Mental Health In Psychology
Cover
De burn-out maatschappij 2025.pptx
Summary
# Eenzaamheid en isolatie
Dit onderwerp onderzoekt de aard, prevalentie en oorzaken van eenzaamheid en isolatie, met specifieke aandacht voor de impact van toenemend individualisme op psychisch welzijn en maatschappelijke verbanden.
### 1.1 Verschil tussen sociale en emotionele eenzaamheid
Eenzaamheid kent twee hoofdvormen:
* **Sociale eenzaamheid (isolatie):** Dit verwijst naar het ontbreken van een sociaal netwerk, het gevoel geen mensen om zich heen te hebben, en het ervaren van uitsluiting.
* **Emotionele eenzaamheid:** Dit is het gemis van iemand met wie men de werkelijk belangrijke zaken kan delen, zoals passies, interesses, idealen, liefde en leed, en de diepste gevoelens.
### 1.2 Eenzaamheid in België
Hoewel de specifieke prevalentiecijfers voor België niet gedetailleerd worden uitgewerkt in de verstrekte tekst, wordt impliciet aangegeven dat eenzaamheid een breed maatschappelijk probleem is. De nadruk ligt op de evolutie en de oorzaken ervan binnen de bredere maatschappelijke context.
> **Tip:** Begrijp het onderscheid tussen sociale en emotionele eenzaamheid goed. Het zijn twee verschillende, zij het vaak overlappende, ervaringen die verschillende benaderingen vereisen.
### 1.3 Eenzaamheid en stabiele relaties, en geluk
De mate van eenzaamheid wordt sterk beïnvloed door de kwaliteit en het aantal van onze relaties. Recent onderzoek suggereert een daling in het aantal hechte vriendschappen:
* Tussen 1985 en 2004 nam het gemiddelde aantal goede vrienden, met wie men belangrijke zaken kan bespreken, af van 2,94 naar 2,08 personen.
* Bijna één op de vijf Amerikaanse mannen gaf aan geen enkele hechte vriend te hebben.
* Het aantal mensen dat aangaf niemand te hebben met wie ze belangrijke zaken konden bespreken, verdubbelde bijna tot 25 procent.
Dit impliceert een correlatie tussen het aantal en de diepte van relaties en het algehele welzijn. Het gebrek aan stabiele, betekenisvolle relaties kan leiden tot een verhoogd gevoel van eenzaamheid en een verminderd geluksgevoel.
### 1.4 Evoluties eenzaamheid en connectie
De moderne maatschappij kenmerkt zich door een toenemend individualisme, waarbij het individu centraal staat in denken en handelen. Dit leidt tot een loskoppeling van de omgeving, waarbij de invloed van de maatschappij op het individu als verwaarloosbaar wordt beschouwd. De nadruk ligt uitsluitend op individuele keuzes en verantwoordelijkheden. Dit fenomeen, ook wel beschreven als "er is geen maatschappij, alleen individuele mannen en vrouwen", leidt tot de *atomisering* van de samenleving, waarbij iedereen in zijn eigen isolement leeft, wat resulteert in "samen eenzaam zijn". Dit hyperindividualisme doordringt alle aspecten van het leven, van wonen en werken tot eten en onderwijs.
### 1.5 Individualisme en eenzaamheid
Het dominante hyperindividualisme, waarbij de focus uitsluitend op het zelf ligt, draagt direct bij aan het gevoel van eenzaamheid. De maatschappij wordt zo gestructureerd dat er weinig ruimte is voor gedeelde ervaringen en collectieve identiteiten, wat de onderlinge verbondenheid ondermijnt.
> **Voorbeeld:** De opkomst van sociale media, die weliswaar connecties lijken te bieden, kan paradoxaal genoeg leiden tot oppervlakkige interacties die het gevoel van diepe, emotionele verbondenheid juist verzwakken.
## 2. Psychisch welzijn
Dit deel belicht de toestand van het psychisch welzijn, met specifieke aandacht voor België en de impact van de moderne maatschappij.
### 2.1 Psychisch welzijn in België
Gezondheidsenquêtes tonen een zorgwekkende trend:
* In 2018 vertoonde één op de drie Belgen (33%) van 15 jaar en ouder indicaties van psychisch onwelbevinden, een stijging ten opzichte van 25% in 2008.
* Ongeveer 700.000 Vlamingen kampen met ernstige psychische problemen.
* Een kwart van de Belgen voelt zich over het algemeen slecht in zijn vel.
* Een derde van de Belgen krijgt vroeg of laat te maken met psychische stoornissen.
### 2.2 Psychisch welzijn bij jongeren
Jongeren worden bijzonder hard getroffen door psychische problemen:
* 38% van de jongeren kampt met psychische problemen.
* 60% ervaart druk om te voldoen aan verwachtingen als oorzaak van zich slecht voelen.
* 41% van de jongeren wijst problemen op school aan als oorzaak van hun malaise.
* Een aanzienlijke groep jongeren (bijna 40%) weet niet precies waarom ze zich slecht voelen, wat duidt op een gebrek aan kader en taal om hun ervaringen te duiden.
Wereldwijd wordt een verschuiving waargenomen, waarbij de traditionele midlife crisis is vervangen door een mentale gezondheidscrisis bij jongeren.
### 2.3 Psychisch welzijn en arbeid
De werkende bevolking ervaart toenemende druk, wat zich vertaalt in psychische klachten:
* Ruim 7% van de werkende bevolking heeft burn-outklachten, en nog eens 9% bevindt zich in de gevarenzone.
* Tussen 2016 en 2021 kende België een stijging van meer dan 46% in het aantal mensen in invaliditeit als gevolg van burn-out of depressie.
* Op 31 december 2023 was 37,57% van de mensen in invaliditeit arbeidsongeschikt door psychische stoornissen, waarvan 69,48% leed aan een depressie of burn-out.
* Een kwart van alle langdurig arbeidsongeschikten (langer dan 1 jaar) is dat door depressie of burn-out.
* De grootste stijging in invaliditeit door deze oorzaken is zichtbaar bij jongeren onder de 30 jaar (+21,6% op jaarbasis), gevolgd door de 30-39-jarigen (+16%).
### 2.4 Psychisch welzijn en medicatie
Het gebruik van psychofarmaca is significant en neemt toe, met name bij jongeren:
* In 2022 gebruikte een op de vier Belgen psychofarmaca.
* Het gebruik van antidepressiva bij 12- tot 18-jarigen lag in 2022 ruim 60% hoger dan in 2018.
* Bij 19- tot 24-jarigen nam het gebruik van antidepressiva met bijna 40% toe.
* Voor antipsychotica was er een stijging van respectievelijk ruim 30% en 25% in deze leeftijdsgroepen.
### 2.5 Eenzaamheid en internalisering van lijden
Er is een neiging om psychisch lijden te internaliseren, vaak gedreven door:
* De angst om anderen te belasten.
* De angst om niet goed genoeg te zijn.
Dit leidt tot "punching inward", waarbij men zichzelf de schuld geeft van het psychisch lijden en agressie naar zichzelf richt. Er is een nood aan "looking outward", wat inhoudt dat men de omgeving bevraagt en holistisch denkt, en pijn als een natuurlijk onderdeel van het leven accepteert.
> **Tip:** Erkenning van externe factoren die bijdragen aan psychisch welzijn (of onwelzijn) is cruciaal. Zelfculpabilisering kan een vicieuze cirkel creëren.
### 2.6 Psychisch welzijn zit niet (alleen) in je hoofd
Psychisch welzijn is sterk verweven met de maatschappelijke context. De uitspraak "The sickness of the individual is ultimately caused and sustained by the sickness of his civilization" benadrukt dat een zieke maatschappij zieke individuen voortbrengt. Het individualistische mensbeeld maakt ons kwetsbaar voor zelfuitbuiting en het toeschrijven van problemen aan persoonlijke tekortkomingen.
## 3. De burn-out samenleving
Dit deel analyseert de hedendaagse prestatiegerichte maatschappij en de gevolgen ervan, met name burn-out en depressie.
### 3.1 Het prestatiesubject: de prestatiemaatschappij
De moderne maatschappij is geëvolueerd van een disciplinemaatschappij, waar dwang van buitenaf kwam, naar een prestatiemaatschappij, waar de dwang van binnenuit komt. We zijn "ondernemers van onszelf" geworden, waarbij identiteit en zelfwaarde primair worden bepaald door economische prestaties en carrièreplanning. Dit creëert een constante druk tot zelfverbetering en optimalisatie, gebaseerd op het idee dat "ik alles kan worden wat ik wil".
### 3.2 Het prestatiesubject: zelfoptimalisatie
Zelfoptimalisatie is een centraal imperatief geworden, wat inhoudt dat men voortdurend aan zichzelf moet werken om "de beste versie van zichzelf" te zijn. Dit omvat niet alleen gedrag, maar ook het optimaliseren van gedachten ("positief denken"). Het imperatief van productiviteit zorgt ervoor dat elk aspect van het leven bijdraagt aan economische waarde. Het "moeten" is niet verdwenen, maar getransformeerd: "ik kan (presteren), dus ik moet!" Dit leidt tot een concept van "storyselling", waarbij men zichzelf voortdurend moet vermarkten.
### 3.3 Het prestatiesubject: zelfuitbuiting
De zelfuitbuiting in de prestatiemaatschappij wordt voorgesteld als een uiting van persoonlijke vrijheid: "ik presteer dus ik ben vrij!". Maximalisatie van eigen prestaties voelt als het uitoefenen van individuele vrijheid en het worden van de beste versie van zichzelf. Neoliberale politiek promoot deze "zachte" macht, waarbij burgers vrijwillig de imperatieven van prestatie en zelfontplooiing internaliseren.
Echter, deze zelfuitbuiting, voorgesteld als vrijheid, is een uiterst efficiënte vorm van uitbuiting en (zelf)onderdrukking, waarbij de psyché zelf wordt uitgebuit. De prestatiemaatschappij genereert nieuwe beperkingen, waarbij de dialectiek van meester en slaaf resulteert in een maatschappij van werk waarin de meester zelf een werkende slaaf is geworden. Iedereen draagt een "werkkamp" in zich mee, waarbij men tegelijkertijd gevangene en bewaker is. Uitbuiting wordt mogelijk zonder overheersing. Het "ik kan... dus ik moet!" principe leidt tot hyperactiviteit, overproductie, overconsumptie, overprestatie en overcommunicatie. De absolute competitie met zichzelf, de dwang om zichzelf te overtreffen, heeft destructieve gevolgen.
### 3.4 Het prestatiesubject: burn-out
Wanneer men geconfronteerd wordt met de negatieve kanten van werk (gebrek aan erkenning, zinloosheid, uitbuiting), vervreemdt dit ons van ons werk. Omdat prestatie en werk worden gezien als zelfontplooiing, richten we frustratie en agressie op onszelf, waardoor we onszelf als inadequaat beschouwen en nog harder pushen. Dit leidt tot totale mentale uitputting: burn-out. Burn-out is een existentiële crisis omdat zelfuitbuiting de drang naar zin en connectie niet vervult.
Het neoliberalisme maakt mensen tot geïsoleerde "ondernemers van zichzelf". Dit isolement, gecombineerd met de uitschakeling van solidariteit en totale concurrentie, veroorzaakt onzekerheid en angst. Angst verhoogt de productiviteit, wat de duivelse logica van het neoliberalisme is.
### 3.5 Het prestatiesubject: depressie
De logica van de prestatiemaatschappij leidt tot geïsoleerde individuen die de connectie met anderen verliezen, resulterend in "samen alleen/eenzaam zijn". Maatschappelijke problemen worden gezien als persoonlijke mislukkingen. De focus op prestatie en zelfoptimalisatie laat weinig ruimte voor zingeving; alles wordt gereduceerd tot productiviteit omwille van "de economie".
Onze zelfwaarde en identiteit worden gekoppeld aan individueel presteren, waardoor we in een zwart gat vallen wanneer deze prestatie niet langer volgehouden kan worden. Dit falen wordt uitsluitend aan onszelf toegeschreven. Depressie ontstaat door een overmatige zelfverwezenlijking die destructieve eigenschappen heeft aangenomen. Het depressieve prestatiesubject is uitgeput en in oorlog met zichzelf, niet in staat om zich naar buiten te keren, te vertrouwen op de Ander of de wereld. Dit leidt tot een holle zelf.
Het samenkomen van isolatie en prestatie creëert een innerlijke oorlog: zelfuitbuiting gaat hand in hand met zelfdestructie. Depressie is het gevolg van te veel zichzelf moeten maken/presteren en te weinig "de wereld maken". Presteren wordt gezien als "optreden"; als het doek valt, blijft er weinig over.
Het neoliberale subject, als "ondernemer van zichzelf", heeft geen vermogen tot relaties die vrij zijn van nutsdenken. Vrijheid is oorspronkelijk verwant aan vriendschap en ontstond in relaties met anderen. Het huidige neoliberale regime leidt tot totaal isolement en bevrijdt ons niet.
Een kapitalistische economie verabsoluteert "overleven" en is niet begaan met een goed of zinvol leven. De mens wordt gereduceerd tot zijn biologische functies ("bare life"). Wanneer het leven de logica van stimulus-respons, behoefte-bevrediging en doel-actie volgt, kwijnt het weg tot pure overleving. Het verlies van het vermogen tot inactief zijn maakt ons tot machines die functioneren.
### 3.6 Overzicht disciplinair vs. prestatie
| Kenmerk | Disciplinemaatschappij | Prestatiesamenleving |
| :---------------------- | :-------------------------- | :------------------------- |
| Controle | Lichamen | Geest/psyche |
| Dwang tot productie | Van buitenaf | Van binnenuit |
| Werk & prestatie | Noodzakelijk voor productie | Uiting van vrijheid/zelfontplooiing |
| Levensaspecten | Duidelijke scheiding werk/privé | Werk en prestatie lopen door alle aspecten |
| Machtsrelaties | Direct en duidelijk | Indirect en obscuur |
| Centrale gedachte | Ik moet! | Ik kan! |
## 4. Vertragen
Dit deel introduceert het concept van vertragen als een tegenbeweging tegen de burn-out samenleving.
### 4.1 Vertragen als zijnskwaliteit
Vertragen houdt in:
* **Oefenen van 'niet-doen':** Om de focus van productiviteit te verleggen naar zinvolle en betekenisvolle activiteiten.
* **Nood aan onderbreking en temperen van hyperactiviteit:** Tijd nemen om te denken, niet alleen om te doen.
* **Tijd nemen voor zinvolle connectie:** Zowel met de wereld als met anderen.
* **Tijd nemen voor kritische reflectie:** Om de wereld en maatschappij kritisch te bevragen.
* **Tijd nemen voor engagement:** Om de eigen betrokkenheid in de wereld te laten groeien.
> **Tip:** Vertragen is geen luiheid, maar een bewuste keuze om meer diepgang en zingeving te creëren in een hyperactieve wereld. Het is een oefening in zijnskwaliteit.
---
# Psychisch welzijn en de moderne samenleving
Dit deel onderzoekt de staat van psychisch welzijn in België, met een focus op jongeren en de werkende bevolking, en analyseert de toenemende psychische problemen in de context van werk, medicatiegebruik en de internalisering van lijden binnen een individualistische cultuur.
### 2.1 Psychisch welzijn in België
Uit gezondheidsenquêtes blijkt dat het aantal Belgen met indicaties voor psychisch onwelbevinden significant is gestegen. In 2018 kampte één op de drie Belgen van 15 jaar en ouder met dergelijke indicaties, tegenover 25% in 2008. Dit betekent dat zevenhonderdduizend Vlamingen ernstige psychische problemen hebben, en een kwart van de Belgen voelt zich slecht in zijn vel. Algemeen wordt aangenomen dat een derde van de bevolking vroeg of laat in aanraking komt met psychische stoornissen.
### 2.2 Psychisch welzijn bij jongeren
Jongeren in België ervaren een hoge druk om te voldoen aan verwachtingen, wat bijdraagt aan hun psychisch onwelbevinden. Achtendertig procent van de jongeren kampt met psychische problemen, en zestig procent voelt druk om te voldoen aan verwachtingen. Schoolgerelateerde problemen worden door 41% van de jongeren als oorzaak van zich niet goed voelen aangegeven. Een aanzienlijke groep, bijna veertig procent, kan de oorzaak van hun malaise niet benoemen, wat kan duiden op een gebrek aan kader en taal om hun ervaringen te duiden.
Wereldwijd wordt een toename van psychische problemen bij jongeren geconstateerd, wat de "midlife crisis" heeft vervangen door een wereldwijde mentale gezondheidscrisis onder jongeren.
### 2.3 Psychisch welzijn en arbeid
De werkende bevolking kampt met toenemende burn-outklachten. Ruim 7% van de werkende bevolking heeft burn-outklachten, en nog eens 9% bevindt zich in de gevarenzone. Tussen 2016 en 2021 steeg het aantal mensen in invaliditeit als gevolg van burn-out of depressie met meer dan 46%. Psychische stoornissen zijn verantwoordelijk voor 37,57% van de langdurige arbeidsongeschiktheid (langer dan 1 jaar), waarvan 69,48% betrekking heeft op depressie of burn-out. De grootste stijging in invaliditeit door depressie of burn-out is te zien bij jongeren onder de 30 jaar (plus 21,6% op jaarbasis), gevolgd door 30-39-jarigen (plus 16%).
### 2.4 Psychisch welzijn en medicatie
Het gebruik van psychofarmaca is significant in België. In 2022 gebruikte een op de vier Belgen psychofarmaca. Met name bij jongeren is er een alarmerende stijging in het medicijngebruik. Het gebruik van antidepressiva bij 12- tot 18-jarigen was in 2022 ruim 60% hoger dan in 2018, en bij 19- tot 24-jarigen steeg het met bijna 40%. Voor antipsychotica gelden stijgingen van respectievelijk ruim 30% en 25%.
### 2.5 Eenzaamheid en internalisering van lijden
Binnen een individualistische cultuur wordt lijden vaak geïnternaliseerd. Mensen zijn bang om anderen te belasten en geven zichzelf de schuld van hun psychisch lijden, wat ook wel "punching inward" wordt genoemd. Dit leidt tot agressie tegen zichzelf. Er is een nood aan "looking outward", waarbij de omgeving kritisch bevraagd wordt en pijn als een natuurlijk onderdeel van het leven wordt gezien, in plaats van enkel te focussen op individuele verantwoordelijkheid. De zieke omgeving, zoals geschetst door Herbert Marcuse, creëert zieke individuen, en het individualistische mensbeeld maakt mensen kwetsbaar voor zelfuitbuiting en persoonlijke culpabilisering.
### 2.6 Psychisch welzijn zit niet (alleen) in je hoofd
Psychisch welzijn wordt mede bepaald door externe factoren en de maatschappelijke context, en niet uitsluitend door interne psychologische processen. Het individualisme en de druk tot prestatie kunnen leiden tot een kloof tussen het zelf en de realiteit, wat de mentale gezondheid negatief beïnvloedt.
### 3. De burn-out samenleving
De moderne samenleving, ook wel de "burn-out samenleving" genoemd, kenmerkt zich door een verschuiving van externe dwang naar interne druk. Men voelt de drang om te presteren vanuit het idee "ik kan!" in plaats van "ik moet!". Mensen zijn "ondernemers van zichzelf" geworden en definiëren hun identiteit grotendeels aan de hand van economische prestaties, wat leidt tot een constante drang tot zelfverbetering en optimalisatie.
#### 3.1 Het prestatiesubject: de prestatiemaatschappij
In de prestatiemaatschappij ligt de focus op het individu als "prestatiesubject". Dit houdt in dat men zichzelf voortdurend moet verbeteren en optimaliseren om de "beste versie van zichzelf" te worden. Dit streven is niet beperkt tot werk, maar omvat ook het optimaliseren van gedachten, zoals "positief denken". Het imperatief van productiviteit dicteert dat elk aspect van het leven bijdraagt aan economische waarde. De interne dwang om te presteren is zo sterk geworden dat het voelt als een noodzaak: "ik kan (presteren) dus ik moet!". Zelfverkoop en "storyselling" worden essentieel om de eigen marktwaarde te vergroten.
#### 3.2 Het prestatiesubject: zelfoptimalisatie
Zelfoptimalisatie is een centraal concept geworden, waarbij men continu aan zichzelf werkt en zich presenteert als "je beste zelf". Zelfs gedachten moeten geoptimaliseerd worden, bijvoorbeeld door te focussen op positiviteit en optimisme. Dit alles vindt plaats onder het "imperatief van productiviteit", waarbij elk levensaspect moet bijdragen aan economische waarde. De interne dwang "ik kan dus ik moet" is dominant, met als gevolg dat men een "loser" is als men niet presteert. Het idee van "storyselling" benadrukt de noodzaak om zichzelf voortdurend te vermarkten.
#### 3.3 Het prestatiesubject: zelfuitbuiting
De kern van de burn-out samenleving ligt in de zelfuitbuiting, die gepresenteerd wordt als een uiting van persoonlijke vrijheid. Het idee is dat men door maximale prestatie zijn individuele vrijheid uitoefent en de beste versie van zichzelf wordt. Neoliberale politiek faciliteert dit door "zachte macht" te gebruiken; burgers worden gestimuleerd om imperatieven vrijwillig op te nemen, omdat presteren in hun eigen voordeel en voor hun zelfontplooiing zou zijn.
Volgens Byung-Chul Han leidt deze zelfuitbuiting, die zelf gepassioneerd en vrijwillig wordt uitgevoerd door de "ondernemer van het zelf", niet tot vrijheid maar tot een efficiënte vorm van uitbuiting en zelfonderdrukking. De psyché zelf wordt hierbij uitgebuit. De prestatiemaatschappij is geen vrije samenleving, maar creëert nieuwe beperkingen. De dialectiek van meester en slaaf resulteert niet in vrijheid, maar in een maatschappij van werk waarin de meester zelf een werkende slaaf is geworden. Iedereen draagt een "werkkamp" in zich, waarin men tegelijkertijd gevangene en bewaker is, slachtoffer en dader. Uitbuiting is hierdoor mogelijk, zelfs zonder externe overheersing.
Het prestatiesubject is slaaf aan hyperactiviteit; er is een constante drang om "iets te doen", wat leidt tot overproductie, overconsumptie, overprestatie en overcommunicatie. De absolute competitie met zichzelf, de destructieve dwang om zichzelf keer op keer te overtreffen, heeft dodelijke gevolgen, ondanks dat het zich voordoet als vrijheid.
#### 3.4 Het prestatiesubject: burn-out
Wanneer men geconfronteerd wordt met de negatieve aspecten van werk, zoals gebrek aan erkenning, autonomie, ontslag, zinloosheid of uitbuiting, ontstaat vervreemding van het werk. Het besef "een pion op het schaakbord van de ceo" te zijn, kan leiden tot een crisis. Omdat prestatie en werk gezien worden als zelfontplooiing, wordt frustratie en agressie op zichzelf gericht. Men ziet zichzelf als inadequaat en pusht zichzelf nog harder om te presteren. Dit leidt uiteindelijk tot totale mentale uitputting: burn-out. Burn-out is een existentiële crisis omdat zelfuitbuiting de drang naar zingeving en connectie niet kan vervullen.
#### 3.5 Het prestatiesubject: depressie
Neoliberalisme maakt mensen tot geïsoleerde ondernemers van zichzelf. Dit isolement, gecombineerd met de afwezigheid van solidariteit en totale concurrentie, veroorzaakt onzekerheid en angst. De angst verhoogt de productiviteit, wat een duivelse logica van het neoliberalisme vormt. De prestatiemaatschappij leidt tot isolatie en verlies van connectie met anderen, resulterend in "samen alleen" of eenzaam zijn. Maatschappelijke problemen worden gereduceerd tot persoonlijke mislukkingen. De focus op prestatie en zelfoptimalisatie laat weinig ruimte voor zingeving, waardoor alles gereduceerd wordt tot productiviteit omwille van "de economie". Werk en prestatie worden een doel op zich.
De identiteit en zelfwaarde zijn zo sterk verbonden met individuele prestaties dat het falen hierin een diepe crisis veroorzaakt. Het prestatiesubject schrijft dit falen uitsluitend aan zichzelf toe: "ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen leven!". Depressie ontstaat uit een teveel aan zelfmoeten presteren of "zichzelf maken", en een te weinig aan "de wereld maken". Presteren wordt gezien als "optreden"; wanneer de show eindigt, blijft er weinig over.
Depressie volgt uit een overmatige zelfverwezenlijking die destructieve eigenschappen heeft aangenomen. Het depressieve prestatiesubject is uitgeput door zichzelf en in oorlog met zichzelf. Het is onbekwaam om naar buiten te treden, te vertrouwen op de Ander of op de wereld, en sluit zich op over zichzelf. Paradoxaal genoeg leidt dit ertoe dat het zelf zich uitholt en leegloopt in een ratrace tegen zichzelf.
Het neoliberale subject, als "ondernemer van zichzelf", mist het vermogen tot relaties die vrij zijn van nutsdenken. Vriendschap, oorspronkelijk verbonden met vrijheid, wordt vergeten. Echte vrijheid ontstaat in een vruchtbare relatie, waarin samenzijn geluk brengt. Het huidige neoliberale regime leidt echter tot totaal isolement en bevrijdt daardoor niet.
De kapitalistische economie verabsoluteert "overleven" en is niet begaan met een goed of zinvol leven. Ze wordt in stand gehouden door de illusie dat meer kapitaal meer leven betekent. De mens wordt gereduceerd tot zijn biologische functies ("bare life"). Wanneer het leven de logica van stimulus-respons, behoefte-bevrediging en doel-actie volgt, kwijnt het weg tot pure overleving. Het verlies van het vermogen tot inactief zijn maakt ons tot machines die functioneren.
#### 3.6 Overzicht disciplinair vs. prestatie
| Kenmerk | Disciplinaire maatschappij | Prestatie maatschappij |
| :-------------------- | :------------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------- |
| **Controle** | Lichamen | Geest/ psyche |
| **Dwang tot productie** | Van buitenaf | Van binnenuit |
| **Representatie** | Werk en prestatie: noodzakelijk voor productie | Werk en prestatie: uiting van vrijheid en zelfontplooiing |
| **Leefruimte** | Duidelijke scheiding tussen werk en eigen tijd | Prestatie en werk lopen door alle aspecten van het leven |
| **Machtsrelaties** | Direct en duidelijk | Indirect en obscuur |
| **Kernspreuk** | Ik moet! | Ik kan! |
### 4. Vertragen
#### 4.1 Vertragen als zijnskwaliteit
Vertragen, ofwel het oefenen van "niet-doen", is essentieel om productiviteit te richten op zinvolle en betekenisvolle zaken. Er is een nood aan onderbreking en temperen van hyperactiviteit. Dit houdt in: tijd nemen om te denken (niet alleen te doen), tijd nemen voor zinvolle connectie met de wereld en anderen, tijd nemen om de wereld en maatschappij kritisch te bevragen, en tijd nemen om het engagement in de wereld te laten groeien.
