Cover
Start now for free Samenvatting verpleegkundige zorg aan zieke kind (klaar).docx
Summary
# Evaluatie van de gezondheidstoestand van het kind
Dit onderwerp behandelt de systematische beoordeling van de gezondheid van een ziek kind, met focus op vitale functies en neurologische status.
### 1.1 Ademhalingsstelsel
#### 1.1.1 Observatie ademhaling
De ademhalingsfrequentie is leeftijdgebonden:
* 0 – < 3 maanden: > 29 tot < 61/minuut
* 3 maanden tot 1 jaar: > 24 tot < 51/minuut
* 1 – 4 jaar: > 19 tot < 41/minuut
* 4 – 12 jaar: > 19 tot < 31/minuut
**Methoden voor het meten:**
* **Manueel:** Tel thorax- en buikbewegingen gedurende 30 seconden x 2. Bij onregelmatige ademhaling, tel gedurende 1 minuut. Breng het kind eerst tot rust indien onrustig.
* **Monitoring:** Een sensor wordt abdominaal aangebracht. Alarmgrenzen worden ingesteld op basis van leeftijd en aandoening.
**Soorten ademhaling:**
* **Normale, rustige ademhaling:** Geen extra inspanning, goede zuurstofsaturatie, goede huidskleur.
* **Tachypneu:** Te snelle ademhaling, een compensatiemechanisme dat kan leiden tot uitputting.
* **Bradypneu:** Te langzame ademhaling, vaak als gevolg van uitputting.
* **Apneu:** Ademhalingsstop langer dan 20 seconden, kan leiden tot bradycardie, cyanose en daling van de SaO2.
**Huidskleur:**
* **Cyanotisch (blauw):** Duiding op slechte gasuitwisseling en onvoldoende zuurstoftoevoer.
* **Perifere cyanose:** Ter hoogte van de extremiteiten.
* **Centrale cyanose:** Ter hoogte van lippen, nagels, oren en borst.
**Ademhalingsgeluiden:**
* **Inspiratoire stridor:** Abnormale luchtstroom in de bovenste luchtwegen (larynx, trachea), hoorbaar als ronchi.
* **Expiratoire stridor:** Abnormale luchtstroom in de onderste luchtwegen, hoorbaar als piepend (wheezing).
* **Kreunen:** Hoorbaar bij neonaten met zuurstofproblemen, een compensatiemechanisme (geforceerd uitademen), altijd een alarmteken (kan ook op pijn duiden).
* **Crepitaties:** Krakend geluid, waarneembaar met een stethoscoop, duidt op pneumonie.
#### 1.1.2 Observatie zuurstofsaturatie
**Doel:** Vroegtijdig opsporen van hypoxie en evalueren van de efficiëntie van zuurstoftherapie.
**Meetprincipe:** Gebruik van een probe (lichtstraalzender) en fotodetector. Beide dienen loodrecht op elkaar geplaatst te worden.
**Normaalwaarden:** Tussen 94% en 100%.
* **Prematuren:** Alarm onder 90%, boven alarm 100%.
* **Grotere kinderen:** Alarm onder 85%, boven alarm 100%.
* Bij chronische luchtwegaandoeningen kan de ondergrens in overleg met de arts lager ingesteld worden.
**Extra aandachtspunten:**
* Wissel bij continue meting regelmatig de probe om brandwondjes en druknecrose te voorkomen.
* Kies een probe aangepast aan de grootte van het kind.
* Wees alert: bij sommige aandoeningen kan de meting een vertekend beeld geven.
### 1.2 Hemodynamisch stelsel
#### 1.2.1 Hartfrequentie
**Werkwijze om hartfrequentie te meten:**
* **Manueel:** Tel aan de pols (30 seconden indien regelmatig). Bij kleine kinderen is de polsslag soms moeilijk te voelen; alternatieve plaatsen zijn de slapen, binnenkant bovenarm, hals of lies.
* Meestal wordt hartslag gemeten met een stethoscoop.
* **Monitoring:** Continue polsslag is zichtbaar op de monitor bij saturatiemeting. Bij noodzaak voor extra hartbewaking wordt ECG-monitoring gebruikt. De monitor geeft alarm bij abnormaliteiten.
**Normale hartfrequentie:**
* 0 tot < 3 maanden: > 110 tot < 150/minuut
* 3 maanden tot 1 jaar: > 100 tot < 150/minuut
* 1 – 4 jaar: > 90 tot < 120/minuut
* 4 – 12 jaar: > 70 tot < 110/minuut
#### 1.2.2 Bloeddruk
**Doel:** Vroegtijdig onderkennen van hypotensie en/of hypertensie.
**Werkwijze:**
* Bij grotere kinderen gemeten zoals bij volwassenen.
* Bij kleinere kinderen en baby's wordt gebruik gemaakt van een oscillometrische bloeddrukmeter.
**Normale bloeddrukwaarden:**
* 0 tot < 3 maanden: > 60 tot < 80 mmHg
* 3 maanden tot 1 jaar: > 80 tot < 100 mmHg
* 1 – 4 jaar: > 90 tot < 110 mmHg
* 4 – 12 jaar: > 90 tot < 120 mmHg
**Extra aandachtspunten:**
* Kind dient 3 tot 5 minuten voor de meting rustig te zijn.
* Bij voorkeur meten aan de rechterarm voor consistentie.
* De juiste maat van de manchet is cruciaal.
#### 1.2.3 Capillaire refill
**Doel:** Een maat voor de doorbloeding van de huid en de kwaliteit van de circulatie. Deze test is behulpzaam in het vroege stadium van septische shock.
**Cave:** Bij lage omgevingstemperatuur of ondertemperatuur is de test onbetrouwbaar.
**Werkwijze:**
1. Druk de huid gedurende 5 seconden in op het sternum of voorhoofd totdat deze bleek wordt.
2. De normale capillaire refill tijd is minder dan 3 seconden.
### 1.3 Neurologisch stelsel
#### 1.3.1 Glasgow Coma Scale (GCS) voor kinderen
De GCS schaal beoordeelt drie bewustzijnsniveaus:
* **Oogopening (E):**
* Spontaan
* Bij aanspreken
* Bij pijnprikkels
* Niet
* **Motorische reactie (M):**
* Opdrachten uitvoeren
* Pijn lokaliseren
* Terugtrekken bij pijnprikkels
* Abnormale flexie
* Abnormale extensie
* Geen reactie
* **Verbale reactie (V):**
* Normaal keuvelen/kirren
* Geïrriteerd huilen
* Huilen bij pijnprikkels
* Kreunen
* Geen reactie
**Score van GCS:** Afhankelijk van de kwaliteit worden punten toegekend.
* Een score van 15 = helder bewustzijn.
* Een score van 3 = diepe coma.
Er wordt rekening gehouden met het ontwikkelingsniveau. Er worden 2 tot 3 pogingen gedaan per parameter.
### 1.4 Thermometrie
#### 1.4.1 Temperatuur
**Meetmethoden:**
* **Rectaal:** Voorzichtig in verband met perforatie.
* **Liesplooi:** Beentje moet geplooid kunnen/mogen worden.
* **Oksel:** Droog, sensor goed in de holte, arm fixeren.
* **Digitale thermometer:** Flexibel voor rectaal gebruik.
* **Oor:** Nooit bij oor-aandoeningen.
* **Elektronische oorthermometer:** (> 1 jaar, snel afleesbaar).
**Meetfrequentie:**
* Bij geen aanwijzing voor koorts: 2 x per dag (8 uur en 20 uur).
* Pasgeborenen hebben een hogere temperatuur.
* Normale lichaamstemperatuur bij kinderen = 36,5 – 37,5°C.
* Bij baby's en zuigelingen in het ziekenhuis: voor elke voeding, voor het badje.
* Bij koorts: om de 4 uur, zo nodig vaker, en 1 uur na toediening antipyreticum.
**Extra aandachtspunten:**
* Pas u aan de gewoontes van de dienst aan.
* Ontsmet de thermometer met alcohol 70% gedurende 15 seconden, voor en na zorg.
* Houd rekening met het tijdstip van opname.
* Bij koorts: dien gepast antipyreticum toe, zorg voor afkoeling.
* Bij ondertemperatuur: zorg voor efficiënte opwarming.
### 1.5 Pediatric Early Warning Score (PEWS)
De PEWS is een objectieve beoordeling van parameters om vroege symptomen van klinische achteruitgang te herkennen en interventies te initiëren. Het verbetert de uitkomst, voorkomt ernstige incidenten en zorgt voor tijdige expertise-interventies. De PEWS is bedoeld voor gehospitaliseerde kinderen en niet voor spoed, DAH of PICU.
#### 1.5.1 Bedside PEWS
De Bedside PEWS is een leeftijdsspecifieke en gevalideerde score gebaseerd op 7 klinische parameters, met een score van 0 (normaal) tot 26. Een kleurencodesysteem helpt bij het herkennen van afwijkingen. Het is onderverdeeld in 5 leeftijdsgroepen. Temperatuur en bewustzijnsniveau worden niet meegenomen.
**De 7 gescoorde parameters zijn:**
* Hartslagfrequentie
* Systolische bloeddruk
* Ademhalingsfrequentie
* Saturatie
* Ademhalingsarbeid
* Zuurstofnood
* Capillaire refill
**PEWS score per leeftijd:** Documentatie bevat gedetailleerde tabellen voor de PEWS score per leeftijd, met scores van 0, 1, 2 en 4, toegekend aan specifieke waarden voor parameters zoals ademhalingsfrequentie, ademhalingsinspanning, saturatie en zuurstofgebruik.
### 1.6 Pediatric Assessment Triangle (PAT)
Het PAT is een visuele beoordelingsmethode.
#### 1.6.1 Algemeen
* **Appearance (uitzicht):** Beoordeling gebeurt aan de hand van het acroniem TICLS:
* **Tone:** Tonus van de huid.
* **Interactiveness:** Interactie van kind met zijn omgeving.
* **Consolability:** Troostbaarheid van het kind.
* **Look or Gaze:** Blik van het kind.
* **Speech or Cry:** Het al dan niet krachtig huilen/spreken van het kind.
* **Work of Breathing (ademhalingsarbeid):** De graad van ademhalingsinspanning geeft inzicht in respiratoire distress. Hierbij wordt gelet op:
* Ademhalingsgeluiden (stridor, wheezing, kreunen).
* Neusvleugelen.
* Intercostale en sternale intrekkingen.
* Houding van het kind.
* **Circulation to the Skin (huidcirculatie):** Observatie van de huid geeft een beeld van de doorbloeding. Bijvoorbeeld, bij bloedverlies (perifere vasoconstrictie) ontstaan:
* Veranderde huidskleur.
* Perifere cyanose.
* Bleke huid.
* Bij hypoxie kan centrale cyanose ontstaan (blauwe kleur).
### 1.7 Preoperatieve zorgen
Kinderen die een operatie moeten ondergaan, ervaren dit als aangrijpend. Verpleegkundigen moeten rekening houden met de ouders, de impact van de ingreep en de reacties van de ouders. Kinderen kunnen gevoeliger zijn voor de stress van een opname, met separatieangst, afhankelijkheid, angst voor het onbekende en nieuwe ervaringen.
#### 1.7.1 Voorbereiding patiënt en ouders
Een goede voorbereiding van zowel het kind als de ouders is van groot belang:
* Het kind wordt rustiger en zal hierdoor beter meewerken.
* Idealiter zijn kinderen goed voorbereid op een opname, aangepast aan leeftijd en ontwikkelingsniveau.
* Geplande opnames bieden de mogelijkheid om kinderen met hun ouders een kijkje te laten nemen, gebruikmakend van boekjes en brochures.
* Kinderen die niet voorbereid zijn en denken aan een leuk uitstapje kunnen gedurende de ganse opnameperiode zeer angstig zijn. Het aanhalen van leuke dingen en het vertellen van de waarheid, creëert vertrouwen.
#### 1.7.2 Opname ziekenhuis
Een opname in het ziekenhuis moet volgens protocol gebeuren:
* Dubbele patiëntenidentificatie.
* Informed consent (ingreep en anesthesie).
* Nuchterheid volgens richtlijnen.
* Premedicatie die genomen moet worden (bv. benzodiazepines, topicale middelen).
### 1.8 Perioperatieve zorgen
#### 1.8.1 Time Out procedure
Het voornaamste doel van de TIME OUT procedure is het optimaliseren van patiëntveiligheid in het operatiekwartier (OKA) en het vermijden van onnodige schade. Er worden checklists gebruikt voor inductie, incisie en verlaten van de patiënt. Alle aanwezige medewerkers zijn betrokken.
#### 1.8.2 Algemene anesthesie
* **Voorbereidingsfase:** Preoperatieve consultatie, voorbereiding eenheid, time out procedure.
* **Inductiefase:** Installatie, start narcose, bestrijden en/of voorkomen van complicaties.
* **Onderhoudsfase:** Patiënt is onder narcose, verdere verloop hiervan, voorkomen van afkoeling, bewaken van functies.
* **Ontwaakfase:** Gecontroleerd ontwaken, extubatie of beademde patiënt.
#### 1.8.3 Postoperatieve zorgen
Belangrijke postoperatieve aandachtspunten zijn:
* Dorstgevoel en onrust (starten met drinken, nadien lichte voeding).
* Gevaar voor onderkoeling.
* Slikklachten en een schorre stem.
* Misselijkheid en braken.
* Pijnklachten (minder pijn leidt tot sneller herstel).
* Oppervlakkige ademhaling en circulatiestoornissen.
* Diureseproblemen.
### 1.9 Gastro-enterologische problemen
#### 1.9.1 Gastro-enteritis
Gastro-enteritis is een ontsteking van de maag- en darmwand, gekenmerkt door diarree (frequente defecatie van vloeibare stoelgang) en soms braken. De peristaltiek van de darmen is verstoord, wat weerslag heeft op de vertering en darmflora.
**Etiologie van gastro-enteritis:**
* **Virussen:** Rota-, noro-, adeno-, entero-virussen.
* **Bacteriën:** Clostridium, Salmonella, Shigella.
* **Parasieten:** Giardia lamblia en anderen.
* **Toxinen:** Van bacteriën zoals stafylokokken en Clostridium.
* **Andere oorzaken:** Voedselintolerantie, geneesmiddelen, ondervoeding en/of onaangepaste voeding, stress bij gezonde kinderen.
**Symptomen variëren naargelang de oorzaak (viraal vs. bacterieel):**
* Aantasting van distale dunne darm en colon.
* Destructie epitheel.
* Toxines.
* Overvloedige diarree.
* Hoge koorts met rillingen.
* Veel braken.
* Hoofdpijn en bleekheid.
* Dorst.
* Vochtverlies door dehydratatie.
* Voedselallergie: braken, buikpijn, diarree gepaard met bloed- of eiwitverlies, malabsorptie.
**Behandeling:**
* Hydrateren en vochtbalans opvolgen.
* Afhankelijk van de oorzaak.
* Bronisolatie en algemene voorzorgsmaatregelen (éénpersoonskamer, geen speelzaal/ziekenhuisschool, speelgoed, deur gesloten houden, rooming-in).
#### 1.9.2 Rotavirus
Rotavirus is de belangrijkste verwekker van seizoensgebonden, vaak ernstige gastro-enteritis, vooral bij baby's en jonge kinderen (6-24 maanden) in de wintermaanden en lente. Het geneest spontaan. Een vaccin (Rotarix, Rotateq) is opgenomen in het basisvaccinatieschema.
**Symptomen (incubatieperiode = 2 dagen):**
* Koorts.
* Braken.
* Waterige diarree (problemen met vertering van vetten/suikers door aantasting).
* Dehydratatie (complicatie).
**Besmetting:** Contact met stoelgang van besmette persoon, onrechtstreekse overdracht via handen, via besmette omgevingsoppervlakken, via de lucht (droplets).
**Diagnostiek en behandeling:**
* **Diagnostiek:** Klinisch, stoelgangsstaal.
* **Behandeling:** Hydrateren, handhygiëne + isolatie, reinigen en ontsmetten van speelgoed, speentjes. Geen gevolgen op lange termijn.
* **Isolatiebeleid:** Masker, handschoenen en overschort. Zwangere vrouwen zijn toegelaten. Bezoek. Onderhoud van materiaal met Dakin Cooper. Stop 48 uur na stoppen van diarree.
#### 1.9.3 Norovirus
Norovirus is eveneens een belangrijke oorzaak van maagdarminfecties bij kinderen. Het verspreidt zich razendsnel, wat leidt tot epidemieën. Het geneest spontaan na 2 tot 3 dagen, er is geen vaccin nodig.
**Symptomen:**
* Koorts.
* Hoofdpijn en buikpijn.
* Misselijkheid, plots en hevig braken.
* Diarree.
* Dehydratatie.
**Besmetting:** Door de lucht (hoesten en niezen), contact tussen mond en ontlasting via handen, onrechtstreeks via handen, via besmette oppervlakken en voorwerpen, via besmet voedsel of drinkwater.
**Diagnostiek en behandeling:**
* **Diagnostiek:** Klinisch (minstens 3 x/24 uur waterig), stoelgangsstaal.
* **Behandeling:** Hydrateren.
* **Isolatiebeleid:** Handhygiëne + isolatie (wassen met water en zeep, handalcohol doodt deze virussen niet). Isolatiebeleid (zie ROTA): gestopt 5 dagen na stoppen diarree/braken. Kind verhuizen van kamer.
