Cover
Start now for free 8522.pdf
Summary
# De structuur van de Belgische staat en overheidsniveaus
Dit onderwerp behandelt de grondwettelijke basis van België als federale, gedecentraliseerde staat, de verdeling van macht en bevoegdheden over verschillende overheidsniveaus en de hiërarchische relatie tussen rechtsnormen [13](#page=13).
### 1.1 Basisprincipes van de Belgische staat
België is een grondwettelijke staat, wat betekent dat de grondwet de basisprincipes van het bestuur, de organisatie van instellingen en de relatie tussen burgers en instellingen vastlegt. Het principe achter de staatsstructuur is de verdeling van macht om misbruik te voorkomen. Deze macht is verdeeld over verschillende instanties met elk specifieke bevoegdheden. De drie klassieke machten zijn [13](#page=13):
* **Wetgevende macht**: Gevormd door de Koning en het Parlement (Kamer van Volksvertegenwoordiging en Senaat). Deze macht is verantwoordelijk voor het maken en goedkeuren van wetten (decreten/ordonnanties) en het controleren van de uitvoerende macht [13](#page=13).
* **Uitvoerende macht**: Gevormd door de Koning en de Regering. Deze macht leidt het land, dient wetsontwerpen in en voert de wetten uit [13](#page=13).
* **Rechterlijke macht**: Gevormd door Hoven en Rechtbanken. Deze macht spreekt uitspraak over geschillen [13](#page=13).
België koos bij zijn oprichting voor een monarchie, waarbij de koning het staatshoofd is, maar slechts beperkte persoonlijke macht heeft en zijn bevoegdheden samen met zijn ministers uitoefent. Het land heeft een parlementair stelsel, wat inhoudt dat het parlement, bestaande uit verkozen parlementsleden, de regering samenstelt en controleert. Dit wordt beschouwd als een representatieve democratie [13](#page=13).
### 1.2 Overheden en hun bevoegdheden
België is een federale, gedecentraliseerde staat, waarbij de federale overheid bevoegdheden deelt met deelstaten en lokale overheden. De belangrijkste overheden zijn [14](#page=14):
* **Federale overheid**: Beslissingsbevoegdheid over het grondgebied van het hele land [14](#page=14).
* **Gemeenschappen**: De Vlaamse, Franstalige en Duitstalige gemeenschappen beschermen en ontwikkelen de culturele eigenheid van hun bevolking. Hun bevoegdheden zijn cultuur- en persoonsgebonden (bv. cultuur, onderwijs, welzijn) [14](#page=14).
* **Gewesten**: Het Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn opgericht om in te spelen op de economische eigenheid van een regio. Hun bevoegdheden zijn economisch, plaats- of grondgebonden (bv. economie, leefmilieu, energie, werk, openbaar vervoer) [14](#page=14).
* **Provincies**: Hebben bevoegdheden op provinciaal grondgebied. Sinds recente staatshervormingen omvatten hun bevoegdheden hoofdzakelijk grondgebonden taken zoals waterbeheer, streekontwikkeling, provinciale domeinen en onderwijs [14](#page=14).
* **Lokale besturen (gemeenten en steden)**: Hebben bevoegdheden binnen hun eigen grondgebied [14](#page=14).
### 1.3 Rechtsnormen en hiërarchie
Verschillende overheden hebben de bevoegdheid om eigen rechtsnormen en wetgeving uit te vaardigen. Deze normen staan in een hiërarchisch verband [14](#page=14):
* **Grondwet**: De hoogste norm. Geen enkele andere wet mag hiermee in strijd zijn. De grondwet respecteert EU-normen en internationale verdragen [14](#page=14).
* **Wetten, decreten en ordonnanties**: Deze wetgevende akten staan op gelijke hoogte. Ze mogen niet in strijd zijn met de grondwet [14](#page=14).
* Wetten worden uitgevaardigd door de federale overheid [14](#page=14).
* Decreten worden uitgevaardigd door de gemeenschappen en gewesten [14](#page=14).
* Ordonnanties worden uitgevaardigd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest [14](#page=14).
* **Uitvoeringsbesluiten**: Gevormd door de regeringen om wetten, decreten en ordonnanties concreet toe te passen. Ze mogen niet in strijd zijn met de hogere normen [15](#page=15).
* **Provinciale verordeningen**: Mogen niet in strijd zijn met uitvoeringsbesluiten en hogere normen [15](#page=15).
* **Gemeentelijke verordeningen**: Mogen niet in strijd zijn met provinciale verordeningen en dus ook niet met hogere normen [15](#page=15).
> **Tip:** Het principe van hiërarchie zorgt ervoor dat lagere overheden steeds de normen van hogere overheden moeten respecteren.
### 1.4 Structuur van de Vlaamse overheid en asymmetrisch federaal model
In Vlaanderen zijn het parlement en de regering van het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap samengevoegd in één Vlaams Parlement en één Vlaamse regering. Dit vereenvoudigt de politieke besluitvorming in vergelijking met de Franstalige gemeenschappen, die wel afzonderlijke gewest- en gemeenschapsoverheden hebben. België wordt daarom beschouwd als een asymmetrisch federaal model [15](#page=15).
### 1.5 Evolutie van bevoegdheden
Sinds de jaren '70 werden bevoegdheden van het federaal niveau overgeheveld naar gemeenschappen en gewesten. Voorbeelden hiervan zijn onderwijs, sociale huisvesting en welzijnszorg die nu bevoegdheden zijn van de Vlaamse overheid. De kinderbijslag (nu Vlaams Groeipakket) werd bij de laatste staatshervorming in 2011 overgedragen naar de gemeenschappen [16](#page=16).
> **Tip:** Het verschuiven van bevoegdheden heeft een directe impact op organisaties, aangezien zij moeten nagaan welke overheid bevoegd is en aan welke wetgeving ze onderhevig zijn. Dit kan leiden tot complexiteit, vooral wanneer sectoren met beleid van verschillende overheidsniveaus rekening moeten houden [16](#page=16).
### 1.6 Overzicht van de machten op verschillende niveaus
Het onderstaande schema toont de verdeling van de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht over de verschillende overheden [15](#page=15):
NiveauWetgevende MachtUitvoerende MachtRechterlijke MachtGemeenten en stedenGemeenteraadCollege van burgemeester en schepenenHoven en rechtbankenProvincieProvincieraadBestendige Deputatie en gouverneurHoven en rechtbankenGemeenschappen en GewestenVlaams parlement, Waalse Gewestraad, Franse Gemeenschapsraad, Raad van de Duitstalige Gemeenschap, Brusselse Hoofdstedelijke RaadVlaamse regering, Waalse gewestregering, Franse Gemeenschapsregering, Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Brusselse Hoofdstedelijke RegeringHoven en rechtbankenFederale overheidFederaal parlement (Kamer van Volksvertegenwoordigers en Senaat) en de KoningFederale regering (ministers en staatssecretarissen) en de KoningHoven en rechtbankenEuropese UnieEuropees Parlement, Raad van Ministers (Ministers van de lidstaten)Europese CommissieEuropees Gerecht, Hof van Justitie
> **Opmerking:** Sinds enkele jaren noemen het Waals gewest en de Franse gemeenschap zich "la Fédération Bruxelles-Wallonie", wat de parlementen en regeringen verenigt, echter zonder de Brusselse gewestbevoegdheden. Desondanks wordt in dit overzicht de wettelijke terminologie aangehouden [15](#page=15).
* * *
# Welzijn in de welvaartsstaat: concepten, uitdagingen en tendensen
Dit onderwerp verkent de concepten, uitdagingen en tendensen van welzijn binnen de context van de welvaartsstaat, waarbij de evolutie van het maatschappijmodel en nieuwe sociale kwesties worden belicht.
## 2\. Welzijn in de welvaartsstaat
Om het sociaal beleid en de sociale kaart te begrijpen, is inzicht in de maatschappelijke noden en tendensen essentieel [23](#page=23).
### 2.1 Begrip verzorgingsstaat / welvaartsstaat
De samenlevingsvorm waarin burgers genieten van voorzieningen zoals gezondheidszorg, onderwijs en welzijnszorg, evenals financiële tegemoetkomingen, wordt aangeduid als de ‘verzorgingsstaat’ of ‘welvaartsstaat’. Volgens professor Deleeck is de welvaartsstaat een samenlevingsvorm van rijke geïndustrialiseerde landen die grondrechten waarborgt om materiële welvaart en ontplooiingskansen te bevorderen, binnen een parlementaire democratie en met behoud van de vrije-markteconomie. Dit houdt in dat de samenleving verantwoordelijkheid neemt voor het waarborgen van fundamentele rechten (zoals het recht op leven en vrijheid van meningsuiting) en sociale grondrechten (zoals het recht op werk, huisvesting en gezondheid). De overheid intervenieert met maatregelen zoals sociale zekerheid (uitkeringen bij ziekte, werkloosheid, invaliditeit, ouderdom) en dienstverlening op gebieden als veiligheid, onderwijs, gezondheidszorg en welzijnszorg [23](#page=23).
* **Uitdaging:** Het debat over de economische groei als voorwaarde voor welvaart leeft, zeker met de ecologische impact van economische groei in het achterhoofd. Duurzame welvaart kan leiden tot keuzes zoals consuminderen en de de-growth-gedachte [24](#page=24).
### 2.2 De welvaartsstaat is niet-staats
De welvaartsstaat kenmerkt zich door een niet-staats karakter. Hoewel de overheid regelgeving opstelt, speelt de interactie met sociale organisaties en het maatschappelijk middenveld een cruciale rol in sociaal beleid. Deze organisaties signaleren noden, geven stem aan belangen van burgers en nemen deel aan besluitvorming of adviesverlening. Voorbeelden hiervan zijn het sociaal overleg tussen werknemers- en werkgeversvertegenwoordigers (zoals SER in Vlaanderen) en tripartiet overleg met overheidsvertegenwoordigers (zoals VESOC). De uitvoering van sociaal beleid wordt deels toevertrouwd aan verenigingen en organisaties, waarbij de overheid subsidieert en controleert. Werkloosheidsuitkeringen worden deels door vakbonden uitbetaald en terugbetalingen van gezondheidszorgkosten lopen via mutualiteiten. Ook welzijnszorg wordt grotendeels uitgevoerd door social-profitorganisaties (vzw's) [24](#page=24).
### 2.3 De welvaartsstaat is verzuild
Historisch gezien is het maatschappelijk middenveld sterk verzuild, wat betekent dat het dagelijks leven en maatschappelijke activiteiten georganiseerd zijn op basis van ideologische of levensbeschouwelijke verscheidenheid. Er waren drie hoofdzuilen: christelijk, socialistisch en liberaal. Burgers verenigden zich in vakbonden, mutualiteiten en socioculturele organisaties, waardoor men ‘van wieg tot graf’ binnen één zuil kon functioneren, inclusief eigen politieke partijen, scholen, jeugdbewegingen, kranten en banken [24](#page=24) [25](#page=25).
* **Tendens van ontzuiling:** De laatste jaren is de verzuiling minder star. Mensen wisselen van ziekenfonds, volgen onderwijs buiten hun oorspronkelijke zuil, en verenigingen stellen zich pluralistisch op. Organisaties veranderen van naam (bv. KAV naar Femma). Burgers engageren zich meer op basis van inhoud dan levensbeschouwing, wat leidde tot nieuwe neutrale bewegingen (bv. rond milieu, Noord-Zuidproblematiek) en politieke partijen zonder verzuilde achtergrond (bv. N-VA). Grote, traditionele middenveldorganisaties evolueren naar concurrenten op de markt voor kwalitatieve dienstverlening [25](#page=25).
### 2.4 Uitdagingen en evolutie van ons maatschappijmodel
#### 2.4.1 Het ontstaan van de welvaartsstaat
De welvaartsstaat is een relatief recent en uniek maatschappijmodel dat ontstond tijdens en na de industriële revolutie. De mechanisering en technologische ontwikkelingen leidden tot hogere arbeidsproductiviteit en welvaart. Politiek-maatschappelijke veranderingen, zoals meer wetgeving, oprichting van ziekenfondsen en vakbonden, wettelijke arbeidsduur en verplichte verzekeringen, droegen bij aan de groei [26](#page=26).
Vijf historische fasen kunnen worden onderscheiden:
1. **Eerste fase (1800-1880):** Beïnvloed door de Franse Revolutie en industrialisering. Levensstandaard verbeterde enigszins, maar overheidsinterventie was minimaal. Arbeiders werden uitgebuit, er was kinderarbeid en hongersnood (de ‘oude sociale kwestie’). Burgers begonnen zich te verenigen, wat leidde tot de kiem van latere ziekenfondsen en vakbonden [26](#page=26).