---
# De burn-out samenleving en prestatiedruk
Dit onderwerp onderzoekt hoe de moderne prestatiemaatschappij leidt tot zelfuitbuiting en psychisch onwelzijn, zoals burn-out en depressie, door de overgang van disciplinaire naar prestatiegerichte samenlevingen te analyseren.
### 3.1 De verschuiving van disciplinaire naar prestatie maatschappijen
De moderne samenleving wordt gekenmerkt door een overgang van een **disciplinaire maatschappij** naar een **prestatie maatschappij**. In de disciplinaire maatschappij, zoals beschreven door Foucault, stond de controle van buitenaf centraal. Er was een dwang tot productie die vanuit externe autoriteit kwam, werk en prestatie werden als noodzakelijk voor productie gezien, en er was een duidelijke scheiding tussen werk en privé-tijd. De machtsrelaties waren direct en duidelijk, samengevat in het motto "Ik moet!".
In tegenstelling hiermee focust de prestatie maatschappij op de controle van de geest en psyche. De dwang tot productie komt nu van binnenuit, en werk en prestatie worden voorgesteld als een uiting van persoonlijke vrijheid en zelfontplooiing. Prestatie en werk lopen door alle aspecten van het leven, en de machtsrelaties zijn indirect en obscuur. Het leidende principe is "Ik kan!".
> **Tip:** Begrijp de kernverschillen tussen deze twee maatschappijtypen om de oorzaken van hedendaagse psychische druk te doorgronden. De verschuiving van "Ik moet" naar "Ik kan" is cruciaal.
### 3.2 Het prestatiesubject: de prestatiemaatschappij en zelfoptimalisatie
De hedendaagse samenleving wordt ook wel de **prestatie maatschappij** genoemd. Centraal hierin staat het **prestatiesubject**, dat zichzelf uitbuit tot het punt van burn-out. De dwang tot presteren komt nu van binnenuit, niet meer van externe factoren. Dit wordt samengevat in het idee "ik kan!" in plaats van "ik moet!". Mensen worden gezien als "ondernemers van onszelf" en definiëren zichzelf voornamelijk aan de hand van hun economische prestaties. Dit leidt tot een voortdurende noodzaak om zichzelf te verbeteren en te optimaliseren, gedreven door het geloof "ik kan alles worden wat ik wil!".
**Zelfoptimalisatie** is hierbij fundamenteel. Dit houdt in dat men constant aan zichzelf werkt en streeft naar "de beste versie van zichzelf". Zelfs de eigen gedachten moeten geoptimaliseerd worden, bijvoorbeeld door middel van "positief denken" of "optimisme". Het **imperatief van productiviteit** dicteert dat elk aspect van het leven moet bijdragen aan economische waarde. Dit "moeten" is niet verdwenen; het is getransformeerd van externe dwang naar interne noodzaak: "ik kan (presteren), dus ik moet!" – anders loop je het risico als een "loser" te worden beschouwd. Daarnaast is er de noodzaak tot **storyselling**, waarbij men zichzelf voortdurend moet verkopen, vermarkten of "branden".
### 3.3 Zelfuitbuiting als vrijheid en de gevolgen daarvan
Een fundamenteel aspect van deze zelfuitbuiting is dat het wordt voorgesteld als een uiting van **persoonlijke vrijheid**: "ik presteer, dus ik ben vrij!". Mensen maximaliseren hun eigen prestaties vanuit het gevoel dat ze hiermee hun individuele vrijheid uitoefenen en de beste versie van zichzelf worden.
Deze dynamiek wordt versterkt door neoliberale politiek, die "zachte" macht boven "harde" macht verkiest. In plaats van dwangmaatregelen van bovenaf, wordt er geïnvesteerd in de vrijwillige opname van imperatieven door burgers om hun gedrag te controleren. Burgers wordt verteld dat presteren in hun eigen voordeel is en integraal is voor hun ideale zelfontplooiing.
Echter, volgens filosoof Byung-Chul Han, is deze zelfuitbuiting niet werkelijk vrij. Het leidt tot een bijzonder efficiënte vorm van uitbuiting en (zelf)onderdrukking, waarbij de psyche zelf wordt uitgebuit. De samenleving van werk en prestatie is geen vrije samenleving, maar genereert nieuwe beperkingen. De dialectiek van meester en slaaf resulteert niet in een samenleving waarin iedereen vrij is en vrije tijd heeft. Integendeel, het creëert een maatschappij van werk waarin de meester zelf een werkende slaaf is geworden. Iedereen draagt een "werkkamp" in zich mee, waarbij men tegelijkertijd gevangene en bewaker, slachtoffer en dader is. Uitbuiting is hierdoor mogelijk zonder directe overheersing.
Het prestatiesubject is slaaf aan **hyperactiviteit**, wat betekent dat er altijd "iets gedaan" moet worden. Dit leidt tot een cyclus van overproductie, overconsumptie, overprestatie en overcommunicatie.
> **Tip:** Wees kritisch op de framing van zelfoptimalisatie als ware vrijheid. De interne dwang kan net zo verstikkend zijn als externe druk.
Het problematische is niet competitie op zich, maar de **zelfgecentreerdheid** ervan die escaleert in een absolute competitie. Het prestatiesubject concurreert met zichzelf en bezwijkt voor de destructieve dwang om zichzelf keer op keer te overtreffen. Deze zelfbeperking, vermomd als vrijheid, heeft ernstige gevolgen.
### 3.4 Burn-out: een existentiële crisis
Wanneer het prestatiesubject geconfronteerd wordt met de harde realiteit van werk – zoals gebrek aan erkenning, autonomie, ontslag, zinloosheid van werk of uitgeknepen worden – leidt dit tot **vervreemding van het werk**. Het gevoel een pion op het schaakbord van de CEO te zijn, kan destructief zijn.
Echter, omdat prestatie en werk worden gezien als zelfontplooiing, worden frustratie en agressie op zichzelf gericht. Men beschouwt zichzelf als inadequaat en pusht zichzelf nog harder om te presteren. Dit leidt uiteindelijk tot totale **mentale uitputting: burn-out**. Burn-out is in essentie een **existentiële crisis**, omdat de zelfuitbuiting de diepere drang naar zin en connectie niet vervult.
Byung-Chul Han stelt dat neoliberalisme mensen tot geïsoleerde ondernemers van zichzelf maakt. Dit isolement, in combinatie met de uitschakeling van solidariteit en totale concurrentie, veroorzaakt angst en onzekerheid. De "duivelse logica" is dat angst de productiviteit verhoogt.
### 3.5 Depressie: isolatie en het falen van prestatie
De logica van de prestatiemaatschappij creëert **geïsoleerde individuen** die de connectie met anderen verliezen, resulterend in "samen alleen" of eenzaamheid. Door hyperindividualisme worden maatschappelijke problemen gezien als persoonlijke mislukkingen. De focus op prestatie en zelfoptimalisatie laat weinig ruimte voor zingeving; alles wordt gereduceerd tot productiviteit omwille van "de economie", waarbij prestatie en werk een doel op zich worden.
Omdat zelfwaarde en identiteit gekoppeld zijn aan individuele prestaties, ontstaat er een zwart gat wanneer deze prestatie niet langer volgehouden kan worden. Als prestatiesubject schrijft men dit falen uitsluitend aan zichzelf toe ("ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen leven!"). Alain Ehrenberg beschrijft het als volgt: "The depressed individual is unable to measure up; he is tired of having to become himself."
Het samenkomen van isolatie en prestatiedruk creëert een interne oorlog: zelfuitbuiting gaat hand in hand met zelfdestructie. Depressie kan gezien worden als een gevolg van te veel jezelf moeten maken/presteren en te weinig "de wereld maken". Presteren wordt ook gezien als "optreden"; wanneer de show stopt, rijst de vraag wat er dan nog overblijft.
Han beschrijft depressie als volgt: "Depressie volgt uit een overmatige zelfverwezenlijking die destructieve eigenschappen heeft aangenomen. Het depressieve prestatie-subject is uitgeput door zichzelf en in oorlog met zichzelf. Volkomen onbekwaam om naar buiten te treden, om buiten zichzelf te staan, om te vertrouwen op de Ander of op de wereld, sluit het zijn kaken over zichzelf; Paradoxaal genoeg leidt dit ertoe dat het zelf zich uitholt en leegloopt. Het put zich uit in een ratrace tegen zichzelf."
Het neoliberale subject, als "ondernemer van zichzelf", mist het vermogen tot relaties die vrij zijn van nutsdenken. Vriendschap is oorspronkelijk verbonden met vrijheid (vrij zijn onder vrienden). Echt vrijheid ontstaat in een vruchtbare relatie, waar samenzijn geluk brengt. Het huidige neoliberale regime leidt echter tot totaal isolement en bevrijdt ons dus niet.
Een kapitalistische economie verabsoluteert "overleven", en wordt niet gedreven door een goed of zinvol leven, maar door de illusie dat meer kapitaal meer (capaciteit tot) leven betekent. De mens wordt hierdoor gereduceerd tot zijn biologische functies, een staat van "bare life" (naakt leven) waarbij het pure biologische feit van het leven voorrang krijgt op de manier waarop een leven wordt geleefd.
Wanneer het leven enkel de regel van stimulus-respons, behoefte-bevrediging en doel-actie volgt, kwijnt het weg tot pure overleving. Als we het vermogen om inactief te zijn verliezen, beginnen we op machines te lijken die enkel moeten functioneren.
### 3.6 Eenzaamheid en internalisering van lijden
Het hyperindividualisme in de prestatiemaatschappij bevordert ook **eenzaamheid**. Mensen zijn losgekoppeld van hun omgeving, waarbij de invloed van de omgeving op het individu verwaarloosd wordt. Keuze en verantwoordelijkheid worden volledig bij het individu gelegd, wat resulteert in atomisering en het gevoel "samen eenzaam" te zijn.
Deze individualisering leidt ook tot de **internalisering van lijden**. In plaats van de omgeving in vraag te stellen ("looking outward"), geven individuen zichzelf de schuld van hun psychisch lijden ("punching inward"), wat neerkomt op agressie tegen zichzelf. Dit is deels te wijten aan het individualistische mensbeeld dat ons kwetsbaar maakt voor zelfuitbuiting en persoonlijke culpabilisering. De "ziekte van het individu is uiteindelijk veroorzaakt en in stand gehouden door de ziekte van zijn beschaving".
### 3.7 Psychisch welzijn in België en bij jongeren
De cijfers tonen een zorgwekkende trend in psychisch welzijn. In België vertonen één op de drie Belgen (15+) indicaties voor psychisch onwelbevinden, een stijging ten opzichte van eerdere jaren. Zevenhonderdduizend Vlamingen kampen met ernstige psychische problemen, en een kwart van de Belgen voelt zich slecht in zijn vel. Eén derde van de Belgen krijgt vroeg of laat te maken met psychische stoornissen.
Bij jongeren zijn de problemen eveneens significant. Een grote groep jongeren ervaart druk om aan verwachtingen te voldoen, kampt met problemen op school, of weet zelf niet waarom ze zich slecht voelen, mogelijk door een gebrek aan kader en taal om hun ervaring te duiden. Wereldwijd wordt de "midlife crisis" vervangen door een "mentale gezondheidscrisis van de jongeren".
De toename van burn-out en depressie is ook zichtbaar in de werkende bevolking en bij jongere leeftijdsgroepen die invalide worden verklaard door psychische aandoeningen. Het gebruik van psychofarmaca, waaronder antidepressiva, neemt toe, met name bij jongeren.
> **Tip:** Houd de verbinding tussen maatschappelijke structuren (prestatiemaatschappij, individualisme) en individueel psychisch welzijn in gedachten. Het probleem ligt niet enkel in het individu.
### 3.8 Vertragen als zijnskwaliteit
Als tegenhanger van de hyperactiviteit en prestatiedruk wordt het belang van **vertragen** benadrukt. Vertragen is het oefenen van 'niet-doen' om de eigen productiviteit te richten op zinvolle en betekenisvolle zaken. Dit vereist een onderbreking en temperen van hyperactiviteit. Het gaat om:
* Tijd nemen om te denken, niet enkel om te doen.
* Tijd nemen voor zinvolle connectie met de wereld en anderen.
* Tijd nemen om de eigen wereld en maatschappij kritisch te bevragen.
* Tijd nemen om het eigen engagement in de wereld te laten groeien.
Dit proces van vertragen wordt gezien als een essentiële zijnskwaliteit in onze huidige maatschappij.
---
# Vertragen als kunst en kwaliteit
Dit laatste deel introduceert het concept van vertragen als een bewuste keuze om productiviteit te richten op zinvolle activiteiten, als tegenwicht voor hyperactiviteit, door tijd te nemen voor reflectie, verbinding en kritische maatschappelijke beschouwing.
### 4.1 Vertragen als zijnskwaliteit
Vertragen wordt gepresenteerd als een kunst en een essentiële kwaliteit in de moderne samenleving, die zich verzet tegen de alomtegenwoordige druk van hyperactiviteit en constante prestatie. Het gaat hierbij om het bewust oefenen van 'niet-doen' om de productiviteit te richten op activiteiten die werkelijk zinvol en betekenisvol zijn. Dit impliceert een noodzaak tot onderbreking en het temperen van de onophoudelijke drang om te presteren.
De kern van vertragen ligt in het nemen van specifieke tijden voor:
* **Reflectie en gedachten:** Tijd nemen om na te denken, in plaats van enkel te handelen. Dit staat in contrast met de prestatiegerichte maatschappij waarin alleen actie en productiviteit lijken te tellen.
* **Zinvolle connectie:** Tijd inruimen voor diepgaande verbinding met de wereld om ons heen en met andere mensen. Dit is een direct antwoord op het isolement dat door hyperindividualisme wordt veroorzaakt.
* **Kritische maatschappelijke beschouwing:** De tijd nemen om de eigen wereld en de maatschappij kritisch te evalueren en te bevragen. Dit is een tegengif voor de automatische acceptatie van de heersende normen en waarden, met name die van prestatie en zelfoptimalisatie.
* **Engagement laten groeien:** De tijd nemen om het eigen engagement in de wereld te verdiepen en te laten ontwikkelen, wat voortkomt uit een meer bewuste en weloverwogen relatie met de maatschappij.
Vertragen wordt zo geplaatst tegenover de dictaten van de disciplinaire maatschappij, waar dwang van buitenaf kwam en er een duidelijke scheiding was tussen werk en privé. In de prestatie-maatschappij is de dwang geïnternaliseerd ("ik kan!"). Werk en prestatie worden voorgesteld als uitingen van vrijheid en zelfontplooiing, en lopen door alle aspecten van het leven. Vertragen biedt een uitweg uit deze cyclus van zelfuitbuiting en constante druk.
> **Tip:** Beschouw vertragen niet als inactiviteit, maar als een strategische pauze die nodig is om de juiste richting en betekenis aan onze acties te geven. Het is een kunst die geoefend moet worden om de kwaliteit van ons leven en ons werk te verhogen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Sociale eenzaamheid | Het gevoel van alleen zijn door het gebrek aan een sociaal netwerk, het ontbreken van mensen om zich heen, of het gevoel uitgesloten te worden uit groepen. |
| Emotionele eenzaamheid | Het gevoel van alleen zijn door het gebrek aan iemand met wie men diepgaande zaken kan delen, zoals passies, interesses, idealen, liefde, leed en persoonlijke gevoelens. |
| Hyper individualisme | Een maatschappelijke trend waarbij het individu centraal staat als de norm voor denken en handelen, met een verwaarloosbare invloed van de omgeving op het individu, en een nadruk op individuele keuze en verantwoordelijkheid. |
| Atominisering | Het proces waarbij individuen steeds meer losgekoppeld raken van hun omgeving en sociale structuren, resulterend in een geïsoleerd bestaan, vergelijkbaar met losse atomen. |
| Psychisch onwelbevinden | Een staat van suboptimale psychische gezondheid, gekenmerkt door diverse mentale en emotionele klachten die nog niet de ernst hebben van een klinische stoornis, maar wel het welzijn negatief beïnvloeden. |
| Despair (wanhoop) | De gemoedstoestand die wordt gekenmerkt door een gevoel van hopeloosheid, pessimisme en een gebrek aan uitzicht, vaak geassocieerd met periodes van slechte mentale gezondheid. |
| Internaliseren van lijden | Het proces waarbij een persoon psychisch lijden toeschrijft aan eigen tekortkomingen of verantwoordelijkheden, in plaats van externe factoren te overwegen, wat kan leiden tot zelfbeschuldiging en agressie tegen zichzelf. |
| Holistisch denken | Een benadering die uitgaat van het geheel en de onderlinge verbanden tussen verschillende onderdelen, in tegenstelling tot een reductionistische benadering die zich richt op afzonderlijke elementen. |
| Burn-out | Een staat van emotionele, mentale en fysieke uitputting, veroorzaakt door langdurige blootstelling aan stressfactoren, met name op het werk, wat leidt tot een verminderd vermogen om te functioneren. |
| Prestatiesubject | Het individu in de prestatiemaatschappij dat zichzelf ziet als een "ondernemer van zichzelf", voortdurend streeft naar zelfoptimalisatie en prestaties, en zijn identiteit en waarde ontleent aan economische en sociale prestaties. |
| Zelfoptimalisatie | Het continue proces van het verbeteren en perfectioneren van zichzelf op alle gebieden, inclusief gedachten, vaardigheden en uiterlijk, om te voldoen aan de eisen van de prestatiemaatschappij. |
| Zelfuitbuiting | Het proces waarbij individuen zichzelf vrijwillig en vaak passievol uitbuiten om aan de prestatie-eisen van de maatschappij te voldoen, wat leidt tot fysieke en mentale uitputting en onderdrukking. |
| Disciplinaire maatschappij | Een maatschappij die wordt gekenmerkt door externe controle en dwang, waarbij individuen worden gevormd door regels, hiërarchieën en sancties, met een duidelijke scheiding tussen werk en privé. |
| Prestatie maatschappij | Een maatschappij die wordt gekenmerkt door interne dwang en een focus op zelfontplooiing en prestatie, waarbij werk en prestatie als een uiting van vrijheid worden gezien en alle levensaspecten hieraan bijdragen. |
| Werkkamp in zichzelf | Het metaforische concept dat individuen in de prestatiemaatschappij zowel de gevangene als de bewaker van hun eigen dwang tot presteren zijn, en zichzelf uitbuiten zonder externe overheersing. |
| Bare life (naakt leven) | Een staat van leven waarin het pure biologische bestaan prioriteit krijgt boven de kwaliteit en zingeving van het leven, vaak veroorzaakt door economische systemen die focussen op overleven en functioneren. |
Cover
samenvatting dirk de wachter.docx
Summary
# De pillencultuur en de druk tot geluk
De kern van dit thema betreft de maatschappelijke tendens om ongemak en negatieve gevoelens onmiddellijk te onderdrukken met medicatie, gekoppeld aan een verwachting dat iedereen constant gelukkig dient te zijn.
### 1.1 De pillencultuur: snelle oplossingen voor ongemak
De maatschappij wordt gekenmerkt door een sterke neiging tot een "pillencultuur". Dit houdt in dat er vaak direct naar medicatie wordt gegrepen om ongemakkelijke gevoelens te verlichten, in plaats van de tijd te nemen voor verwerking en acceptatie van deze emoties.
> **Tip:** In plaats van direct naar medicatie te grijpen bij negatieve gevoelens, kan het helpen om eerst te reflecteren op de oorzaak en ruimte te maken voor het ervaren van deze emoties.
### 1.2 De druk tot constant geluk
Er bestaat een maatschappelijke verwachting dat iedereen continu gelukkig moet zijn. Dit idee wordt bekritiseerd omdat het de maakbaarheid van geluk suggereert en de realiteit van menselijke emoties negeert. Het niet voldoen aan deze norm kan leiden tot spanning en een gevoel van falen.
#### 1.2.1 Geluk als plicht
De maatschappelijke druk om gelukkig te zijn, wordt ervaren als een verplichting. Dit creëert een spanning wanneer men zich daadwerkelijk niet gelukkig voelt.
#### 1.2.2 Normaliteit en variatie in menselijk welzijn
Er wordt gepleit voor een bredere definitie van "normaal" die ruimte biedt voor variatie in hoe mensen leven en hoe zij zich voelen. Geluk is geen constante staat en negatieve emoties zoals pijn, verdriet of twijfel zijn een integraal onderdeel van het mens-zijn.
#### 1.2.3 Kwetsbaarheid als menselijk kenmerk
De mogelijkheid om ongelukkig te zijn, wordt benadrukt als een fundamenteel menselijk aspect. Kwetsbaarheid mag niet worden gezien als zwakte, maar juist als een kenmerk dat verbinding en begrip tussen mensen bevordert.
#### 1.2.4 Vermaatschappelijking van psychisch lijden
Niet alle psychische worstelingen hoeven louter als medische problematiek te worden beschouwd. Vaak ontstaan ze door omgevingsfactoren, culturele verwachtingen, relaties en maatschappelijke druk.
#### 1.2.5 Kritiek op "neat etiketten"
Er is kritiek op het te snel toekennen van diagnoses. Dit kan leiden tot een te beperkende kijk op individuen en hun ervaringen.
#### 1.2.6 Betekenis en betrokkenheid als bronnen van geluk
Geluk wordt gedefinieerd als meer dan enkel plezier. Zinvol werk, diepe relaties en verbondenheid met anderen worden gezien als even belangrijke componenten van een vervuld leven.
### 1.3 Realistisch omgaan met gevoelens
De thematiek nodigt uit tot een realistischere benadering van menselijke emoties. Het accepteren dat slechte dagen deel uitmaken van het leven, en het erkennen van de diversiteit aan menselijke ervaringen, zijn hierbij cruciaal. De druk om constant positief te zijn kan leiden tot een verarming van het emotionele spectrum.
> **Example:** Iemand die zich na een verlies niet direct "sterk" of "positief" voelt, maar juist ruimte geeft aan verdriet en rouw, handelt volgens dit principe. Het is menselijk om getroffenen te steunen door hen juist ruimte te geven voor deze gevoelens, in plaats van hen te forceren "er bovenop" te komen.
### 1.4 Pleidooi voor empathie en kwetsbaarheid
Het is een pleidooi voor meer empathie en het creëren van meer ruimte voor kwetsbaarheid. Kwetsbaarheid wordt hier niet gezien als een gebrek, maar als een essentieel onderdeel van ons mens-zijn.
> **Tip:** Het aanzetten van de smartphone uitzetten, het aangaan van echte gesprekken en het werkelijk aanwezig zijn voor anderen, kan bijdragen aan het verminderen van de druk tot constant geluk en het bevorderen van een meer realistische omgang met gevoelens.
---
# Het belang van realisme en acceptatie van gevoelens
De kern van dit onderwerp, zoals uiteengezet in de documentaire, is de oproep tot een meer realistische kijk op menselijke emoties, met name het accepteren van alle gevoelens, inclusief de negatieve, en het afwijzen van de constante druk om positief te zijn.
### 2.1 De kritiek op de "pillencultuur" en maakbaarheid
Een centraal punt van kritiek is de hedendaagse neiging om problemen direct met een snelle oplossing, vaak in de vorm van medicatie of externe middelen, te willen verhelpen. Dit wordt geïllustreerd door de zogenaamde "pillencultuur", waarbij de nadruk ligt op het zo snel mogelijk "beter voelen" in plaats van ruimte te nemen voor verwerking en acceptatie van emoties.
> **Tip:** Verwerping van directe oplossingen impliceert niet het negeren van professionele hulp, maar wel het belang van een bredere kijk op welzijn die verder gaat dan symptoombestrijding.
Er is ook een kritiek op het idee dat geluk gekocht kan worden of dat alles maakbaar is. Dit optimisme, dat geen ruimte laat voor tegenslag of lijden, kan juist averechts werken.
### 2.2 De druk om altijd positief te zijn en de verarming van gevoelens
De documentaire waarschuwt dat de maatschappelijke druk om constant positief te zijn, kan leiden tot een verarming van het spectrum aan menselijke emoties. Het ontkennen of wegduwen van negatieve gevoelens zoals verdriet, pijn of twijfel, doet geen recht aan de complexiteit van het menselijk bestaan.
#### 2.2.1 Geluk als plicht en de realiteit van variatie
De auteur stelt dat in onze maatschappij een impliciete plicht lijkt te bestaan om gelukkig te zijn. Dit creëert spanning en een gevoel van falen wanneer men zich niet gelukkig voelt. De boodschap is dat "normaal" geen eenduidige, vaste standaard is, maar ruimte moet bieden voor diverse manieren van leven en ervaren.
#### 2.2.2 De waarde van kwetsbaarheid en mens-zijn
Het vermogen om ongelukkig te kunnen zijn en de daarbij horende emoties te ervaren, wordt benadrukt als inherent menselijk. Pijn, verdriet en twijfel zijn geen zwaktes, maar facetten van het mens-zijn. Juist in deze momenten is verbinding en begrip van anderen essentieel.
> **Tip:** Kwetsbaarheid is geen teken van zwakte, maar juist een indicatie van authenticiteit en de bereidheid tot verbinding.
### 2.3 Vermaatschappelijking van psychisch lijden en kritiek op labels
Er wordt kritisch gekeken naar de neiging om psychisch lijden uitsluitend als een medisch probleem te zien. Vaak ontstaan deze worstelingen door factoren in de omgeving, cultuur, maatschappelijke verwachtingen en relaties. Het te snel toekennen van diagnoses, zonder oog te hebben voor deze bredere context, kan beperkend werken en het probleem versmallen.
#### 2.3.1 Betekenis en betrokkenheid als componenten van geluk
Naast plezier wordt ook de betekenis van zinvol werk, diepe relaties en verbondenheid met anderen benadrukt als cruciale componenten van geluk. Dit duidt op een meer omvattend concept van welzijn, dat verder reikt dan louter hedonistische genoegens.
> **Example:** In plaats van een pil te slikken tegen vermoeidheid, kan het oplossen van stressoren op het werk of het investeren in betekenisvolle vriendschappen een duurzamere weg zijn naar welzijn, ondanks de initiële inspanning.
---
# Kwetsbaarheid, empathie en mens-zijn
Dit onderwerp verkent het belang van kwetsbaarheid en empathie als fundamentele menselijke eigenschappen die leiden tot verbinding en begrip, en pleit voor een realistischere omgang met onze gevoelens.