#### 1.9.4 Clostridium difficile
Clostridium difficile is een bacterie die aanwezig is in de darmen bij gezonde personen. Bij verstoring van de darmflora, ziekte en/of verminderde weerstand kan deze zich vermenigvuldigen en toxines produceren. Dit infecteert het darmslijmvlies en geeft darmklachten. Het is meestal een nosocomiale infectie.
**Symptomen:**
* Diarree.
* Misselijkheid.
* Buikpijn en krampen.
* Koorts.
**Besmetting:** Contact met stoelgang van besmette persoon, onrechtstreekse overdracht via handen, via besmette omgevingsoppervlakken en voorwerpen. Sporen kunnen weken/maanden in de omgeving overleven.
**Behandeling en isolatiebeleid:**
* **Behandeling:** Antibioticatherapie, correctie van dehydratatie en elektrolytenstoornissen.
* **Voorzorgsmaatregelen:** Isolatiebeleid (handhygiëne, wassen met water en zeep, dagelijkse ontsmetting van kamer en toilet). Isolatiemaatregelen stoppen = 48 uur na stoppen diarree of 2 negatieve toxinetesten.
#### 1.9.5 Verpleegkundige observaties en zorgen
* Observatie voeding en eetgedrag.
* Observatie braken en diarree.
* Observatie pijnklachten.
* Observatie tekens van dehydratatie.
* Opvolgen vochtbalans.
* Handhygiëne en isolatie.
* **Buretset:** Werken met buretset (infuusleiding met gegradueerde buret, automatisch afsluitsysteem om luchtembolie te voorkomen). Voorzien van microdrip (60 druppels = 1 ml). Infuustoediening bij jonge kinderen, patiënten met vochtbeperking en nauwkeurige toediening van IV medicatie.
### 1.10 Respiratoire problemen
#### 1.10.1 Bronchiolitis
Bronchiolitis is een acute virale infectie van de bronchioli, meestal veroorzaakt door RSV. De incubatieperiode is 4-6 dagen. De symptomen ontwikkelen zich van een BLW-infectie met rhinitis tot uitbreiding naar de lagere luchtwegen. Herstel duurt 5-10 dagen. Er is geen vaccin voor baby's en kinderen, wel immunisatie.
**Besmetting:** Rechtstreeks contact met besmette persoon, via de luchtwegen, onrechtstreeks contact met besmette oppervlakken/voorwerpen. Isolatie is belangrijk!
**Symptomen:**
* BLW-infectie tekens.
* Uitbreiden naar de lagere luchtwegen.
* Bemoeilijkte ademhaling.
* Onrustig, snel geïrriteerd.
* Geen of weinig eetlust.
* Bleekheid.
**Behandeling en preventie:**
* **Behandeling:** Symptomatische behandeling. Aandacht voor mogelijke risico's. Ziekenhuisopname indien ernstige ademhalingsmoeilijkheden.
* **Preventie:** Nieuw RSV-medicijn (Beyfortus) voor baby's. Niet verplicht, wel aangeraden. Bevat specifieke antistoffen. Vermindert ziekenhuisopname met 80%.
**Verpleegkundige aandachtspunten:**
* Isolatie.
* Handhygiëne.
* GVO (gezondheidsvoorlichting).
* Bezoek beperken, geen dicht contact ("No touch").
#### 1.10.2 Pneumonie
Pneumonie is een infectie met aantasting van het gehele longweefsel, die zowel viraal als bacterieel kan zijn. Besmetting geschiedt via inademen van micro-organismen of via micro-organismen in de keel/mond bij verminderde weerstand.
**Symptomen:**
* Pijnlijke hoest.
* Geelgroene of bloederige fluimen.
* Hypo- of hyperthermie.
* Ademhalingsgebonden pijn op de borst.
* Kortademigheid.
* Tachycardie.
* Hoofdpijn.
* Buikpijn.
**Behandeling:** Symptomatische behandeling. Ziekenhuisopname kan nodig zijn.
#### 1.10.3 Mycoplasma pneumonie
Mycoplasma pneumonie is een bacteriële infectie van de luchtwegen, vooral voorkomend bij schoolgaande kinderen tussen 4-10 jaar en jongvolwassenen. De incubatietijd is 1-4 weken. Het begint vaak als een banale verkoudheid met langdurige hoest, maar kan gepaard gaan met andere symptomen zoals huiduitslag, braken, diarree en visusstoornissen.
#### 1.10.4 Pneumokokken pneumonie
Pneumokokken pneumonie, veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae, is de voornaamste oorzaak van bacteriële pneumonie bij jonge kinderen. Symptomen zijn vaak atypisch, zoals koorts, tachypneu, soms hoesten, lichtschuwheid, schouder- en/of hoofdpijn en soms braken. Een vaccin (Prevenar) is opgenomen in het basisvaccinatieschema.
#### 1.10.5 Mucoviscidose
Mucoviscidose is de belangrijkste autosomaal recessieve aandoening bij kinderen, veroorzaakt door een mutatie in het CFTR-gen, wat leidt tot een defect in het transport van zout en water. Het slijm wordt taai en onvoldoende vloeibaar. De levensverwachting is door de jaren heen wel toegenomen.
**Symptomen (verschillend per persoon):**
* **Respiratoir:** Chronische hoest, frequent aanslepende infecties lage luchtwegen, taai slijm moeilijk op te hoesten.
* **Intestinaal:** Vettige en sterk ruikende stoelgang, diarree, buikkrampen, constipatie, meconiumileus bij de geboorte, groeiachterstand.
* **Overig:** Zweet met abnormaal veel zout, mogelijke ontwikkeling van diabetes tijdens de puberteit.
**Diagnose en behandeling:**
* **Diagnose:** Neonatale screening via Guthrie test, zweettest met ionenanalyse, genetische DNA-analyse.
* **Behandeling:** Symptomatisch om complicaties te vermijden, antibiotica bij infectie, kinesist met AE (hypertoon NaCl), voldoende hydratatie, dieetadviezen en vitaminesuppletie, intestinale enzymen PO, eventueel longtransplantatie.
#### 1.10.6 Valse kroep
Valse kroep is een virusinfectie waarbij de slijmvliezen van de stembanden en de lagere luchtwegen ontsteken en opzwellen. Meestal zijn kinderen niet ernstig ziek, maar kunnen last hebben van hese stem, gierende ademhaling, blafhoest en ernstige benauwdheid. Besmetting vindt plaats via druppels in de lucht. Geneest spontaan na 2-3 dagen.
**Behandeling:** Rustig blijven en kind geruststellen, drinken om keel te verzachten, stomen, AE met cortisone. Geen antibiotica, want het is een virus.
#### 1.10.7 Astma
Astma is een chronische, niet-infectieuze ontsteking van het luchtwegslijmvlies met luchtwegvernauwing, slijmvlieszwelling en overmatige slijmproductie. De luchtwegen reageren overdreven op bepaalde prikkels, waardoor het spierweefsel in de bronchuswand tijdelijk samentrekt (bronchiole hyperreactiviteit).
**Symptomen en behandeling:**
* **Symptomen:** Persoonsafhankelijk, piepende ademhaling door verlengde uitademing, klachten wisselend in ernst, abnormaal frequent en langdurig hoesten, kortademigheid (benauwdheid).
* **Behandeling:** Profylactisch, symptomatisch, onderhoudsbehandeling, patiënteneducatie en zelfmanagement.
#### 1.10.8 Openhouden van de luchtwegen
* **Ademhaling:** Observeren van frequentie, soort en manier van ademen, huidskleur, ademhalingsgeluiden en zuurstof-saturatie (normaal 90%-100%).
* **Belangrijke aspecten:** Handschoenen dragen!
* **Reinigen van de neus:** Met watjes, wattenstaafjes.
* **Instillatie van de luchtwegen:** Met fysiologisch water, minstens 1x/dag.
* **Aspiratie van de luchtwegen:** Indien veel secreties, voor de voeding, indien staalafname noodzakelijk. Doel is slijmen evacueren.
**Aandachtspunten bij aspiratie:**
* Voorzie steeds een zuurstofbron.
* Aspireer enkel zo nodig.
* Aspireer niet langer dan 6-8 seconden via een draaiende beweging.
* Laat het kind tussendoor op adem komen.
#### 1.10.9 Zuurstoftherapie
Zuurstoftherapie is een B1-handeling. Correcte toediening en opvolging omvat:
* Juiste flow.
* Bewaking zuurstoftoevoer en opname.
* Controle FiO2.
* Vanaf 4 liter/minuut is bevochtiging noodzakelijk.
* Specifieke aandachtspunten afhankelijk van wijze van toediening.
* Aandacht voor kinder- en ouderparticipatie.
### 1.11 Cardiologische problemen
#### 1.11.1 Overgang foetale naar neonatale circulatie
Bij de overgang van de foetale naar de neonatale circulatie vinden belangrijke veranderingen plaats:
* Toename van de longcirculatie.
* Sluiten van het foramen ovale.
* Sluiten van de ductus arteriosus.
* Afklemmen en sluiten van de navelvaten.
Hierdoor ontstaat een volledig gescheiden grote en kleine circulatie bij de baby.
**Klinische verschijnselen:**
* Cyanose.
* Ademhalingsproblemen (tachypneu, intrekkingen, kreunen).
* Stuwingsverschijnselen, belemmerde veneuze terugvloei.
* Cardiale problemen (ritmestoornissen).
**Algemene verschijnselen:**
* Bleke huidskleur, matige perifere circulatie, neiging tot ondertemperatuur.
* Regelmatig en veel transpireren.
* Onrust, prikkelbaar en afwijkend huilpatroon.
* Snel vermoeid, hijgen en kortademigheid.
* Slecht drinken, eventueel met ontwikkelings- en groeiachterstand.
* Verminderde urineproductie.
**Specifieke aandachtspunten:**
* Bewaking vitale functies.
* Lichaamstemperatuur.
* Kleur.
* Bijhouden vochtbalans.
* Controle gewicht.
* Aanpassen voedingsvoorschriften.
* Zorg voor defecatiepatroon.
* Zorg voor rust en comfort.
#### 1.11.2 Coarctatio aorta
Coarctatio aorta is de meest voorkomende congenitale afwijking met drukbelasting van het linker hart, leidend tot verhoogde bloeddruk en onvoldoende doorstroming. Het betreft een vernauwing van de aorta (ter hoogte van de ductus arteriosus).
**Symptomen:**
* Sneller ademen en slechter drinken.
* Na geboorte: acute hartdecompensatie en shock.
* Bloeddruk in de onderste ledematen is afwezig, wel duidelijke bloeddruk en pols in de bovenste ledematen.
**Behandeling en aandachtspunten:**
* **Behandeling:** Toedienen prostaglandines IV, chirurgische ingreep.
* **Postoperatieve aandachtspunten:** Saturatie op de voet, bloeddruk opvolgen.
#### 1.11.3 Ventrikel septum defect (VSD)
Een ventrikel septum defect (VSD) is één of meerdere openingen in het septum tussen de ventrikels. Dit leidt tot linker ventrikel volumeoverbelasting omdat de druk links hoger is dan rechts. Het bloed stroomt onder hoge druk van links naar rechts. Een VSD is geen cyanogene afwijking. Indien de afwijking lange tijd blijft bestaan, kan de longcirculatie toenemen, met pulmonale hypertensie (PHT) als gevolg.
**Symptomen en behandeling:**
* **Symptomen:** Typisch hartgeruis, kortademigheid, dyspneu en tachypneu, algemene bleke/grauwe kleur, veel zweten na drinken, Failure To Thrive.
* **Behandeling:** Kans op spontane sluiting voor 6 jaar. Eventuele banding van de A. pulmonalis (minder volume naar de longen). Chirurgische ingreep.
#### 1.11.4 Atria-ventriculair-septum-defect (AVSD)
Een atria-ventriculair-septum-defect (AVSD) is een combinatie van een ASD (atrium septum defect) met een VSD. Het komt frequent voor bij het syndroom van Down. Er is een afwijking van de AV-kleppen, wat leidt tot een linker en rechter shunt en overbelasting van zowel het linker als het rechter ventrikel. Er is een verhoogd risico op PHT.
**Symptomen en behandeling:**
* **Symptomen:** Kortademigheid, tachypneu, dyspneu, overvloedig zweten na drinken, Failure To Thrive, algemene bleke of grauwe kleur, lichte desaturatie door mixing, hepatomegalie.
* **Behandeling:** Eventuele banding van de A. pulmonalis, chirurgische ingreep.
#### 1.11.5 Tetralogie van Fallot (TOF)
De Tetralogie van Fallot (TOF) omvat vier afwijkingen:
1. Groot VSD.
2. Overrijdende aorta.
3. Pulmonalisstenose.
4. Hypertrofie rechter ventrikel.
**Symptomen en behandeling:**
* **Symptomen:**
* Milde PS = linker-rechter shunt (soms overvulling en decompensatie).
* Matige PS = steeds meer symptomen.
* Ernstige PS = rechter-linker shunt (mixing van gesatureerd en gedesatureerd bloed).
* Cyanotic spells = plotse hypoxemische aanval.
* **Behandeling:** Prostaglandines IV, shunt tussen aorta en A. pulmonalis (< 3 maanden), totale chirurgische correctie.
#### 1.11.6 Transpositie grote vaten (TGV)
Bij transpositie van de grote vaten zijn de pulmonale en systemische circulatie gescheiden: de aorta komt uit op het rechter ventrikel en de A. pulmonalis op het linker ventrikel (arteriële switch). Dit kan geassocieerd zijn met een VSD en afwijkende kleppen.
**Symptomen en behandeling:**
* **Symptomen:** Cyanose (afhankelijk van de grootte van het ASD).
* **Behandeling:** Prostaglandines IV, Rashkind procedure (hartkatheterisatie waarbij het foramen ovale wordt opengescheurd door een ballonprocedure), correctie binnen de eerste 2 levensweken.
#### 1.11.7 Potentiële problemen pulmonale hypertensie (PHT)
Pulmonale hypertensie is een verhoogde bloeddruk in de longen door verhoogde weerstand in de longbloedvaten. In het begin is er sprake van overdreven samentrekking van de bloedvatwand, waardoor de diameter van het bloedvat verkleint (vernauwing). Dit kan worden verholpen met vaatrelaxerende medicatie. Bij te lang aanhouden verdikt de bloedvatwand, waardoor de vernauwing definitief wordt en niet meer te normaliseren is met medicatie. De verhoogde weerstand leidt ertoe dat het rechter ventrikel harder moet werken en verdikt, met rechter hartfalen als gevolg.
**Oorzaken en symptomen:**
* **Oorzaken:** Onderliggend hartprobleem, aanwezigheid van ernstig longlijden, erfelijke vorm van PHT.
* **Symptomen:** Vermoeidheid, kortademigheid, verminderd inspanningsvermogen. Indien er een shunt is, treedt cyanose op.
**Behandeling:** Medicamenteuze behandeling (calciumblokkers om bloedvaten te verwijden), bloeddruk en hartfrequentie dalen, zuurstoftoevoer naar hartspier verbetert. Bij acute opstoot: opname PICU voor beademing. Hart-longtransplantatie is een optie.
#### 1.11.8 Hartdecompensatie
Hartdecompensatie, ook wel decompensatio cordis genoemd, treedt op bij congenitale hartafwijkingen wanneer de pompfunctie van het hart faalt en het hart niet meer in staat is om de bloedsomloop adequaat te voorzien. De hartfunctie vermindert geleidelijk.
**Symptomen:**
* **De longen (stagnatie van bloed in longen):** Kortademigheid, lagere saturatie, grauwe/bleke kleur, tachypneu, luidruchtigere ademhaling, droge hoest (door overvulling).
* **De huid:** Overmatig zweten, inspanning bij drinken van de fles.
* **De nieren:** Nierfunctie gaat achteruit door hypoperfusie, oedeem.
**Behandeling:**
* Vochtbeperking (opvolgen via vochtbalans).
* Hoogcalorische voeding in kleinere hoeveelheden.
* Gewichtscontrole.
* Symptomatische behandeling: diuretica (vochtafdrijvend), ACE-remmers (verlagen bloeddruk), bèta-blokkers (verlagen hartritme), digoxine (verbetert samentrekken hart), antistolling (stolling voorkomen).
### 1.12 Uro-nefrologische problemen
#### 1.12.1 Nierfunctie van het kind
In de derde zwangerschapsmaand produceert het kind urine, maar de afvalstoffen worden via de placenta verwijderd. Vanaf de geboorte zijn functionele nieren noodzakelijk. Foetale urineproductie draagt bij aan vruchtwater. Op 35 weken zijn de nieren structureel compleet.
De nieren hebben twee functies:
* **Exocriene functie:** Uitscheiden van afbraakproducten, reguleren van zuur-base evenwicht, water en mineralenhuishouding, elektrolytenbalans.
* **Endocriene functie:** Productie van renine, erytropoëtine, botstofwisseling.
#### 1.12.2 Urineweginfecties
Urineweginfecties (UWI) zijn infecties van het systeem dat urine afvoert vanuit het nierparenchym naar buiten. Bijna altijd betreft het een bacteriële infectie (urethritis, cystitis, ureteritis, pyelitis, pyelonefritis). Infecties kunnen acuut, chronisch of recidiverend zijn.
