Cover
Start now for free TC HBP Inleiding 3de BACH 2025.pdf
Summary
# Anatomie en fysiologie van de lever
Dit onderwerp beschrijft de anatomische structuur en de diverse fysiologische functies van de lever, met speciale aandacht voor de bloedtoevoer, galafvoer en microstructuur.
### 1.1 Anatomie van de lever
De lever heeft een specifieke locatie en is anatomisch onderverdeeld in lobben en segmenten, wat belangrijk is voor chirurgische ingrepen en radiologische beeldvorming.
#### 1.1.1 Locatie en grootte
De lever is een orgaan met een aanzienlijke omvang en bevindt zich strategisch in het lichaam. De leveromvang kan mid-claviculair tussen de 6 en 12 cm gemeten worden, gemiddeld 8 cm. Mid-sternaal bedraagt de leverspan 4 tot 8 cm. De "leverdofheid" (liver dullness) wordt gedefinieerd als de demping die wordt waargenomen, in contrast met de long sonoriteit of tympanisme [9](#page=9).
#### 1.1.2 Lobaire anatomie
Traditioneel wordt de lever onderverdeeld in vier lobben: de rechterlob, linkerlob, lobus quadratus en lobus caudatus. De lobus quadratus en lobus caudatus worden soms als facultatief beschouwd [10](#page=10).
#### 1.1.3 Vasculaire anatomie
De lever kent een dubbele bloedtoevoer. Twee derde van het bloed wordt aangevoerd via de vena portae, afkomstig van de milt en het maagdarmkanaal. Eén derde van de bloedtoevoer komt van de a. hepatica. De totale leverperfusie bedraagt ongeveer één vijfde van het hartdebiet [11](#page=11).
#### 1.1.4 Segmentaire anatomie (Couinaud)
Een belangrijkere indeling voor chirurgische doeleinden is de segmentaire anatomie, ontwikkeld door Claude Couinaud. Deze classificatie verdeelt de lever in acht segmenten. Elk segment heeft zijn eigen specifieke vasculaire aan- en afvoerlijnen (via takken van de vena porta en a. hepatica) en een eigen galafvoer via een galweg. Dit is cruciaal voor chirurgische resecties zoals segmentectomieën, bisegmentectomieën, trisegmentectomieën en lobectomieën, en voor radiologische topografie. Een visualisatie van deze segmentale anatomie is facultatief [12](#page=12) [13](#page=13).
#### 1.1.5 Biliaire anatomie
De lever produceert dagelijks ongeveer 600 ml gal. De galafvoersysteem begint met de galcanaliculi, die samenkomen in galductuli, en vervolgens in galducten. Deze structuren worden omgeven door een portale triade, die tevens de portale venule en de arteriola hepatica bevat. Het galflow volgt een andere route dan de bloedflow [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 1.1.6 Microstructuur (leverlobulus)
De functionele eenheid van de lever is de leverlobulus, ook wel bekend als de lobulus van Kiernan. De microstructuur van de leverlobulus omvat de portale triade (met de vena porta, a. hepatica en galweg) en de centrale vene. De sinusoiden, gespecialiseerde capillairen, vormen een essentieel onderdeel van de leverlobulus en zijn verantwoordelijk voor de uitwisseling van stoffen [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21).
> **Tip:** De leverlobulus is een hexagonaal structuur met de portale triades op de hoeken en de centrale vene in het midden [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20).
### 1.2 Fysiologie van de lever
De lever is een veelzijdig orgaan dat fungeert als een "krachtpatser en dirigent van het lichaam" dankzij zijn strategische locatie en complexe structurele opbouw. De lever speelt een cruciale rol in metabolisme, synthese, afbraak, opslag en immunologische processen [16](#page=16) [17](#page=17) [18](#page=18).
#### 1.2.1 Metabole functies
De lever is betrokken bij een breed scala aan metabole processen, waaronder de synthese en afbraak van macronutriënten en de verwerking van toxische stoffen.
##### 1.2.1.1 Koolhydraten metabolisme
De lever reguleert de bloedglucosespiegel door middel van glycogeenopslag en -afgifte. Na de laatste voeding bevat de lever glucose. De glycogeenreserves kunnen 4 tot 12 uur aanhouden. Vanaf 3-4 uur na de maaltijd worden ketonen via vetzuuroxidatie geproduceerd om de energiebehoefte te dekken. Gluconeogenese is een ander belangrijk proces voor glucoseproductie. Glycogenolyse, de afbraak van glycogeen, is een afbraakproces in de lever [22](#page=22) [23](#page=23) [24](#page=24) [25](#page=25).