### 3.1 De kernboodschap van kwetsbaarheid en empathie
De centrale boodschap is een pleidooi voor meer empathie en ruimte voor kwetsbaarheid, niet als een teken van zwakte, maar als een intrinsiek kenmerk van mens-zijn. Dit impliceert een oproep tot een realistischere benadering van onze emoties, waarbij we accepteren dat niet elke dag positief is. De druk om constant gelukkig te zijn kan leiden tot een verarming van het menselijk gevoel, en juist door ruimte te bieden aan pijn, verdriet en twijfel, ontstaat er gelegenheid voor verbinding en wederzijds begrip.
### 3.2 Kritiek op de hedendaagse "pillencultuur" en maakbaarheid
Er wordt kritiek geuit op de hedendaagse neiging tot een "pillencultuur", waarbij direct naar oplossingen wordt gezocht om ons beter te voelen, in plaats van de tijd te nemen voor verwerking. Dit staat haaks op de idee dat geluk te "kopen" is of dat alles maakbaar zou zijn. Een belangrijk advies is om technologie, zoals smartphones, even uit te schakelen en daadwerkelijk aanwezig te zijn in gesprekken met anderen.
### 3.3 Realisme in omgang met gevoelens
* **Geluk als plicht:** In de maatschappij bestaat de impliciete druk om altijd gelukkig te zijn, wat spanning kan veroorzaken wanneer dit niet overeenkomt met de realiteit.
* **Normaliteit en variatie:** Het concept van "normaal" wordt bevraagd; er is geen vaste standaard, maar juist ruimte voor variatie in de manier waarop mensen leven.
* **Kwetsbaarheid tonen:** Het is inherent menselijk om pijn, verdriet of twijfel te ervaren. Het vermogen om ongelukkig te móéten zijn, opent de deur naar diepere verbinding en begrip.
* **Vermaatschappelijking van psychisch lijden:** Psychische worstelingen zijn niet altijd louter medisch van aard; ze kunnen ook voortkomen uit omgevingsfactoren, culturele verwachtingen en relaties.
* **Kritiek op etikettering:** Er is kritiek op het te snel toekennen van diagnoses, aangezien dit beperkend kan werken.
* **Betekenis en betrokkenheid:** Geluk wordt breder gedefinieerd dan louter plezier; zinvol werk, betekenisvolle relaties en verbondenheid met anderen zijn even cruciaal.
> **Tip:** Onthoud dat het accepteren van negatieve emoties niet gelijk staat aan zelfmedelijden, maar aan zelfcompassie en een realistischer zelfbeeld.
> **Voorbeeld:** Iemand die worstelt met een moeilijke levensfase en zich daardoor terugtrekt of verdrietig is, toont juist menselijkheid. De omgeving die hier begrip en ruimte voor biedt, bevordert verbinding in plaats van te eisen dat die persoon zich "gewoon" gelukkig voordoet.
---
# Normaliteit, variatie en maatschappelijke invloeden op psychisch lijden
Dit onderwerp onderzoekt psychisch welzijn vanuit een bredere context, waarbij normaliteit wordt gezien als diversiteit en psychisch lijden wordt verbonden met maatschappelijke en relationele factoren.
### 4.1 De maatschappelijke druk en de beleving van geluk
De maatschappij lijkt steeds meer te eisen dat iedereen gelukkig is, wat kan leiden tot spanning en ongemak wanneer men zich daadwerkelijk ongelukkig voelt. Dit concept wordt beschreven als "geluk als plicht", waarbij de constante druk om positief te zijn kan leiden tot een verarming van het menselijk gevoelsleven.
> **Tip:** Het is belangrijk om te erkennen dat slechte dagen en periodes van ongeluk een natuurlijk onderdeel zijn van het menselijk bestaan.
### 4.2 Normaliteit als diversiteit en ruimte voor variatie
Een centraal argument is dat "normaal" geen vaste, eenduidige standaard is, maar juist ruimte moet bieden voor diversiteit. Mensen leven en ervaren het leven op fundamenteel verschillende manieren. Psychische worstelingen zijn niet altijd puur medisch van aard; ze kunnen ook voortkomen uit de bredere omgeving, de heersende cultuur, maatschappelijke verwachtingen en interpersoonlijke relaties.
### 4.3 Kwetsbaarheid en verbinding
De mogelijkheid om ongelukkig te zijn en kwetsbaarheid te tonen, wordt benadrukt als een inherent menselijk kenmerk. Pijn, verdriet en twijfel zijn normale emoties die juist verbinding en begrip vereisen. In plaats van zwakte wordt kwetsbaarheid gezien als een essentieel aspect van ons mens-zijn.
> **Example:** Het simpelweg uitzetten van een smartphone, echt aanwezig zijn voor anderen en het aangaan van diepgaande gesprekken kan meer bijdragen aan welzijn dan het najagen van kortstondig, oppervlakkig plezier.
### 4.4 Kritiek op de "pillencultuur" en maakbaarheid
Er is kritiek op de hedendaagse "pillencultuur", waarbij vaak een directe oplossing in de vorm van medicatie wordt gezocht om psychisch ongemak te verlichten, in plaats van de tijd te nemen voor verwerking. Daarnaast wordt het idee dat geluk "gekocht" kan worden of dat alles maakbaar is, bekritiseerd.
### 4.5 Betekenis en betrokkenheid versus louter plezier
Geluk wordt breder gedefinieerd dan enkel plezier. Zinvol werk, betekenisvolle relaties en een gevoel van verbondenheid met anderen zijn even cruciaal voor een vervuld leven.
### 4.6 Kritiek op snelle etikettering
De neiging om psychische klachten te snel te labelen met diagnoses wordt als problematisch gezien, omdat dit beperkend kan werken en de complexiteit van menselijk lijden kan miskennen. De focus ligt op een realistischere omgang met gevoelens en het omarmen van de volledige bandbreedte van menselijke emoties.
---
# Betekenis, betrokkenheid en het vermijden van simplistische labels
Deze sectie van de studiehandleiding behandelt de rol van zingeving, relaties en verbondenheid in menselijk welzijn, en bekritiseert de neiging tot overhaaste medische diagnoses.
### 5.1 De menselijke beleving van geluk en ongeluk
De kernboodschap is dat geluk niet simpelweg te "kopen" of volledig maakbaar is. Er wordt gepleit voor een realistischere benadering van menselijke emoties, inclusief de acceptatie dat tegenslag en negatieve gevoelens deel uitmaken van het leven. De druk om voortdurend positief te zijn kan leiden tot een verarming van de emotionele ervaring en wordt daarom bekritiseerd.
#### 5.1.1 Geluk als maatschappelijke norm
De maatschappij lijkt de verwachting te wekken dat iedereen verplicht is om gelukkig te zijn. Dit kan leiden tot innerlijke spanning en conflict wanneer men zich daadwerkelijk ongelukkig voelt. Het is een pleidooi om ruimte te maken voor de variatie in menselijke ervaringen, in plaats van te streven naar één enkele, vaste definitie van "normaal".
#### 5.1.2 Kwetsbaarheid en verbinding
Het vermogen om ongelukkig te mogen zijn – om pijn, verdriet of twijfel te ervaren – wordt benadrukt als een fundamenteel menselijk kenmerk. In deze momenten van kwetsbaarheid zijn verbinding en begrip van anderen van essentieel belang. Dit is geen teken van zwakte, maar juist een uiting van mens-zijn.
### 5.2 Kritiek op medicalisering en simplistische labels
Er is een kritische houding ten opzichte van de "pillencultuur", waarbij men geneigd is direct naar medicatie te grijpen om ongemak te verlichten in plaats van de tijd te nemen voor verwerking en introspectie. Dit uit zich ook in de neiging om psychisch lijden te snel te medicaliseren.
#### 5.2.1 Vermaatschappelijking van psychisch lijden
Niet alle psychische worstelingen zijn puur medisch van aard. Ze kunnen ook voortkomen uit omgevingsfactoren, maatschappelijke druk, culturele verwachtingen en de aard van menselijke relaties.
#### 5.2.2 Het gevaar van te snelle diagnoses
De Wachter waarschuwt tegen het te snel toekennen van medische diagnoses. Dergelijke etikettering kan beperkend werken en voorbijgaan aan de complexere, vaak contextuele oorzaken van iemands gemoedstoestand. Er moet ruimte blijven voor de nuances en de individuele beleving.
> **Tip:** Zet je smartphone vaker uit en investeer in echte, aanwezige gesprekken met anderen om verbinding en begrip te bevorderen.
### 5.3 Betekenis en betrokkenheid als pijlers van welzijn
Geluk wordt gedefinieerd als meer dan enkel plezier. Zinvol werk, betekenisvolle relaties en een gevoel van verbondenheid met anderen zijn even cruciaal voor een vervuld leven. Deze elementen dragen bij aan een diepere vorm van welzijn dan louter oppervlakkig genot.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Pillencultuur | Een maatschappelijke tendens waarbij men snel naar medicatie grijpt om ongemakkelijke gevoelens te onderdrukken, in plaats van de tijd te nemen voor verwerking. |
| Geluk als plicht | De maatschappelijke norm die impliceert dat iedereen verplicht is om gelukkig te zijn, wat kan leiden tot spanning en ongemak wanneer men zich niet zo voelt. |
| Normaliteit en variatie | Het concept dat er geen enkele, vaste standaard voor normaliteit bestaat; er moet ruimte zijn voor diverse levenswijzen en ervaringen van individuen. |
| Kwetsbaarheid tonen | De menselijke capaciteit om pijn, verdriet of twijfel te ervaren en te uiten, wat essentieel is voor verbinding en begrip tussen mensen. |
| Vermaatschappelijking van psychisch lijden | De erkenning dat psychische worstelingen niet louter medisch van aard zijn, maar ook beïnvloed kunnen worden door omgevingsfactoren, cultuur, verwachtingen en relaties. |
| Neat etiketten | De kritiek op het te snel en simplistisch toekennen van diagnoses, wat als beperkend kan worden ervaren voor de individuele menselijke ervaring. |
| Betekenis & betrokkenheid | Elementen die bijdragen aan een dieper gevoel van geluk dan louter plezier, zoals het hebben van zinvol werk, sterke relaties en verbondenheid met anderen. |
| Authenticiteit | Het vermogen om trouw te zijn aan jezelf, je eigen gevoelens te erkennen en te uiten, en je niet te conformeren aan externe druk om een bepaalde staat van zijn te simuleren. |
Cover
Samenvatting te kennen teksten.docx
Summary
# Beperkingen van SMART-doelen voor gedragsverandering
Dit onderwerp analyseert kritisch het wijdverbreide gebruik van SMART-doelen voor het bevorderen van fysieke activiteit en identificeert acht belangrijke problemen met deze methode.
### 1.1 Gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing
De SMART-methode is niet gebaseerd op een specifieke theorie en mist mechanismen die het succes van doelen voorspellen of verklaren. Er is geen theoretische basis die aantoont waarom doelen specifiek, meetbaar, haalbaar, realistisch en tijdsgebonden moeten zijn om effectief te zijn in gedragsverandering.
### 1.2 Inconsistentie met empirisch bewijs
Onderzoek toont aan dat vage doelen soms net zo effectief kunnen zijn als specifieke doelen. Daarnaast laten studies zien dat uitdagende doelen betere resultaten geven dan haalbare of realistische doelen. Dit staat haaks op de principes van 'haalbaar' en 'realistisch' binnen het SMART-model.
### 1.3 Onvoldoende aandacht voor doeltypes
De SMART-methode houdt geen rekening met de verschillende soorten doelen die mensen kunnen stellen. Er zijn diverse doeltypes, zoals leerdoelen (gericht op het ontwikkelen van vaardigheden) en prestatieniveaudoeleinden (gericht op het bereiken van een bepaald resultaat), die verschillende benaderingen vereisen voor effectieve implementatie.
### 1.4 Inconsistent gebruik
Verschillende interpretaties van de SMART-criteria leiden tot verwarring en inconsistentie in de toepassing ervan. Wat de ene persoon als 'haalbaar' beschouwt, kan voor de ander onrealistisch zijn, wat de universele toepasbaarheid van de criteria ondermijnt.
### 1.5 Gebrek aan detail
Cruciale aspecten voor succesvolle doelenstelling, zoals de optimale tijdsframes voor het stellen van doelen of de specifieke manieren waarop doelen moeten worden geformuleerd, worden niet duidelijk beschreven binnen de SMART-methode.
### 1.6 Redundantie
Sommige termen binnen het SMART-acroniem overlappen en zijn daardoor overbodig. De criteria 'haalbaar' en 'realistisch' hebben bijvoorbeeld een aanzienlijke overlap en dragen niet elk uniek bij aan de effectiviteit van een doel.
### 1.7 Niet conforme gebruik
De methode wordt vaak anders toegepast dan oorspronkelijk bedoeld. Een oorspronkelijke interpretatie stond bijvoorbeeld selectief gebruik van de criteria toe, wat betekent dat niet elk criterium per se toegepast hoefde te worden. Tegenwoordig wordt de methode echter vaak rigide en allesomvattend gehanteerd.
### 1.8 Potentiële schadelijke effecten
Het onkritisch toepassen van SMART-doelen kan leiden tot negatieve uitkomsten. Dit omvat het ervaren van stress, faalervaringen en zelfs een vermindering van fysieke activiteit, met name bij personen die reeds inactief zijn of moeite hebben met het initiëren van gedragsverandering.
> **Tip:** Het artikel benadrukt de dringende behoefte aan betere, theoretisch onderbouwde richtlijnen voor het stellen van doelen. Dit omvat het gebruik van diversere aanpakken en het afstemmen van doelen op specifieke contexten en individuen. Er is meer kritisch onderzoek nodig, met een focus op het ontwikkelen van solide bewijs in plaats van nieuwe acroniemen of heuristieken.
---
# De stress-inoculatie hypothese en veerkracht
Dit onderwerp onderzoekt hoe het ervaren van gematigde tegenslag veerkracht kan bevorderen, de voordelen en mechanismen hiervan, en de nuances die daarbij komen kijken.
### 2.1 De concepten van stressinoculatie en 'toughening'
De stress-inoculatie hypothese en het concept van 'toughening' suggereren dat beperkte blootstelling aan stressvolle gebeurtenissen, gevolgd door herstel, individuen sterker kan maken en hun vermogen om toekomstige stressvolle situaties te hanteren kan verbeteren. In plaats van dat tegenslagen uitsluitend negatieve effecten hebben, kan een gematigde hoeveelheid adversiteit leiden tot de ontwikkeling van belangrijke vaardigheden en veerkracht. Dit staat in contrast met de traditionele opvatting die zich richt op de schadelijke gevolgen van stress.
> **Tip:** De kern van deze hypothese is dat geleidelijke blootstelling aan stress als een soort "inenting" werkt, die het systeem voorbereidt op grotere uitdagingen.
### 2.2 De U-vormige relatie tussen levensadversiteit en uitkomsten
Onderzoek suggereert een U-vormige relatie tussen de blootstelling aan levensadversiteit en verschillende uitkomsten, waaronder mentale gezondheid, welzijn en fysieke veerkracht. Dit houdt in dat zowel een gebrek aan tegenslag als een overweldigende hoeveelheid tegenslag geassocieerd kunnen worden met minder optimale resultaten. Individuen die een gematigde hoeveelheid tegenslag hebben ervaren, vertonen vaak betere uitkomsten dan degenen die ofwel geen significante tegenslagen hebben meegemaakt, ofwel extreem veel tegenslagen hebben doorstaan.
#### 2.2.1 Voordelen van gematigde tegenslag
Mensen die enige mate van tegenslag hebben ervaren, ontwikkelen vaak vaardigheden zoals een gevoel van controle, meesterschap en veerkracht. Deze vaardigheden zijn cruciaal voor effectief omgaan met stress. Het vermijden van stress kan de ontwikkeling van deze vaardigheden belemmeren, net zoals overmatige en overweldigende stress kan leiden tot negatieve gevolgen in plaats van veerkracht.
#### 2.2.2 Empirische bevindingen
Empirisch onderzoek ondersteunt dit idee. Personen met een gematigde geschiedenis van tegenslagen vertonen doorgaans betere scores op het gebied van mentale gezondheid en algemeen welzijn. Bovendien reageren zij mogelijk beter op pijn. Longitudinale studies hebben aangetoond dat individuen met enige levenservaring met tegenslagen minder gevoelig zijn voor de negatieve gevolgen van recente stressvolle gebeurtenissen, zoals psychologische stress of functionele beperkingen.
> **Example:** Bij chronische rugpijn is gebleken dat een gematigde hoeveelheid tegenslagen in het verleden geassocieerd kan zijn met minder lichamelijke beperkingen en een lager gebruik van gezondheidszorgmiddelen, waaronder pijnstillers. Dit suggereert een verhoogde fysieke veerkracht.
### 2.3 Mechanismen achter de bevordering van veerkracht
Verschillende mechanismen kunnen verklaren hoe gematigde tegenslag leidt tot verhoogde veerkracht:
* **Gevoel van controle en meesterschap:** Het succesvol navigeren door uitdagende situaties, zelfs als ze gematigd waren, kan een sterk gevoel van zelfeffectiviteit en controle over het leven bevorderen.
* **Ontwikkeling van coping-strategieën:** Door tegenslag kunnen individuen leren en oefenen met verschillende coping-strategieën, waardoor hun repertoire aan effectieve reacties op stress wordt uitgebreid.
* **Sociale steun:** Het overwinnen van moeilijkheden kan de sociale banden versterken en leiden tot een groter besef van sociale steun, wat essentieel is voor veerkracht.
* **Neurobiologische aanpassingen:** Er wordt gesuggereerd dat blootstelling aan stress, binnen bepaalde grenzen, neurobiologische veranderingen kan stimuleren. Dit kan leiden tot verbeterde functionering in hersengebieden die betrokken zijn bij stressregulatie en coping.
### 2.4 Beperkingen en nuances
Het is cruciaal om de positieve effecten van gematigde tegenslag niet te idealiseren. Ernstige, traumatische of langdurige tegenslagen hebben significant en vaak langdurig negatieve gevolgen voor de mentale en fysieke gezondheid. Het doel van de stress-inoculatie hypothese is dan ook niet om tegenslag te promoten, maar om de potentiële adaptieve rol van *gematigde* adversiteit te begrijpen.
> **Tip:** Het onderscheid tussen "gematigde" en "ernstige" tegenslag is cruciaal. Het is de mate en de aard van de tegenslag die bepalen of deze veerkracht bevordert of schaadt.
### 2.5 Toekomstig onderzoek en conclusies
Er is nog veel te ontdekken op dit gebied. Het is nog niet volledig duidelijk welke specifieke soorten tegenslagen het meest bijdragen aan veerkracht. Ook de tijdsduur die nodig is voor negatieve gevolgen van tegenslag om te zetten in positieve aanpassingen, is een belangrijk onderzoeksgebied. Verder onderzoek is nodig naar de interactie tussen tegenslagen en andere factoren, zoals genetische aanleg, sociale steun en individuele persoonlijkheidskenmerken, om een completer beeld te krijgen van de ontwikkeling van veerkracht.
De conclusie is dat het ervaren van een gematigde hoeveelheid tegenslagen in het leven een potentieel "zilveren randje" kan hebben, door bij te dragen aan de ontwikkeling van veerkracht. Tegelijkertijd blijft het essentieel om de schadelijke effecten van tegenslagen te erkennen en te voorkomen dat mensen onnodig worden blootgesteld aan ernstige stressoren.
---
# Cognitieve biases in medische besluitvorming
Dit onderwerp onderzoekt het gebruik van heuristieken in medische besluitvorming, inclusief hun voordelen, risico's en strategieën om negatieve effecten te verminderen.
### 3.1 Inleiding tot heuristieken in medische besluitvorming
Heuristieken zijn snelle, intuïtieve denkschema's die artsen gebruiken om efficiënt beslissingen te nemen. Hoewel ze essentieel zijn voor snelle besluitvorming, met name in urgente situaties en voor ervaren artsen, kunnen ze ook leiden tot fouten en medische missers als ze onjuist worden toegepast. Het doel is om deze heuristieken effectiever en veiliger te gebruiken in de medische praktijk.
### 3.2 Veelvoorkomende cognitieve biases en heuristieken
Er zijn verschillende veelvoorkomende heuristieken die van invloed kunnen zijn op medische besluitvorming:
* **Beschikbaarheidsheuristiek**: Artsen baseren hun oordeel op recente of opvallende ervaringen. Dit kan leiden tot een vertekend beeld van de frequentie van bepaalde aandoeningen of symptomen.
> **Voorbeeld:** Een arts die recentelijk meerdere patiënten met een zeldzame ziekte heeft gezien, kan geneigd zijn deze diagnose sneller te overwegen bij nieuwe patiënten met vergelijkbare, maar niet specifieke, symptomen.
* **Bevestigingsheuristiek (confirmation bias)**: De neiging om informatie te zoeken en te interpreteren op een manier die een initiële hypothese ondersteunt, terwijl tegenstrijdige gegevens worden genegeerd of geminimaliseerd.
* **Representativiteitsheuristiek**: Het overmatig leunen op bekende patronen of stereotypen van ziektes. Dit kan ertoe leiden dat atypische varianten van bekende aandoeningen of minder voorkomende ziektes over het hoofd worden gezien.
* **Verankeringsheuristiek (anchoring bias)**: Het te veel nadruk leggen op een specifiek aspect van een casus (bijvoorbeeld de eerste informatie die men krijgt, een initieel vermoeden), zonder andere mogelijke oorzaken of interpretaties voldoende te overwegen.
* **Bandwagon-effect**: Beslissingen nemen omdat een bepaalde aanpak populair is bij de meerderheid van de collega's, vaak uit angst om af te wijken of op te vallen.
* **Overmoedsheuristiek (overconfidence bias)**: Te zeker zijn van de eigen diagnose of inschatting, wat kan leiden tot het negeren van alternatieve diagnoses of mogelijke complicaties.
* **Omissieheuristiek (omission bias)**: De neiging om geen actie te ondernemen (te fusten) uit angst voor de risico's die aan een interventie verbonden zijn, wat kan leiden tot vertraagde of gemiste behandelingen.
* **Aggregatieheuristiek**: Het negeren van richtlijnen en gestandaardiseerde protocollen in specifieke casussen, omdat de arts denkt dat de individuele situatie afwijkt van het algemene patroon.
### 3.3 Impact op de patiëntenzorg
De impact van heuristieken op de patiëntenzorg is tweeledig:
* **Positief**: Heuristieken maken snelle besluitvorming mogelijk, wat cruciaal is in urgente medische situaties. Ze stellen artsen, vooral degenen met veel ervaring, in staat om efficiënt te handelen.
* **Negatief**: Het onjuist toepassen van heuristieken verhoogt het risico op diagnostische fouten, verkeerde behandelingen en kan leiden tot verminderde patiëntveiligheid.
### 3.4 Strategieën om negatieve effecten te verminderen
Om de negatieve gevolgen van cognitieve biases te minimaliseren, kunnen de volgende strategieën worden toegepast:
* **Reflectieve praktijk**: Artsen aanmoedigen om bewust na te denken over hun besluitvormingsprocessen en actief op zoek te gaan naar mogelijke cognitieve biases.
* **Educatie en simulatie**: Gerichte trainingen en simulaties kunnen artsen helpen hun specifieke biases te identificeren en te corrigeren.
* **Technologie**: Het gebruik van klinische beslissingsondersteunende systemen kan fungeren als een 'externe geheugensteun' en helpen bij het verminderen van biases door gestructureerde informatie en aanbevelingen te bieden.
* **Gedeelde besluitvorming**: Patiënten actief betrekken bij het besluitvormingsproces. Dit kan helpen om een breder scala aan perspectieven te overwegen en de zorg beter af te stemmen op de individuele patiënt.
* **Culturele veranderingen**: Het bevorderen van een cultuur binnen medische instellingen waarin openheid over fouten centraal staat en waarin een lerende omgeving wordt gestimuleerd. Dit creëert ruimte voor analyse en verbetering.
### 3.5 Toekomstige richtingen en conclusie
Toekomstig onderzoek moet zich richten op het beter begrijpen van hoe heuristieken werken in real-time klinische situaties en hoe factoren zoals persoonlijkheid, de specifieke context en de werkdruk het gebruik ervan beïnvloeden. Het ontwikkelen van methoden om heuristieken effectiever en veiliger in de medische praktijk te integreren, blijft een belangrijk doel.
Concluderend, heuristieken zijn een onmisbaar instrument in de geneeskunde. Echter, het kritische inzicht in hun potentiële valkuilen en het consequent toepassen van strategieën om deze te mitigeren, is essentieel voor het minimaliseren van fouten en het waarborgen van optimale patiëntenzorg.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| SMART-doelen | Een acroniem voor Specifiek, Meetbaar, Haalbaar, Realistisch en Tijdsgebonden doelen, een veelgebruikte methode voor het stellen van doelen, met name voor gedragsverandering. |
| Gedragsverandering | Het proces waarbij iemands gedrag wordt gewijzigd, vaak met behulp van specifieke strategieën en doelen, zoals de SMART-methode, hoewel de effectiviteit hiervan ter discussie staat. |
| Heuristieken | Snelle, intuïtieve denkschema's of vuistregels die mensen gebruiken om efficiënt beslissingen te nemen, vooral in situaties die veel cognitieve inspanning vereisen, zoals medische diagnostiek. |
| Cognitieve biases | Systematische denkfouten of afwijkingen in het redeneervermogen die leiden tot irrationele oordelen en beslissingen, vaak veroorzaakt door het onjuist toepassen van heuristieken. |
| Stress inoculatie | Een theoretisch concept dat suggereert dat beperkte blootstelling aan stress, gevolgd door herstel, individuen sterker maakt en hun vermogen om toekomstige stressvolle situaties te beheersen verbetert. |
| Veerkracht | Het vermogen van een individu om zich aan te passen aan tegenspoed, trauma, tragedie, bedreigingen of significante stressfactoren, en om zich daarvan te herstellen. |
| Leerdoelen | Doelen gericht op het verwerven van kennis, vaardigheden of begrip, in tegenstelling tot prestatiedoelen die gericht zijn op het bereiken van een bepaald resultaat of niveau. |
| Prestatiedoelen | Doelen die gericht zijn op het bereiken van een specifiek resultaat of een prestatie, zoals het winnen van een wedstrijd of het halen van een bepaald cijfer. |
| Beschikbaarheidsheuristiek | Een cognitieve bias waarbij de waarschijnlijkheid van een gebeurtenis wordt beoordeeld op basis van hoe gemakkelijk voorbeelden ervan kunnen worden opgeroepen. |
| Bevestigingsheuristiek | De neiging om informatie te zoeken, te interpreteren en te onthouden op een manier die de reeds bestaande overtuigingen of hypothesen bevestigt. |
| Representativiteitsheuristiek | Een mentale vuistregel waarbij de kans op een gebeurtenis wordt ingeschat op basis van hoe goed deze overeenkomt met een prototype of stereotype. |
| Verankeringsheuristiek | De neiging om te sterk te vertrouwen op de eerste informatie die men ontvangt ("het anker") bij het maken van een oordeel, waarna aanpassingen worden gemaakt vanaf dit anker. |
Cover
Stuvia-4641732-samenvatting-gezondheidspsychologie-3ba-jolan-kegelaers.pdf
Summary
# Invloed van alcoholgebruik op gezondheid en aanbevelingen
### Kernconcepten alcoholgebruik
* Alcohol is de op één na meest gebruikte psychoactieve stof, vaak sociaal gebruikt [16](#page=16).