**Symptomen (wisselend per leeftijd en lokalisatie):**
* **Neonaten:** Algemene verschijnselen, vaak met bacteriëmie.
* **Zuigelingen en kleuters:** Algemene verschijnselen.
* **Oudere kinderen:** Duidelijke klachten.
* **Recidieven:** Vaak zonder klachten.
**Behandeling:**
* **Acute infecties:** 7 dagen antibiotica.
* **Recidiverende infecties:** 7 dagen antibiotica + 6 maanden profylactische antibiotica.
* **Abnormaliteiten:** Lage obstructie (antibiotica via blaaskatheter = chirurgie), onvolledige obstructie nierbekken/ureter (eerst antibiotica, dan chirurgie), recidiverende infecties + VUR (vesico-ureterale reflux) = chirurgie.
#### 1.12.3 Verpleegkundige observaties en zorgen
* **Observatie mictieklachten:** Frequentie, hoeveelheid (> 0,5 – 1 ml/kg/uur).
* **Observatie urine:** Kleur, geur.
* **Observatie lichaamsgewicht en gewichtscurve:** Sterke daling gewicht = dehydratatie. Sterke stijging gewicht = oedeem. Abnormale gewichtstoename = vochtbalans niet in evenwicht.
* **Observatie lichaamstemperatuur:** Koorts kan het enige teken zijn. Baby's reageren niet gelijk aan grotere kinderen.
* **Observatie pijn:** Plaats, hevigheid en frequentie.
### 1.13 Neurologische problemen
#### 1.13.1 Koortsconvulsies
Koortsconvulsies zijn leeftijdsgebonden (tussen 1 maand en 5 jaar) en een vorm van epilepsie (3-5% van kinderen). De prognose is meestal gunstig indien de convulsie gegeneraliseerd, kortdurend en zonder recidief binnen 24 uur is.
* **Kenmerken:** Duurt slechts enkele minuten, aanhoudende strekkramp (tonische kramp) gevolgd door snel opeenvolgende gegeneraliseerde schokken. Veroorzaakt door snel oplopende hoge koorts (begin van infectieziekte). Soms verlapping met bewustzijnsverlies, gepaard gaande met bleekheid en wegdraaiende ogen.
**Behandeling:** Meestal geen behandeling vereist.
**Verpleegkundige observatie:**
* Goede voorlichting aan ouders.
* Blijf kalm, nooit schudden.
* Linker zijligging.
* Strakke/warme kleding los/uit doen.
* Zorgen dat kind zich niet bezeert.
* Temperatuur opvolgen.
* Arts contacteren.
* Diazepam (bv. Valium, Rivotril) kan worden toegediend.
#### 1.13.2 Epilepsie
Epilepsie wordt gekenmerkt door abnormale bewegingen, gedrag of bewustzijnstoestanden als gevolg van abnormale ontlading van een groep neuronen. Er is sprake van epilepsie bij 2 aanvallen die > 24 uur van elkaar gescheiden zijn.
**Classificatie van het aanvalstype (International League Against Epilepsy):**
* **Focale aanvallen:**
* Enkelvoudige focale aanvallen (geen bewustzijnsstoornis).
* Complexe focale aanvallen (bewustzijnsstoornis met/zonder automatismen).
* **Gegeneraliseerde aanvallen:**
* Absences (petit mal).
* Myoclonische aanvallen.
* Clonische aanvallen.
* Tonische aanvallen.
* Tonisch-clonische aanvallen (grand mal).
* Atonische aanvallen.
* **Status epilepticus:** Aanvallen > 5 minuten, volgen elkaar op zonder herstel van bewustzijn, potentieel levensbedreigend door zuurstoftekort.
**Oorzaken en risicofactoren:**
* **Oorzaken:** Genetisch (chromosomale afwijkingen, genetische factoren), structureel (aangeboren afwijkingen, malformaties), verworven (zuurstoftekort, trauma, tumor, infectie).
* **Risicofactoren:** Positieve familiale anamnese, koortsstuipen, premature geboorte, kinderen met mentale beperking, alcohol- of nicotinegebruik tijdens de zwangerschap.
**Verpleegkundige observaties + behandeling:**
* **Observaties:** Tijdstip, wat deed het kind, duur, soort beweging, welke lichaamsdelen, bewustzijn voor/tijdens/na, hoofdpijn, spierpijn, verwardheid, voelde het kind de aanval aankomen.
* **Behandeling tijdens aanval:** Wees kalm, blijf bij het kind, schokkende bewegingen niet tegenhouden, voorkom verwondingen, geen hard voorwerp tussen de tanden, bescherm het hoofd met iets zachts, stabiele zijligging, stel het kind gerust na het bijkomen.
* **Andere behandelopties:** Anti-epileptica, epilepsiechirurgie, ketogeen dieet, nervus vagus stimulatie, diepe hersenstimulatie.
#### 1.13.3 Meningitis
Meningitis is een ernstige infectie van de vliezen rond hersenen en ruggenmerg, die viraal of bacterieel kan zijn. De precieze oorzaak is belangrijk voor ernst en behandeling.
**Symptomen:**
* Plotse hoge koorts.
* Hoofdpijn en spierpijn.
* Irritabel kind.
* Bomberende fontanel (bij baby's).
* Misselijkheid/braken.
* Lichtschuwheid.
* Sufheid, wisselend tot verminderd bewustzijn.
* Nekstijfheid en luierpijn.
* Petechiën ter hoogte van armen, benen of romp.
**Diagnose en behandeling:** Klinisch beeld met aanvullende diagnostische BN (bloedname) en LP (lumbaalpunctie). Besmetting via druppeltjes in lucht, direct contact met snot/slijm. Behandeling met antibiotica therapie en ondersteunende behandeling, eventueel opname PICU.
#### 1.13.4 Meningokokken meningitis
Meningokokken meningitis wordt veroorzaakt door de meningokokken bacterie, een veelvoorkomende oorzaak van ernstige bacteriële meningitis, vooral bij kinderen tussen 1-5 jaar en jongvolwassenen. Het vaccin tegen type C is opgenomen in het basisvaccinatieschema. Het begint vaak griepachtig en kan in enkele uren levensbedreigend zijn met snelle toename van petechiën.
#### 1.13.5 Haemophilus influenzae type B (HIB)
Haemophilus influenzae type B (HIB) is een bacterie die onder andere meningitis en kroep kan veroorzaken, maar ook oorontstekingen, longontstekingen en infecties elders in het lichaam. Vooral kinderen tussen 0-4 jaar zijn gevoelig. Complicaties kunnen levensbedreigend zijn. Het vaccin tegen HIB is opgenomen in het basisvaccinatieschema.
### 1.14 Kinderziekten – infectieziekten en vaccinatie
#### 1.14.1 Algemeen
Kleine kinderen worden vaker ziek en zijn vatbaarder voor gevaarlijke/besmettelijke infecties. Vaccinatie is cruciaal voor persoonlijke bescherming, groepsbescherming en het opbouwen van immuniteit.
**Werking vaccins:**
* Levend verzwakte vaccins.
* Geïnfecteerde (dode) vaccins.
* Meestal via injectie.
Vaccins van het basisvaccinatieschema zijn gratis. Mogelijke bijwerkingen zijn lichte tot matige koorts, lokale pijn en roodheid of zwelling op de injectieplaats, en verharding op de injectieplaats.
---
# Pre- en postoperatieve zorgen bij kinderen
Dit deel omvat de preoperatieve voorbereiding van kinderen en ouders, chirurgische procedures zoals de time-out en algemene anesthesie, en de postoperatieve nazorg gericht op pijn, voeding en ademhaling.
## 2. Pre- en postoperatieve zorgen bij kinderen
Een operatie is voor een kind een ingrijpende gebeurtenis. Goede voorbereiding en zorg tijdens en na de ingreep zijn essentieel voor een veilige en voorspoedige genezing. De zorg is gericht op het minimaliseren van angst, pijn en complicaties, en het bevorderen van herstel.
### 2.1 Preoperatieve zorgen
#### 2.1.1 Voorbereiding patiënt en ouders
Een grondige voorbereiding van zowel het kind als de ouders is cruciaal. Dit zorgt ervoor dat het kind rustiger is en beter meewerkt. Voorbereiding dient aangepast te zijn aan de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind.
* **Geplande opname:** Kinderen kunnen met hun ouders een rondleiding krijgen en voorlichtingsmateriaal (boekjes, brochures) ontvangen.
* **Ongerepte voorbereiding:** Kinderen die denken dat het een leuk uitstapje is, kunnen gedurende de hele opname angstig zijn. Het is belangrijk om eerlijk te zijn, maar ook positieve aspecten te benadrukken om vertrouwen op te bouwen.
#### 2.1.2 Opname in het ziekenhuis
De opname in het ziekenhuis moet volgens protocol verlopen:
* **Dubbele patiëntidentificatie:** Essentieel voor patiëntveiligheid.
* **Informed consent:** Verkrijgen van toestemming voor de ingreep en anesthesie.
* **Nuchterheid:** Het naleven van de nuchterheidsrichtlijnen is van groot belang.
* **Premedicatie:** Indien nodig, medicatie zoals benzodiazepines om angst te verminderen, of topische middelen.
### 2.2 Perioperatieve zorgen
#### 2.2.1 Time-out procedure
Het voornaamste doel van de 'Time Out'-procedure is het optimaliseren van de patiëntveiligheid in de operatiekamer (OKA) en het vermijden van onnodige schade. Dit gebeurt aan de hand van checklists die worden uitgevoerd voor inductie, incisie en verlaten van de OK. Alle aanwezige medewerkers zijn betrokken bij deze controle.
#### 2.2.2 Algemene anesthesie
Algemene anesthesie kent verschillende fasen:
* **Voorbereidingsfase:** Inclusief preoperatieve consultatie, voorbereiding op de afdeling en de 'Time Out'-procedure.
* **Inductiefase:** Installatie van de patiënt en het starten van de narcose. Er wordt gelet op complicaties.
* **Onderhoudsfase:** Gedurende de operatie. Belangrijk zijn het voorkomen van afkoeling en het monitoren van vitale functies.
* **Ontwaakfase:** Gecontroleerd ontwaken na de ingreep, al dan niet nog beademd.
### 2.3 Postoperatieve zorgen
#### 2.3.1 Algemene aandachtspunten
Na de operatie zijn er diverse aandachtspunten:
* **Dorst en onrust:** Geleidelijke start met drinken en lichte voeding.
* **Onderkoeling:** Gevaar voor onderkoeling moet worden geminimaliseerd.
* **Slikklachten en schorre stem:** Vaak voorkomend na intubatie.
* **Misselijkheid en braken:** Kan optreden na de anesthesie.
* **Pijnklachten:** Adequate pijnstilling bevordert een sneller herstel.
* **Ademhaling en circulatie:** Oppervlakkige ademhaling en circulatiestoornissen moeten worden gemonitord.
* **Diureseproblemen:** Het monitoren van de urineproductie is belangrijk.
#### 2.3.2 Gastro-enterologische problemen
**Gastro-enteritis**
Gastro-enteritis is een ontsteking van de maag- en darmwand, gekenmerkt door diarree en soms braken. De oorzaken variëren van virussen (rota, noro) en bacteriën tot parasieten of toxinen.
* **Symptomen:** Afhankelijk van de oorzaak, variërend van diarree en braken tot koorts, hoofdpijn en dehydratatie. Bij voedselallergie kan bloedverlies optreden.
* **Behandeling:** Hydratatie is essentieel. Isolatie en algemene voorzorgsmaatregelen zijn belangrijk, afhankelijk van de specifieke verwekker.
* **Rotavirus:** Belangrijkste oorzaak van gastro-enteritis bij jonge kinderen, preventie door vaccinatie. Besmetting via stoelgang en indirect contact.
* **Norovirus:** Razendsnelle verspreiding, spontane genezing na 2-3 dagen. Besmetting via lucht, contact en besmet voedsel/water. Handalcohol doodt dit virus niet.
* **Clostridium difficile:** Vaak nosocomiale infectie, veroorzaakt door verstoring van de darmflora. Behandeling met antibiotica en isolatie.
**Verpleegkundige observaties en zorgen bij gastro-enterologische problemen:**
* Observatie van voeding en eetgedrag.
* Observatie van braken en diarree.
* Observatie van pijnklachten.
* Observatie van tekens van dehydratatie.
* Opvolgen van de vochtbalans.
* Handhygiëne en isolatiebeleid.
* **Werken met een buretset:** Essentieel voor nauwkeurige toediening van infuusvloeistoffen en medicatie bij jonge kinderen of patiënten met vochtbeperking. De buretset bevat een gegradueerde buret met automatische afsluiting om luchtembolie te voorkomen, en een microdrip.
#### 2.3.3 Respiratoire problemen
**Bronchiolitis**
Acute virale infectie van de bronchioli, meestal veroorzaakt door RSV. Preventie middels een nieuw RSV-medicijn (Beyfortus) dat specifieke antistoffen bevat.
* **Symptomen:** Verkoudheidssymptomen die uitbreiden naar de lagere luchtwegen, bemoeilijkte ademhaling, onrust, bleekheid.
* **Behandeling en preventie:** Symptomatische behandeling en ziekenhuisopname bij ernstige ademhalingsmoeilijkheden. Immunisatie met antistoffen voor baby's en risicokinderen.
* **Verpleegkundige aandachtspunten:** Isolatie, handhygiëne, gezondheidsvoorlichting en beperking van bezoek.
**Pneumonie**
Infectie van het gehele longweefsel, viraal of bacterieel.
* **Symptomen:** Pijnlijke hoest, koorts, kortademigheid, tachycardie, hoofdpijn, buikpijn.
* **Behandeling:** Symptomatische behandeling, soms ziekenhuisopname.
* **Specifieke vormen:**
* **Mycoplasma pneumonie:** Bacteriële infectie, vooral bij schoolgaande kinderen, met langdurige hoest.
* **Pneumokokken pneumonie:** Belangrijkste oorzaak van bacteriële pneumonie bij jonge kinderen, wordt voorkomen door vaccinatie (Prevenar).
* **Mucoviscidose:** Autosomale recessieve aandoening die taai slijm veroorzaakt in luchtwegen en darmen. Symptomen variëren, diagnose via neonatale screening en zweettest. Behandeling is symptomatisch en gericht op complicatiepreventie (antibiotica, kinesitherapie, aangepast dieet).
* **Valse kroep:** Virusinfectie van de stembanden en bovenste luchtwegen, met hese stem, gierende ademhaling en blafhoest. Geneest spontaan, behandeling is gericht op rust en verdunnen van slijm (stomen, cortisone).
* **Astma:** Chronische, niet-infectieuze ontsteking van het luchtwegslijmvlies met vernauwing, zwelling en overmatige slijmproductie. Behandeling is profylactisch en symptomatisch met focus op patiënteneducatie.
**Verpleegkundige observaties en zorgen bij respiratoire problemen:**
* **Openhouden luchtwegen:** Observatie van ademhaling (frequentie, soort, huidskleur, geluiden) en zuurstofsaturatie.
* **Reinigen van de neus:** Met watten of wattenstaafjes.
* **Instillatie van de luchtwegen:** Met fysiologisch water.
* **Aspiratie van de luchtwegen:** Indien veel secreties, voor voeding of bij staalafname. Aandachtspunten: zuurstofbron voorzien, enkel aspireren indien nodig, korte aspiratietijd, kind laten herademen.
* **Zuurstoftherapie:** Correcte toediening en opvolging van flow, FiO2 en bevochtiging. Aandacht voor kinder- en ouderparticipatie.
#### 2.3.4 Cardiovasculaire problemen
Bij kinderen kunnen diverse aangeboren hartafwijkingen voorkomen die specifieke zorgen vereisen.
**Overgang foetale naar neonatale circulatie:** Belangrijke veranderingen treden op na de geboorte, zoals het sluiten van de ductus arteriosus en het foramen ovale, waardoor de baby een aparte grote en kleine circulatie krijgt.
* **Klinische verschijnselen:** Cyanose, ademhalingsproblemen, stuwingsverschijnselen, hartritmestoornissen.
* **Algemene verschijnselen:** Bleke huidskleur, slechte perifere circulatie, neiging tot onderkoeling, transpireren, onrust, vermoeidheid, slecht drinken, verminderde urineproductie.
* **Specifieke aandachtspunten:** Bewaking vitale functies, lichaamstemperatuur, kleur, vochtbalans, gewicht, voedingsschema, defecatiepatroon, rust en comfort.
**Specifieke hartafwijkingen:**
* **Coarctatio aorta:** Vernauwing van de aorta, met verhoogde bloeddruk in de linkerharthelft. Symptomen omvatten sneller ademen, slecht drinken, en shock. Behandeling is chirurgisch.
* **Ventrikelseptumdefect (VSD):** Opening(en) tussen de ventrikels. Een niet-cyanogene afwijking, die op den duur kan leiden tot pulmonale hypertensie. Symptomen zijn onder andere hartgeruis, kortademigheid, zweten en groeivertraging (Failure To Thrive).
* **Atrio-ventriculair septumdefect (AVSD):** Combinatie van ASD en VSD, frequent bij het syndroom van Down. Leidt tot overbelasting van beide ventrikels en verhoogd risico op pulmonale hypertensie.