2. **Tweede fase (1880-1919):** Eerste sociale wetten kwamen tot stand (bv. wet op zondagsrust, leerplicht, verbod op kinderarbeid) na opstanden en stakingen. De ontwikkeling van stemrecht (algemeen meervoudig in 1893, algemeen enkelvoudig mannelijk in 1919) droeg bij aan wettelijke initiatieven ter bescherming van werknemers. Vakbonden (ACV als eerste) en prille ziekenkassen werden groter. Verzekeren bleef vrijwillig, sociale zekerheid was gebaseerd op vrijwilligheid [27](#page=27).
3. **Derde fase (tussen WOI en WOII):** Na economische bloei volgde een crisis met toenemende werkloosheid en verscherpte links-rechts tegenstellingen. Staatsinterventie en overheidsplanning werden noodzakelijk geacht om de economie te herstellen en werkgelegenheid te stimuleren. Nationaal overleg tussen vakbonden en werkgevers werd belangrijker, leidend tot de eerste Nationale Arbeidsconferentie. Dit resulteerde o.a. in betaald jaarlijks verlof (6 dagen), erkenning van vakbonden en de 40-urenweek voor ongezonde fabrieken. Ziekte- en werkloosheidsverzekering bleven vrijwillig; enkel pensioenen en kinderbijslag werden verplicht [27](#page=27).
4. **Vierde fase (na WOII):** De basis voor de traditionele welvaartsstaat werd gelegd met de systematische organisatie en verplichte invoering van sociale zekerheid voor alle werknemers na de Besluitwet van 28 december 1944. Rijksdiensten werden opgericht. Werkloosheidsvergoeding, ziekte- en invaliditeitsuitkering en kinderbijslag werden uitbetaald door vakbonden, ziekenfondsen en patronale compensatiekassen. Overleg tussen werknemers en werkgevers werd verder uitgebouwd. Het huidige sociaal zekerheidsrecht en zorgvoorzieningen kwamen in deze periode tot stand. Vanaf 1973 (oliecrisis) stagneerde de welvaartsstaat door economische groei die werd aangetast, toenemende werkloosheid en armoede, en stijgende sociale uitgaven die het overheidsbudget zwaar belastten. De traditionele welvaartsstaat moest herbekeken worden [27](#page=27).
#### 2.4.2 De actieve welvaartsstaat
Veranderingen in de bevolking (veroudering, individualisering, vrouwenemancipatie) en economie (van industrie naar diensten, globalisering) stelden het traditionele welvaartsmodel en de financiële houdbaarheid ervan ter discussie. De toenemende druk van fiscale en sociale lasten, waarbij meer dan de helft van het nationaal inkomen naar de publieke sector en sociale uitgaven gaat, vergroot de druk op het systeem. Vergrijzing legt steeds meer lasten op de schouders van werkenden, en internationale concurrentie en banenverlies aan lagelonenlanden vergroten de druk [28](#page=28).
Tegen het einde van de 20e eeuw leidden tekorten in openbare financiën, aanhoudende werkloosheid en demografische evoluties tot het ‘activeringsidee’. Dit idee, overgewaaid uit Scandinavië, focust op actieve arbeidsbemiddeling, beroepsopleiding en maatregelen om tewerkstelling van sociaal zwakkere groepen te bevorderen. Het motto is ‘niet de mensen vis geven, maar ze leren vissen’, met als doel mensen via werk te integreren in plaats van hen uitkeringen te geven. Men probeert via een proactief beleid te anticiperen op toekomstig banenverlies en werkzoekenden en werknemers bij te scholen. De uiteindelijke doelstelling is een hogere activiteitsgraad, wat betekent: strengere aanpak van werkzoekenden, jongeren sneller aan het werk, minder brugpensioenen en langer werken. Het ‘Generatiepact’ en regeringsprogramma’s bevatten activerende maatregelen [28](#page=28).
* **Kritiek op activering:** Er is vaak onvoldoende aandacht voor de kwaliteit van arbeid, de combinatie van gezin en arbeid, en vrijwilligerswerk of onbetaalde zorgarbeid. Het activeren van 50-plussers blijft een uitdaging [28](#page=28) [29](#page=29).
#### 2.4.3 De nieuwe sociale kwesties
De samenleving evolueerde van een industriële naar een post-industriële maatschappij met een toenemende dienstensector. De sociale zekerheid ontstond als antwoord op de ‘oude sociale kwestie’ (kinderarbeid, uitbuiting, ziekte, werkloosheid). Naast deze blijven belangrijke risico's, zijn er nieuwe sociale risico's ontstaan door demografische en sociaal-economische veranderingen [29](#page=29):
* **Economische globalisering:** Risico op minder werkgelegenheid voor laaggeschoolden door uitbesteding aan lagelonenlanden, waardoor het vinden van een passende job moeilijker wordt. ‘Levenslang leren’ is een noodzaak geworden [29](#page=29).
* **Toenemende complexiteit en kennis:** Lage- en hooggeschoolden krijgen ongelijke kansen in een kennissamenleving; de kloof neemt toe en de positie van mensen met lage scholing of weinig gevraagde vaardigheden wordt kwetsbaarder [29](#page=29).
* **Toenemende verwachtingen en verantwoordelijkheden:** Burgers moeten werken, digitaal vaardig zijn, materiële welvaart nastreven en voor hun gezin zorgen [29](#page=29).
Door deze dynamieken worden laaggeschoolden en zorgbehoevenden kwetsbaarder en meer gemarginaliseerd, wat leidt tot toenemende ongelijkheid en armoede waar de klassieke welvaartsstaat onvoldoende antwoorden op heeft. Het is echter makkelijker om nieuwe risico's te voorspellen, zoals de hogere kans op langdurige werkloosheid voor laaggeschoolden [29](#page=29).
#### 2.4.4 Netwerksamenleving
De hedendaagse samenleving wordt gekenmerkt door steeds complexere maatschappelijke problemen, ‘wicked problems’ genoemd, zoals klimaatverandering, migratie en vergrijzing. Deze vragen om samenwerking over beleidsniveaus en welzijnssectoren heen. Een aanpak waarbij expertise gebundeld wordt, is cruciaal en zichtbaar in hervormingen zoals integrale jeugdhulp. Samenwerking, netwerkvorming en digitalisering staan voorop. Voorbeelden zijn de aanpak van de COVID-crisis en de Sustainable Development Goals (SDG's) van de VN [30](#page=30).
* **Uitdagingen van de netwerksamenleving:**
* Samenwerking is complex, vereist veel overleg en brengt risico's met zich mee. Transparante communicatie, heldere doelen en duidelijke verantwoordelijkheden zijn essentieel [30](#page=30).
* Burgerparticipatie (bv. burgerbevragingen) leidt soms niet tot representatieve uitkomsten omdat vooral ‘blanke, geschoolde burgers’ participeren (participatieparadox). Het NIMBY-fenomeen (Not In My Backyard) speelt ook een rol bij het inwinnen van adviezen [30](#page=30).
* De rol van de overheid verschuift naar het creëren van kaders en voorwaarden, waarna de uitvoering en verantwoordelijkheid meer bij lokale organisaties ligt. Dit vereist een evenwicht tussen loslaten en controleren [30](#page=30).
* **Digitalisering:** Vereist digitale vaardigheden van burgers, wat een uitdaging is voor kwetsbare groepen (digitale uitsluiting). Er is bezorgdheid over de impact van digitale middelen op het welbevinden van jongeren (verslavend effect van gamen en sociale media). Positief is dat digitalisering leidt tot nieuwe vormen van publieke dienstverlening (bv. online hulpverlening) en administratieve vereenvoudiging via systemen zoals een gedeeld patiëntendossier [31](#page=31).
### 2.5 Welzijn en welzijnsbeleid, welzijnszorg en welzijnszorgbeleid
#### 2.5.1 Begripsomschrijving
* **Welzijn:** Een toestand van welbevinden die ontstaat wanneer iemand zich kan ontplooien in zijn bestaan, met respect en engagement voor de ontplooiing van anderen. Het omvat lichamelijke conditie, psychische gezondheid, relaties, maatschappelijke participatie en materiële mogelijkheden voor een menswaardig bestaan [31](#page=31).
* **Welzijnsbeleid (sociaal beleid):** Een beleidsvorm gericht op het realiseren van welzijn. Het is geen afgebakend terrein, maar vertakt zich in verschillende sectoren (bv. minimuminkomens, onderwijs, huurwetgeving) [31](#page=31).
* **Welzijnszorg:** Het antwoord van de omgeving op een zorgbehoefte of ondersteuningsnood van een individu. De noden veranderen doorheen de tijd (bv. kinderopvang, ouderenzorg); maatschappelijke veranderingen zoals de vervrouwelijking van de arbeidsmarkt leidden tot de ontwikkeling van kinderdagverblijven en woonzorgcentra. Welzijnszorg wordt concreet vormgegeven door de welzijnszorgsector, afhankelijk van de doelgroep (bv. integrale jeugdhulp) [32](#page=32).
* **Welzijnszorgbeleid:** Het specifieke beleid dat kaders en doelstellingen schept voor de welzijnszorgsectoren. Het staat nooit volledig op zichzelf, maar is deel van een netwerksamenleving, rekening houdend met diverse beleidsniveaus en actoren [32](#page=32).
#### 2.5.2 Soorten welzijnsbeleid: sectoren en categorieën
* **Sectoraal beleid:** Richt zich op maatschappelijke domeinen zoals inkomenswaarborg, tewerkstelling, gezondheidszorg, onderwijs, cultuur, huisvesting en welzijnszorg. Binnen welzijnszorg vallen onder meer OCMW's, algemeen welzijnswerk, thuis- en ouderenzorg, opgroeien, jeugdhulp en zorg voor personen met een handicap [32](#page=32).
* **Categoriaal beleid:** Richt zich op specifieke doelgroepen zoals jeugd, ouderen, personen met een handicap, gezinnen en kansarmen [32](#page=32).
Deze indelingen kunnen leiden tot muren tussen personen met zorgnoden. Een integrale aanpak en meer samenwerking is wenselijk [33](#page=33).
#### 2.5.3 Beleidsniveaus en bevoegdheidsverdeling
De overheid streeft naar maatschappelijk welzijn voor alle burgers. Bevoegdheden zijn verschoven van federaal naar regionaal en lokaal niveau [33](#page=33).
* **Federale Overheid:** Verantwoordelijk voor algemeen belang, financiën, sociale zekerheid, justitie, veiligheid, asielprocedures en opvang, delen van volksgezondheid en werkgelegenheid, delen van armoedebestrijding en ontwikkelingssamenwerking. Wordt ondersteund door FOD's, POD's en Rijksdiensten [33](#page=33).
* **Vlaamse Overheid:** Verantwoordelijk voor tewerkstelling (arbeidsbemiddeling, programma's), cultuur, onderwijs, gezondheidszorg (erkenning zorgverstrekkers, kwaliteitsbewaking), bijstand aan personen (jeugdbescherming, kinderopvang, bejaarden- en gehandicaptenbeleid, gelijkekansenbeleid, integratie migranten, toezicht OCMW's), en delen van justitie. Wordt ondersteund door Vlaamse Agentschappen (bv. VAPH, Opgroeien) [34](#page=34).
* **Lokale Overheid (steden en gemeenten):** Voeren lokaal sociaal beleid, met geïntegreerde OCMW's. Bevoegd voor gemeentelijke scholen en kinderopvang, sociale bijstand, bibliotheken, lokale jeugdwerking, sportinfrastructuur, beheer OCMW's, sociale huisvesting en lokale politie. Ze zijn ook een samenwerkende actor in intergemeentelijke samenwerkingen en maken deel uit van eerstelijnshulpverleningszones [34](#page=34) [35](#page=35).
### 2.6 Actuele tendensen in de samenleving
De welzijns- en gezondheidssector kent een snelle ontwikkeling, vaak met een chaotisch karakter, en de versnippering over verschillende beleidsniveaus bemoeilijkt een eenduidig langetermijnbeleid. De zorgvraag neemt toe, terwijl budgetten beperkt zijn, wat het zorgsysteem tegen zijn grenzen aanbrengt [35](#page=35) [36](#page=36).
#### 2.6.1 Preventie, echelonnering en zorgmilieus
* **Preventie:** Het principe 'beter voorkomen dan genezen' is cruciaal in het welzijnsbeleid [36](#page=36).
* **Primaire preventie:** Voorkomen van problemen door in te spelen op risicofactoren en welzijn/gezondheid in stand te houden. Gericht op personen die nog niet geconfronteerd zijn met problemen. Voorbeelden: sensibilisatiecampagnes (vaccinatie), aanpassing van openbare ruimte [36](#page=36).