* Overmatig drinken wordt gedefinieerd als meer dan 21 glazen per week voor mannen en meer dan 14 glazen per week voor vrouwen [16](#page=16).
* Bingedrinken is het consumeren van 5 of meer glazen tijdens één gelegenheid [16](#page=16).
* Alcohol is verantwoordelijk voor 15% van de gezondheidsproblemen bij mannen en 4% bij vrouwen, inclusief vroegtijdige mortaliteit [16](#page=16).
* Het speelt een rol bij tumoren, levercirrose (primaire alcoholsterfte) en ongevallen (secundaire alcoholsterfte) [16](#page=16).
* Cijfers voor alcoholgerelateerde problemen zijn hoger bij mannen en jongvolwassenen [16](#page=16).
### Positieve en negatieve effecten van alcohol
* Er is een argument dat matig alcoholgebruik de gezondheid kan beschermen (J-vormige relatie) [16](#page=16).
* Vermeende positieve gevolgen bij matig gebruik zijn vermindering van LDL-cholesterol en een lager risico op hart- en vaatziekten en kankers door antioxidatieve werking [17](#page=17).
* Recent onderzoek trekt de positieve gezondheidseffecten van alcohol in twijfel [17](#page=17).
* De World Health Organization stelt dat geen enkele hoeveelheid alcohol veilig is ("No level of alcohol consumption is safe") [17](#page=17).
* Alcoholgebruik heeft altijd een negatieve impact, hoewel het een sociaal fenomeen is [17](#page=17).
### Aanbevelingen en CAGE-test
* WHO-richtlijnen adviseren maximaal 2 drankjes per dag voor vrouwen en 3 voor mannen, met een maximum van 4 per keer [17](#page=17).
* Specifieke situaties zoals zwangerschap en autorijden vereisen geen alcoholgebruik [17](#page=17).
* Minimaal één dag per week niet drinken wordt aanbevolen [17](#page=17).
* De CAGE-test evalueert problematisch alcoholgebruik via vragen over verminderen, irritatie door opmerkingen, schuldgevoel en het nodig hebben van een 'eye-opener' [17](#page=17).
* Twee of meer positieve antwoorden op de CAGE-test duiden op een mogelijk alcoholprobleem [17](#page=17).
### Redenen voor alcoholgebruik en verslaving
* Redenen om te beginnen met drinken omvatten erfelijkheid, sociaal leren, nieuwsgierigheid, sociale druk, imago, laag zelfbeeld, risicogedrag en gezondheidscognities [17](#page=17).
* Stress en economische tegenspoed kunnen ook bijdragen aan het starten met drinken [18](#page=18).
* Biologisch verslavende eigenschappen werken via dopaminepaden, wat leidt tot fysieke en mentale afhankelijkheid [18](#page=18).
* Tolerantie en ontwenningsverschijnselen (fysiek en psychologisch) treden op bij afhankelijkheid [18](#page=18).
* Hervatten van gedrag werkt als negatieve bekrachtiging, wat een vicieuze cirkel creëert [18](#page=18).
* Psychologische verslaving wordt beïnvloed door familiegeschiedenis, sociaal gedrag, genot, gewoontevorming, comorbide psychopathologie, zelfmedicatie en gebrek aan zelfeffectiviteit [18](#page=18).
### Modellen van verslavingsbehandeling
* Verschillende modellen voor verslavingsbehandeling bestaan: het passieve slachtoffer model, het criminele model, het biomedisch model en het behavioristisch model [18](#page=18).
* Het behavioristisch model focust op het afleren van conditionering en sociaal leren, niet noodzakelijk op volledig stoppen met consumeren [18](#page=18).
---
## Invloeden op gezondheidsgedrag
### Determinanten van gedrag
* **Proximale invloeden:** Factoren die direct op gedrag inwerken, zoals specifieke opvattingen en attitudes [24](#page=24).
* **Distale invloeden:** Externe, stabiele factoren die indirect op gedrag inwerken via proximale factoren, zoals demografische factoren [24](#page=24).
* **Mediërende variabele:** Verklaart het verband tussen twee andere variabelen [24](#page=24).
* **Modererende variabele:** Bepaalt onder welke omstandigheden een relatie tussen variabelen bestaat [24](#page=24).
### Distale invloeden
* **Demografische factoren:**
* Sociaal-economische status (SES) [24](#page=24).
* Leeftijd: Puberteit is cruciaal voor gedragsvorming door identiteitsvorming en sociale invloeden [24](#page=24).
* Gender en gender normen/stereotypen beïnvloeden gedrag, zoals sporten of naar de dokter gaan [24](#page=24).
* Culturele invloeden [24](#page=24).
* **Persoonlijkheid:**
* Eysenck's 3-factoren model (extraversie, neuroticisme, psychoticisme) [25](#page=25).
* Big 5 model (OCEAN): Openheid, Consciëntieusheid, Extraversie, Aangenaamheid, Neuroticisme [25](#page=25).
* Big 5 kenmerken zijn niet deterministisch voor gezondheidsgedrag [25](#page=25).
* Locus of Control (LoC): Mate waarin gebeurtenissen aan interne of externe factoren worden toegeschreven [25](#page=25).
* Health Locus of Control (HLOC) kent drie dimensies: Intern, Extern/toeval, Gezaghebbende andere [25](#page=25).
* Interne HLOC is gerelateerd aan hogere zelfeffectiviteit, indien waarde gehecht wordt aan gezondheid [25](#page=25).
* Dispositioneel pessimisme: Negatieve kijk op het leven, indirect gerelateerd aan minder gezond zijn [25](#page=25).
* **Zelfbeschikkingstheorie (Deci & Ryan):**
* Motivatie voor gezondheidsgedrag, onderverdeeld in intrinsieke (autonomie, competentie, betrokkenheid) en extrinsieke motivatie [25](#page=25).
* Concordante aanpak bevordert therapietrouw [25](#page=25).
### Sociale invloeden
* Gedrag wordt beïnvloed door observatie en ervaringen van anderen (sociaal leren) [26](#page=26).
* Ouders en peers hebben een bepalende invloed op gezondheidsgedrag [26](#page=26).
* **Sociale normen:**
* Injuctieve normen: Wat gedaan zou moeten worden (regels, wetten) [26](#page=26).
* Descriptieve normen: Gebaseerd op populair gedrag bij anderen [26](#page=26).
### Zelfregulatie van gedrag
### Proximale invloeden
### Modellen van gezondheidsgedrag
### Toepassing gedragsverandering (Groepsopdracht 1)
### Bepalen gedragsinvloeden (Precede-Proceed Model)
### Gedragsverandering methoden
### Interventies op populatie niveau: motiveren tot verandering
---
## Gedragsverandering en gezondheidsbevordering
### Strategieën voor gedragsverandering
- Omgevingsfactoren aanpassen om gewenst gedrag te stimuleren zonder bewuste attitudeverandering [40](#page=40).
- Kosten/barrières van gezond gedrag minimaliseren, bv. gratis zonnecrème op festivals [40](#page=40).
- Kosten/barrières van ongezond gedrag maximaliseren, bv. hogere prijs voor frietjes of beperkte alcoholverkoop [40](#page=40).
- Cues aanbieden voor gezond gedrag (nudging) [40](#page=40).
- Negatieve cues uit de omgeving kunnen aanzetten tot ongezond gedrag, zoals reclame [41](#page=41).
- Verandering modelleren door observatie van anderen, via levende, symbolische of verbale modellen [41](#page=41).
- Modelleren omvat de fasen aandacht, retentie, reproductie en beloning [41](#page=41).
- Bekendheid geven aan gedragsverandering via invloedrijke individuen of groepen (diffusie van innovatie) [42](#page=42).
- Gezondheidsbevordering op werk en school kan via voorlichting, screening, gezonde keuzes, toegang tot zorg, rookvrije ruimtes, sociale steun, straffen en beloningen [42](#page=42).
### Gedragsverandering op individueel niveau
- Motiverende gespreksvoering is een niet-sturende vorm van gespreksvoering gericht op het verkennen van ambivalentie [42](#page=42) [43](#page=43).
- Belangrijk is het 'meerollen' met weerstand en het vermijden van de 'righting reflex' [42](#page=42).
- Gidsende stijl is effectiever dan een sturende stijl in motiverende gespreksvoering [43](#page=43).
- Therapeut zoekt naar 'veranderingspraat' om gedragsverandering te starten [43](#page=43).
- Vier stappen om veranderingspraat te ontlokken: nadelen status-quo, voordelen verandering, intentie tot verandering, optimisme voor verandering [43](#page=43).
- Basisvaardigheden motiverende gespreksvoering (OARS): Open vragen, Affirmaties, Reflectief luisteren, Samenvatten [44](#page=44).
- Advies geven binnen motiverende gespreksvoering gebeurt enkel bij aanwezigheid van veranderingspraat, met toestemming en autonomie voor de cliënt [44](#page=44).
### Probleemoplossingsgerichte benaderingen
- Gericht op het tot stand komen van gedragsverandering bij mensen met intentie maar hulp nodig bij implementatie [45](#page=45).
- Basis framework van Gerard Egan: probleemverkenning, doelformulering, facilitatie van handelen [45](#page=45).
- Implementatie intenties overbruggen de kloof tussen intentie en gedrag via 'als-dan'-plannen [46](#page=46).
- Coping implementatie intenties helpen anticiperen op mogelijke barrières en uitdagingen [47](#page=47).
### SMART doelen en andere benaderingen
- SMART doelen zijn een raamwerk voor doelstellingen, maar hebben beperkingen zoals variërende definities en geen wetenschappelijke basis [47](#page=47) [48](#page=48).
- Uitdagende doelen zijn vaak belangrijker dan realistische doelen [47](#page=47).
- Er wordt onderscheid gemaakt tussen taak/ego, uitkomst/prestatie/proces en open doelen [48](#page=48).
- Gradueel taken opbouwen deelt complexe gedragsverandering op in kleinere doelen, wat motivatie en zelfeffectiviteit verhoogt [48](#page=48).
- Publiek engagement (bekendmaking van intenties) versterkt implementatie intenties door subjectieve normen en sociale steun [48](#page=48).
### Cognitieve interventies
### Digitale technologie en interventieontwikkeling
### Waarnemen van ziekte
---
## Het consult en het vervolg: besluitvorming en therapietrouw
### Kenmerken van een effectief consult
* Effectief consult vereist vakinhoudelijke kennis en vaardigheid deze over te brengen [61](#page=61).
* Het opbouwen en onderhouden van een goede werkrelatie met de patiënt is cruciaal [61](#page=61) [62](#page=62).
* Het vaststellen van de aard van het probleem en het inzicht van de patiënt in klachten zijn essentieel [61](#page=61) [62](#page=62).
* Patiëntbetrokkenheid bij besluitvorming en efficiënte tijdindeling dragen bij aan effectiviteit [61](#page=61) [62](#page=62).
### Factoren die het consult beïnvloeden
* Werkrelatie en samenwerking kunnen ondermijnd worden door verschillende doelstellingen en verwachtingen van patiënt en zorgverlener [62](#page=62).
* Communicatievaardigheden van de zorgverlener zijn even belangrijk als vakkennis voor patiënttevredenheid en informatie-uitwisseling [62](#page=62).
* Eigenschappen van de zorgverlener, zoals beroepsgroep (arts vs. verpleegkundige) en gender, beïnvloeden de communicatie [63](#page=63).
* Taalgebruik (jargon, framing van uitkomsten en waarschijnlijkheden) beïnvloedt begrip, attitudes en gedragsverandering [63](#page=63).
* Taal- en cultuurverschillen kunnen leiden tot informatieverlies, verkeerd begrip en grotere machtsafstand [63](#page=63).
* Patiëntgerelateerde factoren zoals angst, gebrek aan voorbereiding of een onduidelijke hulpvraag beïnvloeden de informatie-uitwisseling [64](#page=64).
### Medische besluitvorming
* Medische besluitvorming (diagnose, behandeling) is gebaseerd op consultinformatie en beïnvloed door tijdsdruk en contextuele factoren [64](#page=64).
* Besluitvorming is gevoelig voor cognitieve biases (denkfouten) van de zorgverlener [64](#page=64).
* Methoden voor besluitvorming zijn hypothesetoetsing (complex), patroonherkenning (eenvoudig) en heuristieken (intuïtief, gevoelig voor biases) [64](#page=64).
* Veelvoorkomende cognitieve biases zijn beschikbaarheidsbias, representativiteitsbias, ankerheuristiek, confirmatiebias en overmoedigheidsbias [64](#page=64).
### Het slechtnieuwsgesprek
* Het SPIKES-model structureert het brengen van slecht nieuws: voorbereiden, perceptie evalueren, uitnodiging krijgen, kennis verstrekken, emoties omgaan, strategie en samenvatting [65](#page=65).
* De wijze van slechtnieuws brengen is bepalend voor het welzijn van de patiënt [65](#page=65).
* Patiënten hebben recht om op de hoogte te zijn van hun prognose, en de wijze van communicatie is cruciaal [65](#page=65).
### Therapietrouw
* Therapietrouw is het uitvoeren van therapeutische handelingen conform medisch advies en een voorspeller voor succes [66](#page=66).
* Het omvat het correct innemen van medicatie en het doorvoeren van gedrags-/leefstijlveranderingen [66](#page=66).
* Verschillende benaderingen: compliantie (paternalistisch), adherentie (gelijkwaardiger) en concordantie (gezamenlijke besluitvorming) [66](#page=66).
* Redenen voor suboptimaal medicatiegebruik zijn behandelings-, psychologische en sociale factoren [67](#page=67).
* Maximaliseren van medicatiegebruik vereist inzicht, informatieoverdracht en onthouden, met aandacht voor patiënttevredenheid [67](#page=67).
* Gedrags-/leefstijlveranderingen vereisen zelfcontrolestrategieën, terugvalpreventie en motiverende strategieën; normaliseren van veranderingen is sleutel [68](#page=68).
* Impact van ziekte en diagnose vereist aanpassing van het individu in emotie en dagelijks functioneren [68](#page=68).
---
## Stressmanagementtechnieken en -modellen
### Coping en stressmanagement
* Stressmanagement omvat interventies om mensen te leren omgaan met stress, een negatieve emotionele en fysiologische toestand die voortkomt uit cognitieve reacties op omgevingsgebeurtenissen [79](#page=79).
* Stressmanagementtraining kan objectieve (bv. hartslag) en subjectieve stressindicatoren significant verlagen [79](#page=79).
* Het is gebaseerd op transactionele stressmodellen en tweede generatie cognitief-gedragsmatige therapieën (CGT), zoals CBT en REBT [79](#page=79).
* CGT-benadering: ’irrationele’ of ’foutieve’ gedachten liggen aan de basis van stress en negatieve emoties [79](#page=79).
* Mensen overdrijven negatieve aspecten en minimaliseren positieve aspecten van gebeurtenissen [79](#page=79).
* Automatische, onlogische gedachten worden vaak als waar aangenomen [79](#page=79).
### Irrationele of niet-helpende gedachten
* Catastrofaal denken: gebeurtenissen als volledig negatief en rampzalig beschouwen [80](#page=80).
* Voorbeeld: "Als ik niet slaag, krijg ik geen diploma, geen goede job, en geen hypotheek." [80](#page=80).
* Overmatig generaliseren: algemene conclusies trekken uit één incident [80](#page=80).
* Voorbeeld: "Mijn baas had commentaar op mijn rapport. Ik ben waardeloos in mijn job." [80](#page=80).
* Arbitraire inferentie: conclusies trekken zonder voldoende bewijs [80](#page=80).
* Voorbeeld: "De pijn wijst op een tumor. Ik weet het zeker." [80](#page=80).
* Selectieve abstractie: focussen op één detail buiten context, met nieuwe betekenissen [80](#page=80).
* Voorbeeld: "Mijn vriend zei geen goedendag. Hij ziet me niet meer graag." [80](#page=80).
### Het 5G-model voor stressmanagement
* Dit model identificeert vijf componenten die een gevolg bepalen en aanknopingspunten bieden voor interventie [81](#page=81).
* **Gebeurtenis:** Oorzaken identificeren en aanpakken [81](#page=81).
* **Gedachten:** Irrationele gedachten waarnemen en veranderen [81](#page=81).
* **Gevoelens:** Arousal verminderen via ontspanningstechnieken (zowel emotioneel als fysiologisch) [81](#page=81).
* **Gedrag:** Gedrag aanpassen door alternatieve reacties te bepalen en te oefenen [81](#page=81).
### Ontspanningstechnieken
* Doel: Controle over fysiologische arousal/stressrespons vergroten en toegang tot kalme gedachtenprocessen verbeteren [81](#page=81).
* Progressieve spierontspanning (Jacobson): Beurtelings aanspannen en ontspannen van spiergroepen [81](#page=81).
* Ademhalingsoefeningen: Sturen het parasympathisch zenuwstelsel aan via de nervus vagus [82](#page=82).
* Basisprincipes: Ademhaling vertragen (<10 cycli/minuut), langer uitademen dan inademen [82](#page=82).
* Voorbeelden: Box breathing, slow paced breathing, fysiologische zucht [82](#page=82).
* Biofeedback: Visualisatie van fysiologische processen (ademhaling, hartslag etc.) om bewustzijn en effectiviteit van ontspanningstechnieken te verhogen [82](#page=82).
### Aanleren van ontspanningsvaardigheden
---
## Pijn en strategieën voor pijnbestrijding
### Pijn definiëren
* Pijn is een onaangename sensorische en emotionele ervaring die verband houdt met weefselbeschadiging [90](#page=90).
* Het is een subjectieve ervaring; pijn is wat de patiënt zegt dat het is [90](#page=90).
### Pijnmodellen en soorten
* Het biopsychosociale model beschrijft pijnervaring van weefselbeschadiging tot gedrag [90](#page=90).
* Pijn heeft een signaalfunctie voor potentiële lichamelijke beschadigingen [90](#page=90).
* Nociceptieve pijn: veroorzaakt door actieve of dreigende weefselschade, leidt tot activering van nociceptoren [90](#page=90).
* Viscerale pijn: nociceptieve pijn vanuit interne organen, vaak moeilijker te lokaliseren [90](#page=90).
* Neuropathische pijn: veroorzaakt door schade of functiestoornis van zenuwen, ruggenmerg of hersenen [90](#page=90).
* Acute pijn: ontstaat plotseling en gaat relatief snel over (grens 3-6 maanden) [91](#page=91).
* Chronische pijn: aanhoudt langer dan 6 maanden, heeft geen signaalfunctie meer [91](#page=91).
### Impact van chronische pijn
* Chronische pijn kan leiden tot depressie, angst, slaapstoornissen, verminderde mobiliteit en sociale isolatie [91](#page=91).
### Eenvoudige biologische pijnmodellen
* Deze modellen stellen dat pijnprikkels via zenuwbanen naar de hersenen worden gestuurd [91](#page=91).
* Specificiteitstheorie: specifieke receptoren voor pijn sturen info naar specifieke hersengebieden [92](#page=92).
* Patroontheorie: pijn komt voort uit overmatige prikkeling van niet-specifieke zenuwuiteinden [92](#page=92).
* A-deltavezels: geleiden snelle, scherpe pijn; info naar thalamus/cortex [92](#page=92).
* Polymodale C-vezels: geleiden langzame, doffe pijn; info naar limbisch systeem [92](#page=92).
* A-betàvezels: reageren op tactiele info; kunnen signalen van C-vezels dempen (bv. wrijven) [92](#page=92).
* Beperkingen: pijn kan ontstaan zonder receptoren, lichamelijke schade zonder pijn, en psychosociale factoren beïnvloeden pijn [93](#page=93).
### Psychosociale invloeden op pijn
* Stemming (angst, depressie) heeft een sterke relatie met chronische pijn; wederkerig effect [94](#page=94).
* Aandacht: concentratie op pijn verhoogt impact, afleiding vermindert deze [94](#page=94).
* Cognities (gedachten over pijn, zelfeffectiviteit) beïnvloeden pijnbeleving [94](#page=94).
* Placebo-effect: positieve verwachtingen leiden tot pijnvermindering, ook fysiologisch [94](#page=94).
* Nocebo-effect: negatieve verwachtingen verhogen pijn [95](#page=95).
* Sociale communicatie rond pijn kan voordelen bieden (primaire, secundaire, tertiaire winst) [95](#page=95).
### Poortcontroletheorie
* Combineert sensorische pijnsignalen met emotionele/cognitieve processen via 'poorten' in het ruggenmerg [96](#page=96).
* Endorfines (lichaamseigen pijnstillers) spelen een rol in het reguleren van pijn via dit mechanisme [96](#page=96).
### Meten van pijn en copingstrategieën
---
# Gedragsmodellen en invloeden op gezondheidsgedrag
### Kernidee
* Gedragsmodellen zijn theoretische kaders die verklaren waarom bepaald gedrag niet vertoond wordt en hoe dit gestimuleerd kan worden [24](#page=24).
### Sleutelconcepten
* **Proximale invloeden:** Specifieke opvattingen en attitudes die direct gedrag beïnvloeden [24](#page=24).
* **Distale invloeden:** Externe, stabiele factoren die indirect gedrag beïnvloeden via proximale factoren [24](#page=24).
* **Mediërende variabele:** Verklaart het verband tussen twee andere variabelen door een keten van beïnvloeding [24](#page=24).
* **Modererende variabele:** Verklaart onder welke omstandigheden een relatie tussen variabelen bestaat [24](#page=24).
* **Zelfregulatie:** Cognitieve en gedragsmatige processen om eigen reacties te sturen richting doelen [26](#page=26).
* **Attitudes:** Gezond-verstandrepresentaties over objecten, mensen en gebeurtenissen, met een cognitieve component [26](#page=26).
### Distale invloeden
* **Demografische factoren:** Bevatten sociaal-economische status, leeftijd en gender/gender normen [24](#page=24).
* **Leeftijd:** Puberteit speelt een rol in identiteitsvorming en sociale invloeden op gedrag [24](#page=24).
* **Gender en gender normen:** Neiging om bepaalde normen te volgen kan gedrag beïnvloeden [24](#page=24).
* **Culturele invloeden:** Spelen een rol in gezondheidsgedrag [24](#page=24).
### Persoonlijkheid
* **3-factoren model Eysenck:** Extraversie, neuroticisme, psychoticisme [25](#page=25).
* **Big 5 model Costa & McCrae (OCEAN):** Openheid, consciëntieusheid, extraversie, aangenaamheid, neuroticisme [25](#page=25).
* **Consciëntieusheid:** Geassocieerd met minder risicovol en meer gezondheidsbevorderend gedrag [25](#page=25).
* **Neuroticisme:** Gerelateerd aan ongezond gedrag en hoger gebruik van gezondheidszorg [25](#page=25).
* **Big-5 kenmerken:** Bieden onvoldoende op zichzelf staande verklaring voor gedrag; niet deterministisch [25](#page=25).
* **Locus of Control (LoC):** Mate waarin verantwoordelijkheid voor gebeurtenissen aan zichzelf (intern) of externe factoren wordt toegeschreven [25](#page=25).
* **Health Locus of Control (HLOC):** Interne, externe/toeval, en gezaghebbende andere dimensies [25](#page=25).
* **Interne HLOC:** Gerelateerd aan hogere zelfeffectiviteit, mits waarde gehecht wordt aan gezondheid [25](#page=25).
* **Dispositioneel pessimisme:** Overwegend negatieve kijk op het leven, indirect gerelateerd aan minder gezond zijn [25](#page=25).
### Zelfbeschikkingstheorie (Deci & Ryan)
* **Intrinsieke motivatie:** Gedreven door inherente persoonlijke bevrediging (autonomie, competentie, verbondenheid) [25](#page=25).
* **Extrinsieke motivatie:** Gedreven door externe straffen of beloningen [25](#page=25).
### Sociale invloeden
* **Sociaal leren:** Blootstelling aan en observatie van gedrag en ervaringen van anderen [26](#page=26).
* **Ouders en peers:** Hebben bepalende invloed op gezondheidsgedrag [26](#page=26).
* **Subjectieve sociale normen:** Normen over wat gedaan zou moeten worden (injunctief) of wat populair is (descriptief) [26](#page=26).
### Zelfregulatie van gedrag
---
# Modellen voor gedragsverandering en hun toepassing
### Core idea
* Gedragsverandering is een proces dat in verschillende fasen verloopt, waarbij niet elke fase dezelfde interventies vereist [36](#page=36).
* Modellen helpen bij het strategisch bepalen van interventies op basis van de fase waarin iemand zich bevindt [36](#page=36).
* Interventies kunnen gericht zijn op het motiveren van gedragsverandering of op het concreet ondersteunen bij het veranderen van gedrag [36](#page=36).
### Key facts
* Het Precede-Proceed model analyseert kosten-baten en identificeert gedragsinvloeden vóór een interventie [35](#page=35).
* De Precede fase omvat een contextuele diagnose in vier vormen: sociale context, epidemiologisch, educatief/ecologisch, en beleidsdiagnose [35](#page=35).
* De Proceed fase omvat de implementatie en evaluatie van geplande interventies (proces, effect, uitkomst evaluatie) [35](#page=35).
* De Health Action Process Approach (HAPA) onderscheidt twee hoofdfasen: het bepalen van doelen/intentie/motivatie en het concreet ondersteunen bij gedragsverandering [36](#page=36).
* Intentie/motivatie correleert niet altijd sterk met effectieve gedragsverandering [36](#page=36).
### Key concepts
* **Precede-Procede Model:**
* **Predispositionele factoren:** Kennis, attitudes, overtuigingen, zelfeffectiviteit [35](#page=35).
* **Faciliterende factoren:** Omgevingsfactoren die gedragsverandering ondersteunen (bv. hulpbronnen) [35](#page=35).
