op de doorgaande rijstrook moeten ruimte maken. Dit bevordert een vlotte doorstroming.
* **Rijstrookgebruik:** Buiten de bebouwde kom en op autosnelwegen geldt het principe dat de linkerrijstrook gereserveerd is voor sneller verkeer en inhalen. Blijf zoveel mogelijk rechts rijden.
> **Tip:** Anticipeer op het gedrag van andere weggebruikers. Stel jezelf de vraag wat de ander zou kunnen gaan doen en speel daarop in. Dit is de kern van goed verkeersinzicht.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Rechts rijden | Verplicht de rechterkant van de weg te volgen, tenzij anders aangegeven door verkeerstekens. |
| Links inhalen | Het passeren van een langzamer voertuig aan de linkerkant, wat in veel landen de standaard is, behalve in specifieke situaties zoals filevorming of bij trams. |
| Richtingaanwijzers | Signaallampen op een voertuig die worden gebruikt om andere weggebruikers te informeren over een aanstaande manoeuvre zoals afslaan, rijstrook wisselen of parkeren. |
| Claxon | Een geluidssein op een voertuig dat uitsluitend gebruikt mag worden ter waarschuwing van direct gevaar. |
| Dimlicht | Koplampen die gebruikt worden bij verminderd zicht, zoals in de duisternis, tijdens regen of mist, om het zicht van de bestuurder te verbeteren en zichtbaar te zijn voor anderen. |
| Groot licht | Koplampen met een sterkere lichtbundel die gebruikt worden bij het rijden in het donker op onverlichte wegen, mits deze andere weggebruikers niet verblinden. |
| Mistlampen | Speciale verlichting die bij zeer slecht zicht, zoals dichte mist, sneeuw of zware regen, de zichtbaarheid verbetert en het voertuig beter zichtbaar maakt. |
| Voorrang | Het recht om als eerste een verkeerssituatie, zoals een kruispunt, te passeren of een manoeuvre uit te voeren, gebaseerd op verkeersregels, borden of bevelen van politie. |
| Voorrangsborden | Verkeersborden die specifiek de voorrangssituatie op een kruispunt of andere gevaarlijke plek regelen, zoals een STOP-bord of een omgekeerde driehoek. |
| Voorrangsstrepen | Wegmarkeringen, vaak in de vorm van haaientanden, die de voorrangsregels op een kruispunt visueel aangeven. |
| Rotondes | Een ronde verkeersgeleiding waar het verkeer altijd met de klok mee moet rijden en waarbij het verkeer op de rotonde voorrang heeft op het verkeer dat de rotonde wil oprijden. |
| Tram | Een voertuig dat op rails rijdt en in veel situaties voorrang heeft op ander wegverkeer, tenzij anders aangegeven. |
| Voertuigen van rechts | Op gelijkwaardige kruispunten, waar geen specifieke verkeersborden of regels gelden, heeft het voertuig dat van rechts komt voorrang. |
| Stopbord | Een officieel verkeersbord dat de bestuurder verplicht om te stoppen voor het kruispunt en voorrang te verlenen aan al het andere verkeer. |
| Omgekeerde driehoek | Een officieel verkeersbord dat aangeeft dat de bestuurder voorrang moet verlenen aan al het andere verkeer op het kruispunt. |
| Haaientanden | Wegmarkeringen die in de vorm van driehoeken of een doorgetrokken lijn aangeven waar gestopt moet worden om voorrang te verlenen. |
| Bijzondere manoeuvres | Handelingen die een groter risico met zich meebrengen, zoals parkeren, keren, achteruitrijden, invoegen of van rijstrook veranderen, waarbij altijd voorrang verleend moet worden. |
| Parkeren | Het gedurende langere tijd laten staan van een voertuig, waarbij de bestuurder de controle over het voertuig niet meer heeft. |
| Keren | Het omdraaien van de rijrichting van een voertuig op de openbare weg. |
| Achteruit rijden | Het laten rijden van een voertuig achteruit, wat specifieke voorzichtigheid vereist. |