* **Secundaire preventie:** Vroegtijdig opsporen van risico's en mogelijke problemen. Gericht op specifieke bevolkingsgroepen die blootgesteld zijn aan risico's om ergere problemen te voorkomen. Voorbeelden: bevolkingsonderzoek borstkanker, gele brooddozen voor ouderen, de deelfabriek in Kortrijk [37](#page=37).
* **Tertiaire preventie:** Beperken en herstellen van schade met als doel herintegratie in de maatschappij en het verhogen van de kwaliteit van leven. Vermijden van terugval of verergering van problemen. Gericht op individuen die ziek zijn of ernstige problemen hebben. Voorbeelden: contextuele begeleiding bij gezinnen, leerondersteuning op maat, nazorg na residentiële opname [37](#page=37).
* **Echelonnering (zorgniveaus):** Een op elkaar volgen van voorzieningen, waarbij de minst ingrijpende hulpverlening voorrang krijgt. De hulp wordt steeds meer gespecialiseerd en uitgebreid indien nodig, met budgettaire redenen als belangrijke factor [38](#page=38).
* **Nulde lijn:** Zelfzorg, zelfhulpgroepen, mantelzorg (informele hulp) [38](#page=38).
* **Eerste lijn:** Gevormde, niet-gespecialiseerde en brede hulpaanbod, laagdrempelig en ambulant (extramuraal). Voorbeelden: huisartsen, Geïntegreerd Breed Onthaal, CLB's. De Vlaamse overheid versterkt de eerste lijn via eerstelijnszones [38](#page=38).
* **Tweede lijn:** Meer gespecialiseerde ambulante diensten, minder gemakkelijk toegankelijk (afspraak, wachtlijst). Vaak op doorverwijzing. Voorbeelden: revalidatiecentra, CGGZ, psychologen [39](#page=39).
* **Derde lijn:** Hooggespecialiseerde hulp met residentiële of intramurale opname, of semi-residentieel. Vaak na doorverwijzing. Voorbeelden: ziekenhuizen, internaten, residentiële voorzieningen [39](#page=39).
* **Vierde lijn:** Zeer verregaande specialisatie, sterk afgebakende doelgroep, extreem hoge drempels (bv. brandwondencentra) [39](#page=39).
* **Zorgmilieus:** Afbakening tussen soorten zorg/diensten [39](#page=39).
* **Ambulante diensten:** Extramuraal, dicht bij de leefomgeving (bv. dagverzorgingscentra). De overheid tracht dit aanbod te versterken en uit te breiden om tekorten aan semi-residentieel en residentieel aanbod op te vangen. Mobiele begeleiding is een vorm waarbij de hulpverlener naar de cliënt gaat [39](#page=39) [40](#page=40).
* **Semi-residentieel:** Tussen ambulant en residentieel (bv. internaten verbonden aan MFC) [40](#page=40).
* **Residentieel:** Intramuraal, voltijds verblijf in een voorziening (bv. woonzorgcentra, voorzieningen voor personen met NAH) [40](#page=40).
#### 2.6.2 Responsabilisering
Dit is een tendens waarbij de overheid meer opdrachten uitschrijft die door het maatschappelijk middenveld worden uitgevoerd, vaak via enveloppe-financiering. Organisaties krijgen een bedrag en bepalen zelf hoe ze dit inzetten, maar moeten wel aantonen dat ze middelen goed beheren. De verantwoordelijkheid verschuift van de overheid naar de organisatie of instelling. De overheid controleert de kwaliteit en efficiëntie. Ook zorgvragers worden meer geresponsabiliseerd, bv. personen met een handicap die zelf keuzes maken bij welke voorziening ze hulp ‘aankopen’ [40](#page=40).
#### 2.6.3 Toegankelijkheid en gelijke kansen
Niet iedereen die hulp nodig heeft, wordt geholpen. Er zijn vaak uitsluitingsmechanismen [41](#page=41).
* **Activeringsplan:** Vraagt zich af of het gelijke kansen biedt, met name voor mantelzorgers, de combinatie gezin-arbeid, jongeren zonder werkervaring, laaggeschoolden en 50-plussers [41](#page=41).
* **Kennis- en informatiesamenleving en responsabilisering:** Verwachting dat burgers verantwoordelijkheid nemen in een complexe samenleving. Digitale uitsluiting is een gevaar, waardoor kwetsbare groepen tussen de mazen van het net vallen. Gebrek aan informatie of internettoegang kan leiden tot onwetendheid over zorgaanbod [41](#page=41).
* **Fysieke en immateriële drempels:** Gebouwen en openbaar vervoer zijn nog niet altijd toegankelijk voor personen met een handicap, ouders met jonge kinderen of ouderen. ‘Universal design’ omvat ook leesbaarheid, taalgevoeligheid en een ouderen-vriendelijke omgeving. Elke materiële of immateriële drempel die deelname aan het dagelijks leven belemmert, is er een te veel. Kansarmen en laaggeschoolden ervaren drempels bij hulpverlening, en soms is er sprake van discriminatie [41](#page=41).
#### 2.6.4 Professionalisering en “vervrijwilliging”
Er is fors geïnvesteerd in professionele hulp- en zorgverlening, met betere opleidingen en arbeidsvoorwaarden. Vrijwilligerswerk blijft echter essentieel, met mantelzorgers, vrijwilligersorganisaties en in voorzieningen. Professionals en vrijwilligers vullen elkaar aan en vereisen samenwerking en ondersteuning. ‘Ervaringsdeskundigen’ (mensen die zelf tot de doelgroep behoren) nemen steeds meer een rol op als vrijwilliger om de zorg toegankelijker te maken voor lotgenoten. Dit versterkt inclusie en gelijke kansen [41](#page=41) [42](#page=42).
#### 2.6.5 Behoeftesturing en zorg op maat
Vroeger werd de zorg grotendeels bepaald door de voorzieningen (aanbodgestuurd). Nu is er een groeiend besef dat de overheid de zorg moet organiseren die de cliënt vraagt (behoeftesturend). Cliënten, zoals personen met een handicap of ouderen, kunnen meer zelf beslissen over hun leven (bv. persoonsvolgende financiering, thuiswonen). Organisaties moeten flexibeler zijn en focussen op ‘zorg op maat’ in samenwerking met cliënten [42](#page=42).
#### 2.6.6 Vermaatschappelijking van de zorg
Oorspronkelijk verwees dit naar de-institutionalisering: hervorming van grote instellingen tot kleinschalige initiatieven geïntegreerd in de samenleving. Tegenwoordig betekent het streven om kwetsbare doelgroepen een zinvolle plek in de samenleving te geven, hen te ondersteunen en zorg zoveel mogelijk in de samenleving te integreren. Het is een keuze voor meer maatschappelijk engagement en een hogere ‘kwaliteit van leven’. Vermaatschappelijking betekent geen afwenteling van verantwoordelijkheid door de overheid, maar een verschuiving in de organisatie, omkadering en financiering van zorg. De overheid ontwikkelt beleid en instrumenten, besteedt opdrachten uit, subsidieert en organiseert netwerken. Vermaatschappelijking beperkt zich niet tot welzijns- en gezondheidszorg, maar vereist betrokkenheid van werk, wonen, onderwijs, mobiliteit, ruimtelijke ordening, cultuur en sport, met als centraal begrip ‘inclusie’. De slogan ‘gewoon als het kan, bijzonder als het moet’ reflecteert de echelonnering waarbij de zorgvrager centraal staat in zijn buurt, met mantelzorgers, vrijwilligers en eerstelijnsaanbod, en gespecialiseerde voorzieningen enkel bij noodzaak. Lokale besturen spelen een rol in het toegankelijk maken van lokaal aanbod en het betrekken van organisaties in de buurt. De evolutie van de geestelijke gezondheidszorg toont de verschuiving van grote instellingen naar kleinschalige voorzieningen en thuiszorg [42](#page=42) [43](#page=43).
#### 2.6.7 Vermarkting
De welzijns- en gezondheidszorg worden georganiseerd door de publieke sector (overheid), de private non-profit (maatschappelijk middenveld) en de private for-profit (markt). De commerciële sector ziet zorg als winstgevende bezigheid en ontwikkelt zich door de groeiende zorgvraag en het tekort aan zorgaanbod. De overheid subsidieert deze organisaties, wat kritiek oproept omdat publieke middelen mogelijk ten koste van zorgkwaliteit winst maximaliseren. Non-profitorganisaties moeten zich ook profileren als marktaanbieders, wat leidt tot concurrentie. Onzekere subsidies maken verdienactiviteiten noodzakelijk voor overleven. In sectoren met lange wachtlijsten (kinderopvang, ouderenzorg) komen commerciële aanbieders op de markt. Sociale ondernemingen smelten de sterktes van non-profit en profit samen. Er bestaat kritiek op de plaats van winstbejag in de welzijns- en gezondheidssector, met vrees voor een tweedeling in de zorg. De Vlaamse overheid investeert in kwaliteitscontrole bij commerciële initiatieven en kinderopvang. Er zijn beperkingen, zoals een verbod op commerciële uitbating van zorginitiatieven bij minderjarigen met een handicap. Kwaliteitscontrole is ook bij non-profitorganisaties een aandachtspunt [43](#page=43) [44](#page=44) [45](#page=45).
#### 2.6.8 Kwaliteitszorg
De zorg om kwaliteit in welzijns- en gezondheidsvoorzieningen krijgt steeds meer aandacht. Elke voorziening moet een kwaliteitsbeleid voeren, vastgelegd in een kwaliteitshandboek, met evaluaties en metingen van medewerker- en zorgvragerstevredenheid. Ook moeten voorzieningen voldoen aan specifieke erkennings- en subsidievoorwaarden [45](#page=45).
#### 2.6.9 Interculturalisering
De toegenomen diversiteit in de samenleving stelt overheid en voorzieningen voor uitdagingen. Via inburgeringsprojecten wordt geprobeerd het integratieproces te begeleiden. Voorzieningen streven naar gelijke toegang en kwaliteit van zorg met respect voor culturele achtergrond, wat ‘interculturalisering’ heet. Dit omvat het afstemmen van diensten op de diverse samenleving en het verbreden van de blik naar gewoontes, waarden en normen. Dit heeft als positief gevolg dat ook andere groepen die al vertrouwd zijn met de cultuur, maar niet altijd de juiste zorg kregen, beter begrepen worden [45](#page=45) [46](#page=46).
#### 2.6.10 Wachtlijsten
De toename van zorgnood en de afname van eigen opvang verhogen de vraag naar professionele zorg voor kinderen, ouderen en personen met een handicap [46](#page=46).
* **Oorzaken:**
* **Vergrijzing en ontgroening:** Het relatieve aandeel ouderen neemt toe, terwijl het aandeel jongeren afneemt. Dit legt meer zorglast op een slinkende groep werkenden, die langer beroepsactief moeten blijven. De ontgroening in steden lijkt gekeerd met een aangroei van geboorten, wat druk zet op kinderopvang [46](#page=46).
* **Toename van ‘onwelzijn’:** Ondanks stijgende welvaart voelen mensen zich niet altijd gelukkiger. Factoren zoals kindermishandeling, zelfdoding, burn-outs, vereenzaming, toenemend contact met jeugdhulp, langere wachtlijsten in geestelijke gezondheidszorg, eetstoornissen bij jongeren en de impact van sociale media op psychisch welbevinden verstoren het evenwicht tussen welvaart en welzijn. Dit benadrukt het belang van preventiebeleid en aandacht voor ‘de ziekten van deze tijd’ om ‘onwelzijn’ te voorkomen [46](#page=46).
* * *
# Sociaal agogisch werk in de samenleving: sectoren en organisaties
Hieronder vind je een gedetailleerd studieoverzicht van "Sociaal agogisch werk in de samenleving: sectoren en organisaties", opgesteld op basis van de verstrekte documentatie.
## 3\. Sociaal agogisch werk in de samenleving: sectoren en organisaties
Dit deel van de cursus verkent de verschillende sectoren binnen het sociaal-agogisch werkveld, waarbij de rol van de overheid, het middenveld en de wisselwerking tussen deze actoren centraal staat.
### 3.1 De samenleving en zijn verschillende actoren
Het sociaal-agogisch werkveld omvat het geheel van werkvelden, organisaties, voorzieningen en netwerken die zich richten op het organiseren en realiseren van welzijn en maatschappelijke opdrachten. Dit gebeurt binnen kaders van beleid en onder controle van de overheid, met duidelijke afbakening van verantwoordelijkheden [17](#page=17).