##### 1.2.1.2 Eiwitten metabolisme
De lever synthetiseert diverse essentiële eiwitten. Hieronder vallen exportproteïnen zoals albumine, dat een belangrijke rol speelt in transport, oncotische druk, hemodynamiek en immunomodulatie. De lever produceert ook vrijwel alle stollingseiwitten, met uitzondering van factor VIII. Glyco- en lipoproteïnen worden eveneens gesynthetiseerd. De ureumcyclus, een proces voor de verwerking van ammonia, is een afbraakfunctie van de lever [22](#page=22) [23](#page=23) [24](#page=24) [25](#page=25).
##### 1.2.1.3 Lipiden metabolisme
De lever is verantwoordelijk voor de synthese van cholesterol en triglyceriden (TG). Daarnaast produceert de lever galzuren, die essentieel zijn voor de vetvertering [22](#page=22) [23](#page=23) [24](#page=24) [25](#page=25).
##### 1.2.1.4 Hormonen metabolisme
De lever synthetiseert verschillende hormonen, waaronder estradiol, testosteron, cortisol en aldosteron [22](#page=22).
#### 1.2.2 Detoxificatie en afbraak
De lever speelt een vitale rol in het metabolisme van xenobiotica en toxines, en in de afbraak van bilirubine. Het bilirubine metabolisme is van belang voor het begrijpen van icterus [23](#page=23) [24](#page=24) [25](#page=25).
#### 1.2.3 Opslagfuncties
De lever fungeert als opslagorgaan voor verschillende essentiële stoffen. Dit omvat glycogeen vitaminen A, D, E, K en B12 ijzer (opgeslagen als ferritine) en koper [24](#page=24).
#### 1.2.4 Immunologische functies
De lever draagt bij aan zowel de aangeboren (aspecifieke) als adaptieve immuniteit. Het speelt een rol in immunologische tolerantie, en in de productie en regulatie van cytokines. Lokale bindende eiwitten zoals glutathion-S-transferase en ferritine, en lokale enzymen zoals cytochroom P450, zijn ook gerelateerd aan de leverfunctie [22](#page=22) [25](#page=25).
#### 1.2.5 Functie van gal
Gal, geproduceerd in de lever (ongeveer 600 ml per 24 uur), heeft meerdere belangrijke functies. Het emulgeert vetten tot micellen, wat de absorptie van vetoplosbare vitaminen (A, D, E, K) bevordert. Gal dient ook voor de uitscheiding van afvalstoffen, zoals bilirubine. Daarnaast heeft gal een buffereffect op excessief maagzuur, met een alkalische pH van 7.5-8. Het werkt ook bacteriostatisch of bactericide, mede door de aanwezigheid van IgA [14](#page=14) [26](#page=26).
> **Tip:** De strategische locatie van de lever als "gatekeeper" tussen de darm- en systeemcirculatie (de "liver-gut-axis") is fundamenteel voor zijn veelzijdige functies [17](#page=17).
---
# Evaluatie van leverschade
De evaluatie van leverschade omvat een veelzijdige aanpak die klinisch onderzoek, specifieke levertesten en diverse technische onderzoeken combineert om de functie en integriteit van de lever te beoordelen [28](#page=28).
### 2.1 Klinisch onderzoek
Klinisch onderzoek vormt een initiële stap in de evaluatie van leverschade. Hoewel niet expliciet gedetailleerd in het verstrekte document, is het een essentieel onderdeel van de algemene diagnostische procedure [28](#page=28) [29](#page=29).
### 2.2 Levertesten
Levertesten, ook wel 'liver panel' genoemd, omvatten de analyse van enzymen, eiwitten en afbraakproducten om de leverfunctie te beoordelen [30](#page=30).
#### 2.2.1 Belangrijke parameters en hun interpretatie
De interpretatie van levertesten mag nooit geïsoleerd gebeuren, maar altijd in combinatie met de klinische context, anamnese, lichamelijk onderzoek en technische onderzoeken. De ernst en het patroon van afwijkingen kunnen soms specifiek zijn, maar vaak zijn ze aspecifiek en maken ze deel uit van een grotere puzzel. Het is cruciaal om te weten welke testen worden aangevraagd en waarom [31](#page=31).