* **Versterkende factoren:** Beloning of bekrachtiging van gewenst gedrag (bv. sociale steun) [35](#page=35).
* **HAPA-model fasen:**
* **Motivatiefase:** Formuleren van intentie tot gedragsverandering [33](#page=33).
* **Volitiefase:** Bewust plannen om intentie om te zetten in handelen, met gedetailleerde implementatie-intenties [33](#page=33).
* **Zelfeffectiviteit:** Geloof in eigen kunnen om initiatief te nemen, om te gaan met moeilijkheden en te herstellen na terugval [33](#page=33).
### Implications
* Interventies moeten worden afgestemd op de specifieke fase van gedragsverandering waarin iemand zich bevindt [36](#page=36).
* Factoren zoals zelfeffectiviteit, resultaatverwachting en percepties van bedreiging beïnvloeden de motiverende fase [33](#page=33).
* Voor complexe gedragsveranderingen met veel barrières is de volitiefase en gedetailleerde implementatie-intenties cruciaal [33](#page=33).
* De effectiviteit van interventies is wisselvallig en vereist zorgvuldige evaluatie [35](#page=35).
### Common pitfalls
* Beperkte aandacht voor sociale invloeden in sommige modellen (bv. HAPA) [33](#page=33).
* Beperkte aandacht voor onbewuste of niet-bewuste processen in sommige modellen (bv. HAPA) [33](#page=33).
* Gedragsverandering is moeilijk te meten, vooral de lange-termijn effecten op gezondheid [35](#page=35).
---
# Methoden voor het veranderen van gedrag op omgevings- en individueel niveau
### Kernideeën
* Gedragsverandering verloopt in fases, met specifieke interventies per fase [36](#page=36).
* Interventies kunnen worden opgedeeld in populatieniveau (motiveren) en individueel niveau (veranderen) [36](#page=36).
* Het aanpassen van de omgeving kan gedrag veranderen zonder bewuste attitudeverandering [40](#page=40).
* Observationeel leren via rolmodellen is een methode voor gedragsverandering [41](#page=41).
### Populatieniveau: Motiveren tot verandering
#### Informatieverstrekking
* Directe impact van informatiecampagnes is vaak beperkt, behalve bij nieuwe informatie of als onderdeel van multimodale interventies [37](#page=37).
* Informatieve boodschappen kunnen gericht zijn op resultaatverwachting, persoonlijke relevantie, positieve attitude, zelfeffectiviteit, descriptieve normen, subjectieve normen, en persoonlijke/morele normen [37](#page=37).
* Targeted campagnes zijn effectiever dan algemene campagnes [40](#page=40).
#### Elaboration-likelihood model
* Onderscheidt twee routes van informatieverwerking: de centrale (rationele) en de perifere (indirecte) route [38](#page=38).
* Centrale route is effectief bij motivatie, gelegenheid en capaciteit voor verwerking [38](#page=38).
* Perifere cues (bv. aantrekkelijkheid bron) kunnen beïnvloeden wanneer de centrale route niet aanwezig is [38](#page=38).
#### Angst en framing
* Angstboodschappen zijn populair maar relatief ineffectief; ze kunnen leiden tot angstbeheersing (vermijding) in plaats van gevaarbeheersing [38](#page=38).
* Effectieve angstboodschappen moeten gecombineerd worden met een boodschap om de gevreesde uitkomst te vermijden [39](#page=39).
* Framing benadrukt de gevolgen van (niet)handelen [39](#page=39).
* Positieve (winst) framing en negatieve (verlies) framing bestaan; positieve framing is sterker gerelateerd aan gedragsverandering [39](#page=39).
#### Afstemmen op doelgroep
* Generieke boodschappen zijn vaak niet relevant of afgestemd op specifieke groepen [39](#page=39).
* Informatie moet worden afgestemd op demografische, psychologische kenmerken en relevante cues/boodschappers [39](#page=39).
### Veranderen van gedrag op omgevingsniveau
#### Omgeving structureren (Nudging)
* Omgevingsfactoren aanpassen om gedrag te stimuleren zonder bewuste attitudeverandering [40](#page=40).
* Kosten/barrières van gezond gedrag minimaliseren, en van ongezond gedrag maximaliseren [40](#page=40).
* Nudges spelen in op gedrag, zijn eenvoudig, vereisen geen bewuste afweging, behouden keuzevrijheid, en hebben geen externe beloning/regulering nodig [40](#page=40).
* Negatieve cues uit de omgeving, zoals reclame voor ongezond gedrag, kunnen aanzetten tot ongezond gedrag [41](#page=41).
#### Verandering modelleren (Observationeel leren)
* Attitudes, zelfeffectiviteit of vaardigheden aanleren via observatie van anderen [41](#page=41).
* Drie basismodellen: levend, symbolisch, en verbaal instructie [41](#page=41).
* Effectiviteit vereist aandacht, retentie, reproductie en beloning [41](#page=41).
#### Bekendheid geven aan gedragsverandering
* Gebruikmaken van bepalende individuen of groepen gebaseerd op de diffusie van innovatie theorie [42](#page=42).
* Identificeren en betrekken van "early adopters" bij interventies [42](#page=42).
### Gedragsverandering op individueel niveau
#### Motiverende gespreksvoering
---
# het detecteren en interpreteren van ziekte-signalen
### Kernidee
* Ziekte wordt opgemerkt door veranderingen in lichamelijke of geestelijke signalen en functies [53](#page=53).
* Deze signalen kunnen objectieve indicatoren zijn, maar de interpretatie als ziekte is subjectief [53](#page=53).
* Detectie en interpretatie worden beïnvloed door zowel bottom-up (signaalsterkte) als top-down (aandacht, verwachtingen) processen [53](#page=53) [54](#page=54).
### Belangrijke feiten
* 70-80% van de mensen nemen lichamelijke signalen waar, maar beschouwen zichzelf niet direct als ziek [53](#page=53).
* Lichamelijke signalen moeten concurreren met andere zintuiglijke informatie (competition of cues) [53](#page=53) [54](#page=54).
* Afleiding kan een nuttige vorm van symptoombestrijding zijn [53](#page=53) [54](#page=54).
* 30-50% van de symptomen in de eerstelijnszorg zijn somatisch onverklaarbaar [55](#page=55).
* Ziekteangststoornis (hypochondrie) kenmerkt zich door preoccupatie met ziekte, lichte of afwezige klachten, hoge angst en excessief gezondheidsgedrag [54](#page=54).
### Belangrijke concepten
* **Competition of cues:** Lichamelijke signalen concurreren met andere zintuiglijke informatie voor aandacht [53](#page=53) [54](#page=54).
* **Bottom-up invloeden:** Signalen die door hun intensiteit (langdurig, nieuw, pijnlijk) meer aandacht trekken [54](#page=54).
* **Top-down invloeden:** Factoren zoals bestaande ziekte, beschikbaarheidsbias, confirmation bias, persoonlijkheid, comorbiditeit en gendersocialisatie vergroten de kans op detectie en perceptie van symptomen [54](#page=54).
* **Ziektepercepties:** 'Gezond verstand' aannames en overtuigingen over de betekenis en gevolgen van symptomen, gevormd door ervaring en socialisatie [55](#page=55).
* **Ziekteprototypen:** Cognitieve schema's met prototypische verwachtingen en overtuigingen rond een bepaalde ziekte [55](#page=55).
* **Ziekterepresentaties:** Impliciete overtuigingen van een patiënt over zijn/haar eigen ziekte, ontstaan na het ervaren van een symptoom of krijgen van een diagnose [56](#page=56).
* **Causale attributies:** Waar iemand de 'oorzaak' van symptomen of ziekte lokaliseert [58](#page=58).
* **Sociale identiteit:** De beleving van tot een sociale groep te behoren, met bijbehorende subjectieve normen die symptoominterpretatie kunnen beïnvloeden [58](#page=58).
### Implicaties
* Ziektepercepties bepalen de interpretatie van ziekte-ernst en de bereidheid om hulp te zoeken [55](#page=55).
* Ziekteprototypen zijn een belangrijke voorspeller voor ziekte-interpretatie en uitstel van medische hulp [55](#page=55).
* Ziekterepresentaties zijn voorspellend voor het zoeken naar medische behandeling, zelfverzorgend gedrag, invaliditeit, angst, depressie en levenskwaliteit [57](#page=57).
* Ervaren controle over de gezondheid leidt tot meer adaptieve uitkomsten [58](#page=58).
* Causale attributies bepalen copinggedrag en kunnen leiden tot self-preservation bias [58](#page=58).
### Veelvoorkomende valkuilen
* Het onderschatten of minimaliseren van onverklaarde lichamelijke symptomen die echt lijden veroorzaken [55](#page=55).
* Opletten voor dualisme bij onverklaarde lichamelijke symptomen; niet elke onverklaarde klacht is direct psychologisch [55](#page=55).
* Self-preservation bias kan leiden tot minder adaptief gezondheidsgedrag [58](#page=58).
---
# Het medisch consult en communicatie
### Kernidee
* Een medisch consult is een interactie waarin artsen en patiënten informatie uitwisselen om diagnostische en therapeutische beslissingen te ondersteunen [60](#page=60).
* Communicatievaardigheden zijn cruciaal voor de kwaliteit van het consult en patiënttevredenheid [62](#page=62).
* Verschuivingen in de machtsverhouding en patiëntgerichte benaderingen beïnvloeden de consultvoering [60](#page=60) [61](#page=61).
### Kernfeiten
* Ziektegedrag omvat medische hulp inroepen, zelfmedicatie, rusten, steun zoeken, en symptomen negeren [59](#page=59).
* Uitstelgedrag (van hulp zoeken) is sterk gerelateerd aan morbiditeit en mortaliteit [59](#page=59).
* Uitstelgedrag kent 3 fasen: beoordelings-, ziekte-, en handelingsuitstel [59](#page=59).
* Redenen voor uitstelgedrag zijn divers, zoals onderschatting van ernst, angst, of financiële zorgen [59](#page=59).
* Mensen zoeken hulp omdat ze symptomen ernstig achten, erger voorkomen, of informatie wensen [60](#page=60).
* Een consult heeft 5 fasen: werkrelatie, reden consult, onderzoek, bespreking aandoening, en vervolg [60](#page=60).
* Kenmerken van een effectief consult zijn kennis, relatieopbouw, probleemidentificatie, patiëntinzicht, tijdsefficiëntie, en besluitvorming [60](#page=60) [62](#page=62).
* De samenwerking tussen patiënt en zorgverlener kan ondermijnd worden door verschillende doelstellingen [62](#page=62).
### Kernconcepten
* **Macht tijdens het consult**: Verhouding tussen zorgverlener centraal en patiënt centraal, evoluerend naar gezamenlijke besluitvorming [60](#page=60) [61](#page=61).
* **Paternalisme**: Zorgverlener neemt beslissingen, patiënt accepteert passief [60](#page=60).
* **Consumentisme**: Patiënt accepteert geen beslissingen meer en neemt deel als consument [60](#page=60).
* **Gezamenlijke besluitvorming**: Patiënt en zorgverlener beslissen samen, vereist 3 stappen (keuze, opties, beslissing) [61](#page=61).
* **Patiëntgerichte benaderingen**: Gericht op patiënttevredenheid, vertrouwen, zelfzorg, en welbevinden [61](#page=61).
* **Health Locus of Control**: De overtuiging van waar de controle over een toestand ligt (intern, extern, of bij gezaghebbende anderen) [61](#page=61).
* **Communicatievaardigheden**: Reflectie en spiegelen zijn belangrijk om empathie te tonen en informatie te ontlokken [62](#page=62).
### Implicaties
* Uitstelgedrag kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid [59](#page=59).
* Patiëntgerichte benaderingen leiden tot hogere tevredenheid, ondanks vergelijkbare medische uitkomsten [61](#page=61).
* Er bestaat een perceptiekloof tussen artsen en patiënten over de mate van patiëntgerichtheid [61](#page=61).
* Communicatievaardigheden van de zorgverlener zijn essentieel voor patiënttevredenheid en informatie-uitwisseling [62](#page=62).
* Taalgebruik, inclusief jargon en framing, beïnvloedt begrip en attitudes van de patiënt [63](#page=63).
* Culturele en taalverschillen kunnen de effectiviteit van het consult en de diagnose beïnvloeden [63](#page=63).
### Mogelijke valkuilen
* Artsen die jargon gebruiken of informatie niet duidelijk overbrengen, belemmeren de patiënt [63](#page=63).
---
# Communicatie en therapietrouw in de zorg
### Slechtnieuwsgesprek
* Een slechtnieuwsgesprek is een interactie tussen een zorgverlener en een patiënt (en/of naasten) om slecht nieuws te delen, zoals een ernstige diagnose of slechte prognose [65](#page=65).
* Dit type gesprek is stressvol voor zowel de patiënt als de zorgverlener [65](#page=65).
* Historisch werd de kans op overlijden vaak niet direct aan de patiënt verteld, maar aan familieleden, wat ethisch belastend was [65](#page=65).
* Huidige opvatting is dat patiënten recht hebben op informatie over hun eigen prognose [65](#page=65).
* De manier waarop slecht nieuws wordt gebracht, is cruciaal voor het welzijn van de patiënt [65](#page=65).
### SPIKES-model slechtnieuwsgesprek
* **Voorbereiding:** Mentale oefening van het gesprek en voorbereiden van de fysieke setting (privacy, naasten betrekken, zitten, contact maken, regie over tijd) [65](#page=65).
* **Perceptie van patiënt:** Evalueren van het inzicht van de patiënt in de situatie en eventuele onrealistische verwachtingen [65](#page=65).
* **Uitnodiging patiënt:** Nagaan hoeveel de patiënt wil weten en toestemming verkrijgen voor het delen van informatie [65](#page=65).
* **Informatie verstrekken:** Slecht nieuws delen met verbale waarschuwingssignalen, vermijden van jargon, informatie in kleine porties geven en controleren op begrip [66](#page=66).
* **Omgaan met emoties:** Observeren, identificeren, achterhalen en erkennen van de emoties van de patiënt met empathische reacties en eventueel fysieke troost [66](#page=66).
* **Strategie en samenvatting:** Controleren van begrip en bespreken van een duidelijk behandelplan, indien mogelijk via gedeelde besluitvorming [66](#page=66).
### Therapietrouw
* Therapietrouw is het uitvoeren van therapeutische handelingen in overeenstemming met medische adviezen van de zorgverlener [66](#page=66).
* Het is een belangrijke voorspeller voor het succes van medische interventies [66](#page=66).
* Twee groepen: innemen van medicatie volgens voorschrift en doorvoeren van gedrags- of leefstijlveranderingen [66](#page=66).
* De WHO schat dat de helft van de medicatie voor chronische ziekten niet volgens voorschrift wordt ingenomen [66](#page=66).
### Benaderingen van therapietrouw
* **Compliantie:** Het rechtstreeks opvolgen van adviezen door de patiënt, vanuit een biomedisch en paternalistisch perspectief [66](#page=66).
* **Adherentie:** Het opvolgen van adviezen vanuit een gelijkwaardige relatie, rekening houdend met individuele en omgevingsfactoren [66](#page=66).
* **Concordantie:** Een gezamenlijk bereikte overeenkomst na volledige informatie over voor- en nadelen, gebaseerd op gezamenlijke besluitvorming [66](#page=66).
### Redenen suboptimaal gebruik medicatie
* **Behandelingsfactoren:** Misverstanden, complexiteit, angst voor bijwerkingen, onduidelijk voordeel, slechte patiënt-zorgverlener relatie [67](#page=67).
* **Psychologische factoren:** Depressie/angst, emotioneel gerichte coping, overtuigingen rond medicijngebruik [67](#page=67).
* **Sociale factoren:** Opleidingsniveau, werkloosheid, sociale steun, ziekteovertuigingen van ouders [67](#page=67).
### Maximaliseren medicatiegebruik (Ley's model)
* **Inzicht:** Patiënt moet de ziekte, symptomen en medicatie begrijpen [67](#page=67).
* **Onthouden:** Patiënt moet de informatie kunnen onthouden; 40-80% van consultinformatie wordt op korte termijn vergeten [67](#page=67).
* Therapietrouw is groter bij gezamenlijke besluitvorming (concordantie) [67](#page=67).
* Vermijd louter biomedische aanpak en besteed aandacht aan sociale en emotionele problemen [67](#page=67).
### Medicatie blijven nemen
### Doorvoeren gedrags-/leefstijlveranderingen
---
# Aanpassing aan ziekte en welzijn
### Kernidee
* Aanpassing aan ziekte vereist zowel fysieke als psychologische en sociale aanpassing [69](#page=69).
* Verschillende modellen bieden perspectieven op hoe individuen zich aanpassen aan ziekte [69](#page=69).
### Leventhal's zelfregulatiemodel
* Dit model, eerder behandeld, is ook van toepassing op aanpassing aan ziekte en consultatie [69](#page=69).
* Het model benadrukt de processen die plaatsvinden bij aanpassing [69](#page=69).
### Biopsychosociaal aanpassingsmodel (Taylor)
* Focus op de impact van emoties en cognities op sociaal functioneren en dagelijkse activiteiten [69](#page=69).
* Drie essentiële taken bij aanpassing:
* Zoeken naar betekenis in de ziekte-ervaring [69](#page=69).
* Verkrijgen van controle over de ervaring (bv. door therapie trouw) [69](#page=69).
* Herstellen van het eigen zelfvertrouwen [69](#page=69).
### Gefaseerde ziekterespons modellen
* **Morse & Johnson:**
* Fase 1: Onzekerheid over symptomen [69](#page=69).
* Fase 2: Ontwrichting met crisis en afhankelijkheid van zorg [69](#page=69).
* Fase 3: Streven naar herstel door actieve coping [69](#page=69).
* Fase 4: Herstel van welzijn door acceptatie [69](#page=69).
* **Kübler-Ross (5 fasen rouwverwerking):**
* Fase 1: Ontkenning [69](#page=69).
* Fase 2: Woede [69](#page=69).
* Fase 3: Onderhandeling [70](#page=70).
* Fase 4: Depressie [70](#page=70).
* Fase 5: Aanvaarding [70](#page=70).
### Bedenkingen bij gefaseerde modellen
* Fasen worden niet altijd doorlopen of in vaste volgorde [70](#page=70).
* Individuen kunnen wisselen tussen fasen [70](#page=70).
* Niet iedereen bereikt acceptatie [70](#page=70).
* Modellen kunnen patiënten stigmatiseren en vereisen op maat gesneden zorg [70](#page=70).
### Stress en gezondheid
* **Directe route:** Stress beïnvloedt het immuunsysteem, verhoogt risico op hart- en vaatziekten en sommige kankers [71](#page=71).
### Benaderingen van stress
### Coping
### Stress-gerelateerde aandoeningen
### Sociale steun
### Stressmanagement
---
## Aanleren ontspanningsvaardigheden
### Fasen van aanleren
* Drie fasen: aanleren elementaire vaardigheden, registreren van spanning, toepassen in stressvolle situaties [83](#page=83).
* Fase 1: Oefenen onder begeleiding en thuis met audio-opnames [83](#page=83).
* Fase 2: Zelfstandig identificeren van spanningsmomenten, oorzaken, gedachten, emoties en gedrag via spanningsdagboek [83](#page=83).
* Fase 3: Integreren van ontspanningsoefeningen in het dagelijks leven [83](#page=83).
### Spanningsdagboek
* Bevraagt momenten van spanning, ontspanning, gedrag en gedachten [83](#page=83).
## Cognitieve interventies
### Zelfspraak
* Vervangen van stressvolle gedachten door vooraf gerepeteerde, stressreducerende gedachten [83](#page=83).
* Functies: geruststelling en geheugensteuntjes voor coping [83](#page=83).
### Cognitieve herstructurering
* Complexe interventies om irrationele gedachten te identificeren en veranderen [84](#page=84).
* Onderscheidt oppervlakte cognities (directe gedachten) en dieperliggende schema's (kerncognities) [84](#page=84).
* Behandelt automatische negatieve overtuigingen als hypothesen die onderzocht moeten worden [84](#page=84).
* Gebruikt technieken zoals socratische dialoog en huiswerkopdrachten [84](#page=84).
* Wordt bij voorkeur binnen een therapeutische setting geleid [84](#page=84).
## Gedrag trainen
* Aanleren van gedrag om de impact van stress te beperken [84](#page=84).
* Kan variëren van eenvoudige tot complexe gedragsveranderingen [84](#page=84).
* Inoefenen via rollenspel en evaluatie van effectiviteit in de praktijk [84](#page=84).
## Stressinoculatietraining
* Evidence-based methode voor stress- en angstgerelateerde aandoeningen [84](#page=84).
* Gebaseerd op het principe van inoculatie (blootstelling aan kleine doses stress) [84](#page=84).
* Verloopt in drie fasen: educatiefase, acquisitie- en oefenfase, en applicatiefase [85](#page=85).
* Fase 2 omvat cognitieve herstructurering en aanleren van copingvaardigheden [85](#page=85).
* Fase 3 omvat toepassing van vaardigheden in de praktijk met graduele blootstelling [85](#page=85).
## Graded exposure
* Blootstelling aan stelselmatig toenemende stressvolle ervaringen [85](#page=85).
* Opgebouwd op basis van subjectieve stresservaring (schaal 0-100) [85](#page=85).
## e generatie cognitief-gedragsmatige therapieën
* Aanname: niet-helpende gedachten zijn deel van menselijke ervaring en moeilijk te veranderen [85](#page=85).
* Focus op acceptatie van onaangename ervaringen en doelgerichte actie [85](#page=85).
* Sterk verbonden met mindfulness [85](#page=85).
### Mindfulness-based stress reductie (MBSR)
### Acceptatie en commitment therapie (ACT)
## Oorzaken van stress aanpakken
### Fundamentele beperkingen van stressmanagementtraining
### Oorzaken van stress veranderen binnen bedrijven
### Stress minimaliseren in ziekenhuisomgeving
---
# De fysiologische reactie van het lichaam op stress
### Kernidee
* Stress wordt gedefinieerd als de niet-specifieke respons van het organisme op vereisten uit de omgeving [73](#page=73).
* De focus ligt op biologische en fysiologische processen die de invloed van stress op het lichaam en mogelijke ziekten verklaren [73](#page=73).
### Belangrijke feiten
* Het autonome zenuwstelsel, specifiek het sympathische zenuwstelsel, wordt geactiveerd tijdens stress [73](#page=73).
* Activatie van het sympathisch zenuwstelsel leidt tot verhoogde 'arousal' en de 'fight-or-flight' reactie [73](#page=73).
* Het sympathisch-adrenomedullaire (SAM) systeem geeft catecholamines, adrenaline en noradrenaline af [73](#page=73).
* Het hypothalamus-hypofyse-bijnier (HPA) systeem zorgt voor een langer durende stressreactie door afgifte van glucocorticoïden, zoals cortisol [73](#page=73).
* Cortisol dient als energiebron door glucose- en vetopname te remmen, en onderdrukt het immuunsysteem door ontstekingsreacties te remmen [73](#page=73).
* Allostase is het regulerende vermogen van het lichaam om terug te keren naar homeostase na aanpassing aan omgevingsvereisten [74](#page=74).
* Allostatic load ontstaat wanneer fysiologische systemen overbelast raken door herhaalde of chronische stress, wat terugkeer naar homeostase bemoeilijkt [74](#page=74).
* De fysiologische stressreactie zelf, niet de stressor, veroorzaakt ziekte [74](#page=74).
### Belangrijke concepten
* **Somatisch zenuwstelsel**: Controleerbare lichaamsfuncties [73](#page=73).
* **Autonoom zenuwstelsel**: Automatische lichaamsfuncties [73](#page=73).
* **Parasympatisch zenuwstelsel**: Verantwoordelijk voor 'rest & digest' en werkt tegengesteld aan het sympathisch zenuwstelsel [73](#page=73).
* **Algemeen aanpassingssyndroom (Selye)**: Een model dat de reactie op stress in fasen beschrijft (alarm, weerstand, uitputting) [74](#page=74).
* **Acute vs. Chronische stress**: De duur van de fysiologische reactie bepaalt of deze gunstig of ongunstig is [74](#page=74).
### Implicaties
* Langdurig verhoogde cortisolwaarden worden geassocieerd met onderdrukking van het immuunsysteem, verhoogde bloeddruk, en hartritmestoornissen [74](#page=74).
* Langdurige afgifte van adrenaline en noradrenaline kan leiden tot onderdrukking van cellulaire immuniteit, trombosevorming en slaapproblemen [74](#page=74).
* De focus op stress als fysiologische reactie verklaart de directe relatie tussen stress en gezondheid, maar niet de indirecte [74](#page=74).
* Deze benadering negeert individuele verschillen in reactie op stressoren [74](#page=74).
* De niet-specifieke respons kan de verschillende belevingen van diverse stressoren niet volledig verklaren [74](#page=74).
### Veelvoorkomende valkuilen
* Niet-specifieke respons: de reactie is altijd hetzelfde ongeacht de stressor [73](#page=73).
* Individuele verschillen in reactie worden niet meegenomen [74](#page=74).
---
# Stress-gerelateerde aandoeningen en sociale steun
### Stressoren en aandoeningen
* **Posttraumatische stressstoornis (PTSS):** Reactie op traumatische gebeurtenis die ernstige bedreiging inhoudt voor fysieke integriteit en leven [77](#page=77).
* Type I: Eenmalige, acute, onverwachte en kortdurende gebeurtenissen [78](#page=78).
* Type II: Herhaalde traumatisering [78](#page=78).
* Symptomen: Herbeleving, vermijding van trauma-gerelateerde stimuli, langdurige spanning [78](#page=78).
* **Burnout:** Toestand van mentale en fysieke uitputting door chronische stress, gerelateerd aan de laatste fase van Selye's algemene aanpassingssyndroom [78](#page=78).
* Kern symptomen: Uitputting, depersonalisatie/cynisme, verminderde persoonlijke prestaties [78](#page=78).
* **Job demands-resources model:** Identificeert werkgerelateerde stressoren (bv. hoge werkdruk, lage autonomie) en persoonlijke/werkgerelateerde bronnen (bv. optimisme, sociale steun) [78](#page=78).
### Sociale steun
* Sterke sociale netwerken correleren met minder stress, betere gezondheid en een langer leven [79](#page=79).
* Subjectief ervaren steun is een sterkere voorspeller voor gezondheid dan werkelijk ontvangen steun [79](#page=79).
* Sociale isolatie en eenzaamheid zijn risicofactoren voor negatieve gezondheidsuitkomsten [79](#page=79).
* **Soorten sociale steun:**
* Emotionele steun (empathie, affectie) [79](#page=79).
* Ondersteuning door respect (aanmoediging, bekrachtiging) [79](#page=79).