De **samenlevingsdriehoek** is een model dat inzicht geeft in de drie cruciale actoren: de overheid, het maatschappelijk middenveld en de gemeenschappen (burgerinitiatieven) [18](#page=18).
#### 3.1.1 Assen van de samenlevingsdriehoek
* **Publiek-Privaat:** Organisaties boven deze as zijn publiek (door de overheid georganiseerd en gefinancierd), terwijl organisaties eronder privaat zijn (door burgers georganiseerd en zelf financierend, hoewel ze publieke middelen kunnen ontvangen) [18](#page=18).
* **Formeel – Informeel:** De informele kant omvat burgers die zich vrijwillig organiseren zonder specifieke opdracht of formele rechtspersoonlijkheid (burgerinitiatieven). De formele kant omvat organisaties, diensten en de economische markt die zich volgens wet- en regelgeving organiseren [18](#page=18).
* **Non-Profit – Profit:** Profit-organisaties richten zich primair op winst, maar kunnen ook sociale doelen nastreven. Non-profit organisaties richten zich primair op het realiseren van sociale impact [19](#page=19).
#### 3.1.2 De overheid (staat): regelgeving en controle
* **Kenmerken:** Publiek, formeel, non-profit [19](#page=19).
* **Rol:** De overheid (lokaal, regionaal, federaal, Europees) bepaalt wetgeving en regels. Zij formuleert beleid in samenwerking met administraties, adviesraden en werkvelden. De overheid kan specifieke organisaties oprichten of opdrachten geven aan het maatschappelijk middenveld [19](#page=19).
* **Subsidiërende rol:** Organisaties die in opdracht van de overheid werken, kunnen publieke middelen ontvangen. De overheid verwacht doelmatige en efficiënte besteding en controleert dit door verantwoording, wat administratie met zich meebrengt. Burgers hebben recht op inzage in de besteding van hun bijdragen [19](#page=19).
#### 3.1.3 Het maatschappelijk middenveld
* **Kenmerken:** Privaat, formeel, non-profit [19](#page=19).
* **Definitie:** Formeel georganiseerd en geïnstitutionaliseerd met een gemeenschappelijk maatschappelijk doel en visie. Privaat en afgescheiden van de overheid, maar kan subsidies ontvangen. Zelfbesturend met een eigen raad van bestuur. Primair non-profit, waarbij winst wordt terug geïnvesteerd. Vrijwillig in deelname en lidmaatschap [20](#page=20).
* **Omvang:** Zeer omvangrijk in Vlaanderen (meer dan 12.500 organisaties), van kleine vzw's tot grote mutualiteiten en werknemersorganisaties [20](#page=20).
* **Hoofddomeinen:** Gezondheidszorg, onderwijs, welzijn (jeugdhulp, handicap, gezin, thuis- en ouderenzorg), sociaal-culturele sector (jeugdwerk, buurtwerk) en sociale economie (maatwerkbedrijven) [20](#page=20).
* **Functies:** Vaak uitvoerders van overheidsbeleid. Belangenverdedigers voor hun doelgroep, geven stem aan cliënten en vertalen noden naar beleidsadvies [20](#page=20).
* **Tip:** De meeste stageplaatsen bevinden zich in het maatschappelijk middenveld [20](#page=20).
#### 3.1.4 De gemeenschappen: burgerinitiatieven
* **Kenmerken:** Privaat, informeel, non-profit [20](#page=20).
### 3.2 De sectoren binnen het sociaal-agogisch werkveld
Het sociaal-agogisch werkveld biedt ondersteuning aan mensen met diverse vragen, van algemene sociale noden tot specifieke zorgvragen. De belangrijkste sectoren zijn [62](#page=62):
* Het OCMW [62](#page=62) [64](#page=64).
* Algemeen welzijnswerk (AWW) [62](#page=62) [74](#page=74).
* Jeugdhulp [62](#page=62) [82](#page=82).
* Gezinsondersteuning [62](#page=62).
* Jeugdwerk en Jeugdwelzijnswerk [62](#page=62).
* Thuiszorg en ouderenzorg [62](#page=62).
* Ondersteuning aan personen met een handicap [62](#page=62).
* De diversiteitssector [62](#page=62).
* Gezondheidszorg en Geestelijke gezondheidszorg [62](#page=62).
* Organisatie van Onderwijs [62](#page=62).
* Veiligheid en justitie [62](#page=62).
* Werk [62](#page=62).
#### 3.2.1 De wisselwerking tussen overheid en middenveld
De wisselwerking tussen de bevoegde overheid en het middenveld is cruciaal voor de concrete werking van elke organisatie [62](#page=62).
* Overheden bepalen het beleid en de kaders [62](#page=62).
* Middenveldorganisaties realiseren de hulp- en dienstverlening en geven stem aan cliënten [62](#page=62).
* Overheden subsidiëren en controleren [62](#page=62).
* Organisaties geven aanbevelingen aan de overheid en verantwoorden hun werking [62](#page=62).
#### 3.2.2 Maatschappelijke tendensen en uitdagingen
Tendensen zoals vermaatschappelijking van de zorg, responsabilisering, wachtlijsten en digitalisering zijn herkenbaar in alle sectoren. De samenleving is een netwerksamenleving geworden, wat leidt tot sectoroverschrijdend en integraal werken om cliënten zo passend mogelijke hulp te bieden [63](#page=63).
### 3.3 De Overheid en Financiering
De welzijns- en gezondheidszorgsector worden betaald met een mix van middelen: RSZ-bijdragen, belastingen, verzekeringspremies, eigen bijdragen, giften, sponsoring, privé-kapitaal en de inbreng van organisaties zelf. De nood aan bijkomende middelen is groot, wat leidt tot een tendens van ‘vermarkting’ en de inzet van privé-kapitaal en publiek-private samenwerking (PPS) [47](#page=47).
### 3.4 Sociale Bescherming: Sociale Zekerheid en Sociale Bijstand
Sociale bescherming garandeert een voldoende inkomen en toegang tot basisvoorzieningen gedurende de levenscyclus. Dit gebeurt via sociale zekerheid (verzekeringsprincipe) en sociale bijstand (solidariteitsprincipe) [50](#page=50) [53](#page=53).
* **Sociale Zekerheid:** Bestaat uit 7 takken gefinancierd door RSZ-bijdragen (ouderdoms- en overlevingspensioenen, werkloosheid, arbeidsongevallen, beroepsziekten, gezinsbijslag, ziekte- en invaliditeit, jaarlijkse vakantie). Het is een Federale bevoegdheid, met uitzondering van gezinsbijslag [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Sociale Bijstand:** Garandeert een minimuminkomen voor wie tussen de mazen van het net valt (leefloon, inkomensgarantie voor ouderen, uitkering aan personen met een handicap, gewaarborgde gezinsbijslag). Gefinancierd met belastingbijdragen en onderzocht en toegekend door OCMW's [53](#page=53).
#### 3.4.1 Principes van Sociale Bescherming
* **Verzekeringsprincipe:** Recht op bescherming door voorafgaande bijdrage, met loongekoppelde uitkeringen, maar gemilderd door solidariteit [54](#page=54).
* **Solidariteitsprincipe:** Fundament van het bijstandssysteem en mildert het verzekeringsprincipe in de sociale zekerheid [54](#page=54).
* **Horizontale solidariteit:** Afgevlakte bijdragen, onafhankelijk van risicokans. Solidariteit tussen geluksvogels en pechvogels [55](#page=55).
* **Verticale solidariteit:** Afgetopte uitkeringen met minimumuitkeringen. Solidariteit tussen rijk en arm [55](#page=55).
* **Intergenerationele solidariteit (Repartitie):** Ondersteuning van de niet-actieve bevolking door de actieve bevolking, vooral zichtbaar in pensioensystemen. Dit systeem staat onder druk door vergrijzing en ontgroening [55](#page=55) [56](#page=56).
### 3.5 Organisaties in het Sociaal-Agogisch Werkveld
Dit gedeelte geeft een kort overzicht van de belangrijkste sectoren, met een diepere duik in het OCMW en Algemeen Welzijnswerk. Andere sectoren zoals Jeugdhulp, Gezinsondersteuning, Jeugdwerk, Thuis- en Ouderenzorg, Ondersteuning personen met een handicap, Diversiteit, Gezondheidszorg, Onderwijs, Veiligheid en Justitie, en Werk worden in latere hoofdstukken gedetailleerd besproken [61](#page=61).
#### 3.5.1 Het OCMW
* **Situering:** Een zeer diverse dienst met een brede maatschappelijke opdracht, aanwezig in elke gemeente. Kan ook gekend zijn als ‘sociaal huis’, ‘welzijnshuis’ of ‘zorgbedrijf’ door samenwerkingen [64](#page=64).
* **Regelgeving:** Werkt binnen wettelijke kaders uit 1976, 2002, 2004 en 2017 [65](#page=65).
* **Rol:** Lokaal en publiek bestuur, initiator en coördinator van lokaal sociaal beleid. Na 2017 ingekanteld in de gemeente, met zeggenschap van de gemeenteraad over gebouwen en diensten, maar niet over inhoudelijke opdrachten om privacyredenen. Het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst (BCSD) beslist over individuele dienstverlening [65](#page=65) [66](#page=66).
* **Opdrachten:**
* **Basisopdracht:** Recht op maatschappelijke dienstverlening, met focus op sociale grondrechten, kwetsbare groepen en armoedebestrijding. Kenmerken: toegankelijkheid, bereikbaarheid en laagdrempeligheid [68](#page=68).
* **Wettelijke opdrachten:** Algemene (sociale bijstand, materiële hulp, advies, psychosociale begeleiding, geneeskundige verzorging, onmiddellijke hulp) en bijzondere (voogdij over kinderen) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70).
* **Andere opdrachten:** Niet wettelijk verplicht, maar gericht op lokale noden (huisvesting, opleiding, ouderenvoorzieningen, opvang asielzoekers, thuiszorg, kinderopvang, voorzieningen voor personen met een handicap, buurtprojecten) [71](#page=71).
* **Recente ontwikkelingen:** Toenemend aantal taken, verhoogde werkdruk door complexe noden, digitalisering, armoede, woningtekort, vergrijzing. De oprichting van zorgbedrijven bundelt OCMW- en gemeentelijke zorgdiensten voor efficiëntere samenwerking [72](#page=72).
#### 3.5.2 Algemeen Welzijnswerk (AWW)
* **Situering:** Eerstelijns hulpverlening met een brede maatschappelijke opdracht, vergelijkbaar met het OCMW [74](#page=74) [75](#page=75).
* **Doel:** Biedt psychosociale hulp en dienstverlening aan personen wiens welzijnskansen bedreigd worden door persoonlijke, criminele of sociale uitsluitingsproblemen. Helpt bij persoonlijke en sociale ontplooiing en het uitoefenen van rechten [75](#page=75).
* **Kernopdrachten:** Bevorderen van toegankelijkheid van voorzieningen, voorkomen van sociale integratieproblemen, aanbieden van oplossingen [75](#page=75).
* **Regelgeving:** Geregeld door het Decreet van 8 mei 2009, aangestuurd door het Vlaams departement Zorg [75](#page=75).
* **Kenmerken:** Brede profilering (iedereen kan terecht), gericht op algemene welzijnsbedreigende factoren [76](#page=76).
* **Typen voorzieningen:** Centra voor algemeen welzijnswerk (CAW's) en Teleonthaal [76](#page=76).
* **Werkingsprincipes:** Toegankelijk zonder discriminatie, respect voor overtuigingen, geheimhouding, bereiken van kwetsbare personen, samenwerking met OCMW's en andere hulpverleners [76](#page=76).
* **CAW's:** Helpen bij allerlei welzijns- en persoonlijke problemen, geweld, misbruik en verkeersongevallen. Bieden verschillende vormen van hulp (inloop, informatie, advies, begeleiding, opvang, crisishulp). Drie kerntaken: breed toegankelijk onthaal, psychosociale begeleiding en algemene preventie [77](#page=77).
* **Teleonthaal:** Biedt een luisterend oor via telefoon of chat, 24/7 bereikbaar, gratis, vertrouwelijk en anoniem. Focus op gesprek, zelfredzaamheid, zelfbeschikkingsrecht en verantwoordelijkheid. Belangrijk voor zelfmoordpreventie [80](#page=80) [81](#page=81).
* **Recente ontwikkelingen:** Structurele samenwerking via Geïntegreerd Breed Onthaal (GBO). Snel schakelen bij nieuwe maatschappelijke uitdagingen en signaleren van lacunes aan de overheid [81](#page=81).