* **Tetralogie van Fallot (TOF):** Complex van vier afwijkingen: groot VSD, overrijdende aorta, pulmonalisstenose en hypertrofie van de rechterventrikel. Symptomen variëren van overvulling tot cyanose. Behandeling omvat een shunt of totale chirurgische correctie.
* **Transpositie van de grote vaten (TGV):** Gescheiden pulmonale en systemische circulatie. Veroorzaakt cyanose. Behandeling middels prostaglandines en chirurgische correctie binnen de eerste levensweken.
**Pulmonale hypertensie:** Verhoogde bloeddruk in de longen door vernauwde longbloedvaten. Kan leiden tot rechterhartfalen. Behandeling is medicamenteus en gericht op vaatverwijding.
**Hartdecompensatie:** Falende pompfunctie van het hart.
* **Symptomen:** Kortademigheid, lagere saturatie, grauwe kleur, verminderde nierfunctie, oedeem.
* **Behandeling:** Vochtbeperking, hoogcalorische voeding, gewichtscontrole, diuretica, ACE-remmers, bètablokkers, digoxine, antistolling.
#### 2.3.5 Uro-nefrologische problemen
**Nierfunctie van het kind:** De nieren produceren vanaf de derde zwangerschapsmaand urine. Vanaf de geboorte zijn functionele nieren essentieel voor het uitscheiden van afvalstoffen en het reguleren van de vocht- en elektrolytenbalans. Nieren hebben een exocriene functie (uitscheiding) en een endocriene functie (hormoonproductie).
**Urineweginfecties (UWI):** Infectie van het urinewegsysteem, meestal bacterieel.
* **Symptomen:** Wisselend per leeftijd en lokalisatie; bij neonaten vaak algemeen met risico op bacteriëmie, bij oudere kinderen duidelijker.
* **Behandeling:** Antibiotica voor acute infecties, eventueel profylactische antibiotica bij recidieven. Chirurgie kan nodig zijn bij obstructies.
**Verpleegkundige observaties en zorgen bij uro-nefrologische problemen:**
* **Mictieklachten:** Frequentie, hoeveelheid urine (belangrijk: > 0,5 – 1 ml/kg/uur is normaal).
* **Urine:** Observatie van kleur en geur.
* **Lichaamsgewicht:** Sterke daling duidt op dehydratatie, sterke stijging op oedeem.
* **Lichaamstemperatuur:** Koorts kan een belangrijk teken zijn.
* **Pijn:** Plaats, hevigheid en frequentie.
#### 2.3.6 Neurologische problemen
**Koortsconvulsies:** Leeftijdsgebonden vorm van epilepsie (1 maand tot 5 jaar) door snel oplopende hoge koorts. Prognose is meestal gunstig.
* **Behandeling:** Meestal geen specifieke behandeling vereist, wel goede observatie en voorlichting aan ouders. Bij een aanval: kind kalm houden, niet schudden, zijligging, kleding los, bescherming tegen letsel, temperatuur opvolgen, arts contacteren. Diazepam kan worden toegediend.
**Epilepsie:** Abnormale neuronale ontladingen.
* **Classificatie:** Focale aanvallen (enkelvoudig/complex) en gegeneraliseerde aanvallen (absences, myoclonische, clonische, tonische, tonisch-clonische, atone). Status epilepticus is een potentieel levensbedreigende situatie met aanvallen langer dan 5 minuten.
* **Oorzaken en risicofactoren:** Genetisch, structureel (aangeboren afwijkingen, verworven hersenbeschadiging), prematuriteit, mentale beperking, familiaire anamnese.
* **Verpleegkundige observaties + behandeling:** Observatie van tijdstip, duur, bewegingen, bewustzijn, en eventuele klachten na de aanval. Tijdens de aanval: kalm blijven, bescherming tegen letsel, zijligging. Na de aanval: geruststellen. Behandeling met anti-epileptica, eventueel chirurgie, ketogeen dieet of neurostimulatie.
**Meningitis:** Ernstige infectie van de hersenvliezen, viraal of bacterieel.
* **Symptomen:** Hoge koorts, hoofdpijn, spierpijn, prikkelbaarheid, braken, lichtschuwheid, sufheid, nekstijfheid.
* **Diagnose en behandeling:** Klinisch beeld, aanvullende diagnostiek (BN, LP). Behandeling met antibiotica en ondersteunende therapie.
* **Meningokokken meningitis:** Door de meningokokken bacterie, potentieel levensbedreigend. Vaccin type C is opgenomen in het basisvaccinatieschema.
* **Haemophilus influenza type b (HIB):** Bacterie die o.a. meningitis en kroep kan veroorzaken. Vaccin opgenomen in het basisvaccinatieschema.
#### 2.3.7 Kinderziekten – Infectieziekten en vaccinatie
Kleine kinderen zijn vatbaarder voor infectieziekten. Vaccinatie is cruciaal voor zowel individuele bescherming als groepsimmuniteit.
* **Werking vaccins:** Gebaseerd op levend verzwakte of geïnfecteerde (dode) vaccins, meestal via injectie.
* **Basisvaccinatieschema:** Gratis via Kind en Gezondheid, CLB of huis-/kinderarts (consultatiekosten kunnen van toepassing zijn).
* **Mogelijke bijwerkingen:** Lichte koorts, lokale pijn, roodheid of zwelling.
**Specifieke Kinderziekten (niet exhaustief, maar behandeld in document):**
* **Gastro-enteritis (Rota, Noro, Clostridium difficile):** Zie 2.3.2
* **Bronchiolitis:** Zie 2.3.3
* **Pneumonie:** Zie 2.3.3
* **Mucoviscidose:** Zie 2.3.3
* **Valse kroep:** Zie 2.3.3
* **Astma:** Zie 2.3.3
* **Koortsconvulsies:** Zie 2.3.6
* **Epilepsie:** Zie 2.3.6
* **Meningitis:** Zie 2.3.6
---
# Gastro-enterologische problemen bij kinderen
Dit onderwerp behandelt gastro-enteritis, rotavirus, norovirus en clostridium difficile, inclusief hun oorzaken, symptomen, diagnostiek, behandeling, isolatiebeleid, verpleegkundige observaties en het gebruik van een buretset.
## 3. Gastro-enteritis
Gastro-enteritis is een ontsteking van het maag- en darmwand, gekenmerkt door diarree (frequente ontlasting van vloeibare stoelgang) en soms braken. De peristaltiek van de darmen is verstoord, wat invloed heeft op de vertering en de darmflora.
### 3.1 Oorzaken van gastro-enteritis
De oorzaken van gastro-enteritis zijn divers:
* **Virussen:** rotavirus, norovirus, adenovirus, enterovirus.
* **Bacteriën:** *Clostridium*, *Salmonella*, *Shigella*.
* **Parasieten:** *Giardia lamblia* en andere.
* **Toxinen:** geproduceerd door bacteriën zoals stafylokokken en *Clostridium*.
* **Andere oorzaken:**
* Voedselintolerantie.
* Geneesmiddelen.
* Ondervoeding en/of onaangepaste voeding.
* Stress bij gezonde kinderen.
### 3.2 Symptomen van gastro-enteritis
De symptomen variëren afhankelijk van de oorzaak (viraal versus bacterieel):
* **Virale gastro-enteritis:** Aantasting van de distale dunne darm en colon, destructie van epitheelcellen, overmatige diarree, hoge koorts met rillingen, veel braken, hoofdpijn en bleekheid, dorst door dehydratatie.
* **Voedselallergie:** Braken, buikpijn, diarree met bloed- of eiwitverlies.
* **Malabsorptie:** Geassocieerd met diverse symptomen afhankelijk van de specifieke malabsorptie.
### 3.3 Behandeling van gastro-enteritis
De behandeling richt zich primair op:
* **Hydrateren:** Aanvullen van vochtverlies.
* **Opletten van de vochtbalans:** Monitoren van in- en uitgaande vocht.
* **Isolatie:** Afhankelijk van de oorzaak, om verdere verspreiding te voorkomen.
* **Algemene voorzorgsmaatregelen:**
* Eenpersoonskamer.
* Geen speelzaal of ziekenhuisschool (kamerwerking).
* Speelgoed dat gemakkelijk te reinigen is.
* Deur gesloten houden.
* Rooming-in waar mogelijk en volgens richtlijnen.
## 4. Rotavirus
Rotavirus is de belangrijkste verwekker van seizoensgebonden, vaak ernstige gastro-enteritis, met name bij baby's en jonge kinderen (6-24 maanden) tijdens de winter- en lentemaanden (januari tot juni). Spontane genezing treedt meestal op. Een vaccin is opgenomen in het basisvaccinatieschema (*Rotarix*, *Rotateq*). HS-dragen bij stoelgang (verwijzing is hier onduidelijk, mogelijk verwijzend naar specifieke hulpmiddelen of observaties bij stoelgang).
### 4.1 Symptomen van rotavirus
De incubatieperiode is ongeveer 2 dagen. Symptomen omvatten:
* Koorts.
* Braken.
* Waterige diarree, die problemen kan veroorzaken met de vertering van vetten en suikers door aantasting van de darmwand.
* Dehydratatie (een potentiële complicatie).
### 4.2 Besmetting met rotavirus
Besmetting vindt plaats via:
* Contact met de stoelgang van een besmet persoon.
* Onrechtstreekse overdracht via handen en besmette omgevingsoppervlakken.
* Via de lucht (druppels).
### 4.3 Diagnostiek en behandeling van rotavirus
* **Diagnostiek:** Klinische beoordeling en analyse van stoelgangsstaal.
* **Behandeling:**
* Hydrateren.
* Goede handhygiëne en isolatie.
* Reinigen en ontsmetten van speelgoed, speentjes, etc.
* **Langetermijngevolgen:** Meestal geen.
* **Isolatiebeleid:**
* Gebruik van mondmasker, handschoenen en overschort.
* Zwangere vrouwen mogen toegelaten worden.
* Bezoek is toegelaten.
* Onderhoud van materiaal met Dakin Cooper (specifieke ontsmettingsmiddel).
* Isolatie wordt stopgezet 48 uur na het stoppen van de diarree.
## 5. Norovirus
Norovirus is een andere belangrijke oorzaak van maagdarminfecties bij kinderen en verspreidt zich razendsnel, wat vaak tot epidemieën leidt. De aandoening geneest spontaan na 2 tot 3 dagen en er is geen vaccin voor.
### 5.1 Symptomen van norovirus
Symptomen zijn onder meer:
* Koorts.
* Hoofdpijn en buikpijn.
* Misselijkheid, vaak plots en hevig braken.
* Diarree.
* Dehydratatie.
### 5.2 Besmetting met norovirus
Besmetting kan plaatsvinden via:
* De lucht, bij hoesten en niezen.
* Contact tussen mond en ontlasting via handen.
* Onrechtstreeks via handen.
* Via besmette oppervlakken en voorwerpen.
* Via besmet voedsel of drinkwater.
### 5.3 Diagnostiek en behandeling van norovirus
* **Diagnostiek:** Klinische beoordeling (minstens 3 keer per 24 uur waterige diarree) en stoelgangsstaal.
* **Behandeling:** Hydrateren.
* **Isolatiebeleid:**
* Goede handhygiëne en isolatie.
* Wassen met water en zeep is essentieel; handalcohol doodt deze virussen niet.
* Isolatie wordt gestopt 5 dagen na het stoppen van de diarree/braken.
* Het kind kan van kamer verplaatst worden.
## 6. Clostridium difficile
*Clostridium difficile* is een bacterie die aanwezig is in de darmen van gezonde personen. Echter, bij verstoring van de darmflora, ziekte of verminderde weerstand, kan deze bacterie zich vermenigvuldigen en toxines produceren, wat leidt tot infectie van het darmslijmvlies en darmklachten. Dit is vaak een nosocomiale infectie (in het ziekenhuis opgelopen).
### 6.1 Symptomen van Clostridium difficile
Symptomen zijn:
* Diarree.
* Misselijkheid.
* Buikpijn en krampen.
* Koorts.
### 6.2 Besmetting met Clostridium difficile
Besmetting gebeurt via:
* Contact met de stoelgang van een besmet persoon.
* Onrechtstreekse overdracht via handen, besmette omgevingsoppervlakken en voorwerpen. De sporen van *Clostridium difficile* kunnen weken tot maanden in de omgeving overleven.
### 6.3 Behandeling en isolatiebeleid van Clostridium difficile
* **Behandeling:**
* Antibioticatherapie.
* Correctie van dehydratatie en elektrolytenstoornissen.
* **Voorzorgsmaatregelen en isolatiebeleid:**
* Goede handhygiëne (wassen met water en zeep).
* Dagelijkse ontsmetting van de kamer en het toilet.
* Isolatiemaatregelen worden gestopt 48 uur na het stoppen van de diarree of na 2 negatieve toxinetesten.
## 7. Verpleegkundige observaties en zorgen bij gastro-enterologische problemen
### 7.1 Verpleegkundige observaties
Essentiële observaties omvatten:
* **Voeding en eetgedrag:** Inname, acceptatie, eventuele aversie.
* **Braken en diarree:** Frequentie, hoeveelheid, consistentie, kleur, aanwezigheid van bloed of slijm.
* **Pijnklachten:** Locatie, ernst, frequentie, aard (krampend, stekend).
* **Tekenen van dehydratatie:** Droge slijmvliezen, verminderde turgor van de huid, ingevallen ogen, verminderde urineproductie, sufheid.
* **Vochtbalans:** Nauwkeurige registratie van inname (voeding, infuus) en uitscheiding (urine, braaksel, ontlasting).
### 7.2 Handhygiëne en isolatie
Strikte handhygiëne, vooral na contact met de patiënt of besmet materiaal, en het volgen van isolatieprotocollen zijn cruciaal om de verspreiding van infecties te voorkomen.
### 7.3 Buretset
Een buretset is een belangrijk hulpmiddel voor nauwkeurige infuustoediening, met name bij jonge kinderen of patiënten met een vochtbeperking.
#### 7.3.1 Werking van een buretset
De buretset bestaat uit een infuusleiding met een gegradueerde buret en een automatisch afsluitsysteem om luchtembolie te voorkomen. Het systeem is voorzien van een microdrip (60 druppels per milliliter) voor nauwkeurige dosering.
#### 7.3.2 Onderdelen van een buretset
* **Insteekpunt infuusvloeistof:** Waar de infuusvloeistof in het systeem wordt gebracht.
* **Luchtinlaat:** Voor het op peil houden van de druk.
* **Rolklem:** Tussen de buret en de infuusleiding om de vloeistofstroom te regelen.
* **Luchtinlaat buret met microfilter:** Om de buret te beluchten en de vloeistof te filteren.
* **Klem om luchtinlaat te openen/sluiten:** Gebruikt bij het omkeren van de buret.
* **Bijspuitpoort:** Om medicatie direct in de buret in te spuiten.
* **Buret met maataanduidingen per ml:** Meestal met een maximumcapaciteit van 150 ml.
* **Vlotter:** Automatisch afsluitsysteem dat de toevoer stopt zodra de buret leeg is.
* **Druppelkamer met microdrip (60 druppels/ml):** Voor visuele controle van de druppelsnelheid.
* **Rolklem:** Om de inloopsnelheid van de infuusvloeistof nauwkeurig te regelen.
* **Bijsluitpoort:** Wordt alleen gebruikt als de buret direct als infuus wordt ingezet.
* **Luer-lock aansluiting:** Voor verbinding met een katheter, DVK (centraal veneuze katheter) of kranenblok.
---
# Respiratoire problemen bij kinderen
Dit gedeelte behandelt verschillende longaandoeningen bij kinderen, zoals bronchiolitis, pneumonie, mucoviscidose en astma, met aandacht voor symptomen, behandeling, preventie en specifieke verpleegkundige zorg zoals het openhouden van luchtwegen en zuurstoftherapie.
## 4. Respiratoire problemen bij kinderen
### 4.1 Observatie van de ademhaling
#### 4.1.1 Ademhalingsfrequentie
De ademhalingsfrequentie varieert met de leeftijd:
* 0 – < 3 maanden: $> 29$ tot $< 61$/minuut
* 3 maanden tot 1 jaar: $> 24$ tot $< 51$/minuut
* 1 – 4 jaar: $> 19$ tot $< 41$/minuut
* 4 – 12 jaar: $> 19$ tot $< 31$/minuut
**Methoden voor het meten:**
* **Manueel:** Tel de thorax- en buikbewegingen gedurende 30 seconden en vermenigvuldig met 2. Bij een onregelmatige ademhaling: tel gedurende 1 minuut. Breng het kind eerst tot rust indien onrustig.
* **Monitoring:** Een sensor wordt abdominaal aangebracht. Alarmgrenzen worden ingesteld op basis van leeftijd en aandoening.
#### 4.1.2 Soorten ademhaling
* **Normale, rustige ademhaling:** Geen extra inspanning, goede zuurstofsaturatie, goede huidskleur.
* **Tachypneu:** Te snelle ademhaling, een compensatiemechanisme dat kan leiden tot uitputting.
* **Bradypneu:** Te langzame ademhaling, vaak als gevolg van uitputting.
* **Apneu:** Ademhalingsstop. Langer dan 20 seconden kan leiden tot bradycardie, cyanose en een daling van de SaO2.
#### 4.1.3 Huidskleur
* **Cyanotisch (blauw):** Wijst op slechte gasuitwisseling en onvoldoende zuurstoftoevoer.