#### 2.2.2 Specifieke levertesten
* **Bilirubine:** Dit is een afbraakproduct van hemoglobine. Er zijn twee vormen: ongeconjugeerd (hydrofoob) en geconjugeerd (hydrofiel). Verhoogde bilirubine kan wijzen op hemolyse, competitie met albuminebinding, conjugatiestoornissen, leverceldysfunctie of galwegobstructie [32](#page=32) [33](#page=33) [34](#page=34).
* **Aspartaataminotransferase (AST) / Serum Glutamaat Oxaloacetaat Transaminase (sGOT):** Een lektest die stijgt bij weefselschade, met een piek na 24-36 uur en normalisatie na 3-7 dagen. Het is een indicator voor leverschade/necrose (bijv. hepatitis, ischemie, hepatotoxiciteit), maar is niet leverspecifiek en kan ook stijgen bij myocardinfarct, rhabdomyolyse, spierdystrofie en hemolyse [35](#page=35).
* **Alanineaminotransferase (ALT) / Serum Glutamaat Pyruvaat Transaminase (sGPT):** Een lektest die, net als AST, stijgt bij leverschade/necrose. ALT is echter (meer) leverspecifiek en de ernst van de necrose correleert met de mate van verhoging. Het kan ook verhoogd zijn bij myocadinfarct, rhabdomyolyse, spierdystrofie, hemolyse en galwegobstructie [36](#page=36).
* **Lactaatdehydrogenase (LDH):** Een lektest die stijgt bij weefselschade en met name levercelschade/necrose in de context van ischemie. LDH is niet leverspecifiek en kan ook verhoogd zijn bij myocardinfarct, rhabdomyolyse en hemolyse, wat resulteert in een lage specificiteit [37](#page=37).
* **Alkalisch fosfatase (AF):** Een aspecifiek enzym. Geïsoleerde verhogingen kunnen wijzen op bot- of placentaproblemen. In combinatie met Gamma-glutamyltransferase (GGT) duidt het op cholestase, zowel intra- als extrahepatisch, veroorzaakt door compressie, obstructie of infiltratie. Bij cholestase is er een inductie na 24-48 uur [38](#page=38).
* **Gamma-glutamyltransferase (GGT):** Dit enzym is induceerbaar door onder andere medicatie, alcohol en steatose. Een combinatie met AF duidt op cholestase. Een GGT/AF-ratio groter dan 2.5 is suggestief voor alcoholgebruik [39](#page=39).
* **Protrombinetijd (PT, INR):** De lever synthetiseert vrijwel alle stollingsfactoren (uitgezonderd factor VIII en vWF). PT is een belangrijke parameter voor de leversynthesefunctie en een prognostische indicator voor acuut leverfalen. Verlaagde PT kan echter ook voorkomen bij hypovitaminose K, anticoagulantia, hemofilie en gedissemineerde intravasculaire coagulatie (sepsis). De PT kan worden uitgedrukt in seconden of percentage. De INR (International Normalized Ratio) is een gestandaardiseerde meting. Een normale INR is ongeveer 1.0 (PT ≈ 100% ≈ 12-14 sec). Pathologie is meestal vanaf INR 1.5 [40](#page=40).
* **Albumine:** Met een halveringstijd van 20 dagen is albumine een parameter voor de leversynthese en een prognostische indicator voor chronische leveraandoeningen. Verlaagd albumine kan echter ook voorkomen bij malnutritie, nefrotisch syndroom en protein-losing enteropathy. Hepatocyten produceren dagelijks ongeveer 10 gram albumine [41](#page=41).
#### 2.2.3 Patronen van afwijkende levertesten
Verschillende aandoeningen presenteren zich met specifieke patronen van afwijkende levertesten [42](#page=42).
* **Hepatocellulaire necrose:** Kenmerkend zijn hoge AST- en ALT-waarden, soms 50 tot 100 keer de normaalwaarde bij toxische of ischemische oorzaken, of 2 tot 5 keer de normaalwaarde bij virale hepatitis of AIH. Alkalisch fosfatase en bilirubine zijn vaak slechts licht verhoogd (1-5 keer). PT kan gedaald zijn en niet reageren op vitamine K, terwijl albumine verlaagd is bij subacute en chronische leverziekten [42](#page=42).