* Tastbare/instrumentele steun (financiële, materiële hulp) [79](#page=79).
* Informatieve ondersteuning (advies, feedback) [79](#page=79).
* Netwerkondersteuning (integratie in sociale groep) [79](#page=79).
* **Relatie met gezondheid:**
* Directe effecten hypothese: Sociale steun is altijd gunstig [79](#page=79).
* Bufferingshypothese: Sociale steun beschermt tegen negatieve effecten van stress [79](#page=79).
### Stressmanagementtraining (2e generatie CGT)
* **Kern aanname:** Irrationele of foutieve gedachten liggen aan de basis van stress en negatieve emoties [80](#page=80).
* **Irrationele gedachten/denkfouten:**
* Catastrofaal denken: Gebeurtenis als volledig negatief beschouwen [80](#page=80).
* Overmatig generaliseren: Conclusie trekken op basis van één incident [80](#page=80).
* Arbitraire inferentie: Conclusie trekken zonder bewijs [80](#page=80).
* Selectieve abstractie: Concentreren op één detail buiten context [80](#page=80).
### Stressmanagementtraining (3e generatie CGT)
### Oorzaken van stress aanpakken
### Pijn
---
## Stress-gerelateerde aandoeningen en sociale steun (deel 2)
### Psychosociale invloeden op pijn
* Psychologische en sociale factoren beïnvloeden pijnbeleving, wat buiten louter biologische modellen valt [93](#page=93).
* Deze factoren omvatten stemming, aandacht, cognitie en de sociale context [93](#page=93).
### Stemming en pijn
* Chronische pijn en stemmingsstoornissen (angst, depressie) zijn sterk gerelateerd, met een complexe wederkerige relatie [94](#page=94).
* Stress en beperkingen door pijn kunnen depressie veroorzaken [94](#page=94).
* Depressieve personen concentreren zich sneller op lichamelijke signalen en interpreteren deze als pijnlijk [94](#page=94).
* Experimenteel onderzoek toont aan dat depressieve mensen gelijke prikkels als pijnlijker ervaren en minder tolereren [94](#page=94).
* Kortdurende stemmingsverandering heeft een directe invloed op de pijnbeleving [94](#page=94).
### Aandacht en pijn
* Stemming beïnvloedt de aandacht die aan pijn besteed wordt [94](#page=94).
* Concentratie op pijn verhoogt de impact; focus op andere zaken vermindert deze [94](#page=94).
* Aandachtsbias (overgevoeligheid voor pijn) kan leiden tot chronische pijn zonder duidelijke oorzaak [94](#page=94).
### Cognitie en pijn
* Gedachten over de aard en gevolgen van pijn beïnvloeden de pijnbeleving [94](#page=94).
* Attributies over de oorzaak van pijn (bv. levensbedreigende ziekte vs. onschuldige ziekte) verhogen de intensiteit [94](#page=94).
* Hoge zelfeffectiviteit in pijnverdraging leidt tot minder functionele beperkingen [94](#page=94).
* Geloof in de mogelijkheid om pijn te beheersen beïnvloedt de bereidheid tot pijninterventies [94](#page=94).
### Placebo- en nocebo-effect
* Het placebo-effect toont de invloed van cognities op pijnbeleving [94](#page=94).
* Een placebo is een voorgeschreven behandeling zonder werkzaam effect, waarbij de patiënt positief reageert door geloof [94](#page=94).
* 7% tot 50% van patiënten rapporteert minder pijn na een placebo, met variatie door factoren zoals toediening en kleur [95](#page=95).
* Placebo-effecten hebben ook fysiologische effecten, niet enkel subjectieve [95](#page=95).
* Het nocebo-effect treedt op wanneer negatieve verwachtingen over een behandeling voor meer pijn zorgen [95](#page=95).
### Socio-communicatie bij pijn
* Communicatie over pijn kan pijn sociaal maken en voordelen hebben [95](#page=95).
* Pijncommunicatie kan verbaal, non-verbaal, opzettelijk of incidenteel zijn [95](#page=95).
* Mensen zijn goed getraind in het uiten en begrijpen van pijn [95](#page=95).
* Primaire winst: uitingen van pijn leiden tot afname van een aversieve stimulus (bv. overnemen van een taak) [95](#page=95).
* Secundaire winst: pijn heeft positieve gevolgen (bv. sympathie, zorg) [95](#page=95).
* Tertiaire winst: plezier of voldoening die anderen ervaren bij het bijstaan van de patiënt [95](#page=95).
### Poortcontroletheorie
### Meten van pijn
### Omgaan met pijn
### Internationale en lokale gezondheidsverschillen
### Sociaaleconomische status (SES) en gezondheid
### Stress en omgevingsfactoren bij lagere SES
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gedragsmodellen | Theoretische kaders die proberen te verklaren waarom bepaald gedrag niet wordt vertoond en welke interventies mogelijk zijn om dit gedrag te bevorderen. |
| Proximale invloeden | Specifieke opvattingen en attitudes die direct invloed hebben op het gezondheidsgedrag van een persoon. Deze factoren bevinden zich dicht bij het individu. |
| Distale invloeden | Externe, stabiele factoren die indirect op gedrag inwerken door andere, meer proximale factoren te beïnvloeden. Deze factoren bevinden zich buiten het individu. |
| Mediërende variabele | Een variabele die de relatie tussen twee andere variabelen kan verklaren door een tussenliggend mechanisme aan te tonen. |
| Modererende variabele | Een variabele die de omstandigheden bepaalt waaronder een relatie tussen twee andere variabelen wel of niet bestaat. |
| Sociaal-economische status (SES) | Een distale factor die invloed kan hebben op de perceptie van gezondheid en daarmee op gezondheidsgedrag, vaak via mediërende variabelen. |
| Locus of Control (LoC) | De mate waarin iemand de verantwoordelijkheid voor gebeurtenissen toeschrijft aan zichzelf (intern) of aan externe factoren (extern). |
| Health Locus of Control (HLOC) | Specifieke dimensies van Locus of Control gericht op gezondheid, onderverdeeld in intern, extern/toeval en gezaghebbende andere. |
| Zelfbeschikkingstheorie (Zelfdeterminatietheorie) | Een theorie die de motivatie voor gedrag verklaart vanuit intrinsieke (persoonlijke bevrediging) en extrinsieke (externe beloningen/straffen) bronnen. |
| Intrinsieke motivatie | Motivatie die voortkomt uit inherente persoonlijke bevrediging, plezier of persoonlijke voldoening, zoals autonomie, competentie en verbondenheid. |
| Extrinsieke motivatie | Motivatie die voortkomt uit extern gesitueerde straffen of beloningen, of omdat het gedrag verwacht wordt door de omgeving. |
| Sociale invloeden | De effecten van blootstelling aan en observatie van het gedrag en de ervaringen van anderen, inclusief de invloed van ouders, peers en sociale normen. |
| Motivatiefase | De fase waarin een intentie tot gedragsverandering wordt geformuleerd, mede bepaald door zelfeffectiviteit, resultaatverwachting en percepties omtrent de ernst van een bedreiging. |
| Volitiefase | De fase die gericht is op de instandhouding van gedrag en het proces van bewuste planning om een intentie om te zetten in handelen, met name belangrijk voor complexe gedragsveranderingen en het formuleren van gedetailleerde implementatie-intenties. |
| Zelfeffectiviteit | Het geloof in het eigen kunnen om een bepaald gedrag te initiëren, om te gaan met moeilijke momenten tijdens de gedragsverandering, en te herstellen na een terugval. |
| Implementatie-intenties | Gedetailleerde plannen die specificeren wat, waar, wanneer en hoe een intentie tot gedragsverandering zal worden omgezet in actie, cruciaal voor de volitiefase. |
| Precede-proceed model | Een model dat de planning van interventies voor gedragsverandering structureert, waarbij de "Precede"-fase zich richt op het identificeren van gedragsinvloeden en de "Proceed"-fase op de implementatie en evaluatie van de interventie. |
| Predispositionele factoren | Factoren die gedragsverandering beïnvloeden, zoals kennis, attitudes, overtuigingen en zelfeffectiviteit met betrekking tot het te veranderen gedrag. |
| Faciliterende factoren | Omgevingsfactoren die gedragsverandering kunnen ondersteunen, bijvoorbeeld de beschikbaarheid van hulpbronnen. |
| Versterkende factoren | Elementen die een gewenste gedragsverandering belonen of bekrachtigen, zoals sociale steun, economische beloningen of sociale normen. |
| Epidemiologische diagnose | Een diagnose binnen het Precede-proceed model die zich richt op het identificeren van biopsychosociale risicofactoren die statistisch gerelateerd zijn aan gezondheidsproblemen. |
| Educatieve/ecologische diagnose | Een diagnose binnen het Precede-proceed model die onderzoekt of risicofactoren beïnvloedbaar zijn door gedragsverandering en hoe deze gedragsverandering mogelijk gemaakt kan worden. |
| Proces evaluatie | Een evaluatie binnen de "Proceed"-fase van het Precede-proceed model die nagaat hoe een interventie werd ervaren en of deze deed wat het beoogde, vanuit het perspectief van de deelnemers. |
| Effect evaluatie | Een evaluatie binnen de "Proceed"-fase van het Precede-proceed model die onderzoekt welk effect een interventie had op het specifieke doelgedrag of de beoogde uitkomsten. |
| Slechtnieuwsgesprek | Een gesprek tussen een zorgverlener en een patiënt (en/of diens naasten) waarin slecht nieuws wordt overgebracht, zoals een ernstige diagnose of een slechte prognose. Dit type gesprek is zeer stressvol voor zowel de patiënt als de zorgverlener. |
| SPIKES-model | Een gestructureerd model voor het voeren van slechtnieuwsgesprekken, bestaande uit zes stappen: voorbereiden van het gesprek, evalueren van de perceptie van de patiënt, verkrijgen van een uitnodiging van de patiënt, verstrekken van kennis en informatie, omgaan met de emoties van de patiënt, en het bespreken van de strategie en samenvatting. |
| Therapietrouw | Het uitvoeren van therapeutische handelingen in overeenstemming met de medische adviezen van de zorgverlener. Dit is een belangrijke voorspeller voor het succes van medische interventies en omvat zowel het correct innemen van medicatie als het doorvoeren van gedrags- of leefstijlveranderingen. |
| Compliantie | De meest traditionele benadering van therapietrouw, waarbij de patiënt de adviezen van de zorgverlener rechtstreeks opvolgt vanuit een biomedisch en paternalistisch perspectief, waarbij de arts als de deskundige wordt beschouwd die de beste beslissingen neemt. |
| Adherentie | Een benadering van therapietrouw die voortkomt uit een meer gelijkwaardige relatie tussen patiënt en zorgverlener, waarbij rekening wordt gehouden met individuele of omgevingsfactoren en de wensen en gedachten van de patiënt worden meegenomen in het proces. |
| Concordantie | Een gezamenlijk bereikte overeenkomst over therapietrouw, nadat de patiënt volledig is geïnformeerd over de voor- en nadelen van bepaald gedrag. Dit model benadrukt gezamenlijke besluitvorming, waarbij de patiënt actief betrokken is bij het maken van keuzes. |
| Ley’s model therapietrouw | Een model dat zich richt op het maximaliseren van therapietrouw door inzicht, informatie en het vermogen om informatie te onthouden bij de patiënt te bevorderen. Het model stelt dat therapietrouw groter is bij gezamenlijke besluitvorming en aandacht voor sociale en emotionele problemen. |
| Coping implementatie intenties | Specifieke plannen die worden opgesteld om patiënten te helpen omgaan met of te vermijden van risicovolle situaties die therapietrouw kunnen belemmeren. Dit omvat het anticiperen op mogelijke obstakels en het bedenken van concrete strategieën om deze te overwinnen. |
| Stressoren | Externe potentieel stressvolle gebeurtenissen of stimuli die een reactie van het organisme uitlokken. Dit kunnen catastrofale gebeurtenissen, belangrijke levensgebeurtenissen of dagelijkse bekommernissen zijn. |
| Life event scales | Meetinstrumenten, vaak in de vorm van een checklist, die worden gebruikt om belangrijke levensgebeurtenissen of stressoren te kwantificeren. Ze geven een overzicht van het cumulatieve aantal ervaren gebeurtenissen over een bepaalde periode. |
| Stress sensitisatie hypothese | Een hypothese die een lineaire relatie beschrijft tussen het aantal ervaren stressoren en de kans op mentale en fysieke gezondheidsproblemen. Meer stressoren leiden tot een grotere kans op problemen. |
| Stress inoculatie hypothese | Een hypothese die een curvilineaire (U-vormige) relatie suggereert tussen ervaren stressoren en gezondheidsproblemen. Een gematigd aantal stressoren kan leiden tot betere gezondheidsuitkomsten dan geen of te veel stressoren. |
| Autonoom zenuwstelsel | Het deel van het zenuwstelsel dat automatische lichaamsfuncties reguleert, zoals ademhaling en spijsvertering. Bij stress wordt het sympathische deel geactiveerd, wat leidt tot een "fight-or-flight" reactie. |
| Sympathisch zenuwstelsel | Een onderdeel van het autonome zenuwstelsel dat verantwoordelijk is voor de "fight-or-flight" reactie. Het verhoogt de arousal en bereidt het lichaam voor op actie door de afgifte van catecholaminen zoals adrenaline en noradrenaline. |
| HPA-systeem (Hypothalamus-Hypofyse-Bijnier) | Een neuro-endocrien systeem dat zorgt voor een langdurigere stressreactie door de afgifte van glucocorticoïden, zoals cortisol, in de bijnierschors. |
| Cortisol | Een stresshormoon dat wordt afgegeven door de bijnierschors via het HPA-systeem. Het speelt een rol bij het reguleren van glucose- en vetopname en remt het immuunsysteem. |
| Algemeen aanpassingssyndroom | Een model dat beschrijft hoe het organisme reageert op stress, bestaande uit een alarmfase, een weerstandsfase en een uitputtingsfase, waarbij de langdurige activatie van de stressrespons uiteindelijk kan leiden tot uitputting. |
| Allostase | Het regulerende vermogen van het lichaam om zich aan te passen aan de eisen van de omgeving en terug te keren naar homeostase. |
| Allostatic load | De overbelasting van fysiologische systemen als gevolg van herhaalde acute stress of chronische stress, waardoor de terugkeer naar homeostase bemoeilijkt wordt. |
| Transactionele stressmodel | Een model dat stress beschouwt als een subjectieve ervaring die voortkomt uit een dynamische interactie tussen externe of interne gebeurtenissen, persoonlijke eigenschappen, beoordelingen en beschikbare hulpmiddelen. |
| Health Action Process Approach (HAPA) | Een model dat stelt dat gedragsveranderingen in verschillende fasen verlopen, waarbij interventies specifiek op de betreffende fase gericht moeten zijn. Het model onderscheidt twee hoofdfasen: het bepalen van doelen, intentie en motivatie, en de concrete ondersteuning bij de gedragsverandering zelf. |
| Informatieverstrekking | Het proces van het delen van kennis en feiten om bewustzijn te creëren rond een probleem, de persoonlijke relevantie ervan te benadrukken, een positieve attitude te bevorderen, zelfeffectiviteit te vergroten, en inzicht te geven in descriptieve, subjectieve, persoonlijke en morele normen. De effectiviteit is groter wanneer de informatie nieuw is of deel uitmaakt van een multimodale interventie. |
| Elaboration-likelihood model | Een theorie die voorspelt hoe mensen informatie verwerken, onderscheidend tussen een centrale route (rationele verwerking van argumenten) en een perifere route (indirecte beïnvloeding door bronkenmerken). Attitudeverandering is mogelijk via perifere cues, vooral bij mensen die niet gemotiveerd zijn voor centrale verwerking. |
| Centrale route (informatieverwerking) | Het proces waarbij mensen rationeel argumenten afwegen en pro- en contra-argumenten overwegen om tot een beslissing te komen. Dit vereist overtuigende communicatie, gemotiveerde verwerking en de cognitieve capaciteit om de informatie te verwerken. |
| Perifere route (informatieverwerking) | Een methode van informatieverwerking waarbij beïnvloeding plaatsvindt via indirecte cues, zoals de geloofwaardigheid en aantrekkelijkheid van de bron, zonder dat de ontvanger diepgaand rationeel nadenkt over de inhoud. Dit is effectief wanneer de centrale route niet optimaal functioneert. |
| Angstboodschappen | Communicatie die angst opwekt om mensen te motiveren tot gedragsverandering. Volgens het Extended Parallel Process Model kunnen deze leiden tot gevaarbeheersing (gewenst gedrag vertonen) mits er sprake is van zelfeffectiviteit en responseffectiviteit, of tot angstbeheersing (vermijding van de boodschap), wat paradoxaal kan werken. |
| Gevaarbeheersing | Een reactie op angstinducerende berichten waarbij men oplossingsgericht handelt om de dreiging te verkleinen door het gewenste gedrag te vertonen. Dit vereist een perceptie van zelfeffectiviteit en responseffectiviteit. |
| Angstbeheersing | Een reactie op angstinducerende berichten waarbij men de perceptie van risico probeert te verkleinen door de boodschappen of dreigingen te vermijden of te negeren, wat de kans op gedragsverandering kan verminderen. |
| Framing | Het presenteren van informatie door de gevolgen van (niet)handelen te benadrukken. Positieve framing richt zich op de voordelen van gedragsverandering, terwijl negatieve framing de nadelen van niet-handelen benadrukt. Positieve framing wordt sterker geassocieerd met attitude- en gedragsverandering. |
| Afstemmen op doelgroep | Het aanpassen van informatie en boodschappen aan specifieke kenmerken van een populatie, zoals geslacht, leeftijd, interesses of psychologische kenmerken, om de relevantie en effectiviteit van communicatie te vergroten. |
| Omgeving structureren | Het aanpassen van omgevingsfactoren om mensen aan te zetten tot gewenst gedragsverandering, vaak zonder bewuste attitudeverandering. Dit omvat het minimaliseren van kosten voor gezond gedrag, het maximaliseren van kosten voor ongezond gedrag, en het aanbieden van cues voor gezond gedrag. |
| Nudging | Een techniek waarbij subtiele omgevingsaanpassingen worden gedaan om mensen in de richting van gewenst gedrag te sturen, zonder hun keuzevrijheid te beperken. Nudges spelen direct in op gedrag, vereisen eenvoudige handelingen en minimale motivatie. |
| Uitstelgedrag | Het gedrag waarbij men wacht met het inroepen van medische hulp, wat niet te verwarren is met uitstel van behandeling door wachtlijsten. Dit gedrag kan sterk gerelateerd zijn aan morbiditeit en mortaliteit. |
| Beoordelingsuitstel | De periode die verstrijkt tussen het waarnemen van een symptoom en het moment dat iemand denkt "misschien ben ik toch wel ziek". |
| Ziekteuitstel | De tijd die verstrijkt tussen het besef "ik heb een bepaalde ziekte" en het besluit "ik ga medische hulp roepen". |
| Handelingsuitstel | De fase waarin iemand denkt "symptomen gaan niet over, misschien moet ik naar de arts" en het daadwerkelijk plannen en uitvoeren van een afspraak met de arts. |
| Paternalisme | Een benadering tijdens het medisch consult waarbij de zorgverlener de leiding heeft, directieve vragen stelt en beslissingen neemt, terwijl de patiënt deze passief accepteert. |
| Consumentisme | De meest extreme vorm van een patiënt-centrale benadering waarbij de patiënt actief deelneemt aan het consult, zijn behoeften en wensen kenbaar maakt en mede beslissingen neemt. |
| Gezamenlijke besluitvorming | Een proces waarbij de zorgverlener de patiënt informeert over behandelingsopties, gedetailleerde informatie verstrekt en de patiënt ondersteunt bij het afwegen van voor- en nadelen om tot een gezamenlijke beslissing te komen. |
| Keuzehulpen | Hulpmiddelen of checklists die artsen en patiënten kunnen ondersteunen bij het doorlopen van behandelingsopties en het nemen van beslissingen. |
| Patiënt-gerichte benaderingen | Benaderingen waarbij de patiënt centraal staat, met als doel hogere patiënttevredenheid, vertrouwen in aanbevelingen, verbeterde zelfzorg en welbevinden, hoewel de medische uitkomsten vergelijkbaar kunnen zijn met paternalistische consultvoering. |
| Health Locus of Control | Een concept dat aangeeft waar iemand de controle over een bepaalde toestand plaatst, zoals intern, extern of bij gezaghebbende anderen (bijvoorbeeld de arts). |
| Werkrelatie & samenwerking | De mate waarin patiënt en zorgverlener effectief kunnen samenwerken, wat beïnvloed kan worden door verschillende doelstellingen en verwachtingen binnen het consult. |
| Communicatievaardigheden | De vaardigheden van een zorgverlener om effectief te communiceren, wat net zo belangrijk is als vakkennis voor de tevredenheid van patiënten en het delen van informatie. |
| Ziekte-signalen | Veranderingen in lichamelijke of geestelijke signalen en functies die aangeven dat iemand ziek is, die zelf waargenomen of door anderen aangewezen kunnen worden. |
| Symptomen | Objectieve indicatoren die, na subjectieve interpretatie, een mogelijke indicatie van ziekte kunnen zijn, afhankelijk van biologische, psychologische en contextuele factoren. |
| Competition of cues | Een aandachtsproces waarbij verschillende signalen met elkaar concurreren om aandacht, wat kan leiden tot afleiding en soms een nuttige vorm van symptoombestrijding is. |
| Bottom-up invloeden | Signalen die van nature meer aandacht trekken en moeilijker te bestrijden zijn, vaak door hun intensiteit of nieuwigheid. |
| Top-down invloeden | Factoren zoals reeds aanwezige ziekte, biases, persoonlijkheid of stemmingstoestanden die de kans op detectie en perceptie van symptomen vergroten. |
| Beschikbaarheidsbias | Een cognitieve bias waarbij de frequentie of waarschijnlijkheid van gebeurtenissen wordt overschat op basis van hoe gemakkelijk voorbeelden uit het geheugen kunnen worden opgeroepen, zoals de aandacht voor bepaalde ziektes in de media. |
| Confirmation bias | Een cognitieve bias waarbij men de neiging heeft informatie te zoeken, te interpreteren en te onthouden op een manier die de eigen reeds bestaande overtuigingen bevestigt. |
| Ziekteangststoornis (Hypochondrie) | Een stoornis gekenmerkt door een preoccupatie met het hebben of krijgen van een ernstige ziekte, waarbij lichamelijke klachten afwezig of mild zijn, maar de angst voor ziekte hoog is. |
| Onverklaarde lichamelijke symptomen | Somatische symptomen die niet verklaard kunnen worden door een specifieke medische aandoening, ondanks dat ze echt lijden en beperkingen veroorzaken. |
| Ziektepercepties | "Gezond verstand" aannames en overtuigingen over de betekenis en de gevolgen van symptomen, die bepalen hoe ernstig een ziekte wordt ingeschat en hoe snel hulp wordt gezocht. |
| Ziekteprototypen | Cognitieve schema's of prototypische verwachtingen en overtuigingen rond een bepaalde ziekte, die helpen bij het interpreteren, evalueren en organiseren van lichamelijke signalen en symptomen. |
| Ziekterepresentaties | Impliciete, gezond-verstand overtuigingen van een patiënt omtrent zijn eigen ziekte, die ontstaan zodra een symptoom wordt ervaren of een diagnostisch etiket wordt verkregen. |
| Term | Definitie |
| Copingstijlen | Consistente manieren van omgaan met situaties die personen zich eigen hebben gemaakt, onafhankelijk van specifieke contexten of stressoren, en die in lijn liggen met persoonlijkheidskenmerken. Deze stijlen zeggen echter weinig over de effectiviteit van de coping. |
| Probleem-gerichte coping | Een actieve copingstrategie gericht op het verminderen van de eisen van een stressor of het vergroten van de eigen mogelijkheden om met de stressor om te gaan, bijvoorbeeld door informatie te zoeken of sociale steun in te schakelen om het probleem op te lossen. |
| Emotie-gerichte coping | Een actieve copingstrategie gericht op het omgaan met de gedachten en gevoelens die een stressor oproept, zoals het accepteren van de situatie, het inroepen van emotionele steun of het toepassen van meditatie. |
| Vermijdende coping | Een passieve copingstrategie gericht op het vermijden of minimaliseren van een stressor, bijvoorbeeld door de situatie te ontwijken, afleiding te zoeken of middelengebruik toe te passen. |
| Posttraumatische stressstoornis (PTSS) | Een stoornis die ontstaat als reactie op het ervaren van een traumatische gebeurtenis, waarbij er ernstige dreiging was voor de fysieke integriteit en het leven van de persoon zelf of iemand anders. Stressoren die zodanig omvangrijk en impactvol zijn, kunnen het belastingsvermogen overstijgen. |
| Burnout | Een toestand van mentale en fysieke uitputting die voortkomt uit chronische stress, vaak gerelateerd aan langdurige, chronische beroepsmatige stress. Kenmerkt zich door uitputting, depersonalisatie/cynisme en verminderde persoonlijke prestaties. |
| Job demands-resources model | Een model dat werkgerelateerde stressoren (zoals hoge werkdruk en lage autonomie) en persoonlijke en werkgerelateerde bronnen (zoals optimisme, zelfeffectiviteit, sociale steun en leiderschapskwaliteit) onderscheidt die van invloed zijn op stress en welzijn op het werk. |
| Sociale steun | De hulp en het welzijn dat mensen ervaren vanuit hun sociale netwerk, wat kan variëren van tastbare hulp tot subjectief ervaren betrokkenheid. Een sterk sociaal netwerk wordt geassocieerd met minder stress, betere gezondheid en een langer leven. |
| Emotionele steun | Een vorm van sociale steun die bestaat uit het bieden van empathie, betrokkenheid, verzorging, affectie en vertrouwen aan een ander persoon. |
| Tastbare / instrumentele steun | Een vorm van sociale steun die concrete hulp biedt, zoals financiële, materiële of praktische ondersteuning om een probleem op te lossen of een taak te volbrengen. |
| Directe effecten hypothese | De hypothese die stelt dat sociale steun gunstig is voor de gezondheid, ongeacht de ervaren stress, en kan bijdragen aan gezonder gedrag en hoger psychosociaal welzijn. |