* **Perifere cyanose:** Ter hoogte van de extremiteiten.
* **Centrale cyanose:** Ter hoogte van lippen, nagels, oren en borst.
#### 4.1.4 Ademhalingsgeluiden
* **Inspiratoire stridor:** Abnormale luchtstroom in de bovenste luchtwegen (larynx, trachea), hoorbaar als ronchi.
* **Expiratoire stridor (wheezing):** Abnormale luchtstroom in de onderste luchtwegen, hoorbaar als piepend geluid.
* **Kreunen:** Hoorbaar bij neonaten met zuurstofproblemen, een compensatiemechanisme voor geforceerd uitademen, altijd een alarmteken.
* **Crepitaties:** Krakend geluid, waarneembaar met een stethoscoop, duidt op pneumonie.
#### 4.1.5 Zuurstofsaturatie
* **Doel:** Vroegtijdig opsporen van hypoxie en evalueren van de effectiviteit van zuurstoftherapie.
* **Meetprincipe:** Gebruik van een probe met een lichtstraalzender en een fotodetector. De probe en de detector moeten loodrecht tegenover elkaar geplaatst worden.
* **Normaalwaarden:** Tussen 94% en 100%.
* Prematuren: alarm onder 90%, boven 100%.
* Grotere kinderen: alarm onder 85%, boven 100%.
* Bij chronische luchtwegaandoeningen kan de ondergrens in overleg met de arts lager worden ingesteld.
* **Extra aandachtspunten:** Wissel bij continue meting de probe regelmatig om brandwondjes en druknecrose te voorkomen. Kies een probe die past bij de grootte van het kind. Let op dat bij sommige aandoeningen de meting een vertekend beeld kan geven.
### 4.2 Observatie van het hemodynamisch stelsel
#### 4.2.1 Hartfrequentie
* **Werkwijze:**
* **Manueel:** Tellen aan de pols (30 seconden indien regelmatig). Bij kleine kinderen kan de polsslag moeilijk te voelen zijn; alternatieve plaatsen zijn de slapen, binnenkant bovenarm, hals of lies.
* Meestal wordt de hartslag gemeten met een stethoscoop.
* **Monitoring:** Continue polsslag is zichtbaar op de monitor bij saturatiemeting. Bij noodzaak voor extra hartbewaking wordt ECG-monitoring gebruikt. De monitor geeft alarm bij abnormaliteiten.
* **Normale hartfrequentie:**
* 0 tot < 3 maanden: $> 110$ tot $< 150$/minuut
* 3 maanden tot 1 jaar: $> 100$ tot $< 150$/minuut
* 1 – 4 jaar: $> 90$ tot $< 120$/minuut
* 4 – 12 jaar: $> 70$ tot $< 110$/minuut
#### 4.2.2 Bloeddruk
* **Doel:** Vroegtijdig onderkennen van hypotensie en/of hypertensie.
* **Werkwijze:**
* Bij grotere kinderen gemeten zoals bij volwassenen.
* Bij kleinere kinderen en baby's gebruik van een oscillometrische bloeddrukmeter.
* **Normale bloeddrukwaarden:**
* 0 tot < 3 maanden: $> 60$ tot $< 80$ mmHg
* 3 maanden tot 1 jaar: $> 80$ tot $< 100$ mmHg
* 1 – 4 jaar: $> 90$ tot $< 110$ mmHg
* 4 – 12 jaar: $> 90$ tot $< 120$ mmHg
* **Extra aandachtspunten:** Het kind dient 3 tot 5 minuten voor de meting rustig te zijn. Bij voorkeur meten aan de rechterarm voor consistentie. De juiste maat van de manchet is cruciaal.
#### 4.2.3 Capillaire refill
* **Definitie:** Een maat voor de doorbloeding van de huid en de kwaliteit van de circulatie.
* **Behulpzaamheid:** In het vroege stadium van septische shock. De test is onbetrouwbaar bij lage omgevingstemperatuur of ondertemperatuur.
* **Werkwijze:** Huid gedurende 5 seconden indrukken op het sternum of voorhoofd totdat deze bleek wordt.
* **Normale capillaire refill tijd:** Minder dan 3 seconden.
### 4.3 Observatie van het neurologisch stelsel
#### 4.3.1 Glasgow Coma Scale (GCS) voor kinderen
De GCS schaal beoordeelt drie bewustzijnsniveaus:
* **Oogopening (E):**
* Spontaan
* Bij aanspreken
* Bij pijnprikkels
* Niet
* **Motorische reactie (M):**
* Opdrachten uitvoeren
* Pijn lokaliseren
* Terugtrekken bij pijnprikkels
* Abnormale flexie
* Abnormale extensie
* Geen reactie
* **Verbale reactie (V):**
* Normaal keuvelen/kirren
* Geïrriteerd huilen
* Huilen bij pijnprikkels
* Kreunen
* Geen reactie
* **Score van GCS:** Afhankelijk van de kwaliteit worden punten toegekend. Een score van 15 betekent helder bewustzijn, een score van 3 duidt op diepe coma. Er wordt rekening gehouden met het ontwikkelingsniveau. Er worden 2 tot 3 pogingen gedaan per parameter.
### 4.4 Thermometrie
* **Meetmethoden:** Rectaal (voorzichtig in verband met perforatie), liesplooi (beentje moet geplooid kunnen/mogen worden), oksel (droog, sensor goed in holte, arm fixeren), digitale thermometer (flexibel voor rectaal gebruik), oor (nooit bij oor-aandoeningen), elektronische oorthermometer (> 1 jaar, snel afleesbaar).
* **Meetfrequentie:**
* Bij geen aanwijzing voor koorts: 2 keer per dag (8 uur en 20 uur).
* Pasgeborenen hebben een hogere temperatuur.
* Voor het badje.
* Bij koorts: om de 4 uur, zo nodig vaker, 1 uur na toediening antipyreticum.
* **Normale lichaamstemperatuur bij kinderen:** 36,5 – 37,5 graden Celsius.
* **Extra aandachtspunten:** Pas u aan de gewoontes van de dienst aan. Ontsmet de thermometer met alcohol 70% gedurende 15 seconden, voor en na zorg. Houd rekening met het tijdstip van opname. Bij koorts: dien gepast antipyreticum toe, zorg voor afkoeling. Bij ondertemperatuur: zorg voor efficiënte opwarming.
### 4.5 Pediatric Early Warning Score (PEWS)
* **Doel:** Een objectieve beoordeling van parameters om vroege symptomen van klinische achteruitgang te herkennen en interventies te initiëren. Verbetert de uitkomst, voorkomt ernstige incidenten en zorgt voor tijdige expertise-interventies.
* **Indicatie:** Bedoeld voor gehospitaliseerde kinderen, niet voor spoed, DGH of PICU.
* **Bedside PEWS:** Leeftijdsspecifieke en gevalideerde score gebaseerd op 7 klinische parameters, met een score van 0 (normaal) tot 26. Een kleurensysteem helpt bij het herkennen van afwijkingen. Onderverdeeld in 5 leeftijdsgroepen. Temperatuur en bewustzijnsniveau worden niet meegenomen.
* **7 gescoorde parameters:** Hartslagfrequentie, systolische bloeddruk, ademhalingsfrequentie, saturatie, ademhalingsarbeid, zuurstofnood, capillaire refill.
* **PEWS score per leeftijd:** Documentatie bevat gedetailleerde tabellen voor de PEWS score per leeftijd, met scores 0, 1, 2 en 4 toegekend aan specifieke waarden voor onder andere ademhalingsfrequentie, ademhalingsinspanning, saturatie en zuurstofgebruik.
### 4.6 Pediatric Assessment Triangle (PAT)
Het PAT-systeem is een snelle, klinische beoordeling die zich richt op drie hoofdgebieden:
#### 4.6.1 Algemeen: Appearance (uitzicht)
Beoordeling gebeurt aan de hand van het acroniem TICLS:
* **Tone:** Tonus van de huid.
* **Interactiveness:** Interactie van kind met zijn omgeving.
* **Consolability:** Troostbaarheid van het kind.
* **Look or Gaze:** Blik van het kind.
* **Speech or Cry:** Het al dan niet krachtig huilen/spreken van het kind.
#### 4.6.2 Work of Breathing (ademhalingsarbeid)
De graad van ademhalingsinspanning geeft inzicht in respiratoire distress. Hierbij wordt gelet op:
* Ademhalingsgeluiden: Stridor, wheezing, kreunen.
* Neusvleugelen.
* Intercostale en sternale intrekkingen.
* Houding van het kind.
#### 4.6.3 Circulation to the Skin (huidcirculatie)
Observatie van de huid geeft een beeld van de doorbloeding. Bij bijvoorbeeld bloedverlies (perifere vasoconstrictie) kunnen de volgende verschijnselen optreden:
* Veranderde huidskleur.
* Perifere cyanose.
* Bleke huid.
* Bij hypoxie kan centrale cyanose ontstaan (blauwe kleur).
### 4.7 Specifieke longaandoeningen bij kinderen
#### 4.7.1 Bronchiolitis
* **Definitie:** Acute virale infectie van de bronchioli, meestal veroorzaakt door het RSV-virus.
* **Incubatieperiode:** 4 tot 6 dagen.
* **Verloop:** Begint met rhinitis, kan uitbreiden naar de lagere luchtwegen. Herstel na 5 tot 10 dagen.
* **Besmetting:** Rechtstreeks contact met een besmet persoon, via de luchtwegen, of onrechtstreeks contact met besmette oppervlakken/voorwerpen. Isolatie is noodzakelijk.
* **Symptomen:** Tekenen van luchtweginfectie, bemoeilijkte ademhaling, onrustig, snel geïrriteerd, geen of weinig eetlust, bleekheid.
* **Behandeling en preventie:**
* **Behandeling:** Symptomatische behandeling, aandacht voor mogelijke risico's. Ziekenhuisopname bij ernstige ademhalingsmoeilijkheden.
* **Preventie:** Nieuw RSV-medicijn (Beyfortus) wordt aangeraden voor baby's jonger dan 1 jaar en kinderen tussen 1 en 2 jaar met een hoger risico. Dit middel biedt 5 tot 6 maanden bescherming en vermindert ziekenhuisopname met 80%.
* **Verpleegkundige aandachtspunten:** Isolatie, handhygiëne, gezondheidsvoorlichting (GVO), beperken van bezoek en dicht contact.
#### 4.7.2 Pneumonie
* **Definitie:** Een infectie die het gehele longweefsel aantast. Kan zowel viraal als bacterieel zijn.
* **Besmetting:** Via inademen van micro-organismen van anderen, of via micro-organismen in de keel en mond bij verminderde weerstand.
* **Symptomen:** Pijnlijke hoest, geelgroene of bloederige fluimen, hypo- of hyperthermie, ademhalingsgebonden pijn op de borst, kortademigheid, tachycardie, hoofdpijn, buikpijn.
* **Behandeling:** Symptomatische behandeling, soms ziekenhuisopname.
#### 4.7.3 Mycoplasma pneumonie
* **Definitie:** Bacteriële infectie van de luchtwegen, voornamelijk voorkomend bij schoolgaande kinderen (4-10 jaar) en jongvolwassenen.
* **Incubatietijd:** 1 tot 4 weken.
* **Verloop:** Kan beginnen als een banale verkoudheid met een langdurige hoest.
* **Aanvullende symptomen:** Huiduitslag, braken, diarree, visusstoornissen.
#### 4.7.4 Pneumokokken pneumonie
* **Definitie:** Veroorzaakt door *Streptococcus pneumoniae*, een infectie die ook oorontstekingen en hersenvliesontstekingen kan veroorzaken. Dit is de voornaamste oorzaak van bacteriële pneumonie bij jonge kinderen.
* **Symptomen:** Vaak atypisch, zoals koorts, tachypneu, soms hoesten, lichtschuwheid, schouder- en/of hoofdpijn, soms braken.
* **Preventie:** Een vaccin (*Prevenar*) is opgenomen in het basisvaccinatieschema.
#### 4.7.5 Mucoviscidose
* **Definitie:** Belangrijkste autosomaal recessieve aandoening bij kinderen, veroorzaakt door een mutatie in het CFTR-gen op chromosoom 7. Het CFTR-eiwit reguleert het transport van zout en water, waardoor het chloorkanaal gedeeltelijk of helemaal niet werkt. Het slijm wordt taai en onvoldoende vochtig, en het zweet heeft een hoog zoutgehalte.
* **Levensverwachting:** Is door de jaren heen toegenomen.
* **Symptomen:** Verschillend per persoon, zowel respiratoir als intestinaal: chronische hoest, frequent aanslepende infecties van de luchtwegen, taai slijm, moeilijk ophoesten, vettige en sterk ruikende stoelgang, diarree, buikkrampen, constipatie, meconiumileus bij geboorte, groeiachterstand, zweet met abnormaal veel zout. Mogelijk ontwikkelen van diabetes tijdens de puberteit.
* **Diagnose en behandeling:**
* **Diagnose:** Neonatale screening via Guthrie-test, zweettest met ionenanalyse, bij positieve zweettest: genetische DNA-analyse.
* **Behandeling:** Symptomatisch om complicaties te vermijden. Antibiotica bij infectie, kinesist met AE (hypertoon NaCl), voldoende hydratatie, dieetadviezen en vitaminesuppletie, intestinale enzymen PO, eventueel longtransplantatie.
#### 4.7.6 Valse kroep (laryngotracheobronchitis)
* **Definitie:** Virusinfectie waarbij de slijmvliezen van de stembanden en de bovenste luchtwegen ontsteken en opzwellen.
* **Symptomen:** Meestal niet erg ziek, soms wat verkouden: hese stem, gierende ademhaling, blafhoest, ernstige benauwdheid.
* **Besmetting:** Via druppels in de lucht bij hoesten en niezen.
* **Verloop:** Geneest spontaan na 2 tot 3 dagen.
* **Behandeling:** Rustig blijven en het kind geruststellen, drinken om de keel te verzachten, stomen, AE met cortisone. Geen antibiotica nodig omdat het een virusinfectie is.
#### 4.7.7 Astma
* **Definitie:** Chronische, niet-infectieuze ontsteking van het luchtwegslijmvlies met luchtwegvernauwing, slijmvlieszwelling en overmatige slijmproductie. De luchtwegen reageren overdreven op bepaalde prikkels, waardoor het spierweefsel in de bronchuswand tijdelijk samentrekt (bronchiolaire hyperreactiviteit).
* **Symptomen:** Persoonsafhankelijk: piepende ademhaling door verlengde uitademing, klachten wisselend in ernst, abnormaal frequent en langdurig hoesten, kortademigheid (benauwdheid).
* **Behandeling:** Profylactisch, symptomatisch, onderhoudsbehandeling, patiënteneducatie en zelfmanagement.
### 4.8 Verpleegkundige observaties en zorgen voor de luchtwegen
#### 4.8.1 Openhouden van de luchtwegen
* **Observaties:** Ademhaling (frequentie, soort, manier), huidskleur, ademhalingsgeluiden, zuurstof_saturatie (normaal tussen 90% en 100%).
* **Zorgen:**
* **Reinigen van de neus:** Met watjes of wattenstaafjes.
* **Instillatie van de luchtwegen:** Met fysiologisch water, minstens 1 keer per dag.
* **Aspiratie van de luchtwegen:** Indien veel secreties, voor de voeding, of indien staalafname noodzakelijk. Doel is het evacueren van slijmen.
* **Aandachtspunten bij aspiratie:** Voorzie steeds een zuurstofbron, aspireer enkel indien nodig, niet langer dan 6-8 seconden via draaiende beweging, laat het kind tussendoor op adem komen.
#### 4.8.2 Zuurstoftherapie
* **Handeling:** Correcte toediening en opvolging van de zuurstoftoediening.
* **Aspecten:** Juiste flow, bewaking van zuurstoftoevoer en opname, controle FiO2.
* **Bevoctiging:** Noodzakelijk vanaf 4 liter/minuut.
* **Specifieke aandachtspunten:** Afhankelijk van de wijze van toediening. Aandacht voor kinder- en ouderparticipatie.
### 4.9 Cardiologische problemen
#### 4.9.1 Overgang van foetale naar neonatale circulatie
Belangrijke veranderingen treden op bij de overgang van de foetale naar de neonatale circulatie:
* Toename van de longcirculatie.
* Sluiten van het foramen ovale.
* Sluiten van de ductus arteriosus Botalli.
* Afklemmen en sluiten van de navelvaten.
Door deze veranderingen heeft de baby een volledig gescheiden grote en kleine circulatie.
#### 4.9.2 Klinische verschijnselen en algemene verschijnselen
* **Klinische verschijnselen:** Cyanose, ademhalingsproblemen (tachypneu, intrekkingen, kreunen), stuwingsverschijnselen (belemmerde veneuze terugvloei), cardiale problemen (ritmestoornissen).
* **Algemene verschijnselen:** Bleke huidskleur, matige perifere circulatie, neiging tot ondertemperatuur, regelmatig en veel transpireren, onrust, prikkelbaarheid en afwijkend huilpatroon, snel vermoeid, hijgen en kortademigheid, slecht drinken (met mogelijke ontwikkelings- en groeiachterstand), verminderde urineproductie.
#### 4.9.3 Specifieke aandachtspunten
* Bewaking van vitale functies.