* **Biliaire obstructie:** Bij deze aandoeningen zijn alkalisch fosfatase en GGT sterk verhoogd (2-20 keer of meer). Bilirubine kan significant stijgen (1-30 keer). AST en ALT zijn vaak slechts licht verhoogd (1-5 keer). PT kan gedaald zijn maar reageren op vitamine K, en albumine is vaak normaal, tenzij cirrose aanwezig is [42](#page=42).
* **Leverinfiltratie:** Bij leverinfiltratie (bijv. door tumoren) zijn alkalisch fosfatase en GGT vaak verhoogd (1-20 keer). Bilirubine kan eveneens stijgen (1-30 keer). AST en ALT zijn meestal slechts licht verhoogd (1-3 keer). PT en albumine zijn vaak normaal, tenzij cirrose aanwezig is [42](#page=42).
> **Tip:** Het begrijpen van deze patronen is facultatief, maar het herkennen van trends is praktisch bruikbaar en wordt duidelijker naarmate de kennisreeks vordert [42](#page=42).
### 2.3 Technische onderzoeken
Technische onderzoeken bieden aanvullende informatie voor de evaluatie van leverschade.
#### 2.3.1 Beeldvormende technieken
* **Echo abdomen:** Een snelle, goedkope en gemakkelijk beschikbare methode zonder RX-stralen. Het kan vena porta-trombose en choledocholithiase detecteren. Het is echter operator-afhankelijk [43](#page=43).
* **Computertomografie (CT):** Biedt gedetailleerde morfologische en vascularisatie-informatie en kan in meerdere fasen (à blanc, art, ven) worden uitgevoerd. Het is snel, maar maakt gebruik van RX-stralen, is matig duur en vereist contrastvloeistof (met risico op allergie). CT kan worden gebruikt voor de detectie van metastasen, hepatocellulair carcinoom (HCC), cirrose met ascites, portaalvenetrombose en cholangiocarcinoom [44](#page=44).
* **Magnetic Resonance Imaging (MRI):**
* **MRI lever:** Biedt gedetailleerde morfologie, vermijdt RX-stralen, en maakt functionele karakterisering (bv. diffusie) mogelijk. Het is beter in het karakteriseren van zachte weefsels, maar kan claustrofobie veroorzaken, duurt langer, is duurder en is gecontra-indiceerd bij pacemakers, kunstkleppen of defibrillatoren. Het kan helpen bij het onderscheiden van focale nodulaire hyperplasie [45](#page=45).
* **Magnetic Resonance Cholangiopancreaticography (MRCP):** Dit onderzoek, een vervanging voor diagnostische ERCP, is effectief voor het detecteren van choledocholithiase en andere galwegafwijkingen [45](#page=45).
#### 2.3.2 Leverbiopsie
Leverbiopten, zowel percutaan als transjugulair, zijn invasieve methoden voor diagnostiek.
* **Percutane leverbiopsie:** Kan gericht (bij focale leverletsels) of ongericht (bij parenchymateuze aandoeningen) worden uitgevoerd. De procedure vereist lokale anesthesie en echogeleiding. Post-procedureel is rust in rechter decubitus en rugligging noodzakelijk, met monitoring van pijn, bloeddrukdaling, bleekheid en syncope [46](#page=46).
* **Contra-indicaties voor percutane biopsie:** Ascites, PT < 50%, gebruik van aspirine, clopidogrel, coumarines, NOACs, bloedplaatjes < 50.000, en een niet-coöperatieve patiënt [46](#page=46).
* **Transjugulaire leverbiopsie:** Dit is een alternatieve methode die wordt toegepast wanneer percutane biopsie gecontra-indiceerd is [47](#page=47).
#### 2.3.3 Drukmaging
* **Hepatic Venous Pressure Gradient (HVPG):** Dit is een indirecte meting van de portale druk die wordt verkregen via catheterisatie van de rechter hepatische vene. De formule is: `HVPG = Wedged HVP – Free HVP`. Dit kan gecombineerd worden met een transjugulaire leverbiopsie [48](#page=48).
#### 2.3.4 Endoscopische technieken
* **Oesofagogastroduodenoscopie:** Wordt gebruikt om spataders in de slokdarm, maag of duodenum te identificeren, wat een teken is van cirrose en portale hypertensie [49](#page=49).