| Bufferingshypothese | De hypothese die stelt dat sociale steun fungeert als een buffer die beschermt tegen de negatieve effecten van stress, door positievere verwachtingen te creëren en proactieve coping te stimuleren. |
| Naïeve modellen | Deze modellen gaan ervan uit dat het verstrekken van informatie leidt tot een verandering in attitudes, wat vervolgens resulteert in gedragsverandering. Ze vormen vaak het uitgangspunt voor campagnes op het gebied van gezondheidseducatie, hoewel informatie alleen niet altijd voldoende is voor motivatie tot gedragsverandering. |
| Health Belief Model (HBM) | Een invloedrijk model dat gezondheidsgedrag verklaart op basis van factoren zoals de waargenomen ernst van een bedreiging voor de gezondheid, de balans tussen waargenomen voordelen en barrières voor gedragsverandering, en de aanwezigheid van interne of externe cues voor actie. Het model veronderstelt dat gezondheidsgedrag optreedt wanneer deze factoren gunstig zijn en de gezondheidsmotivatie hoog is. |
| Waargenomen dreiging (HBM) | De inschatting die een individu maakt van de ernst van een mogelijke gezondheidsprobleem en de waarschijnlijkheid dat dit probleem hem of haar treft. Een hogere waargenomen dreiging kan de motivatie tot preventief gedrag vergroten. |
| Waargenomen voordelen (HBM) | De inschatting die een individu maakt van de positieve uitkomsten die voortvloeien uit het aannemen van een bepaald gezondheidsgedrag. Dit wordt afgewogen tegen de waargenomen barrières. |
| Barrières voor gedragsverandering (HBM) | De obstakels of nadelen die een individu ervaart bij het uitvoeren van een bepaald gezondheidsgedrag. Deze kunnen zowel fysiek als psychologisch van aard zijn. |
| Cues voor handelen (HBM) | Stimuli, zowel intern (bijvoorbeeld lichamelijke sensaties) als extern (bijvoorbeeld een advies van een vriend), die een individu aanzetten tot het overwegen of uitvoeren van een gedragsverandering. |
| Theory of Planned Behavior (TPB) | Een model dat stelt dat gedrag primair wordt bepaald door de intentie om het gedrag uit te voeren. Deze intentie wordt op zijn beurt beïnvloed door de attitude ten opzichte van het gedrag, de subjectieve norm (sociale druk) en de vermeende gedragscontrole (het gevoel van controle over het gedrag). |
| Attitude (TPB) | De positieve of negatieve evaluatie die een individu heeft ten opzichte van een bepaald gedrag, gebaseerd op de verwachte resultaten en het belang dat aan die resultaten wordt gehecht. |
| Subjectieve norm (TPB) | De waargenomen sociale druk om een bepaald gedrag wel of niet uit te voeren, gebaseerd op de opvattingen van belangrijke referentiegroepen en de motivatie van het individu om aan die opvattingen te voldoen. |
| Vermeende gedragscontrole (TPB) | Het gevoel van controle dat een individu heeft over het uitvoeren van een bepaald gedrag, gebaseerd op de aanwezigheid van interne en externe factoren die het gedrag kunnen faciliteren of belemmeren. |
| Gefaseerde gedragsveranderingsmodellen | Modellen die gedragsverandering beschrijven als een proces dat zich ontvouwt in verschillende, opeenvolgende fasen. Elk van deze fasen wordt gekenmerkt door specifieke barrières en vereist mogelijk andere interventies om succesvolle verandering te bewerkstelligen. |
| Transtheoretisch model (TTM) | Een invloedrijk gefaseerd model dat gedragsverandering beschrijft in zes fasen: precontemplatie, contemplatie, voorbereiding, actie, onderhoud en terugval. Het model benadrukt dat interventies moeten worden afgestemd op de specifieke fase waarin een individu zich bevindt. |
| Zelfbeschikkingstheorie (of Zelfdeterminatietheorie) | Een theorie die de motivatie voor gedrag verklaart vanuit intrinsieke bevrediging (autonomie, competentie, betrokkenheid) of extrinsieke beloningen en straffen. |
| Subjectieve sociale normen | Normen die gebaseerd zijn op de ervaren verwachtingen en meningen van anderen, wat suggereert dat bepaald gedrag sociaal wordt goedgekeurd of verwacht. |
| Injuctieve normen | Normen die beschrijven wat gedaan zou moeten worden, vaak in de vorm van wetten of maatschappelijke regels, en die aangeven welk gedrag verwacht wordt. |
| Descriptieve normen | Normen gebaseerd op het gedrag dat populair is binnen een groep of populatie, waarbij individuen dit gedrag overnemen omdat het wijdverbreid lijkt te zijn. |
| Zelfregulatie van gedrag | Cognitieve en gedragsmatige processen die individuen gebruiken om hun eigen reacties te sturen, controleren of aan te passen ten behoeve van specifieke doelen. |
| Attitudes | Gezond-verstandrepresentaties die betrekking hebben op objecten, mensen en gebeurtenissen, bestaande uit cognities (opvattingen), emoties (gevoelens) en gedragsintenties. |
| Gedragsveranderingscyclus | Een model dat de verschillende fasen beschrijft die een persoon doorloopt bij het aanpassen van gedrag, van het overwegen van verandering tot het volhouden ervan. |
| Beleidsdiagnose | Een evaluatie van de mogelijkheid om interventies voor gedragsverandering structureel te integreren in de maatschappij of een organisatie, rekening houdend met mogelijke maatschappelijke gevolgen. |
| Uitkomst evaluatie | Een evaluatie die de langetermijneffecten van een interventie op de gezondheid van de doelpopulatie beoordeelt, wat vaak complexer is dan effect evaluatie. |
| Cognitieve interventies | Interventies die zich richten op gedachten, overtuigingen en cognitieve processen als centrale elementen voor het reguleren van gedrag. Deze interventies zijn bedoeld om vertekende of onjuiste overtuigingen te veranderen, wat leidt tot gedragsverandering. |
| Cognitieve technieken | Specifieke methoden die worden gebruikt binnen cognitieve interventies om maladaptieve overtuigingen te veranderen en adaptieve overtuigingen te bevorderen, zoals de socratische dialoog en huiswerkopdrachten. |
| Socratische dialoog (geleide ontdekking) | Een vraaggestuurd gesprek waarbij de therapeut de kern van maladaptieve overtuigingen identificeert, de geldigheid ervan in twijfel trekt en de cliënt stimuleert om alternatieve perspectieven te overwegen, met als doel de cliënt te leren eigen gedachten kritisch te bevragen. |
| Huiswerkopdracht (gedragsexperiment) | Een opdracht waarbij de cliënt gevraagd wordt om gedrag uit te voeren dat direct indruist tegen maladaptieve overtuigingen. Het succes van zo'n experiment kan leiden tot duurzame cognitieve en gedragsveranderingen. |
| Maladaptieve overtuigingen | Gedachten of overtuigingen die schadelijk gedrag veroorzaken of gedragsverandering belemmeren, zelfs wanneer er een intentie tot verandering is. Voorbeelden zijn lage zelfeffectiviteit of overtuigingen over de onveranderlijkheid van een ziekte. |
| Adaptieve overtuigingen | Gedachten of overtuigingen die bevorderlijk zijn voor gezond gedrag en gedragsverandering. Het vervangen van maladaptieve door adaptieve overtuigingen is een sleutelmechanisme voor gedragsverandering. |
| Cognitieve herstructurering | Een proces binnen cognitieve interventies waarbij vertekende of onjuiste overtuigingen worden aangepakt en veranderd, vaak door automatische negatieve overtuigingen te behandelen als hypothesen die getest kunnen worden. |
| Subjectieve normen | De waargenomen sociale druk om een bepaald gedrag wel of niet te vertonen, gebaseerd op wat men denkt dat belangrijke anderen (zoals vrienden) ervan vinden. |
| Gedragsverandering | Een proces waarbij een individu zijn of haar gedrag aanpast, vaak als gevolg van veranderde overtuigingen, attitudes of omgevingsfactoren. |
| Oplossingsgerichte benaderingen | Therapeutische benaderingen die zich richten op het vinden van oplossingen voor problemen, maar die minder effectief kunnen zijn wanneer er sprake is van significante maladaptieve cognities. |
| Coping | Een dynamisch proces van cognitieve, emotionele en gedragsmatige reacties die ontstaan uit primaire en secundaire beoordelingen en gericht zijn op het verminderen van de invloed van een feitelijke of subjectief ervaren stressor. |
| Coping-responsen | Specifieke reacties die iemand toepast om met stress om te gaan, zoals het vermijden van een situatie, het zoeken naar oplossingen, het relativeren van de situatie, of het uiten van emoties. |
| Distress | Stress die gepaard gaat met overwegend negatieve gevoelens, negatieve spanning, slechtere prestaties of een verstoring van de lichamelijke toestand, wat kan leiden tot negatieve gezondheidsuitkomsten. |
| Eustress | Stress die gepaard gaat met overwegend positieve gevoelens, positieve spanning, verbeterde prestaties of een toestand van gezondheid, vaak geassocieerd met uitdagingen die als stimulerend worden ervaren. |
| Gefaseerde ziekterespons modellen | Theoretische modellen die de aanpassing aan ziekte beschrijven in opeenvolgende stadia, zoals onzekerheid, ontwrichting, streven naar herstel en herstel van welzijn, hoewel niet iedereen deze fasen in dezelfde volgorde doorloopt. |
| HPA-systeem | Het hypothalamus-hypofyse-bijnier systeem, dat zorgt voor een langer durende adaptieve reactie op stress door de afgifte van glucocorticoïden, zoals cortisol, in de bijnierschors. |
| Irrationele gedachten | Gedachten die niet logisch of niet gegrond in de realiteit zijn, vaak gekenmerkt door denkfouten zoals catastrofaal denken of overmatig generaliseren, en die kunnen leiden tot stress en negatieve emoties. |
| Levensgebeurtenissen | Significante gebeurtenissen in het leven die stress kunnen veroorzaken, zoals werkloosheid, ziekte of overlijden, die zowel positief als negatief van aard kunnen zijn en gemeten worden met behulp van life event scales. |
| Mindfulness | Een staat van bewustzijn waarbij men doelgericht de aandacht richt op het huidige moment, zonder oordeel, en openstaat voor en acceptatie toont van opkomende gedachten, gevoelens en sensaties. |
| Niet-specifieke respons | De reactie van het organisme op stressoren die, volgens Hans Selye, altijd dezelfde interne fysiologische of biologische werking heeft, ongeacht de specifieke aard van de stressor. |
| Ontspanningsvaardigheden | Technieken die worden aangeleerd om de fysiologische arousal of stressrespons te controleren, zoals progressieve spierontspanning, ademhalingsoefeningen en biofeedback, met als doel het verhogen van de feitelijke en vermeende controle over stressreacties. |
| Biomedisch ziektemodel | Een opvatting die stelt dat ziekten en symptomen altijd een achterliggende fysiologische verklaring hebben, en dat genezing mechanisch en rechtlijnig verloopt. Dit model beschouwt gezondheid als de afwezigheid van ziekte en heeft een reductionistisch perspectief, waarbij ziekte wordt teruggebracht tot neurale of biochemische processen. |
| Biopsychosociaal perspectief | Een aanvulling op het biomedisch model dat psychologische, sociale en culturele factoren meeneemt in de beoordeling van ziekte en gezondheid. Het verwerpt het dualistische idee van lichaam en geest en legt nadruk op de subjectieve beleving en de interactie tussen biologische, psychologische en sociale aspecten van gezondheid. |
| Positieve gezondheid | Een concept ontwikkeld door Machteld Huber, gebaseerd op positieve psychologie, dat stelt dat mensen meer zijn dan hun beperkingen. Gezondheid wordt hier gezien als het vermogen om eigen regie te voeren en om te gaan met de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven, waarbij zowel feitelijk als subjectief functioneren centraal staat. |
| Epidemiologisch onderzoek | Statistisch onderzoek dat zich richt op het bestuderen van ziektepatronen in verschillende populaties en de relatie daarvan met andere factoren, zoals gedrag en attitudes. Het helpt bij het kwantificeren van de frequentie en verspreiding van ziekten en risicofactoren. |
| Mortaliteit | Het sterftecijfer, oftewel het aantal sterfgevallen in een gegeven populatie en/of in een bepaald jaar, toegeschreven aan een specifieke aandoening. |
| Morbiditeit | De verhouding tussen het aantal mensen dat lijdt aan een bepaalde aandoening en de totale populatie. Dit wordt verder onderverdeeld in prevalentie en incidentie. |
| Prevalentie | Het aantal mensen dat op een bepaald moment lijdt aan een specifieke aandoening binnen een populatie. |
| Incidentie | Het aantal nieuwe gevallen van een aandoening dat zich voordoet binnen een bepaald tijdskader in een populatie. |
| DALY’s (Disability-adjusted life years) | Een maat die het aantal verloren kwaliteitsvolle levensjaren door ziekte of beperking weergeeft. Dit omvat zowel vroegtijdige mortaliteit als het aantal levensjaren geleefd met een beperking. |
| Gedragsmatige pathogenen | Gedragingen die schadelijk zijn voor de gezondheid, zoals roken, overmatig alcoholgebruik en ongezonde voeding. Deze gedragingen verhogen het risico op ziekte en vroegtijdige sterfte. |
| Gedragsmatige immunogenen | Gedragingen die de gezondheid bevorderen, zoals regelmatige lichaamsbeweging, gezonde voeding en voldoende slaap. Deze gedragingen dragen bij aan een betere gezondheid en een langer leven. |
| Overmatig alcoholgebruik | Het consumeren van meer dan 14 glazen alcohol per week voor vrouwen en meer dan 21 glazen per week voor mannen. Bingedrinken, gedefinieerd als 5 of meer glazen tijdens één gelegenheid, valt hier ook onder. |
Cover
WC5_Mentaal welzijn & stress_Student-2 (1).pptx
Summary
# Mentaal welzijn en de geluksdriehoek
Mentaal welzijn en de geluksdriehoek
Dit onderwerp verkent het concept van mentaal welzijn door middel van de geluksdriehoek, waarbij de componenten ervan, zoals verbondenheid, jezelf kunnen zijn en je goed voelen, worden belicht.
## 1. Mentaal welzijn en de geluksdriehoek
### 1.1 Wat is mentaal welzijn?
Mentaal welbevinden beschrijft de mate waarin iemand zich goed voelt en gelukkig is; het is een uitkomstmaat van een positieve geestelijke gezondheid.
### 1.2 De geluksdriehoek
De geluksdriehoek, een model om mentaal welzijn te begrijpen, bestaat uit drie kerncomponenten:
#### 1.2.1 Goed omringd zijn (verbondenheid)
Dit aspect richt zich op:
* Bij wie je steun vindt.
* Hoe je iets voor anderen betekent.
* Waar je dankbaar voor bent.
Kernbegrippen hierbij zijn dankbaarheid, medeleven en vergevingsgezindheid.
#### 1.2.2 Jezelf kunnen zijn
Dit omvat:
* Wat je belangrijk vindt in het leven.
* Waar je trots op bent, inclusief je sterktes en een groeimindset.
* Wat je wilt bereiken en wat je motiveert.
#### 1.2.3 Je goed voelen
Dit aspect gaat over:
* Wat helpt om gedachten los te laten.
* Mildheid en compassie naar jezelf toe; niet te streng zijn.
* Het ervaren van aangename gevoelens, maar ook het toelaten van onaangename gevoelens.
### 1.3 Uitgangspunten van de geluksdriehoek
De geluksdriehoek pleit ervoor om soms ook 'een beetje ongelukkiger' te durven zijn. Dit is normaal en hoort bij het leven, waarbij men leert omgaan met emoties en stress.
> **Tip:** Het herkennen van je eigen behoeften binnen deze drie componenten kan helpen om je algehele mentale welzijn te verbeteren.
## 2. Stress, gezondheid en ziekte
Dit deel introduceert het concept van stress vanuit een psychologisch en sociaal perspectief, als aanvulling op de biologische aspecten die in een ander deel van de module aan bod komen. Samen vormen deze een biopsychosociaal model.
### 2.1 Wat is stress?
Stress wordt gedefinieerd als een toestand van druk of belasting die ontstaat wanneer de aanpassingsmogelijkheden van een persoon in een bepaalde levenssituatie worden overschreden.
### 2.2 Concepten van stress
Er zijn twee belangrijke benaderingen om stress te conceptualiseren:
#### 2.2.1 Stress als reactie op een stimulus
Dit perspectief ziet stress als een directe reactie op een uitlokkende gebeurtenis (stressor).
**Levensgebeurtenissen:**
* Dit zijn gebeurtenissen die aanzienlijke veranderingen in iemands leven met zich meebrengen.
* Ze kunnen zowel positief als negatief zijn en worden soms gemeten met Life Change Units (LCU), zoals in het model van Holmes & Rahe.
* Er zijn beperkingen aan de LCU-schaal, zoals niet-universeel toepasbare items, onderlinge verwevenheid van items, vaagheid van gebeurtenissen en de aanname dat iedereen ze gelijk beoordeelt. De subjectieve beoordeling van een gebeurtenis is cruciaal.
* **Dagelijkse ergernissen:** Naast grote levensgebeurtenissen kunnen ook kleine, frustrerende of beangstigende dagelijkse gebeurtenissen stress veroorzaken. De invloed hiervan kan variëren door levensfase en geslacht.
#### 2.2.2 Stress als een transactie (Richard Lazarus)
Dit model beschouwt stress als een interactie tussen de persoon en zijn omgeving, waarbij de subjectieve beoordeling van de situatie centraal staat.
* **Primaire beoordeling:** Hierbij beoordeelt de persoon de situatie: is er sprake van schade/verlies, bedreiging, of juist een uitdaging?
* Schade/verlies: De situatie heeft reeds negatieve gevolgen.
* Bedreiging: De situatie vormt een potentiële toekomstige schade.
* Uitdaging: De situatie biedt kansen voor groei of winst.
* **Secundaire beoordeling:** Als de situatie als een probleem, bedreiging of verlies wordt beoordeeld, vraagt de persoon zich af: hoe kan ik hiermee omgaan? Hierbij worden beschikbare (interne en externe) hulpmiddelen overwogen, zoals emotieregulatie en copingstrategieën.
> **Belangrijk:** Als een situatie niet als bedreigend, schadelijk of problematisch wordt beoordeeld, ervaart men geen stress. Een bedreiging met weinig hulpmiddelen leidt tot veel stress, terwijl een bedreiging met voldoende hulpmiddelen de stress vermindert.
### 2.3 Factoren die een gebeurtenis stressvol maken
Verschillende factoren kunnen de stresservaring bij een gebeurtenis versterken:
* **Onverwacht moment:** De gebeurtenis vindt plaats op een ongebruikelijk tijdstip.
* **Onvoorspelbaarheid:** Er zijn geen signalen of waarschuwingen vooraf.
* **Onduidelijkheid:** Onzekerheid over de eigen rol, het potentiële risico of de schade.
* **Ongewenste gebeurtenissen:** Situaties die men liever niet had gehad (bv. gedwongen verhuizing).
* **Gebrek aan controle:** Geen gedragsmatige of cognitieve controle over de situatie.
* **Grote levensverandering:** Ingrijpende gebeurtenissen zoals een verhuizing of het krijgen van een kind.
### 2.4 Soorten stress: acuut en chronisch
* **Acute stress:** Een intense, maar meestal kortdurende reactie op een specifieke gebeurtenis. Dit kan variëren van milde examenstress tot zeer rampzalige gebeurtenissen zoals aanslagen (die kunnen leiden tot posttraumatische stressstoornissen).
* De **Wet van Yerkes-Dodson** beschrijft de relatie tussen arousal (activatietoestand) en prestatie: er is een optimale arousal-niveau voor maximale prestatie (de "sweet spot"). Te weinig of te veel arousal leidt tot verminderde prestaties.
* **Chronische stress:** Dit ontstaat wanneer acute stresssituaties leiden tot een aanhoudende staat van paraatheid zonder voldoende rust en herstel. De draaglast overstijgt de draagkracht langdurig.
* **Job demands-control model (Karasek):** Dit model, en de aanvulling daarop, het Job Demands-Resources model (Bakker & Demerouti), identificeert vier typen beroepen op basis van werkdruk/eisen en autonomie/controle, wat invloed heeft op stressniveaus en het risico op burn-out.
> **Voorbeelden van de 4 jobtypes:**
> * **Laag stressvolle banen:** Weinig werkdruk, veel autonomie (bv. onderzoeksmedewerkers).
> * **Monotone banen:** Weinig werkdruk, weinig autonomie (bv. administratieve banen).
> * **Actieve banen:** Hoge werkdruk, veel autonomie (stimulerend, maar potentieel stressvol).
> * **Gespanne banen:** Hoge werkdruk, weinig autonomie (hoog risico op stress en burn-out, bv. lopende band werk).
## 3. Omgaan met stress (coping)
Dit deel richt zich op de strategieën en benaderingen die mensen hanteren om de impact van stress te verminderen.
### 3.1 Belang van herstelmomenten
Herstelmomenten, zowel fysiek als mentaal, zijn essentieel.
* **Mentale rust:** Dingen doen die aansluiten bij wat belangrijk en leuk is, om de batterij op te laden.
* **Fysieke rust:** Het lichaam de kans geven te ontspannen.
### 3.2 Wat is coping?
Coping omvat alles wat een persoon doet om de invloed van een feitelijke of subjectief ervaren stressor te verminderen. Het is een dynamisch, aangeleerd en doelbewust proces dat aansluit bij het Transactioneel Stressmodel van Lazarus.
De functies van coping zijn:
* Het effect van schadelijke externe omstandigheden verminderen.
* Het tolereren van of aanpassen aan negatieve gebeurtenissen.
* Het behouden van een positief zelfbeeld.
* Het behouden van emotioneel evenwicht en het verminderen van emotionele stress.
* Het behouden van een bevredigende relatie met de omgeving en anderen.
### 3.3 Coping dimensies, stijlen en strategieën
* **Coping stijl:** Een algemene, relatief stabiele voorkeurshouding om op een bepaalde manier met stressvolle situaties om te gaan, vaak geworteld in persoonlijkheid en ervaringen.
* **Coping strategie:** Specifieke, situationele manieren om met stress om te gaan. Mensen kunnen meerdere strategieën hanteren en wisselen per situatie.
**Voorbeelden van copingstrategieën (Folksman & Lazarus):**
* Confronterende coping
* Afstand nemen
* Zelf-controle
* Sociale steun zoeken
* Verantwoordelijkheid accepteren
* Ontsnappen-vermijden
* Geplande probleemoplossing
* Positieve herbeoordeling
### 3.4 Probleemgerichte en emotiegerichte coping
* **Probleemgerichte coping:** Richt zich op het veranderen of reguleren van de stressor zelf. Dit kan cognitief (plannen) of gedragsmatig (informatie zoeken) zijn.
* **Emotiegerichte coping:** Richt zich op het omgaan met de gedachten en emoties die de stressor oproept. Dit kan door het zoeken van emotionele steun of cognitieve herbeoordeling.
> **Belangrijk:** Flexibiliteit in coping is cruciaal. Meestal worden meerdere strategieën tegelijkertijd toegepast, en de effectiviteit kan variëren afhankelijk van de situatie en de impact op korte en lange termijn. Vermijdende coping kan bijvoorbeeld op korte termijn opluchting bieden, maar op lange termijn angst vergroten.
### 3.5 Adaptieve coping
* **Adaptieve coping:** Strategieën die effectief zijn in het verminderen van stress en het bevorderen van welzijn.
* **Emotiegerichte coping als adaptief:** Volgens de 'broaden-and-build' theorie van Fredrickson, kunnen positieve emoties (opgewekt door bv. positieve herbeoordeling zoals "het had erger gekund") het denken en handelen verbreden, wat leidt tot meer hulpbronnen.
* **Positieve copingresponsen:** Realistisch optimisme, vastberadenheid en actief probleemgericht handelen zijn adaptief.
* **Niet-adaptieve coping:** Hulpeloosheid, hopeloosheid en passief vermijdende coping worden geassocieerd met emotioneel lijden.
### 3.6 Subjectief ervaren controle en hoop
* **Locus of control:** Een interne locus of control (geloof dat men controle heeft over uitkomsten) hangt samen met meer probleemgerichte coping. Een te hoge interne locus of control kan echter leiden tot onrealistisch optimisme.
* **Vermeende gedragscontrole (zelfeffectiviteit):** Het geloof in eigen kunnen om bepaalde taken uit te voeren, wat een gevoel van controle en hoop vergroot.
* Het stellen van realistische en haalbare doelen verhoogt het gevoel van controle en hoop, wat bijdraagt aan welzijn.
### 3.7 Sociale steun en stress
* Een sterk sociaal netwerk is geassocieerd met betere gezondheid en een langer leven. Eenzaamheid (subjectief) en sociale isolatie (objectief) zijn risicofactoren voor slechter welbevinden.
* Sociale steun fungeert als een buffer tegen stress, beïnvloedt de cognitieve beoordeling van stress en verbetert copingstrategieën.
* **Kwaliteit boven kwantiteit:** De kwaliteit van sociale relaties is belangrijker dan de kwantiteit. Sociale steun kan een direct effect hebben op de gezondheid (bv. verlaging bloeddruk, verbetering immuunsysteem) en een indirect effect (bufferingseffect) door de impact van stress te verminderen.
## 4. Stressmanagement
Dit deel behandelt praktische interventies en technieken voor het beheersen van stress.
### 4.1 Kern van emotieregulatie
* **Automatische irrationele/niet-helpende gedachten (Beck):** Denk aan catastrofaal denken, overmatig generaliseren, arbitraire inferentie en selectieve abstractie.
* **ABC-model van Albert Ellis (CGT):** Geeft inzicht in hoe gedachten (Beliefs) leiden tot consequenties (Consequences).
* **Cognitieve herstructurering:** Een techniek om negatieve gedachten te herkennen, te bevragen en te vervangen door realistischere en helpende gedachten.
### 4.2 Ontspanningstechnieken
Diverse technieken kunnen helpen bij het verminderen van fysieke en mentale spanning:
* Ademhalingsoefeningen
* Visualisatie
* Spierontspanningsoefeningen (bv. Progressieve relaxatie van Jacobson: afwisselend aanspannen en ontspannen van spiergroepen)
* Spanningsdagboek
### 4.3 Cognitieve en gedragsmatige interventies
* **Cognitieve interventies:** Strategieën om de eigen gedachten te beïnvloeden, zoals zelfinstructietraining, geruststellende zelfspraak en positieve zelfspraak (affirmaties).
* **Gedragsmatige interventies:** Kleine aanpassingen in het dagelijks leven om stress te verminderen, zoals rustiger rijden of bewust ontspannen bij stilstand.
* **Stressinoculatietraining:** Een combinatie van cognitieve en gedragsmatige technieken, waarbij men leert omgaan met stressvolle situaties door middel van ontspanning, kalmerende zelfspraak en evaluatie van successen.