* Lichaamstemperatuur.
* Kleur.
* Bijhouden van de vochtbalans.
* Controle van het gewicht.
* Aanpassen van voedingsvoorschriften.
* Zorg voor het defecatiepatroon.
* Zorg voor rust en comfort.
#### 4.9.4 Coarctatio aortae
* **Definitie:** Vernauwing van de aorta, meestal ter hoogte van de ductus arteriosus Botalli. Het is een veel voorkomende congenitale afwijking die leidt tot drukbelasting van het linkerhart.
* **Symptomen:** Sneller ademen en slechter drinken. Na de geboorte kan acute hartdecompensatie en shock optreden. De bloeddruk in de onderste ledematen is afwezig, terwijl er wel een duidelijke bloeddruk en pols in de bovenste ledematen is.
* **Behandeling en aandachtspunten:**
* **Behandeling:** Toedienen van prostaglandines IV, chirurgische ingreep.
* **Postoperatieve aandachtspunten:** Saturatie op de voet, bloeddruk opvolgen.
#### 4.9.5 Ventrikelseptumdefect (VSD)
* **Definitie:** Eén of meerdere openingen in het septum tussen de ventrikels. Dit leidt tot linker ventrikel volumeoverbelasting, omdat de druk links hoger is dan rechts.
* **Kenmerken:** Niet-cyanogene afwijking. Indien de afwijking lang blijft bestaan, kan er een toename van de longcirculatie en pulmonale hypertensie (PHT) optreden.
* **Symptomen en behandeling:**
* **Symptomen:** Typisch hartgeruis, kortademigheid, dyspneu en tachypneu, algemene bleke/grauwe kleur, veel zweten na drinken, failure to thrive.
* **Behandeling:** Kans op spontane sluiting voor het 6e levensjaar. Eventueel banding van de A. pulmonalis om het volume naar de longen te verminderen, of een chirurgische ingreep.
#### 4.9.6 Atria-ventriculair septumdefect (AVSD)
* **Definitie:** Een combinatie van een ASD (atrium septum defect) met een VSD (ventrikel septum defect). Komt frequent voor bij het syndroom van Down. Er is sprake van een afwijking van de AV-kleppen, waardoor de linker- en rechter ventrikel worden overbelast. Er is een verhoogd risico op PHT.
* **Symptomen en behandeling:**
* **Symptomen:** Kortademigheid, tachypneu, dyspneu, overvloedig zweten na drinken, failure to thrive, algemene bleke of grauwe kleur, lichte desaturatie door mixing, hepatomegalie.
* **Behandeling:** Eventueel banding van de A. pulmonalis, chirurgische ingreep.
#### 4.9.7 Tetralogie van Fallot (TOF)
* **Definitie:** Bestaat uit 4 afwijkingen: een groot VSD, een overrijdende aorta, pulmonalisstenose en hypertrofie van de rechter ventrikel.
* **Symptomen en behandeling:**
* **Symptomen:** Milde pulmonalisstenose (PS) leidt tot een linker-rechter shunt (soms overvulling en decompensatie). Matige PS leidt tot meer symptomen. Ernstige PS leidt tot een rechter-linker shunt (mixing van gesatureerd en gedesatureerd bloed). Cyanotic spells (plotselinge hypoxemische aanvallen) kunnen optreden.
* **Behandeling:** Prostaglandines IV. Een shunt tussen de aorta en de A. pulmonalis kan worden aangelegd bij kinderen jonger dan 3 maanden. Totale chirurgische correctie wordt uitgevoerd indien mogelijk.
#### 4.9.8 Transpositie van de grote vaten (TGV)
* **Definitie:** De pulmonale en systemische circulatie zijn gescheiden. De aorta ontspringt uit de rechter ventrikel en de A. pulmonalis uit de linker ventrikel. Dit kan geassocieerd zijn met een VSD of afwijkende kleppen.
* **Symptomen en behandeling:**
* **Symptomen:** Cyanose (afhankelijk van de grootte van een eventueel ASD).
* **Behandeling:** Prostaglandines IV. Een Rashkind-procedure (hartkatheterisatie om het foramen ovale open te scheuren met een ballon) kan worden uitgevoerd. Correctie vindt plaats binnen de eerste 2 levensweken.
#### 4.9.9 Potentiële problemen: Pulmonale hypertensie (PHT)
* **Definitie:** Verhoogde bloeddruk in de longen door verhoogde weerstand in de longbloedvaten. In het begin is er sprake van overdreven samentrekking van de bloedvatwand, waardoor de diameter van het bloedvat verkleint. Dit kan verholpen worden met vaatrelaxerende medicatie. Indien dit lang aanhoudt, verdikt de bloedvatwand definitief, waardoor de vernauwing niet meer te normaliseren is met medicatie. De verhoogde weerstand zorgt ervoor dat het rechter ventrikel harder moet werken, wat leidt tot verdikking en uiteindelijk rechter hartfalen.
* **Oorzaken en symptomen:**
* **Oorzaken:** Onderliggend hartprobleem, ernstig longlijden, erfelijke vorm van PHT.
* **Symptomen:** Vermoeidheid, kortademigheid, verminderd inspanningsvermogen. Bij een shunt kan cyanose optreden.
* **Behandeling:** Medicamenteuze behandeling (calciumblokkers) die de bloedvaten verwijden, waardoor de bloeddruk en hartfrequentie dalen en de zuurstoftoevoer naar de hartspier verbetert. Bij een acute opstoot is opname op de PICU voor beademing noodzakelijk. Hart-longtransplantatie is een mogelijke ingreep.
#### 4.9.10 Hartdecompensatie
* **Definitie:** Ook wel decompensatio cordis genoemd. Bij congenitale hartafwijkingen kan de pompfunctie van het hart falen, waardoor het hart geleidelijk minder effectief wordt.
* **Symptomen:**
* **De longen (stagnatie van bloed in longen):** Kortademigheid, lagere saturatie, grauwe/bleke kleur, tachypneu, luidruchtigere ademhaling, droge hoest (door overvulling).
* **De huid:** Overmatig zweten, inspanning bij drinken van de fles.
* **De nieren:** Nierfunctie gaat achteruit door hypoperfusie, oedeem.
* **Behandeling:** Vochtbeperking (opvolgen via vochtbalans), hoogcalorische voeding in kleinere hoeveelheden, gewichtscontrole. Symptomatische behandeling: diuretica (vochtafdrijvend), ACE-remmers (verlagen bloeddruk), bèta-blokkers (verlagen hartritme), digoxine (verbetert samentrekken hart), antistolling (stolselvorming voorkomen).
### 4.10 Uro-nefrologische problemen
#### 4.10.1 Nierfunctie van het kind
* **Productie van urine:** Het kind begint urine te produceren in de 3e zwangerschapsmaand. Vanaf de geboorte zijn functionerende nieren noodzakelijk voor het verwijderen van afvalstoffen.
* **Functies van de nieren:**
* **Exocriene functie:** Uitscheiden van afbraakproducten, reguleren van zuur-base evenwicht, water- en mineralenhuishouding, elektrolytenbalans.
* **Endocriene functie:** Productie van renine, erytropoëtine, rol in botstofwisseling.
#### 4.10.2 Urineweginfecties
* **Definitie:** Infectie van het systeem dat urine afvoert vanuit het nierparenchym naar buiten. Bijna altijd een bacteriële infectie. Kan urethritis, cystitis, ureteritis, pyelitis of pyelonefritis betreffen. Kan acuut, chronisch of recidiverend zijn.
* **Symptomen:** Wisselend, afhankelijk van leeftijd en lokalisatie. Neonaten en zuigelingen vertonen vaak algemene verschijnselen (soms met bacteriëmie). Oudere kinderen hebben duidelijkere klachten. Recidieven kunnen zonder klachten verlopen.
* **Behandeling:**
* Acute infecties: 7 dagen antibiotica.
* Recidiverende infecties: 7 dagen antibiotica plus 6 maanden profylactische antibiotica.
* Bij abnormaliteiten: lage obstructie (antibiotica via blaaskatheter gevolgd door chirurgie), onvolledige obstructie nierbekken/ureter (eerst antibiotica, dan chirurgie), recidiverende infecties met VUR (vesico-ureterale reflux): chirurgie.
#### 4.10.3 Verpleegkundige observaties en zorgen bij uro-nefrologische problemen
* **Observatie mictieklachten:** Frequentie, hoeveelheid ( $> 0,5 – 1$ ml/kg/uur).
* **Observatie urine:** Kleur, geur.
* **Observatie lichaamsgewicht en gewichtscurve:** Sterke daling gewicht kan duiden op dehydratatie, sterke stijging op oedeem. Abnormale gewichtstoename geeft aan dat de vochtbalans niet in evenwicht is.
* **Observatie lichaamstemperatuur:** Koorts kan het enige teken zijn. Bij baby's zijn de tekenen niet altijd gelijk aan die bij grotere kinderen.
* **Observatie pijn:** Plaats, hevigheid en frequentie.
### 4.11 Neurologische problemen
#### 4.11.1 Koortsconvulsies
* **Definitie:** Leeftijdsgebonden vorm van epilepsie, voorkomend bij kinderen tussen 1 maand en 5 jaar (ongeveer 3-5% van de kinderen). Prognose is meestal gunstig indien de convulsies gegeneraliseerd, kortdurend zijn en er geen recidief optreedt binnen 24 uur.
* **Verloop:** Duurt enkele minuten. Begint vaak met een aanhoudende strekkramp (tonische kramp), gevolgd door snel opeenvolgende gegeneraliseerde schokken. Kan gepaard gaan met verlies van bewustzijn, een heel bleke kleur en wegdraaiende ogen. Ontstaat door snel oplopende, hoge koorts (begin van een infectieziekte).
* **Behandeling:** Meestal geen specifieke behandeling vereist. Verpleegkundige observatie, goede voorlichting aan ouders.
* **Tijdens de aanval:** Blijf kalm, schokkende bewegingen niet tegenhouden, voorkom dat het kind zich bezeert, geen hard voorwerp tussen de tanden steken, bescherm het hoofd met iets zacht. Plaats het kind indien mogelijk in stabiele zijligging. Stel het kind gerust na het bijkomen. Volg de temperatuur op en contacteer de arts. Diazepam kan worden toegediend.
#### 4.11.2 Epilepsie
* **Definitie:** Abnormale beweging, gedrag of bewustzijnstoestand ten gevolge van abnormale ontlading van een groep neuronen. Twee aanvallen die meer dan 24 uur van elkaar gescheiden zijn, worden als epilepsie beschouwd.
* **Classificaties:** De International League Against Epilepsy onderscheidt twee hoofdclassificaties: focale aanvallen (enkelvoudige en complexe) en gegeneraliseerde aanvallen (absences, myoclonische, clonische, tonische, tonisch-clonische, atone aanvallen), evenals status epilepticus.
* **Focale aanvallen:** Betreffen een specifieke zone in de hersenen.
* **Enkelvoudige focale aanvallen:** Geen bewustzijnsstoornis, met motorische (bv. ongecontroleerde spierbewegingen) of sensorische (visueel, auditief) verschijnselen.
* **Complexe focale aanvallen:** Bewustzijnsstoornis waarbij de patiënt zich niet meer bewust is van zijn omgeving, direct bewustzijnsstoornis met automatismen.
* **Gegeneraliseerde aanvallen:** Beide hersenhelften zijn getroffen, aanvallen gebeuren plots en zonder waarschuwing.
* **Absences (Petit mal):** Korte aanval met daling van bewustzijn gedurende enkele seconden (4-10 jaar).
* **Tonische aanvallen:** Bewustzijnsverlies en verstijving, verwrongen houding, voorover vallen, geen spierschokken, snel herstel.
* **Clonische aanvallen:** Bewustzijnsverlies, alleen schokken in serie, snel herstel.
* **Tonisch-clonische aanvallen (Grand mal):** Patiënt voelt de aanval aankomen ('aura'), verliest bewustzijn en valt, verstijft/verkrampt, gevolgd door schokkende bewegingen/stuiptrekkingen, verwardheid na de aanval.
* **Atone aanvallen:** Spieren verslappen zonder waarschuwing, in elkaar zakken, bewusteloosheid van enkele seconden, direct weer rechtop staan.
* **Myoclonieën:** Spieren in armen en benen trekken plots samen, korte schokken, bewustzijn is niet verstoord, kort en snel herstel.
* **Status epilepticus:** Aanvallen duren langer dan 5 minuten of volgen elkaar op zonder dat de patiënt terug bij bewustzijn komt. Dit is potentieel levensbedreigend wegens zuurstoftekort.
* **Oorzaken en risicofactoren:** Genetisch (chromosomale afwijkingen), structureel (aangeboren afwijkingen, stoornissen of malformaties), verworven (zuurstoftekort, trauma, tumor, infectie). Risicofactoren omvatten een positieve familiale anamnese, prematuriteit, kinderen met mentale beperking, alcohol- of nicotinegebruik tijdens de zwangerschap.
* **Verpleegkundige observaties en behandeling:**
* **Observaties:** Tijdstip, wat deed het kind op het moment van de aanval, duur, soort beweging, welke lichaamsdelen, bewustzijn voor, tijdens en na de aanval, eventuele hoofdpijn, spierpijn of verwardheid nadien, voelde het kind de aanval aankomen.
* **Behandeling tijdens de aanval:** Kalm blijven, schokkende bewegingen niet tegenhouden, voorkomen dat het kind zich kwetst, geen hard voorwerp tussen de tanden steken, bescherm het hoofd met iets zacht, stabiele zijligging indien mogelijk, geruststellen na het bijkomen.
* **Andere behandelopties:** Anti-epileptica, epilepsiechirurgie, ketogeen dieet, nervus vagus stimulatie, diepe hersenstimulatie.
#### 4.11.3 Meningitis
* **Definitie:** Ernstige infectie waarbij de vliezen rond hersenen en ruggenmerg worden aangetast. Kan viraal of bacterieel zijn, wat een groot verschil maakt voor ernst en behandeling.
* **Symptomen:** Plotse hoge koorts, hoofdpijn en spierpijn, geïrriteerd kind, bomberende fontanel (bij baby's), misselijkheid/braken, lichtschuwheid, sufheid, wisselend tot verminderd bewustzijn, nekstijfheid en luierpijn, petechiën op armen, benen of romp.
* **Diagnose en behandeling:** Klinisch beeld met aanvullende diagnostische bloedonderzoeken (BN) en lumbaalpunctie (LP).
* **Besmetting:** Via druppeltjes in de lucht bij hoesten, niezen en praten, of direct contact met snot/slijm van een besmet persoon.
* **Behandeling:** Antibiotica therapie en ondersteunende behandeling. Eventueel opname op de PICU voor ondersteunende therapie.
#### 4.11.4 Meningokokken meningitis
* **Definitie:** Veroorzaakt door de meningokokken bacterie, die ernstige bacteriële meningitis kan veroorzaken. Verschillende types bestaan. Komt vooral voor bij kinderen tussen 1-5 jaar en jongvolwassenen.
* **Preventie:** Vaccin type C is opgenomen in het basisvaccinatieschema; vaccin type B niet.
* **Verloop:** Begint vaak met griepachtige toestand en kan in enkele uren levensbedreigend zijn. Kenmerkend is de snelle toename van het aantal en de omvang van petechiën.
#### 4.11.5 Haemophilus influenzae type B (Hib)
* **Definitie:** Bacterie die onder andere meningitis en kroep kan veroorzaken, alsook oorontstekingen, longontstekingen en andere infecties. Komt vaak samen voor met andere bacteriën in keel/neus. Vooral bij kinderen tussen 0-4 jaar.
* **Complicaties:** Kunnen levensbedreigend zijn.
* **Preventie:** Vaccin HIB is opgenomen in het basisvaccinatieschema (op 8, 12, 16 weken en 15 maanden).
### 4.12 Kinderziekten – infectieziekten en vaccinatie
#### 4.12.1 Algemene informatie
* **Vatbaarheid:** Kleine kinderen zijn vaker ziek en vatbaarder voor gevaarlijke/besmettelijke infecties.
* **Vaccinatie:** Veel vaccins zijn beschikbaar tegen infectieziekten. Vaccinatie is belangrijk voor persoonlijke bescherming, groepsbescherming en het opbouwen van immuniteit.
* **Werking vaccins:** Levend verzwakte vaccins, geïnfecteerde (dode) vaccins. Meestal via injectie.
* **Kosten:** Vaccins van het basisvaccinatieschema zijn gratis. Consultatie bij de arts is wel betalend.
* **Mogelijke bijwerkingen:** Lichte tot matige koorts, lokale pijn en roodheid of zwelling op de injectieplaats, verharding op de injectieplaats.
---
# Cardiologische problemen bij kinderen
Dit onderwerp behandelt de overgang van foetale naar neonatale circulatie, klinische verschijnselen en verpleegkundige observaties bij hartafwijkingen, en specifieke aangeboren hartafwijkingen.
### 5.1 Overgang van foetale naar neonatale circulatie
De overgang van de foetale naar de neonatale circulatie omvat significante veranderingen:
* Toename van de longcirculatie.
* Sluiten van het foramen ovale.
* Sluiten van de ductus arteriosus Botalli.
* Afklemmen en sluiten van de navelvaten.
Deze veranderingen resulteren in een volledig gescheiden grote en kleine circulatie bij de baby.