* **Echo-endoscopie (EUS) - geleide procedures:**
* **Transgastrische/-duodenale biopsie en portale drukmeting:** EUS kan worden gebruikt voor biopsie van vast weefsel of vocht (cysten) nabij het maag-darmkanaal voor pathologisch-anatomisch (APO) en/of moleculaire analyse. Het kan ook worden gebruikt voor portale drukmeting [50](#page=50) [51](#page=51).
* **FNA (Fine Needle Aspiration Cytology) en FNB (Fine Needle Biopsy):** Deze technieken, vaak uitgevoerd onder EUS-geleiding, zijn diagnostisch voor het verkrijgen van cytologische of histologische monsters [51](#page=51).
#### 2.3.5 Elastografie
* **Liver Stiffness Measurement (LSM) - elastografie:** Dit is een niet-invasieve surrogaatmethode voor leverbiopten. Het maakt gebruik van vibration-controlled transient elastography (bv. Fibroscan®) om de stijfheid van de lever te meten, wat correleert met de mate van fibrose. LSM is pijnloos, vereist geen nuchtere toestand, duurt 10-15 minuten, is herhaalbaar en minder operator-afhankelijk dan een biopsie. Het kan helpen om biopsieën te vermijden [52](#page=52) [53](#page=53) [54](#page=54) [55](#page=55).
* **Spleen Stiffness Measurement (SSM):** Tegenwoordig kan ook de stijfheid van de milt worden gemeten met Fibroscan®, wat een parameter is voor stuwing en portale hypertensie [54](#page=54).
* **Beperkingen van LSM:** Het is niet mogelijk bij ascites, nauwe intercostaalruimtes en kan moeilijk zijn bij obesitas (XL probe). Interferenties kunnen optreden bij dialyse, hartfalen en inflammatie. Er zijn ziekte-specifieke cut-offs voor interpretatie [55](#page=55).
---
# Programma en praktische informatie
Dit deel biedt een gedetailleerd overzicht van het lesprogramma, inclusief data en tijden voor modules over lever-, gal- en pancreasaandoeningen, alsook praktische informatie over de leerstof en examen.
## 3. Programma en praktische informatie
### 3.1 Lesprogramma
Het lesprogramma omvat een reeks contactmomenten die de modules over lever-, gal- en pancreasaandoeningen behandelen. In totaal zijn er 8 contactmomenten met een totale duur van 12,5 uur [3](#page=3).
Hieronder volgt een gedetailleerd schema van de lessen:
* **Woensdag 24 september 16:00 - 17:30:** Inleiding + Acute leverziekten [3](#page=3).
* **Donderdag 25 september 16:00 - 17:30:** Acute Leverziekten, Chronische leverziekten Deel 1 [3](#page=3).
* **Dinsdag 30 september 13:45 - 15:15:** Chronische leverziekten Deel 2 [3](#page=3).
* **Donderdag 2 oktober 16:00 - 18:00:** Cirrose + POKC icterus/ascites [3](#page=3).
* **Dinsdag 7 oktober 13:45 - 15:15:** Lever en zwangerschap, Vasculaire leveraandoeningen [3](#page=3).
* **Donderdag 9 oktober 16:00 - 17:30:** Acute en Chronische pancreatitis [3](#page=3).
* **Donderdag 16 oktober 16:00 - 18:00:** Levertransplantatie [3](#page=3).
* **Donderdag 20 november 16:00 - 17:00:** Fibrocystische leverziekten, Vraag & Antwoord (Q&A) [3](#page=3).
Klinische casuïstiek, illustraties en Partiële Obstructie van de Galwegen (POKC) worden geïncorporeerd in de verschillende thema's [3](#page=3).
### 3.2 Praktische informatie over de leerstof
De leerstof is opgebouwd rond een powerpointpresentatie die de essentie en samenvatting vormt, ter illustratie van een meer exhaustief georiënteerd handboek, met name voor wat betreft leverziekten [4](#page=4).
* **Powerpoint:** De powerpointslides bevatten de essentiële informatie en dienen als samenvatting en illustratie van de diepgaandere literatuur [4](#page=4).
* **Handboek:** Het handboek biedt een meer exhaustieve behandeling van de materie, specifiek voor leverziekten [4](#page=4).