### 4.4 Mindfulness
* Mindfulness is het proces van het bewust richten van de aandacht op het huidige moment, zonder oordeel. Het is een vorm van mediatie.
* Het helpt bij het ontwikkelen van bewustzijn, het leren omgaan met storende gedachten en emoties, en het cultiveren van acceptatie.
* **Mindful bewegen en toepassen:** Mindfulness kan geïntegreerd worden in dagelijkse activiteiten zoals eten, lopen of werken.
* **Surfen op emoties:** Het besef dat de meeste sensaties, gedachten en emoties van voorbijgaande aard zijn, als golven.
### 4.5 Acceptance and Commitment Therapy (ACT)
ACT is een vorm van therapie die psychologische flexibiliteit bevordert door middel van zes kernprocessen:
1. **Acceptatie:** Het openstaan voor en toelaten van onaangename gedachten, gevoelens en lichamelijke sensaties.
2. **Cognitieve defusie:** Leren om gedachten te zien als louter gedachten, en niet als absolute waarheden.
3. **Contact met het huidige moment:** Bewust aanwezig zijn in het hier en nu.
4. **Zelf als context:** Het onderscheid maken tussen het zelf als waarnemer en de inhoud van de ervaring.
5. **Waarden:** Ontdekken wat voor jou werkelijk belangrijk is in het leven.
6. **Toegewijde actie:** Concreet actie ondernemen om in lijn met je waarden te leven.
ACT helpt om te gaan met innerlijke "monsters" (bv. faalangst) en een zinvol leven op te bouwen, zelfs in de aanwezigheid van tegenslag.
---
# Stress: concepten, beoordeling en typen
Dit gedeelte verkent de verschillende definities van stress, modellen voor stress als reactie op een stimulus en als transactie, en factoren die een gebeurtenis stressvol maken, inclusief acute en chronische stress.
### 2.1 Wat is stress?
Stress wordt vanuit een psychologisch en sociaal perspectief benaderd, aangevuld met de fysiologische aspecten uit de biologische basis van stress voor een biopsychosociaal perspectief.
**Definitie:** Stress is een toestand van druk of belasting die ontstaat wanneer de aanpassingsmogelijkheden in een bepaalde levenssituatie worden overschreden.
**Tip:** Stress kan zowel door negatieve als positieve gebeurtenissen worden veroorzaakt.
### 2.2 Concepten van stress
Er zijn twee belangrijke benaderingen om stress te conceptualiseren:
#### 2.2.1 Stress als reactie op een stimulus
Deze benadering beschouwt stress als een reactie op een stressor, een gebeurtenis die als bedreigend of belastend wordt ervaren.
* **Levensgebeurtenissen:** Dit zijn significante gebeurtenissen in het leven die als stressvol kunnen worden ervaren. Ze worden soms gemeten aan de hand van Life Change Units (LCU), zoals de schaal van Holmes & Rahe.
* **Beperkingen van LCU-schalen:**
* Niet alle items zijn universeel van toepassing.
* Items kunnen onderling vervlochten zijn (bv. huwelijk en verhuizing).
* Gebeurtenissen kunnen vaag en ambivalent zijn (bv. verandering in sociale activiteit).
* Er wordt van uitgegaan dat iedereen een gebeurtenis op dezelfde manier beoordeelt, wat subjectief is (bv. een scheiding kan positief of negatief worden ervaren).
* **Dagelijkse ergernissen:** Dit zijn kleine, frustrerende of beangstigende gebeurtenissen die dagelijks kunnen voorkomen en bijdragen aan de totale stressbelasting.
* De invloed van de levensfase en het geslacht kunnen de perceptie van dagelijkse ergernissen beïnvloeden. Vrouwen ervaren bijvoorbeeld ook stress bij positieve gebeurtenissen.
#### 2.2.2 Stress als een transactie
Deze benadering, voornamelijk gebaseerd op het cognitief transactioneel stressmodel van Richard Lazarus, ziet stress als een interactie tussen de gebeurtenis (stressor), de subjectieve beoordeling van de situatie en de beschikbare hulpmiddelen.
* **Primaire beoordeling:** Hierbij wordt de situatie geëvalueerd op mogelijke schade, bedreiging of uitdaging.
* **Schade:** Er is sprake van verlies.
* **Bedreiging:** Er wordt geanticipeerd op mogelijke toekomstige schade.
* **Uitdaging:** De situatie wordt gezien als een kans om te groeien of een probleem op te lossen.
* **Secundaire beoordeling:** Indien de situatie als een probleem, bedreiging of verlies wordt beoordeeld, volgt de evaluatie van de beschikbare interne en externe hulpmiddelen om met de stressor om te gaan. Dit omvat copingmechanismen en emotieregulatie.
* **Geen stress:** Als een situatie niet als bedreigend, schadelijk of problematisch wordt beoordeeld, ervaart men geen stress.
* **Mate van stress:** De ervaren stress is afhankelijk van de combinatie van de beoordeling van de bedreiging en de beschikbare hulpmiddelen.
* Bedreiging + weinig hulpmiddelen = veel stress.
* Bedreiging + voldoende hulpmiddelen = minder stress.
* **Latere aanvullingen:** Deze modellen houden ook rekening met zowel cognitieve als emotionele aspecten bij de beoordeling van een situatie.
> **Tip:** Pas het transactioneel model toe op concrete situaties om te begrijpen hoe de beoordeling en de beschikbare middelen de ervaren stress beïnvloeden.
### 2.3 Factoren die een gebeurtenis stressvol maken
Verschillende factoren kunnen de subjectieve ervaring van stress door een bepaalde gebeurtenis versterken:
* **Onverwacht moment:** Gebeurtenissen die buiten de normale verwachtingen vallen.
* **Onvoorspelbaarheid:** Gebrek aan signalen of waarschuwing vooraf.
* **Onduidelijkheid:** Onzekerheid over de persoonlijke rol of het potentiële risico/schade.
* **Ongewenste gebeurtenissen:** Gebeurtenissen die niet gewenst zijn, vaak door externe factoren zoals financiële tegenslag.
* **Gebrek aan controle:** Geen gedragsmatige of cognitieve controle over de situatie.
* **Grote levensverandering:** Significante gebeurtenissen zoals geboorte, huwelijk, verhuizing.
* **Korte termijn:** Duidelijk afgebakende periodes met hoge druk, zoals een examen.
### 2.4 Typen stress
Stress kan worden onderverdeeld in acute en chronische vormen, elk met verschillende implicaties voor gezondheid en welzijn.
#### 2.4.1 Acute stress
Acute stress treedt op als reactie op een plotselinge, intense gebeurtenis. Hoewel zeldzaam, kunnen catastrofale gebeurtenissen leiden tot ernstige psychische gevolgen zoals een posttraumatische stressstoornis (PTSS).
* **Gezonde acute stress:** Dit is een veelvoorkomend fenomeen, zoals examenstress. De mate van arousal (fysiologische activatie) speelt hierbij een rol.
* **Wet van Yerkes-Dodson:** Stelt dat prestaties optimaal zijn bij een gemiddeld niveau van arousal. Te weinig of te veel arousal leidt tot verminderde prestaties. Er bestaat een 'sweet spot' voor optimaal presteren.
* **Impact op gezondheid:** Herhaaldelijke blootstelling aan acute stressoren kan leiden tot een verhoogde vatbaarheid voor ziekten, waaronder infecties, en een verhoogde bloeddruk met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten.
#### 2.4.2 Chronische stress
Chronische stress ontstaat wanneer er onvoldoende ruimte is voor rust en herstel, waardoor het lichaam continu in een staat van paraatheid blijft. De draaglast staat voor lange tijd niet in verhouding tot de draagkracht.
* **Beroepsstress (Job Demands-Control Model van Karasek):** Dit model identificeert vier jobtypes op basis van de combinatie van taakeisen en autonomie/controle:
* **Laag stressvolle banen met veel autonomie:** Comfortabel maar minder uitdagend (bv. onderzoeksmedewerkers, ambtenaren).
* **Monotone, weinig uitdagende banen met weinig autonomie:** (bv. administratieve banen, assemblagewerk).
* **Uitdagende banen met veel autonomie en ontwikkelingsmogelijkheden:** Stimuleert groei, kan stressvol zijn (bv. artsen, wetenschappers, ondernemers).
* **Stressvolle beroepen met weinig autonomie:** Hoog risico op burn-out en stressklachten (bv. lopende band werk, callcentermedewerkers, verpleegkundigen).
* **Job Demands-Resources Model (Bakker & Demerouti):** Dit model is een aanvulling op het Job Demands-Control Model en breidt de factoren uit naar 'job demands' (eisen) en 'job resources' (hulpbronnen).
> **Tip:** Het Job Demands-Resources model biedt een breder perspectief door naast de eisen ook de beschikbare hulpbronnen (zoals ondersteuning van collega's, feedback, autonomie) mee te nemen in de analyse van werkstress.
---
# Omgaan met stress: coping en stressmanagement
Dit onderwerp verkent de verschillende manieren waarop mensen omgaan met stress, variërend van het veranderen van de stressor tot het reguleren van de bijbehorende emoties, en introduceert technieken om stress te managen.
## 3. Stress, gezondheid en ziekte
### 3.1 Wat is stress?
Stress kan worden gedefinieerd als een toestand van druk of belasting die ontstaat wanneer de aanpassingsmogelijkheden in een bepaalde levenssituatie worden overschreden. Het wordt vanuit een biopsychosociaal perspectief benaderd, waarbij psychologische, sociale en fysiologische aspecten worden meegenomen.
#### 3.1.1 Concepten van stress
* **Stress als reactie op een stimulus:** Hierbij wordt stress gezien als een reactie op bepaalde gebeurtenissen of factoren (stressoren). Levensgebeurtenissen, gemeten in Life Change Units (LCU) door Holmes en Rahe, zijn een voorbeeld hiervan. Echter, deze meting kent beperkingen, zoals de subjectiviteit van de beoordeling, de onderlinge verwevenheid van items en de algemene toepasbaarheid. Dagelijkse ergernissen, kleine frustrerende of beangstigende gebeurtenissen, spelen ook een rol.
* **Stress als een transactie:** Dit concept, gebaseerd op het cognitief transactioneel stressmodel van Richard Lazarus, beschouwt stress als een interactie tussen de gebeurtenis (stressor) en de subjectieve beoordeling van de situatie door het individu, rekening houdend met beschikbare hulpmiddelen.
* **Primaire beoordeling:** Hierbij wordt de situatie beoordeeld op potentiële schade, bedreiging of uitdaging.
* **Secundaire beoordeling:** Indien de situatie als een probleem, bedreiging of verlies wordt ervaren, wordt beoordeeld hoe hiermee om te gaan met behulp van interne en externe hulpmiddelen. Als er geen bedreiging, schade of probleem is, is er geen sprake van stress. Een bedreiging in combinatie met weinig hulpmiddelen leidt tot veel stress, terwijl een bedreiging met voldoende hulpmiddelen leidt tot minder stress.
#### 3.1.2 Factoren die een gebeurtenis stressvol maken
Verschillende factoren kunnen een gebeurtenis extra stressvol maken:
* Onverwacht moment in het leven
* Tijdstip buiten de normale verwachting
* Onvoorspelbaarheid (geen signalen of waarschuwing vooraf)
* Onduidelijkheid over persoonlijke rol of potentieel risico/schade
* Ongewenste gebeurtenissen
* Gebrek aan gedragsmatige of cognitieve controle
* Grote levensverandering
#### 3.1.3 Soorten stress: acuut en chronisch
* **Acute stress:** Dit is een kortdurende stressreactie op een specifieke gebeurtenis. De wet van Yerkes-Dodson stelt dat er een optimaal niveau van arousal is voor prestaties; te veel of te weinig arousal is schadelijk. Gezonde acute stress kan nuttig zijn, bijvoorbeeld examenstress, maar wanneer acute stresssituaties leiden tot een gebrek aan rust en herstel, kan dit overgaan in chronische stress.
* **Chronische stress:** Treedt op wanneer de draaglast langdurig niet in verhouding staat tot de draagkracht, wat leidt tot een staat van continue paraatheid. Dit kan leiden tot vatbaarheid voor ziekten, verhoogde bloeddruk en cardiovasculaire problemen.
#### 3.1.4 Beroepsstress: Job Demands-Control en Job Demands-Resources modellen
* **Job Demands-Control model (Karasek):** Dit model onderscheidt vier jobtypes gebaseerd op de balans tussen eisen (demands) en controle (control):
1. **Laag stressvolle banen met veel autonomie:** Comfortabel maar minder uitdagend (bv. onderzoeksmedewerkers).
2. **Monotone, weinig uitdagende banen met weinig autonomie:** (bv. administratieve banen).
3. **Uitdagende banen met veel autonomie en ontwikkelingsmogelijkheden:** Stimuleert groei, maar kan stressvol zijn (bv. artsen, wetenschappers).
4. **Stressvolle beroepen met weinig autonomie:** Hoog risico op burn-out en stressklachten (bv. lopende band werk, callcentermedewerkers).
* **Job Demands-Resources model (Bakker & Demerouti):** Dit model bouwt voort op het Job Demands-Control model door naast eisen ook bronnen (resources) te betrekken die stress kunnen verminderen en welzijn kunnen bevorderen.
## 3.2 Omgaan met stress: coping
Coping omvat alles wat iemand doet om de invloed van een feitelijke of subjectief ervaren stressor te verminderen. Het is een dynamisch, aangeleerd en doelbewust proces dat aansluit bij het transactioneel stressmodel van Lazarus.
#### 3.2.1 Functies van coping
Volgens Cohen en Lazarus heeft coping de volgende functies:
* Effecten van schadelijke externe omstandigheden verminderen.
* Tolereren van of aanpassen aan negatieve gebeurtenissen.
* Behouden van een positief zelfbeeld.
* Behouden van emotioneel evenwicht en verminderen van emotionele stress.
* Behouden van een bevredigende relatie met de omgeving en met anderen.
#### 3.2.2 Coping dimensies, stijlen en strategieën
* **Coping dimensies:** Dit zijn verschillende manieren om copingsresponsen te categoriseren.
* **Coping stijl:** Dit is de voorkeurscopingstrategie die iemand relatief stabiel over verschillende situaties heen toepast, verankerd in persoonlijkheid en ervaringen.
* **Coping strategie:** Dit zijn specifieke manieren om met stress om te gaan, afhankelijk van de situatie. Mensen kunnen meerdere strategieën hanteren en wisselen per situatie.
* **Ways of Coping (Folkman & Lazarus):** Omvat strategieën zoals confronterende coping, afstand nemen, zelfcontrole, sociale steun zoeken, verantwoordelijkheid accepteren, ontsnappen-vermijden, geplande probleemoplossing en positieve herbeoordeling.
#### 3.2.3 Probleem- en emotiegerichte coping
* **Probleemgerichte coping:** Gericht op het veranderen of reguleren van de stressor zelf. Dit kan cognitief (plannen hoe om te gaan) of gedragsmatig (informatie zoeken) zijn.
* **Emotiegerichte coping:** Gericht op het omgaan met de gedachten en emoties die de stressor oproept. Dit omvat het zoeken van emotionele steun en cognitieve herbeoordeling.
#### 3.2.4 Adaptieve coping
Adaptieve coping is effectief en bevordert welzijn op zowel korte als lange termijn. Vermijdende coping kan op korte termijn opluchting bieden, maar leidt vaak tot meer angst op lange termijn.
* **Coping door emotionele aanpak (Broaden and Build theorie van Fredrickson):** Positieve emoties verruimen het denken en handelen, wat leidt tot een toename van hulpbronnen. Emotiegerichte coping, zoals positief herbeoordelen ("het had erger gekund"), kan adaptief zijn. Realistisch optimisme draagt bij aan adaptieve coping, terwijl hulpeloosheid en hopeloosheid geassocieerd worden met passief vermijdende coping en emotioneel lijden.
#### 3.2.5 Stress en subjectief ervaren controle
* **Locus of Control (LOC):** Een interne LOC hangt samen met meer probleemgerichte coping. Een te hoge interne LOC kan leiden tot onrealistisch optimisme. Accepteren van de realiteit en het stellen van realistische doelen verhogen het gevoel van controle, hoop en welzijn.
#### 3.2.6 Sociale steun en stress
Een sterk sociaal netwerk is geassocieerd met betere gezondheid en een langer leven. Sociale steun kan fungeren als een buffer tegen stress.
* **Bufferingseffect:** Sociale steun beschermt tegen de impact van stressvolle situaties door de cognitieve beoordeling van stress te beïnvloeden en copingstrategieën te verbeteren.
* **Direct effect:** Sociale steun bevordert gezondheid ongeacht het stressniveau, door gevoelens van verwantschap en eigenwaarde te vergroten en gezondere leefstijlkeuzes te stimuleren. Fysiologische effecten, zoals verlaging van bloeddruk, zijn ook mogelijk. Kwaliteit van sociale steun is hierbij belangrijker dan kwantiteit.
## 3.3 Stressmanagement
Stressmanagement omvat technieken om stress te verminderen en het welzijn te bevorderen.
### 3.3.1 Emotieregulatie
Het beheersen van emoties is cruciaal voor stressmanagement.
* **Automatische irrationele/niet-helpende gedachten (Beck):** Zoals catastrofaal denken, overmatig generaliseren, arbitraire inferentie en selectieve abstractie.
* **ABC-model van Albert Ellis (CGT):** Hierbij wordt de relatie tussen een gebeurtenis (A), de overtuigingen erover (B) en de emotionele/gedragsmatige reactie (C) geanalyseerd.
* **Cognitieve herstructurering:** Een techniek om negatieve gedachten te herkennen, te onderzoeken en te vervangen door realistischere en helpende gedachten. Strategieën omvatten zelfinstructietraining, geruststellende zelfspraak en positieve zelfspraak (affirmaties).
### 3.3.2 Ontspanningstechnieken
Deze technieken helpen bij het verminderen van fysieke en mentale spanning.
* **Ademhalingsoefeningen:** Bewust focussen op de ademhaling kan kalmerend werken.
* **Visualisatie:** Het oproepen van rustgevende beelden.
* **Progressieve relaxatie van Jacobson:** Spieren of spiergroepen beurtelings opspannen en vervolgens ontspannen om een diepe staat van ontspanning te bereiken.
* **Spanningsdagboek:** Het bijhouden van momenten van spanning en de daarbij horende oorzaken en reacties.
### 3.3.3 Cognitieve en gedragsmatige interventies
* **Cognitieve interventies:** Gericht op het veranderen van denkpatronen, zoals hierboven beschreven onder emotieregulatie.
* **Gedragsmatige interventies:** Gericht op het bewust veranderen van gedrag om stress te verminderen. Dit kan door kleine aanpassingen in het dagelijks leven, zoals rustig rijden of bewust ontspannen in de auto.
* **Stressinoculatietraining:** Een combinatie van cognitieve en gedragsmatige interventies, inclusief ontspanningstechnieken en kalmerende zelfspraak, om mensen voor te bereiden op stressvolle situaties.
### 3.3.4 Mindfulness-gebaseerde interventies
* **Mindfulness:** Het meditatieve proces waarbij men aandacht besteedt aan het huidige moment zonder oordeel. Het is niet hetzelfde als meditatie, maar kan wel via meditatie geoefend worden.
* **Stap-voor-stap proces:** Aandacht richten op een stimulus (bv. ademhaling), observeren zonder oordeel, en niet reageren op storende gedachten of emoties.
* **Mindfulness toepassen in alledaagse activiteiten:** Bewust eten, lopen, werken, etc.
* **Golven in de zee:** Het besef dat de meeste sensaties, gedachten en emoties van voorbijgaande aard zijn.
### 3.3.5 Acceptance & Commitment Therapy (ACT)
ACT is een psychotherapie die gericht is op het bevorderen van psychologische flexibiliteit. Het omvat zes kernprocessen:
* **Acceptatie:** Bereidheid om ongemakkelijke gedachten, gevoelens en sensaties te ervaren zonder ertegen te vechten.
* **Cognitieve defusie:** Gedachten zien als louter gedachten, niet als feiten of representaties van de werkelijkheid.
* **Contact met het huidige moment:** Bewust aanwezig zijn in het hier en nu.
* **Zelf als context:** Het besef van een observerend zelf dat losstaat van de inhoud van gedachten en gevoelens.
* **Waarden:** Identificeren van wat werkelijk belangrijk is in het leven.
* **Toegewijde actie:** Concreet actie ondernemen in lijn met de waarden, zelfs als dit gepaard gaat met interne obstakels ("monsters").
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Mentaal welzijn | De mate waarin iemand zich goed voelt in zijn vel en gelukkig is; een uitkomstmaat van positieve geestelijke gezondheid. |
| Geluksdriehoek | Een model dat mentaal welzijn opdeelt in drie componenten: goed omringd zijn, jezelf kunnen zijn en je goed voelen. |
| Verbondenheid | Het gevoel van steun vinden bij anderen en betekenisvol zijn voor anderen. |
| Sterktes | Persoonlijke kwaliteiten of vaardigheden waar iemand trots op is, en het belang van een groeimindset. |
| Mildheid | Het vermogen om mild te zijn voor zichzelf, zonder te streng te oordelen. |
| Stress | Een toestand van druk of belasting die ontstaat wanneer de aanpassingsmogelijkheden in een bepaalde levenssituatie worden overschreden. |
| Levensgebeurtenis | Een gebeurtenis in het leven die potentieel stressvol kan zijn, zowel positief als negatief, en die gemeten kan worden aan de hand van Life Change Units. |
| Dagelijkse ergernissen | Kleine, frustrerende of beangstigende gebeurtenissen die dagelijks kunnen voorkomen en tot stress kunnen leiden. |
| Transactioneel stressmodel | Een model dat stress beschouwt als een interactie tussen de gebeurtenis (stressor), de subjectieve beoordeling van de situatie en beschikbare hulpmiddelen. |
| Primaire beoordeling | Het proces waarbij een persoon een situatie beoordeelt op potentiële schade, bedreiging of uitdaging. |
| Secundaire beoordeling | Het proces waarbij een persoon inschat hoe hij of zij kan omgaan met een stressor, gebaseerd op beschikbare interne en externe hulpmiddelen. |
| Acute stress | Een kortdurende, intense stressreactie op een specifieke gebeurtenis, die soms rampzalig kan zijn (bv. rampen) of gezond kan zijn (bv. examenstress). |
| Chronische stress | Langdurige stress die optreedt wanneer er geen plaats meer is voor rust en herstel, en het lichaam constant in een staat van paraatheid blijft. |
| Job demands-control model | Een model dat beroepsstress verklaart aan de hand van vier beroepskenmerken: belasting/eisen en autonomie/controle. |
| Job demands-resources model | Een model dat een aanvulling is op het Job Demands-Control Model en kijkt naar de balans tussen eisen en hulpbronnen op het werk. |
| Omgaan met stress | De manier waarop individuen hun reacties op stressvolle situaties reguleren en beheren. |
| Coping | Alles wat iemand doet om de invloed van een feitelijke of subjectief ervaren stressor te verminderen; een dynamisch, aangeleerd en doelbewust proces. |
| Copingdimensies | Twee verschillende manieren om copingsresponsen te categoriseren, vaak gerelateerd aan probleemgerichte en emotiegerichte coping. |
| Copingstijl | De voorkeurscopingstrategie die iemand gebruikt in stressvolle situaties, die relatief stabiel is en verankerd in persoonlijkheid en ervaringen. |
| Copingstrategie | Specifieke manieren om met stress om te gaan, afhankelijk van de situatie en de effectiviteit ervan. |
| Probleemgerichte coping | Een vorm van coping gericht op het veranderen of reguleren van de stressor zelf. |
| Emotiegerichte coping | Een vorm van coping gericht op het omgaan met de gedachten en emoties die de stressor oproept, vaak door middel van zelfsteun of positieve herbeoordeling. |
| Adaptieve coping | Copingstrategieën die effectief zijn in het omgaan met stress en bijdragen aan welzijn op de korte en lange termijn. |
| Subjectief ervaren controle | Het gevoel van controle dat iemand heeft over zijn of haar eigen leven en situaties, wat invloed heeft op stressniveaus. |
| Locus of control | Het psychologische concept dat aangeeft of iemand gelooft dat gebeurtenissen worden bepaald door eigen acties (intern) of door externe factoren (extern). |
| Sociale steun | De emotionele, instrumentele of informatieve hulp die iemand ontvangt van anderen, wat kan fungeren als buffer tegen stress. |
| Stressmanagement | Interventies en strategieën die gericht zijn op het verminderen van (werk)stress en het bevorderen van mentaal en fysiek welzijn. |
| Emotieregulatie | Het proces van het beïnvloeden van de emoties die men heeft, wanneer men ze heeft en hoe men ze ervaart en uitdrukt. |
| Cognitieve herstructurering | Een techniek binnen de cognitieve gedragstherapie om negatieve gedachten te herkennen, te onderzoeken en te vervangen door helpendere gedachten. |
| Ontspanningstechnieken | Methoden om fysieke en mentale ontspanning te bevorderen, zoals ademhalingsoefeningen, visualisatie en progressieve relaxatie. |
| Progressieve relaxatie van Jacobson | Een techniek waarbij spieren of spiergroepen beurtelings worden aangespannen en ontspannen om lichamelijke spanning te verminderen. |
| Gedragsmatige interventies | Strategieën die gericht zijn op het bewust veranderen van gedrag om stress te verminderen, zoals het aanpassen van dagelijkse routines of het oefenen van kalmerende zelfspraak. |
| Stressinoculatietraining | Een interventie die cognitieve en gedragsmatige technieken combineert om individuen voor te bereiden op stressvolle situaties. |
| Mindfulness | Een meditatief proces waarbij men aandacht besteedt aan het huidige moment zonder oordeel, wat leidt tot verhoogd bewustzijn en verminderde stress. |
| Acceptance & Commitment Therapy (ACT) | Een vorm van gedragstherapie die zich richt op het accepteren van ongemakkelijke gedachten en gevoelens, en op het committeren aan gedrag dat in lijn is met persoonlijke waarden. |
| Psychologische flexibiliteit | Het vermogen om flexibel om te gaan met gedachten, gevoelens en ervaringen, en om gedrag aan te passen aan de eisen van de situatie en persoonlijke waarden. |
| Cognitieve defusie | Het proces waarbij men leert om gedachten te zien als louter gedachten, in plaats van als feiten die de werkelijkheid vertegenwoordigen. |
| Waarden | Dingen die voor een persoon belangrijk zijn in het leven en die richting geven aan het gedrag en de keuzes. |
| Toegewijde actie | Het ondernemen van concrete stappen en gedrag dat in lijn is met de ontdekte waarden, zelfs wanneer dit gepaard gaat met ongemak. |