### 3.6 Wettelijke en Maatschappelijke Kader
Het maatschappelijk middenveld, met zijn vijf kenmerken (formeel, privaat, zelfbesturend, non-profit, vrijwillig), vormt een belangrijk deel van de welzijnssector. De overheid schept kaders en bepaalt beleid, terwijl middenveldorganisaties de hulp daadwerkelijk realiseren. Er is een constante wisselwerking en signalering tussen beide [20](#page=20) [62](#page=62).
De toenemende zorgvraag, vergrijzing en de vooruitgang in de geneeskunde zetten het zorgmodel onder druk en leiden tot tekorten aan zorgverstrekkers. De betaalbaarheid van de zorg blijft een aandachtspunt [47](#page=47).
### 3.7 Slotopmerking
Het sociaal-agogisch werkveld is breed en divers, met een complexe wisselwerking tussen overheid, middenveld en burgers. Als sociaal-agogisch werker is het essentieel om de verschillende sectoren en organisaties te kennen om cliënten adequaat te kunnen doorverwijzen en ondersteunen. De documentatie biedt een gedetailleerd overzicht van de verschillende werkvelden, hun opdrachten, regelgeving en recente ontwikkelingen [17](#page=17).
* * *
# Veiligheid en justitie in de samenleving
Dit onderdeel verkent de rol van diverse instanties binnen het domein van veiligheid en justitie, met specifieke aandacht voor de sociale dienst bij de lokale politie, justitiehuizen en detentiehuizen, en hun functies in het ondersteunen, behandelen en begeleiden van individuen binnen gerechtelijke procedures en re-integratieprocessen.
### 4.1 De rol van instanties binnen veiligheid en justitie
Veiligheid en justitie vormen fundamentele pijlers binnen de samenleving. Diverse instanties spelen een cruciale rol in het bevorderen van het welzijn van individuen en het waarborgen van de maatschappelijke orde. Dit hoofdstuk focust op de sociale dienst bij de lokale politie, justitiehuizen en detentiehuizen als sleutelspelers in het ondersteunen, behandelen en begeleiden van personen die te maken krijgen met gerechtelijke procedures, rehabilitatie na detentie en maatschappelijke integratie .
#### 4.1.1 Sociale dienst bij de lokale politie
In de meeste politiezones is een sociale dienst aanwezig, soms ook aangeduid als 'dienst jeugd – gezin - slachtofferzorg'. Deze dienst valt onder de basisfunctionaliteit 'slachtofferbejegening' van de lokale politie. De accenten die worden gelegd, kunnen variëren per politiezone en omvatten thema's als preventie, jeugdzorg, stalking, intrafamiliaal geweld en slachtofferopvang .
**Functies van de sociale dienst bij de politie:**
* **Slachtofferbejegening:** De dienst staat in voor de opvang, praktische bijstand, informatieverstrekking en doorverwijzing van slachtoffers naar gespecialiseerde diensten. Slachtofferbejegenaars zijn getraind in het brengen van slecht nieuws en het bijstaan van naasten .
* **Ondersteuning bij traumatische gebeurtenissen:** Slachtoffers van bijvoorbeeld diefstal met geweld, zelfdoding, dodelijk verkeersongeval, moord, zedenfeiten, intrafamiliaal geweld of onrustwekkende verdwijningen kunnen een beroep doen op de dienst. Zowel het slachtoffer als de familie kunnen hier terecht .
* **Welzijn van politiemedewerkers:** Recente ontwikkelingen tonen aan dat de sociale dienst aan belang wint in de emotionele en psychologische ondersteuning van politiemedewerkers, met programma's gericht op preventie van burn-out en stress .
* **Training van politiepersoneel:** De sociale dienst speelt een cruciale rol in de opvang en begeleiding van slachtoffers van misdrijven, waarbij politiepersoneel extra getraind wordt om op deze behoeften in te spelen .
> **Tip:** De sociale dienst bij de politie is vaak het eerste aanspreekpunt voor slachtoffers en speelt een cruciale rol in de initiële opvang en doorverwijzing.
#### 4.1.2 Justitiehuizen
De Justitiehuizen zijn sinds 1 januari 2015 een Vlaamse bevoegdheid en vallen onder de bevoegdheid van de Minister van Justitie en Handhaving. Ze werden opgericht in 1999 als een laagdrempelige dienst met als taken burgers informeren, slachtoffers bijstaan, daders begeleiden bij hun strafuitvoering en informatieopdrachten uitvoeren voor de magistratuur. Er zijn 28 justitiehuizen in België, waarvan 14 in Vlaanderen en Brussel .
**Opdrachten van de justitiehuizen:**
1. **Strafrechtelijke opdrachten:**
* De justitie-assistent begeleidt en houdt toezicht op verdachten en veroordeelden die voorwaarden moeten naleven, opgelegd door de bevoegde overheid .
* Regelmatige verslagen informeren de overheid over het verloop van de opdracht .
* De justitie-assistent kan gevraagd worden om informatie te verzamelen voor beslissingen over maatregelen of straffen .
* **Voorbeeld:** Bij een werkstraf helpt de justitie-assistent bij het vinden van een arbeidsplaats en controleert de correcte uitvoering. Dit wordt gerapporteerd aan de probatiecommissie .
2. **Slachtofferonthaal:**
* De justitie-assistent verstrekt informatie (bv. over dossier en rechten) en bijstand (bv. inzage in dossier) aan slachtoffers tijdens de gerechtelijke procedure .
* Er is samenwerking met andere diensten zoals de sociale dienst van de politie en slachtofferhulpdiensten van CAW's en CGG's voor verdere hulpverlening .
* De justitie-assistent signaleert problemen van slachtoffers in contacten met de gerechtelijke overheid en maakt instanties bewust van hun noden en rechten .
3. **Burgerrechtelijke opdrachten:**
* In burgerrechtelijke zaken, met name echtscheidingsprocedures, verricht de justitie-assistent op vraag van een magistraat een sociaal onderzoek naar de familiale situatie om de rechter te helpen bij beslissingen over ouderlijk gezag, huisvesting van kinderen en omgangsrecht .
4. **Eerstelijnswerking:**
* De eerstelijnswerking richt zich op het onthalen en informeren van burgers met vragen of moeilijkheden gerelateerd aan de bevoegdheden van de justitiehuizen .
* **Recente wijziging:** Het decreet van 3 april 2019 heeft de juridische eerstelijnsbijstand uit de justitiehuizen gehaald. Burgers met algemene vragen kunnen terecht in het gemeentelijk geïntegreerd breed onthaal, en voor gratis juridische eerstelijnsbijstand bij de Commissies Juridische bijstand .
> **Tip:** De justitiehuizen zijn geëvolueerd van een brede dienstverlening naar een meer gespecialiseerde rol, met een focus op de begeleiding van daders en slachtoffers binnen het strafrechtelijk systeem.
#### 4.1.3 Detentiehuizen
Detentiehuizen werden geïntroduceerd om gevangenisstraffen van maximaal drie jaar, die voorheen vaak niet werden uitgevoerd, adequaat te laten uitzitten. Dit draagt bij aan een snellere justitie en voorkomt een gevoel van straffeloosheid. Detentiehuizen bieden een aangepaste setting en intensieve begeleiding om kortgestraften voor te bereiden op hun terugkeer in de samenleving en recidive te voorkomen .
**Kenmerken van detentiehuizen:**
* **Kleinschaligheid:** Het zijn kleinschalige faciliteiten met 20 tot 60 bewoners .
* **Intensieve begeleiding:** Vanaf dag één ligt de nadruk op intensieve en op maat gemaakte begeleiding gericht op re-integratie en zelfstandigheid .
* **Dagelijkse activiteiten:** Bewoners nemen deel aan huishoudelijke taken, werk zoeken, vrijwilligerswerk, opleidingen volgen en administratie regelen .
* **Locatie:** Ze bevinden zich vaak in stedelijke gebieden om de band met de samenleving te behouden .
* **Regelgeving:** Detentiehuizen vallen onder dezelfde regelgeving als gevangenissen, met strikte regels en voorwaarden .
* **Beveiliging:** Het zijn gesloten en beveiligde faciliteiten waar bewoners niet vrij in en uit kunnen zonder toestemming .
* **Bewonersprofiel:** Voornamelijk kortgestraften met een gevangenisstraf van maximaal drie jaar, met een laag veiligheidsrisico en die bereid zijn hun leven te verbeteren. Zedendelinquenten en veroordeelden voor terroristische daden zijn uitgesloten .
* **Personeel:** Detentiebegeleiders zorgen voor dagelijks toezicht en individuele opvolging. Het team omvat ook andere gevangenisdiensten en externe partners .
* **24/7 toezicht:** Er is continu toezicht en begeleiding met speciale aandacht voor mogelijke problemen .
* **Sancties:** Bij wangedrag kan een bewoner worden teruggestuurd naar een klassieke gevangenis .
* **Leefomgeving:** Hoewel gesloten, is de leefomgeving anders dan in een klassieke gevangenis, met de nadruk op samenleven in groepen, respect en dialoog, wat resulteert in een huiselijke sfeer en een focus op bewoners in plaats van gedetineerden .
> **Example:** Een veroordeelde die een werkstraf krijgt, wordt begeleid door een justitie-assistent die helpt bij het vinden van een geschikte werkplek en de voortgang monitort.
### 4.2 Recente ontwikkelingen in veiligheid en justitie
De afgelopen jaren hebben aanzienlijke ontwikkelingen plaatsgevonden binnen het domein van veiligheid en justitie, met een duidelijke focus op re-integratie en een meer humane benadering .
* **Justitiehuizen:** Spelen een grotere rol in de begeleiding van veroordeelden en slachtoffers, met meer nadruk op re-integratie en preventie van recidive. Digitalisering bevordert efficiëntere opvolging en dienstverlening .
* **Detentiehuizen:** De focus op re-integratie is centraal bij de oprichting van deze kleinschalige faciliteiten, die een humanere detentieomgeving bieden en bijdragen aan de aanpak van overbevolking in gevangenissen en het voldoen aan Europese normen .
* **Sociale dienst bij de politie:** De aandacht voor het welzijn van politiemedewerkers, met preventieprogramma's voor burn-out en stress, is toegenomen. De rol in de opvang en begeleiding van slachtoffers, met specifieke training voor politiepersoneel, is cruciaal .
* **Samenwerking:** Een belangrijke ontwikkeling is de groeiende samenwerking tussen justitiehuizen, politiediensten en sociale diensten. Dit bevordert een geïntegreerde aanpak van kwetsbare groepen, zoals ex-gedetineerden, mensen met verslavingsproblemen en personen in armoede, wat moet leiden tot betere ondersteuning, preventie van recidive en sterkere sociale cohesie .
Deze hervormingen tonen een trend naar een meer humane, preventieve en efficiënte benadering van justitie en veiligheid in België .
* * *
# Het onderwijslandschap in Vlaanderen
Dit onderwerp schetst de structuur, het beleid en de algemene principes van het onderwijs in Vlaanderen, inclusief de bevoegdheidsverdeling, onderwijsnetten, leerplicht, onderwijsniveaus, zorgbeleid en de rol van CLB's.
## 5\. Onderwijs in Vlaanderen
Het onderwijslandschap in Vlaanderen wordt gekenmerkt door een specifieke bevoegdheidsverdeling, een complex beleid, diverse onderwijsniveaus, en een uitgebreid zorgbeleid ter ondersteuning van leerlingen.
### 5.1 Structuur en beleid
#### 5.1.1 Bevoegdheidsverdeling inzake onderwijs
De bevoegdheden inzake onderwijs berusten primair bij de gemeenschappen, wat leidt tot aparte educatieve systemen voor de Vlaamse, Franse en Duitstalige gemeenschap. De federale overheid behoudt echter een beperkte bevoegdheid voor :
* Het bepalen van het begin en einde van de leerplicht .
* Het vaststellen van de minimale voorwaarden voor het uitreiken van diploma's .
* Het pensioenbeleid voor onderwijzend personeel .
#### 5.1.2 Onderwijsbeleid in Vlaanderen
Het Vlaamse onderwijsbeleid wordt fundamenteel bepaald door de grondwettelijke vrijheid van onderwijs. De Vlaamse minister van Onderwijs wordt ondersteund door de Vlaamse onderwijsadministratie en zijn kabinet. Beleidsvorming gebeurt in overleg met diverse instanties zoals vakbonden, werkgeversorganisaties, inrichtende machten, en ouder- en studentenverenigingen, die ook formeel vertegenwoordigd zijn in de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) .