* **Aanduiding "facultatief":** Informatie die als "facultatief" wordt aangeduid op de slides is optioneel [4](#page=4).
* **Essentiële elementen:** Essentiële elementen in de leerstof worden gemarkeerd [4](#page=4).
* **Opnames:** De lessen worden opgenomen [4](#page=4).
* **Nieuw vanaf academiejaar 2025:** Er zijn nieuwe elementen of wijzigingen die ingaan vanaf het academiejaar 2025 [4](#page=4).
De inhoud die aan bod komt, start met:
1. DE LEVER: Anatomie & Fysiologie [6](#page=6).
2. DE LEVER: Hoe schade evalueren [6](#page=6)?
3. ACUTE HEPATITIS (deels) [6](#page=6).
### 3.3 Examen spijsvertering
Het examen spijsvertering bestaat uit 50 vragen die verspreid zijn over de verschillende onderdelen van de leerstof [5](#page=5).
* **Vak HBP (Laleman):** Van de 50 vragen zijn er 11 specifiek gericht op het vak Hepatologie, Biliaire en Pancreatologie (HBP) van professor Laleman [5](#page=5).
* **Nieuwe vragen:** Elk jaar worden er nieuwe vragen ontwikkeld voor het examen [5](#page=5).
* **Vraagstelling:** Het examen is een mix van theoretische concepten en casuïstiek [5](#page=5).
> **Tip:** Zorg dat je niet alleen de theoretische concepten beheerst, maar ook goed kunt toepassen op klinische casussen, aangezien dit een belangrijk onderdeel van het examen vormt.
> **Tip:** Let goed op welke elementen gemarkeerd zijn als "essentieel" in de powerpoints, aangezien deze waarschijnlijk belangrijker zijn voor het examen dan de facultatieve onderdelen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Hepatisch | Verwijst naar de lever. |
| Biliopancreatisch | Verwijst naar de galwegen en de pancreas. |
| Benigne aandoening | Een goedaardige ziekte of afwijking, die niet kwaadaardig is. |
| Maligniteit | Kwaadaardigheid, kenmerkend voor kankercellen die ongecontroleerd groeien en zich verspreiden. |
| Hepato-Bilio-Pancreatische aandoeningen (HBP) | Aandoeningen die betrekking hebben op de lever, galwegen en de pancreas. |
| Anatomie | De studie van de structuur van levende organismen en hun delen. |
| Fysiologie | De studie van de normale functies van levende organismen en hun delen. |
| Lobaire anatomie | De indeling van de lever in anatomische lobben, gebaseerd op de externe structuren. |
| Segmentaire anatomie | De indeling van de lever in functionele segmenten, elk met eigen bloedtoevoer, afvoer en galafvoer. |
| Vena porta | De poortader die bloed van de spijsverteringsorganen naar de lever transporteert. |
| A. hepatica | De leverslagader, die zuurstofrijk bloed naar de lever levert. |
| Galweg | Een buis die gal van de lever en galblaas naar de twaalfvingerige darm transporteert. |
| Leverlobulus | De microscopische functionele eenheid van de lever, typisch hexagonaal van vorm. |
| Portale triade | Bestaat uit een tak van de vena porta, een tak van de arteria hepatica en een galgangetje rondom de rand van een leverlobulus. |
| Centrale vene | De vene in het midden van een leverlobulus, waarin het bloed uit de sinusoiden uiteindelijk terechtkomt. |
| Sinusoiden | Kleine, capillaire bloedvaten in de lever die bloed van de portale triade naar de centrale vene leiden. |
| Eiwitsynthese | Het proces waarbij de lever verschillende eiwitten produceert, zoals albumine en stollingsfactoren. |
| Albumine | Een belangrijk eiwit geproduceerd door de lever, essentieel voor het handhaven van de oncotische druk en transport van diverse stoffen in het bloed. |
| Stollingseiwitten | Eiwitten die een rol spelen in het bloedstollingsproces, grotendeels gesynthetiseerd door de lever. |
| Gluconeogenese | Het proces waarbij de lever glucose aanmaakt uit niet-koolhydraatbronnen, zoals aminozuren en lactaat. |
| Cholesterol | Een vetachtige stof die essentieel is voor celmembranen en de productie van hormonen, deels gesynthetiseerd door de lever. |