| Invoegen | Het met een voertuig op een rijbaan of autosnelweg rijden vanaf een invoegstrook. |
| Uitrit verlaten | Het met een voertuig uit een uitrit de openbare weg oprijden. |
| Van rijstrook veranderen | Het verplaatsen van een voertuig van de ene naar de andere rijstrook op een weg met meerdere rijstroken. |
| Verkeerslichten | Signalen (rood, oranje, groen) die het verkeer regelen op kruispunten en andere drukke verkeerspunten. |
| Groene pijl | Een verkeerslicht dat aangeeft dat het verkeer alleen in de richting van de pijl mag doorrijden, zelfs als het hoofdverkeerslicht rood is. |
| Oranje knipperlicht | Een waarschuwingslicht dat aangeeft dat er gevaar is en dat extra voorzichtigheid geboden is, vaak gebruikt bij ongevallocaties of werkzaamheden. |
| Gevaarsborden | Verkeersborden met een driehoekige vorm die waarschuwen voor potentiële gevaren op de weg, zoals bochten, spoorwegovergangen of wegwerkzaamheden. |
| Verbodsborden | Verkeersborden met een ronde vorm en een rode rand die specifieke handelingen verbieden, zoals het overschrijden van een bepaalde snelheid of het inhalen. |
| Gebodsborden | Verkeersborden met een ronde blauwe vorm die specifieke handelingen verplichten, zoals het volgen van een bepaalde rijrichting of het verplicht gebruik van verlichting. |
| Informatieborden | Verkeersborden met een rechthoekige vorm die informatie verschaffen, zoals de aanwezigheid van parkeerplaatsen, woonerven of de aanwijzing naar een autosnelweg. |
| Wegmarkeringen | Tekeningen of lijnen op het wegdek die de rijbaan, parkeervakken, zebrapaden en andere verkeersgerelateerde gebieden aangeven en aanvullende informatie verschaffen. |
| Woonerf | Een speciaal ingerichte woonstraat waar voetgangers en spelende kinderen voorrang hebben en waar de maximumsnelheid laag is, vaak 20 km/u. |
| Bebouwde kom | Het gedeelte van een gemeente met bebouwing, waar specifieke verkeersregels en snelheidslimieten gelden, zoals een maximumsnelheid van 50 km/u. |
| Buiten bebouwde kom | Gebieden buiten de bebouwde kom waar de algemene snelheidslimieten van toepassing zijn, die doorgaans hoger liggen dan binnen de bebouwde kom. |
| Autosnelweg | Een weg met meerdere rijstroken in elke richting, ontworpen voor hogere snelheden en met beperkte toegangspunten. |
| Alcoholpromillage (‰) | De hoeveelheid alcohol in het bloed, uitgedrukt in promille, die de rijvaardigheid beïnvloedt en aan wettelijke limieten is gebonden. |
| Beginnende bestuurders | Bestuurders met een beperkte rijervaring die onderworpen zijn aan strengere alcoholgrenzen. |
| Drugs en medicijnen | Stoffen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden en waarvan het gebruik achter het stuur vaak illegaal is of strikt gereguleerd wordt. |
| Politiebevelen | Instructies en bevelen die worden gegeven door politieagenten ter regulering van het verkeer, die altijd voorrang hebben op andere verkeersregels. |
| Gevaarherkenning | Het vermogen om potentiële risico's in het verkeer tijdig te signaleren en erop te anticiperen, zoals de aanwezigheid van kinderen, fietsers of slecht zicht. |
| Milieu en ecologisch rijden | Rijtechnieken en -gewoonten die gericht zijn op het verminderen van brandstofverbruik en milieu-impact, zoals rustig optrekken en tijdig schakelen. |
| Rustig optrekken | Het geleidelijk en vloeiend accelereren met een voertuig om brandstof te besparen en slijtage te verminderen. |
| Tijdig schakelen | Het op het juiste moment overschakelen naar een hogere versnelling om het motortoerental binnen het optimale bereik te houden voor efficiëntie. |