De VLOR is een adviesorgaan dat advies verstrekt aan het parlement en de regering over beleidsteksten en ontwerpdecreten, vanuit een onderwijskundig, pedagogisch en maatschappelijk perspectief. De VLOR bestaat uit een Algemene Raad en specifieke raden per onderwijsniveau en -vorm, waaronder de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) .
De uitvoering van het beleid is toevertrouwd aan het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, bestaande uit:
* **Departement Onderwijs en Vorming:** Zorgt voor de beleidsvoorbereiding en -uitvoering .
* **Onderwijsinspectie:** Controleert de kwaliteit van het onderwijs op alle scholen en biedt een breed beeld van de onderwijskwaliteit. De inspectie focust op kwalitatief aanbod, het behalen van onderwijsdoelen, en de veiligheid van hygiëne en infrastructuur, maar mag zich niet uitspreken over pedagogische methoden vanwege de autonomie van de netten .
* **Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi):** Voert het beleid uit voor basis- en secundair onderwijs, centra voor deeltijdse vorming, deeltijds kunstonderwijs, centra voor leerlingenbegeleiding en de inspectie .
* **Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS):** Beheert het beleid rond hoger en volwassenenonderwijs, kwalificaties en studietoelagen .
* **Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION):** Draagt bij aan functionele en duurzame schoolgebouwen .
Elk onderwijsnet heeft tevens een eigen Pedagogische Begeleidingsdienst (PBD) die scholen ondersteunt en initiatieven ontwikkelt ter bevordering van de onderwijskwaliteit .
##### 5.1.2.1 Het onderwijsbeleid in scholen
Het onderwijsbeleid binnen scholen wordt gevoerd door de **inrichtende machten** (schoolbesturen). Deze besturen, die werkgever zijn van het onderwijspersoneel, zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van hun scholen met ondersteuning van directie, leerkrachten en ander personeel. Ze ontvangen en beheren werkingsmiddelen en subsidies van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming en ontwikkelen een pedagogisch project .
##### 5.1.2.2 De onderwijsnetten en onderwijskoepels
Er zijn drie onderwijsnetten, elk met één of meerdere **onderwijskoepels** die fungeren als verenigingen van schoolbesturen ter ondersteuning en uitwerking van gemeenschappelijke taken .
1. **Gemeenschapsonderwijs (GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap):** Dit is officieel onderwijs, volledig bekostigd door de Vlaamse Gemeenschap en verplicht tot neutraliteit. Het wordt bestuurd door de scholengroep .
2. **Officieel Gesubsidieerd Onderwijs (OGO):** Omvat onderwijs georganiseerd door andere overheden zoals steden, gemeenten en provincies. Deze scholen zijn neutraal en worden op dezelfde manier gesubsidieerd als het vrij gesubsidieerd onderwijs. Het bestuur is afhankelijk van de inrichtende macht (gemeentebestuur, stadsbestuur, provinciebestuur) .
3. **Vrij Gesubsidieerd Onderwijs (VGO):** Omvat scholen die niet door de overheid zijn ingericht. Dit net kent verschillende soorten inrichtende machten, waaronder confessionele scholen (katholiek, protestants, joods), methodescholen, en andere private organisaties. Het grootste deel valt onder Katholiek Onderwijs Vlaanderen. Het bestuur is doorgaans een vzw .
Sommige scholen van het vrij onderwijs zijn niet aangesloten bij een koepel .
### 5.2 Algemene principes
#### 5.2.1 Schoolplicht versus leerplicht (vanuit leerrecht)
De Belgische grondwet garandeert het **leerrecht** voor alle kinderen. De **leerplicht** werd ingevoerd om dit recht te waarborgen. Sinds 1 september 2020 is elk kind leerplichtig vanaf 1 september van het kalenderjaar waarin het 5 jaar wordt. Dit met het doel de kleuterparticipatie te verhogen en sociale ongelijkheid te verminderen. De leerplicht duurt voltijds tot 18 jaar, of tot het secundair onderwijs is afgerond. Vanaf 16 jaar kan de voltijdse leerplicht ingevuld worden als een combinatie van leren en werken (deeltijdse leerplicht) .
**Leerplicht is geen schoolplicht**: huisonderwijs is een alternatief om aan de leerplicht te voldoen, mits melding aan het Departement Onderwijs. Kinderen die omwille van een ernstige handicap onderwijs niet kunnen volgen, kunnen vrijgesteld worden .
##### De evolutie van de leerplicht:
* **1914:** Leerplicht van 6 tot 14 jaar (8 jaar) .
* **Sinds 2007:** Maatregelen om kleuterparticipatie te stimuleren .
* **Sinds 1 september 2020:** Leerplicht vanaf 5 jaar (290 halve lesdagen) .
#### 5.2.2 Het deeltijds leren en deeltijds werken
Vanaf 15 of 16 jaar kan gekozen worden voor deeltijds leren en deeltijds werken via drie systemen :
* **Deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso):** Gevolg in een Centrum voor Deeltijds Onderwijs (CDO) met 15 uur les per week en minimaal 13 uur werkplekleren per week. Dit kan ingevuld worden via 'arbeidsdeelname' (reguliere tewerkstelling, stage, vrijwilligerswerk, aanvullende opleidingen, culturele/sociale/sportactiviteiten) of de 'aanloopfase' voor jongeren die nog arbeidsattitudes en vaktechnische vaardigheden moeten aanleren. Het NAFT-traject is een flexibel traject voor kwetsbare jongeren dat schooluitval tegengaat .
* **Leertijd:** Een beroep leren in de praktijk van een KMO of zelfstandige, met 1 dag les per week in een SYNTRA-campus. Werkt met een leerovereenkomst en krijgt een leervergoeding .
* **Duaal leren:** Sinds 2019 mogelijk, een combinatie van lessen (secundaire school, Syntra, CDO) en werken bij een werkgever .
#### 5.2.3 Kosteloosheid van het onderwijs
De toegang tot onderwijs is kosteloos tot het einde van de leerplicht. Basis- en secundaire scholen die door de overheid gefinancierd of gesubsidieerd worden, mogen geen inschrijvingsgeld vragen .
* **Basisonderwijs:** Ouders betalen niet voor essentiële schoolbenodigdheden en activiteiten. Sinds 2008 zijn er **maximumfacturen** voor activiteiten (maximaal 90 euro voor lager, 45 euro voor kleuter onderwijs per jaar) en meerdaagse uitstappen (maximaal 440 euro over 6 jaar lager onderwijs, niets voor kleuteronderwijs) .
* **Secundair onderwijs:** Scholen kunnen een bijdrage vragen voor didactisch materiaal en activiteiten, maar dit moet verantwoord worden. Een maximumfactuur is er nog niet, mede door de grote variatie in opleidingskosten .
Er bestaat een stelsel van **studietoelagen** voor kleuter-, lager, secundair en hoger onderwijs, gebaseerd op gezinsinkomen. Minderjarigen ontvangen ook een schoolbonus in het 'groeipakket' .
#### 5.2.4 Vrijheid van onderwijs en keuzevrijheid
**Vrijheid van onderwijs** is een grondwettelijk recht, wat inhoudt dat iedereen onderwijs mag organiseren en vrij is in de keuze van onderwijsmethoden. Ouders hebben **keuzevrijheid** om een school van hun voorkeur te kiezen, mits deze op redelijke afstand ligt .
### 5.3 Onderwijskwaliteit
De kwaliteitszorg in het Vlaams onderwijs steunt op drie pijlers: minimumdoelen, Vlaamse toetsen en het Referentiekader voor Onderwijskwaliteit (OK) .
#### 5.3.1 Minimumdoelen
De vroegere **eindtermen** zijn vervangen door **minimumdoelen**. Deze bepalen de minimale verwachtingen qua kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes. De minimumdoelen zijn versoberd ten opzichte van de eindtermen om meer ruimte te bieden voor scholen om eigen accenten te leggen. Scholen kunnen naast de minimumdoelen ook uitbreidingsdoelen en eigen doelen toevoegen .
* **Basis- en buitengewoon basisonderwijs:** Nieuwe minimumdoelen vanaf 1 september 2025 .
* **Secundair onderwijs:** Nieuwe minimumdoelen sinds 1 september 2023 .
#### 5.3.2 Vlaamse toetsen
De Vlaamse Regering organiseert **Vlaamse toetsen** in het lager en secundair onderwijs om de kwaliteit te versterken. Deze toetsen zijn gestandaardiseerd, genormeerd en koepeloverschrijdend, met focus op Nederlands en wiskunde. Leerlingen leggen deze toetsen af in het 4e en 6e leerjaar lager onderwijs, en het 2e en 6e jaar secundair onderwijs. De toetsen bieden inzicht in onderwijsprocessen, meten leerresultaten en dragen bij aan de kwaliteitszorg van scholen .
#### 5.3.3 Referentiekader voor onderwijskwaliteit (OK)
Het **Referentiekader voor Onderwijskwaliteit (OK)** bevat gedeelde verwachtingen voor kwaliteitsvol onderwijs die gelden voor alle onderwijsniveaus, behalve hoger onderwijs. Het stimuleert scholen om hun kwaliteitsbeleid te ontwikkelen en focust op resultaten, leerlingontwikkeling, kwaliteitsontwikkeling en beleid .
### 5.4 Onderwijsniveaus
Het onderwijs in Vlaanderen is gestructureerd op vier niveaus :
#### 5.4.1 Basisonderwijs
Het basisonderwijs omvat kleuter- en lager onderwijs, waar de basis wordt gelegd voor verder onderwijs .
* **Kleuteronderwijs:** Open voor kinderen van 2,5 tot 6 jaar. Leerplicht vanaf het jaar waarin het kind 5 wordt. Programma gebaseerd op ontwikkelingsdoelen gericht op exploratie, expressie en ontwikkeling van intellectuele, taal-, motorische, creatieve en contactvaardigheden. Aan het einde van de derde kleuterklas wordt de schoolrijpheid getest. Sinds 2021-2022 wordt ook een taalvaardigheidsscreening Nederlands uitgevoerd .
* **Lager onderwijs:** Voor kinderen van 6 tot 12 jaar, met 6 leerjaren verdeeld in drie graden. Programma gebaseerd op onderwijsdoelen, focus op basisvaardigheden, milieu, muzisch-creatieve vorming, 'leren leren' en sociale vaardigheden. Gebruik van leerlingvolgsystemen en leerlingendossiers .
#### 5.4.2 Secundair onderwijs
Bedoeld voor jongeren van 12 tot 18-19 jaar, met 6 leerjaren (3 graden van 2 leerjaren) en eventueel een 7e specialisatiejaar. De hervorming van 2018 introduceerde :
* **Eerste graad:** Brede algemene vorming met differentiatie via keuze-uren en studieoriëntering (A-stroom en B-stroom) .
* **Tweede en derde graad:** Nieuw studieaanbod via de 'matrix', met duidelijke finaliteiten: arbeidsmarkt (job), dubbel (job of verder studeren), doorstroom (verder studeren). De opleidingen zijn ingedeeld in 8 studiedomeinen .
* **Examencommissie:** Biedt de kans om een getuigschrift of diploma secundair onderwijs te behalen voor wie niet elders onderwijs volgt .
#### 5.4.3 Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers (OKAN)
Georganiseerd sinds 1991 om leerachterstanden bij anderstalige nieuwkomers weg te werken .
* **Basisonderwijs:** 1 of 2 onthaaljaren (met eventueel vervolgjaar) .
* **Secundair onderwijs:** Gericht op het wegwerken van taalachterstand en bevorderen van sociale integratie. Omvat een onthaaljaar in een OKAN-klas en ondersteuning/begeleiding door een vervolgcoach. Toelatingsvoorwaarden: nieuwkomer (max. 1 jaar in België), tussen 12 en 18 jaar, Nederlands niet als thuistaal, onvoldoende Nederlands, max. 9 maanden ingeschreven in Nederlandstalig onderwijs .
#### 5.4.4 Se-n-Se (Secundair na Secundair)
Opleidingen ingericht in secundaire scholen, gericht op specialisatie na het secundair onderwijs en arbeidsmarktgericht. Omvatten vroegere zevende specialisatiejaren en nieuwe opleidingen .
#### 5.4.5 Hoger onderwijs
Vormt het hoogste niveau, voorzien voor meerderjarigen. Men kan er een graduaats-, bachelor- of masteropleiding volgen aan hogescholen, universiteiten en andere instellingen. Toelatingsvoorwaarden variëren per opleiding en niveau .
#### 5.4.6 Andere onderwijsvormen: levenslang leren
* **Permanente vorming:** Omvat deeltijds kunstonderwijs en volwasseneneducatie .