| Galzuren | Verbindingen geproduceerd door de lever uit cholesterol, die cruciaal zijn voor de vetvertering en -opname. |
| Xenobiotica | Vreemde stoffen die niet van nature in het lichaam voorkomen, zoals medicijnen en toxines, die door de lever worden gemetaboliseerd. |
| Ureumcyclus | Een biochemische reeks reacties in de lever die ammoniak, een giftig bijproduct van eiwitmetabolisme, omzet in ureum, dat uitgescheiden kan worden. |
| Bilirubine | Een afbraakproduct van hemoglobine, dat door de lever wordt verwerkt en uitgescheiden; verhoogde niveaus kunnen leiden tot geelzucht. |
| Glycogeen | De opgeslagen vorm van glucose in de lever en spieren, die dient als energiebron. |
| Glycogenolyse | Het proces van afbraak van glycogeen naar glucose, voornamelijk uitgevoerd door de lever om de bloedsuikerspiegel te handhaven. |
| Ascites | Ophoping van vocht in de buikholte, vaak een complicatie van levercirrose. |
| Protrombine | Een eiwit dat de lever produceert en dat een cruciale rol speelt in de bloedstolling; de protrombinetijd (PT) is een indicator van de leverfunctie. |
| INR (International Normalized Ratio) | Een gestandaardiseerde meting van de protrombinetijd, gebruikt om de bloedstollingstijd te beoordelen en de effectiviteit van antistollingsmedicatie te monitoren. |
| Hepatocellulaire necrose | Afsterven van levercellen, vaak veroorzaakt door schade zoals ischemie of toxische invloeden. |
| Cholestase | Een aandoening waarbij de galstroom uit de lever is belemmerd, wat kan leiden tot ophoping van galzuren en bilirubine. |
| Alkalisch fosfatase (AF) | Een enzym dat verhoogd kan zijn bij leveraandoeningen, met name cholestase, maar ook bij botziekten. |
| Gamma-glutamyltranspeptidase (GGT) | Een enzym dat verhoogd kan zijn bij leveraandoeningen, vooral geassocieerd met cholestase en alcoholgebruik. |
| Hemolyse | De afbraak van rode bloedcellen, wat kan leiden tot een verhoogd ongeconjugeerd bilirubine. |
| Rhabdomyolyse | Afbraak van spierweefsel, wat leidt tot de vrijlating van spierenzymen in het bloed, waaronder AST en LDH. |
| Ischemie | Onvoldoende bloedtoevoer naar een orgaan of weefsel, wat schade of afsterven kan veroorzaken. |
| Transjugulaire leverbiopsie | Een methode om een leverbiopt te verkrijgen via een ader in de hals (vena jugularis), nuttig bij patiënten met stollingsproblemen of ascites. |
| Percutane leverbiopsie | Een leverbiopsie uitgevoerd door de huid met een naald, meestal echo-geleid. |
| HVPG (Hepatic Venous Pressure Gradient) | De drukgradiënt tussen de wigged hepatic venous pressure en de vrije hepatic venous pressure, gebruikt als indicator van portale hypertensie. |
| Portale hypertensie | Verhoogde druk in de poortader, vaak een gevolg van levercirrose. |
| Oesofagogastroduodenoscopie | Een endoscopische procedure om de slokdarm, maag en twaalfvingerige darm te onderzoeken, vaak gebruikt om spataders bij cirrose te detecteren. |
| Echo-endoscopie (EUS) | Een endoscopische techniek die echografie combineert om beelden te verkrijgen van organen dichtbij het spijsverteringskanaal, gebruikt voor diagnostiek en interventies. |
| FNA (Fine Needle Aspiration) | Een procedure waarbij met een fijne naald cellen worden opgezogen voor cytologisch onderzoek. |
| FNB (Fine Needle Biopsy) | Een procedure waarbij met een fijne naald een klein stukje weefsel wordt verkregen voor histologisch onderzoek. |
| Liver Stiffness Measurement (LSM) | Een niet-invasieve techniek (elastografie) die de stijfheid van de lever meet, als surrogaat voor leverfibrose en cirrose. |
| Elastografie | Een medische beeldvormingstechniek die de elasticiteit van weefsels meet, gebruikt om de mate van fibrose in de lever te bepalen. |
| Spleen Stiffness Measurement (SSM) | Een niet-invasieve meting van de stijfheid van de milt, die kan wijzen op stuwing als gevolg van portale hypertensie. |