### 5.2 Klinische verschijnselen en verpleegkundige observaties bij hartafwijkingen
Bij kinderen met hartafwijkingen zijn diverse klinische verschijnselen te observeren, waarop verpleegkundigen alert moeten zijn.
#### 5.2.1 Klinische en algemene verschijnselen
* **Cyanose:** Een blauwe verkleuring van de huid, wijzend op slechte gasuitwisseling of onvoldoende zuurstoftoevoer. Perifere cyanose is aan de extremiteiten, centrale cyanose aan lippen, nagels, oren en borst.
* **Ademhalingsproblemen:** Waaronder tachypneu (snelle ademhaling), intrekkingen (huid die naar binnen trekt bij de ribben of het borstbeen) en kreunen (een geforceerd uitademen, een alarmsignaal).
* **Stuwingsverschijnselen:** Tekenen van belemmerde veneuze terugvloei, zoals oedeem.
* **Cardiale ritmestoornissen:** Onregelmatige hartslag.
* **Algemene verschijnselen:**
* Bleke huidskleur en matige perifere circulatie.
* Neiging tot ondertemperatuur.
* Regelmatig en veel transpireren.
* Onrust, prikkelbaarheid en afwijkend huilpatroon.
* Snel vermoeid, hijgen en kortademigheid.
* Slecht drinken, met mogelijke ontwikkelings- en groeiachterstand.
* Verminderde urineproductie.
#### 5.2.2 Specifieke aandachtspunten voor observatie en zorg
* **Bewaking vitale functies:** Nauwkeurige meting van hartslag, ademhalingsfrequentie, bloeddruk, zuurstofsaturatie en temperatuur.
* **Lichaamstemperatuur:** Monitoren van de temperatuur, aangezien pasgeborenen een hogere normale temperatuur kunnen hebben.
* **Kleur:** Observeren van de huidskleur (cyanose, bleekheid).
* **Vochtbalans:** Nauwkeurige bijhouding van de in- en uitgaande vochtmassa.
* **Gewicht:** Dagelijkse controle van het gewicht.
* **Voedingsvoorschriften:** Aanpassen van de voeding indien nodig.
* **Defecatiepatroon:** Zorgdragen voor een regelmatige stoelgang.
* **Rust en comfort:** Zorgen voor een rustige omgeving en voldoende comfort voor het kind.
### 5.3 Specifieke aangeboren hartafwijkingen
#### 5.3.1 Coarctatio aorta
* **Definitie:** Een vernauwing van de aorta, meestal ter hoogte van de ductus arteriosus Botalli. Dit is de meest voorkomende congenitale afwijking die leidt tot drukbelasting van het linkerhart.
* **Gevolgen:** Verhoogde bloeddruk (hypertensie) in de bovenste lichaamshelft en onvoldoende bloedtoevoer naar de onderste lichaamshelft.
* **Symptomen:** Snellere ademhaling, slechter drinken, acute hartdecompensatie en shock na de geboorte. De bloeddruk in de onderste ledematen is afwezig, terwijl er wel een duidelijke bloeddruk en pols in de bovenste ledematen is.
* **Behandeling en aandachtspunten:** Toediening van prostaglandines intraveneus en een chirurgische ingreep. Postoperatieve aandachtspunten zijn de zuurstofsaturatie op de voet en de bloeddrukmeting.
#### 5.3.2 Ventrikel septum defect (VSD)
* **Definitie:** Eén of meerdere openingen in het tussenschot tussen de linker- en rechterventrikel. Dit leidt tot een volumebelasting van de linker ventrikel, omdat bloed onder hoge druk vanuit de linker naar de rechter ventrikel stroomt.
* **Kenmerken:** Een niet-cyanogene afwijking. Indien de afwijking langdurig blijft bestaan, kan er een toename van de longcirculatie optreden met pulmonale hypertensie (PHT).
* **Symptomen:** Typisch hartgeruis, kortademigheid, tachypneu, een algemene bleke/grauwe kleur, veel zweten na drinken, en "failure to thrive" (groeiachterstand).
* **Behandeling:** Een kans op spontane sluiting voor de leeftijd van zes jaar. Indien nodig kan een banding van de arteria pulmonalis (om het volume naar de longen te verminderen) of een chirurgische ingreep plaatsvinden.
#### 5.3.3 Atria – ventriculair – septum defect (AVSD)
* **Definitie:** Een combinatie van een atrium septum defect (ASD) en een ventrikel septum defect (VSD), waarbij ook de atrioventriculaire kleppen zijn aangedaan. Dit defect komt frequent voor bij kinderen met het syndroom van Down.
* **Gevolgen:** Er is een linker- en rechter shunt, wat leidt tot overbelasting van zowel de linker als de rechter ventrikel. Er is een verhoogd risico op pulmonale hypertensie (PHT).
* **Symptomen:** Kortademigheid, tachypneu, dyspneu, overvloedig zweten na drinken, "failure to thrive", een algemene bleke of grauwe kleur, lichte desaturatie door mixing (vermenging van zuurstofrijk en zuurstofarm bloed), en hepatomegalie (vergrote lever).
* **Behandeling:** Soms is een banding van de arteria pulmonalis nodig, gevolgd door een chirurgische ingreep.
#### 5.3.4 Tetralogie van Fallot (TOF)
* **Definitie:** Een complexe aangeboren hartafwijking die bestaat uit vier componenten:
1. Een groot ventrikel septum defect (VSD).
2. Een overrijdende aorta (de aorta staat deels boven het VSD).
3. Pulmonalisstenose (vernauwing van de pulmonalisklep).
4. Hypertrofie van de rechter ventrikel (vergroting van de rechter ventrikel).
* **Symptomen:** Afhankelijk van de ernst van de pulmonalisstenose (PS):
* Milde PS: Leidt tot een linker-rechter shunt, soms met overvulling en decompensatie.
* Matige PS: Meer symptomen.
* Ernstige PS: Leidt tot een rechter-linker shunt, met vermenging van zuurstofrijk en zuurstofarm bloed (cyanose).
* **Cyanotic spells:** Plotse hypoxemische aanvallen (zuurstoftekort).
* **Behandeling:** Toediening van prostaglandines intraveneus bij pasgeborenen. Een shunt tussen de aorta en de arteria pulmonalis kan nodig zijn bij kinderen jonger dan drie maanden. Een totale chirurgische correctie is de uiteindelijke behandeling.
#### 5.3.5 Transpositie van de grote vaten (TGV)
* **Definitie:** Een ernstige congenitale hartafwijking waarbij de pulmonale arterie en de aorta verwisseld zijn. Hierdoor zijn de pulmonale en systemische circulatie gescheiden: de aorta komt uit op de rechter ventrikel en de arteria pulmonalis op de linker ventrikel. Dit kan geassocieerd zijn met een VSD of afwijkende kleppen.
* **Symptomen:** Cyanose, waarvan de ernst afhangt van de grootte van een eventueel aanwezige atria septum defect (ASD).
* **Behandeling:** Toediening van prostaglandines intraveneus. Een Rashkind-procedure (hartkatheterisatie waarbij het foramen ovale met een ballon wordt opengescheurd om mixing te bevorderen) kan worden uitgevoerd. Een correctie van de transpositie (arteriële switch) vindt plaats binnen de eerste twee levensweken.
### 5.4 Potentiële problemen gerelateerd aan hartafwijkingen
#### 5.4.1 Pulmonale hypertensie (PHT)
* **Definitie:** Een verhoogde bloeddruk in de longbloedvaten, veroorzaakt door een verhoogde weerstand. Aanvankelijk is dit vaak een gevolg van overmatige samentrekking van de bloedvatwand, waardoor de diameter van de bloedvaten verkleint. Indien dit langdurig aanhoudt, kan de bloedvatwand verdikken en de vernauwing definitief worden.
* **Gevolgen:** De rechter ventrikel moet harder werken en kan verdikken, leidend tot rechterhartfalen.
* **Oorzaken en symptomen:** Kan voortkomen uit een onderliggend hartprobleem, ernstig longlijden, of een erfelijke vorm. Symptomen omvatten vermoeidheid, kortademigheid, verminderd inspanningsvermogen en cyanose indien er een shunt aanwezig is.
* **Behandeling:** Medicamenteuze behandeling met vaatrelaxerende medicatie zoals calciumblokkers. Bij een acute opstoot is opname op de PICU voor beademing noodzakelijk. In extreme gevallen kan een hart-longtransplantatie overwogen worden.
#### 5.4.2 Hartdecompensatie (Decompensatio cordis)
* **Definitie:** De pompfunctie van het hart faalt, waardoor het hart onvoldoende in staat is om bloed rond te pompen. Dit is een veelvoorkomend gevolg van congenitale hartafwijkingen.
* **Symptomen:**
* **Longen (stagnatie van bloed):** Kortademigheid, lagere saturatie, grauwe/bleke kleur, tachypneu, luidruchtigere ademhaling, droge hoest (door overvulling).
* **Huid:** Overmatig zweten, inspanning bij drinken.
* **Nieren:** Nierfunctie gaat achteruit door hypoperfusie, oedeem.
* **Behandeling:**
* **Vochtbeperking:** Opvolgen via de vochtbalans.
* **Voeding:** Hoogcalorische voeding in kleinere hoeveelheden.
* **Gewichtscontrole:** Dagelijkse weging.
* **Symptomatische behandeling:** Diuretica (vochtafdrijvend), ACE-remmers (verlagen bloeddruk), bèta-blokkers (verlagen hartritme), digoxine (verbetert samentrekking van het hart), en antistolling (voorkomt stolselvorming).
---
# Neurologische problemen bij kinderen
Dit deel van de studiehandleiding behandelt neurologische problemen bij kinderen, met specifieke aandacht voor koortsconvulsies, epilepsie, meningitis en meningokokken meningitis, inclusief oorzaken, risicofactoren, classificaties, observaties en behandelingen.
### 6.1 Koortsconvulsies
Koortsconvulsies worden gedefinieerd als leeftijdsgebonden epileptische aanvallen die optreden tussen de leeftijd van 1 maand en 5 jaar, en treffen ongeveer 3 tot 5% van de kinderen. De prognose is over het algemeen gunstig indien de aanvallen gegeneraliseerd, kortdurend en zonder recidief binnen 24 uur zijn.
#### 6.1.1 Kenmerken en Behandeling
* **Kenmerken:** Kenmerkend zijn aanhoudende strekkramp (tonische kramp), gevolgd door snel opeenvolgende gegeneraliseerde schokken, vaak door snel oplopende hoge koorts bij het begin van een infectieziekte. Soms is er sprake van verlapping met bewustzijnsverlies, gepaard gaande met bleekheid en wegdraaiende ogen.
* **Behandeling:** Meestal is geen specifieke behandeling van de convulsie zelf vereist. De nadruk ligt op verpleegkundige observatie en adequate voorlichting aan de ouders.
#### 6.1.2 Verpleegkundige observaties en zorg
* **Observaties:** Het is cruciaal om het tijdstip van de aanval, de duur, het type beweging, de betrokken lichaamsdelen, en de mate van bewustzijn voor, tijdens en na de aanval te observeren. Ook hoofdpijn, spierpijn, verwardheid en prodromale symptomen (voelde het kind de aanval aankomen) zijn belangrijk.
* **Zorg tijdens een aanval:** Blijf kalm en bij het kind. Houd schokkende bewegingen niet tegen en voorkom dat het kind zich kwetst. Steek geen hard voorwerp tussen de tanden. Leg het kind indien mogelijk in een stabiele zijligging.
* **Medicatie:** Diazepam (bijvoorbeeld Valium, Rivotril) kan worden voorgeschreven.
* **Algemene zorg:** Losse/warme kleding en temperatuur opvolgen zijn belangrijk. Contacteer de arts.
### 6.2 Epilepsie
Epilepsie wordt gekenmerkt door abnormale bewegingen, gedrag of bewustzijnstoestanden die voortkomen uit abnormale ontladingen van een groep neuronen. Het wordt gediagnosticeerd bij twee aanvallen die meer dan 24 uur van elkaar gescheiden zijn.
#### 6.2.1 Classificatie van Aanvalstypes
De International League Against Epilepsy hanteert twee classificaties: focale aanvallen en gegeneraliseerde aanvallen.
* **Focale aanvallen:** Ontstaan in een specifieke zone van de hersenen.
* **Enkelvoudige focale aanvallen:** Geen bewustzijnsstoornis, maar wel motorische (bv. ongecontroleerde spierbewegingen) of sensorische (visueel, auditief) verschijnselen.
* **Complexe focale aanvallen:** Bewustzijnsstoornis met automatismen, waarbij de patiënt zich niet meer bewust is van de omgeving.
* **Gegeneraliseerde aanvallen:** Beide hersenhelften zijn getroffen en de aanvallen gebeuren plotseling en zonder duidelijke aanwijzing.
* **Absences (Petit mal):** Korte periodes van bewustzijnsdaling van enkele seconden, typisch bij kinderen tussen 4 en 10 jaar, en mogelijk blijvend na het 9e jaar.
* **Tonische aanvallen:** Bewustzijnsverlies en verstijving van het lichaam, met een verwrongen houding en een val voorover. Geen spierschokken, snel herstel.
* **Clonische aanvallen:** Bewustzijnsverlies met snelle, seriële schokken, gevolgd door snel herstel.
* **Tonisch-clonische aanvallen (Grand mal):** Voelen van de aanval aankomen ('aura'), bewustzijnsverlies, verstijving en schokkende bewegingen, gevolgd door verwardheid.
* **Atonische aanvallen:** Spieren verslappen plotseling zonder waarschuwing, leidend tot inzakken en kort bewusteloosheid, waarna men direct weer rechtop staat.
* **Myoclonieën:** Plotselinge, korte spiersamentrekkingen in armen en benen, zonder verstoring van het bewustzijn.
* **Status epilepticus:** Aanvallen die langer dan 5 minuten duren en elkaar opvolgen zonder herstel van bewustzijn, potentieel levensbedreigend wegens zuurstoftekort.
#### 6.2.2 Oorzaken en Risicofactoren
* **Oorzaken:**
* **Genetisch:** Chromosomale afwijkingen, genetische factoren.
* **Structureel:** Aangeboren afwijkingen, stoornissen of malformaties.
* **Verworven:** Zuurstoftekort, trauma, tumoren, infecties.
* **Risicofactoren:** Positieve familiale anamnese van koortsstuipen, prematuriteit, mentale beperkingen, alcohol- of nicotinegebruik tijdens de zwangerschap.
#### 6.2.3 Verpleegkundige Observaties en Behandeling
* **Observaties:** Nauwkeurige registratie van het tijdstip, duur, soort beweging, betrokken lichaamsdelen, bewustzijnstoestand, prodromale symptomen, en post-ictale symptomen (hoofdpijn, spierpijn, verwardheid) zijn essentieel.
* **Behandeling tijdens een aanval:** Vergelijkbaar met koortsconvulsies: kalm blijven, bewegingen niet tegenhouden, zelfbeschadiging voorkomen, bescherming van het hoofd, stabiele zijligging, geruststellen na het bijkomen.
* **Andere behandelopties:** Anti-epileptica, epilepsiechirurgie, ketogeen dieet, nervus vagus stimulatie, diepe hersenstimulatie.
### 6.3 Meningitis
Meningitis is een ernstige infectie van de hersenvliezen rond de hersenen en het ruggenmerg, die viraal of bacterieel kan zijn, met verschillende ernst en behandelingsprotocollen.
#### 6.3.1 Symptomen en Diagnose
* **Symptomen:** Plotse hoge koorts, hoofdpijn, spierpijn, prikkelbaarheid, bombende fontanel bij zuigelingen, misselijkheid/braken, lichtschuwheid, sufheid, wisselend tot verminderd bewustzijn, nekstijfheid, luierpijn, en soms petechiën (kleine bloeduitstortingen) op de huid.
* **Diagnose:** Gebaseerd op het klinische beeld, aangevuld met bloedonderzoek (BN) en een lumbaalpunctie (LP).
* **Besmetting:** Via druppeltjes in de lucht (hoesten, niezen) of direct contact met lichaamsvochten van een besmet persoon.
#### 6.3.2 Behandeling
De behandeling bestaat uit antibiotica therapie en ondersteunende zorg. Bij ernstige gevallen kan opname op de Intensive Care (PICU) noodzakelijk zijn.
### 6.4 Meningokokken meningitis
Meningokokken meningitis is een specifieke, ernstige bacteriële vorm van meningitis veroorzaakt door de *Neisseria meningitidis* bacterie.
#### 6.4.1 Kenmerken en Preventie
* **Kenmerken:** Treft vooral kinderen tussen 1 en 5 jaar en jongvolwassenen. Begint vaak met griepachtige symptomen en kan levensbedreigend zijn, met snelle toename van petechiën.
* **Preventie:** Er is een vaccin tegen type C opgenomen in het basisvaccinatieschema. Een vaccin tegen type B is niet standaard.
### 6.5 Haemophilus influenzae type b (Hib)
*Haemophilus influenzae* type b is een bacterie die verschillende infecties kan veroorzaken, waaronder meningitis, kroep, oorontstekingen en longontstekingen.
#### 6.5.1 Kenmerken en Vaccinatie
* **Kenmerken:** Komt vooral voor bij kinderen tussen 0 en 4 jaar. Complicaties kunnen levensbedreigend zijn.