* **LIGO (Centra voor Basiseducatie):** Richt zich op kwetsbare cursisten (kortgeschoold, laaggeletterd) met gratis opleidingen om kansen op arbeidsmarkt, deelname aan maatschappij en dagelijks leven te versterken .
* **Secundair volwassenenonderwijs:** Georganiseerd door Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO's), inclusief tweedekansonderwijs, om volwassenen een diploma secundair onderwijs te laten behalen .
### 5.5 Zorgbeleid in het onderwijs
Scholen worden aangemoedigd een doordacht zorgbeleid te voeren om leerlingen met uiteenlopende noden te ondersteunen en gelijke kansen te bevorderen .
#### 5.5.1 Decreet leerlingenbegeleiding
Van kracht sinds 1 september 2018, verscherpt rollen en taken van school, CLB en PBD voor optimale leerlingenbegeleiding. Kwaliteitsvolle begeleiding bevordert ontwikkeling, welzijn, voorkomt schoolverlaten en creëert gelijke kansen. De vier domeinen zijn :
1. **Onderwijsloopbaanbegeleiding:** Van 2,5 jaar tot leven lang leren .
2. **Leren en studeren:** Optimaliseren van leer- en studeervaardigheden .
3. **Psychisch en sociaal functioneren:** Bewaken en bevorderen van welzijn .
4. **Preventieve gezondheidszorg:** Focus op gezonde levensstijl en voorkomen van problemen .
De school is de primaire actor, ondersteund door het CLB en PBD .
#### 5.5.2 Decreet ‘gelijke onderwijskansen’ (GOK-decreet)
Scholen ontvangen jaarlijks bijkomende uren voor zorgbeleid, gericht op preventie, remediëring, sociaal-emotionele problemen en differentiatie. Krachtlijnen :
1. **Inschrijvingsrecht:** Beperkte redenen om een kind te weigeren .
2. **Lokale Overlegplatforms (LOP's):** Voeren het gelijkekansenbeleid uit .
3. **Geïntegreerd ondersteuningsaanbod:** Gerichte op kansarme kinderen .
Scholen met specifieke indicatoren (bv. schooltoelage, laag opleidingsniveau moeder, veel anderstalige leerlingen) ontvangen extra middelen .
#### 5.5.3 Het leersteundecreet: gewoon en buitengewoon onderwijs
Sinds 1 september 2023 in werking, dit decreet beoogt optimale ontwikkeling, maximale leerwinst en werkbaarheid voor scholen. Het omvat maatregelen voor gewoon onderwijs (brede basiszorg, verhoogde zorg), een duurzaam leersteunmodel, en maatregelen voor buitengewoon onderwijs (kwaliteit, afstemming) .
##### 5.5.3.1 Maatregelen voor het gewoon onderwijs: het zorgcontinuüm
Leersteun is ondersteuning voor scholen waar leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften les volgen. Het **zorgcontinuüm** doorloopt drie fasen :
* **Fase 0: Brede basiszorg:** De school biedt een krachtige leeromgeving, stimuleert ontwikkeling, volgt systematisch op en werkt aan risico- en beschermende factoren .
* **Fase 1: Verhoogde zorg:** Extra maatregelen om het gemeenschappelijke curriculum te laten volgen (compenseren, remediëren, differentiëren, dispenseren) .
* **Fase 2: Uitbreiding van zorg:** Het CLB krijgt een actieve rol, onderzoekt noden en adviseert over leersteun .
* **Fase 3: Individueel aangepast curriculum (IAC):** Het CLB stelt een IAC-verslag op, hetzij in gewoon of buitengewoon onderwijs .
* **OV4-verslag:** Voor het buitengewoon secundair onderwijs met intensieve ondersteuningsnood .
#### 5.5.3.2 Een duurzaam leersteunmodel
40 leersteuncentra bieden expertise en ondersteuning aan scholen voor gewoon onderwijs. Leersteun bevordert de ontplooiing van leerlingen met specifieke behoeften en versterkt de competenties van leraren en schoolteams .
#### 5.5.4 Het buitengewoon onderwijs
Biedt gespecialiseerde hulp, aangepast onderwijs, opvoeding, verzorging en behandeling voor leerlingen die niet in het gewoon onderwijs terechtkunnen. Het doel is maximale integratie of re-integratie in de maatschappij en arbeidswereld .
* **Buitengewoon basisonderwijs:** Ingedeeld in types, met een basisaanbod dat types 1 en 8 vervangt .
* **Type basisaanbod:** Voor leerlingen wiens gemeenschappelijk curriculum met redelijke aanpassingen niet haalbaar is .
* **Type 2:** Kinderen/jongeren met een verstandelijke beperking .
* **Type 3:** Kinderen/jongeren met een emotionele of gedragsstoornis .
* **Type 4:** Kinderen/jongeren met een motorische beperking .
* **Type 5:** Kinderen/jongeren in een ziekenhuis, preventorium of residentiële setting .
* **Type 6:** Kinderen/jongeren met een visuele beperking .
* **Type 7:** Kinderen/jongeren met een auditieve beperking of spraak-/taalstoornis .
* **Type 9:** Kinderen/jongeren met een autismespectrumstoornis (ASS) .
* **Buitengewoon secundair onderwijs (BuSO):** Vier opleidingsvormen :
* **OV1:** Maatschappelijke participatie en eventueel arbeidsdeelname in een ondersteunende omgeving .
* **OV2:** Maatschappelijke participatie en tewerkstelling in een ondersteunende omgeving .
* **OV3:** Maatschappelijke participatie en tewerkstelling in het gewone arbeidsmilieu .
* **OV4:** Algemeen, beroeps-, kunst- en technisch onderwijs ter voorbereiding op verdere studies of het actieve leven .
#### 5.5.5 Centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB)
Een cruciale partner in het zorgbeleid, toegankelijk voor leerlingen, ouders en leerkrachten voor informatie en begeleiding op vlak van leren, schoolloopbaan, preventieve gezondheid en psychosociaal functioneren. Er zijn 62 centra in Vlaanderen, werkend in multidisciplinaire teams (artsen, psychopedagogisch werkers, verpleegkundigen, etc.) .
De CLB's ondersteunen vier domeinen:
* **Leren en studeren:** Problemen met lezen, schrijven, rekenen, leren .
* **De onderwijsloopbaan:** Keuzes m.b.t. studierichting, diploma's .
* **Psychisch en sociaal functioneren:** Depressieve gevoelens, stress, pestproblemen, thuissituatie .
* **Preventieve gezondheidszorg:** Gezondheidsproblemen, inentingen, druggebruik .
CLB-begeleiding is vraaggestuurd en gratis. Het CLB speelt een rol in alle fasen van het zorgcontinuüm .
#### 5.5.6 Multidisciplinaire teams
Werkzaam in het buitengewoon onderwijs, samengesteld uit specialisten zoals orthopedagogen, psychologen, logopedisten, kinesitherapeuten en ergotherapeuten. Hun opdrachten omvatten :
* **Orthopedagogen:** Afstemmen pedagogisch aanbod op onderwijsbehoeften, begeleiding, advies en beleidsvorming .
* **Psychologen:** Identificeren behoeften en uitdagingen, therapie, adviseren leerkrachten en ouders .
* **Logopedisten:** Begeleiden communicatie (spraak, taal, lezen, schrijven) .
* **Kinesitherapeuten:** Optimaliseren algemene ontwikkeling via therapieën gericht op motorische, orthopedagogische en psychomotorische vlakken .
* **Ergotherapeuten:** Ondersteunen leer- en leefactiviteiten via therapeutische activiteiten en het opstellen van aanpakplannen .
#### 5.5.7 Revalidatiecentra voor taal- en ontwikkelingsstoornissen
Bieden diagnostiek en begeleiding aan kinderen met ontwikkelingsstoornissen of leerstoornissen .
#### 5.5.8 Speciale onderwijsleermiddelen in het gewoon onderwijs
Kinderen en jongeren met een beperking (geen leerstoornis) kunnen financiering aanvragen voor speciale onderwijsleermiddelen (SOL). Tolken (Vlaamse gebarentaal, schrijftolk) zijn beschikbaar voor leerlingen met gehoorbeperkingen .
#### 5.5.9 Onderwijs aan huis
* **Tijdelijk onderwijs aan huis (TOAH):** Recht op 4 lestijden per week voor kinderen met langdurige afwezigheid wegens ziekte, ongeval of moederschapsverlof .
* **Permanent onderwijs aan huis (POAH):** Voor leerplichtige kinderen met een beperking die geen les kunnen volgen in het buitengewoon onderwijs .
### 5.6 Een kritische blik op de democratisering van het onderwijs
Ondanks inspanningen om onderwijs toegankelijk te maken, blijft er in Vlaanderen een aanzienlijke **onderwijsongelijkheid** bestaan, waarbij schooluitkomsten nog steeds samenhangen met sociaaleconomische status, migratiestatus en thuistaal. Deze ongelijkheid start in de kleuterklas en vergroot zich in de loopbaan. Er is nood aan een nieuwe democratiseringsgolf, met name in het hoger onderwijs, om de superdiversiteit van de samenleving beter te reflecteren en de talenten van alle jongeren maximaal te ontwikkelen .