| Motor af bij lang wachten | Het uitzetten van de motor van een voertuig wanneer deze langer dan een bepaalde tijd stilstaat (bijvoorbeeld voor een spoorwegovergang of in een file) om brandstof te besparen en emissies te verminderen. |
| Bandenspanning | De druk van de lucht in de banden van een voertuig, die cruciaal is voor de veiligheid, het brandstofverbruik en de levensduur van de banden. |
| Waarschuwingslampjes | Indicatielampjes op het dashboard van een voertuig die de bestuurder informeren over mogelijke technische problemen of systeemstoringen. |
| Remmen | Het proces van het vertragen of stoppen van een voertuig door middel van het remsysteem. |
| Verlichting | Alle lampen aan de buitenkant van een voertuig die bedoeld zijn om te zien en gezien te worden, inclusief koplampen, achterlichten en richtingaanwijzers. |
| Lading correct vastmaken | Het zorgen dat vracht of bagage veilig en stevig is bevestigd aan of in een voertuig om te voorkomen dat deze verschuift of valt tijdens het rijden. |
| Onderborden | Aanvullende borden die onder hoofdverkeersborden worden geplaatst om de betekenis van het hoofdverkeerbord nader te specificeren, bijvoorbeeld met betrekking tot tijd, afstand of voertuigsoort. |
| Stilstaan | Het gedurende een korte periode onderbreken van de reis met een voertuig, waarbij de bestuurder aanwezig is en het voertuig direct weer in beweging gezet kan worden. |
| Parkeren | Het gedurende langere tijd achterlaten van een voertuig op een bepaalde plaats, waarbij de bestuurder het voertuig niet meer actief bestuurt. |
| Blauwe zone | Een parkeerzone met beperkte parkeerduur, waarvoor een parkeerschijf gebruikt moet worden om de aankomsttijd aan te geven. |
| Parkeerschijf | Een hulpmiddel dat de bestuurder moet gebruiken in blauwe zones om de aankomsttijd van het parkeren aan te geven, waarna een maximale parkeerduur geldt. |
| Inhalen | Het passeren van een langzamer rijdend voertuig op de openbare weg. |
| Kruisen | Het elkaar passeren van twee voertuigen, vaak op een smalle weg of brug, waarbij voorzichtigheid geboden is. |
| Rijstroken | De gemarkeerde banen op een weg waar voertuigen naartoe geleid worden om de doorstroming te regelen en aanrijdingen te voorkomen. |
| Ritsen | Een invoegmanoeuvre waarbij voertuigen op een rijstrook die eindigt, om beurten invoegen op de doorlopende rijstrook. |
| Volgafstand | De afstand die een voertuig aanhoudt tot het direct voorliggende voertuig om voldoende remweg te hebben in geval van plotseling remmen. |
| Remweg | De afstand die een voertuig aflegt vanaf het moment dat de remmen worden ingedrukt tot het voertuig volledig stilstaat. |
| Reactietijd | De tijd die verstrijkt tussen het waarnemen van een gevaarlijke situatie en het moment dat de bestuurder een reactie geeft, zoals remmen of uitwijken. |
| Vermoeidheid | Een fysieke of mentale toestand die de concentratie, reactiesnelheid en het beoordelingsvermogen negatief beïnvloedt, wat het rijden gevaarlijk maakt. |
| Basis administratie | De basisvereisten voor het afleggen van het rijexamen, zoals de minimumleeftijd en het meenemen van de juiste documenten. |
| Zware fouten | Overtredingen van verkeersregels die dermate ernstig zijn dat ze automatisch leiden tot het niet slagen voor het rijexamen. |
| Motoronderdelen | De verschillende mechanische componenten van de motor van een voertuig. |
| Technische herstellingen | Werkzaamheden die nodig zijn om een voertuig te repareren en de technische staat ervan te herstellen. |
| Moeilijke wetteksten | Complexe juridische teksten en bepalingen die betrekking hebben op verkeerswetgeving. |