* **Preventie:** Het HIB-vaccin is opgenomen in het basisvaccinatieschema en wordt toegediend op 8, 12 en 16 weken, en op 15 maanden leeftijd.
---
**Tip:** Bij de evaluatie van kinderen met neurologische problemen is het cruciaal om een systematische benadering te hanteren. Begin met de basis ABCDE-benadering en ga vervolgens dieper in op specifieke systemen, zoals het neurologisch stelsel met de Glasgow Coma Scale (GCS) voor kinderen en de Pediatric Early Warning Score (PEWS). Houd altijd rekening met de leeftijdsspecifieke normale waarden en de potentiële ernst van de symptomen. Zorg voor gedetailleerde observaties en een nauwkeurige documentatie.
---
# Kinderziekten, infectieziekten en vaccinatie
Dit onderwerp biedt een overzicht van kinderziekten, de kwetsbaarheid van kinderen voor infecties, het belang van vaccinatie voor zowel individuele als collectieve bescherming, en de mechanismen en mogelijke bijwerkingen van vaccins.
## 7 Kinderziekten, infectieziekten en vaccinatie
### 7.1 Algemene informatie
Kinderen zijn over het algemeen vatbaarder voor infectieziekten, en sommige infecties kunnen potentieel gevaarlijk zijn. Vaccinatie speelt een cruciale rol bij het beschermen van kinderen tegen deze ziekten, zowel op individueel niveau als binnen de gemeenschap. Het doel van vaccinatie is het opbouwen van immuniteit tegen specifieke infectieziekten.
#### 7.1.1 Werking van vaccins
Vaccins werken door het immuunsysteem van het lichaam te stimuleren om antistoffen aan te maken tegen een specifieke ziekteverwekker. Er zijn verschillende soorten vaccins:
* **Levend verzwakte vaccins:** Deze bevatten een verzwakte vorm van de levende ziekteverwekker.
* **Geïnactiveerde (dode) vaccins:** Deze bevatten dode ziekteverwekkers of delen daarvan.
De meeste vaccins worden toegediend via een injectie.
#### 7.1.2 Basisvaccinatieschema
De vaccins die deel uitmaken van het basisvaccinatieschema zijn gratis. De toediening kan plaatsvinden via Kind en Gezin, het CLB (Centrum voor Leerlingenbegeleiding) of een huis- of kinderarts. Hoewel de vaccinaties zelf gratis zijn, kunnen er kosten verbonden zijn aan het consult bij de arts.
#### 7.1.3 Mogelijke bijwerkingen van vaccins
Na vaccinatie kunnen bijwerkingen optreden, die meestal mild zijn:
* Lichte tot matige koorts.
* Lokale pijn, roodheid of zwelling op de injectieplaats.
* Een verharding op de injectieplaats.
> **Tip:** Het is belangrijk om eventuele bijwerkingen te melden aan de arts of het consultatiebureau. De meeste bijwerkingen zijn van korte duur en verdwijnen vanzelf.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ademhalingsfrequentie | Het aantal ademhalingen per minuut, dat varieert met de leeftijd van het kind. |
| Tachypneu | Een te snelle ademhaling die dient als compensatiemechanisme maar kan leiden tot uitputting. |
| Bradypneu | Een te langzame ademhaling die vaak een gevolg is van uitputting. |
| Apneu | Een ademhalingsstop die langer dan 20 seconden kan leiden tot bradycardie, cyanose en daling van de zuurstofsaturatie. |
| Cyanotisch | Een blauwe verkleuring van de huid, die wijst op slechte gasuitwisseling en onvoldoende zuurstoftoevoer. |
| Perifere cyanose | Cyanose die zich voordoet ter hoogte van de extremiteiten, zoals handen en voeten. |
| Centrale cyanose | Cyanose die zich voordoet ter hoogte van de lippen, nagels, oren en borst, wat duidt op een ernstiger zuurstoftekort. |
| Stridor | Een abnormaal ademhalingsgeluid, hoorbaar als een raspend geluid (ronchi) bij een abnormale luchtstroom in de bovenste luchtwegen. |
| Wheezing | Een piepend ademhalingsgeluid, hoorbaar bij een abnormale luchtstroom in de onderste luchtwegen, vaak geassocieerd met astma of bronchiolitis. |
| Kreunen | Een hoorbaar geluid tijdens het uitademen, vooral bij neonaten met zuurstofproblemen, wat kan duiden op pijn of een compensatiemechanisme. |
| Crepitaties | Krakende geluiden die met een stethoscoop waarneembaar zijn en kunnen duiden op pneumonie. |
| Zuurstofsaturatie | De mate waarin het bloed verzadigd is met zuurstof, gemeten in percentage, essentieel voor het opsporen van hypoxie. |
| Hypoxie | Een tekort aan zuurstof in het lichaam, wat schadelijk kan zijn voor organen en weefsels. |
| Hemodynamisch stelsel | Het systeem dat de bloedsomloop en de bloeddruk regelt, inclusief hart en bloedvaten. |
| Hartfrequentie | Het aantal hartslagen per minuut, een belangrijke indicator van de cardiovasculaire status van het kind. |
| Bloeddruk | De druk die het bloed uitoefent op de wanden van de bloedvaten, bestaande uit systolische en diastolische druk. |
| Hypotensie | Een te lage bloeddruk. |
| Hypertensie | Een te hoge bloeddruk. |
| Capillaire refill | Een maat voor de doorbloeding van de huid en de kwaliteit van de circulatie, gemeten door de tijd die het duurt voor de huidskleur terugkeert na druk. |
| Septische shock | Een levensbedreigende aandoening veroorzaakt door een ernstige infectie die leidt tot een plotselinge daling van de bloeddruk en orgaanfalen. |
| Neurologisch stelsel | Het systeem dat de hersenen, het ruggenmerg en de zenuwen omvat en verantwoordelijk is voor de controle van lichaamsfuncties en reacties. |
| Glasgow Coma Scale (GCS) | Een gestandaardiseerde schaal om de mate van bewustzijn van een persoon te beoordelen na hoofdletsel, gebaseerd op oogopening, verbale reactie en motorische reactie. |
| Thermometrie | De meting van de lichaamstemperatuur, een belangrijk teken voor infectie of andere gezondheidsproblemen. |
| Koorts | Een verhoogde lichaamstemperatuur, meestal boven de 38°C, wat een teken kan zijn van een infectie of ontsteking. |
| Antipyreticum | Een medicijn dat koorts verlaagt, zoals paracetamol of ibuprofen. |
| Pediatric Early Warning Score (PEWS) | Een scoringssysteem dat wordt gebruikt om vroege tekenen van klinische achteruitgang bij kinderen te herkennen en te kwantificeren. |
| Pediatric Assessment Triangle (PAT) | Een beoordelingsinstrument dat zorgverleners helpt bij het snel en efficiënt evalueren van de klinische toestand van een kind, bestaande uit Appearance, Work of Breathing en Circulation to the Skin. |
| TICLS | Een acroniem dat gebruikt wordt bij de beoordeling van het uitzicht van een kind: Tone, Interactiveness, Consolability, Look or Gaze, Speech or Cry. |
| Preoperatieve zorgen | De zorg en voorbereiding die een patiënt ontvangt vóór een operatie, gericht op het minimaliseren van risico's en angst. |
| Informed consent | Geïnformeerde toestemming, de toestemming van een patiënt na het ontvangen van adequate informatie over een medische ingreep, inclusief risico's en voordelen. |
| Nuchter | Een staat van niet eten of drinken gedurende een bepaalde periode voor een medische procedure of operatie. |
| Premedicatie | Medicatie die vóór een operatie wordt toegediend om angst te verminderen, sedatie te induceren of andere effecten te bewerkstelligen. |
| Algemene anesthesie | Een staat van geïnduceerde slaap en pijnstillling, waarbij de patiënt zich niets herinnert van de procedure en er geen bewustzijn is. |
| Time out procedure | Een veiligheidsprocedure die wordt uitgevoerd in de operatiekamer om ervoor te zorgen dat de juiste patiënt, procedure en locatie worden bevestigd voordat de ingreep begint. |
| Postoperatieve zorgen | De zorg die een patiënt ontvangt na een operatie, gericht op herstel, pijnmanagement en het voorkomen van complicaties. |
| Gastro-enteritis | Een ontsteking van het maag- en darmkanaal, gekenmerkt door diarree en/of braken. |
| Diarree | Frequente defecatie van vloeibare stoelgang. |
| Peristaltiek | De samentrekkingen van de spieren in de darmwand die voedsel voortstuwen. |
| Etiologie | De studie van de oorzaken van ziekten. |
| Dehydratatie | Een toestand waarin het lichaam te weinig vocht bevat. |
| Bronisolatie | Isolatiemaatregelen die worden genomen om de verspreiding van ziekteverwekkers die via de lucht worden overgedragen, te voorkomen. |
| Rotavirus | Een veelvoorkomende oorzaak van ernstige gastro-enteritis bij baby's en jonge kinderen. |
| Norovirus | Een veelvoorkomende oorzaak van maagdarminfecties bij kinderen, bekend om zijn snelle verspreiding. |
| Clostridium difficile | Een bacterie die, bij verstoring van de darmflora, infecties kan veroorzaken, vaak nosocomiaal. |
| Nosocomiaal | Verworven in het ziekenhuis. |
| Buretset | Een medisch hulpmiddel dat wordt gebruikt voor nauwkeurige intraveneuze toediening van vloeistoffen en medicatie, met een ingebouwde druppelkamer en klemsysteem. |
| Respiratoire problemen | Aandoeningen die de ademhaling beïnvloeden. |
| Bronchiolitis | Een acute virale infectie van de bronchiolen, meestal veroorzaakt door RSV bij baby's en jonge kinderen. |
| RSV | Respiratoir syncytieel virus, een veelvoorkomende veroorzaker van luchtweginfecties bij kinderen. |
| Pneumonie | Een infectie van het longweefsel, die viraal of bacterieel kan zijn. |
| Mycoplasma pneumonie | Een bacteriële infectie van de luchtwegen, die vaak voorkomt bij schoolgaande kinderen. |
| Pneumokokken pneumonie | Een bacteriële pneumonie veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae, een veelvoorkomende oorzaak bij jonge kinderen. |
| Mucoviscidose | Een erfelijke aandoening die voornamelijk de luchtwegen en het spijsverteringsstelsel aantast, gekenmerkt door taai slijm. |
| CFTR-gen | Cystic Fibrosis Transmembrane Conductance Regulator gen, betrokken bij het transport van zout en water in cellen. |
| Valse kroep | Een virusinfectie van de slijmvliezen van de stembanden en de bovenste luchtwegen, veroorzaakt zwelling en een blafhoest. |
| Astma | Een chronische, niet-infectieuze ontsteking van het luchtwegslijmvlies, gekenmerkt door luchtwegvernauwing en overmatige slijmproductie. |
| Bronchiole hyperreactiviteit | Een overmatige reactie van de luchtwegen op bepaalde prikkels. |
| Zuurstoftherapie | De toediening van extra zuurstof aan patiënten die moeite hebben met ademhalen of een verlaagde zuurstofsaturatie hebben. |
| Cardiologische problemen | Aandoeningen die het hart en de bloedcirculatie beïnvloeden. |
| Overgang foetale naar neonatale circulatie | De fysiologische veranderingen die plaatsvinden bij de geboorte, waardoor de foetale bloedsomloop overgaat in de neonatale circulatie. |
| Foramen ovale | Een opening in het tussenschot tussen de boezems van het hart die tijdens de foetale ontwikkeling aanwezig is en na de geboorte sluit. |
| Ductus Botalli | Een bloedvat dat de longslagader met de aorta verbindt tijdens de foetale ontwikkeling en na de geboorte sluit. |
| Cyanose | Een blauwverkleuring van de huid en slijmvliezen door een tekort aan zuurstof in het bloed. |
| Tachypneu | Snelle ademhaling. |
| Intrekkingen | Het naar binnen trekken van de huid tussen de ribben of onder het borstbeen tijdens ademhalen, wat duidt op ademhalingsmoeilijkheden. |
| Stuwingsverschijnselen | Symptomen die optreden bij een verhoogde druk in het bloedvatenstelsel, zoals oedeem. |
| Cardiale ritmestoornissen | Afwijkingen in het hartritme. |
| Coarctatio aorta | Een vernauwing van de aorta, meestal ter hoogte van de ductus Botalli. |
| Congenitale afwijking | Een afwijking die aanwezig is bij de geboorte. |
| Ventrikel septum defect (VSD) | Een opening in de wand tussen de linker- en rechterhartkamer. |
| Atria-ventriculair-septum-defect (AVSD) | Een combinatie van een atrium septum defect (ASD) en een ventrikel septum defect (VSD), met afwijkingen aan de hartkleppen. |
| Tetralogie van Fallot (TOF) | Een aangeboren hartafwijking die uit vier specifieke defecten bestaat: een groot VSD, pulmonalisstenose, een overrijdende aorta en hypertrofie van de rechterventrikel. |
| Pulmonalisstenose | Een vernauwing van de klep tussen de rechterhartkamer en de longslagader. |
| Hypertrofie rechter ventrikel | Een verdikking van de spierwand van de rechterhartkamer. |
| Transpositie van de grote vaten (TGV) | Een aangeboren hartafwijking waarbij de aorta en de longslagader verwisseld zijn. |
| Pulmonale hypertensie | Een verhoogde bloeddruk in de longbloedvaten. |
| Hartdecompensatie | Een toestand waarbij het hart niet meer in staat is om voldoende bloed rond te pompen om aan de behoeften van het lichaam te voldoen. |
| Diuretica | Medicijnen die de urineproductie verhogen en helpen bij het afdrijven van overtollig vocht. |
| ACE-remmers | Medicijnen die de bloeddruk verlagen door het remmen van het angiotensine-converterend enzym. |
| Bèta-blokkers | Medicijnen die de hartslag en bloeddruk verlagen. |
| Digoxine | Een medicijn dat de samentrekking van het hart verbetert. |
| Uro-nefrologische problemen | Problemen die betrekking hebben op de urinewegen en de nieren. |
| Nierfunctie | De taak van de nieren om afvalstoffen uit het bloed te filteren en urine te produceren. |
| Exocriene functie | De uitscheiding van afbraakproducten, het zuur-base evenwicht en de water- en mineralenhuishouding. |
| Endocriene functie | De productie van hormonen zoals renine en erytropoëtine, en de regulatie van botstofwisseling. |
| Urineweginfecties | Een infectie van het systeem dat urine afvoert, meestal veroorzaakt door bacteriën. |
| Urethritis | Ontsteking van de urinebuis. |
| Cystitis | Blaasontsteking. |
| Pyelonefritis | Nierbekkenontsteking. |
| Vesico-ureterale reflux (VUR) | Een abnormale terugstroom van urine van de blaas naar de nieren. |
| Mictieklachten | Klachten die verband houden met het urineren, zoals pijn, frequentie of moeite met plassen. |
| Oligohydramnion | Een te kleine hoeveelheid vruchtwater rondom de foetus. |
| Polyhydramnion | Een te grote hoeveelheid vruchtwater rondom de foetus. |
| Neurologische problemen | Aandoeningen die het zenuwstelsel beïnvloeden. |
| Koortsconvulsies | Epileptische aanvallen die optreden bij kinderen met koorts. |
| Epilepsie | Een neurologische aandoening die wordt gekenmerkt door terugkerende aanvallen, veroorzaakt door abnormale elektrische activiteit in de hersenen. |
| Focale aanvallen | Epileptische aanvallen die in een specifiek deel van de hersenen beginnen. |
| Gegeneraliseerde aanvallen | Epileptische aanvallen die beide hersenhelften treffen. |
| Absences | Korte periodes van verminderd bewustzijn, ook wel "petit mal" genoemd. |
| Tonische aanvallen | Epileptische aanvallen gekenmerkt door verstijving van het lichaam. |
| Clonische aanvallen | Epileptische aanvallen gekenmerkt door schokkende bewegingen. |
| Tonisch-clonische aanvallen | Een type epileptische aanval dat zowel verstijving als schokken omvat, ook wel "grand mal" genoemd. |
| Atone aanvallen | Epileptische aanvallen waarbij de spieren plotseling verslappen, wat leidt tot inzakken. |
| Myoclonieën | Korte, plotselinge spiersamentrekkingen. |
| Status epilepticus | Een potentieel levensbedreigende toestand waarbij epileptische aanvallen langdurig aanhouden of elkaar snel opvolgen zonder herstel van bewustzijn. |
| Meningitis | Een ernstige infectie van de hersenvliezen die de hersenen en het ruggenmerg omringen. |
| Meningokokken meningitis | Een bacteriële meningitis veroorzaakt door de meningokokken bacterie. |
| Haemophilus influenza type b (Hib) | Een bacterie die onder andere meningitis en kroep kan veroorzaken, en waarvoor een vaccin bestaat. |
| Kinderziekten | Infectieziekten die vaak bij kinderen voorkomen. |
| Infectieziekten | Ziekten die worden veroorzaakt door pathogenen zoals bacteriën, virussen, schimmels of parasieten. |
| Vaccinatie | Het toedienen van een vaccin om immuniteit tegen een specifieke ziekte op te wekken. |
| Basisvaccinatieschema | Een reeks aanbevolen vaccinaties die kinderen ontvangen gedurende hun groei. |