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Welvaartsstaat | Een samenlevingsvorm van rijke geïndustrialiseerde landen waarbij een aantal grondrechten van de burger effectief gewaarborgd worden om materiële welvaart en ontplooiingskansen te bevorderen, binnen een parlementaire democratie en met behoud van de vrijemarkteconomische productiewijze. |
| Sociale Bescherming | Het geheel van maatregelen en instellingen die als doel hebben om de gevolgen van risico's in verband met arbeidssituatie, gezondheid en bepaalde levensomstandigheden op te vangen door middel van een voldoende inkomen en toegang tot kwalitatieve basisvoorzieningen. |
| Sociale Zekerheid | Een stelsel van maatregelen en instellingen die de gevolgen van risico's in verband met arbeidssituatie, gezondheid en levensomstandigheden opvangen door middel van vervangingsinkomens en inkomensaanvullende uitkeringen, gefinancierd door sociale zekerheidsbijdragen. |
| Sociale Bijstand | Een beschermingssysteem voor personen die niet terechtkunnen in de sociale zekerheid, met als doel het garanderen van een minimuminkomen en het voorzien in uitkeringen of terugbetalingen van voorzieningen zoals het leefloon. |
| Verzekeringsprincipe | Het principe waarbij recht op bescherming wordt verkregen indien men zelf voldoende heeft bijgedragen, kenmerkend voor sociale zekerheid waarbij een verband bestaat tussen premie, risico en schadeloosstelling, maar gemilderd door solidariteit. |
| Solidariteitsprincipe | Het principe dat de basis vormt van sociale bijstand en sociale zekerheid, waarbij men bijdraagt aan een systeem ten behoeve van de gemeenschap die in nood verkeert, wat uiting geeft aan gemeenschapsgevoel en samenhorigheid. |
| Horizontale Solidariteit | Het systeem van genivelleerde bijdragen in de sociale zekerheid, waarbij de bijdragepercentages gelijk blijven ongeacht de risicokans, wat solidariteit tussen lage en hoge risicogroepen mogelijk maakt. |
| Verticale Solidariteit | Het systeem van genivelleerde uitkeringen in de sociale zekerheid, waarbij uitkeringen worden afgetopt of geplafonneerd, wat solidariteit tussen rijk en arm bevordert door herverdeling van inkomen. |
| Intergenerationele Solidariteit (Repartitie) | De ondersteuning van de niet-actieve bevolking door de actieve bevolking, met name zichtbaar in het pensioensysteem waarbij de pensioenen van de huidige maand betaald worden met de bijdragen van dezelfde maand door de werkende bevolking. |
| Vermaatschappelijking van de zorg | Het streven om kwetsbare doelgroepen een eigen zinvolle plek in de samenleving te laten innemen en zorg zoveel mogelijk geïntegreerd in de samenleving te laten verlopen, met een focus op inclusie en samenwerking over sectoren heen. |
| Responsabilisering | De tendens waarbij de overheid opdrachten uitschrijft die vervuld worden door het maatschappelijk middenveld, waarbij de verantwoordelijkheid voor de uitvoering meer en meer bij de organisaties zelf komt te liggen, met minder directe sturing door de overheid. |
| Netwerksamenleving | Een maatschappelijke structuur die gekenmerkt wordt door complexe problemen die samenwerking over beleidsniveaus en sectoren heen vereisen, met participatie van diverse actoren, samenwerking en digitalisering als sleutelbegrippen. |
| Maatschappelijk Middenveld | Organisaties die formeel en privaat zijn georganiseerd, zelfbesturend en non-profit gericht, en die een gemeenschappelijk maatschappelijk doel nastreven, vaak als uitvoerders van overheidsbeleid en als belangenverdedigers voor hun doelgroep. |
| Burgerinitiatieven | Informele, vrijwillige initiatieven die door enkele burgers samen worden georganiseerd, vaak vanuit een waargenomen nood in de samenleving, en die kunnen uitgroeien tot geformaliseerde organisaties. |
| Vermarkting | De tendens waarbij financiële focus bij dienstverlening groter wordt, zowel binnen het maatschappelijk middenveld (focus op winst maken om dalende subsidies op te vangen) als binnen de private markt (organiseren van zorg vanuit een winstgevende visie). |
| Kwaliteitszorg | De zorg om de kwaliteit in welzijns- en gezondheidsvoorzieningen, waarbij kwaliteitsbeleid wordt gevoerd, afspraken worden vastgelegd in een kwaliteitshandboek, evaluaties worden opgemaakt en de tevredenheid van medewerkers en zorgvragers wordt gemeten. |
| Interculturalisering | De tendens waarbij voorzieningen hun aangeboden diensten afstemmen op de diverse samenleving, met respect voor culturele achtergronden, gewoontes, waarden en normen, om gelijke toegang tot zorg en gelijkwaardige kwaliteit te verlenen. |
| Wachtlijsten | Situaties waarin de vraag naar professionele zorg toeneemt door factoren zoals vergrijzing, ontgroening, toenemende zorgnoden en toename van onwelzijn, wat leidt tot lange wachttijden voor het verkrijgen van zorg en diensten. |
| Betaalbaarheid | De mate waarin zorg en hulpverlening financieel toegankelijk is voor burgers, rekening houdend met de verschillende financieringsbronnen, eigen bijdragen, en overheidsmaatregelen om de kosten te drukken. |
| Jeugdhulp | Een breed aanbod van hulp en dienstverlening voor kinderen, jongeren en hun gezin met een ondersteuningsvraag, variërend van laagdrempelig aanbod tot niet-rechtstreeks toegankelijke hulp, met diverse organisaties en wettelijke kaders. |
| Rechtstreeks Toegankelijke Jeugdhulp (RTJ) | Hulpverlening waar minderjarigen en ouders zelf naar toe kunnen stappen zonder veel administratie of aanvraagprocedure, zoals inloopteams, CLB's en CAW's. |
| Niet-Rechtstreeks Toegankelijke Jeugdhulp (NRTJ) | Ingrijpende jeugdhulp die aangevraagd moet worden via de intersectorale toegangspoort, zoals residentiële opvang of langdurige behandeling, voor jongeren met grotere zorgnoden. |
| Intersectorale Toegangspoort (ISTP) | Een centraal punt per provincie dat aanvragen voor niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp behandelt, waarbij teams indicatiestelling en jeugdhulpregie de nodige hulp bepalen en de meest passende voorziening zoeken. |
| Gezinsondersteuning | Dienstverlening gericht op het ondersteunen van (aanstaande) gezinnen met kinderen, met informatie, advies en begeleiding op diverse thema's gerelateerd aan opgroeien en ouderschap, georganiseerd door agentschappen zoals Opgroeien (Kind en Gezin). |
| Kind en Gezin (K&G) | Een agentschap dat samen met partners gratis dienstverlening realiseert voor elk kind en gezin, met lokale teams die advies, informatie en ondersteuning op maat bieden vanaf de zwangerschap tot de start van het onderwijs. |
| Ouderenzorg | Zorg en dienstverlening gericht op ouderen, met als doel hun welzijn en levenskwaliteit te bevorderen, en omvat zowel thuiszorg (gezinszorg, oppashulp) als residentiële zorg (woonzorgcentra, assistentiewoningen). |
| Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) | Een agentschap dat streeft naar autonomie en levenskwaliteit voor personen met een handicap, door het erkennen, subsidiëren en vergunnen van organisaties, en het toekennen van persoonsvolgende budgetten en tegemoetkomingen voor hulpmiddelen. |
| Persoonsvolgend Budget (PVB) | Een budget op maat waarmee meerderjarige personen met een handicap zorg en ondersteuning kunnen kopen bij diverse zorgaanbieders, na een aanvraag bij het VAPH en een ondersteuningsplan. |
| Persoonlijk Assistentiebudget (PAB) | Een budget voor minderjarigen met een handicap om assistenten aan te werven voor hulp bij lichamelijke taken, verplaatsingen, dagactiviteiten en agogische/orthopedagogische begeleiding, aangevraagd via de intersectorale toegangspoort. |
| Jeugdwerk | De verzamelnaam voor alle jeugdverenigingen die zich richten op de vrijetijdsbesteding van kinderen en jongeren, met als doel de algemene ontwikkeling te bevorderen, gekenmerkt door een niet-commercieel karakter en vrijwillige inzet. |
| Jeugdwelzijnswerk | Initiatieven en organisaties, vaak in steden en in samenwerking met justitie, onderwijs en hulpverlening, die zich richten op maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren om hun persoonlijke en maatschappelijke ontplooiing te bevorderen. |
| Diversiteit | De samenlevingsvorm gekenmerkt door een groeiende verscheidenheid aan bevolkingsgroepen, met uitdagingen op het gebied van integratie, inburgering en het aanpassen van beleid en dienstverlening aan superdiversiteit. |
| Asielprocedure | Het proces waarbij een persoon internationale bescherming aanvraagt in België, inclusief registratie bij DVZ, opvang en begeleiding door Fedasil, en beoordeling van het verzoek door het CGVS. |
| Niet-Begeleide Minderjarige Vluchteling (NBMV) | Minderjarige vluchtelingen die zonder ouder of voogd in België verblijven en worden opgevangen en begeleid door de Dienst Voogdij en Fedasil. |
| Inburgering | Het traject dat nieuwkomers volgen om te integreren in de Belgische samenleving, bestaande uit maatschappelijke oriëntatie, Nederlands leren, een traject naar werk en participatie- en netwerktrajecten. |
| Gezondheidszorg | Het geheel van individuele en collectieve maatregelen die gericht zijn op het bevorderen, beschermen, herstellen of vermijden van ziekte en gezondheidsproblemen, met doelstellingen als doelmatigheid, rechtvaardige financiering en gelijke toegankelijkheid. |
| RIZIV (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) | Een openbare instelling belast met de organisatie van geneeskundige verzorging, de toekenning van uitkeringen, de terugbetaling van geneeskundige verzorging en het beheer van de verplichte verzekering. |
| Ziekenfondsen | Verzekeringsinstellingen die tussenkomen in de kosten van arbeidsongeschiktheid, ziekte en invaliditeit, preventie en gezondheidspromotie, en bijkomende diensten aanbieden aan hun leden. |
| Remgeld | Het deel van de ziektekosten dat door de patiënt zelf moet worden betaald om misbruik van de ziekteverzekering tegen te gaan. |
| Maximumfactuur (MAF) | Een systeem dat voorkomt dat slechte gezondheid tot financiële ongelukken leidt, waarbij de overheid vanaf een bepaald jaarlijks bedrag aan medische kosten tussenkomt. |
| Globaal Medisch Dossier (GMD) | Een dossier bij de huisarts dat alle medische gegevens bevat, wat leidt tot betere individuele begeleiding, overleg tussen artsen en een verhoogde terugbetaling voor de patiënt. |
| Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) | Behandeling, zorg en begeleiding voor personen met psychische problemen en stoornissen, gericht op herstel van psychisch evenwicht, maatschappelijke integratie en emancipatie. |
| Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) | Extramurale tweedelijnsvoorzieningen die algemene psychische hulp en begeleiding verstrekken, specifieke hulp aanbieden aan doelgroepen, en dienstverlening aan andere voorzieningen en hulpverleners. |
| Psychiatrische Zorg in de Thuissituatie (PZT) | Ambulante hulpverlening die ondersteuning biedt aan psychiatrische patiënten en hun familie in hun eigen omgeving, met als doel ziekenhuisopnames te vermijden, verkorten of beter voor te bereiden. |
| Onderwijs | Het systeem van scholen, instellingen en decreten dat gericht is op de intellectuele, sociale en emotionele ontwikkeling van leerlingen, met als doel hen voor te bereiden op deelname aan de samenleving en de arbeidsmarkt. |
| Leerplicht | De wettelijke verplichting voor elk kind in België om gedurende een bepaalde periode onderwijs te volgen, momenteel vanaf 5 jaar tot 18 jaar of het einde van het secundair onderwijs. |
| Minimumdoelen | De minimale verwachtingen qua kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die leerlingen moeten bereiken, die de vroegere eindtermen vervangen en meer ruimte laten voor scholen om eigen accenten te leggen. |
| Vlaamse Toetsen | Gestandaardiseerde toetsen die de onderwijskwaliteit in lager en secundair onderwijs moeten versterken, gericht op Nederlands en wiskunde, en die de interne kwaliteitszorg van scholen ondersteunen. |
| Zorgcontinuüm | Een fasering van ondersteuning in het onderwijs, van brede basiszorg (fase 0) tot verhoogde zorg (fase 1), uitbreiding van zorg (fase 2) en individueel aangepast curriculum (fase 3) of OV4, om leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften te begeleiden. |
| Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) | Een organisatie die leerlingen, ouders en leerkrachten ondersteunt op het vlak van leren en studeren, schoolloopbaankeuze, preventieve gezondheid en psycho-sociale begeleiding, en een belangrijke partner is in het zorgbeleid binnen het onderwijs. |
| Veiligheid en Justitie | Essentiële pijlers binnen de samenleving die zich richten op het bevorderen van welzijn en maatschappelijke integratie van individuen, met betrokkenheid van instanties zoals politie, justitiehuizen en detentiehuizen. |
| Justitiehuizen | Laagdrempelige diensten met als taak burgers te informeren, slachtoffers bij te staan, daders te begeleiden bij hun strafuitvoering en informatieopdrachten uit te voeren voor de magistratuur. |
| Detentiehuizen | Kleinschalige faciliteiten waar kortgestrafte veroordeelden hun straf uitzitten en intensieve, op maat gemaakte begeleiding ontvangen gericht op re-integratie en zelfstandigheid, als alternatief voor traditionele gevangenissen. |
| Werk | Een cruciale rol in het leven van mensen die bijdraagt aan persoonlijke en professionele ontwikkeling, kwaliteit van leven en maatschappelijke participatie, met een arbeidsmarkt die gestuurd wordt door vraag en aanbod, vaak via tussenpersonen. |
| VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) | Een Vlaamse instelling die een cruciale rol speelt op de arbeidsmarkt door te helpen bij het afstemmen van vraag en aanbod, arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding, en ook een controlerende taak heeft ten aanzien van werkzoekenden. |
| Sociale Economie | Bedrijven en initiatieven die een maatschappelijke meerwaarde willen creëren door het leveren van goederen en diensten, met een bijzondere focus op de tewerkstelling van kansengroepen en milieuvriendelijke productieprocessen. |
| Maatwerkbedrijven | Organisaties die de inschakeling van doelgroepwerknemers als kerntaak hebben, waarbij minstens 65 procent van de werknemers een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft, met als doel hun maximale tewerkstelling te realiseren. |
| Tendering | Een wettelijk gereglementeerde aanbestedingsprocedure waarbij de VDAB opdrachten voor dienstverlening toewijst aan externe partners, met een resultaatsverbintenis voor bijvoorbeeld het aan het werk krijgen van werkzoekenden of het verzorgen van opleidingen. |
| Overlegorganen | Structuren die de relaties tussen werknemers en werkgevers bepalen, zoals de Nationale Arbeidsraad (NAR) op nationaal niveau en paritaire comités (PC) op sectoraal niveau, die collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO's) afsluiten en geschillen voorkomen. |
| Vakbonden | Werknemersorganisaties die de belangen van werknemers behartigen, onderhandelen over arbeidsvoorwaarden en toezien op de naleving van sociale wetgeving en CAO's. |
| Werkgeversorganisaties | Organisaties die de belangen van werkgevers behartigen, zoals het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) op nationaal niveau en beroepsfederaties op sectoraal niveau. |
| Personeels- of HR-dienst | De afdeling binnen een organisatie die verantwoordelijk is voor personele aangelegenheden, zoals werving, opleiding, welzijn en ontwikkeling van medewerkers, met als doel een competitieve voorsprong te creëren door sterk geëngageerd en capabel personeel. |
| Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk | Een verplichte dienst binnen organisaties die maatregelen neemt ter bescherming van de gezondheid, arbeidsveiligheid en psychosociaal welzijn van medewerkers, en het voorkomen van arbeidsongevallen en beroepsziekten. |